t
1
fü
9
1
t!
lp
te laten opschrijven, zonder uitzicht,
eenmaal de rekening te kunnen ver
effenen, dat noem ik schande en het
beneemt aan hel karakter alle gevoel
van onafhankelijkheid en eigenwaar
de. De houder van Bank van leening
of pandjeshuis ia er, om lc helpen en
niet omdat hij een gunst bewijst, maar
omdat hij er goede zaken mee maakt.
Met zulke gedachten begaf ik mij
naar mijn ouden kennis in een nau
we, donkere zijstraat van de Mauer-
eirasze.
Wat is er van uw verlangen,
mijnheer? vroeg de lommerdhouder,
die zelf achter de toonbank stond, na
dat hij mijn groet beantwoord had.
Ik kom met 0111 iets lo beleenen,
antwoordde ik halfluid. Ik wil een
paar artikelen over de Bank van lee
ning schrijven en zou gaarne, als u
het mij vergunt, het bedrijf hier ceus
gadeslaan. Heeft u daar iels tegeu?
O neen. Kom hier achter de toon
bank, antwoordde hij, zoo zult ge u
der opvallen; want er zijn altijd, die
niet gaarne worden gadegeslagen.
Men zal u dan ook voor een van mijn
personeel houden.
Dankbaar nam ik dit aanbod aan
en ging achter de groote toonbank.
Een paar minuten later kwam een
vrouw van middelbaren leeftijd, een
dik mensch met hoogrood gelaat, en
een zwaar pak liet ze op de tafel val
len. Het werd geopend en de inhoud
met critisch oog beschouwd. Terwijl
de kleedingstukken werden getaxeerd,
hield de vrouw niet op, met de uitste-
kende qualiteit, de nieuwheid en de
netheid te roemen er werd niet veel
notitie van genomen. Iloogst onver
schillig werd de inspectie voleind.
Hoeveel verlangt ge voor 't heele
pakje?
Twee mark.
Een mark vijftig.
Neen. Laatst heeft u me twee
mark gegeven.
Een .vijftig, werd kort aange
bonden herhaald.
Zeg dan een mark tachtig.
Een mark vijftig.
Zeventig.
Hij schoof het pak wcor naar haar
toe en wendde zich af.
Geef maar op! riep ze woedend.
Do briefjes werden ingevuld, een
daarvan aan de vrouw gegeven en
tiet geld betaald; de kleedingstukken
werden bijeengebonden en op een
plank aan den wand geschoven.
Reeds was een andere cliënt binnen
gekomen, die bediend wenschte te
worden: een oude man, dien men,
trots de afgedragen, armoedige kleo-
reu, die hij aan had, kon aanzien, dat
hij vroeger betere dagen gekend had.
Er was iets dat in hem nog den be
schaafden man verraadde. Op hem
vestigde zich natuurlijk dadelijk mijn
aandacht; te meer omdat zijn bleek
gelaat, dat van ellende en jammer
gewaagd, mij diep trof.
Wat is er van uw verlangen,
mijnheer? vroeg de eigenaar van den
lommerd,
Ik ik wou vragen of u mij
hierop geld wil voorschieten? vroeg
de man met zachte, (rillende stem.
Daarbij haalde hij een verschoten le
deren etui uit zijn zak, opende het
met bevende hand, en overhandigde
het. Een mooi gouden medaillon was
het, dat met groote fonkelende bril
janten bezet was.
Nauwkeurig werd het kleinood on
derzocht.
Hoeveel wilt u voor dit pand?
Ik had liever dat u zei, wat u
geven wil! was het antwoord.
Dat is hier niet gebruikelijk. Zeg
me, wat u verlangt, en ik zal u zeggen
of ik het geven kan.
Vijfhonderd mark, antwoordde
dc man met zenuwachtige haast, als
hing leven en dood van deze som af.
De lommerdhouder begaf zich met
het medaillon naar dc achterkamer,
waar hij het gebruikelijk onderzoek
instelde; na eenigc minuten keerde
hij terug.
U kan er vijfhonderd mark voor
krijgen.
Thans scheen dc arme man eens
klaps te aarzelen. Mot de hand streek
hij over het voorhoofd en hij sliet 'n
half onderdrukten zucht uit.
Ik ik 't is ontzettend! mom
pelde hij wanhopig. Maar ik heb het
geld zoo noodig liet laatste aanden
ken van mijn goede vrouw. Moet ik er
nu werkelijk afstand van doen?
Dat moet u zelf weten, mijnheer,
gaf de man van zaken niet zonder
ontroering ten antwoord. De ander
aarzelde nog steeds tusschen het
geld en het dierbaar aandenken. Hij
kon maar niet tot een besluit komen...
Eindelijk sprak hij. met moeite:
Ik moet dat geld hebben neem
het dan maar voor 500 mark.
De lommerdhouder knikte, het be
wijs werd ingevuld eri het geld op de
toonbank uitgeteld.
Vijfhonderd mark, hiert
Een oogenblik, toe! riep de oudt
man haastig, daar zou ik bijna nog
wat vergeten. In 't medaillon is eer,
haarlok mag ik die er uit nemen?
Wel zeker; het haar is zonder
waarde voor ons. Ik zal het cr voor
u uit nomen hoe gaat dat ding
open?
Men moet hierop drukken ver
gun mij even! En hij nam het
kleinood in de magere hand, drukte
met den nagc-l van den duim en het
kleine deksel sprong open. Toen nam
hij er een lok goudblond haar uit, dat
mei een bltnnv bandje omwonden
was.
Kleine haarlok laatste herinne
ring aan ecu dierbaar pand! De
smart scheen den ouden man la
overweldigen, zijn nogen vulden zich
met tranen, hij bedekte liet gelaat
mot de handen en een krampachtig
snikken gaf lucht aun zijn geprangd
gemoed. Diep geroerd wendde ik mij
uf. Zelfs de lommerdhouder, aan.zu!
ke tooneelen wel gewoon, kon een ge
voel van mededoogen niet geheel on
derdrukken en. om zich goed te hou-
licn, zag hij de papieren in, die hij
zoo even had ingevuld. Maar met alle
inspanning wis; dc grijsaard zich tc
herstellen.
Ik dank u van harte, sprak hij
langzaam en gaf hel medaillon terug.
Ik hoop nu maar, in staat te zijn, het
weder in te lossen. Hoeveel tijd heb ik
.laarvoor?
Een jaar.
Ach, ik hoop, dat het niij moge
gelukken, en hij verliet het lokaal.
Hei daar meneer! riep men
liem na, ge vergeet uw geld! en wees
naar het geld op de toonbank.
Ach ja ik ben wat in de
war! antwoordde hij met een treurig
lachje. Hij nam het geld en langzaam,
met gebroken hart, ging hij.
Ik heb met dien man te doen zei
ik nu.
Ik ook, antwoordde de vermoede
lijke eigenaar van het medaillon, leg
de het weder in het etui en sloot het
in de brandkast.
Zeg eens, vroeg ik glimlachend,
wat is iiat medaillon onder broeders
wa a rd?
Ilij legde zijn wijsvinger tegen den
neus en knikte veelbeteekenend maar
zei niets.
Thuis gekomen, schreef ik een roe-
rende scherts, naar het leven, van hot
tooneel, dat ik gadegeslagen had, en
zond het aan ons dagblad. Het arti
kel werd geplaatst Een paar dagen
later verzocht de hoofdredacteur mij,
even bij hem te komen.
Uw artikel over de Bank
Lecning heeft een zeer merkwaardig
resultaat gehad. Van drie dergelijke
inrichtingen in verschillende doelen
van do stad ontving ik brieven, waa
in wordt medegedeeld, -dat in elk
daarvan die scène is afgespeeld; men
wenscht te weten, vanwaar ons blad
de mededeeling hiervan bekomen
heeft en waarom niet dc werkelijke
plaat3 genoemd is? Kan u mij nader
inlichten? Daar, lees de brieven zelf.
De eerste brief kwam van een straat
bij dc Potsdamer Strasze en luidde:
„Ik heb uw artikel over Pandhuizen
met belangstelling gelezen; vooral
omdat hei feit een paar avonden gele
den hij mij zich heeft toegedragen ge
heel, zooals gij het beschrijft Daar
ik niet weet, dal een journalist daar
bij tegenwoordig was, zoo zou ik
gaarne vernemen, hoe u dit is to we
ten gekomen en om welke reden u
mijn zaak drie kilometer ver ver
plaatst heeft. Met alle achting,
A. EINSTEIN."
Do tweede missive, geadresseerd
uit Schöneberg, luidde
„In het laatste nummer van uw
blad schetst u ongetwijfeld een too-
neel, dat verleden week ten onzent is
afgespeeld. Alleen zijn er een paar
onnauwkeurigheden in. Ten eerste
beslaan er bij mij onderscheidene af-
deelïngen en ten tweede is het adres
verkeerdmijn zaak is wel een uur
gaans van de Mauerstrasze verwij
derd Hoogachtend,
E. MERZBACI1ER."
De derde brief was afkomstig uit
het Zuidwesten van Berlijn:
„Mijnheer! Wij danken u voor de
ons bewezen eer, door een episode,
welke t en paar dagen geleden bij ons
werkelijk zoo is voorgevallen, met
zooveel natuurlijkheid en welwillend
heid weer tc geven. Toch is het ons
raadselachtig, waarom u heeft goed
gevonden, een ander adres te vermel
den dan het onze. Wij hebben de eer
te zijn,
LERCHENTAI CO.-'
Wat moet dat allemaal bedui
den? vroeg de hoofdredacteur.
Daar weet ik geen antwoord op
te geven, sprak ik verlegen. Alleen
zooveel is zeker, dat het door mij be
schrevene in de door mij genoemde
Bank van leening feitelijk gebeurd is
en dat mijn beschrijving, zoowel wat
de iocaliteit als de feiten betreft, naar
het leven geschilderd is.
Dc hoofdredacteur fronste het voor
hoofd en streek, zóoals hij gewoon
was, den penhouder door zijn haar.
Zou het mogelijk wezen, dat het
zelfde voorval toevallig in drie ver
schillende pandhuizen zich herhaald
heefl? vroeg hij ten slotte, of wil men
ons voor den gek houden?
—Dat is ondenkbaar. Wat zouden
de menschen daaraan hebben?
Dat zou ik ook zoo zeggen. Ge
zoudt bij gelegenheid nog eens in de
Mauerstrasze kunnen informeeren.
Ik zal er nog heden heengaan.
Toen mijn goede kennis hoorde, wat
ik hem kwam meedeelen, keek hij mij
verwonderd en onaangenaam ver
rast aan.
Die geschiedenis komt mij eonigs-
zins komisch voor, merkte hij einde
lijk aan. Misschien was het een gauw-
uiel. die de medaillons bij een juwe
lier gestolen heeft en ze zoo aan den
man wist Ie brengen'. Evenwel, voor
zoover bekend, worden zulke artike
len van waarde niet in 't groot gefa
briceerd. Maar een drie-of viertal, dat
zou nog gaan. In elk geval kon ik niet
weten, dat ik met gestolen goed te
doen had. En voor mijn persoon ben
ik niet ongerust, voegde hij met een
tevreden lachje er bij.
Ge weet dus zeker, dat de steo-
rien echt zijn? waagde ik op te mer
ken. Of neen, daaraan kan geen twij
fel bestaan.
Wel neen, ik heb ze immc-rs zelf
onderzocht. In onze zaken kunnen we
niet op goede trouw en goedgeloovig-
heid afgaan. Neen, dat is ondenkbaar.
De «teenen zijn echt en er is een glans
in, zuouls ik maar zelden aanschouwd
heb. Maar wacht eens ging hij plot
seling voort en hij scheen angstig en
beklemd te worden, wacht even
maar 't is onmogelijk! Daniel, haal
even uit de brandkast het medaillon,
iiat verleden Maandag hier verpand
is, zei Inj tot zijn bediende en hij
overhandigde hem den sleutel. Een
oogenblik later keerde de bediende
met liet etui terug. De ander opende
het, nam het medaillon er uit en
hield het tegen 't licht; hij onderzocht
het nauwlettend. Toen ging hij naar
de achterkamer en onderwierp het
aan de gewone chemische proeven.
Een vloek en een vernieuwde vloek
vol woede kwam over zijn lippen. Sid
derend en bevend wendde hij zich
naar mij toe.
De schurk heeft oiij bedrogen!
riep hij uit. Dc steenen zijn valsch, 't
goud is van negen karaat, 't heele
ding is hoogstens twintig mark waard
o, ezel, dat ik ben! Nu begrijp Ik,
'n, hij hot heeft aangelegd. Herinnert
ge u, hoe hij bij het heengaan nog
erzocht, die haarlok er uit te mogen
nemen, de slimme oplichter?
Wel zeker, herinner Ik mij dit,
en wat zou dat?
Ilij maakte van de gelegenheid ge
bruik behendig als hij is om dat
prul met het echte artikel te verwis
selen. En ik heb er niets van be
merkt!
Een recht geraffineerde bedrie
gerij t
—Geraffineerd! bromde mijn oude
kennis. Bedriegers moeten heden ten
dage geraffineerd zijn. Maar wij,
Bank van leeninghouders, moeten (iet
óók zijn. Hoe ik mij zoo liet vangen,
is mij gansch onverklaarbaar. Ik ben
toch geen nieweling meer in het vak!
Nu, gij hebt tenminste lotgenoo-
ten, met die woorden trachtte ik hem
te troosten. Drie anderen zijn er pre
cies zoo ingéloopeu.
Best mogelijk. Misschien nog wel
meer! Geloof mij, die wel overwogen
oplichterij is het werk van een zeer
hnndigen schoft. I-Iet zou niet de
moeite en dc kosten geloond hebben,
drie of vier onechte medaillons te la
ten makenin elk gevat heefl hij
zaak in "t groot gedreven. Let maar
een» op en doe nader onderzoek.
En de man had gelijk zijn vermoe
den bh ok juist. Het kwam aan 't licht,
dal niet minder dan twintig pandhui
zen in Berlijn en omstreken op dezelf
de wijze waren beetgenomen. Wan
neer men de uitgave voor de twintig
valsche medaillons met ongeveer vijf
honderd mark in rekening brach,
zoo had de geroutineerde schavuit
toch altijd nog een aardig sommetje
van negen duizend vijfhonderd mark
netto verdiend.
Mevrouwjaspcrs Kodak
Manlief; zei mevrouw Jasper, wa
zou je wel demken, dat ik voor n ver
passing voor je heb?
11a! riep de kolonel, op de hem
eigen minzame wijze. Hoe kan ik we
ten, wat ve'rrassiiug je voor mij hebt!
Dat is weer zoo iets voor n vrouw
O, 't is zoo aardig! ging zijne jon
ge vrouw voort.
Zij hield een gesloten doos in. hare
hand, terwijl ze sprak, en keek heel
mysterieus.
Wat heb jc daar? gromde de ko
lonel.
Ik wil wedden, dat jij het je lovei
lang niet raadt, antwoordde mevrouw
Jasper, tdrwijl zij de doos voor zijne
o ogen krachtig heen en weer zvvaa
D.it ik t niet raden kan? Nog al
duidelijk! Hoe kunt. ge veronderstel
len, dat ik raden zal wat er in die
doos zit. Geef hier!
Neen, neen, sprak zij, achteruit
tredende. Jc moet raden.
Dc nieuwsgierigheid van don kolo
nel was opgewekt, maar hij wilde dit
niet verraden.
Ilij maakte eene afwerende bewe
ging 011 zonk weder achter in zijn
stoel.
Je raadt het in geen honderd
jaar, ging zij voort.
Zoo. Zou je denken dat ik waan
zinnig genoeg was om het te beproe-
eu? Ben ik 'n X-straal, dat ik door
die houten doo; kan heen zien?
Nu, wees usjebiieft niet zoo ijzo-
grimmig, verzocht zij. Zie ntu eens
je kunt gissen, wat ik daar in deze
doos heb t is zooiet-s smoeziigs.
Wat moet ik er voor doen, am dat
eindelijk te weten te konien? zei tic
kolonel, nijdig als 'n spin. Moet ik
3om& op mijn hoofd gaan staan of con
sant péril leu x
Wees alsjeblieft niet zoo absurd,
mijn Y'i land. Je weet, tie helft van het
genoegen oener verrassing is, dat men
niel weet, dat het is, zeg?
Ja, juist. Dat is 't giiootsto genoe
gen van zoo n verrassing, schreeuwde
de kolonel, met diep sarcasme. Ik be
gin het nu te snappen. Ik moet hidr n
halve eeuw blijven zitten eu probee-
ren te gissen, vvut je daar in die doos
hebt stupide ven-maak! Ik heb er al
meer dan gein oog van, verstaan?
Maar lieverd
Ik znl verlof vragen en den dienst
overgeven aan den oveiste om mij
te kunnen wijden aan liet stil genot,
uit te vorschen wat je tiaar m die
doos hebt!
Doe toch zoo kei ijk niob, juist
a.ls ik mijn best doe orn jo aangenaam
te 'zijn, weeklaagde mevrouw Jasper.
Ik heb een kleine verrassing voor je,
laar als .je zóó voortgaat
Ga voort; ik hen tot alles bereid.
Raad dan eens.
Met pleizieT. 't Is een helsobe ma
chine. Niet? 't Is een doos met eon ra
telslang er in ook al niet? Een mi
niatuur dorsokmachine? Een rhinoce
ros? Bon duveltje zit er in zie jc nu
wel, tlat ik er zonder je hulp niet ko
men kan?
Ko'oitél Jasper, begin je stomp
zinnig to worden?
Moot ik nog langer raden?
Neen, tltuik je; als je ten minste
van plan bent, zóó voort te gaan.
Dn 11 zal ik 't je maar zeggen. Ik
heb een kodak gekocht en heb ei al
een paa'r kiekjes mee genomen. Is dat
niet leuk?
Ha een kodak!
Ju. Ik zei liet niot dadelijk, orn
je n kleine verrassing te bereiden. Ik
zond de opnemingen naar den pboto-
graaf, om zo veedor af te werken, en
hij heeft ze mij teruggezonden. Ik
heb ze nog niet gezien; dat moeten we
met ons beidjes doen. Ze zijn genum
merd en we zullen beginnen met nuni-
mor één. dat is een portrel van onzen
baby onzen lieveling.
Zij haalde de photogiruphïe uit de
enveloppe en vb;trouwend overhandig
de zij luia'r kunstproduct aan den ko
lonel. Hij nam hel aam, wierp er een
blik op en een schor, grinnikend ge
luid kwam uit zijn keel. Mevrouw Jum
per keek nu over zijn schouder heen.
Wat! Wat noem je dat vaellioof-
dig monster onzen baby 'n Siamec-
sclvo drieling!
- Ach! riep mevrouw Jasper te
leurgesteld uit, hij moet 1 rebben bewo
gen ja, nu herinner ik 't mij. Maar
het gelijkt anders sprekend, he?
O ja, «r ontbraken nog maar zo
handen en twaalf voeten aan, als een
duizendpoot iedereen ziet dat met
ii oogopslag
Dat is nu de dank er voor, dat ik
je eens een genoegen wilde doen.
Schaam jij jo niet, zóó je over mijn
werk uit te luten Maar goed we
zullen verder zien,* Een eerstbegin
nende heeft wel eens meer van die
accidenten. Ziehier No. 2. Dat is
baby's broertje. Ik nam den kleinen
man juist toen hij 'smorgens naar
school ging.
Zij nam de photograph ie en de ko
lonel verwaardigde zich er een blik
op te werpen eu toen grijnsde hij
Wat noem jo dut vroeg hij,
en hij hield het kunstgewrocht haar
onder den neus.
Men zag het jongentje halfde an
dere helft v :i:l buiten hot kader.
-- Het is baby's broeder.
Halve broouer, benovl jo beet
de kolonel haar toe, met een suprème
•geringschatting. Maar één urm,
ecu been en een oog de rest kan hij
Iconen van den baby. Jo zei, dat jo een
verrassing vuur mij hadt en nu ge
loof ik dat jo gelijk liebt. Nooit had ik
gedacht, dat we zuiko exemplaren in
de familie hadden. Ga zoo voort en je
krijgt een museum vol 1 Laat verder
zien, wat jij in je collectie hebt dat
belooft.
Mevrouw Jasper keek benepen.
Ik zie nu, dat ik oen oogenblik te
laat ben geweest; toen ik do opne
ming deed, was hij al aan het eind
van de plaat, 't Was voor de eerste
maalalle begin is moeilijk....
Zeer waar. Je hadt met moeten
beginnen Maar je kunt de kinderen
voor verdere proeven gebruiken. Nu
de rest van het museum
Hij nam een ander© proeve van haar
aan en ze zei
Dat is numero drie. Dat ben ji
zelf, terwijl je 'smorgeus een sigaar
wilde aansteken. Het was eon mo
ment-opneming eu il^ wil hopen, dut
cue héler geslaagd is.
Heb ik ook al moeten dienen
jo experimenten ik ben er benieuwd
naar, hoe k er zal uitzien als een
Kangoeroe of "n zvvaardvisch.... Laat
eens zien.
Hij had het portret uit de enveloppe
gehaald en hield opeens stil, toen hij
er een blik op wierp.
Mensch, wat ia dat gilde
hij, met zijn vinger op de photo, en
wild was de uitdrukking van zijn oog,
toen liij zag naar haar. Waar ben
ik? Soms verscholen achter de deur?
Haal mij te voorschijn eu laat me
kijken 1
Er was in waarheid niets te zien
dan een hoed en oen parupluieb&k,
met oen van de hoeden van den ko
lonel, in evenwicht op de punt van
een oude purapluie.
Ben i k dut ging hij voort,
met den vinger wijzen do naar den
hoed en het regenscherm. Is die
malle vertooning kolonel Jasper, offi
pier van de Oranje Nassau-orde Die
afschuwelijke nachtmerrie
Ik geloof ik geloof dat ik je ge
mist heb beaamde zijn jeugdige
gade, en weck was hare slem.
dacht
.Te dacht, dat je de hceio familie
to grazen kon nemen mei mij aan hel
hoofd huilde dc kolonel, do ka
mer ronddansende en de mislukte
photo boven zijn kruin houdende.
Do collectie is compleet, mevrouw Jas
per Jo hebt gedrochten van do kin
deren gemaakt en een p u z zie van
den vader! Kan jo mij zeggen, vv a li
ne er ik gemetamorphoseord ben in
oen parapluiebak Ga maar zoo door
en iij zult me voorgoed onmogelijk
maken I
Maar luister dan toch evon
smeekte zijn vrouw. Ik weel zeker
dat uo andere proeven beier zijn uit
gevallen.
Zou je denken Noen. mevrouw
Jasper de vertoonïng is uit. Je
wordt bedankt
En met een zeer kwetsend gebaar
ging do kolonel naar zijn kamer; zijn
echtgenoote overlatende aan haar
verdere studiën van amateur-pliolo-
graphio. Maar s nachts droomde de
waardige man van een driehoofdigen
baby, een gehalveerden naamgenoot
en den geest van een parapluiestan-
daard op bokkepooten, die met een
dollen kodak in spookachtig maan
licht een wilden dans uitvoerde en
hem achterna zot.
EEN NIEUW SOORT RECLAME.
In Moskou, verhaak Haskell
Daie, de vertaler van Tolstois wer
ken, zag ik zekeren avond een kind
dat jammerlijk weende. Het liep door
eene der hoofdstraten eu zijn gehuil
verzamelde een aantal monschen.
Wat scheelt er aan, arm kind?
vroeg men medelijdend.
De kleine kwam eindelijk lot beda
ren. Hij zag de verzamelde men
scheiunenigte rond; toen verhief hij
zijne stem, die tamelijk schel klonk.
Ik ben verdwaald. Wil iemand
zoo goed zijn, mij naar huis te bren
gen, bij Twan Trubetzkoy, het groot
ste magazijn van gemaakte kleeren,
die de laatste nouveautés van cos
tuums, overhemden, dassen en para
pluics ontvangen heeft, welke hij
goedkoopeë levert dan ocnig ander
winkelier ïn de gansche -stad.
EEN ROMAN OP COMMANDO.
Verleden jaar verscheen in Oosten
rijk een militair-politieke roman
onder den titel- ..Quo Vadis Austria?'
die in en buiten do monarch groot
opzien baarde.
Des chrijver betoogde, dat in het
leger groote ontstemming hcerschte
over de door Oostenrijk gevolgde po
litiek en dat de beste officiorenn
daarom met weerzin het leger den
rug toekeerden.
Bij een onderzoek, naar den ano
niamori schrüvc.r inzresteld. kwam de
regeering lot de overtuiging, dat de
roman geschreven was door den lui
tenant Gustav Sieber. Die officier
werd in arrest gesteld, en de roman
geconfiskecrd.
Maar daarmede was de zaak niet
uit. Zij had integendeel nog eon ver
volg, dat wel zonder voorbeeld zal
zijn in de litteraire en militaire ge
schiedenis van eeng Europeesch land
De minister van oorlog toch gaf be
vel aan den kapitein van het Oosten
rijkse he leger, Rudolf Kriz, om bin
nen een jaar een roman te schrijven,
die als tegenhanger en weerlegging
van ,,Quo Vadis Austria" moest die-
Kapitein Kriz i3 bekend in Oosten
rijk als schrijver van artikelen in mi
litaire vakbladen, maar ook van hu-
rist ische novellen en gedichten
voor geïllustreerde weekbladen. Hij
maakte tot voor korten tijd dieet uit
van de litteraire afdeeling van het
departement van oorlog, en wordt nu
a la suite van die afdeeling gevoerd.
Hij krijgt het volle tractement aan
zijn rang verbonden, doch is vrijge
steld inn alle diensten voor het
schrijven van zijn boek.
In dc Oostenrijksche pens wordt
op vrij hartstochtelijke wijze dc vraag
besproken, of het mogelijk is, dat een
minister van oorlog onder zulke voor
vaarden een officier commandeeren
kan... een roman te schrijven?
MET BESCHEIDENHEID UIT
GEDRUKT.
Vr-ouw (die op den uittgaansdag van
de meid zelve gekookt heeft). Hoe is
't wat zit je met lange tanden te eten.
S mat» kt hot niet?
Man. O ja, t smaakt wel, maar
om de gn.lile waarheid te zeggen: mi
serabel
DAMRUBRIEK.
HAARIÉMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelievo men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 548,
van N. N.
Eerste publicatie.
Zwart
9
111
9
fi§
W
M
9
li
J
9
W,
M
-J
Wit
Wit 13 schijven op: 11, 17, 22, 25, 20, 32. 33, 34, 35. 40. 41. 44, 46.
Zwart 13 schijven op: 2, 7, 8, 9, 13, 14, 15, 1G, 19. 20, 24, 31, 43 cn 1
op 23.
Probleem No. 549
van den jongeheer A. A. JACOBSON.
Eerste publicatie.
Zwart
ia,
5
16
m
k
25
Vy,
Ésï
te'/,
35
e,
-
öf'u
Zwart 9 schijven op. 9. 10, 12, 15, 17
it 8 schijven op: 25, 21, 35, 3b, 37
Oplossingen van deze problemen
orden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres uiterlijk Dinsdag 31
'aart a.s.
Oplossing van probleem No. 5'. i. van
den auteur: Wit 21—17, 28—22, 33-29.
38 29, 46—41, 29—24, 25 1 -
Do stand was:
Zwart 9 schijven op. 2, 7, 8, 9, 12,
15, 18, 24 en 35.
Wit 10 schijven "op: 21, 25, 28 32. 3J.
.38, 41, 42, 46 en 48.
Oplossing van probleem No 545, van
den auteur: wit 42—37, 1914, 28—22.
18-13, 13 2. 2:2.»
18, 19, 23, 26 en 1 dam op 2.
39, 43, 48 en 1 darn op i'J.
Dc stand w aa:
Zwart 10 schijven op: 3, 8, 9, 11, 17,
21. 25. 26, 27 en 36.
Wit 9 schijven op- 18, 19, 28, 29, 32.
33, 38, 41 en 42.
Beide problemen zijn goed opgelost
door de bieren: R. Bouw, M. ion
Brink, E Gabriels, 1'. Geldorp, J. Ja-
cobsort Azn., A. A. Jacobson, W. J. A.
Ma tl aC. I- V. Nagel, V. van Pefce-
gem, J. Sic.-.'erist. II W. Zitman.
Van No. 544 ontvingen wij een goe-
uplossing van den heer J. J. Antonij-
sen.
EEN AATDIGF. ST.AGZET.
7. 9. 9
9
-
k - vjS
-g -j>
tel B-
■7 te
Siand:
Zwart 13 schijven op: 8, 9, 10, 13. 14, 16, 17, 18, 19, 21, 23, 24 cn 29.
Wit 11 schijven op: 25, 27, 28, 30. 32. 33, 35, 37, 38, 40 cn 41.
In dezen stand deed een der aspi-
anl-leden van de Haarlemsehe Dam
club, een 16 jarig jongmensch, een
mooie slagzel uiet wit, waardoor het
-pel op eenmaal was beslist.
Wij raden den Jlêihebbers, eens
naar de oplossing tc zoeken.
In dë volgende rubriek zullen wij
herinnen met de hekstelling te behan
delen.
da,ga vond van S—12 uur in de hoven-
zaal van Café De Korenbeurs, Spaar-
ne 36. al'nor.
Liefhebbers van hel damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan #men
zich bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als aspirant-leden worden toege
laten.
Inlichtingen verstrekt gaarne de Se
cretaris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 34, Telephoon 1543.