ff té m ff ff ft m 0 Sa s U tÊ-, en 34- 0 ff m ff sb Iff Êt m Ongelukkig ik bedoel, dat ik getrouwd ben; maar omdat ik om zoo to zeggen, hier incognito kwam, daarom heb ik alle reden, om te vermijden dat mijn vrouw hoort wat er gebeurd ia 1 Maar er moet toch iets zijn waar door uw identiteit bewezen kan wor den, zei de politiebeambte. Ala u k :i tx>vv i.izen, dal u is wat u zegt te zijn, dan zal ik u vrij laten, zoodra dat met het oog op uw eigen veilig heid mogelijk is. Maar anders zal ik u moeten opsluiten totdat uw verhaal bewezen is, waar of niet waar te Mr. Spratling uitte een verwen- se hing. Wat kon hij doen Als hij een boodschap aan zijn vrouw zond, zou liet uren duren voordat zij hier zijn kon, en dan zou zij later altijd Ik weet watriep hij uit. liel den chef van het confectiemaga zijn op, geef een beschrijving van mij, een beschrijving van het pak dat ik draag, en vraag licm om even in de zakken te kijken van het pak, dat ik daar achterliet, en Als u wat vroeger op den middag zoo verstandig geweest was als nu, dan zou u niet in deze moeilijkheid geraakt zijn. zei de politiebeambte op grimmigen toon. Bedenk dat ik zooiels niet verplicht ben te doen Waarde heer, riep Mr. Sprat ling uit, - het is oen quaestie van le ven of dood voor mij Ik ben de poli tie dankbaar heel dankbaar. U heeft een weduwen- en weezenfonds of iets dergelijks. Als u dit voor mij doen wil, dan zal ik met genoegen honderdtwintig gulden geven voor elke liefdadigheidsinstelling, die u maar wilt 1 Ik weet niet zeker, of dat geen omkooperij of afpersing is, zei de politiebeambte grinnikend. Muar ik zal dat confectiemagazijn opbel len. Je behoeft hem niet mee te ne men naar de cellen, Jones laat hem hier maar zitten maar houd een oogje op hem Mr. Spratling kreeg een kleur. Op hem een oogje houden I De politiebeambte verdween in een binnenkamer, en Mr. Spratling kortte zich den tijd van tien minuten met aan drie zeer belangstellende politie agenten te vertellen, dat hij maar wou, dat zij dien gauwdief van een bookmaker te pakken kregen. Dus u hield op den prijswinner van do Derby, mijnheer zeide een der mannen op bewonderenden toon. Ja, zei Mr. Spratling somber, ik hield op den Derby-winner. Ik De politiebeambte kwam terug. De firma heeft uw verliaul beves tigd, mijnheer, zei hij, en u is daarom vrij te gaan. Bedenk dat u alleen hier gebracht is om door de politie beschermd te kunnen worden. Als er ooit een officieel onderzoek noodig mocht zijn met het oog op het vernielen der poliiie-uiyiormen, dan zal u als getuige moeten optreden maar daar is niet veel kans op. .Nie mand werd ernstig gekwetst, en op den Derby-dag staat ons iets derge lijks altijd te wachten. Ik heb er geen schuld aan, zei Mr. Spratling. Dit is mijn eerste en laatste bezoek aan Epsom Downs geweest, mijnheer tenminste als er wedrennen zijn Do hoofdbeambte glimlachte. Mr. Spratling kreeg geleg&nheid zich te wasschen en een der agenten borstelde hem af, maakte dat hij er weer respectabel uitzag en bracht hem naar een eerste klasse coupé van een expres-trein. Het was half vijf toen hij in de Caimonstraat aankwam, en hij wist nog juist vóór sluitingstijd in het magazijn aan te komen. Na zich verkleed te hebben, zond hij een telegram aan zijn vrouw, dat hij laat thuis zou komen en dineerde in de stad. Hij voelde, dat hij eerst wat op zijn gemak moest zijn gekomen, alvorens het te wagen naar huis te gaan. en het was over negen toen hij als ernstiger en wijzer man thuis kwam. en iets mompelde over onver wachte drukte hetgeen in zekeren zin volkomen waar was. Weet je misschien ook den naam van het paard, dat de Derby won vroeg zijn vrouw plotseling. Mr. Spratling schrikte op en onder drukte met moeite een kreet van schrik. Wat, kindlief zei hij weife lend. Je weet dus, dat ik Mary is den geheelen avond zeer opgewonden geweest, maar ik wilde haar niet vragen, of haar ondeugende streek haar geldelijk voordeel had aangebracht. De naam van haar paard was Mag Magneto I Heeft Magneto misschien gewonnen Ik ik geloof het wel, zei Mr. Spratling op somberen toon, terwijl hij bezig was zijn stoelkuasen achter zich wat te verschikken. Uit de gevangenisien in Rusland. Do schrijver van het navolgend ver haal. Woytinsky, is een van de talloo- ze intelleclueelen, wier leven door de tegenwoordige Russische regeerir.g vernield is of met vernieling bedreigd wordt. Zijn vader onderwees de wis kunde aan een inrichting van hooger onderwijs te Sint Petersburg. Op jongen leeftijd geraakte Woytinsky reeds in moeilijkheden. Hij werd ge vangen genomen, maar wist te ont vluchten Eenigen tijd moest hij zich daarna verborgen houden. Onder een valschen naam en op een valsch pas poort leefde hij als propagandist Hij werd wederom gevangen genomen en tot eenige jaren dwangarbeid ver oordeeld, welke hij in de gevangenis te Ekaterineslof onderging. Daarna werd hij naar Siberië verbannen. Van zijn verbanningsplaats zond hij het verhaal van zijn ervaringen In de ge vangenis te Ekaterineslof naar de re dactie van het groote liberale tijd schrift Roesokoe Bogatslwo. De pu blicatie maakte een diepen indruk. De redactie werd zwaar beboet. Tot dusverre is de schrijver niet vervolgd. Hij bevindt zich nog steeds in Siberië. Ik hoL» te Sint Petersburg eenige per sonen gesproken, die Woytinsky van zijn jonge jaren af hebben gekend. Voorts ken ik gevangenen en banne lingen, die samen met hem in gevan genschap zijn geweest. Hun aller mee ning is, dat men in de niededeelingen van Woytinsky volkomen vertrouwen i stellen kan. De vertaling Is van den heer A. Saalbom, beëedigd transla- teur. Aldus leidt Jacob Israël de Haan in de Beweging van Juni een verhaal in van Woytinsky. Daaraan ontleenen we i En den volgenden dag begon de ellende, die maanden, maanden lang duren zou. Om zes uur 's morgens ving de inspectie aan Uit het vensier van onze kamer zag ik een groot aan tal inspecteurs over de plaats gaan. Zooals altijd begon de inspectie op de bovenste gang. Luid© rumoerend en lachend liepen de inspecteurs de trap pen op. Daarna werd het even stT. Zij gingen het vertrek binnen. En da delijk daarop slaan, schreeuwen, ker men en' het rammelen van kettingen. Iets zwaars boldert de trappen af IJ zers rammelen. Een stem gilt luide .Moord, moord." Zware, snelle treden dalen de trappen neer Beneden hoort men nu het slaan, op de maat, en slechts zacht en zwak een steeds doffer wordend kreunen. En in eén maat met hei slaan roepi een woeden de stem: „Schreeuw nou nog eens, beestekop. Schreeuw nou nog eens, beestekop." Nauwelijks zijn dc kreten beneden verstomd, of zij begmnen weer op de bovenverdieping. N'u wor den een aantal mannen tegelijk mis handeld Wie het zijn is niet te hoo- ren Men hoort slechts kreunen of gillen. Een stem schreit hoog en hel als van een kind, dan een wild ge jaagd huilen, dan smoren, dan stilte. Een zware mannenstem roept - „Sla me liever dadelijk dood, beulen, beu len, beulent" De schreeuwstem van Wolkof huilt. Weer boldert een zwaar lichaam de rtap af. De kettingen 6laan tegen de steenen treden Maar geen kreunen, geen schreeuwen. Zóó ze ven, acht maal. Tanden geklemd, mijn handen bevend, mijn voorhoofd koud van zweet, zat ik op den rand van mijn krib en moest ieder, ieder geluid hooren Wie nooit het marte len van mede-gevangenen heeft mee gemaakt, kan zich de ellende van zulk een toestand niet voorstellen. Op twee pas afstand achter een muur te hooren hoe een kameraad, een vriend wordt gemarteld Hun schreeuwen, hun kermen te hooren. De slagen te hooren neerstriemen. Een levend li chaam te hooren sleepen en trekken langs den grond als een dood ding, en het te hooren neerbolderen dof langs de steenen treden van de trappen. Ën dan niets te kunnen doen. Niets, niets, niets. Ik keek naar mijn kameraden. Eu- gèue lag roerloos, zijn oogen dicht, zijn gezicht als van een doude bleek. Ik dacht, dat hij bewusteloos was. ik ging naar zijn krib. Zijn gezicht was gruwelijk vertrokken, maar spreken kon hij niet meer. Hij hoorde alles. Ik wilde iets tegen hem zeggen, iets, iets, iets. Maar ik kon niet, want de woor den smoorden in mijn keel. Barissof klemde zijn gezicht in zijn beide han den. Zijn lichaam sidderde. Daar was de inspectie bij ons. De deur sloeg open. Een menigte inspec teurs viel binnen. Wolkof vooraan. Zijn rood gezicht, met bloed bespai, beefde. Hij beei telkens op zijn dikke snor. Zijii handen balden. Hij was doldronken. Maar hij hield zich slaan de, zijn borst militair vooruil. Eenige inspecteurs waggelden. De meeste ge zichten waren rood opgeioopen var. drank en woede. Twee of drie waren doodsbleek, met oogen open van schrik of schaamte. De oudste mat ons mei troebele, dwalende Mikken. Hij zocht. Hij bleef bij Barissof. ,.Die daar,' zei hij afgemeten. Pak aan. Barissof stond bij zijn krib, mager als een lijk, bleek als de dood. Zelfs zijn gewone teringblosjes waren weg. Twee inspecteurs traden op hem toe: de sterke, dikke Archipof en de kleine zwartbaardige kozak Letstjof. Archi pof hield Barissof bij zijn schouders vast en Letstjof gaf hem met de volle vuist een slag in zijn gezicht. Baris sof wankelde. Zijn gezicht begon da delijk gul te bloeden. Hij kreunde niet. Hij schreeuwde niet. Hij vroeg alleen Waarom? Waarom? IIou je gezicht, brulde Wolkof, En tegen de anderen. Ga door. Arohipof sleepte Barissof naar het midden van het vertrek. Letstjof en nog twee anderen bonkten hem met vuisten in zijn gezicht en op zijn hoofd. Wolkof k§ek aandachtig toe, als om niets van het vroolijke toor.eel te ontgaan. Tweemaal trapte hij Ba rissof met zijn voet op den buik. Daarna sloeg hij hem met het gevest van zijn sabel op hoofd en schou ders. Barissof kreunde hartbrekend. Nog twee, drie andere inspecteurs kwamen hem trappen en slaan. Zwij gend. Men hoorde alleen het geluid van de slagen, het kreunend kermen van Barissof cn het wellustig, genot vol steunen van Wolkof. Arohipof, die vasthield, riep greinzend treiterend: Maar sta dan toch stil. Sta toch rechtop. Hoor je niet? Draai niet zoo. Toen gooiden zij hem op den grond en trapten hem niet voeten. Eindelijk riep Wolkof: Ziezoo. Genoeg. Nou in den career met dat beest. Dan kan hij opknappen. De inspecteurs verdwenen, Baris sof voortsleepend. In de gang sloegen deuren: de mishandelingen werden in andere ziekenkamers voortgezet. Niemand bij ons sprak een woord. Alleen Poliwoi raasde en schold - Zóó moet het gaan. Zóó moet het gaan. Zoo moet dat politieke gespuis worden aangepakt. Maar ditmaal was niemand het met hem eens en nie mand gaf antwoord. Do gevangenis was de hel. lederen morgen begonnen de mishandelingen en zij duurden dag aan dag voort tot den avond, als de inspecteurs hun drinkgelag vierden onder de poort Ik kan zonder doodelijken afsohuw niet aan die dagen denken. En hoe zal ik al die afschuwelijke wandaden be schrijven! Wij werden geslagen, ge spuwd, getrapt. Altijd en overal hoorden wij kreunen en kermen van de weerlooze martelaars of de wel lustige kreten en zuchten van Wolkof. Na mijn typhus was ik nog steeds zeer zwak. Maar toch wilde ik niet langer in de ziekenkamer blijven. Ik schaamde mij, dat ik het lot van de kameraden buiten de ziekenkamers niet deelde. En des morgens vroeg ik den dokter mij van de ziekenlijst af te schrijven. Ilii zag mii aan, voelde mijn pols en ze!Ik zou u raden nog een week hier te blijven. U bent nog niet beter. Maar ik bleef bij mijn verzoek en een half uur later was ik weer op kamer 14 Veel was hier ver anderd. Verscheidene kameraden I leefden niet meer Anderen lagen zwaar gewond op de ziekenzalen, en iedereen was zenuwachtig en ter neer geslagen. Niemand durfde luid te spreken ©n slechts fluisterend werden j de gruwelen van de laatste dagen her dacht. Dag aan dag werden gevange nen geslagen en naar den career ge sleept Het bloed droogde niet meer op den vloer. De lucht was zwaar van bloedgeur. Ongeveer een week was ik in deze kamer loep, dc beurt aan mij kwam Op een avond werd de ronde gedaan door den jongsten assistent, een dommen. verwaanden kerel Hij was vroeger bij de politie geweest en hield zich daarom voor een gewezen officier. Vóór de ontploffing had hij ook reeds menigmaal onaangenaam- I heden gehad. Ook mei mij, omdat hij J een iiescai wijn uil de apotheek, uie voor een zwaar zieke bestemd was, zelf had leeggedronken, roeu ik daar 1 ieus van zei, moest hij zwijgen. Nu kwam hij op de inspectie, dronken, mei bezweet voorhoofd en doffe buk- ken. Wij stonden onbeweeglijk in twee rijen langs den muur, m de houding. Traag gleden zijn vertroe-1 belde blikken langs ons heen. Hij zocht. Hij keek nuar mij en riep: Nou jij, orator, kom bier. Ik vroeg: Bedoelt u mij? Hij antwoordde met een onzegbaar vuil scheldwoord en herhaalde Ja, mijnheer de orator, ik bedoel jou. Ik trad uit liet gelid en deed mijn best rustig en flink te zijn. Ik wist, dat ik geslagen zou worden. Ik wist, dat ik mij niet verzeiten zou. En ik voelde mij diep rampzalig en diep vernederd, maar toch minder dan toen ik lijdelijk toeschouwer was bij de martelingen van mijn kameraden. In den career met hem, riep de assistent. Ik kreeg een slag vlak in mijn gezicht Mijn bril vloog af. Ik kon niet meer zien wie sloeg, maar de slagen en stompen stroomden van alle kanten op mij neer. Vooruit, vooruit, schreeuwde Wolkof. Maar ik kon niet. Van voren werd ik gestompt en van achteren werd ik gestompt, en zóó werd ik in de rich ting van den career gejaagd Ik klemde mijn tanden op eikaar, en deed mijn best staande te blijven en mijn bewustzijn te behouden. Ik voel de de slagen haast niet meer, maar ik hoorde ze. De scheldwoorden van de inspecteurs klonken dof, alsof ze van heel ver kwamenWacht maar, we zullen jou wel krijgen. Nou n wij de haas. Voor een laag deurtje ergens in een kelder werd ik van schoenen en bo- venkleeding beroofd. Toen werd ik nogmaals geslagen. Daarna naar binnen getrapt. De deur smakte dicht, Ik viel. liet was donker als de nacht rondom. Onder mijn handen voelde ik niet vasten grond, maar iels Jouds, iets glibberigs. De vloer van den car eer was een vuile, vochtige modder laag, waarin de voeten tot de 6nke!s wegzakten Eerst dacht ik, dat ik al leen was. Maai iemand riep uiij toe Hé daar. Wie ben je? Zeg eens iets, waarvandaan komt u? Uit 14. Ligt u nog op den grond of kunt u opstaan? Neen, ik kan slaan. Kom dan hier znten. Wacht, ik zal u een handje helpen. Een ketting begon te rammeien. Ie mand stapte voorzichtig en nam mijn hand in de zijne. Die was smal, ma ger en koud als ijs. Hierheen, zei hij met een lieve, deelnemende stem, en hij bracht mij naar een droge plek waar ik zitten ging. Toen bemerkie ik, dat er nog eenige anderen zaten. U bent er slecht afgekomen, zei mijn nieuwe vriend. U beeft. Drink wat water. We hebben nog wat. Er zit wel zand in, maar 't is toch drink baar. Nee, sta niet op. Hier is het em mertje. Het water stonk en was zwaar van zand. Maar iets te drinken deed al goed. Ik vroeg mijn onzichtbare lot- genooten wie zij waren en waar wij zaten liet bleek mij, dat wij in een career zaten onder den toren. De cel was rond en mat vier, vijf schreden middellijn. Wij waren nu met ons ze venen. Twee waren reeds veertien da gen hier. Vier droegen kettingen. Drie daarvan waren administratief. Niet één of hij was van te voren geranseld. Twee waren van de trap gegooid en bewusteloos in den career gestopt. bloedde nog voortdurend uit zijn ooren en was stokdoof geworden. Een ander kon zijn band niet ophef fen en klaagde voortdurend over pijn in zijn schouder, Een derde had vlij mende pijnen bij iedere ademhaling. Een vierde had een loodzwaar gevoel in zijn buik, alsof zijn ingewanden waren stukgetrapt en loshingen. Langzaam draalde de nacht voorbij. Maar in ons graf was niets te bemer ken van den dageraad. Ik voelde mij doodzwak en duizelig. Misschien van de bonken op mijn hoofd Misschien van de bedorven lucht. Misschien van beide. Maar het schrikkelijke gevoel van vernedering was ik kwijt, dat mij niet had losgelaten sinds Barissof voor mijn oogen mishandeld was en ik zwijgend had toegekeken. Dat liet morgen was geworden, bemerkten wij eindelij* aan liet beginnen van de inspectie. De deur ging open en in specteurs kwamen binnen, waarvan de voorste een brandende lamp droeg. Het licht sloeg onze oogen, aan don ker gewend, blind. Maar de lamp doofde snel uit en de inspecteurs ver wijderden zich. Wij hoorden huiten de stem van WolkofLaat de deur open. Laat er lucht in. Die kerels heb ben de lucht met hun vuile asem ver pest. Hij zei nog veel meer, want hij was bijzonder geestig en bijzonder goed geluimd, dien morgen. Maar in elk goval kregen wij nu wat fri6sche lucht. Toen kwamen de inspecteurs weer binnen en ditmaal bleef de lamp branden. Een van ons kreeg dadelijk een slag in zijn gezicht van Archipof j met de woorden Loer niet zoo valsch, vuil varken. Een ander wer den de tanden door Wolkof tot bloed gebonkt, en hij riep uitJou zocht ik al lang. Toen gingen zij heen. De denr sloeg dicht. En opnieuw was het donker, 6til en benauwd. THeLon-praktljk. De artsen in Berlijn zijn overeenge komen. om ieder telephonisch gege ven advies in rekening te brengen. Dit laai zich verklaren, want arglis tige patiënten begonnen wat mis bruik te maken van de telephoon. Maar tocht Zien wij eens, waar dat heengaat een toekomstbeeld. Ik heb, riep Dr. Kinoker tot een vriend, nu alle praktijk buitenshuis opgegeven. Wel, wel, kan jij alleen van con sulten leven? Komen ze allen in je spreekuur' In mijn spreekuur? Hoe zoo? Neen Mijn wachtkamer heb ik ver huurd. Ja, maar je patiënten? Ik heb enkel telephoon-praktijk. Telephoon-praktijk wat is dat? Telephoneeren je patiënten jou en 1 geef je hun dan medisch advies j op een afstand? 't Komt hij geen sterveling op. mij te telephoneeren N'u begrijp ik er niets meer van. Waarvan leef je dan? Ja, zie je, ik heb zoo uitgere kend, dat ik, om als jonggezel zij 't dan niet weelderig te leven dagelijks gemiddeld tien pop verdie nen moet. Dan kan ik er komen. En die verdien je? Natuurlijk En wel op de vol gende wijze. !k sta, dit ben ik aan mijn gezondheid verschuldigd, niet te vroeg op; dan neem ik den telephoon- gids en noteer drie telephoonnum- mers van fatsoenlijke, dat is koop krachtige menschen. die ik medisch zou kunnen behandelen. Maar zeg, hoe weet je, dat die menscnen zie* zijn? Hoe ik dat weet? Dat weet 'k heelemaal niet. Zij zijn ook meestal in het geheel niet ziek, wanneer ik... Maar toe, val me niet teikens in de rede. Stellen wij al dadelijk een voor beeld. Ik noteer dan rentenier Hugo Meyer. Amibi Vla no. 2237. Ik vraag dus aansluiting met no. 2237. En wei dra klinkt de stem van een bejaard heer, hoffelijk: Hier, rentenier Hugo .Meyer dat is toch duidelijk? Natuurlijk, natuurlijk. Maar ik ben benieuwd, wat jij nu zegt? Ik? Ik zeg niets. Ik brul in de telephoonWat is dat, alweer ver keerd aangesloten. Afbellen! De heer Hugo Meyer, vermoedelijk heftig verschrikt, trekt zich terug. Ik Nu, jij? Ik niet. Ik wacht kalm af. Zoo blijven we natuurlijk verbonden. Drie minuten later bel ik den man weer op. Dezelfde slem: Hugo Meyer met wien spreek ik? Nu ik, in de hoogste opgewonden heid Maar meneerrrrl Waarom heeft u niet afgebeld? Dat heb ik gedaan. Ik: Maar onvoldoende. U kunt niet telephoneeren, zeg? Hij: Vergun mij, u te doen op- nierkenVerder hoor ik niet. om dat ik het toestel ophang. Na een paar minuten bel ik weer. Hetzelfde spelletje. Hier, Hugo Meyer. Wie is daar? Ik stel me aan als een dolle. Maar, jammert Hugo Meyer, ik kan toch niet helpen dat de juffrouw van de telephoon zit te slapen Houd toch eindelijk eens op u maakt me ziek. Nu heb ik hein, waar ik wil. Wat zegt u? roep ik vriendelij ker. Is u ziek? Jawel, klaagt de heer Meyer, ziele maakt me dat eeuwig geplaag met de telephoon. Ik ben een nerveus ir.ensch; ik Verder laat ik hem niet komen. Ik roep.zeer minzaam, maar op be slisten toon Meneer Meyer, dadelijk een koud compres en neem wal bruispoeder in; medisch advies van Dr. Knoker. Wat? roept hij uit, Waarom? Kalm ga ik voort En zorg er voor, dat alle func- tién naar behooren zijn. Mocht het onverhoopt erger worden, telephoneer mij dan, klinglmgling. De rentenier Hugo Meyer Arnt Vla no. 2237 heeft zijn geneeskundige be handeling. Ik schrijf den patiënt met datum en uur in mijn boelc en den l'en van iiet nieuwe kwartaal ontvangt de heer rentenier Hugo Meyer een quitantie: —Voor geneeskundige behande ling per telephoon. Mark 5. Dat is een coulante zaak Als ik drie zulke patiënten per dag heb, dan verdien ik, wat ik nnndig heb. De telephoongids voor Berlijn telt 12000 nummers. En dan er komen telkens nieuwe bij Een duurzame pa tiënt heb ik langs dezen weg trouwens ook al gekregeneen particulier in de Nettelbeek-straat, een onbeiaalba- ren vent, ongeneeslijk zwaarmoedig, met een chronische jicht. Toen hij bij in ij kwam, zeide hijIk had name lijk het genoegen met u ie telepho neeren. U was zoo goed, koude com- pressen voor te schrijven. Eigenlijk had ik een anderen dokter. Maar u was dadelijk zoo resoluut aan de tele plioon dat heeft mij bevallen. Ik kom mij verder onder uwe behande ling stellen. Goed, goed, zei ik, een weinig uit de hoogte. Maar dan liefst tele phonisch. EEN, DIE 'T NIET NOODIG HEEFT. hi een „lnftkurort" ergens in Zwn- ben, dat gaandeweg wat vreemdelin gen begint te trekken, stond onlangs een gewichtige quaestie op de agen da van den Gemeenteraad: liet stich ten van een stedelijke badinrichting. De logement- en iienwoiihouders hadden daar zeer voor geageerd en al wat belang bad. bij liet vreemde lingenverkeer, drong aan op die nood zakelijke verbetering. Maar do vixxsde vaderen der stad bekeken niet alleen het hygiënische dor mak, doch zagen plichtmatig ook de keerzijde der medaille; eene bad inrichting kost nog al geld en in dit bijzonder geval zou het eindcijfer niet meevallen. De beslissende vergadering van den Gemeenteraad zou plaats hebben en f er ontspon zich een levendig debat I voor en tegen. Tegenover de spaar- I samen, die de ht-nd op de gemeente kas hadden, betoogden do vooruit- streveoiden dat de bon w van een© bad inrichting, naar de eischen des tijds, niet alleen de aantrekkelijkheden van het gunstig gelegen stadje ver- hoogen en dus voordeelig blijken zou, maar ook van heilzamen invloed moest zijn op den geaondheidsóoe- stond der burgerij-, welke immers evenzeer zou kurmen profiteeren van do weldaden van het bad. Nu scheen cle zegepraal aan de zij de der „modernen" te zijn; daar ver hief zich de Senior van den Gemeen teraad, een eerwaardig grijsaard met zilveren lokken, en hij sprak: Heeren, ik ben vijf-en-zeventig jaar oud en altijd gezond geweest en mijn levenlang lieb 'k nog geen bad genomen Deze woorden van den ouden heer misten hun invloed op de Raadde- den met: mot overgroot© meerderheid werd de vooidracht der modarnen verworpen. Ze hadden den Senior liever naar t badhuis ln de naaste gemeente moeten sturen! LORD RUMSTEAK. Lord Rumsteak is een zeer ernstig, afgemeten heer, doch dit schijnt maar zoo, hij houdt wel van een grap helaas! zegt William, zijn knecht, want deze moei in den regel het gelag betalen. Zekeren dag bezocht de lord, als altijd op den voet gevolgd door zijn bediende, een Weldadigheidsbazar. Men hoeft daar alles gedaan om liet publiek te trekken en in een tentje schenkt ook een© echte Afrikaansche miss van ongeveer acht en-veertig lentes, en hieiirede overeenkomend uiterlijk voorkomen, het in Iva'ar land zeer geliefde gerstebier. Glimlachend gaat do lord naar de „Afrikaonsch" gestoffeerde tent en vraagt: Wat kost oen glas bier? Een shilling. En wat kost v an u een kus? Miss bloost, maar voor liet goede doel geeft zij minzaam ten antwoord: 50 shilling. Zijji lordschap legt 51 shilling neer drinkt langzaam liet glas bier leeg - natuurlijk gewoon Engelsch bier - wenkt dan William, die het gerste nat, als eigenlijk voor hèm bestenul. al met de ooger. verslonden had, en spreekt met kalmte en waardighe.d: William je moet onverwijld ïn- casseeren den kus van de lady. Men kan het gezicht van William en de hilariteit van de omstanders zich voorstellen. DAMRUBKIFK. IIAARLEM3CHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon no. 1543. Probleem no. 570, van GEORGES DEFOY. (Le Damïer). I. 0 r 16 -y ff ïft i? m 13 26 .0. 9 36 w iÜ m A 9f a !k JU 46 Zwart 11 schij ven, op4, G, 7, 8, 12, 17, 21, 26, 28, 32 en 45. Wit 11 schijven, op -19, 20, 23, 24. 34, 37, -40. 42, 44, 49 en 50 Probleem no. 571, van GEORGES DEFOY. (Le Damier). 6 n ÉS 9 9 9 s 16 j§ «E 9 9 ff, 26 ÖS CS 36 ff, Jf iH ff. H a 46 - Zwart 9 schijven, op: 9, 11, 12, 14,15, 19, 21, 23, 35 en dam op 20. Wit 11 schijven, op25, 30, 31, 33, 34, 38, 39, 40, 41. 44 en 49. Oplossingen van deze problemen worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 16 dezer. Oplossing van probleem no. 566, van den auteur- wit 26-21, 35-30, 38 -32, 30-24, 42- 37, 47 38, 49-44, 39 6, 44:221 De stand was: Zwart 15 schijven, op: 3, 9, 10. 11, 12, 13, 14. 16, 18, 19, 20, 22: 23, 25 en 36. Wit 13 schijven, op: 26, 27, 33, 34, 35, 38, 39, 40, 41, 42, 47, 49 en 50. Oplossing van probleem no. 567, van den auteur: wit 31—27, 42—37, 43-39, 32-27, 28 39, 33 2, 35 4, 2-51 De stand was Zwart 15 schijven, op: 1, 7, 10, 12, 13. 14, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 30 Wit 11 schijven, op: 23, 28, 29, 31, 32. 33, 35, 40, 42, 43 en 45. Beide problemen zijn goed opgelost door de heeren R. Bouw, M. ten Brink, P. Geldorp, J. Jacobson Azn., A. A. Jacobson, W. J. A. Malla, te- wijl ook de heer J. J- Antonysen een goede oplossing zondt van probleem no. 567. UIT DE PRAKTIJK. 9 1® 4?% 9 9 a 9 9 9 4, Ét a 49 50 In bovenstaanden stand is wit aan zet en wint een schijf of de partij, hoe? De Ilaarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8—12 uur in de bovenzaal van Café de Korenbeurs, Spaarne 36, alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als aspirant-leden worden toege laten. Inlichtingen verstrekt gaarne ds Sect eta ris, de heer J. Meijer, Kruis straat 34, Telephoon no. 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 14