m ae karmozjjnröode opslagen niet meer aan, omdat hij dacht dat die hem niet uiecr toekwam. Reeds den derden dag kwam weder een groote brief. Zijn eigen brief terug? Jawel, daar stond, een kantschrift, jj'revi manu door den koning eigenhandig geschreven. „Br. m. met de opmerking terug, dat overste von Schwerin zijn koning wel niet verlaten zal, wanneer deze ten strijde trekt. De sabel behoeft hij daartoe niet kan ook met de rij zweep commandeeren voor een. Schwerin is het '(zelfde, wat hij in de hand heeft.. Tot wedcrziens alzoo. Je zeer toegenegen koning F REDE RIK. De officier wreef zich de oogen hij las het nog eens, en nog eens, en toen geraakte hij geheel in verwar ring en liep de kamer op en neer, lotdal hij zijn gedachten verzameld had. Hij riep zijn oppasser Rokt Hoed! Slokl Of neen, de zweep 1 Den volgenden morgen had de commandant de tien cscadrons ver- ceujgd in orde van parade. Eerst blie zen de trompetters een vrooüjken marsch; daarna 'hieUl de overste een korte toespraak en ten slotte las de adjudant Otto Martin von Schwerin's brief met des konings antwoord voor. Een paar dagen later marcheerde het regiment. Dat hel oor'og werd, wist men nu, en er .heerschte groote angst in Pasevvalk en omstreken, na dat, er zoo lang rust en vrede geweest waren. Zooveel gehuwde officieren waren er toenmaals nog niet, omdat de koning dit ongaarne zag. Niet trouwendat deugde niet voor den soldaat. Zelfs generaals en veldmaarschal ken moesten, wanneer zij wilden hu wen, den koning vergunning vragen, in vollen vredestijd. Maar als zoo'n regiment wegtrekt, verliest toch ieder er iels aan. Des morgens geen reveille, des avonds geèn laptoe; op de straten is het der druk, geen spoor rinkelt. Het incest verliezen de arme dienstmeis jes. Zou hij wel ooit weer terugko men en trouw blijven? Met zakdoeken werd gewuifd, tra nen vloeiden, de Pasewalkers kuier den nog een eindje mee. Toen liet Otto Martin von Schwerin het sig naal ,,in draf" blazen. De paarden lïrieschten; zoo ging het den Rollwit- zer Barg op. en toen de dragonders riog eens omkeken, was het oude- stad je verdwenen. Zoo kwam rnen goed en wel te Ber lijn aan. Wat was er eigenlijk te doen? De kranten zeiden niets die wa ren er nog niet behalve de Vos- sische voor staatszaken, rnaar over militaire aangelegenheden werd niet geschreven; de koning zou daar gauw een eind aan gemaakt hebben. Zekeren morgen werd alarm gebla zen en toen begaf men zich op weg. 'Andere troepen kwamen zioh veree nigen, maar niemand wist-, wat er aan de hand was. Rustdagen waren cr niet meer; maar tamelijk groot® marsc-hen, zoodat de paarden ver moeid werden. De streek werd berg achtig en de boenen spraken een an dere laai, hetgeen den lui uit Porri- meren en Uckermark komiek in de oo'ren klonk. En eindelijk werd ge- bivouakeerd onder den vrijen hemel. liet was een zachte Juni-naclit. De sterren flikkerden aan den hemel trans, de boomen sliepen, en de klei ne vogels schrikten op en verwonder den zich, waar al die vreemde solda ten vandaan kwamen. Het was dood stil; geen taptoe moor; do soldaten za ten op hoopjes en kauwden zwijgend hun koinmicsbrood. Verder niets. En des morgens vroeg werden do manschappen gewokt, de commando's werden fluisterend gegeven; zelfs de -vloeken kwamen er fluisterend uit» Er word heen en weer gemarcheerd en de armee stond in slagorde en ei genlijk wist niemand, hoe het ge schied was. Do Saksers moesten wel hebben op gemerkt, dat het niet pluis was, want in donkere massa's kwamen, zij over den Galgenberg om don Oostenrijkers te vragen, of die soms iets wisten; het maanlicht bescheen de loopen der geweien. En opeens is men Ln gevecht ge wikkeld, en dra handgemeen. In eerst ging het goed; de Saksei-s wer- cten over den Galgenberg teruggewor pen. Het was nu klaarlichte dag en. Fi edeiik ham de Oostonrijksche stel ling in oogenschouw, en spoedig was zijn plan gemaakt. 'Maar gemakke lijk uit te voeren was dat niet, en er zou krac moeten aangepakt worden, wilde het slagen. Voor Inleidende ge- ivechten was 3<iep gieen aanleiding; alzoo een frontaanval met het cen trum der infanterie. Do adjudanten vlogen, commando's klonken, de trom men rof-folden. Doch de Oostenrijkers hielden dapper stand. Toen zij het eerste salvo gaven en het zwaar geschut ook nog donderde, kwamen de Pruisische grenadiers tot staan. Dat is sterke talvak," zei een grappenmaker; voorwaarts, voordat een tweede prise komt. En liet ging weer verder, maar niet al te ver. Vijf salvo's hielden do aan vallers uit; daarna stonden zo weer. Wat te dol is, Is te dol! meende een grenadier, terwijl hij zich het zweet afwischte. Verder mocht de ko ning hel niet laten komen. Nog een stap verder en het werd de terugtocht, de vlucht! Hij nam drie versche ba taljons en voerde ze met ware doods verachting tegen de v ij an de lijk© ka nonnen aan. Hij bereed weder den ouden schimmel van Pasevvalk, die zilverwit in den kruitdamp glansde. Do koning zat recht overeind, het hoofd wat naar voren, den stok naar de Oostenrijkers gericht. Nu zagen ook de Anspach-Bairentliers hem we der on hot hart sloeg hen warmer on der den lirhlbTauwe'n rok. Dat was een rnan! Voortdurend bewoog de groote schimmel v.ch door den kruitdamp, als een held zat cte monarch op zijn rug; met gevelde bajonet volgden de grenadiers. Talloozen werden door hot kartetsvuur weggemaaid. Wal ligt, dat ligt. De anderen moeter» vooruit. Toen zij boven aankwamen, waren de drie bataljons tot een derde deel saamgesmolten; in den looppas ging het op de batterij aan. .Nog een salvo; de eene helft viel, de andere stond Ja, dat is een helsch vuur! zei Otto Martin von Schwerin. Toen wendde hij zich tot zijn adjudant: Beste Pupalzky, hier moeten we 'n woordje meespreken! Ja. dat moeten we, meende liij. Toen kwam de order: Rijd naar do escadrons-comnm.n- danten; het regiment moet colonne formeeren, twee escadrons front. Gauw! Pupatzky rende weg; spoedig was hij terug. In orde! was al, wat hij zei. De overste stelde zich nu aan het hoofd von het regiment en keek om. Mooi' Signaal, in slap! gelastte hij zijn slaftrornpefter. Die blies en ieder es- cadron nam het over. Signaal: in draf! Dat klonk' ol levendiger. Nu hief de commandant zijn zweep op. Altnqneeren! Signaal: galop! En nu was het opeens, of de kerels door den duivel bezeten waren. Het laatste commando wordt gegeven. Daar nadert het onweder de grond dreunt van duizend paarden hoeven; het is een gekletter, een ge huil het vuur van de vijandelijke infanterie houdt op. Maar de Oosten rijkers staan vast, den linkeer voet achteruit, met {jeveld geweer. Daar werpen de dragonders zich op het eer ste gelid het wordt omver gerend; ook het tweede het derde. Alles schiet, slaat en steekt een onbe schrijfelijke verwarring al maar votfrt, met onstuimige kracht, tot de tegenstand gebroken, de paniek daar is! De vijand, op de vlucht geslagen, wordt achtervolgd en neergesabeld. Dan laat de commandant „halt" en „verzamelen" blazen. Nu wendde de overste zich opnieuw tot zijn adjudant: De koning had gelijk; met de zweep gaat het ook! Ja, overste. Hoeveel zijn er op de vlucht ge jaagd? 'i'winlig bataljons, overste Och kom! riep de overste, met rechtmatigen twijfel. Ik weet het van den generaal zelf, die den boelen 'rommel aanvoer de; die zal het toch wel weten, over ste! Waar heb je dien generaal? Daar zijn er twee, overste. Ik heb ze mei de gevangenen meegege ven. Gevangenen ook nog? En zes-en-zestig vaandels en vier kanonnen die hebben we op den koop toe gekregen! De grenadiers hebben de reist ge daan, overste. Juist; daar begon het schieten weer. Dat is de koning, zei Pupatzky, toen hij zich georiënteerd had. Ja, er ia nog wat (e doen! vervolgde hij. Dat zal de koning wel opknap pen! zei de overste. Die zal hun den nekslag geven. En dat deed hij. 's Morgens om tien uur was de- slag schitterend gewon nen. De Saksers waren niet meer te zien, de Oostenrijkers op de vlucht. Overste Schwerin wilde de man schappen juist laten rusten,, toen er een vleugel-adjudant van den koning kwam. Zijne Majesteit wil het regu'ment zien; of de overste het wil presentee- ÏO. Aha, daar komit hst! zeide dcr.e. Nu formeerde hij zijn heldenschaar in escadrons-kolonne; hij voorop, dan de beide krijgsgevangen generaals, die zuur keken; achter Men do regi- mentenuiziek en daarna een detache ment, dat de veroverde vaandels droeg, De gevangenen, en de kanon- kwamen ac-hteroan, opdat ze niet zooveel stof zouden maken. Toen. Otto Martin von Schwerin tegenover cteu koning stond, salueerde hij met de rijzweep, zooals men dit met den degen doet. Nu, Majesteit, dat zijn mijn liplappenl De koning lichtte den hoed en hield dien in de hand, totdat de laatste man voorbij was; zoo ook deed het heel voorname gevolg van veldmaar schalk tot en met ordonnans. Ik had de heeren haast niet herkend, gaf Frederik ten antwoord; k eer u, door het hoofd te ontbloo- ten. En de dragonders zwaaiden hunne men en riepen, hoeira hoe'ra, leve oh ze genadige koning! Dit was de slag bij Hohenfriedbeng. Het regiment Anspach-Baireulh- dragonders, later het tweede regi ment kurassiers (koningin), ontving van den koning nog zeer bijzondere onderschei din gen Eerstens bekwam 't den Grenadiers- marsch, door Frederik zelf gecompo neerd, als parademarsoli, met de uit drukkelijke bevoegdheid, liaaï alleen te mogen blazen in de ©arische armóe; ten tweede iu het regiments zegel de veroverde vaandels. Later, bij het feest van het zeldzaam wapen feit, gaf koning Friedricli Wilhelm IV nog een metalen, band voor den helm, rnet het opschrift: ,,Hohon fried berg, den 4en Juni 1745." De Plaatsvervanger. Mijn grootmoeder gaf mij reeds vroeg ociiie wijze Jee. Kihdensn, zeide zij, Jeert niet te veel; v neer ge veel weet, moet gc ook veel doen van ec^v domoor verlangt niemand wat. Zij was een verstandige vrouw; maar al weet men van iets heele- maal niets, toch kan men er in loo pen. Wie mij den 15en December 's mor gens zou gezegd hebben, dat ik, de meest onmuzikale monsch ter we reld, 's avonds in het orkest te..., de bazuin zou blazen, dien zou ik met een meddlijdtend schouderophalen geen antwoord waardig gekeurd heb ben. En toch begaf ik miij in den avond van dien omineuzen dag op weg om een instrument le bespelen, dat ik te voren nog nooit goed be keken had. En dat kwam zoo. Ik zit nog aan de koffie en soes zoo'n beetje. Daar stort mijn vriend, de bazuinblazer Willemsen, naar binnen met een drukte, die mo doet opschrikken. Maar mensclienkind! zeg ik met zacht verwijt. Zeg kerel! schreeuwt hij schudt me zoo, dat mij hooron zien vergaat. (Dat schreeuwen heeft hij zich zelcor door dot eeuwig getoe ter in zijn bazuin aangewend). lk ben gelukkig gelukzalig en jij jij kunt mij tot den benijden9- waacdigsten der stervelingen nraken. Ik? vraag ik en verbaasd staar ik hem aan. Ja, gij goed, edel mensch! en hij begeleidt die woorden met een waar tromgeroffel op mijn ruggo- graat. Hoor eens, Willemsen, spreek ik, een weinig mij terugtrekkend, spreek en doe nu als 'n vo-standig mensch; anders zeg ik dadelijk neen. Wat is er van je verlangen? Nu daar kwam het koopje vooi den dog. Geld kwam hij niet vragen. Met den trein wilde hij vertrekken 't moest, zei hij. Een erfoom vierde feest qnz. enz. Kortom, hoe dan ook, Willemsen moest dadelijk de stad uit. Maar de kapelmeester gaf zóó kort voor de uitvoering nooit verlof en daar li ij nog niet lang aan het orkest verbonden was en nog vreemd in de stad, wist hij niemand die hem kon vervangen. Goede raad ware voor ieder ander hier dan ook duur geweest; maar dat dolzinnige mensch had er toch iets op gevonden, lk! ik! die nog nooit iets anders dan over warme koffie of soep „geblazen" had, ik zou hem vervangen. Maar ik weet ternauwernood, hoe een bazuin er uitziet! Je hebt mo toch wel eens zien zitten en bezig gezien nu don? Je gaat op rni.ine plaats, neemt de bazuin en hebt. verder niets te doen dan in alles je buurman, den an de en bazuinblazer, na to bootsen. Pre cies dezelfde bewegingen, die bij maakt, maak jij ook natuurlijk zonder te blazen dat kunt ge trou wens ook niet. 't Is beslist onmoge lijk in een vol orkest to hooren. of er een of twee blazen. Maar Onzin geen maar! Leeman, dat is de andore bazuinist, hoeft ook eens iemand gezonden geen ster veling beeft 't bemerkt, 't Was 'n ka pit-ale ui! Daarbij sloeg hij me op den schouder, zoodat ik letterlijk in zonk en toen lachten we toch al lebei even hartelijk. Alzoo ik reken op je! Ik had een gevoel, alsof 't in mijn arm hoofd een helsch spektakel was. Niets mocht baten geen tegen spartelen, geen afwijzen. Hij smeek te, hield aan, d'ong aan hij druk te me de hand en ik beloofde, to doen wat hij van rnij verlangde, om an hem af te komen. Bijtijds spoedde ik met gebogen lioofd fn'ij naar den kunsttempel. Over de aanplakbiljetten smalle roo- de slrooken esno andere voorstel ling dus. Nu, 't was me tamelijk on verschillig. wat ik niet blies. Tien minuten later zat ik, ramp zalige, dien in dit bijzonder geval het. behartigen van grootmoeders lijfspreuk niets kon baten, in stomme vertwijfeling op Willemsen's plaats; due althans was mij hekend, want ik had hem daar in functie gezien. Langzamerhand vuklo zich de or kestruimte; muziek word op de les- senaavs gelegd instrumenten, werden gestemd telkens kromp ik ineen hij de uchrille 'jamrneröonen en te-1 keten dacht ik weer dat iemand een straat- mormel op den pool trapte. Daarna werden in stalles en- parket de zetels neergeklapt; de schouwburg ltep aar dig vol. Schuw zie ik rond. De ledige, on heilspellend dreigende lessenaar met uitstekenden maatstok grijnst mij xu. Daar komt ook mijn „beter ik" de tweede bazuin. Dat is alzoo de lieer Leeman! Wat kijkt hij me aanl Geconfisqueerde physionom-ie! Die schijnt al lont te iken Hlij snuift als 'n walrus en snuit met forbidabele kracht zijn neus onwillekeurig grijpt mijne hand naar mijn zakdoek neen, dat behoef ik nog niet na te doen! Nu bestijgt de dirigent zijn verhe ven plaats. Hij heeft lange lokken, die hij geniaal schudt, en een blik nu, dat belooft! Moge hij dien niet te dikwerf richten op mijn schuldbe wust hoofd. Een kort tikken, dat me door alles heengaat- Stilte volgt en dan begint de herrie met waanzinnig rumoer, Alles schijnt in 't geweer te kornen; de horens schetteren, de fluiten kla gen; de contrabassen brommen, do 'telen lannoyeeren en die groote vent achter me roert de trom en maakt met de bekkens een helsch Ia- waai. Met de overige instrumenten ben ik te weinig vertrouwd, om mij rekenschap te geven van. hun be drijf. Onder de hand zijn mijne oogen doorborend op Leeman gericht. Als dio mah maar niet ook mij zoo fixeer de! Die doorziet iemand met den eer sten oogopslag je ware detective! Hoe weet de kerel bij al dat geblaas en gestrijk nog den tijd te vinden, zich om mii te bekommeren. Hij blijkt wel zeker van zijne zaak te we zen! Een kalmte, een zekerheid hij heeft al lang waargenomen, dat ik er voor spek en boanen bij zit! Nu, dat had ik wel verwacht o Wil lemsen, wat heb ik aangehaald, o! De kapelmeester begint al, naar onzen kant uit te kijken; een waar lijk bedenkelijk verschijnsel. Daar, hij heft den dirigeerstok omhoog en. wenkt ons en hij fronst het hoold. En die Leeman ziet mij met verachting aan. Gelukkig, daar laait het weer op in. 'I orkest alle longen en handen zijn in actie; zoodat niemand meer op ons let. Met galgenhumor brenj, ik het instrument aan den mond en inaak oernge krachtige op- en neergaande bewegingen. Opeens volgt een oogenblik diepe stilte. De kapelmeester wendt zijn met lokken omkranst hoofd naar ons en heft veeJbcteekenend den maatstok omhoog. Leeman kijkt me aan, ik zie Leeman aan daarna staren we allebei met verbazing den kapelmeester aan, dio een waren In- dia-nendans uitvoert vóór zijn lesse naar. Als Lij maar niet voortdurend ijn stok op Leeman en m,ij richtte! - Zouden wij soms moeten blazen?! Maar waarom blaast die Leeman niet? vraag jk mij zelven af. Wal doet die vent bier? Achter mij geeft een der lieeren uisici me een ix>r in de ribben. Do baau'nsOlo snel zit je lui te slapen? Daar hebben vvo de misère! Wacht maar, Willemsen, dat zal k je inpeperenwat bezielt dien ..eeman opeens? Ik breng de bazuin aan de lippen; mooi zoo, eindelijk schijnt hij zich van zijn plicht be wust te zijn hij beft de zijne ook op. Ik schuif het ding in en uit hij schuift hartstochtelijk het zijne ook in en uit maar stil blijft alles als te voren. Ik zit met bolle wangen en blaas als iri een trechter, zoodat de oogen me uit het hoofd puilen Leeman doet ook zijn uiterste best een ontzettende aanblik! Doch stil blijft alles spookachtig stil. l)o instrumenten, zijn betooverd. In 't parket begint men te giege Ion, Boven in de loge wordt handge klap vernomen en van boven klinkt eene stem: Prachtig pianissimo bravo! Daar een teelten van onzen ana- terder en met heidensch lawaai val len trompetten en hoornen, hobo's en fagotten on hoe dat tuig allemaal heet, met volle kracht in een wilde storm van harmonie vult de ruimte. Don klinkt een electrischo schel, hot gordijn gaat langzaam op en de opera neemt een aan rang. Ik probeer weg te sluipen ik houd 't niet langer uit. Ook Leeman schijnt 'n goed heenkomen te willen zoeken. Da vvèg wordt mij versperd door een blauwgerokt mensch; ook Leeman, die ellendeling, wondt door ?m opgewacht. Of de heeren in de garderobe willen wachten tot 't eind van de eerste acte de kapelm eest-er wenscht u te spreken. lk staar Leeman aan en Leeman staart weder mij aan- ik geloof, dat de aterling zich vroölijk over mij maakt ik kan mij niet langer be dwingen. Waarom heeft u de solo niet ge blazen meneer' bijt ik hooghartig hem toe. Waarom bol) jij ze niet. geblazen, mannetje? Oihdat ik een uilskuiken ben barstte ik nu los, omdat ik mijn vriend Willemsen vervang, zonder dat ik ooit 'n bazuin in de hand heb gehad ómdat ik jou in alles moest nadoen. Ja, zie je, zeg dat moest ik óók doen jou in alles na-apen', klonk het uit Leeman's mond. Waa—al? Ik ben heel cm aal Leeman niet. moet je weten Leeman ligt in bed hij heeft de koude kooits. Ik heb llem al eens vroeger vervangen en toen ging al te; good ze hebben 't liet gesnapt en zijn goeie vrouw ro?g 't me zoo vriendelijk en den origen keer had ik zoo mooi alles nagedaan wat de andere deed maar als jij me niets voordoet, kan ik met den besten wil van do wereld iet. nadoen, me beste meneertje zie je? Tableau. En dan is 't niet om je verstand te verliezen, met je beidjes een ba zuin solo' Genoeg. Wij waren op oen nadere verkla ring mot den nijdigen kapelmeester niet bijster'gesteld en wisten do waak zaïuahedd van den blauwrok te ver- sohalkean Van het verdere zwijg ik. Maar Willemsen en Leeman, de echte, moesten er nog iet; nadisrs van ver nemen en luidden 't hard te verant woorden. Hot heeft maar weinig gescheeld of beiden waren ontslagen. Zoo kwam het, dat die bazuinsolo nog j&ng naklonk. Horrida Bella. DE VERSCHRIKKINGEN VAN DEN OORLOG. 't Wordt avond'!en de zon, terwijl ze lager spoedt, Be tint den zoom van 't woud met purpergouden stralen Het loeiend ltrïjgsgedruisc'h dat in de vlakte woedt, Draagt d'echo van 't- gebergt tot in de versie dalen, En heel de horizon -drijft in een (waas van bloed. De kamp heeft gansch den dag gedaverd, en beneden In 't dal, waar lucht met aarde onmerkbaar samenvloeit, Op akkers, waar het graan, halfrijp nog, ligt vertreden, Op wegen, waar de berg van lijken altoos groeit, Wordt zonder deernis en met klimmend vuur gestreden. In 't veld, door 't hart van 't dorp, verbrand en uitgemoord, Loopt de ongebaande weg van stervenden en lijken. Hij slingert van het bosch tot aan den stroom zich voort; En 't oog kan, waar 't een zwerm van raven neer ziel strijken, Dc krijgers volgen, wien geen nacht in 't slachten stoort. ITet is een vvorsl'ling, waar geen sprank is ('onderscheiden Van d'ed'Ier aandrift, die in 'smenschen harte blaakt; Waar 't bloed verlangt naar 't bloed waar brons en ijzer beiden De vrees in wreedheid keert-, de kracht tot blindheid maakt; De mensch zich enkel door wat dierlijk is, laat leiden. - Bij wijten -staakt de strijd. en 't domme tend geluid Der zwoele zomernacht wordt in het rond vernomen Dc-s krekels sjilpend lied klinkt zacht -het koren uit; En d'arme loot'lingschaar, wier b'oed dit uur zag stroomen, ICeft mat het hoofd, wijl 't oog zich voor het laatst ontsluit. Een vroeger' lente zag hen langs hun beuv'len dwalen, Het kouter sturend door het zaad'verwacht-end vc'd De haagdoorn schonk hun geur. de zon hun milde stralen; En als de leeuw'rik, die het wassend graan ontsnelt, Moch elk de vrije lucht genieten in zijn dalen. Nu liggen zij verminkt op d'ijzerharden grond, Van ieder die hun liefd1' in 't uiterst uur verlaten Hun kreet, die niemand hoort, klinkt vruchtloos in het rond Een vloek, voor al de potentaten Wier wil den oorlog wekte, ontsnapt -hun b'eeken mond De kamp raast- hijgend voort en weet van geen ontfermen Het snamgeprest carré, welks staal naar offers jaagt Waadt door het bloedig nat, waar paard en ruiter kermen; De wind' draagt tot den top der onbewogen bergen De kreet des haats, die opstijgt en het gillen om ontfermen. Het vluchten neemt een aanvang; als een lamm'ren kudde Door schrik gezweept: ziet men 't verslagen leger snellen. De strijd heeft uitgewoed 1 Bij zang en fakke-lgloor Keert d'overwiunaar, die zijn borst van trots voelt zwellen, En lelt de krijgstrofeeën, die 't krjjgsluk hem beschoor. Terwijl de stervenden, door 't morgenlicht beschenen Den adem slaken, klinkt zijn krijgsmanisroe-m langs d'aard'; En ginds op 't land, waar al de welvaart is verdwenen Zit bij 't gedoofde vuur van heur verwoesten haard, Een. schaar van moeders in 't ontvolkte dorp te weenen. „PAX IIUMANII'ATE". (Met toetemming overgenomen uit de Nieuwe Arnhemse he Courant) DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat34, Telephoon 1543. Probleem No. 590 van N. VAN 13UUREN. li te/ I8_ Mil m «T 'm m lp! Wjfr 2 gü 1 8 m af g§ H H 8 212 n 9 S Zwart 11 schijven op 8, 9, 10, 13,14, 16, 17, 18, 19, 21 én 3 Wil 10 schijven op 25, 27, 28, 32, 33, 34, 36, 38. 39 en 47. Probleem no. COO van Denzelfde, Zwart 11 schijven op 4, 11, 12, 13, 16, 18, 19, 21, 23, 28, 29 en 'dam op 50. Wit 12 schijven op 20, 25, 27, 32, 35, 37, 38, 39, 42, 43 47 en 48. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan. boven genoemd adres uiterlijk Dinsdag 29 dezer. Oplossing van probleem No. 595, van den auteur: Wit 39—33, 44—39, 37-31, 27—22, 28-23, 33—42, 38 71 De stand was: Zwa'rt 10 schijven op 8, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 24, 25 en 35. Wit 9 schijven op 21, 27, 28, 37, 38, I, 40, 44 en 50. Oplossing van probleem No. 596, van den auteur: Wit 48—43, 29—24, 47 -41, 46-41, 28—22, 32 1, 1 161 De stand was: Zwart 11 schijven op 2, 4, 7, 8, 9, 14, 16, 21, 30, 36 en 44. Wit 12 schijven op 11, 20, 22, 28, 29, 32, 33, 37, 45, 46, 47 en 48. Beide problemen zijn goed opge lost door de heeren: R. Bouw, M. ten Brink, J. Jacobson Azn., A. A. Ja- cobson, W. J. A. Matla, P. Mollema, In boven staan den stand beging zwart de fout 1621 te spelen waar op de heer ten Brink, met wit spelen de de partij a. v. besliste: Wit 32—27, 47—42, 35 -30, 44-40, 43—39, 88 20, 37-31, 41 5!1 De Haarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten ledéren. Maan dagavond van 8 tot 12 uur in de bo venzaal van Café de Korenbeura, Spaarne 36, alhier. 47 48 49 50 Liefhebbers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan toen ziöh 'bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als aspirant-leden worden toe gelaten. Inlichtingen worden gaarne ver strekt door den Secretaris, den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 12