jO - ft 'si houden, nu zij kolonelsvrouw is cn het is helaas! ter nauweniood meer twijfelachtig wat de scherpe blik van den doctor in de medicijnen in de toekomst zag, aan haar zal zijn ver vuld. Ja, Marietje is oen eerbiedwaardi ge, eenigszins corpulente matrone ge worden. Toto, de geluksvogel. Ik had oen Saksische kanarie. Ken ongeluksvogel" noemde ik hem altijd. Uien naam verdiende hij ook. Hij was namelijk ongelukkig bij al, wat hij ondernam. Tweemaal had bijna Jioi scheelde maar een tiaar ue kat van onzen buurman hem opgegeten. Driemaal bloei hij met zijn kopje tus- sclieu de tralies van de kooi stoken en bad hij bijkans zich verhangen. Even oikiMjls viel hij in zijn haUjo en scheen hij het er op te hebben toege legd, te verdrinken. lloe menigmaal hij door liet open vensier wisi te ontsnappen en als door een wonder weder in mijn bescher mende handen geraakte, vermag ik niet te zeggen. En desniettemin ol ■veeleer juist daarom, dut hij ïuij zoo veel zorgen bereidde schatte ik eigenlijk hem hooger, dan hij ver diende. Overigens was ik gewoon, 's morgens door liem wakker te worden gezongen, persoonlijk hem zijn kleine maaltijden te geven hel diertje eet zoo wat van alles en tallooze malen hem te redden van een wissen dood. Wanneer nu en dan een welwillende hozoeKer van mijn jonggesellenkwar- tier zich gunstig uitliet over mijn ka narie, zoo kon dit niet anders dan strekken om mijn welgevallen in hem te bevestigen ot nog te verhoogen. Zoo vervlogen mijne dagen tusschen de bemoeiingen van mijn ambt en de bescheiden eischen van mijn leven vreedzaam, tot ik op zekeren dag „haar" aanschouwde. Het was op een lenle-namiddag in het plantsoen. ik had op een bank plaats genomen, 'om wat uit te rusten. Onwillekeurig zag ik eens rond, ook naar de bank vlak naast de mijne, en nu was het mij eensklaps, als troffen twee vuur stralen roljn oog en ik zag hoe ook tij een hevige kleur kreeg en ik gevoel de, lioe mijn gelaat door een heeten gloed werd overgoten. Daarbij merkte ik noch op, hoe zij gekleed was, noch of ze blond of donker was. Is dat niet zeldzaam? Overigens deed ik rnijzel- ven geweld aan en ging kalm, als ware niet het grootste wonder mijns levens geschied, naar huls. Doch van dit uur uf verdroot mij mijn eenzaam bestaan. Mijne kamers vond ik treurig en on gezellig; ik veronachtzaamde op on verantwoordelijke wijze mijn kleinen Toto. Voorwaar, hij was een ongeluks vogel. Wat ik daarentegen overdadig in sere hield, was het plantsoen. Maar ui mijn dwalen en zoeken mocht niet baten, ik mocht haar met weder ont moeten. Afgemat en mismoedig koer de ik '8 avonds naar huis terug. Ter nauwernood nieikte ik liet op, dat To to ook haast niet meer zong. l£n op zekeren dag was inj verdwe nen. lloo het kooitje opengegaan is, hoe hij het heeft aangelegd om te ont komen, bleef me een raadsel. blijkbaar was liet ook t arme dier tje to eng geworden in mijne ongezel lige woning en had Toto het alleen tiju niet langer kunnen verdragen. Was ik voor alles onverschillig ge worden? Ik stak geen hand uit om mijn kleinen gevederden vriend terug te bekomen, gunde hem zijn vrijheid en dacht niet aan de groote gevaren, die een wildvreemd vogeltje fn de ruimte ieder oogenblik bedreigden. Zoo verliepen twee weken. In mijne levenswijze was overigens niets veranderd; alleen had ik het zoe ken naar haar opgegeven en bezocht ik weder mijn gewone café. En daar zat ik op 'n wooien middag en wierp een blik in do dagbladen op de lees tafel. Plotseling bleef mijn oog rusten op «ene kleine annonce: Saksische kanarie, ongeveer li dagen geleden binnengevlogen, te bekomen bij M. L-, I.angstruat 12, boven. Ik ontroerde( hcusch. Dat was Toto. Mijn kleine, trouwelooze vluchteling! Onverwijld wilde ik hem gaan op eist hen, hem weder vei plegen en ver troetelen als weleer en alles weder trachten goed te maken, waarin ik de laatste weken vóór zijne vlucht te kort was geschoten. Mijn lieve, kleine on geluksvogel! Jk spoedde mij naar de Langstraat, naar het opgegeven adres. Een net dienstmeisje 'leed me open. Is meneer I,. thuis? vroeg ik. Er is hier geen meneer L.; me- v rouv. is weduwe, was het antwoord. Ik gaf het meisje mijn kaartje en verzocht haar, mij aan te dienen bij mevrouw. Ik behoefde niet lang te woelden; de dienstbode kwam dadelijk terug: Of ik -naar binnen wilde komen. Ik trad een kleine salon in. Sier lijkheid en comfort omringden mij. Mooio schilderijen aan «le wanden; i n prachtig tapijt Op den vloer. Ele gante snuisterijen en bloemen en daar lui het venster, in een sierlijk kooitje, ooigeven «looi welig groen, mijn trou- wclooze kleine Toto. Toto! Ik roep op onderdrukten Icon hem bij «Ion naam en ga heel zucht naar do kooi. Toto, herken je mij niet meer? Nu eerst draait hij zijn kopje omen Sijkt me aan, ioouls alleen een vogel dit doen kan; dan liegint hij te fladde ren en te tjilpen geen twijfel, hij heeft me herkend. Eu thans steek ik mijn vinger door do liul.es, zooals Ik dit placht le doen cu jawel hij windt zich weer op, komt met korte sprongen-naar mij toe. aarzelt nog even en pikt me in den vinger. N ig mak als altijd hij is het hij lieoft zijn gebieder herkend. Nu zog ik hem eens, waar het op staat. Schaam je wat, Toto! Weggevlo gen ben ie. snood ondankbaar dier! Doet dat een brave vogel? Ben jij mijn ondeugende Toto...? Plotseling, acuter mij het ruisclien van een kleed. Dan nauw merkbaar nadereudo schreden. En als ik haastig ui ij omwend, staat voor mij zij, die ik maar cénma* i van myn leven ge zien en met weer vergeten had. Onbegrensde verbazing verlamt mij de tong e.u ik buig zn ijgeud en linksch. aij echter noodigt mij uit, plaats te nemen en vraagt beleefd, zij t ook een weinig bevangen, waaraan zij tic eer van mijn bezoek te danken heeft. Do zilvcrtoon van haar lieve stem doet mij tot bezinning komen, ik doel op liaro advertentie en beken, dat ik gc komen ben om Toto mee naar huis te nemen. liet is een aardig diertje en ik ltoud al veel van uw vogeltje; maar natuurlijk kr»n u het terugbekomen ik zal liet u laten bezorgen, gaf zij vriendelijk ten antwoord. Doch ik bezwoer haar, dat ik haar voor niets ter wereld Toto, aan wien ze blijkbaar zich gehecht had, zou wil len afnemen. Bij het gesprek dat nu volgt, verneem ik, dat ook zij meestal aiiocn is en weinig gezelligen omgang heeft. Daarom was do vogel mij lief! lispt ze, met een weemoedig glim lachje. mi nu smeek ik, met vernieuwden aandrang, dat zij Toto behouden en uuj dan vergunnen moge, nu en clan hein bij zijn nieuwe gebiedster te ko men bezoeken. ...i nu eenig aarzelen gaat z.. mijn voorstel in. Aanvankelijk bezocht ik Toto eenmaal in de week. Later werd dat wat menigvuldiger. En onlangs nam ik hem weder tot mij; hem met zijne meesteresse. En ïk heb, bij de inrichting van ons huls- houden, een nieuwe, bijzonder mooie kooi voor hem aangeschaft, cn daarop prijkt in vergulde letters; Toto, de geluksvogel. De Tooneelrevolver De revolver is oen jeugdig aanver want van het oude pistool. Zij be hoort ontegenzeggelijk tot de vuur wapenen. Haar aanblik verwekt in den vreedzamen niensch steeds een gevoel van afgrijzen. Niemand kan zich losmaken van den indruk, dat in dat kleine ding de dood tegengrijnst. Het aanschouwen van een revolver laat geen mensch koud. Dat weten de tooneejschrij vers zeer goed. Zij is een onontbeerlijke vriendin van hen en brengt uitkomst, ja redding, waar de inspiratie hen verder in den steek laat, daarin is meer dramatische pose dan in een half dozijn dichters. Maar men kan er niet altijd op ver trouwen. Onder de andere revolvers is zij zoo ongeveer, wat de ezel onder dc trekdieren iskoppig en onbe trouwbaar. Een schot midden in de goluidlooze stilte van een toeluisterend audito rium prikkelt onze zenuwen zoo ge weldig als iemand, die de deur uit geworpen is en weer aanschelt. Som mige dames kunnen een flauvven angstkreet niet onderdrukken. Een pof en men is paf! Heeft de handeling ons verveeld, bij den eersten knal begint ze ons te interesseeren. Is iemand ingeslapen, hij wordt intijds gewekthij verneemt tenminste voor zijn geld, hoe het stuk eindigt. In de revolver steekt alzoo een bij zondere werkzaamheid en toch: acfti- tor de coulissen houdt men niet van haar. Zij is de schrik van requ Lei leur, regisseur en acteur. Zij heeft name lijk de ondeugendheid, niet af te gaan op het juiste oogenblik, dat zij moet losbranden; door döe boosaardigheid Iheeft zij de beste bedoeling van den dramaturg verijdeld. Menig tooneehverk heeft zij begra ven en roem veranderd in belache lijkheid. Moeit in een of ander stuk e<m sohot gelost worden, dan concen treert de aandacht zich op iiet vuur wapen. op de revolver. Ze wordt ge- poetat, geladen en geliefkoosd; ondeir de tooneel-requisieten is zij het ware troetelkind. De acteur wordt onwille keurig onrustiger, naarmate het be slissend oogenblik nadert- De zorg kwelt Hem: zal het aschot vallen of niet?En wat doe ik. als de losbranding achterwege blijft? Zijn partner, de doodacamdidaat, bevindt zich ia denzelfden gespannen toastend Tussdtven so u f fleur-gefluister an dia/- loog doemt de bange vraag ojp: hoe val ik, ais liet schot niet valt? Een schot dat te laat komt of heele- maal niet inen moet dit mear eens hebben bijgewoond maakt het meest tragische handeaiig onbeschrijfelijk ridicuul. Van het verhevene tot het be- Laolielijke is slechte een revolver schot. In de Tannhauser-parodie van Nee- troy soi.iet de landgraaf in de rich- t:iig naar rechts boven een korhaan. Het dier valt doodetijk getroffen in den uitersten hoek links op t tooneeL Dat is een tooneelgrap, docli die heeft haar oorsprong in de veie verlegen- lieden of koopjes, aan het schieten op 'I loon eel vei bonden. In De industrieel van Pont-A vee- nes. het welbekende tooneeüspel van Ofoet, moet Philippe Derblay met den hertog van Bliguy duelleeren. Claire is verscholen. Zoodra de tegenstan der mikt, moet zij onverhoeds te voor schijn komen en de kogel moet hare hand doorboren. Een lastige scène; a Lies moet a tempo geschieden. Dat toon eelt je geeft terecht aanleiding tot bezorgdheid; itiet gaat zelden geheel naar behooren. Is het voorbij, dan slaakt de tooneotspeler een zucht van verlichting. Onlangs ging in den schouwburg te G. het sctiot niet al Een pijnlijk oogenblik. O! aire was momenteel rnet liane (houding verlegen. Maar zij stiet een kreet uil en zonk neder in Kaar rol stond 'dat er rên eeliot moest valisn; dat liet niet afging, kon haar niet schelen. Haar plicht ge bood, dat zij zioh aangeschoten moest gevoelen. Toen ze was neergezonken, kraakte het schot; alzoo 'n beetje te laak liet publiek gierde liet uit van de pret. Meer tegenw oordigheid van geest had de tooweelspeior, die als bandiet door den kogel van den wreker vallen moest. Ook hier bleef <iie kogel in den loop hij trok snel zijn dolk en riep uit: Liever sterven door mijne hand, dan door u te worden doodgeschoten. En hij stiet zich den ponjaard in do borst. Het publiek was tevreden. Met tegenwoordigheid van geest kan men op liet tooneel vaak zich uit pijnlijke veriegenihedd helpen. Toen eens rook en knal op het tooneel van een Weener theater uitbleven, sloeg de held zijn tegenstander mot de kolf van het vuurwapen neder. Een ander tooneelspeler trok in een dergelijk ge val onverwijld zijn zakmes en door stak den tiran. Op een klein tooneel werd onlangs, toen hot pistool ketste, het duel door een worstelwedstrijd vervangen. Ook niet slecht. Voor de toeschouwers, meest werklieden en boeren, was dit soort duel veel aannemelijker. De rnensehen amuseerden zioh kostelijk en meenden dat er nog nooit zoo mooi gespeeld was. Het toeval wilde nog meer. Die bei de acteurs konden ook in werkelijk heid mekaar niet uitstaan. Gedurende do voorstelling had de een wel wat realistisch gespeeld; d eander betaal de hem met gelijke munt. Het werd een for mee! e kloppartij, en beiden lie pen eenigen tijd rand met verbonden hoofd en werden naar bdhooren aan gegaapt. Zij, die de tooneelvoorstel- ling hadden bijgewoond, waren in de wolken. Zoo natuurlijk hadden ze ge speeld, dat ze nu nog blauwe plekken hadden. Op groote tooneelen wordt tn der gelijke eventualiteiten voorzien. Ge bruikt men een geweer, dan moet het er een met twee loopan zijin; een re volver moet meer dan één patroon be vatten. Veelal wordt nog-een man met geladen vuurroer achter het tooneel geplaatst.. Weigert het wapen op het tooneel, dan valt ommiddeWijik ihet schot achter de coulissenhet dood schieten moet naar behooren gear rangeerd zijn. De scène moet dan niet in 't midden van het tooneel afspe len, maar vlak bij den man met het reserveschot. Dit is nog niet lang geleden aldus geschied. Het klopte goed en het pu bliek bemerkte niets, omdat de re gisseur het tooneellje in de nabijheid van de coulissen liet afspelen. Een enkele snuggere toeschouwer zal al licht hebben gedacht aan rookvrij kruit. Op het tooneel moet men op alles bedacht zijn. Ergens anders was mén op l et achterwc-gc blijven van het moordend schot niet voorbereidde heide te genstanders stonden een oogenblik ladaloos tegenover elkaar en het pu bliek was op het punt het drama op te vatten als «en klucht. Daar sprong de directeur naar vo ren. Wie een goed schouwburgdirec teur is, moet zich kunnen verheffen tot genialiteit zoodra zijn tooneclspe- ■lers de kluts kwijt raken. Dezo heer trad uit de coulissen, deed alsof hij zeer verschrikt was dat hier een tweegevecht zou plaats hebben, hield een schoone improvisatie over een dracht, vredelievendheid en meer van dien oard, en het mocht aan zijn welsprekendheid gelukken, de felle tegenstanders te verzoenen. Het was een première en de wen- schcn wisten niet beter, of deze tam me ontknooping behoorde zoo te zijn. Doch trots de grootste tegenwoor digheid van geest, waarover direc teur, regisseur of acteur tc beschik ken heeft, is soms een kleinigheid voldoende, zooals b.v. een ver dwaalde poes op het tooneel om een treurspel te doen verloopen on der een onbedaarlijk gelach van den blijinocdigen toeschouwer. DE MENSCHLIEVENDB MOLENAAR. Niet ver van do grens staat een windmolen en op den molenaar rust de ernstige verdenking, dat hij aan smokkelhandel zich schuldig maakt. .,Dat heerschap zullen we toch ein delijk eens snappen 1" zei een der kommiezen en hij kwam met een ambtgenoot overeen, op de loer te gaan liggen. Toen de duisternis inge vallen w as, slopen de beide dienst ij verige beambten naderbij en stelden zich in hinderlaag op, achter een heg in ue nabijneia van den molen. Het is ijzig koud zij moeten zich bedwingen om door het klappertanden hunne aanwezigheid niet te verraden maar een lecmschapen belasting- komimes geeft niet op. De morgen breekt aan gedurende den langen nacht is er niets verdachts voorgevallen, hoezeer zij ook hebben gespeurd. Eindelijk komt er leven op het erf de molenaar gaat de deur uit, kijkt eens naar de richting van den wind en brengt den molen in beweging. Nog altijd is er geen smokkelaar verschenen. Daar naderen schredenzachte voetstappen. Mon spitst de ooren. Het is des molenaars aardig doch tertje, dat onbevangen naar hun schuilhoek toe komt en onschuldig hun toevoegt „Wel de groeten van vader en daar is wat warme koffie de hoeren zullen wel koud geworden zijn I" VERHINDERD. President van de rechtbank (nadat de akte van beschuldiging is voorge lezen). Bekent gij, dat ge u aan hot misdrijf, u ten laste gelegd, hebt schuldig gemaakt Beklaagde. Ja. President. Dat is diep treurig. Ho tis al ruim tien jaar geleden, dut gij do laatste maal zijt gestraft, zoo- als ik uit de stukken gezien heb. Zóó lang hebt ge u goed gehouden waarom nu weer gestolen Uit nood Beklaagde. Niet direct. President. Dan uit zucht tot het kwade Beklaagde. Evenmin. President. Waarom dèn Beklaagde haalt de schouders op. President (met vuur). Zog dan toch in vredesnaam, wat do oorzaak, is dat gij, na jaren van onbesproken* gedrag, op hot pad der misdaad zijl teruggekeerd. Spreek, beklagenswaar dige Beklaagde. Het kon niet vroe ger'. President. Wat blief? Beklaagde (met een glimlach). Om mijn laatste straf uit te zitten, heb ik tien jaar in do gevangenis doorgebracht. DE MAN DER WET. Kantonrechter. Hebt ge het treu rig nieuws al vernomen Onze com missaris van politie is gisteren bijna verdronken hij was al bew uste- loos. Griffier. En waar In den nieuwen Singel. Kon hij drn niet zwemmen Wel zekermaar het zwemmen is daar verboden I OP ERVARING GEGROND. Zij. Het moet verschrikkelijk we zen. als een zangeres bemerkt, dat zij hare .stem verliest. 11 ij. In den regel bemerkt z ij het niet 1 BOOSAARDIG. Betsy was allesbehalve mooi toch had Dr. S., nu niet meer zoo piepjong, hare hand gevraagd, hoogstwaar schijnlijk meer aangetrokken door de zilverlingen van den vader, dan door do bekoorlijkheden van do dochter. Zij had hem een blauwtje laten loopen. Aanvankelijk had Dr. S. niet naar rl«> familie omgezien donr een samen loop van omstandigheden waren de relalién weder aangeknoopt en hij kwam weldra weder aan huis als tc voren. Hij schoen het te zijn vergeten, wat indertijd was voorgevallen maar vergeten was hij het niet. Dit zou blijken uit het volgende in cident. Een jeugdig arts maakte thans werk van do lieve Betsy en zij had de on- (leugendhoid, Dr. S. haar album to laten zien, waarin dc jonge aanbid der een paar waarschijnlijk zeer poë tische, maar beslist onleesbare regels geschreven had. Gch, u is óók dokter, sprak Betsy, hem het album toonendo, dan kan U zeker wel ontcijferen, wat uw collega bier in mijn poëziealbum geschreven heeft. nr. S. zag liet in cu wierp een on derzoekenden blik op het „lieftallig" gelaat van het meisje. Toen sprak hij Dat hmja, dat zijn tvveo recepten tegen 'n roodon neus en zomersproeten I" IN DE SCHOOL. Onderwijzer: Dus Berthold Schwarz heeft het buskruit uitgevon den Wat is do schaduwzijde hiervan geweest, Bertus? Jongen - Zijn schuld is 't dat zooveel rnensehen 't buskruit niet hebben uitgevonden! NIEUWE INDEELING. Leerares: Betsy, hoeveel seizoe nen zijn er? Jonge dame van dertien jaar» Twee juffrouw het reis- en opera- seizoen. Land- en Tuinbouw PLANTEN EN BLOEMEN LN DE KAMER. Zelf kweeken van planten en bloe men in de ka mor is voor velen moei lijk, waarom men ze veedal bij den bloemist of koopman koopt- Dikwijls heeft men van zulke planten weinig genot, omdat zij spoedig te gronde gaan. Dit ligt niet aan de planten, maar aan de slechte «©passing en ver pleging. Frissehe en vochtige lucht (in den winter daarom een bak je met water op de vulkachel) cu licht zijn onmisbaar, doch behalve deze dient ook de noodige zorg aan de planten besteed te worden. Wij zulten daarom iets zeggen over: het gieten, het schoonhouden, het verpotten, het besnoeien en het bemesten. Eerst dan over het gieten. Het is niet precies te zeggen. hoeveel en wanneer gegoten moet worden, daar de natuur der planten, haar toestand, het jaargetijde, het weer en de standplaats in aanmerking geno men moeten worden Als de plaat weinig groeit, dus in don herfst en wintei moet ook weinig, in het voor jaar en in den zomer, danreatcgn ineor gegoten worden. Een uitzondering n a ken de planten, welke in den winter bloeien; deze moeten, zoolang zij m bloei slaan, meer gegoten worden, daarna echter moeten zij minder wa ter hebben. In het algemeen kan. men betreffende het gieten zioh houden aan de volgende regeldn: Men giete een plan* niet eerder, dan wanneer de grond, in den pot bijna droog is: Niets is schadelijker «Ion een plant bestendig nat te houden, waar om ook de gewoents van vele bloeman- vriendon om de planten eiken dag zon der dat do verschillende omstandig heden vooraf worden nagegaan, te gieten, en de schoteltjes onder de pot ten steeds met water gevuld te hou den, uit den booze is. Een uitzon dering maken hierop eenerzijds do moeras- en watei planten, welke 6teeds nat gehouden moeten worden, en an derzijds de heideplanten» als Erica, Rhododendron, Azalea en andere soor ten., waarbii men den grond nooit te droog mag laten worden, omdat de te droge heideaardr het water niet gaar ne weer opneemt en de plantenwortels dan dikwijls in het midden der aarde, ondanks al het gieten, dix>og blijven. Door bekloppen van den pot is dik wijls wel to hooren of de grond droog of onvoldoende vochtig is. Wordt gegoten, dan dient dit zoo to geschieden, dat ook de aarde onder in den pot vochtig woedt. Planten, welke kort geleden omgepot zijn, mo gen slechts weinig gegoten worden. Zoogenaamde sapplanten (succulen ten) moeten 's winters slechts zelden en ook in den zomer weinig gegoten worden. Knol- cn bolgewassen be giet men alleen In den groei. Loaf- afwerpendo planten, als Deutzia's, Spirea's, rozen, enz., die later in een warme kamer gedreven worden, moe ten, zoolang zij in de koude kamer of in den kelder staan, maar weinig water krijgen. Moeras- of water planten moeten ook 's w inters veel ge goten worden. In liet algemeen kan 16 26 36 I- Wit Zwart 6 10 26 36 46 Wit 6 16 26 36 46 Wit kan schijf 2-4 onmogelijk red den. Bovendien is zijn stand zeer slechten staat vooral de lange vleugel zeer ongunstig. men zeggen, dat alle planten geduren> de heur bladvorming of bloei rijkelijk water moeten hebben, terwijl zij in den rusttijd slechts zóóveel water l>e hoeven, als voor hour onderhoud noo- dig is. Het reinigen .Op de bladeren der planten verzamelt zich door hei schoonmaken der kamer, liet afvegen van meubels, enz. stof. Dit verhindert het indringen van de zonnestralen en het koolzuur uit de lucht in het blad, en het gevolg daarvan is, dat het blad niet goed functionneert en de plant zich niet goed voeden kan. Het stof moet verwijderd worden. Bij groot- bladige planten, ais palmen, aspedia- tria's, enz., kan het droog geschieden, <L L men veegt ze met een zachten wol len doek af; no2 beter is het, ze met een vochtige spons af te nemen. Ligt op de planton veel stof, dan moet eer bestuiven met water voorafgaan. rnen te richten 5 15 25 35 45 5 15 25 3ö 45 15 25 35 46 I 33. 45-40 23-28 34. 2420 DAMRUBRIEK. IIAAP.I EMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 558, van J. Den trom. (Le Damier). Zwart 1 2 3 4 6 Zwart. 14 Schijven op 3, 8, 9, 10,11, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 25, 80 en 35. Wit. 11 Schijven op 28, 31, 32, 33, 37, 39, 40, 41, 44, 45 en 50. PROBLEEM No. 559 van L. O l r e e. (le Publicatie). Zwart. 5 Schijven op 6, 16, 21, 25, 35 en dam op 3 Wit. 9 Schijven op27, 28, 32, 36, 3'J, 41, 47, 48 en 50. In dezen stand speelt Wit 28—22, het antwoord van Zwart was dam 3 op 14hoe was het verder spel van Wit waardoor hij won Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd udree, uiterlijk Dinsdag 5 Mei 1914. Oplossing van probleem No. 554, van den auteur: Wit 49—44, 30—25, 37-31,24-19, 29 20, 47-42, 42 4, 4:501 De stand was Zwart. 14 Schijven op 7. 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 21, 22, 26 en 40. Wit. 13 Schijven op: 23. 24. 28. 29. 30. 32, 33, 36, 37, 39, 47, 48 en 49. Oplossing van probleem No. 555, van den auteur: Wit 16—11, 20—14 (Zwart 10 19 gedw.), 15—10, 25—20, 34—29, 39 8, 31 41 De stand was Zwart. 10 Schijven op 4, 9, 10, 12, 13, 17. 18, 22, 27 cn 35. Wit 10 Schijven -p 15. 16, 20, 25, 31, 34, 36. 37, 39 en 44. Goede oplossingen zonden de hee- ren R. Bouw. NL ten Brink, E. Ga briels, J. Jacobson Azn., A A. Jacob- son, P. Jongens, W. J. A. Matla, V. van Petegem, De heer JKlei k zond een goede op« lossing van No. 555. CORRESPONDENTIE O., te Z. Dank voor uwe zending. Wij houden ons voor dergelijke stuk jes ten zeerste aanbevolen. DAMCURSUS. (Vervolg). 30. 30—24 19 30 3L 35:24 16—21 (Zie het hierna volgend diagram). De volgende voortzetting verdient alle aandacht en is een studie over waard. Het mag bekend heeten. dat er in de hekstelling enkele varianten voorkomen, waarin «le opgeslotene veilig een schijf kan offeren, met da zekerheid, deze terug te winnen in beteren stand. Zelden komt dit echter in een partij voor. Men heeft dit vaak theoretisch beweerd, doch hier ziet men het in de praktijk. Gelijk gezegd, is het een zeldzaamheid, dat dit voor komt, vandaar dat wij verheugd zijn, zulk een party te kunnen publiceeren, 32. 27 16 18—23 46 47 48 49 50 1 2 3 4 5 ft. asjt i i •io 47 40 4b OU

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 18