BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
AKS^S«AT!H QROOTE HOUTSTRAAT 55.
32e Jaargang
ZAXEBDA6 25 JULI 1914:
He 9539
ZATERDAGAVON
SWsHLEWS DAQULAD KOST
fl.SO PER 8 BAANDEN
GF 10 GENT PER WEEK.
DRUKKERIJ ZUSDER BUJTENSPAARNE 6.
IN HAARLEM S DASBLAD ZUN
ADVERTEWTIEH DOSLTREFFEMX
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT»'
Ret Rijke Natuurleven
DE WILDE ZWIJNEN VAN DEN
PRINS.
Hier leven zij In vrijheid in de
koninklijke bosschen, dartelend
hollend door het lage hout en tus-
scflien do dennen, als waren ze in de
onbewoonde wildernissen hunner
verre voorouders.
Zij worden gevreesd, maar meer
door het geheimzinnige, dat hen blijft
omzweven dan door de scherpte hun
ner hoektanden.
Maanden achtereen zijn zij de
iwarlo koningen dezer uitgestrekte
wouden. Hun gebied is van grooter
uitgestrektheid dan zij zelf wenschen.
hef groene gewelf van hun paleizen
wordt gedragen door duizenden brui
ne zuilen, zij 7-ijn het eigendom van
den mensch, maar gevoelen slechts
de heerlijke vrijheid der bossohen.
Hier leven zij geheel den zomer
groote kudden bijeen, de rimpelige
ouden, begeleidend de groot® scharen
gestreepte jongen. Ze kunnen niet
builen eikaars nabijheid en toch is
cr een voortdurende oorlogstoestand.
De ouden hijten nijdig naar elkaar,
zoodra zij meencD, dat de jongen ge
vaar loopen, de jongen loopen tegen
elkaar op en laten een onheilspellend
geschreeuw hooren, ook al is er geen
merkbare reden
1-Iecl den nacht en het grootst®
deelt® van den dag zijn ihiet echte wil
de zwijnen, die wroeten en woelen in
den lossen bodem, die knorren en
woest grommen, als de mensch te
dicht de jongen nadert, die hun bree-
de schoften hoog heffen en den lan
gen kop dreigend vooruit brengen, als
zo gevaar duchten.
Tot een aanval komt het nooit.
Wandel langzaam naar hen toe, kijk
toen strak aan, tien tegen een, dat de
heef ft troep zich plotseling omkeert
én hollend of vlug stappend met de
radde pooten het bosch in vlucht.
Ook hun voonzaten zulten den
mensch zijn ontweken en, hoewel ge
dooid® en machtige vijanden in den
strijd, zullen ze dien niet hebben ge-
wenscht.
Deze weghollende dieren kunnen
dus echte wilde zwijnen zijn.
Maar we vergissen ons.
Naar het uiterlijk alleen zijn zij
wilde kinderen van het woud.
Heel veel van het natuur-instinct is
tot hen gekomen, zij zijn groot en
poneerend en hun omgeving verkleint
Uien niet. Zij zijn meer dan de knip-
oogendo leeuw in A'rtis, meer zelfs
dan de koningstijger daar, die, hun
kerend naar vrijheid, zijn kooi hon
derd maal achtereen doorloopt.
Maar zij wachten op het uur, zij
kennen liet moment, waarop de jacht
opziener naar de voederplaats zal
komen, om de eikels te strooien, zij
zijn echte knorrende varkens en
sdu'reeuwend® biggen, zoodra de kist
wordt geopend.
Weg is dan alle wildheid, weg het
aureool van echtheid, dat hen om
geeft zij zijn schapen in wolfsklee-
ren, zij zijn reuzen, die strijd voeren
om een eikel, zij zijn geciviliseerde
zwijnen.
Tweemaal per dag worden zij ge
voerd. Het diner, dat ik bijwoonde,
ving om vier uur aan.
Om kwart voor vier kwamen ze
van allo kanten opzetten, de honge-
ngen, zeugen en biggen, volgend de
eigen paadjes, de eigen weggetjes, die
zij iedcron dag bewandelen.
Het waren bijna alten jonge dicreu,
dio, begeleid door hun moeder, naar
flc voederplaats kwamen.
De oude zwijnen zijn in dezen tijd
Verschillend gekleurd,
De mannetjes en ook de vrouwtjes,
ilio weinig jongen 'hebben geworpen,
zlja glanzend grijs, en regelmatig,
als bij een hert, ligt het haar over
den rug. De ove'rige oude dieren dra
gen nog lang hun borstelig win ter
kleed, waarmede nu ook de jongen
allengs worden getooid.
Eerst worden de licht© en donkere
strepen meer gelijk getint, om einde
lijk geheel te verdwijnen,
Dan maakt het bruin plaats voor
donkergrijs, op sommige plaatsen bij
zwart af en daarmee gaan d© dieren,.,
haast had ik gezegd, den barren win
tertijd in, maar dat gelukkig lot, hoe
schraal de winter dan ook moge zijn,
is den meesten niet beschoren.
En nu komen we aan de veel be
schreven jacht oip deze dieren.
Allengs wo'rdt dé voederplaats ver
legd naar de groote hokken, sluitend
met een valluik.
Tegen December worden daar hon
derden dieren in opgevangen, om op
den bepaalden dag weer vrij t® wor
den gelaten.
Maar niet meer om het, heerlijke le-
tVen in de bosschen te gaan genieten,1
niet meer om in groote troepen rond
te dolen, Vrij zidhl voelend en be-
heerschers van het dennenwoud.
Als een woeste horde stormen de
dieren de kooien uit, vluchtend tus-
sehen de stammen, die ze herkennen
als van hun paradijs.
Daar knallen plotseling schoten,
daar vallen er reeds enkele en d© ove
rigen hollen wild langs d© gaasom-
ra steking.
Bij tien-, bij twintigtallen sneuve
len ze, de helden van het woud en
hun bloed vloeit, waar ze lrot'3ch gin
gen op hun vrijheid.
D© jagers zijn verdekt opgesteld, ze
zijn onbereikbaar voor het in razernij
rondhollend gedierte.
ITet is een ongelijk© strijd, waarbij
d© zege vooruit kan worden bepaald.
Do mensch zegeviert over d® natuur,
maar alleen door geweld.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
.Verandering in de mode.
.Voorzichtigheid bij het aan
schaffen van coupons.
Zomerhoeden. Bontwer
ken.
Nu de uibverkoopen in onze groote
magazijnen in vollen gang zijn, zullen
de meeste huismoeders daarvan gaar
ne willen profiteeren om zich zij.
het dan ook niet voor dit seizoen, dan
voor den a.s. herfst het een. en an
der aan te schaffen. Coupons zijde
en satijn komen ook in den winter
wel te pas voor een of ander gelegen-
hcidstoiletj©, zoo redeneert men; en
in de meeste gevallen is dit ook juist
gezien; doch op het oogenhlik adht ik
het mijn plicht mijn geaohte lezeres
sen tot groote voorzichtigheid aan te
manen, want, de coupons, die op het
oogenhlik verkocht worden, kaai men
alleen nog voor dit seizoen benutten:
dodbi voor het. volgende zullen ze blij
ken ontoereikend te zijn.
De fabrikanten van wollen en zij
den weefsels, zuilen nu wel in. hun
vuistje lachen, want de tijd, waarin
men uit vijif a zes nieter een toilet sa
menstelde zal spoedig tot het verleden
behoor en.
De wijde tuuiques en de zeer lange
en wijde ovci'rokken, om niet, te
spreken van de zéér wijde go if cap es,
z® vragen allen zonder onderscheid
een buitengewone stofmassa en reeds
spreekt men van tien A twaalf meter
voor eem toilet.
Het ligt voor de hand, dat wanneer
deze mode inslaat, de zijden en sa
tijnen japonnen wei op den achter
grond zullen geraken en men weer
mee'r laken, serge en andere weefsels
zal zien dragen. Vooral atlas zal voor
■gekleed© toiletten, het aangewezen
materiaal uitmaken.
Voorloopïg zal het wijdere rokmo-
del nog in de lange tunique gevon
den worden, die over eer centimeter
of tien langeren zéér nauwen onder
rok gewerkt wordt, douln men be
weert, dat dien nauwen onderrok
geen lang leven meer beschoren zal
zijn en dan krijgen we de plooirok
kon van 1905 weer terug!
Zoodra de romervacantie voorbij is
en de nieuwe modellen hun intrede
doen zullen de dames daarin reeds
een ruim© keuze vinden, want de
seizoens beginnen met eLk jaar vroe
ger.
De Pa'rijschc mode-koningen zijn
liet evenwel niet eens met hun Wee-
ner concurrenten, en we willen hopen,
dat ze het ooft in de komende maan
den niet zullen worden; want daar
door zal do keuze in nieuwe model
len des te grooter zijn.
Een voornaam huis wilde het daor-
Ihieen leiden, dat ons silhouet gelijk,
zal worden aan dat onzer grootmoe
ders en we zoodoende onze japonnen
zullen ontleenen aan liet tijdperk
i! Dus nauwe, slanke tailles en
wijde rokken!
Dat do mode nog altijd een zeer gril
lige heerscheresso is, blijkt wel uit
het feit, dat ze ons in de warme zo
mermaanden fluweelen hoeden op
dringt. In de mode-badplaatsen wor
den z© door élegante vrouwen gedra
gen bij fijne zijden en lingerie-toilet
ten. Ze zijn gegarneerd met paradijs-
eeren: die buitengewoon oMc staan;
doch ook zéér kostbaar zijn. Verder
ziet men zeer veel wit satijnen hoed
jes met wititft bloemen of bladeren
gegarneerd, die allerliefst staan.
Behalve Ihet groot® contrast, dat er
in gelegen js, dat men in de zomer
maanden fluweelen hoeden draagt,
moet ik nog even de aanda-cht ves
tigen op de langharige bontsoortem,
die over de fijnste tulen en kanten zo-
m er toiletten gedragen worden.
Bruin bont verheugt zich vooral in
de gunst der mode en zoo zien we
nerz, robel en skungs als om den voor
rang strijden. Seal ireedt nu ook weer
op den voorgrond en wordt niet al
leen ais éoharpe gedragen, maar ook
als kraagTgarneering op de witte
avondmantels.
Behalve de moderne cape, zullen
we weldra do redingote weer zien
brengen en zelfs met ingezette mou
wen, omliggende kragen en groote re
vers; alleen over de taille-lijn schijnt
men 'liet nog niet recht eens te zijn.
De mantels met ceihtures onder de
normale taille-lijn worden nog stee-ls
gebracht en gaarfie gedragen.
In de blouses zijn de vesten de al
lergrootste nouveauté. Ze gelijken
volkomen op de mannenvesten, zijn
van voren met één rij knoopen geslo
ten en eindigen in een kleinen V.
De allernieuwste garneering be
staat uit soutache en passement. Op
dunne witte voilestof naait men fijn,
smul zwart soutache en zoo wordt de
bijna klassiek geworden- wil en zwart
mode opnieuw gelanceerd!
De zwarte tailleurs zullen ook voor
het a.s. herfstseizoen weer als mo
dern gelden!
MARIE VAN AMSTEL.
De Cotelet.
(Militair® Humoreske).
Gevoelt gij je nog altijd onge
steld, lievo Elise vroeg kapitein
Stern, de kamer van zijn© echlgenoo-
te binnen tredende, die nog .ultijd op
do chais© longue lag.
Dank je, Frits, 't gaat al beter
nog wat hoofdpijn. Het was de laatste
dagen weikelijk to veel ergernis, toen
Mina op staanden voet wegging en
we ons met een noodhulp moesten be
helpen.
Ja, ja. En komt vandaag de nieu
we dienstbode?
Het is afgesproken, maar of ze
haar woord houden zal Die inen-
sclien zijn tegenwoordig onbereken
baar. Heb j© weer dienst
Ja, ik moet naar do kazerne.
Adieu, schat
De kapitein drukte een kus op het
voorhoofd zijner gade, en verdween
even behoedzaam als hij gekomen
Elis© sloot de oogen, maar kon niet
slapen har© zenuwen hadden door
d© ergernis gedurende de laatste da
gen to veel geleden.
De deur werd geopend Stram, de
oppasser, trad binnen en sloeg zeer
hoorbaar de hakken tegen elkaar.
Maar, Stram, hoe dikwijls heb
ik jo al gezegd, dat je bij mij m de
kamer met in de positie moet staan.
Tot uw orders, mevrouw 1 riep
bij met doordringende stern.
Zij zuchtte.
Spreek wat zachter het gaat
iemand door merg en been. Wat is
er
De nieuw© meid is gekomen en
wou mevrouw spreken.
Laat- haar binnenkomen.
Struin maakte rechtsomkeert en
verdween.
Die man kan me tot vertwijfeling
brengen zuchtte Elise.
Een klein, sierlijk persoontje kwam
binnen mevrouw nam haar oven op.
Het meisje zag er knap uit.
Is u ziek? vroeg het nieuwe
dienstmeisje, ronder af to wachten,
dat iict woord tot haar zou worden
gericht.
Neen, een klemo ongesteldheid,
antwoordde mevrouw, verwonderd
over die vraag.
Is u dikwijls ongesteld?
Voor zoover 'k weet, niet.
Nou, da's goed.
Maar waarom vraag je dat?
Ja, ziet u, mevrouw, als u dik
wijls ziek of ongesteld wus, zou ik van
de betrekking liever afzien.
En waarom, als ik vragen mag
Nou, u moet weten, in de laatste
jaren zijn twoo mevrouwen van me
overleden, en dan was ik opeens wéér
zonder betrekking.
Hm, dan heb jo eigenlijk geen
ongelijk. Stram zal jo do keuken wei
laten zienik heb nu toch zwaro
hoofdpijn. Hoe heet je?
Anna, mevrouw.
Zij kon gaan. Do oppasser wachtte
haar op.
\V at heeft ze gezoid vroeg hij
nieuwsgierig.
Niet veel Zeg eens, is ze heusch
niet telkens ziek
Ziek is zo niet, maar zij ergert
zich aanhoudend en dan guat ze op de
sofa liggen en dan is 't„o, Frits,
mijn zenuwen, Frits, wat is dio op
passer weer rumoerig, Frits, Tv glas
water." Frits is onze kap'tein, weetje.
Wat is dat voor 'n man
Het gesprek werd in do keuken
voortgezet.
Die is 'n goede kerel. Maar we
hadden 't bij do compagnie veel beter,
als do mooie Hendrik er niet was.
Wio is dat nu weer?
Dat is de majoor Somrner, (hij
bedoelde den sergeant-majoor, door
de manschappen wederrechtelijk „ma
joor'.' genoemd), eeu vitterig© rnai„
die je t leven erg zuur maken kan.
Hij is ongetrouwd en dus den heelcn
dag in do kazerne, Vrouwen kan ie
met uitstaan, omdat zijn meisje hem
lang geleden eens de bons gegeven
heeft. Maar een mooie man is ie; je
zult het wel zien, want hij komt alle
dagen hier oj» 't rapport.
Die keuken is wat klein, vond
Dat kan niet anders. Een grooter
huis kunnen wo niet huren dat zit
er niet 'an.
'n Kale boel hier
Welneen. Ze eten en drinken
hier goed daar houdt de kap'tein
van.
Anna begaf zich nu naar haar ka
mertje, waarheen Stram haar hoeden-
doozen en verdere handbagage
bracht. Zij was niet roo heel jong
meer en had al verscheidene diensten
gehad, ook in officiers-families. In
den laatsten tijd had zij met voor
dacht dio gemeden, na een ernstige
verloving met den oppasser van een
overstetoen hij met paspoort ging
en er sprak© kon zijn van een huwe
lijk, was de man spoorloos yerdwe-
neii. En toen had Anna de gelofte
afgelegd, niet meer met een militair
to verkeerciL
Haar tegenwoordige „betrekking"
had zij aangenomen, omdat er voor
het oogenbfik niets beters te krijgen
was.
Den volgenden morgen moest zij
vroeg op do kapitein moest bijtijds
ontbijten.
llaal gauw even 'n paar kadet
jes, voegde zij den oppasser toe.
Denk je, dat ik dat doe?
Waarvoor hen jij anders de op
passer hier
Niet voor jou. Ik ben voor den
kap'tein en jeJui huishouden gaat me
verder niet aan. als ik de schoenen
gepoetst en messen geslepen heb,
Ja, als ik alles alleen moet doen,
bedank ik er voor
Doe, wat je niet laten kunt. Ik
laat me door jou niet commaaidceren
met Mina was dat wat anders, die
wist wat iemand toekomt.
Wat meen je? vroeg Anna,
dio intusschen overlegd had, dut het
misschien maar beter was, de kat
eerst eens uit den boom te kijken.
Wat ik meen Als we 't goed sa
men kunnen vinden ik ben nog
nuchter ©n veel haast maak jo niet,
om voor me te zorgen.
Anna begreep en begon koffie te
zetten.
Toe, haal jij nou even broodjes
ik zal wel zorgen, dat jij niet te
kort komt.
D© vrede was geteekend.
'sMiddags kwam de kapitein in
opgewekte stemming thuis. Hij had
maar geluncht in de soos, -wetende
dat het, na de komst van een nieuwe
meid, altijd in huis eonigszius onvei
lig is. Zijn vrouw kwam met een berg
bezwaren Anna scheen moeilijk
vroeg te kunnen opstaan en reeds
had mevrouw er een somber voorge
voel van, dat ze niet kraakzindelijk
was.
Excuseer me, lieve, sprak de
kapitein, zonder op het onderwerp
in te gaanik wacht zoo dadelijk
Somrner.
Dienst en altijd dienst! zuchtte
Elise.
En de „majoor" verscheen ten too-
neele.
Niet ten onrechte werd Somrner de
„moois Hendrik" genaamd. Rijzig en
blond, niet flinken knevel, was hij
een kloek© verschijning, door menig
meisje nagezien en onder de burger
meisjes had hij er wel een kunnen
krijgen, als hij gewild had. Menig
maal had Stern welmeenend gezegd:
Kerel, waarom trouw je niet
Neem me niet, kwalijk, kapitein,
men dient óf den vrouwenrok, of liet
vaderland
Maar ik ben toch gehuwd 1
Daarvoor is de kapitein ook offi
cier; voor een onderofficier deugt dat
niet.
liet liefst was hij in de kazerne en
had: hij niet© in de chambrée te doen,
dan verdiepte hij zich in de Regle
menten. Het zag er kraakzindelijk in
de soldiatenkamers uit en de Regle
menten kende hij op zijn duimpje.
Heden evenwel was hij niet in zijn
humeur.
Een man was zonder nachfcpermis-
sie te laat thui3 gekomen, een ander
was door den garnizoenscommandant
met buitenmodel plunje aangetrof
fen. om van de kleinere zondaars
niet l© gewagen, liet was om razend
te worden
Hij schelde bij zijn compagnies
commandant aan en luisterde toe, of
hij de welbekende voetstappen van
Stram vernam. In de eerste vijf mi
nuten werd niet opengedaan.
Die oppasser is weer niet hij
de hand; de kerel moest worden af
gelost wordt alle dagen luier. Zoo
dacht de moeder der compagnie
de kapitein is de vader.
Nu werd de deur geopend op een
kier en Anna keek er door heen.
De kapitein thuis? vroeg Som
rner, zonder haar met een blik te ver
waardigen.
Wie ben je? antwoordde Anna
biis.
Somrner zag sprakeloos haar aan.
Dat was ongehoord I In de woning
van zijn kapitein, zijn compagnies
commandant, werd heat, d'en ser
geant-majoor, gevraagd wie hij was?
Hij kon geen antwoord geven.
Nu komt het haast? Ik kan hier
niet eeuwig blijven staan
Duivels maar hij bezon zich
en zei:
O zoo, zeker de nieuwe meid...
Dat behoef jij me niet vertellen;
wer-t. ik al!
Somrner deinsde nu onwillekeurig
een pas achteruit en keek de tegen
partij onderzoekend aan. Toen werd
hij verlegen en hij draaide zijn kne
vel op.
Resoluut vrouwspersoondacht
hij en toen zeide hij op hof fel ij-ken
loon
Zeg dal de sergeant-majoor Som
iner er is.
Is dat de mooie Hendrik? vroeg
ze aan Stram, die nu ook te voor
schijn kwam.
Zoo noemen ze hem
De sergcariLmajoor kwam nu bij
zijn chef, de zaken werden behandeld
en Sommer kon gaan. Toen liij bene
den was, kwam Anna toevallig uit de
keuken.
Goeden morgen, juffrouw! Met
deze woorden nam de geweldige af
scheid.
Goeden morgen, majoor 1
Zoo waren drie weken verloopen,
toen de mooie Hendrik op het gewo
ne uur weer hij den kapitein ver
scheen.
Luister eens, Sommer, sprak
Stern je moet over een uur terugko
men. Nu kan ik niet, want ik moet
mijn schoonzuster naar het station
brengen.
Heeft u voor het oogenhlik nog
iets?
Neen. Oi heter, blijf maar. Maak
de stukken inaar hier in orde. dan
kunnen we slinks ze uug even na
zien. Blijf van middag hier eten
ik zal er voor zorgen.
Ik kan anders best waohten, ka
pitein.
Het is je etensuur. Blijf liever
hier, want morgen moet alles worden
ingediend. Maak het je gemakke
lijk diaar staan sigaren.
Stern verliet het vertrek. Zijn vrouw
en schoonzuster waren al vooruitge
gaan. Hij ging naar de keuken:
Anna, zeg, de sergeant-majoor
zal in mijn kamer zijn middagmaal
gebruiken. Maak maar wat klaar
en bedien heul even. Stram moet mee
naar het station.
Goed, meneer.
Wat heb je voor hem?
Nu, een kaifscotelet met wat
compote.
—Best. En trek een flesch rooden
wijn open.
Het wordt, hoe langer hoe mooier,
mompelde zij, toen meneer was ver
trokken. Nu moet de mooie Ilendnk
bij ons al eten! Misschien behaagt
het hem, eens wat anders tegen mij
te zeggen, dan goeden morgen.
Toon zij naar boven gmg, vond zij
Sommer ijverig bezig te schrijven en
te rekenen.
Toe, ga even aan de schrijftafel
zitten, zei zij, dan zal ik de tafel dek
ken.
O, doe voor mij geen moeiteik
kan ook wel zonder tafellaken eten,
©prak Sommer vriendelijk.
Dat zijn we hier zoo. niet ge
woon, gaf zij beslist ten antwoord, en
zij zette dien inktkoker weg.
U heeft het altijd erg druk, ma
joor? vroeg ze na een poosje stilte.
O ja dat gaat nog alt
Over acht dagen is er hal in de
cantine komt u daar ook?
Stoor me niet. Het werk moet af
zijn, als de kapitein terug komt, riep
hij ontstemd.
Nu, die simpele vraag kan u
toch ïuct storen I
Anna liet kcni alleen,
Een flink vrouwspersoon I daeht
Sommer, met het hoofd in do nand
en opnieuw de lange reeks cijfers op
tellende, zoo is het goed.
Wil u plaats nemen, majoor 1 zei
Anna nu weer vriendelijk en zij zette
een bord dumpende soep voor hem
neer.
Smakelijk eten,
Dank je. Maar zeg eens.
Ileb nu geen lijd moet naar de
keuken I en zij verdween.
Een. flinke meid, dacht hijen
koken kan ze zulke soep heb ik
mijn leven lang nog niet gegeten.
Hij schonk eens in.
Toen kwam de cotelet.
Mijn lievelingsspijs! riep hij ver
rast.
Nu, laat 't je goed smaken.
Toe, juffrouw, blijf eens een
oogenblikje hier,
Waarom?
Ik wou je iets zeggen.
Vooruit dan maar!
Waarom ben je zoo weinig toe-
sciiieielijk?
Datzelfde zou ik ook kunnen vra
gen.
Maar, Anna
Denk aan den eersten dag, on
beleefde manzeg, dat de sergeant
majoor Sommer er is zonder meer,
zonder mij met ©en blik te verwaar
digen. En verder was liet: goeden
morgen 1 Is dat beleefd? Nu, van ie-
man, die alleen houdt van lekker
eten en drinken en die een vrouwen
hater is, kan men niet andera ver
wachten. Foei.
Met li oog rood gelaat stoof zij de
deur uit.
Somrner liet mes en vork vallen,
Hm, hm, dal is geen katje
om zonder handschoenen aan te pak
ken! riep hij, naar de deur ziende,
welke dreunend in het slot viel. Nu.
gelijk heeft ze dat was toen niet
aardig. Maar wat wil je alle dagev
anders zeggen dan goeden morgen?
D© cotelet leidde hem van die ge
wetenswroeging af. Hij zat zich te
verkneuteren.
Die kan koken! Ik dacht, dat ze
in ,.De Klok" dal konden, maar die
Anna
Iloor eens, Anna, begon hij,
toen ze kwam afnemen het spijt me,
dat. ik zoo onvriendelijk was. Weer
niet meer nijdig!
Nou, haatdragend ben ik niet.
Geef me daar de hand op.
Pak 'an, majoor,
IIij drukte die ongewoon hartelijk.
Laat óns een glas er op diinken 1
Hij drong haar het volle wijnglas op
en'ze nam er een flinke teug uit.
Eerst „toen de kapitein thuis kwam,
nam zij de tafel af en Somrner ver
klaarde den kapitein, dat hij nog een
half uurtje noodig had voordat hij
gereed was.
De oppasser Stram was met de wij»
ze, waarop Anna heui behandelde,
erg levreden zij had t liefst, dat hij
maar gauw wegging en werkte dit in
het oog vallend in de hand.
Sedert eenigéji tijd kwain de ser
geant-majoor zonder den ordonnans,
die meestal de boeken en andere pa
perassen voor hem droeg.
De dag van het bal in de cantine
was aangebroken. Siram had Anna
gevraagd, omdat ze geen vrijer had.
Hoe verbaasd was hij, toen ze ant
woordde
Wel bedanktik ben me woord
al kwijt.
Sommer was bij den kapitein.
Ik kom om negen uur even kij
ken, dus besloot deze het dienstge
sprek, dank je, Sommer 1
Kap'tein, ik wou u nog iets zeg*
gen.
Xu. wat is er?
Kap'tein, ik ben verloofd. Na de
manoeuvres wou ik gaan trouwen.
Zoo, eindelijk. Dat is verstandig
van je. Eu waar heb je dat exem
plaar vandaan gehaald?
't, Is Anna, kap'tein.
Wat zeg je? Onze meidl En hoo
kwam je daar zoo opeens toe?
Omdat zo zulke lekkere cotelel-
ten bakt dat ontbrak nog aan mijn
geluk
Zoo, klonk het lakoniek. En de
kapitein dacht cr aan, dat ze dan weer
een nieuwe dienstbode moesten heb
ben het ging met Anna nu juist
goed en hij dacht aan Elise en
haar zenuwen en hij nam zich voor,
nimmer meer uit gemakzucht voor
den sergeant-majoor, al is die dui
zendmaal „zijn rechterhand", een
cotelet te laten bakken in zijn huis.
En de vrouw van den kapitein
kreeg het. op haar zenuwen, toen
ze het nieuwtje vernam, en de vrouw
van zijn factotum kreeg den onge
naakbare cr danig onder!
Hoe oom Kaiicke één
dag generaal was.
(Een kleine manoeuvre-geschiedenis
uit Pommeren.)
De vrijwilliger Hendel was wegens
zijn onuitputvelijken humor, en dat
wel in militairen dienst, bij zijn ka
meraden zeer geliefd. Verveelde men
zich in de cantine, dan was het
Hendel, opsnijden 1
Steeds wist hij wat nieuws ten bes
te te geven.
Ook nu, op een regenachtigen, kil
len Novemberdag zaten de manschap
pen der 6e compagnie, waarbij Hen
del was ingedeeld, in de nietrongczel-
lige cantijie. Men had zich al een
paar uren zoo gezellig mogelijk be
zig gehouden maar wal nu?
De een geeuwde, de ander blader-
de in een geïllustreerd tijdschrift,
Hendel keek uit het venster naar den
neerplussenden regen en trommelde
met de vingers op de vensterruitvan
oordeel, dat het weder niet aanlokke
lijk was, om uit te gaan.
Hendel, opsnijden! riep er een.
Maar zeg, moet ik er nu altijd
voor opdraaien, als jelui jo verveelt?
Hetzelfde imperatief mandaat weTd
herhaald in koor.
Nu, voor mijn part, vooruit! Ik
zal dan heden jelui eens een ware
geschiedenis vertellen; hoe mijn oom
Kulicke één dag generaal was.
Wie is je oom Kulicke is dat
zijn naam of' een bijnaam? vroeg
Hendels vriend Muller.
Hij is dc broeder van mijn over
leden moeder en nu hofmoester bij
vorst Petrowitzky, die de heerlijkheid
Katscliiau bewoont.