t 1 fü 9 1 t! lp te laten opschrijven, zonder uitzicht, eenmaal de rekening te kunnen ver effenen, dat noem ik schande en het beneemt aan hel karakter alle gevoel van onafhankelijkheid en eigenwaar de. De houder van Bank van leening of pandjeshuis ia er, om lc helpen en niet omdat hij een gunst bewijst, maar omdat hij er goede zaken mee maakt. Met zulke gedachten begaf ik mij naar mijn ouden kennis in een nau we, donkere zijstraat van de Mauer- eirasze. Wat is er van uw verlangen, mijnheer? vroeg de lommerdhouder, die zelf achter de toonbank stond, na dat hij mijn groet beantwoord had. Ik kom met 0111 iets lo beleenen, antwoordde ik halfluid. Ik wil een paar artikelen over de Bank van lee ning schrijven en zou gaarne, als u het mij vergunt, het bedrijf hier ceus gadeslaan. Heeft u daar iels tegeu? O neen. Kom hier achter de toon bank, antwoordde hij, zoo zult ge u der opvallen; want er zijn altijd, die niet gaarne worden gadegeslagen. Men zal u dan ook voor een van mijn personeel houden. Dankbaar nam ik dit aanbod aan en ging achter de groote toonbank. Een paar minuten later kwam een vrouw van middelbaren leeftijd, een dik mensch met hoogrood gelaat, en een zwaar pak liet ze op de tafel val len. Het werd geopend en de inhoud met critisch oog beschouwd. Terwijl de kleedingstukken werden getaxeerd, hield de vrouw niet op, met de uitste- kende qualiteit, de nieuwheid en de netheid te roemen er werd niet veel notitie van genomen. Iloogst onver schillig werd de inspectie voleind. Hoeveel verlangt ge voor 't heele pakje? Twee mark. Een mark vijftig. Neen. Laatst heeft u me twee mark gegeven. Een .vijftig, werd kort aange bonden herhaald. Zeg dan een mark tachtig. Een mark vijftig. Zeventig. Hij schoof het pak wcor naar haar toe en wendde zich af. Geef maar op! riep ze woedend. Do briefjes werden ingevuld, een daarvan aan de vrouw gegeven en tiet geld betaald; de kleedingstukken werden bijeengebonden en op een plank aan den wand geschoven. Reeds was een andere cliënt binnen gekomen, die bediend wenschte te worden: een oude man, dien men, trots de afgedragen, armoedige kleo- reu, die hij aan had, kon aanzien, dat hij vroeger betere dagen gekend had. Er was iets dat in hem nog den be schaafden man verraadde. Op hem vestigde zich natuurlijk dadelijk mijn aandacht; te meer omdat zijn bleek gelaat, dat van ellende en jammer gewaagd, mij diep trof. Wat is er van uw verlangen, mijnheer? vroeg de eigenaar van den lommerd, Ik ik wou vragen of u mij hierop geld wil voorschieten? vroeg de man met zachte, (rillende stem. Daarbij haalde hij een verschoten le deren etui uit zijn zak, opende het met bevende hand, en overhandigde het. Een mooi gouden medaillon was het, dat met groote fonkelende bril janten bezet was. Nauwkeurig werd het kleinood on derzocht. Hoeveel wilt u voor dit pand? Ik had liever dat u zei, wat u geven wil! was het antwoord. Dat is hier niet gebruikelijk. Zeg me, wat u verlangt, en ik zal u zeggen of ik het geven kan. Vijfhonderd mark, antwoordde dc man met zenuwachtige haast, als hing leven en dood van deze som af. De lommerdhouder begaf zich met het medaillon naar dc achterkamer, waar hij het gebruikelijk onderzoek instelde; na eenigc minuten keerde hij terug. U kan er vijfhonderd mark voor krijgen. Thans scheen dc arme man eens klaps te aarzelen. Mot de hand streek hij over het voorhoofd en hij sliet 'n half onderdrukten zucht uit. Ik ik 't is ontzettend! mom pelde hij wanhopig. Maar ik heb het geld zoo noodig liet laatste aanden ken van mijn goede vrouw. Moet ik er nu werkelijk afstand van doen? Dat moet u zelf weten, mijnheer, gaf de man van zaken niet zonder ontroering ten antwoord. De ander aarzelde nog steeds tusschen het geld en het dierbaar aandenken. Hij kon maar niet tot een besluit komen... Eindelijk sprak hij. met moeite: Ik moet dat geld hebben neem het dan maar voor 500 mark. De lommerdhouder knikte, het be wijs werd ingevuld eri het geld op de toonbank uitgeteld. Vijfhonderd mark, hiert Een oogenblik, toe! riep de oudt man haastig, daar zou ik bijna nog wat vergeten. In 't medaillon is eer, haarlok mag ik die er uit nemen? Wel zeker; het haar is zonder waarde voor ons. Ik zal het cr voor u uit nomen hoe gaat dat ding open? Men moet hierop drukken ver gun mij even! En hij nam het kleinood in de magere hand, drukte met den nagc-l van den duim en het kleine deksel sprong open. Toen nam hij er een lok goudblond haar uit, dat mei een bltnnv bandje omwonden was. Kleine haarlok laatste herinne ring aan ecu dierbaar pand! De smart scheen den ouden man la overweldigen, zijn nogen vulden zich met tranen, hij bedekte liet gelaat mot de handen en een krampachtig snikken gaf lucht aun zijn geprangd gemoed. Diep geroerd wendde ik mij uf. Zelfs de lommerdhouder, aan.zu! ke tooneelen wel gewoon, kon een ge voel van mededoogen niet geheel on derdrukken en. om zich goed te hou- licn, zag hij de papieren in, die hij zoo even had ingevuld. Maar met alle inspanning wis; dc grijsaard zich tc herstellen. Ik dank u van harte, sprak hij langzaam en gaf hel medaillon terug. Ik hoop nu maar, in staat te zijn, het weder in te lossen. Hoeveel tijd heb ik .laarvoor? Een jaar. Ach, ik hoop, dat het niij moge gelukken, en hij verliet het lokaal. Hei daar meneer! riep men liem na, ge vergeet uw geld! en wees naar het geld op de toonbank. Ach ja ik ben wat in de war! antwoordde hij met een treurig lachje. Hij nam het geld en langzaam, met gebroken hart, ging hij. Ik heb met dien man te doen zei ik nu. Ik ook, antwoordde de vermoede lijke eigenaar van het medaillon, leg de het weder in het etui en sloot het in de brandkast. Zeg eens, vroeg ik glimlachend, wat is iiat medaillon onder broeders wa a rd? Ilij legde zijn wijsvinger tegen den neus en knikte veelbeteekenend maar zei niets. Thuis gekomen, schreef ik een roe- rende scherts, naar het leven, van hot tooneel, dat ik gadegeslagen had, en zond het aan ons dagblad. Het arti kel werd geplaatst Een paar dagen later verzocht de hoofdredacteur mij, even bij hem te komen. Uw artikel over de Bank Lecning heeft een zeer merkwaardig resultaat gehad. Van drie dergelijke inrichtingen in verschillende doelen van do stad ontving ik brieven, waa in wordt medegedeeld, -dat in elk daarvan die scène is afgespeeld; men wenscht te weten, vanwaar ons blad de mededeeling hiervan bekomen heeft en waarom niet dc werkelijke plaat3 genoemd is? Kan u mij nader inlichten? Daar, lees de brieven zelf. De eerste brief kwam van een straat bij dc Potsdamer Strasze en luidde: „Ik heb uw artikel over Pandhuizen met belangstelling gelezen; vooral omdat hei feit een paar avonden gele den hij mij zich heeft toegedragen ge heel, zooals gij het beschrijft Daar ik niet weet, dal een journalist daar bij tegenwoordig was, zoo zou ik gaarne vernemen, hoe u dit is to we ten gekomen en om welke reden u mijn zaak drie kilometer ver ver plaatst heeft. Met alle achting, A. EINSTEIN." Do tweede missive, geadresseerd uit Schöneberg, luidde „In het laatste nummer van uw blad schetst u ongetwijfeld een too- neel, dat verleden week ten onzent is afgespeeld. Alleen zijn er een paar onnauwkeurigheden in. Ten eerste beslaan er bij mij onderscheidene af- deelïngen en ten tweede is het adres verkeerdmijn zaak is wel een uur gaans van de Mauerstrasze verwij derd Hoogachtend, E. MERZBACI1ER." De derde brief was afkomstig uit het Zuidwesten van Berlijn: „Mijnheer! Wij danken u voor de ons bewezen eer, door een episode, welke t en paar dagen geleden bij ons werkelijk zoo is voorgevallen, met zooveel natuurlijkheid en welwillend heid weer tc geven. Toch is het ons raadselachtig, waarom u heeft goed gevonden, een ander adres te vermel den dan het onze. Wij hebben de eer te zijn, LERCHENTAI CO.-' Wat moet dat allemaal bedui den? vroeg de hoofdredacteur. Daar weet ik geen antwoord op te geven, sprak ik verlegen. Alleen zooveel is zeker, dat het door mij be schrevene in de door mij genoemde Bank van leening feitelijk gebeurd is en dat mijn beschrijving, zoowel wat de iocaliteit als de feiten betreft, naar het leven geschilderd is. Dc hoofdredacteur fronste het voor hoofd en streek, zóoals hij gewoon was, den penhouder door zijn haar. Zou het mogelijk wezen, dat het zelfde voorval toevallig in drie ver schillende pandhuizen zich herhaald heefl? vroeg hij ten slotte, of wil men ons voor den gek houden? —Dat is ondenkbaar. Wat zouden de menschen daaraan hebben? Dat zou ik ook zoo zeggen. Ge zoudt bij gelegenheid nog eens in de Mauerstrasze kunnen informeeren. Ik zal er nog heden heengaan. Toen mijn goede kennis hoorde, wat ik hem kwam meedeelen, keek hij mij verwonderd en onaangenaam ver rast aan. Die geschiedenis komt mij eonigs- zins komisch voor, merkte hij einde lijk aan. Misschien was het een gauw- uiel. die de medaillons bij een juwe lier gestolen heeft en ze zoo aan den man wist Ie brengen'. Evenwel, voor zoover bekend, worden zulke artike len van waarde niet in 't groot gefa briceerd. Maar een drie-of viertal, dat zou nog gaan. In elk geval kon ik niet weten, dat ik met gestolen goed te doen had. En voor mijn persoon ben ik niet ongerust, voegde hij met een tevreden lachje er bij. Ge weet dus zeker, dat de steo- rien echt zijn? waagde ik op te mer ken. Of neen, daaraan kan geen twij fel bestaan. Wel neen, ik heb ze immc-rs zelf onderzocht. In onze zaken kunnen we niet op goede trouw en goedgeloovig- heid afgaan. Neen, dat is ondenkbaar. De «teenen zijn echt en er is een glans in, zuouls ik maar zelden aanschouwd heb. Maar wacht eens ging hij plot seling voort en hij scheen angstig en beklemd te worden, wacht even maar 't is onmogelijk! Daniel, haal even uit de brandkast het medaillon, iiat verleden Maandag hier verpand is, zei Inj tot zijn bediende en hij overhandigde hem den sleutel. Een oogenblik later keerde de bediende met liet etui terug. De ander opende het, nam het medaillon er uit en hield het tegen 't licht; hij onderzocht het nauwlettend. Toen ging hij naar de achterkamer en onderwierp het aan de gewone chemische proeven. Een vloek en een vernieuwde vloek vol woede kwam over zijn lippen. Sid derend en bevend wendde hij zich naar mij toe. De schurk heeft oiij bedrogen! riep hij uit. Dc steenen zijn valsch, 't goud is van negen karaat, 't heele ding is hoogstens twintig mark waard o, ezel, dat ik ben! Nu begrijp Ik, 'n, hij hot heeft aangelegd. Herinnert ge u, hoe hij bij het heengaan nog erzocht, die haarlok er uit te mogen nemen, de slimme oplichter? Wel zeker, herinner Ik mij dit, en wat zou dat? Ilij maakte van de gelegenheid ge bruik behendig als hij is om dat prul met het echte artikel te verwis selen. En ik heb er niets van be merkt! Een recht geraffineerde bedrie gerij t —Geraffineerd! bromde mijn oude kennis. Bedriegers moeten heden ten dage geraffineerd zijn. Maar wij, Bank van leeninghouders, moeten (iet óók zijn. Hoe ik mij zoo liet vangen, is mij gansch onverklaarbaar. Ik ben toch geen nieweling meer in het vak! Nu, gij hebt tenminste lotgenoo- ten, met die woorden trachtte ik hem te troosten. Drie anderen zijn er pre cies zoo ingéloopeu. Best mogelijk. Misschien nog wel meer! Geloof mij, die wel overwogen oplichterij is het werk van een zeer hnndigen schoft. I-Iet zou niet de moeite en dc kosten geloond hebben, drie of vier onechte medaillons te la ten makenin elk gevat heefl hij zaak in "t groot gedreven. Let maar een» op en doe nader onderzoek. En de man had gelijk zijn vermoe den bh ok juist. Het kwam aan 't licht, dal niet minder dan twintig pandhui zen in Berlijn en omstreken op dezelf de wijze waren beetgenomen. Wan neer men de uitgave voor de twintig valsche medaillons met ongeveer vijf honderd mark in rekening brach, zoo had de geroutineerde schavuit toch altijd nog een aardig sommetje van negen duizend vijfhonderd mark netto verdiend. Mevrouwjaspcrs Kodak Manlief; zei mevrouw Jasper, wa zou je wel demken, dat ik voor n ver passing voor je heb? 11a! riep de kolonel, op de hem eigen minzame wijze. Hoe kan ik we ten, wat ve'rrassiiug je voor mij hebt! Dat is weer zoo iets voor n vrouw O, 't is zoo aardig! ging zijne jon ge vrouw voort. Zij hield een gesloten doos in. hare hand, terwijl ze sprak, en keek heel mysterieus. Wat heb jc daar? gromde de ko lonel. Ik wil wedden, dat jij het je lovei lang niet raadt, antwoordde mevrouw Jasper, tdrwijl zij de doos voor zijne o ogen krachtig heen en weer zvvaa D.it ik t niet raden kan? Nog al duidelijk! Hoe kunt. ge veronderstel len, dat ik raden zal wat er in die doos zit. Geef hier! Neen, neen, sprak zij, achteruit tredende. Jc moet raden. Dc nieuwsgierigheid van don kolo nel was opgewekt, maar hij wilde dit niet verraden. Ilij maakte eene afwerende bewe ging 011 zonk weder achter in zijn stoel. Je raadt het in geen honderd jaar, ging zij voort. Zoo. Zou je denken dat ik waan zinnig genoeg was om het te beproe- eu? Ben ik 'n X-straal, dat ik door die houten doo; kan heen zien? Nu, wees usjebiieft niet zoo ijzo- grimmig, verzocht zij. Zie ntu eens je kunt gissen, wat ik daar in deze doos heb t is zooiet-s smoeziigs. Wat moet ik er voor doen, am dat eindelijk te weten te konien? zei tic kolonel, nijdig als 'n spin. Moet ik 3om& op mijn hoofd gaan staan of con sant péril leu x Wees alsjeblieft niet zoo absurd, mijn Y'i land. Je weet, tie helft van het genoegen oener verrassing is, dat men niel weet, dat het is, zeg? Ja, juist. Dat is 't giiootsto genoe gen van zoo n verrassing, schreeuwde de kolonel, met diep sarcasme. Ik be gin het nu te snappen. Ik moet hidr n halve eeuw blijven zitten eu probee- ren te gissen, vvut je daar in die doos hebt stupide ven-maak! Ik heb er al meer dan gein oog van, verstaan? Maar lieverd Ik znl verlof vragen en den dienst overgeven aan den oveiste om mij te kunnen wijden aan liet stil genot, uit te vorschen wat je tiaar m die doos hebt! Doe toch zoo kei ijk niob, juist a.ls ik mijn best doe orn jo aangenaam te 'zijn, weeklaagde mevrouw Jasper. Ik heb een kleine verrassing voor je, laar als .je zóó voortgaat Ga voort; ik hen tot alles bereid. Raad dan eens. Met pleizieT. 't Is een helsobe ma chine. Niet? 't Is een doos met eon ra telslang er in ook al niet? Een mi niatuur dorsokmachine? Een rhinoce ros? Bon duveltje zit er in zie jc nu wel, tlat ik er zonder je hulp niet ko men kan? Ko'oitél Jasper, begin je stomp zinnig to worden? Moot ik nog langer raden? Neen, tltuik je; als je ten minste van plan bent, zóó voort te gaan. Dn 11 zal ik 't je maar zeggen. Ik heb een kodak gekocht en heb ei al een paa'r kiekjes mee genomen. Is dat niet leuk? Ha een kodak! Ju. Ik zei liet niot dadelijk, orn je n kleine verrassing te bereiden. Ik zond de opnemingen naar den pboto- graaf, om zo veedor af te werken, en hij heeft ze mij teruggezonden. Ik heb ze nog niet gezien; dat moeten we met ons beidjes doen. Ze zijn genum merd en we zullen beginnen met nuni- mor één. dat is een portrel van onzen baby onzen lieveling. Zij haalde de photogiruphïe uit de enveloppe en vb;trouwend overhandig de zij luia'r kunstproduct aan den ko lonel. Hij nam hel aam, wierp er een blik op en een schor, grinnikend ge luid kwam uit zijn keel. Mevrouw Jum per keek nu over zijn schouder heen. Wat! Wat noem je dat vaellioof- dig monster onzen baby 'n Siamec- sclvo drieling! - Ach! riep mevrouw Jasper te leurgesteld uit, hij moet 1 rebben bewo gen ja, nu herinner ik 't mij. Maar het gelijkt anders sprekend, he? O ja, «r ontbraken nog maar zo handen en twaalf voeten aan, als een duizendpoot iedereen ziet dat met ii oogopslag Dat is nu de dank er voor, dat ik je eens een genoegen wilde doen. Schaam jij jo niet, zóó je over mijn werk uit te luten Maar goed we zullen verder zien,* Een eerstbegin nende heeft wel eens meer van die accidenten. Ziehier No. 2. Dat is baby's broertje. Ik nam den kleinen man juist toen hij 'smorgens naar school ging. Zij nam de photograph ie en de ko lonel verwaardigde zich er een blik op te werpen eu toen grijnsde hij Wat noem jo dut vroeg hij, en hij hield het kunstgewrocht haar onder den neus. Men zag het jongentje halfde an dere helft v :i:l buiten hot kader. -- Het is baby's broeder. Halve broouer, benovl jo beet de kolonel haar toe, met een suprème •geringschatting. Maar één urm, ecu been en een oog de rest kan hij Iconen van den baby. Jo zei, dat jo een verrassing vuur mij hadt en nu ge loof ik dat jo gelijk liebt. Nooit had ik gedacht, dat we zuiko exemplaren in de familie hadden. Ga zoo voort en je krijgt een museum vol 1 Laat verder zien, wat jij in je collectie hebt dat belooft. Mevrouw Jasper keek benepen. Ik zie nu, dat ik oen oogenblik te laat ben geweest; toen ik do opne ming deed, was hij al aan het eind van de plaat, 't Was voor de eerste maalalle begin is moeilijk.... Zeer waar. Je hadt met moeten beginnen Maar je kunt de kinderen voor verdere proeven gebruiken. Nu de rest van het museum Hij nam een ander© proeve van haar aan en ze zei Dat is numero drie. Dat ben ji zelf, terwijl je 'smorgeus een sigaar wilde aansteken. Het was eon mo ment-opneming eu il^ wil hopen, dut cue héler geslaagd is. Heb ik ook al moeten dienen jo experimenten ik ben er benieuwd naar, hoe k er zal uitzien als een Kangoeroe of "n zvvaardvisch.... Laat eens zien. Hij had het portret uit de enveloppe gehaald en hield opeens stil, toen hij er een blik op wierp. Mensch, wat ia dat gilde hij, met zijn vinger op de photo, en wild was de uitdrukking van zijn oog, toen liij zag naar haar. Waar ben ik? Soms verscholen achter de deur? Haal mij te voorschijn eu laat me kijken 1 Er was in waarheid niets te zien dan een hoed en oen parupluieb&k, met oen van de hoeden van den ko lonel, in evenwicht op de punt van een oude purapluie. Ben i k dut ging hij voort, met den vinger wijzen do naar den hoed en het regenscherm. Is die malle vertooning kolonel Jasper, offi pier van de Oranje Nassau-orde Die afschuwelijke nachtmerrie Ik geloof ik geloof dat ik je ge mist heb beaamde zijn jeugdige gade, en weck was hare slem. dacht .Te dacht, dat je de hceio familie to grazen kon nemen mei mij aan hel hoofd huilde dc kolonel, do ka mer ronddansende en de mislukte photo boven zijn kruin houdende. Do collectie is compleet, mevrouw Jas per Jo hebt gedrochten van do kin deren gemaakt en een p u z zie van den vader! Kan jo mij zeggen, vv a li ne er ik gemetamorphoseord ben in oen parapluiebak Ga maar zoo door en iij zult me voorgoed onmogelijk maken I Maar luister dan toch evon smeekte zijn vrouw. Ik weel zeker dat uo andere proeven beier zijn uit gevallen. Zou je denken Noen. mevrouw Jasper de vertoonïng is uit. Je wordt bedankt En met een zeer kwetsend gebaar ging do kolonel naar zijn kamer; zijn echtgenoote overlatende aan haar verdere studiën van amateur-pliolo- graphio. Maar s nachts droomde de waardige man van een driehoofdigen baby, een gehalveerden naamgenoot en den geest van een parapluiestan- daard op bokkepooten, die met een dollen kodak in spookachtig maan licht een wilden dans uitvoerde en hem achterna zot. EEN NIEUW SOORT RECLAME. In Moskou, verhaak Haskell Daie, de vertaler van Tolstois wer ken, zag ik zekeren avond een kind dat jammerlijk weende. Het liep door eene der hoofdstraten eu zijn gehuil verzamelde een aantal monschen. Wat scheelt er aan, arm kind? vroeg men medelijdend. De kleine kwam eindelijk lot beda ren. Hij zag de verzamelde men scheiunenigte rond; toen verhief hij zijne stem, die tamelijk schel klonk. Ik ben verdwaald. Wil iemand zoo goed zijn, mij naar huis te bren gen, bij Twan Trubetzkoy, het groot ste magazijn van gemaakte kleeren, die de laatste nouveautés van cos tuums, overhemden, dassen en para pluics ontvangen heeft, welke hij goedkoopeë levert dan ocnig ander winkelier ïn de gansche -stad. EEN ROMAN OP COMMANDO. Verleden jaar verscheen in Oosten rijk een militair-politieke roman onder den titel- ..Quo Vadis Austria?' die in en buiten do monarch groot opzien baarde. Des chrijver betoogde, dat in het leger groote ontstemming hcerschte over de door Oostenrijk gevolgde po litiek en dat de beste officiorenn daarom met weerzin het leger den rug toekeerden. Bij een onderzoek, naar den ano niamori schrüvc.r inzresteld. kwam de regeering lot de overtuiging, dat de roman geschreven was door den lui tenant Gustav Sieber. Die officier werd in arrest gesteld, en de roman geconfiskecrd. Maar daarmede was de zaak niet uit. Zij had integendeel nog eon ver volg, dat wel zonder voorbeeld zal zijn in de litteraire en militaire ge schiedenis van eeng Europeesch land De minister van oorlog toch gaf be vel aan den kapitein van het Oosten rijkse he leger, Rudolf Kriz, om bin nen een jaar een roman te schrijven, die als tegenhanger en weerlegging van ,,Quo Vadis Austria" moest die- Kapitein Kriz i3 bekend in Oosten rijk als schrijver van artikelen in mi litaire vakbladen, maar ook van hu- rist ische novellen en gedichten voor geïllustreerde weekbladen. Hij maakte tot voor korten tijd dieet uit van de litteraire afdeeling van het departement van oorlog, en wordt nu a la suite van die afdeeling gevoerd. Hij krijgt het volle tractement aan zijn rang verbonden, doch is vrijge steld inn alle diensten voor het schrijven van zijn boek. In dc Oostenrijksche pens wordt op vrij hartstochtelijke wijze dc vraag besproken, of het mogelijk is, dat een minister van oorlog onder zulke voor vaarden een officier commandeeren kan... een roman te schrijven? MET BESCHEIDENHEID UIT GEDRUKT. Vr-ouw (die op den uittgaansdag van de meid zelve gekookt heeft). Hoe is 't wat zit je met lange tanden te eten. S mat» kt hot niet? Man. O ja, t smaakt wel, maar om de gn.lile waarheid te zeggen: mi serabel DAMRUBRIEK. HAARIÉMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelievo men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 548, van N. N. Eerste publicatie. Zwart 9 111 9 fi§ W M 9 li J 9 W, M -J Wit Wit 13 schijven op: 11, 17, 22, 25, 20, 32. 33, 34, 35. 40. 41. 44, 46. Zwart 13 schijven op: 2, 7, 8, 9, 13, 14, 15, 1G, 19. 20, 24, 31, 43 cn 1 op 23. Probleem No. 549 van den jongeheer A. A. JACOBSON. Eerste publicatie. Zwart ia, 5 16 m k 25 Vy, Ésï te'/, 35 e, - öf'u Zwart 9 schijven op. 9. 10, 12, 15, 17 it 8 schijven op: 25, 21, 35, 3b, 37 Oplossingen van deze problemen orden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres uiterlijk Dinsdag 31 'aart a.s. Oplossing van probleem No. 5'. i. van den auteur: Wit 21—17, 28—22, 33-29. 38 29, 46—41, 29—24, 25 1 - Do stand was: Zwart 9 schijven op. 2, 7, 8, 9, 12, 15, 18, 24 en 35. Wit 10 schijven "op: 21, 25, 28 32. 3J. .38, 41, 42, 46 en 48. Oplossing van probleem No 545, van den auteur: wit 42—37, 1914, 28—22. 18-13, 13 2. 2:2.» 18, 19, 23, 26 en 1 dam op 2. 39, 43, 48 en 1 darn op i'J. Dc stand w aa: Zwart 10 schijven op: 3, 8, 9, 11, 17, 21. 25. 26, 27 en 36. Wit 9 schijven op- 18, 19, 28, 29, 32. 33, 38, 41 en 42. Beide problemen zijn goed opgelost door de bieren: R. Bouw, M. ion Brink, E Gabriels, 1'. Geldorp, J. Ja- cobsort Azn., A. A. Jacobson, W. J. A. Ma tl aC. I- V. Nagel, V. van Pefce- gem, J. Sic.-.'erist. II W. Zitman. Van No. 544 ontvingen wij een goe- uplossing van den heer J. J. Antonij- sen. EEN AATDIGF. ST.AGZET. 7. 9. 9 9 - k - vjS -g -j> tel B- ■7 te Siand: Zwart 13 schijven op: 8, 9, 10, 13. 14, 16, 17, 18, 19, 21, 23, 24 cn 29. Wit 11 schijven op: 25, 27, 28, 30. 32. 33, 35, 37, 38, 40 cn 41. In dezen stand deed een der aspi- anl-leden van de Haarlemsehe Dam club, een 16 jarig jongmensch, een mooie slagzel uiet wit, waardoor het -pel op eenmaal was beslist. Wij raden den Jlêihebbers, eens naar de oplossing tc zoeken. In dë volgende rubriek zullen wij herinnen met de hekstelling te behan delen. da,ga vond van S—12 uur in de hoven- zaal van Café De Korenbeurs, Spaar- ne 36. al'nor. Liefhebbers van hel damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan #men zich bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als aspirant-leden worden toege laten. Inlichtingen verstrekt gaarne de Se cretaris, de heer J. Meijer, Kruis straat 34, Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 16