BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD AKS^S«AT!H QROOTE HOUTSTRAAT 55. 32e Jaargang ZAXEBDA6 25 JULI 1914: He 9539 ZATERDAGAVON SWsHLEWS DAQULAD KOST fl.SO PER 8 BAANDEN GF 10 GENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUSDER BUJTENSPAARNE 6. IN HAARLEM S DASBLAD ZUN ADVERTEWTIEH DOSLTREFFEMX ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT»' Ret Rijke Natuurleven DE WILDE ZWIJNEN VAN DEN PRINS. Hier leven zij In vrijheid in de koninklijke bosschen, dartelend hollend door het lage hout en tus- scflien do dennen, als waren ze in de onbewoonde wildernissen hunner verre voorouders. Zij worden gevreesd, maar meer door het geheimzinnige, dat hen blijft omzweven dan door de scherpte hun ner hoektanden. Maanden achtereen zijn zij de iwarlo koningen dezer uitgestrekte wouden. Hun gebied is van grooter uitgestrektheid dan zij zelf wenschen. hef groene gewelf van hun paleizen wordt gedragen door duizenden brui ne zuilen, zij 7-ijn het eigendom van den mensch, maar gevoelen slechts de heerlijke vrijheid der bossohen. Hier leven zij geheel den zomer groote kudden bijeen, de rimpelige ouden, begeleidend de groot® scharen gestreepte jongen. Ze kunnen niet builen eikaars nabijheid en toch is cr een voortdurende oorlogstoestand. De ouden hijten nijdig naar elkaar, zoodra zij meencD, dat de jongen ge vaar loopen, de jongen loopen tegen elkaar op en laten een onheilspellend geschreeuw hooren, ook al is er geen merkbare reden 1-Iecl den nacht en het grootst® deelt® van den dag zijn ihiet echte wil de zwijnen, die wroeten en woelen in den lossen bodem, die knorren en woest grommen, als de mensch te dicht de jongen nadert, die hun bree- de schoften hoog heffen en den lan gen kop dreigend vooruit brengen, als zo gevaar duchten. Tot een aanval komt het nooit. Wandel langzaam naar hen toe, kijk toen strak aan, tien tegen een, dat de heef ft troep zich plotseling omkeert én hollend of vlug stappend met de radde pooten het bosch in vlucht. Ook hun voonzaten zulten den mensch zijn ontweken en, hoewel ge dooid® en machtige vijanden in den strijd, zullen ze dien niet hebben ge- wenscht. Deze weghollende dieren kunnen dus echte wilde zwijnen zijn. Maar we vergissen ons. Naar het uiterlijk alleen zijn zij wilde kinderen van het woud. Heel veel van het natuur-instinct is tot hen gekomen, zij zijn groot en poneerend en hun omgeving verkleint Uien niet. Zij zijn meer dan de knip- oogendo leeuw in A'rtis, meer zelfs dan de koningstijger daar, die, hun kerend naar vrijheid, zijn kooi hon derd maal achtereen doorloopt. Maar zij wachten op het uur, zij kennen liet moment, waarop de jacht opziener naar de voederplaats zal komen, om de eikels te strooien, zij zijn echte knorrende varkens en sdu'reeuwend® biggen, zoodra de kist wordt geopend. Weg is dan alle wildheid, weg het aureool van echtheid, dat hen om geeft zij zijn schapen in wolfsklee- ren, zij zijn reuzen, die strijd voeren om een eikel, zij zijn geciviliseerde zwijnen. Tweemaal per dag worden zij ge voerd. Het diner, dat ik bijwoonde, ving om vier uur aan. Om kwart voor vier kwamen ze van allo kanten opzetten, de honge- ngen, zeugen en biggen, volgend de eigen paadjes, de eigen weggetjes, die zij iedcron dag bewandelen. Het waren bijna alten jonge dicreu, dio, begeleid door hun moeder, naar flc voederplaats kwamen. De oude zwijnen zijn in dezen tijd Verschillend gekleurd, De mannetjes en ook de vrouwtjes, ilio weinig jongen 'hebben geworpen, zlja glanzend grijs, en regelmatig, als bij een hert, ligt het haar over den rug. De ove'rige oude dieren dra gen nog lang hun borstelig win ter kleed, waarmede nu ook de jongen allengs worden getooid. Eerst worden de licht© en donkere strepen meer gelijk getint, om einde lijk geheel te verdwijnen, Dan maakt het bruin plaats voor donkergrijs, op sommige plaatsen bij zwart af en daarmee gaan d© dieren,., haast had ik gezegd, den barren win tertijd in, maar dat gelukkig lot, hoe schraal de winter dan ook moge zijn, is den meesten niet beschoren. En nu komen we aan de veel be schreven jacht oip deze dieren. Allengs wo'rdt dé voederplaats ver legd naar de groote hokken, sluitend met een valluik. Tegen December worden daar hon derden dieren in opgevangen, om op den bepaalden dag weer vrij t® wor den gelaten. Maar niet meer om het, heerlijke le- tVen in de bosschen te gaan genieten,1 niet meer om in groote troepen rond te dolen, Vrij zidhl voelend en be- heerschers van het dennenwoud. Als een woeste horde stormen de dieren de kooien uit, vluchtend tus- sehen de stammen, die ze herkennen als van hun paradijs. Daar knallen plotseling schoten, daar vallen er reeds enkele en d© ove rigen hollen wild langs d© gaasom- ra steking. Bij tien-, bij twintigtallen sneuve len ze, de helden van het woud en hun bloed vloeit, waar ze lrot'3ch gin gen op hun vrijheid. D© jagers zijn verdekt opgesteld, ze zijn onbereikbaar voor het in razernij rondhollend gedierte. ITet is een ongelijk© strijd, waarbij d© zege vooruit kan worden bepaald. Do mensch zegeviert over d® natuur, maar alleen door geweld. II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen .Verandering in de mode. .Voorzichtigheid bij het aan schaffen van coupons. Zomerhoeden. Bontwer ken. Nu de uibverkoopen in onze groote magazijnen in vollen gang zijn, zullen de meeste huismoeders daarvan gaar ne willen profiteeren om zich zij. het dan ook niet voor dit seizoen, dan voor den a.s. herfst het een. en an der aan te schaffen. Coupons zijde en satijn komen ook in den winter wel te pas voor een of ander gelegen- hcidstoiletj©, zoo redeneert men; en in de meeste gevallen is dit ook juist gezien; doch op het oogenhlik adht ik het mijn plicht mijn geaohte lezeres sen tot groote voorzichtigheid aan te manen, want, de coupons, die op het oogenhlik verkocht worden, kaai men alleen nog voor dit seizoen benutten: dodbi voor het. volgende zullen ze blij ken ontoereikend te zijn. De fabrikanten van wollen en zij den weefsels, zuilen nu wel in. hun vuistje lachen, want de tijd, waarin men uit vijif a zes nieter een toilet sa menstelde zal spoedig tot het verleden behoor en. De wijde tuuiques en de zeer lange en wijde ovci'rokken, om niet, te spreken van de zéér wijde go if cap es, z® vragen allen zonder onderscheid een buitengewone stofmassa en reeds spreekt men van tien A twaalf meter voor eem toilet. Het ligt voor de hand, dat wanneer deze mode inslaat, de zijden en sa tijnen japonnen wei op den achter grond zullen geraken en men weer mee'r laken, serge en andere weefsels zal zien dragen. Vooral atlas zal voor ■gekleed© toiletten, het aangewezen materiaal uitmaken. Voorloopïg zal het wijdere rokmo- del nog in de lange tunique gevon den worden, die over eer centimeter of tien langeren zéér nauwen onder rok gewerkt wordt, douln men be weert, dat dien nauwen onderrok geen lang leven meer beschoren zal zijn en dan krijgen we de plooirok kon van 1905 weer terug! Zoodra de romervacantie voorbij is en de nieuwe modellen hun intrede doen zullen de dames daarin reeds een ruim© keuze vinden, want de seizoens beginnen met eLk jaar vroe ger. De Pa'rijschc mode-koningen zijn liet evenwel niet eens met hun Wee- ner concurrenten, en we willen hopen, dat ze het ooft in de komende maan den niet zullen worden; want daar door zal do keuze in nieuwe model len des te grooter zijn. Een voornaam huis wilde het daor- Ihieen leiden, dat ons silhouet gelijk, zal worden aan dat onzer grootmoe ders en we zoodoende onze japonnen zullen ontleenen aan liet tijdperk i! Dus nauwe, slanke tailles en wijde rokken! Dat do mode nog altijd een zeer gril lige heerscheresso is, blijkt wel uit het feit, dat ze ons in de warme zo mermaanden fluweelen hoeden op dringt. In de mode-badplaatsen wor den z© door élegante vrouwen gedra gen bij fijne zijden en lingerie-toilet ten. Ze zijn gegarneerd met paradijs- eeren: die buitengewoon oMc staan; doch ook zéér kostbaar zijn. Verder ziet men zeer veel wit satijnen hoed jes met wititft bloemen of bladeren gegarneerd, die allerliefst staan. Behalve Ihet groot® contrast, dat er in gelegen js, dat men in de zomer maanden fluweelen hoeden draagt, moet ik nog even de aanda-cht ves tigen op de langharige bontsoortem, die over de fijnste tulen en kanten zo- m er toiletten gedragen worden. Bruin bont verheugt zich vooral in de gunst der mode en zoo zien we nerz, robel en skungs als om den voor rang strijden. Seal ireedt nu ook weer op den voorgrond en wordt niet al leen ais éoharpe gedragen, maar ook als kraagTgarneering op de witte avondmantels. Behalve de moderne cape, zullen we weldra do redingote weer zien brengen en zelfs met ingezette mou wen, omliggende kragen en groote re vers; alleen over de taille-lijn schijnt men 'liet nog niet recht eens te zijn. De mantels met ceihtures onder de normale taille-lijn worden nog stee-ls gebracht en gaarfie gedragen. In de blouses zijn de vesten de al lergrootste nouveauté. Ze gelijken volkomen op de mannenvesten, zijn van voren met één rij knoopen geslo ten en eindigen in een kleinen V. De allernieuwste garneering be staat uit soutache en passement. Op dunne witte voilestof naait men fijn, smul zwart soutache en zoo wordt de bijna klassiek geworden- wil en zwart mode opnieuw gelanceerd! De zwarte tailleurs zullen ook voor het a.s. herfstseizoen weer als mo dern gelden! MARIE VAN AMSTEL. De Cotelet. (Militair® Humoreske). Gevoelt gij je nog altijd onge steld, lievo Elise vroeg kapitein Stern, de kamer van zijn© echlgenoo- te binnen tredende, die nog .ultijd op do chais© longue lag. Dank je, Frits, 't gaat al beter nog wat hoofdpijn. Het was de laatste dagen weikelijk to veel ergernis, toen Mina op staanden voet wegging en we ons met een noodhulp moesten be helpen. Ja, ja. En komt vandaag de nieu we dienstbode? Het is afgesproken, maar of ze haar woord houden zal Die inen- sclien zijn tegenwoordig onbereken baar. Heb j© weer dienst Ja, ik moet naar do kazerne. Adieu, schat De kapitein drukte een kus op het voorhoofd zijner gade, en verdween even behoedzaam als hij gekomen Elis© sloot de oogen, maar kon niet slapen har© zenuwen hadden door d© ergernis gedurende de laatste da gen to veel geleden. De deur werd geopend Stram, de oppasser, trad binnen en sloeg zeer hoorbaar de hakken tegen elkaar. Maar, Stram, hoe dikwijls heb ik jo al gezegd, dat je bij mij m de kamer met in de positie moet staan. Tot uw orders, mevrouw 1 riep bij met doordringende stern. Zij zuchtte. Spreek wat zachter het gaat iemand door merg en been. Wat is er De nieuw© meid is gekomen en wou mevrouw spreken. Laat- haar binnenkomen. Struin maakte rechtsomkeert en verdween. Die man kan me tot vertwijfeling brengen zuchtte Elise. Een klein, sierlijk persoontje kwam binnen mevrouw nam haar oven op. Het meisje zag er knap uit. Is u ziek? vroeg het nieuwe dienstmeisje, ronder af to wachten, dat iict woord tot haar zou worden gericht. Neen, een klemo ongesteldheid, antwoordde mevrouw, verwonderd over die vraag. Is u dikwijls ongesteld? Voor zoover 'k weet, niet. Nou, da's goed. Maar waarom vraag je dat? Ja, ziet u, mevrouw, als u dik wijls ziek of ongesteld wus, zou ik van de betrekking liever afzien. En waarom, als ik vragen mag Nou, u moet weten, in de laatste jaren zijn twoo mevrouwen van me overleden, en dan was ik opeens wéér zonder betrekking. Hm, dan heb jo eigenlijk geen ongelijk. Stram zal jo do keuken wei laten zienik heb nu toch zwaro hoofdpijn. Hoe heet je? Anna, mevrouw. Zij kon gaan. Do oppasser wachtte haar op. \V at heeft ze gezoid vroeg hij nieuwsgierig. Niet veel Zeg eens, is ze heusch niet telkens ziek Ziek is zo niet, maar zij ergert zich aanhoudend en dan guat ze op de sofa liggen en dan is 't„o, Frits, mijn zenuwen, Frits, wat is dio op passer weer rumoerig, Frits, Tv glas water." Frits is onze kap'tein, weetje. Wat is dat voor 'n man Het gesprek werd in do keuken voortgezet. Die is 'n goede kerel. Maar we hadden 't bij do compagnie veel beter, als do mooie Hendrik er niet was. Wio is dat nu weer? Dat is de majoor Somrner, (hij bedoelde den sergeant-majoor, door de manschappen wederrechtelijk „ma joor'.' genoemd), eeu vitterig© rnai„ die je t leven erg zuur maken kan. Hij is ongetrouwd en dus den heelcn dag in do kazerne, Vrouwen kan ie met uitstaan, omdat zijn meisje hem lang geleden eens de bons gegeven heeft. Maar een mooie man is ie; je zult het wel zien, want hij komt alle dagen hier oj» 't rapport. Die keuken is wat klein, vond Dat kan niet anders. Een grooter huis kunnen wo niet huren dat zit er niet 'an. 'n Kale boel hier Welneen. Ze eten en drinken hier goed daar houdt de kap'tein van. Anna begaf zich nu naar haar ka mertje, waarheen Stram haar hoeden- doozen en verdere handbagage bracht. Zij was niet roo heel jong meer en had al verscheidene diensten gehad, ook in officiers-families. In den laatsten tijd had zij met voor dacht dio gemeden, na een ernstige verloving met den oppasser van een overstetoen hij met paspoort ging en er sprak© kon zijn van een huwe lijk, was de man spoorloos yerdwe- neii. En toen had Anna de gelofte afgelegd, niet meer met een militair to verkeerciL Haar tegenwoordige „betrekking" had zij aangenomen, omdat er voor het oogenbfik niets beters te krijgen was. Den volgenden morgen moest zij vroeg op do kapitein moest bijtijds ontbijten. llaal gauw even 'n paar kadet jes, voegde zij den oppasser toe. Denk je, dat ik dat doe? Waarvoor hen jij anders de op passer hier Niet voor jou. Ik ben voor den kap'tein en jeJui huishouden gaat me verder niet aan. als ik de schoenen gepoetst en messen geslepen heb, Ja, als ik alles alleen moet doen, bedank ik er voor Doe, wat je niet laten kunt. Ik laat me door jou niet commaaidceren met Mina was dat wat anders, die wist wat iemand toekomt. Wat meen je? vroeg Anna, dio intusschen overlegd had, dut het misschien maar beter was, de kat eerst eens uit den boom te kijken. Wat ik meen Als we 't goed sa men kunnen vinden ik ben nog nuchter ©n veel haast maak jo niet, om voor me te zorgen. Anna begreep en begon koffie te zetten. Toe, haal jij nou even broodjes ik zal wel zorgen, dat jij niet te kort komt. D© vrede was geteekend. 'sMiddags kwam de kapitein in opgewekte stemming thuis. Hij had maar geluncht in de soos, -wetende dat het, na de komst van een nieuwe meid, altijd in huis eonigszius onvei lig is. Zijn vrouw kwam met een berg bezwaren Anna scheen moeilijk vroeg te kunnen opstaan en reeds had mevrouw er een somber voorge voel van, dat ze niet kraakzindelijk was. Excuseer me, lieve, sprak de kapitein, zonder op het onderwerp in te gaanik wacht zoo dadelijk Somrner. Dienst en altijd dienst! zuchtte Elise. En de „majoor" verscheen ten too- neele. Niet ten onrechte werd Somrner de „moois Hendrik" genaamd. Rijzig en blond, niet flinken knevel, was hij een kloek© verschijning, door menig meisje nagezien en onder de burger meisjes had hij er wel een kunnen krijgen, als hij gewild had. Menig maal had Stern welmeenend gezegd: Kerel, waarom trouw je niet Neem me niet, kwalijk, kapitein, men dient óf den vrouwenrok, of liet vaderland Maar ik ben toch gehuwd 1 Daarvoor is de kapitein ook offi cier; voor een onderofficier deugt dat niet. liet liefst was hij in de kazerne en had: hij niet© in de chambrée te doen, dan verdiepte hij zich in de Regle menten. Het zag er kraakzindelijk in de soldiatenkamers uit en de Regle menten kende hij op zijn duimpje. Heden evenwel was hij niet in zijn humeur. Een man was zonder nachfcpermis- sie te laat thui3 gekomen, een ander was door den garnizoenscommandant met buitenmodel plunje aangetrof fen. om van de kleinere zondaars niet l© gewagen, liet was om razend te worden Hij schelde bij zijn compagnies commandant aan en luisterde toe, of hij de welbekende voetstappen van Stram vernam. In de eerste vijf mi nuten werd niet opengedaan. Die oppasser is weer niet hij de hand; de kerel moest worden af gelost wordt alle dagen luier. Zoo dacht de moeder der compagnie de kapitein is de vader. Nu werd de deur geopend op een kier en Anna keek er door heen. De kapitein thuis? vroeg Som rner, zonder haar met een blik te ver waardigen. Wie ben je? antwoordde Anna biis. Somrner zag sprakeloos haar aan. Dat was ongehoord I In de woning van zijn kapitein, zijn compagnies commandant, werd heat, d'en ser geant-majoor, gevraagd wie hij was? Hij kon geen antwoord geven. Nu komt het haast? Ik kan hier niet eeuwig blijven staan Duivels maar hij bezon zich en zei: O zoo, zeker de nieuwe meid... Dat behoef jij me niet vertellen; wer-t. ik al! Somrner deinsde nu onwillekeurig een pas achteruit en keek de tegen partij onderzoekend aan. Toen werd hij verlegen en hij draaide zijn kne vel op. Resoluut vrouwspersoondacht hij en toen zeide hij op hof fel ij-ken loon Zeg dal de sergeant-majoor Som iner er is. Is dat de mooie Hendrik? vroeg ze aan Stram, die nu ook te voor schijn kwam. Zoo noemen ze hem De sergcariLmajoor kwam nu bij zijn chef, de zaken werden behandeld en Sommer kon gaan. Toen liij bene den was, kwam Anna toevallig uit de keuken. Goeden morgen, juffrouw! Met deze woorden nam de geweldige af scheid. Goeden morgen, majoor 1 Zoo waren drie weken verloopen, toen de mooie Hendrik op het gewo ne uur weer hij den kapitein ver scheen. Luister eens, Sommer, sprak Stern je moet over een uur terugko men. Nu kan ik niet, want ik moet mijn schoonzuster naar het station brengen. Heeft u voor het oogenhlik nog iets? Neen. Oi heter, blijf maar. Maak de stukken inaar hier in orde. dan kunnen we slinks ze uug even na zien. Blijf van middag hier eten ik zal er voor zorgen. Ik kan anders best waohten, ka pitein. Het is je etensuur. Blijf liever hier, want morgen moet alles worden ingediend. Maak het je gemakke lijk diaar staan sigaren. Stern verliet het vertrek. Zijn vrouw en schoonzuster waren al vooruitge gaan. Hij ging naar de keuken: Anna, zeg, de sergeant-majoor zal in mijn kamer zijn middagmaal gebruiken. Maak maar wat klaar en bedien heul even. Stram moet mee naar het station. Goed, meneer. Wat heb je voor hem? Nu, een kaifscotelet met wat compote. —Best. En trek een flesch rooden wijn open. Het wordt, hoe langer hoe mooier, mompelde zij, toen meneer was ver trokken. Nu moet de mooie Ilendnk bij ons al eten! Misschien behaagt het hem, eens wat anders tegen mij te zeggen, dan goeden morgen. Toon zij naar boven gmg, vond zij Sommer ijverig bezig te schrijven en te rekenen. Toe, ga even aan de schrijftafel zitten, zei zij, dan zal ik de tafel dek ken. O, doe voor mij geen moeiteik kan ook wel zonder tafellaken eten, ©prak Sommer vriendelijk. Dat zijn we hier zoo. niet ge woon, gaf zij beslist ten antwoord, en zij zette dien inktkoker weg. U heeft het altijd erg druk, ma joor? vroeg ze na een poosje stilte. O ja dat gaat nog alt Over acht dagen is er hal in de cantine komt u daar ook? Stoor me niet. Het werk moet af zijn, als de kapitein terug komt, riep hij ontstemd. Nu, die simpele vraag kan u toch ïuct storen I Anna liet kcni alleen, Een flink vrouwspersoon I daeht Sommer, met het hoofd in do nand en opnieuw de lange reeks cijfers op tellende, zoo is het goed. Wil u plaats nemen, majoor 1 zei Anna nu weer vriendelijk en zij zette een bord dumpende soep voor hem neer. Smakelijk eten, Dank je. Maar zeg eens. Ileb nu geen lijd moet naar de keuken I en zij verdween. Een. flinke meid, dacht hijen koken kan ze zulke soep heb ik mijn leven lang nog niet gegeten. Hij schonk eens in. Toen kwam de cotelet. Mijn lievelingsspijs! riep hij ver rast. Nu, laat 't je goed smaken. Toe, juffrouw, blijf eens een oogenblikje hier, Waarom? Ik wou je iets zeggen. Vooruit dan maar! Waarom ben je zoo weinig toe- sciiieielijk? Datzelfde zou ik ook kunnen vra gen. Maar, Anna Denk aan den eersten dag, on beleefde manzeg, dat de sergeant majoor Sommer er is zonder meer, zonder mij met ©en blik te verwaar digen. En verder was liet: goeden morgen 1 Is dat beleefd? Nu, van ie- man, die alleen houdt van lekker eten en drinken en die een vrouwen hater is, kan men niet andera ver wachten. Foei. Met li oog rood gelaat stoof zij de deur uit. Somrner liet mes en vork vallen, Hm, hm, dal is geen katje om zonder handschoenen aan te pak ken! riep hij, naar de deur ziende, welke dreunend in het slot viel. Nu. gelijk heeft ze dat was toen niet aardig. Maar wat wil je alle dagev anders zeggen dan goeden morgen? D© cotelet leidde hem van die ge wetenswroeging af. Hij zat zich te verkneuteren. Die kan koken! Ik dacht, dat ze in ,.De Klok" dal konden, maar die Anna Iloor eens, Anna, begon hij, toen ze kwam afnemen het spijt me, dat. ik zoo onvriendelijk was. Weer niet meer nijdig! Nou, haatdragend ben ik niet. Geef me daar de hand op. Pak 'an, majoor, IIij drukte die ongewoon hartelijk. Laat óns een glas er op diinken 1 Hij drong haar het volle wijnglas op en'ze nam er een flinke teug uit. Eerst „toen de kapitein thuis kwam, nam zij de tafel af en Somrner ver klaarde den kapitein, dat hij nog een half uurtje noodig had voordat hij gereed was. De oppasser Stram was met de wij» ze, waarop Anna heui behandelde, erg levreden zij had t liefst, dat hij maar gauw wegging en werkte dit in het oog vallend in de hand. Sedert eenigéji tijd kwain de ser geant-majoor zonder den ordonnans, die meestal de boeken en andere pa perassen voor hem droeg. De dag van het bal in de cantine was aangebroken. Siram had Anna gevraagd, omdat ze geen vrijer had. Hoe verbaasd was hij, toen ze ant woordde Wel bedanktik ben me woord al kwijt. Sommer was bij den kapitein. Ik kom om negen uur even kij ken, dus besloot deze het dienstge sprek, dank je, Sommer 1 Kap'tein, ik wou u nog iets zeg* gen. Xu. wat is er? Kap'tein, ik ben verloofd. Na de manoeuvres wou ik gaan trouwen. Zoo, eindelijk. Dat is verstandig van je. Eu waar heb je dat exem plaar vandaan gehaald? 't, Is Anna, kap'tein. Wat zeg je? Onze meidl En hoo kwam je daar zoo opeens toe? Omdat zo zulke lekkere cotelel- ten bakt dat ontbrak nog aan mijn geluk Zoo, klonk het lakoniek. En de kapitein dacht cr aan, dat ze dan weer een nieuwe dienstbode moesten heb ben het ging met Anna nu juist goed en hij dacht aan Elise en haar zenuwen en hij nam zich voor, nimmer meer uit gemakzucht voor den sergeant-majoor, al is die dui zendmaal „zijn rechterhand", een cotelet te laten bakken in zijn huis. En de vrouw van den kapitein kreeg het. op haar zenuwen, toen ze het nieuwtje vernam, en de vrouw van zijn factotum kreeg den onge naakbare cr danig onder! Hoe oom Kaiicke één dag generaal was. (Een kleine manoeuvre-geschiedenis uit Pommeren.) De vrijwilliger Hendel was wegens zijn onuitputvelijken humor, en dat wel in militairen dienst, bij zijn ka meraden zeer geliefd. Verveelde men zich in de cantine, dan was het Hendel, opsnijden 1 Steeds wist hij wat nieuws ten bes te te geven. Ook nu, op een regenachtigen, kil len Novemberdag zaten de manschap pen der 6e compagnie, waarbij Hen del was ingedeeld, in de nietrongczel- lige cantijie. Men had zich al een paar uren zoo gezellig mogelijk be zig gehouden maar wal nu? De een geeuwde, de ander blader- de in een geïllustreerd tijdschrift, Hendel keek uit het venster naar den neerplussenden regen en trommelde met de vingers op de vensterruitvan oordeel, dat het weder niet aanlokke lijk was, om uit te gaan. Hendel, opsnijden! riep er een. Maar zeg, moet ik er nu altijd voor opdraaien, als jelui jo verveelt? Hetzelfde imperatief mandaat weTd herhaald in koor. Nu, voor mijn part, vooruit! Ik zal dan heden jelui eens een ware geschiedenis vertellen; hoe mijn oom Kulicke één dag generaal was. Wie is je oom Kulicke is dat zijn naam of' een bijnaam? vroeg Hendels vriend Muller. Hij is dc broeder van mijn over leden moeder en nu hofmoester bij vorst Petrowitzky, die de heerlijkheid Katscliiau bewoont.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 13