ff
té
m
ff
ff
ft
m
0
Sa
s
U
tÊ-,
en 34-
0
ff
m
ff
sb
Iff
Êt
m
Ongelukkig ik bedoel, dat ik
getrouwd ben; maar omdat ik
om zoo to zeggen, hier incognito
kwam, daarom heb ik alle reden,
om te vermijden dat mijn vrouw hoort
wat er gebeurd ia 1
Maar er moet toch iets zijn waar
door uw identiteit bewezen kan wor
den, zei de politiebeambte. Ala u
k :i tx>vv i.izen, dal u is wat u zegt te
zijn, dan zal ik u vrij laten, zoodra
dat met het oog op uw eigen veilig
heid mogelijk is. Maar anders zal ik
u moeten opsluiten totdat uw verhaal
bewezen is, waar of niet waar te
Mr. Spratling uitte een verwen-
se hing. Wat kon hij doen Als hij een
boodschap aan zijn vrouw zond, zou
liet uren duren voordat zij hier zijn
kon, en dan zou zij later altijd
Ik weet watriep hij uit.
liel den chef van het confectiemaga
zijn op, geef een beschrijving van mij,
een beschrijving van het pak dat ik
draag, en vraag licm om even in de
zakken te kijken van het pak, dat ik
daar achterliet, en
Als u wat vroeger op den middag
zoo verstandig geweest was als nu,
dan zou u niet in deze moeilijkheid
geraakt zijn. zei de politiebeambte
op grimmigen toon. Bedenk dat ik
zooiels niet verplicht ben te doen
Waarde heer, riep Mr. Sprat
ling uit, - het is oen quaestie van le
ven of dood voor mij Ik ben de poli
tie dankbaar heel dankbaar. U
heeft een weduwen- en weezenfonds
of iets dergelijks. Als u dit voor mij
doen wil, dan zal ik met genoegen
honderdtwintig gulden geven voor
elke liefdadigheidsinstelling, die u
maar wilt 1
Ik weet niet zeker, of dat geen
omkooperij of afpersing is, zei de
politiebeambte grinnikend. Muar
ik zal dat confectiemagazijn opbel
len. Je behoeft hem niet mee te ne
men naar de cellen, Jones laat
hem hier maar zitten maar houd een
oogje op hem
Mr. Spratling kreeg een kleur.
Op hem een oogje houden I
De politiebeambte verdween in een
binnenkamer, en Mr. Spratling kortte
zich den tijd van tien minuten met
aan drie zeer belangstellende politie
agenten te vertellen, dat hij maar
wou, dat zij dien gauwdief van een
bookmaker te pakken kregen.
Dus u hield op den prijswinner
van do Derby, mijnheer zeide een
der mannen op bewonderenden toon.
Ja, zei Mr. Spratling somber,
ik hield op den Derby-winner. Ik
De politiebeambte kwam terug.
De firma heeft uw verliaul beves
tigd, mijnheer, zei hij, en u is
daarom vrij te gaan. Bedenk dat u
alleen hier gebracht is om door de
politie beschermd te kunnen worden.
Als er ooit een officieel onderzoek
noodig mocht zijn met het oog op het
vernielen der poliiie-uiyiormen, dan
zal u als getuige moeten optreden
maar daar is niet veel kans op. .Nie
mand werd ernstig gekwetst, en op
den Derby-dag staat ons iets derge
lijks altijd te wachten.
Ik heb er geen schuld aan, zei
Mr. Spratling. Dit is mijn eerste
en laatste bezoek aan Epsom Downs
geweest, mijnheer tenminste als er
wedrennen zijn
Do hoofdbeambte glimlachte.
Mr. Spratling kreeg geleg&nheid
zich te wasschen en een der agenten
borstelde hem af, maakte dat hij er
weer respectabel uitzag en bracht
hem naar een eerste klasse coupé van
een expres-trein.
Het was half vijf toen hij in de
Caimonstraat aankwam, en hij wist
nog juist vóór sluitingstijd in het
magazijn aan te komen.
Na zich verkleed te hebben, zond hij
een telegram aan zijn vrouw, dat hij
laat thuis zou komen en dineerde in
de stad. Hij voelde, dat hij eerst wat
op zijn gemak moest zijn gekomen,
alvorens het te wagen naar huis te
gaan. en het was over negen toen hij
als ernstiger en wijzer man thuis
kwam. en iets mompelde over onver
wachte drukte hetgeen in zekeren
zin volkomen waar was.
Weet je misschien ook den naam
van het paard, dat de Derby won
vroeg zijn vrouw plotseling.
Mr. Spratling schrikte op en onder
drukte met moeite een kreet van
schrik.
Wat, kindlief zei hij weife
lend. Je weet dus, dat ik
Mary is den geheelen avond zeer
opgewonden geweest, maar ik wilde
haar niet vragen, of haar ondeugende
streek haar geldelijk voordeel had
aangebracht. De naam van haar
paard was Mag Magneto I Heeft
Magneto misschien gewonnen
Ik ik geloof het wel, zei Mr.
Spratling op somberen toon, terwijl
hij bezig was zijn stoelkuasen achter
zich wat te verschikken.
Uit de gevangenisien
in Rusland.
Do schrijver van het navolgend ver
haal. Woytinsky, is een van de talloo-
ze intelleclueelen, wier leven door de
tegenwoordige Russische regeerir.g
vernield is of met vernieling bedreigd
wordt. Zijn vader onderwees de wis
kunde aan een inrichting van hooger
onderwijs te Sint Petersburg. Op
jongen leeftijd geraakte Woytinsky
reeds in moeilijkheden. Hij werd ge
vangen genomen, maar wist te ont
vluchten Eenigen tijd moest hij zich
daarna verborgen houden. Onder een
valschen naam en op een valsch pas
poort leefde hij als propagandist Hij
werd wederom gevangen genomen
en tot eenige jaren dwangarbeid ver
oordeeld, welke hij in de gevangenis
te Ekaterineslof onderging. Daarna
werd hij naar Siberië verbannen. Van
zijn verbanningsplaats zond hij het
verhaal van zijn ervaringen In de ge
vangenis te Ekaterineslof naar de re
dactie van het groote liberale tijd
schrift Roesokoe Bogatslwo. De pu
blicatie maakte een diepen indruk.
De redactie werd zwaar beboet. Tot
dusverre is de schrijver niet vervolgd.
Hij bevindt zich nog steeds in Siberië.
Ik hoL» te Sint Petersburg eenige per
sonen gesproken, die Woytinsky van
zijn jonge jaren af hebben gekend.
Voorts ken ik gevangenen en banne
lingen, die samen met hem in gevan
genschap zijn geweest. Hun aller mee
ning is, dat men in de niededeelingen
van Woytinsky volkomen vertrouwen
i stellen kan. De vertaling Is van den
heer A. Saalbom, beëedigd transla-
teur.
Aldus leidt Jacob Israël de Haan in
de Beweging van Juni een verhaal in
van Woytinsky. Daaraan ontleenen
we i
En den volgenden dag begon de
ellende, die maanden, maanden lang
duren zou. Om zes uur 's morgens
ving de inspectie aan Uit het vensier
van onze kamer zag ik een groot aan
tal inspecteurs over de plaats gaan.
Zooals altijd begon de inspectie op de
bovenste gang. Luid© rumoerend en
lachend liepen de inspecteurs de trap
pen op. Daarna werd het even stT.
Zij gingen het vertrek binnen. En da
delijk daarop slaan, schreeuwen, ker
men en' het rammelen van kettingen.
Iets zwaars boldert de trappen af IJ
zers rammelen. Een stem gilt luide
.Moord, moord." Zware, snelle treden
dalen de trappen neer Beneden
hoort men nu het slaan, op de maat,
en slechts zacht en zwak een steeds
doffer wordend kreunen. En in eén
maat met hei slaan roepi een woeden
de stem: „Schreeuw nou nog eens,
beestekop. Schreeuw nou nog eens,
beestekop." Nauwelijks zijn dc kreten
beneden verstomd, of zij begmnen
weer op de bovenverdieping. N'u wor
den een aantal mannen tegelijk mis
handeld Wie het zijn is niet te hoo-
ren Men hoort slechts kreunen of
gillen. Een stem schreit hoog en hel
als van een kind, dan een wild ge
jaagd huilen, dan smoren, dan stilte.
Een zware mannenstem roept - „Sla
me liever dadelijk dood, beulen, beu
len, beulent" De schreeuwstem van
Wolkof huilt.
Weer boldert een zwaar lichaam
de rtap af. De kettingen 6laan
tegen de steenen treden Maar geen
kreunen, geen schreeuwen. Zóó ze
ven, acht maal. Tanden geklemd,
mijn handen bevend, mijn voorhoofd
koud van zweet, zat ik op den rand
van mijn krib en moest ieder, ieder
geluid hooren Wie nooit het marte
len van mede-gevangenen heeft mee
gemaakt, kan zich de ellende van zulk
een toestand niet voorstellen. Op
twee pas afstand achter een muur te
hooren hoe een kameraad, een vriend
wordt gemarteld Hun schreeuwen,
hun kermen te hooren. De slagen te
hooren neerstriemen. Een levend li
chaam te hooren sleepen en trekken
langs den grond als een dood ding, en
het te hooren neerbolderen dof langs
de steenen treden van de trappen. Ën
dan niets te kunnen doen. Niets,
niets, niets.
Ik keek naar mijn kameraden. Eu-
gèue lag roerloos, zijn oogen dicht,
zijn gezicht als van een doude bleek.
Ik dacht, dat hij bewusteloos was. ik
ging naar zijn krib. Zijn gezicht was
gruwelijk vertrokken, maar spreken
kon hij niet meer. Hij hoorde alles. Ik
wilde iets tegen hem zeggen, iets, iets,
iets. Maar ik kon niet, want de woor
den smoorden in mijn keel. Barissof
klemde zijn gezicht in zijn beide han
den. Zijn lichaam sidderde.
Daar was de inspectie bij ons. De
deur sloeg open. Een menigte inspec
teurs viel binnen. Wolkof vooraan.
Zijn rood gezicht, met bloed bespai,
beefde. Hij beei telkens op zijn dikke
snor. Zijii handen balden. Hij was
doldronken. Maar hij hield zich slaan
de, zijn borst militair vooruil. Eenige
inspecteurs waggelden. De meeste ge
zichten waren rood opgeioopen var.
drank en woede. Twee of drie waren
doodsbleek, met oogen open van
schrik of schaamte. De oudste mat ons
mei troebele, dwalende Mikken. Hij
zocht. Hij bleef bij Barissof. ,.Die
daar,' zei hij afgemeten. Pak aan.
Barissof stond bij zijn krib, mager
als een lijk, bleek als de dood. Zelfs
zijn gewone teringblosjes waren weg.
Twee inspecteurs traden op hem toe:
de sterke, dikke Archipof en de kleine
zwartbaardige kozak Letstjof. Archi
pof hield Barissof bij zijn schouders
vast en Letstjof gaf hem met de volle
vuist een slag in zijn gezicht. Baris
sof wankelde. Zijn gezicht begon da
delijk gul te bloeden. Hij kreunde
niet. Hij schreeuwde niet. Hij vroeg
alleen Waarom? Waarom?
IIou je gezicht, brulde Wolkof,
En tegen de anderen. Ga door.
Arohipof sleepte Barissof naar het
midden van het vertrek. Letstjof en
nog twee anderen bonkten hem met
vuisten in zijn gezicht en op zijn
hoofd. Wolkof k§ek aandachtig toe,
als om niets van het vroolijke toor.eel
te ontgaan. Tweemaal trapte hij Ba
rissof met zijn voet op den buik.
Daarna sloeg hij hem met het gevest
van zijn sabel op hoofd en schou
ders. Barissof kreunde hartbrekend.
Nog twee, drie andere inspecteurs
kwamen hem trappen en slaan. Zwij
gend. Men hoorde alleen het geluid
van de slagen, het kreunend kermen
van Barissof cn het wellustig, genot
vol steunen van Wolkof. Arohipof, die
vasthield, riep greinzend treiterend:
Maar sta dan toch stil. Sta toch
rechtop. Hoor je niet? Draai niet
zoo.
Toen gooiden zij hem op den grond
en trapten hem niet voeten. Eindelijk
riep Wolkof: Ziezoo. Genoeg. Nou
in den career met dat beest. Dan kan
hij opknappen.
De inspecteurs verdwenen, Baris
sof voortsleepend. In de gang sloegen
deuren: de mishandelingen werden
in andere ziekenkamers voortgezet.
Niemand bij ons sprak een woord.
Alleen Poliwoi raasde en schold -
Zóó moet het gaan. Zóó moet het
gaan. Zoo moet dat politieke gespuis
worden aangepakt. Maar ditmaal was
niemand het met hem eens en nie
mand gaf antwoord.
Do gevangenis was de hel. lederen
morgen begonnen de mishandelingen
en zij duurden dag aan dag voort tot
den avond, als de inspecteurs hun
drinkgelag vierden onder de poort Ik
kan zonder doodelijken afsohuw niet
aan die dagen denken. En hoe zal ik
al die afschuwelijke wandaden be
schrijven! Wij werden geslagen, ge
spuwd, getrapt. Altijd en overal
hoorden wij kreunen en kermen van
de weerlooze martelaars of de wel
lustige kreten en zuchten van
Wolkof.
Na mijn typhus was ik nog steeds
zeer zwak. Maar toch wilde ik niet
langer in de ziekenkamer blijven. Ik
schaamde mij, dat ik het lot van de
kameraden buiten de ziekenkamers
niet deelde. En des morgens vroeg ik
den dokter mij van de ziekenlijst af
te schrijven. Ilii zag mii aan, voelde
mijn pols en ze!Ik zou u raden
nog een week hier te blijven. U bent
nog niet beter. Maar ik bleef bij mijn
verzoek en een half uur later was ik
weer op kamer 14 Veel was hier ver
anderd. Verscheidene kameraden
I leefden niet meer Anderen lagen
zwaar gewond op de ziekenzalen, en
iedereen was zenuwachtig en ter neer
geslagen. Niemand durfde luid te
spreken ©n slechts fluisterend werden
j de gruwelen van de laatste dagen her
dacht. Dag aan dag werden gevange
nen geslagen en naar den career ge
sleept Het bloed droogde niet meer
op den vloer. De lucht was zwaar van
bloedgeur. Ongeveer een week was ik
in deze kamer loep, dc beurt aan mij
kwam Op een avond werd de ronde
gedaan door den jongsten assistent,
een dommen. verwaanden kerel Hij
was vroeger bij de politie geweest en
hield zich daarom voor een gewezen
officier. Vóór de ontploffing had hij
ook reeds menigmaal onaangenaam- I
heden gehad. Ook mei mij, omdat hij
J een iiescai wijn uil de apotheek, uie
voor een zwaar zieke bestemd was,
zelf had leeggedronken, roeu ik daar 1
ieus van zei, moest hij zwijgen. Nu
kwam hij op de inspectie, dronken,
mei bezweet voorhoofd en doffe buk-
ken. Wij stonden onbeweeglijk in
twee rijen langs den muur, m de
houding. Traag gleden zijn vertroe-1
belde blikken langs ons heen. Hij
zocht. Hij keek nuar mij en riep:
Nou jij, orator, kom bier.
Ik vroeg: Bedoelt u mij?
Hij antwoordde met een onzegbaar
vuil scheldwoord en herhaalde Ja,
mijnheer de orator, ik bedoel jou.
Ik trad uit liet gelid en deed mijn
best rustig en flink te zijn. Ik wist,
dat ik geslagen zou worden. Ik wist,
dat ik mij niet verzeiten zou. En ik
voelde mij diep rampzalig en diep
vernederd, maar toch minder dan
toen ik lijdelijk toeschouwer was bij
de martelingen van mijn kameraden.
In den career met hem, riep de
assistent. Ik kreeg een slag vlak in
mijn gezicht Mijn bril vloog af. Ik
kon niet meer zien wie sloeg, maar
de slagen en stompen stroomden van
alle kanten op mij neer.
Vooruit, vooruit, schreeuwde
Wolkof.
Maar ik kon niet. Van voren werd
ik gestompt en van achteren werd ik
gestompt, en zóó werd ik in de rich
ting van den career gejaagd Ik
klemde mijn tanden op eikaar, en
deed mijn best staande te blijven en
mijn bewustzijn te behouden. Ik voel
de de slagen haast niet meer, maar
ik hoorde ze. De scheldwoorden van
de inspecteurs klonken dof, alsof ze
van heel ver kwamenWacht
maar, we zullen jou wel krijgen. Nou
n wij de haas.
Voor een laag deurtje ergens in een
kelder werd ik van schoenen en bo-
venkleeding beroofd. Toen werd ik
nogmaals geslagen. Daarna naar
binnen getrapt. De deur smakte dicht,
Ik viel. liet was donker als de nacht
rondom. Onder mijn handen voelde
ik niet vasten grond, maar iels Jouds,
iets glibberigs. De vloer van den car
eer was een vuile, vochtige modder
laag, waarin de voeten tot de 6nke!s
wegzakten Eerst dacht ik, dat ik al
leen was. Maai iemand riep uiij toe
Hé daar. Wie ben je? Zeg eens iets,
waarvandaan komt u?
Uit 14.
Ligt u nog op den grond of kunt
u opstaan?
Neen, ik kan slaan.
Kom dan hier znten. Wacht, ik
zal u een handje helpen.
Een ketting begon te rammeien. Ie
mand stapte voorzichtig en nam mijn
hand in de zijne. Die was smal, ma
ger en koud als ijs.
Hierheen, zei hij met een lieve,
deelnemende stem, en hij bracht mij
naar een droge plek waar ik zitten
ging. Toen bemerkie ik, dat er nog
eenige anderen zaten.
U bent er slecht afgekomen, zei
mijn nieuwe vriend. U beeft. Drink
wat water. We hebben nog wat. Er
zit wel zand in, maar 't is toch drink
baar. Nee, sta niet op. Hier is het em
mertje.
Het water stonk en was zwaar van
zand. Maar iets te drinken deed al
goed. Ik vroeg mijn onzichtbare lot-
genooten wie zij waren en waar wij
zaten liet bleek mij, dat wij in een
career zaten onder den toren. De cel
was rond en mat vier, vijf schreden
middellijn. Wij waren nu met ons ze
venen. Twee waren reeds veertien da
gen hier. Vier droegen kettingen. Drie
daarvan waren administratief. Niet
één of hij was van te voren geranseld.
Twee waren van de trap gegooid en
bewusteloos in den career gestopt.
bloedde nog voortdurend uit
zijn ooren en was stokdoof geworden.
Een ander kon zijn band niet ophef
fen en klaagde voortdurend over pijn
in zijn schouder, Een derde had vlij
mende pijnen bij iedere ademhaling.
Een vierde had een loodzwaar gevoel
in zijn buik, alsof zijn ingewanden
waren stukgetrapt en loshingen.
Langzaam draalde de nacht voorbij.
Maar in ons graf was niets te bemer
ken van den dageraad. Ik voelde mij
doodzwak en duizelig. Misschien van
de bonken op mijn hoofd Misschien
van de bedorven lucht. Misschien van
beide. Maar het schrikkelijke gevoel
van vernedering was ik kwijt, dat mij
niet had losgelaten sinds Barissof
voor mijn oogen mishandeld was en
ik zwijgend had toegekeken. Dat liet
morgen was geworden, bemerkten
wij eindelij* aan liet beginnen van de
inspectie. De deur ging open en in
specteurs kwamen binnen, waarvan
de voorste een brandende lamp droeg.
Het licht sloeg onze oogen, aan don
ker gewend, blind. Maar de lamp
doofde snel uit en de inspecteurs ver
wijderden zich. Wij hoorden huiten
de stem van WolkofLaat de deur
open. Laat er lucht in. Die kerels heb
ben de lucht met hun vuile asem ver
pest. Hij zei nog veel meer, want hij
was bijzonder geestig en bijzonder
goed geluimd, dien morgen. Maar in
elk goval kregen wij nu wat fri6sche
lucht. Toen kwamen de inspecteurs
weer binnen en ditmaal bleef de lamp
branden. Een van ons kreeg dadelijk
een slag in zijn gezicht van Archipof j
met de woorden Loer niet zoo
valsch, vuil varken. Een ander wer
den de tanden door Wolkof tot bloed
gebonkt, en hij riep uitJou zocht
ik al lang. Toen gingen zij heen.
De denr sloeg dicht. En opnieuw was
het donker, 6til en benauwd.
THeLon-praktljk.
De artsen in Berlijn zijn overeenge
komen. om ieder telephonisch gege
ven advies in rekening te brengen.
Dit laai zich verklaren, want arglis
tige patiënten begonnen wat mis
bruik te maken van de telephoon.
Maar tocht
Zien wij eens, waar dat heengaat
een toekomstbeeld.
Ik heb, riep Dr. Kinoker tot een
vriend, nu alle praktijk buitenshuis
opgegeven.
Wel, wel, kan jij alleen van con
sulten leven? Komen ze allen in je
spreekuur'
In mijn spreekuur? Hoe zoo?
Neen Mijn wachtkamer heb ik ver
huurd.
Ja, maar je patiënten?
Ik heb enkel telephoon-praktijk.
Telephoon-praktijk wat is dat?
Telephoneeren je patiënten jou en 1
geef je hun dan medisch advies j
op een afstand?
't Komt hij geen sterveling op.
mij te telephoneeren
N'u begrijp ik er niets meer van.
Waarvan leef je dan?
Ja, zie je, ik heb zoo uitgere
kend, dat ik, om als jonggezel zij
't dan niet weelderig te leven
dagelijks gemiddeld tien pop verdie
nen moet. Dan kan ik er komen.
En die verdien je?
Natuurlijk En wel op de vol
gende wijze. !k sta, dit ben ik aan
mijn gezondheid verschuldigd, niet te
vroeg op; dan neem ik den telephoon-
gids en noteer drie telephoonnum-
mers van fatsoenlijke, dat is koop
krachtige menschen. die ik medisch
zou kunnen behandelen.
Maar zeg, hoe weet je, dat die
menscnen zie* zijn?
Hoe ik dat weet? Dat weet 'k
heelemaal niet. Zij zijn ook meestal
in het geheel niet ziek, wanneer ik...
Maar toe, val me niet teikens in de
rede. Stellen wij al dadelijk een voor
beeld. Ik noteer dan rentenier Hugo
Meyer. Amibi Vla no. 2237. Ik vraag
dus aansluiting met no. 2237. En wei
dra klinkt de stem van een bejaard
heer, hoffelijk: Hier, rentenier
Hugo .Meyer dat is toch duidelijk?
Natuurlijk, natuurlijk. Maar ik
ben benieuwd, wat jij nu zegt?
Ik? Ik zeg niets. Ik brul in de
telephoonWat is dat, alweer ver
keerd aangesloten. Afbellen!
De heer Hugo Meyer, vermoedelijk
heftig verschrikt, trekt zich terug.
Ik
Nu, jij?
Ik niet. Ik wacht kalm af. Zoo
blijven we natuurlijk verbonden. Drie
minuten later bel ik den man weer
op.
Dezelfde slem:
Hugo Meyer met wien spreek
ik?
Nu ik, in de hoogste opgewonden
heid Maar meneerrrrl Waarom
heeft u niet afgebeld?
Dat heb ik gedaan.
Ik: Maar onvoldoende. U kunt
niet telephoneeren, zeg?
Hij: Vergun mij, u te doen op-
nierkenVerder hoor ik niet. om
dat ik het toestel ophang.
Na een paar minuten bel ik weer.
Hetzelfde spelletje.
Hier, Hugo Meyer. Wie is daar?
Ik stel me aan als een dolle.
Maar, jammert Hugo Meyer, ik
kan toch niet helpen dat de juffrouw
van de telephoon zit te slapen Houd
toch eindelijk eens op u maakt me
ziek.
Nu heb ik hein, waar ik wil.
Wat zegt u? roep ik vriendelij
ker. Is u ziek?
Jawel, klaagt de heer Meyer,
ziele maakt me dat eeuwig geplaag
met de telephoon. Ik ben een nerveus
ir.ensch; ik
Verder laat ik hem niet komen.
Ik roep.zeer minzaam, maar op be
slisten toon
Meneer Meyer, dadelijk een koud
compres en neem wal bruispoeder in;
medisch advies van Dr. Knoker.
Wat? roept hij uit, Waarom?
Kalm ga ik voort
En zorg er voor, dat alle func-
tién naar behooren zijn. Mocht het
onverhoopt erger worden, telephoneer
mij dan, klinglmgling.
De rentenier Hugo Meyer Arnt Vla
no. 2237 heeft zijn geneeskundige be
handeling.
Ik schrijf den patiënt met datum en
uur in mijn boelc en den l'en van iiet
nieuwe kwartaal ontvangt de heer
rentenier Hugo Meyer een quitantie:
—Voor geneeskundige behande
ling per telephoon. Mark 5.
Dat is een coulante zaak Als ik
drie zulke patiënten per dag heb, dan
verdien ik, wat ik nnndig heb.
De telephoongids voor Berlijn telt
12000 nummers. En dan er komen
telkens nieuwe bij Een duurzame pa
tiënt heb ik langs dezen weg trouwens
ook al gekregeneen particulier in
de Nettelbeek-straat, een onbeiaalba-
ren vent, ongeneeslijk zwaarmoedig,
met een chronische jicht. Toen hij bij
in ij kwam, zeide hijIk had name
lijk het genoegen met u ie telepho
neeren. U was zoo goed, koude com-
pressen voor te schrijven. Eigenlijk
had ik een anderen dokter. Maar u
was dadelijk zoo resoluut aan de tele
plioon dat heeft mij bevallen. Ik
kom mij verder onder uwe behande
ling stellen.
Goed, goed, zei ik, een weinig
uit de hoogte. Maar dan liefst tele
phonisch.
EEN, DIE 'T NIET NOODIG HEEFT.
hi een „lnftkurort" ergens in Zwn-
ben, dat gaandeweg wat vreemdelin
gen begint te trekken, stond onlangs
een gewichtige quaestie op de agen
da van den Gemeenteraad: liet stich
ten van een stedelijke badinrichting.
De logement- en iienwoiihouders
hadden daar zeer voor geageerd en
al wat belang bad. bij liet vreemde
lingenverkeer, drong aan op die nood
zakelijke verbetering.
Maar do vixxsde vaderen der stad
bekeken niet alleen het hygiënische
dor mak, doch zagen plichtmatig ook
de keerzijde der medaille; eene bad
inrichting kost nog al geld en in dit
bijzonder geval zou het eindcijfer
niet meevallen.
De beslissende vergadering van den
Gemeenteraad zou plaats hebben en
f er ontspon zich een levendig debat
I voor en tegen. Tegenover de spaar-
I samen, die de ht-nd op de gemeente
kas hadden, betoogden do vooruit-
streveoiden dat de bon w van een© bad
inrichting, naar de eischen des tijds,
niet alleen de aantrekkelijkheden
van het gunstig gelegen stadje ver-
hoogen en dus voordeelig blijken zou,
maar ook van heilzamen invloed
moest zijn op den geaondheidsóoe-
stond der burgerij-, welke immers
evenzeer zou kurmen profiteeren van
do weldaden van het bad.
Nu scheen cle zegepraal aan de zij
de der „modernen" te zijn; daar ver
hief zich de Senior van den Gemeen
teraad, een eerwaardig grijsaard met
zilveren lokken, en hij sprak:
Heeren, ik ben vijf-en-zeventig
jaar oud en altijd gezond geweest
en mijn levenlang lieb 'k nog geen
bad genomen
Deze woorden van den ouden heer
misten hun invloed op de Raadde-
den met: mot overgroot© meerderheid
werd de vooidracht der modarnen
verworpen. Ze hadden den Senior
liever naar t badhuis ln de naaste
gemeente moeten sturen!
LORD RUMSTEAK.
Lord Rumsteak is een zeer ernstig,
afgemeten heer, doch dit schijnt maar
zoo, hij houdt wel van een grap
helaas! zegt William, zijn knecht,
want deze moei in den regel het gelag
betalen.
Zekeren dag bezocht de lord, als
altijd op den voet gevolgd door zijn
bediende, een Weldadigheidsbazar.
Men hoeft daar alles gedaan om liet
publiek te trekken en in een tentje
schenkt ook een© echte Afrikaansche
miss van ongeveer acht en-veertig
lentes, en hieiirede overeenkomend
uiterlijk voorkomen, het in Iva'ar land
zeer geliefde gerstebier.
Glimlachend gaat do lord naar de
„Afrikaonsch" gestoffeerde tent en
vraagt:
Wat kost oen glas bier?
Een shilling.
En wat kost v an u een kus?
Miss bloost, maar voor liet goede
doel geeft zij minzaam ten antwoord:
50 shilling.
Zijji lordschap legt 51 shilling neer
drinkt langzaam liet glas bier leeg -
natuurlijk gewoon Engelsch bier -
wenkt dan William, die het gerste
nat, als eigenlijk voor hèm bestenul.
al met de ooger. verslonden had, en
spreekt met kalmte en waardighe.d:
William je moet onverwijld ïn-
casseeren den kus van de lady.
Men kan het gezicht van William
en de hilariteit van de omstanders
zich voorstellen.
DAMRUBKIFK.
IIAARLEM3CHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon no. 1543.
Probleem no. 570,
van GEORGES DEFOY.
(Le Damïer).
I.
0
r
16
-y
ff
ïft
i?
m
13
26
.0.
9
36
w
iÜ
m
A
9f
a
!k
JU
46
Zwart 11 schij ven, op4, G, 7, 8, 12, 17, 21, 26, 28, 32 en 45.
Wit 11 schijven, op -19, 20, 23, 24. 34, 37, -40. 42, 44, 49 en 50
Probleem no. 571,
van GEORGES DEFOY.
(Le Damier).
6
n
ÉS
9
9
9
s
16
j§
«E
9
9
ff,
26
ÖS
CS
36
ff,
Jf
iH
ff.
H
a
46
-
Zwart 9 schijven, op: 9, 11, 12, 14,15, 19, 21, 23, 35 en dam op 20.
Wit 11 schijven, op25, 30, 31, 33, 34, 38, 39, 40, 41. 44 en 49.
Oplossingen van deze problemen
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 16 dezer.
Oplossing van probleem no. 566, van
den auteur- wit 26-21, 35-30, 38 -32,
30-24, 42- 37, 47 38, 49-44, 39 6,
44:221
De stand was:
Zwart 15 schijven, op: 3, 9, 10. 11,
12, 13, 14. 16, 18, 19, 20, 22: 23, 25
en 36.
Wit 13 schijven, op: 26, 27, 33, 34,
35, 38, 39, 40, 41, 42, 47, 49 en 50.
Oplossing van probleem no. 567,
van den auteur: wit 31—27, 42—37,
43-39, 32-27, 28 39, 33 2, 35 4,
2-51
De stand was
Zwart 15 schijven, op: 1, 7, 10, 12,
13. 14, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 30
Wit 11 schijven, op: 23, 28, 29, 31,
32. 33, 35, 40, 42, 43 en 45.
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren R. Bouw, M. ten
Brink, P. Geldorp, J. Jacobson Azn.,
A. A. Jacobson, W. J. A. Malla, te-
wijl ook de heer J. J- Antonysen een
goede oplossing zondt van probleem
no. 567.
UIT DE PRAKTIJK.
9
1®
4?%
9
9
a
9
9
9
4,
Ét
a
49
50
In bovenstaanden stand is wit aan
zet en wint een schijf of de partij,
hoe?
De Ilaarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8—12 uur in de bovenzaal
van Café de Korenbeurs, Spaarne 36,
alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als aspirant-leden worden toege
laten.
Inlichtingen verstrekt gaarne ds
Sect eta ris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 34, Telephoon no. 1543.