HET PARLEMENT VAN GROOT-NEDERLAND TE HAARLEM.
Liefdedroom
TWEEDE BLAD.
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 28 JULI 1914
Bij onze Vlaamsche gasten thuis.
Prof. FRANS YAN CAUWELAERT.
Het volgend jaar moet het be
slist worden, 't Volgend jaar stellig.
Ojizö Hoofd-tninister De Broequeville
heeft het dezer dagen in een belang
rijke kiezersvergadering te Turn
hout gezegd In dezen zittijd van de
Kanier moet de beslissing vallen.
Voor 1 October 1915 moet bet dus op
gelost zijn. 't Moet ookDe span
ning wordt te groot. Tot in de klein
ste dorpjes wordt do gemoedsrust door
den strijd verstoord. Dat kan niet
langer duren.
Taalstrijden zijn strijden, die de
gemoederen tot liet heftigst in bewe
ging brengen en do spanning wordt
steeds grooter en heviger. Zoo gaat
liet als met de electriciteit, die zich
ophoopt in de kabels en de sponning
tot het hoogste voert. Er komt een
oogenblik, dut men den stroom moet
doorlaten, anders begint het te von
ken. Ik ben overtuigd, dat de bespre
king. welke rondom de Hooge-School-
kwestie en bij deze gelegenheid rond
den geheelen taalstrijd in Belgiö zal
gevoerd worden, een weldoende ont
spanning brengen zal. Velo voor
oordeel en kunnen door een open en
eerlijk debat worden uit den weg ge
ruinid.
Dit is do grootste strijd oji taal
gebied, dio sedert 1830 is gevoerd. Al
le krachten in do verschillende par
tijen moeten we nu samenleggen om
de overwinning te gaan bevechten.
De vooruitzichten zijn bijzonder
gunstig.
De zittijd van de Kamer in 1915 2al
dus voor het Vlaamsche land uiterst
belangrijk worden.
Gr ooi Vlaams ch Dagblad.
Met het oog op onzen strijd en voor
de ulgemeene opleving van de Vlaam
sche gedachte heb ik met eenige
vrienden, onder welke vooral mijn
collega Dr. A. van de Terne, de stich-
j ondernomen van een groot
Vlaamsoh dagblad te Brussel. 22 No
vember van dit jaar moet het eerste
nummer verschijnen. Dat blad is
noodzakelijk voor onzen strijd. De
Vlaamsche Hoogeschool is een levens
vraag voor ons Vlaamsche volk. De
strijd daarvoor zal zwaar zijn en be
slissen hoe do toekomst van ons volk
zijn zal.
Ons nieuw dagblad zal meehelpen
dao beslissing te brengen.
Zeker we hebben goede Vlaamsche
bladen voor ons: I-Iet Katholieke
Handelsblad van An/.werpsn", te
Antwerpen, ,.de Vlaamsche Gazet"
te Brusselvoor de liberalen, en ï.og
eenige anderen, maar we moeten
gelijk opwerken tegen de Framsehe
pers, die we! een dertig groote dag
bladen heeft, Men verwijlt ons con
currentie mor do andere Vlaamsche
bladen, ma air da/- Ls onwaar, we
moeten niet tegen elkaar maar sa
men werken voor het groote doel.
Een groot blad te Brussel hebben
we noodig. Want het is een leemte,
dat daar mici bestaat een algemeen
Room scli-Katholiek Dagblad voor
geheel Vlaanderen.
Tweederde van het Brusselsche
centrum is Vlaanrscli. Voor de •,oel-
matigheid van onzen strijd moet ,-Do
Standaard", zoo zal óns nieuwe blad
hoèten, er kon en.
Want te Biussel, waar do Kamers
en do Regeering zijn, mos ons
Vlaamsche woord onmiddellijk en
snel klinken.
Als de Kamer overdag heeft ver
gaderd, moet „De Standaard' des
avonds het wachtwoord kunnen uit
geven voor den volgenden dug. Dat,
Is zoo noodig! In 24 uur lijd wordt
er soms ontzaglijk veel beslist en her.
een en het andere ware in de laatste
jaren ongedaan gebleven, indien we
ons dadelijk hadden kunnen, laten
hooren.
Ik denk b.v. aan do onderwijswet
ten. Bij de eerste lezing, kregen, we
geen voldoening. We hebben toen een
grooto meeting fhieir to Antwerpen
gehouden en ons protest doen hoo
ren. Dat was eon schoono vergade
ring. 4000 menschen waren er. Do
geestdrift uit de zaal greep
zich, sloeg door 't hecle Vlaamsche
land. Overal vergaderde men. 't Re
gende dagorden met protes en en
binnen veertien dagen hadden we,
bij de twoedo lezing, gewonnen veld.
Maar wij hadden wellicht veel van
<1© moeilijkheden kunnen voorkomen,
indien wij te Brussel ons woord on
middellijk had kunnen laten weer
klinken. Dat moet ,,D© Standaard"
doen. Ik vertrouw, dat het blad sla
gen- zal. 't ls geen consortium van
tien, twintig geldbeden, maar een
spontane uiting van het Vlaamsche
volk. In aandeel en van honderd,
vijfhonderd, duizend franken hebben
wo al een kapitaal van 425.000 fran
ken bijeen en eer wo een maand ver
der zijn. zullen we beschikken over
een half miilioen franken. Dat is
voorloopig genoeg. We kunnen da:
mee beginnen en een groot blad r et
ochtend- en avonduitgaveu stichten.
Loopt de advertentuedienst goed, don
gaan wa uitbreiden.
Geen Vlaamsche -partij.
Neen, in onze Kamer besta-V.
geen oigenlijke Vlaamsche partij.
Hei is wel vaak beproefd om er een
te stichten, maar dat is steeds mis
lukt.
Men kan geen politieke organisatie
vormen op een taalstrijd alleen.
Zoon partij moet bij de eerste aan
raking met do werkelijkheid uiteen
spatten, want de werkelijkheid
brengt ook wei andere vraagstukken
maar voren. Een partij voor de aal
alleen zo-u die partij afzonderen m
hel volle leven en afzondering moet
altijd de neerlaag brengen-. Want in
die afscheuring zouden vele niet-
Waalsche Parlementsleden altijd re
den vinden om zich te verzetten te
gen de voorstellen welke van d.o
Vlaamsche groep uitgaan. Overigens
de aanhang van zoo'n soort neutraal
taal partijtje zou altijd zeer ger.ng
blijven. Men i-» niet alleen Vlaming,
maar we hebben ook onze gods
dienstige en maatschappelijke over
tuigingen en die moet eik \an ons
met zijn taaigedachte in overeen
stemming kunnen brengen.
Daarom moet dat de weg zijn dat
het Vlaamsche gezinde bestanddeel
in iedere partij, overleg pleegt en do
meerderheid tracht mee te trekken.
Daar zijn trouwens de leiders der
Vlamingen uit elke partij in de Ka
mer het eens over. Mijn Vlaamsche
vrienden en ik van de Rooinsch-Ka-
tholieke partij, denken daar juist
zoo over, als Caniille Iltiysmaiis, de
Vlaamsche leider der socialisten en
als Franck, de aanvoerder der Vlaam
sche liberalen.
Wo vormen dus geen Vlaamsche
partij, maar ontmoeten elkander op
bepaalde tijden en maken
accoord
voor vaste doeleinden. Zoo :s het
wetsvoorstel vooi de vervlaam&ching
der Gen sche Hoogeschool ondertee-
teekend door leden van de drio
liooldpartijen, door een groep waarin
elke partij naar haar siorkte is vei-
tegenwooidigd. drie Rooinsch-Ka-
tholieken, twee liberalen en één so
ciaal-democraat.
In onze Roomsch-Katholieke partij
is een groep Vlamingen vereemgd.
Van de 99 R. K. leden onzer par ij
vormen er een 20 een vaste groep.
Dat is de kern van de Vlaamsche
Katholieke Kamerleden. Maar er zijn
er nog zeer velen, al zijn zij nieL in
onze groep, waarop we bij onzen
strijd tot het uiterste rekenen kun
nen. Twee-derde onzer partij is
Vlaamsch, maar de een is coiuba,.-
tiever dan de andere. Daarom zijn
niet allen tot onze groep toegetre
den.
Onze groep heelt reeds een heel©
rol ge-.peeld. Bij de laaiste strijden
bij de LegerweL.en en Schoolwetten
zijn van onze groep de voorstellen
voor de taal regeling uitgegaan en
tusschen onze groep en de Regeering
zijn de besprekingen gevoerd.
De lloogeschool.
'k Zei u al, dat de vooruitzich
ten voor de Veivlaamsching van do
Hoogcschool te Gent er gunstig voor
staan. De afstand tusschen de tegen
standers én do partijgangers der
Vlaamsche zaak neemt sleed® af.
We winnen bij den dag. Het. verzet
wordt minder en onze mannen wor
den steeds beslister in hun optreden
De tegenstanders komen naar ons
over. E:i al verwachten wij de over
winning niet zonder zeer hef Li gen
strijd, wij gaan hard vooruit nu.
Vijf jaren geleden dacht men una
tevreden te stellen met enkele Neder-
landsch© leergangen aan de Hooge
school, naast do Franschs leergan
gen. Twee jaren geleden erkende de
Regeering reeds volmondig dat aan
de Vlamingen een volledig hooger
onderwijs in het Nederlandsch zou
worden geschonken, ai liet men zich
niet uit over de wijze hoe dat gebeu
ren zou moeten. Thans schijnt bet.
dat m*n. reeds bereid is een gedeelte
van de Fransche Hoogeschool op o
offeren en daarnaast een volledige
Vlaamsche Hoogeschool te stollen.'
Maar wij blijven bij onze overtui
ging, dat alleen de Vervlaomsching
van de bestaande Hoogeschool te
Gent tot een definitieve en goede
oplossing kan leiden.
Leed en vreugde.
Men zien, dat de heer Van Cauwe-
laert een ontzaglijk druk leven
heeft
Toen 't daarover kwam, 2at hij
mot liet hoofd m de hand geleund
voor zich. uit te sproken, stil cd pein
zen'!:
Dat geefl" wel een groot leed, dat
men zoo werkend mot komen kan tot
verinr.erLijkmg van eigen leven. Ais
1 geestelijk levend niensch moet je trd
Over een maand wordt hier-ler-
stcdo het 33ste Taal- en Letterkundig
Congres geopend. Behalve vele be
kende Nedci landers zul ook een groot
getal Vlamingen aan het Congres
deelnemen.
Wij meenden, dat onze lezers het op
prijs zouden stellen, wanneer Haar
lems Dagblad de belangrijkste figu
ren uit de Vlaamsche cultuurbewe
ging, die onze gasten zullen zijn, bij
hen inleidde, waardoor men in do
Congresdagen op de hoogte zal zijn
van het leven en werken van do be
kende Vlamingen.
Daarom maakt een onzer redacteu
ren, do heer Jac. C. Meyerink Jr.,
thans ''en reis door België, ten-einde
een aantal hunner op te zoeken en
over zijn indrukken in ons blad schet
sen te schrijven.
Wij laten hier het eersto urtikel
VOl= REDACTIE HAARL. DAGBLAD.
(Eersto reeks).
I.
DE REGEERINGSCOMMISSARIS.
Antwerpen, 24 Juli 1914.
Een voorzichtig reiziger zal niet
gaarne naar een plaats in den vreem
de vertrekken, wanneer hij niet voor
af weet, waar hij er vertoeven zal.
'i. Heeft ook zijn nadoelen, want het
dwingt tot eeriig gozwerf door de on
bekende stad, vóór men zijn verblijf-
voor-ccnige-dagen gevonden heeft.
Maar toch schuilt er iets bekorends
in. Niet omdat het zoo avontuurlijk is,
bet nieuwer wel sche leven, dat zoo
veel vervlakt lot eenvormigheid laat,
niet bijster veel plaats tot onverwacht
gebeuren maar toch heb je er wel
kleine verrassinkjes door, die je soms
aangenaam te stade komen.
Mijn verrassing werd dit, dat do
vensterdeuren van mijn kamer in mijn
eindelijk gevonden „Hotel des Flan-
dres", hier op de Groenplaats, openen
op een stadsbeeld, van onderen welis
waar door dakenwemeling gelijst,
maar waarboven machtig en boog de
toren van de hoofdkerk over Antwer
pen uitgloriet.
'k Zie liaar Jiier voor mijn oogen
Tusschen de kerk en mij is slechts de
Rue de l'Aquaduct en zij is mij als
een symbool, zooals zij hier boven de
hoofdstad van Vlaanderen uitpraalt.
Dr Onze Lieve Vrouwenkerk, ais de
naam luidt, moet de grootste en
schoonste Gothisch© kerk in de Neder
landen zijn.
Fijn-blank-grijs stijgt haar toren in
den dag, wanneer zonnig goud over
haar oudo steeningen gutst en stra-
lend-warmcn schijn legt op den rijken
tooi van sierlijk-gelijnde spitsjes en
de omhoog-steunende bouwsels guldig
uitvlakken tegen het stille blauw, dat
om den toren henen prijkt. Maar des
avonds slaat do kerk er in nog groo-
ter schoonheid Qeheimzinnig-mboi
rijzen <1© luchtige omtrokken, als
fraai-geteekende, zuivere lijnen tegen
liet weggedonkerde grijs der luchten.
En tusschen de schragende pilaren
lichten strepen opheldering van den
spanselkoepul.
Vijf eeuwen schouwt de toren uit
over het Vlaamsche land en ver daar
buiten. Over de Schelde ziet hij Vlis-
singen en de torens van onze Noord-
Braliantscl'e steden. Naar 't Zuiden
kijkt hij diep in het Waal sche gebied.
Zoo heeft hij al de eeuwen gestaan,
draagt nog heugenis aan het glorie
tijdperk van Vlaanderen, maar lan
ger herinnering aan den droeven tijd
yun drie eeuwen, toen de Vlamingen
in eigen land overheard zijn gewor
den.
Nu beiaardt zijn klokkenspel uit de
galmgaten een bl ij do r toekomst voor
Vlaanderen tegen
Zoo is do toren do geschiedenis van
liet Vlaamsche mud zelf geworden,
't middelpunt van het gebeuren in
deze stroken, waar alles nu ziedt en
kookt, en bruisrht ter zake van den
strijd voor het Vlaamsche ideaal.
llij is liet eenheids-symbool van
Vlaanderen en hem wijdde 'k mijn
inleiding, waar zich in mijn gedach
ten de groote Vlaamsche figuren, die
straks te Haarlem zullen vertoeven,
zich orn hem heen verzamelen.
De ïerleginwoordiger lier
Bslgiscba Hsgesrlng.
Bij Prof. Frans van
Cauwelaert.
Ms ge mij had gevraagd naar de
woning van den lieer Prof. Frans van
Cauwelaert, invloedrijk lid van liet
Parlement, advocaat en professeur,
had ik u niet licht gebracht naar de
FEUILLETON
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsclx, van
EFF1E ADELAIDE ROWLANDS.
29)
Maak jo daarover niet onge
rust, antwoordde de ander dadelijk.
Ik vraag alleen of jo ine kunt go
bruiken, of ik jo in geval van nood
van dienst mag zijn. Ik heb bij jou
dienst genomen; jij bent de kapitein,
'k do ondergeschikte; ik heb niet te
vragen waarom, ik heb slechts te
doen of te sterven, zeide hij op ge
maakt verheven toon. Toen voegde
hij er weer op gewonen toon bij:
Dus vanavond ga a a we naar Parijs
hè?.
Ja, vanavond gaan we naar
Parijs, antwoordde Dick ernstig.
Ongeveer om 12 uur op den middag
van den volgenden dag belden de
twee vrienden, die met de vracht
boot overgestoken waren, aan het
huis van Pierre Marcel in de Rue
Victor Hugo.
Deze lieer begroette zijn. neef har
telijk; maar zijn houding tegenover
Gr atiekapelstraat, al is de Franschc
naam van het tweetalige straatnaam
bordje in sommiger ooreu nog gratie
voller Rue do la Chapelle do Grflce.
Wat woont men er te Antwerpen,
laat ik maar zeggen door elkaar. Ik
weet in T-Iolland geen steden, waar
voorname menschen zoo dicht wonen
bij nehscben, wier bestaan tot een
voudiger verblijf nopen.
De GrotiekapeJstraat is er een, die
'k niet breeder schat dan een zeven
meter en bekeid met een ongelijke
massa steenen, waarover men ten on
zent zeker elke week in de courant
klagen zou,
Do „Aanplakdienst van liet syndi-
kaat der druknijverheid" beeft aan
het een© einde der straat zijn veel
kleurige papieren aan do huismuren
geplakt. Ge kunt daar lezen, dat spoe
dig verkocht, zal worden „een© vvel-
gekahnideerd© Horberg „In den hal-
ven Kilo", welke geheimzinnige
„café"-naani nog mysterieuser wordt
door do toevoeging: „kostelings ge
noten" ook dat de „eindelijke"
verkoop zal plaats hebben van „het
pleitschip, genaamd Louise", maar
ook een plakkaatA vendro bel im-
meublo compose do deux maisons,
enz., met er naast een papier over de
veiling ©ener „goede koehouding".
Is dat al. geen voornaam straat-
begin. 't wordt niet beter, als ge in
het midden eon klein suikergoed-
winkeltje bemerkt, van die soort, die
liet lekkers in de uitstalkast met een
„Beursgazet" tegen zonnestralen be
schermen,
Na dit begin zoudt ge nieenen hier
niet terecht t© zijn, als men u naar
hier verwezen had om des hoeren Van
Cauwelaert's woon te zoeken. Toch
staat zij er en ineens niet een paar
andere deftige huizingen.
Het Kamerlid heeft echter liet ge
rief, in het hart van de stad te wo
nen, tusschen d© Groenplaats, waar
van Baedeker halsstarrig volhoudt,
dat zij „Place Verte" heet, en de
„Vloouische Komedie", gelijk een ras
echt Antwerpenaar zegt.
En dit is een niet gering voordeel
voor iemand, di© zijn advocatuur in
de stad uitoefent en daarbij een groot
deel van zijn werkzaamheid, zoowol
in de Tweede Kanier, als in de pleit
zaal van het Hof, te Brussel vindt,.
Een bleek gezicht niet niet-vaak-in-
rust-zijnd© trekken, omgrensd door 't,
weelderig zwart van liet hoofdhaar
©n het dof gekrees van den baard
rond wangen en kin. zio 'k voor me.
Een vriendelijk gelaat I Uitdrukkings
vol zijn de oogen, ondanks dat een
lorgnet deze in liet kijken moet ver
sterken. Do snor vloeit in den baard
uit en zoo blijft er daartussctien al
leen een opening voor den sterken,
wilskrachtigen mond.
- Als 'k u het portret, hierboven af
gedrukt, liad laten zien meer dan
halverlijfs, liadt ge gezien, dat hij
wat hoekig in dc schouders is. Een
kenmerk it ©a van een stoere persoon
lijkheid is zijn stappen. Stevig bee
nend door de kamer komt hij naar
me toe en slaat zijn hond in do mijne
met ©.en fermeii slag een beslist ge
baar van iemand, die eiken dag men
schen tó begroeten heeft en weet, dal,
slappe handdrukjes niet gaarne ont
vangen worden.
Hem stel ik u het eerst voor in deze
reeks van Vlaamsche portretten.
Want hij, de vertegenwoordiger van
do Belgis die Regeering op hel Iluar-
lemsche Congres, zult ge wel liet
eerst van allo Vlamingen hooren spro
ken. De gewoonte wil, dat na de ope
ningsrede van den voorzitter de afge
vaardigden van de Belgische en Ne-
dorlaii'lseho Regeering het eerst het
woord votren.
Van hein kan dat een fraaie rode
worden, indien althans zijn gehoor
hem sympathiek tegen treedt.
Want redevoeringen hier in zijn
studeerkamer opstellen, lukt hem
niet, naar professor mij vertelde, toen
te spraak kwam, hoe zijn voordrach
ten en verhandelingen gebundeld
worden.
Ik moet improviseeren Als ik
in Holland ging spreken, heb ik het
wel eens geprobeerd mijn redevoering
op t© schrijven, maar dan bleven do
menschen zoo koud, zoo koud. Neen,
als ik tegenover mijn publiek sta en
er is voeling tusschen de hoorders en
mij, als d© spanning stijgt, dan vloeit
het van hen in mij over en het wekt
geestdrift in mij op. ls dit niet als d©
bietjes, die was mooten maken Dan
kluwt de geheele korf aaneen en de
bieün vatten elkander en hangen
elkander aan 't lijf, om de warmte t©
geven, die voor het wasmnken noodig
is. Zoo is mijn eigen warmte niet
genoeg, om iets goeds te geven. Mijn
den vriend van den laatste was een
beetje stijf en verlegen, llij probeer
de zenuwachtig om het gesprek
gaande te houden, en vroeg uitvoe
rig naar de gezondheid van de ver
schillede vrienden en kennissen in
Engeland en zeide aldoor dat het
hem speet. dat. zijn vrouw en dochter
naar oen badplaats waren, en dus
de gelegenheid misten hun neef te
ontmoeten. Eindelijk hield hij een
oogenblik op om adem te scheppen,
en Emberson, die hierop ongedul
dig had zitten wachten nam vlug de
gelegenheid waar.
De gebeurtenissen van verleden
week moeten u bekend zijn, mon
sieur Marcel, zeide hij ernstig, en u
zult zonder twijfel wel geraden heb
ben waarom ik hier ben. Maar laat
ik u eenst uit den grond van mijn
hart danken, voor de waarschuwing,
die helaas I te laat kwam; het feit
dat ik er geen gebruik van kon ma
ken vermindert, mijn dankbaarheid
niet in het minst.
De oom van Eduard Bevan was
een grijs gezet mannetje; zijn ge
laatsuitdrukking was slim maar
sympathiek, zijn oogen waren zwart
en schitterend, zijn gelaatskleur
was roodachtig; zijn geheele ver
schijning was dje van een welge
steld burgerman; maar toen Dick
sprak, week alle kleur uit zijn ge
zicht en hij legde zijn wijsvinger te-
hoorders moeten hun warmte, hun
aanvoelen in mij overgieten, dat ik
uit het hart spreke."
Professor Van Cauwelaert offert
allo geestdrift, die in hem is, aan de
Vlaamsch© zaak. In zijn werkkamer
hangen de portretten van Verriest en
Stijn Streuvels, met eigen handschrift
hun beeltenis aan den strijder voor
Vlaanderen toewijdend.
En zijn schrijftafel vond ik overla
den met correctieproeven voor een
onderneming, waarvan ik straks ver
halen zal, dat zij wederom een daad
zal zijn, die krachtig werken zal ten
bato van het Vlaamsche ideaal.
Een merkwaardig leven.
De heer Van Cauwelaert vertelde.
Mijn leven heeft een tamelijk
vreemd verloop gehad, zeide hij.
Ziet u, m'n leven heeft een zig-zag-lijn
gemaakt, vóór ik. kwam waar ik nu
sta.
'k Ben geboortig uit een boeren-
familie uit Brabant, in een kleen
dorpje woonden mijn ouders. Lom
beek heet het' Maria-Lombeek, of
Oiize-Lieve-Vrouwe-Lombeek, dat s
allebei goed. Een kleen nest van 700
inwooiidersmaar 't is schoon gele
gen ©n 't heeft een prachtige kerk. Ik
deed mijn voorbereidende studies en
ging in 1899 naar Leuven naar de
Hoogeschool.
Eerst studeerde ik daar in -de filo-
soplusche vakken onder Kardinaal
Morcier, die toen daar aan het hoofd
stond van liet Instituut voor Wijsbe
geerte. Van de filosophie ben ik over
gegaan naar de medicijnen. Ik was
klaar met mijn candidaats daarin,
toen men mij aanbood om ©en nieu
wen leerstoel aan de lloogeschool to
Freiburg in Zwitserland to bezetten,
'k Zou daar onderricht geven in de
experinienteele psychologie, ziel
kunde, verhollandscbt© de heer
Van Cauwelaert.
Om dat naar b ©hooren. to kunnen
doen, ben ik mij gaaoi voorbereiden
bij Wundt in Leipzig en bij Lipps en
Cornelius in Munchen.
In Freiburg ben ik vijf semesters
geweest. Maar toen heb ik beslist, dat
ik mijn studies aan Cl© hoogeschool
t© Leuven weer zou gaan hervatten.
Ik wilde vrij worden, mij onafhanke
lijk maken, om in mijn eigen vader
land voor mijn ideeën te arbeiden, en
rechtstreekscher te kunnen meedoen
aan den Vlaamsehen strijd, aan wel
ken ik mij niet onttrekken kon. U
moet niet vergeten, dat ik niet mijn
doctorstitel in de wijsbegeerte alleen
dienen kon voor het leeraarschap of
het ainhtenaarsleven. Ik kan niot in
bijzonderheden vertellen, welke moei
lijkheden ik daarbij ondervond, want
dat betreft persoonlijke verhoudin
gen, maar dit kan ik wel zeggen, men
stond mij hier in den weg om profes
seur to worden en dat hield verband
met mijn optreden, mijn heftig optre
den o. a. in de Vlaamsche studenten
beweging.
Professor en... student.
Mijn lust naar den Vlaamsehen
strijd kon ik op den duur niet be
dwingen. 't Was moeilijk, want ik
was getrouwd en had kinderen. Dio
heb 'k ine© naar Leuven genomen en
ben weer student geworden. Maar ik
bleef toch professor. Een semester
was ik student te Leuven en een
semester professor te Freiburg. Het,
bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Ik had gestudeerd in de medicijnen,
maar de rechten zouden mij de mees
te gelegenheid aanbieden, mij in liet
gen de lippen; hij keek zeer ver
schrikt. Dadelijk daarna stond hij
op en ging zachtjes en stil naar de
deur, en opende die met een plotse-
lingen ruk. Er was niemand te zien
en hij deed de deur weer dicht met
een zucht van verlichting en ging
weer naar zijn plaats terug.
Er zijn onderwerpen die we
liever moesten vermijden, mijnheer
Emberson, zeide hij vlug, en dit is
er een van: muren hebben soins
ooren. Het spijt mij dut ik u niet
werkelijk van dienst kon zijn. U
zeide echter zooeven dat ik wel zou
kunnen raden waarom u hier was.
Dat wenscli ik niet te doen; voor
mijn veiLigheid en voor de uwe, is
het noodig dat ik geen bijzonder go-
wicht hecht aan uw- bezoek; dat ik
het alleen als een beleefdheid van
een bekende zou beschouwen van
den vriend van mijn jongen neef.
Begrijpt u me?
Ilc begrijp u; en toch, vergeef
inij mijnheer Marcel, als ik aan
dring! Ik heb op uw hulp gerekend;
en als u mij in den steek laat
Ik kan u onmogeijk helpen I
viel de kleine man hem in de reden.
Hij werd steeds meer opgewonden.
U weet niet wat u vraagt, in welk
gevaar u mij brengen kunt.
Niemand, bahalve u zelf, behoeft
te weten wie ik ben; antwoordde
Dick geruststellend. Uw knecht hoeft
openbaar leven to bewegen. Op 29-
jarigen leeftijd ben ik toen van meet
af begonnen en maakte mijn studies,
in do rechten. j
Ik volgde gedurende het winter
semester de colleges to Leuven, maar
zooals ik zeide, in den zomer werd ik
aan de Universiteit te Freiburg terug
verwacht en 'k trok rond Paschcn
naar Parijs, om een paar weken
werkzaam to zijn in liet pedologisch
laboratorium van Prof. Binet.
Pas was ik in Parijs aangekomen,
of ik kreeg ©en brief van een heer uit
Antwerpen ik kende hem nog niet
intiem, dat is later pas gekomen
met de vraag of ik bereid zou zijn
Corenians als lid van de Tweede Ka
mer op te volgen. Coremans was ziek
en men dacht, dat hij zich geen nieu
we candidatuur zou laten welgeval
len
Dat kwam heel onverwacht. Zon
der de minste voorbereiding, 't Was
ook merkwaardig, want ik had heel
geen connecties in Antwerpen. Wel
was ik in de Vlaamschgezinde krin
gen ook in Antwerpen niet geheel on
bekend, omdat ik te I-euven mij zeer'
actief had bezig gehouden met de or
ganisatie van het studentenleven en
veel verhandelingen en voordrachten
had ik gehouden de laatste zijn
verschenen in twee bundels, waarvan
de eerste nu al een vijfden druk heeft
maar overigens had ik toch geen
aanleiding gegeven voor een ver
zoek, dal men mij nu deed.
Maar ik weigerde, want ik was er
niet op voorbereid om in het politiek
leven zoo maar ineens over te gaa.n.
Maar later kwam men terug met het
voorstel, om alleen maar een bijge
voegd© candidatuur te aanvaarden,
daar mijnheer Coremans intusschen-
lijd bereid was gebleken zijn mandaat
te behouden. Voorloopig verbond mij
zoo'n bijgevoegde candidatuur tot
niets, en ik nam aan: maai' 'k zat vast
in "t raderwerk.
Toen, veertien dagen voor do
verkiezingen, op het oogenblik dat de
lijsten ingezonden moesten worden,
werd ik telegrafisch teruggeroepen
uit Freiburg, om een effectieve candi
datuur voor Antwerpen in d© Tweede
Kamer op mij te nemen. En toen kon
ik niet meer terug.
Student en... Kamerlid.
Ik ben dan, als iemand die niet
zwemmen kan, in volle zee gegooid
Veertien dagen lat©r was ik gekozen.
Freiburg heb 'k er toen definitief aan
gegeven.
In 1910 ben ik in de Kamer geko
men, maar zette mijn studies te Leu
ven voort. Ja, u vindt dat merkwaar
dig, maar ik was nog niet afgestu
deerd. Om advocaat te worden, moet
men in België vijf examens doen.
Mijn eerste examen in de rechten heb
ik afgelegd na de verkiezin
gen. Ik was dus toen al Kamerlid
Mijn vijfde examen heb 'k verleden
jaar pas gedaan, want ik ben eerst
m October 1913 advocaat geworden,
k Was toen 33 jaar.
Een druk leven Ik nam nog deel
aan d© journalistiek, dan mijn voor
drachten en 'k ben ook nog professor
aan liet Hoogere Instituut van Juf
frouwen.
Vlaamsche strijd.
Naar mijn beste vermogen heb ik
in en buiten het Parlement deelgeno
men aan den Vlaamsehen strijd.
De Vervlaamsching van de Hooge
school te Gent, dat is nu het hart van
onzen strijd in do laatste jaren. Daar
wordt hard voor gewerkt.
Geestdriftig, met schittering in do
donkere oogen, vertelde do heer Van
Cauwelaert over dien strijd. Zijn wat
stii maar expressief gezicht leefde op
bij het verhaal, tot sterke spanning.
mijn naain niet gehoord. Ik ben al
leen de vriend van uw neef; er is
tocli niets wonderlijks of verdachts
in het feit, dat hij u direct na zijn
aankomst in Parijs op komt zoeken,
en dat hij zijn vriend en reisgenoot
meebrengt.
Misschien hebt u gelijk, ant
woordde Monsieur Marcel., blijk
baar gerustgesteld: misschien maak
ik mij noodeloos ongerust. Toch
moet u mij vergeven als ik u on
gastvrij toeschijn, en u vraag niet
meer hier te komen; het helpt u toch 1
niet en mij brengt het in gevaar.
Antwoord me alleen op enkele
vragen, smeekte Emberson, en dan
zal ik u niet meer lastig valen.
Woet u, of kunt u voor mij te
weten komen of Dr. Aram Kalfian
op liet oogenblik in Parijs is? Ik heb
alle reden te gelooven dat hij giste
ren aangekomen is, en als dat zoo
is, waar kan ik hem dan vinden?
Ik ken Dr. Aram Kalfian niet
persoonlijk, en ik weet niet waar hij
zich ophoudt, was het korte ant
woord.
Toch wist u dat Hij naar Enge
land gezonden was, hield de jonge
man vol, u wist wat hij daar moest
doen.
Een blik op het vastbesloten ge
laat van zijn ondervrager toonde
Pierre Marcel, dat het onmogelijk
wus de uitlegging te vermijden en
hij gaf dus toe aan het onvermijde
lijke.
llij nam ecliter eerst zijn voorzor
gen. Zich tot zijn neef wendend,
vroeg hij—: Zijn je ooren scherp?
Tamelijk verbaasd antwoordde
Ted toestemmend.
Ga dan vlak bij de deur staan,
luidde het bevel, en lioud wacht,
AI® je zachte voetstappen hoort in
do gang, zeg dan niets, maar ga
langzaam naar ons terug. Ik heb
alle reden te gelooven dat ik een
spion in mijn huis heb; daarom
maakt de tegenwoordigheid van uw
vriend mij zoo ongerust.
Toen Bevan op zijn post was,
keerde Monsieur Marcel zijn bleek,
ernstig gelaat naar zijn anderen be
zoeker,
Wel, Monsieur, zei hij, ik ben
tot uw dionst. U zegt dat ik wist
dut Aram Kalfian in Engeland was
dat ik ook wist wat hij daar doen
moest. Dat Ls waar. Ik heb het alle
bei toevallig gehoord. Ik heb zaken
met hij aarzdïde een oogenblik,
als om zijn woorden te kiezen en
ging toen vlug door met de ver-
eeniging waartoe Kalfian en ande
ren beiiooren. Ik weet de regels van
dio vereeniging; de strenge wijze
waarop zo verraders straffen Als
zakenman moest ik verschilende
navragen doen die tot een vreese-
lijko ontdekking leidden. Toen ik
mijn rapport overhandigde, was ik
er zeker van dat het de dood van
een ander beteekende; maar ik had
geen keus: het ging om zijn leven
of het mijne, en bovendien, het was
eerlijk hij had het in hem ge
stelde vertrouwen geschonden.
Dick sloeg beschaamd de oogen
neer; zijn hoofd viel op zijn borst.,
Een uitdrukking van diep medelij»
den kwam op het gelaat van den
ouderen man. Vlug voegde hij er bij,'
alsof hij zoo gauw mogelijk het on
derwerp af wilde handelen, dat
zoo pijnlijk was voor hen beiden:
Uit inensclilieveudheid trachtte
ik den schuldige te redden, maar
zooals u weet, was het tevergeefs,
Hij heeft er voor geboet, ant
woordde Richard Emberson somber.
Maar de straf voor een gepleegd ver
raad moest eindigen met liet ver
beuren van bet leven. In dit geval,
zooals u heel goed weet, eindigde de
straf daar niet; en de schande van
wat volgt, rust op mijn onschuldige
schouders.
(Wordt vervolgd).