««mi cn toen ncscnamen. een airoeec
en een sportsman, met een oaneleke-
1 ijken glimlach en een manier van
doen, die iedereen dadelijk voor hem
innam.
Eu, wel heel vreemd, want Eze
chiël Fardle deed gewoonlijk juist
datgene wat niet met de wenschen
■van zijn dochter strookte, ditmaal
scheen de oude taan den wensch van
zijn dochter niet te zullen dwarsboo-
men, Hij noodigde Davy bij zich aan
huie en heette hem op den hem eige
nen brommenden loon welkom.
Maar ik weet wol, waarom het
is, zei Davy eens op een avond tot
Lucy. Hij weet dat ik de neef ben
van Stephen Welware.
Stephen Welware?
Jij hebt toch zeker wel een3
gehoord van den grootcn wolfabri
kaat Welware en Co.?
Lucy schudde 'haar bekoorlijk
hoofdje.
O, maar je oom is bij die firma
op het kantoor geweest en daardoor
zal je vader er alles van weten. Die
WeWvare is mijn oom. Men zegt dat
hij fabelachtig rijk is. Jk ben van der
gelijke dingen niet. zoo goed op de
hoogte. Maar wat ik wel weet, is dat
hij mij heeft opgevoed en mij den
voet. in den stijgbeugel heeft gege
ven. Ik ben alles wat ik nu ben
wat ik eens hoop te worden aan mijn
ouden oom verschuldigd. En toch
heb ik hem nooit gezien voor zoover
ik weet..
Hoe komt dat zoo?
Och, je moet weten dat hij in
Nieuw Zuid-Wnles woont. Maar 'ik
geloof dat hij spoedig naar Engeland"
terugkomt. Men zegl dat zijn gezond
heid achteruit begint te gaan en*dat
hij naar huis terug wil komen om
in zijn vaderland te sterven en
misschien wel om mij te zien voordat
hij sterft. Ik ben zijn erfgenaam,
moet je welen.
O, juist! zuchtte Lucy. Nu be
grijp ik waarom vader
Ongeveer zes maanden later kwam
de oude Stephen Welware in Enge
land aan een gebogen wrak van
een man, met een gelaat als van per
kament, waterige oogen, blauwe
lippen, zooiels als een bundel kwalen
en pijnen.
En met zijn lichamelijke kracht
was ook zijn geest oc.hteruit.gegaan.
Ilij was niets meer dan een zwakke,
oude dwaas, die altijd grinnikte en
giebelde om zijn ccgen zouleloo;
zoogenaamde geestigheden. Maar
Ezechië! Fardle beolie hem met groo-
te uitbundigheid welkom, bood hem
hun gastvrijheid aan, en drong er
op aan dat hij voor goed bij vader
en dochler zou blijven inwonen. En
Stephen Welware had er niets tegen.
Want van het oogenblik waarop
zijn waterige oogen voor het eenst
Lucy aanschouwden, had hij het ver
langen gehad haar tot zijn vrouw te
maken. Hij was jaloersch op zijn
jongen neef, dreigde hem te onter
ven. als hij rul et dadelijk van Lucy
afzag,ja, wist het zelfs met behulp
■van Ezechiël Fardle zoover te bren
gen. dat Davy er niet rneer aan buis
mocht komen.
Toen begon hij Lucy met liefdesbe
tuigingen te kwellen.
Trouw met mij, zei hij. en ik
zal je tot. een rijke vrouw, tot een
voorname dame maken. Je zult ju-
weelen en auto's hebben, een pa'eis
orn in te wonen, inct een groot dienst
personeel kortom, alles wat je haft
begeert.
Maar Lucy weigerde vol minach
ting naar zijn voorstellen te luisteren.
Toen bemoeide haar vader zich er
mqe.
Zij was altijd heel angstig voor
haar vader geweest, lu haar kinder
jaren had zij.dikwijls reden gehad
zijn zware hand te vreezen en of
schoon van nature een opgewekt
meisje, had haar herinnering aan
zijn brutaliteit zooveel invloed op
haar gehad dat zij de kracht verlo
ren had legen zijn wenschen in te
gaan. Zijn wil overhcerschle haar ge
heel. Onder den invloed van haar
vader was zij als een duif die door
het glinsterend oog van een slang be-
toovm d wordt. Tevergeefs trachtte zij'
hem te weerstaantevergeefs tracht
te zij de boci'-n te verbreken waarin
Ju.; haar gevangen hield. Zij was
weerloos in zijn handen, en al haar
liefde voor Davy was niet in slaat
haar te behoeden voor het lot, dat
hij haar vader voor haar had
weggelegd.
Je zult met Mr. Welware trou
wen! zei haar vader. Begrepen? Je
zu't dien dwazen jongen vergeten,
hem geheel uit je gedachten zetten.
Ilij was heel goed voordat izijn oom
op liet tooneel verscheen; maar.één
vogel in de hand is meer waard dan
tien in de lucht, en daarom
Zelfs toen zou zij nog niel toegege
ven hebben, als Davy niet, beleedigd
door de onaangename behandeling
san haar vader en haar schijnbaar
toegeven aan zijn wil, zich uit haar
nabijheid had teruggetrokken. Zij
zag hem nu heelemaal niet meer. Hij
sclireef nooit en deed ook zijn best
niet haar te ontmoeten.
Op een gegeven oogenblik wist zij
haar meisjesaclitigen schroom te
overwinnen en schreef hem naar het
Ministerie van Oorlog.
Maar evenals duizenden andere
jongelieden had Davy zich voor den
aclieven dienst in liet leger aange
meld, daarom bleef haar brief onbe
antwoord.
En toen verloor zij inderdaad al'e
lioop.
Uitgeput door angst en wanhoop
werd zij onverschillig omtrent haar
lot, on onderwierp zich zonder tegen
werping aan hetgeen haar vader
over haar toekomst besliste. Zoo werd
liet huwelijk vastgesteld en later ook
voltrokken.
Lucy maakte dit alios door a's in
een droom.
Als in een droom hoorde zij haar
eigen stem de gebruikelijke ant
woorden! geven, cn de stem van den
ouden man, haar aanstaanden echt
genoot, in baar ooren teemen en
kraken. Toen zij naast elkaar op hun
knieën moesten gaan 'iggen, scheen
zij in een soort van bezwijming le
vallen. Toen zij werktuiglijk weer
weer overeind kwam, werd zij zich
plotseling*.bewu9t, dat er iets bijzon
ders aan de hand moest zijn.
Het was niets anders dan dat de
beenen van den ouden bruigom te
sfijt geworden waren en nfj nu r.ïel
weer overeind kon komen. Ilij werd
met eenigc moeite overeind geholpen
door haar vader. Toen hij weer op
zijn beenen stond, uitte hij een onder
drukten kreet van pijn. Duarop gin
gen zij naar de kerkekamer om hun
namen te teekenen.
Een oogenblik Inter, kö.oale het haar
later toescheen, waren zij buiten in
den wind en warmen zon op weg naar
de auto, die stond te wachten. Ilaai
afschuwelijke, nieuwe echtgenoot
hing zwaar aan haar arm. Zij deed
al haar best om er niet onder te be
zwijken. Plotseling struikelde hij,
hing zwaar naar één kant over, viel
op zijn handen en knieën en trok
haar bijna in zijn val mee. Een half
dozijn toeschouwers schoten toe orn
hem le helpen opstaan.
Fluisterend hoorde zij het zeggen
„Dood!"
En zoo was het. Hij was dood. De
opwinding van ales wat er dien dag
gebeurd was, bleek te veel voor dat
zwakke hart te zijn geweest.
Zij werd naar haar eigen kamer ge
bracht, ontkleed en op bed gelegd.
Duar lag zij, naar liet haar toescheen
oneindig lang, ongevoelig voor alle
gewaarwordingen, zelfs niet in staat
om té denken, alleen een zwakke ver
lichting voelend hij de gedachte aan
haar ontsnappen aan het juk van
een gehaat huwelijk rnet dien afschu-
welijken, ouden man.
Den volgenden dag kwam haar va
der bij haar binnen en verzocht haai
dringend op le staan en naar beneden
te komen, omdat hij haar iets heel
belangrijks te zeggen had.
Luister nu eens heel aandacht!
naar mij, zei hij ruw. Ik heb eei
boodschap gezonden aan mijn zaak
waarnemer. Hij kan ieder oogenblik
hier zijn Ik wilde hem spreken over
het testament van je overleden echt
genoot. Ik kreeg hem er juist een
week geleden toe zijn testament le
maken. Ik heb het hem feitelijk ge
dicteerd. Ik dwong hem mijn wen-
«chen in te willigen omdat ik mij
voorbehield eerst dan mijn toestem
ming u>: zijn huwelijk mei jou te ge
ven. O, ik had hem volkomen in mijn
macht, dien ouden dwaas! In dat tes
tament laat hij alles wat hij bezat
na aan jou, maar ouder mijn beheer.
Dat wil zeggen dat ük volkomen vrij
ben in de administratie van de be
zittingen. Begrijp je dat? Heel goed,
dan Wat ik nu van je verlang is dat
je dezen zaakwaarnemer duidelijk
zult maken, dat je er volkomen mee
tevreden bent om deze zaken geheel
aan mij over le laten.
Zij keek hem scherp aan.
U bedoelt dus, zei ze langzaam,
dat u gruag zou zien dat ók het ver-,
mogen aan u overdeed?
Ja, daar komt hot zoo ongeveer
op neer, antwoordde hij grinnikend.
Ofschoon natuurlijk, als jij.-.
Hij had geen tijd meer te zeggen,
want op dat oogenblik werd de zaak-
waarnenter a an gekondigd.
IIij kwam haastig de kamer binnen
een man met een scherp, vernuf
tig gezicht boog diep voor Lu-cy,
d'rukte Ezechiël de hand, en ging toen
op den minst ongemakkei ijken stoel
:ilten.
Ik 'begrijp, dat u mij wenscht te
spreken om de zaken van den overle
den Mr. Welware met mij te bespre
ken? zeii hij.
.Ja, zei Ezechiël.
Och! zuchtte do zaakwaarnemer.
Het. is ongelukkig dat hij nu moest
sterren zonder zijn testament ge
maakt te hebben, niet waar? Heel on
gelukkig!
Maar hij is niet gestorven zon
der testament, zei Ezechiël met tinte
lende oogjes.
Pardon, maar dal is niet moge
lijk, hij inoet gestorven zijn zonder
testament, antwoordde de zaakwaar
nemer. Waar zon hij den tijd vandaan
gehaald hebben om het te maken?
-- O, hij had tijd genoeg! hernam
Ezeohicl. Heil testament was behoor
lijk gemaakt met getuigen en bij een
volle week voordat liet huwelijk
plaats had.
Er scheen een ei gen aar dig -licht in
de oogen van d-en zaakwaarnemer,
toen hij daarop Ezechiël aankeek.
Maar weet u dan niet, zei hij
met een bedwongen glimlach, dat een
man wanneer hij trouwt, op dat oo
genblik alle voorafgaande testamenten
te niet doel.
Wa-at! riep Ezechiël Fardle, van
zijn stoel opspringend.
Het is vreemd, zoo weinig men
schel) als daarvan op de hoogte zijn.
Maar toch is het zooals ik zeg. leder
testament dat Mr. Welware voor zijn
huwelijk gemaakt Iheeift is nu niets
meer waa'rd dan scheurpapier. En
omdat hij dus zonder testament ge
storven is, daarom krijgt zijn vrouw
eon derde van het vermogen, terwijl
de andere twee derde voor zijn naas
ten bloedverwant is in dit geval
een jonge man, genaamd David
Quarl, geloof jk.
lievig ontsteld en teleu'rgesteld bij
dit nieuws, kon Ezedhiël Fardle op
dit oogenblik een kreet van woede
niet onderdrukken.
Natuurlijk kwamen de bedde min
nend-en weer bij elkaar. En natuurlijk
trouwden zij en vestigden zich met be
hulp van het vermogen van den ouden
Welware,
Wat Ezechiël Fardle betreft, hij
we'rd schraperiger en eenzamer, ver
velender en knor rigor dan ooit le
d-eren dag werd hij rijker, maar nooit
zal hij tevreden zijn niet wat hijiheeft;
omdat hij voor altijd zal blijven tob
ben over Jielgeen hij gehad zou kun
nen hebben zondeir die rampzalige
misrekening.
De betooverde Alpenroos
Wel, hoe gaal hét er mee, beste
'rouw Muller? vroeg dokter Pilgrim,
"m zijn vriendelijke hospita, eige-
res van liet pension „Alpeniuoo-j",
.ar hij ie.r ja%r placht te komen,
riem m zijne gewone, gezonigc kamer
onder liet ver overhangend dak van
het ruime, oude chalet bracht.
O, dank u, heel goed. Ons sei
ze en hier in de bergen is wel kort,
mnar mijn huis is gelukkig altijd
vol, van begin tol emd, en meer don
vol, wanneer we mooi weer hebben.
Dat doet mij genoegen voor u
dan zal u wel spoedig ©ene depandGn-
oe noodig hebben?
Dat heeft den tijd nog! zei vrouw
.Muller. Heeft, u nog niet gezien, dat
ik al bijgebouwd heb? Ik heb keuken,
provisiekamer en waschhok naar
buiten gebracht en daarboven een
paar kamers gekregen en hier in het
chalet ruimte voor vier logeerkamers,
waarvan eene met afzonderlijken op
gang, die vele log's gaarne hebben.
Dat is fameus; die was misschien
•ook wel voor mij gesohikt geweest.
Als ik dat geweten had maar
ik dacht, dat u aan uw gewoon ver
blijf gehecht was. In het bijgebouw
is nli al een© week lang een. zekere
heer Ba bel, een net,te, rustige jonge
man. Wat hij eigenlijk is? Misschien
een geleerd©; hij leest veel, als hij niet
in zijn eentje gaat wandelen.
Nu, cn bet verdere gezelschap?
Ook geschikte lui'? vroeg de dokter
dien de heer Babel niel scheen te in
teresseeren.
O ja meest Duitschers.
Al zoo de gewone menagerie!
Me na maar dokter, ik zou mij
niet veroorloven, zoo over rnijui© gas
ten le spreken. Dat is nu eenrnaal niet
anders in een pension; daar komen
allerlei mensehen bijeen, die niel bij
elkaar passen.
Aha en ditmaal zijn er wat meer,
dan u voor de betere gasten aange
naam is! merkte de doktér 'beleokenis-
vol aan.
Dat wil ik nu juist niet zeggen,
gaf de hospita van de „Alpenroos"
aarzelend ton antwoord. Maar een
:paar rare snuiters zijn er wel hij. U
is immers psy— psy
Psychiater!
Juist, dat wil zeggen dal u men
sehen behandelt, bij wie bet in de
Ijo ven ver dieping niet recht -pluis is.
Dan zou u mij wel kunnen zeggc-n, of
'n zoogenaamd idee fixe aanstekelijk
Zoo<als mazelen en 'roodvonk?
lachte de arts. Dat ontbrak er nog
an! Maar niet le loochenen is het,
dat een idee fixe soms een zekeren
hypnotischen invloed uitoefent.
Zoo iets daclH ik ook. Ziet u,
mijn lieve gasten, dit jaar, wat die
al niet hooren in dit vreedzaam huis,
is niet, te zeggen! In de vijftien jaren
dat ik 'hier nu ben, heeft no-oi't iemand
anders gehoord, dan wat ieder ander
ook waarnemen kon; maar de een
praat den ander na en wie nieuw
nkomt en niets hoort al gauw
heeft hij een paar extna-ooren.
Maar wat hooren die mensehen
dan? vroeg de dokter verbaasd.
Louter onmogelijke geluiden
maar ze roepen mij; ik moet naa'r de
keuken! Ik meen zelve iets to hooren
ja, ja, ik kom al! riep ze en met
usuelden pas verdween ze.
De arts maakte van de gunstige ge
legenheid gebruik om zijn koffer uit
te pakken en zich wat te venfrissclien.
Daarbij wierp hij van tijd tot tijd
een bewonderenden blik buiten op het
Alperipano'rama, dat hem zoo lief was,
en -hij verheugde zich reeds in de
schoone toeren, die hem de hoognoo-
dig-e ontspanning schonken na de uit
oefening van zijn bereid als leidend
arts van een bekend, sanatorium.
Hier in deze vriendelijke woning
■had hij ten overvloed© zes jaar ge
leden waarlijk, liet waren al zes
jaren— haar gevonden, leuren, kennen
en beminnen, die hij niet meer verge
ten kon, niet meer vergelen wilde,
hoewel de onbuigzame wil van hoog
moedige ouders zich beslist tegen eene
e-rloving had verzet. Want de jeug
dige, toen nog geheel onbekende arts
m „partij" voor 't eenig doch
tertje van den commandeerenden ge
neraal, die nog een schitterende car-
ière voor zich zag.
Toen was den armen Rolf Pilgrim
alle illusie wreed benomen, al had de
bekoorlijke Hedwig bij bel afscheid
nemen gezegd: „we zullen geduldig
wachten, Rolf, want ik blijf je trouw,
wat ei' ook moge komen.
Trouw was zij hem gebleven en de
jaariijksohe -reis naar de „Alpenroos"
was lil zekér opzicht een pelgrims
tocht naar de bakermat van zijne
liefde. En als hij weer aankwam op
de welbekend© plek, dan kwam tel
kens het verloden overweldigend hem
opnieuw voor don geest.
Het was nog niet tijd voor 't avond
maal, toen hij gereed was; daarom
besloot hij, op zijn lievelingsbank,
vanwaar hij een wondervol uitzicht
■had op het indrukwekkend bergland
schap, een oogenblik zich neer te
vleien. En toen hij naar beneden ging,
•geschiedde er iets merkwaardigs;
daar zag hij een slanke gestalte in
het wit voorbijgaan en een vertrek bin
jient-reden; eene gestalte, die hem liet
bloed naar het hoofd joeg.
Onzin, dacht hij, onzin! Hoe zou
Iledwig dan zou vrouw Muller 't
mij wel met 'n enkel woord gezegd
•hebben; want de goede ziel moet des
tijds wel hebben gezien, wat er mot
mij aan de hand was. Ook al aange
stoken door de waanvoorstellingen in
dit huis, oude jongen!
Maar naar buiten gaande, ontroer
de hij toch; want onder een groep
dennenboom en stond niemand anders
dan Z. E. generaal <v. Bumplitz, de
vader van zijne ee'nste, neen oonige
liefde. De ontdekking, dat hij zich dus
niet vergist had, bracht hem zóó in
d© war, dat hij roerloos staan bleef;
ook toen de generaal langs hem heen
naar binnen wilde gaan, en werk-
tuisiliik nam de dokter den hoed af.
WoT u daar ook! Ik zou nief
li ebben herkend! Pas aangekomen?
dus sprak de généraal hem aan.
Zoo even, antwoordde Dr. Pil
grim. En ik had er ge-en verni-oeden
van, dat u hier was anders had ik
mijne tenten ergens anders opgesla
gen.
Waarom? Vrouw Muller vertelde
lïlij laatst, dat u hiér stamgast ge
worden is, en bijgevolg heeft u in de
„Alpenroos'' meer rechten dat) ik.
U weet immers, dat we thans hier
maar met ons beidon zijn? Niet? Ja,
mijne arme vrouw heb ik verloren en
mijne dochler vervangt de vrouw des
huizes. Ik J)©b inmiddels mijn pen
sioen gevraagd en nu zijn we nog
eens hier ah, daar is ze. Iledwig!
Dr. Pilgrim is zoo juist aangekomen!
En voordat, de dokter nog van zijne
verbazing over die minzame ont
vangst bekomen was, stond zij al te
genover hem; zij, van wi© hij zes jaar
geleden zoo treurig afscheid genomen
had .Van je 19e.tol 25e jaar is nog al
'n sprong voor een jong meisje, maar
lied wig zag er niet ouder uit. dan
toen; wat ernstiger en rijper allicht.
Zij zag hom goed in de oogen, doch
reikte liem niet de bami.
En Dr. Pilgrim herinnert zich
ons nog'? vroeg zij kalm en zonder
scherpte met haar zachte, sympathie
ke slem.
Daar ha-dt je 'tl Itot bloed steeg hem
wedeir in het gelaat na dit onmisken
baar verwijt; wat hij niet met woor
den kon zeggen, dat moest wel in zij
ne oogen te lezen staan, want nu
kwam er eén blos ook over haar li-af
gezicht en zij stak de -hand uit.
Het was tijd, om aan tafel te gaan
en nu bekwam Dr. Pilrim een over
zeild van zijne liuisgenoolen in di©
„Alpenroos"; het was de gewone pen-
yions^salade. Behalve de generaal
met zijn dochtej-, was er de gewone
„Kommerzieiiralh" met echlgeuoote
en nicht.; de jonge en de oudere we
duwe, d'i'e "t niet witleri blijven; de
twee sameureizer&d© vriendinnen vau
on bepaal den leeftijd, welke standvas
tig blijft; de slecht in civiel gókleede
luiltenants; de professor en de gym
nasium-docent en de allies beter we
tende „assessor" in giftig groen reis-
costuum. Naast Pilgrims zat een
glad geschoren, weinig opvallend ge
kierde jonge man, die e-ich aan hem
had voorgesteld met «e mediedeeling:
mijn naam is Babei.
Aha, die heeft de nieuwe, rusti
ge, gezellige kamer in het bijgebouw,
dacht de dokter, niet zonder eenig
gevoel van nijd.
U ziet er heden een weinig lij
dend uit, mevrouw, zoo sprak de ge
neraal de oudere weduwe aan, die
da-ar niet een waar niartelaressen-
jcaieht zat cn absoluut wou worden
opgemerkt.
Ach sprak zij gelukzalig, nu
haar dit gelukt 'vv-as, ets rnensch is
nu eenmaal liet offei zijner gewoon
ten. Als ik na het eten mijn uurtje
siesta niet hebben kan, ben ik voor
den ganschen dag bedorven.
Onder siesta versmat u .een lira»
namiddagslaapje van 'n paar uur
lang! sprak het jonge weeuwlje boos
aardig,
Mijn hemel, dat kan toch nie
mand euvel duiden! meende de moer
bedaagde weduwe.
En wi© 'hééft zien vermeten, uw
zoet© rust te yerstoron? vroeg e as
sessor, ondeugend. Mijn geweten is
'er, want ik korn juist van n-uit-
stapje terug.
O, het was lieden middag eens
bij uitzondering zeer rustig en 't zou
■iiYOudig ideaal gevvuest zijn, als die
ontzettende kanarievogel niet aan
houdend zoo doordringend gezongen
luid. 't Is onbegrijpeujh, hoeveel la-
Waai zoo'n vogel maken kon, tot
merkwaardige vreugde van zijn. eige
n-aar. Beste vrouw Muller, u zou me
w erkelijk genoegen doen met do kooi
ergens anders te brengen.
Vrouw Muller, die zelve bediende
en toeval lig bij dén «-rts stond, kon
nbt nalaten, hem een duwtje in de
zij to geven. Daar heb je 't weer
lel nu op! fluisterde zij en luide:
Neem me niet kwalijk, mevrouw
aar ik bezit, geen kanarievogel.
Niet? vroeg mevrouw Schalie
perp'iez. Ja, dan moot een van de
logé's er een hebben. Meneer Wies©
u heeft de kamer naast de inijno u
moet het toch ook gehoord hebben?
Pardon, een kanarie- of anderen
Vogel niet, maar van morgen vroeg
wel 't geknor van een varken.
Ik heb hier geen varkens, beet
vrouw Muller hem toe.
Ik zal toch wu weten wat ik
hoor!
Vrouw Muller haaide cl-e schouders
op; heilloten er n'iel verder op in te
gaan.
Nu, zoo goed als u den kanarie-
ogel van mevrouw Schulze niel ge-
luoord heeft, evengoed kan ons hot
knorren van liet vamen ontgaan zijn,
merkte de gynma-siumdocent aan.
Daarentegen bad ik het blaten van
een geit vernomen.
Alweer wat nieuws 'n geit, en
vrouw Muller sloeg de handen ineen.
Ik kan bezweren, er is geen geit
op lu*t erf of ergens in de huurt!
Kunnen en passant, even stil ge
houden hebben, dit word door profes-
opgeworpen. Het waren er
een diepe stem on een liooge
kinderstem, dóe hun duo zongen.
Spotter! liet het -jonge weeuwlje
hooren.
Ik kan nief zeggen, dat ik die
geiten gehoord heb, met deze vcrkla-
ing nam de magere van de samen-
ei zend© vriendinnen het woord,
naar van morgen, toen ik gaarne nog
ii paar uurtjes geslapen had, hinder
de mij een kalf, dat men waarschijn
lijk van de moeder gescheiden en
e ergens opgesloten heeft en dat
•kei ijk hart verscheurend te keer
g'ing!
Ik zal onderzoeken, juffrouw,
waar dat kalf is bij mij niet, daa-r-
*or kan ik u instaan, verzekerde
vrouw Muller, die niet meer wist,
wat zij zeggen moest.
Juffrouw, dat doet uw gevoelig
hart eer aan, waar u voor het wreed
aardig ontvoerde kalf opkomt, sprak
de generaal; !ik was van morgen
toevallig ook wakker en toen was het
een haan, die niet tziio. gok ra al mo
uil den slaap hield; dat beest heeft
'n zeldzame eneigic. Apropos, vrouw
Muller, hoeft u dat lieve dier in het
bijgebouw opgesloten want van
daar kwam het „kikeriki".
Ik moet mij eene opmerking ver
oorloven, generaal, riep de magere
samenireiizehde ontslicht. -- Ik l<an
toch nog wel ©eri kalf van 'n haan
onderscheiden!
Ik heb geen kippen en geen
liaan, bezwoer de arme vrouw Muller j
wie het klamme zweet op liet voor
hoofd stond bij die vermeend© mena-
geriebez waren.
Dan zijn 'I zeker de gee-t.cn van
genuttigde lianen, die den generaal
een nachtmerrie lézorgd hebben,
meende de kikvorschgrocne assessor
met van boosheod flikkerende mono
cle.
Mijne heer en, al moge het Z. M,
zijn allergenadigsten keizer behaagd
hebben, mijn verzoek om pension
ring iii to willigen, zoo geschiedde dit
zeer zeker niet omdat mijn gehoor te
wenschen overliet. Mijn gehoor i-s nog
uitstekend, Als ik alzoo gezegd heb,
dat een haan gelcraaud heeft, dan
heeft er een haan gekraaid.
En ik weet evengoed, wal ik ge
hooid hebl voegde luid© do magere
samemreizende haar meer corpulente
vriendin toe.
Nu werd het interessant gesprek
algemeen en de gemoederen wonden
zich op en dr. Pilgrim had eerst met
verbazang, daarna met toenemend
leedvermaak toegeluisterd; een weel
de die hij zich kon veroorloven, daar
hij nog geheel onlievooroordeeld te
genover de zoo uiteenloop end© m ee
nlingen stond. Nu en dan had hij een
steelschen blik geworpen, op zijn lin
ke rbuurman, den heer Ba bel, dia
stil daar zat en zich het gesprek aan
tafel heelemaal niet aantrok. Ilij at
en dronk daarbij matig en zijn© ma
nieren waren niet opvallend.
Wat kan dat voor iemand wezen?
dacht do arts, die veeal de mensehen
scherp waarnam, zooals in zijn be
roep te pas kwam. Zou hij een geleer
de wezen of een gymimstiek-onder-
wtijzér misschien een sportman.
En heeft u van al dat rumoer
niets vernomen? dus wendde hij zich
nu tot den hoer Babe-l, die bezig was'
m-et zijn servet sierlijk op te vouwen.
Zeker ik heb den assessor ge-
hoord(, toen hij 'e morgo&ijs vroeg
naar buiten ging en de deur hard
dichtsmeet, antweordd© hij en hij
stond op, groette beleefd en ging.
Dr. Pilgrim keek verwonderd hem
na.
Wat heeft die kerel 'u paar intel
ligent© oogendacht hij. Dat m een
stil water met een meer diepen grond,
dan de gasten van do „Alponroos" in
hun waanwijsheid zien voorstellen.
Met eenig tumult stonden nu de
anderen ook op; alleen de assessor
bleef ostentatief zitten, om zijn flesch
Schaffhauaer uit te drinken. I)e art©
ontmoette in de gang zijne hospita.
Wat zegt u er van? fluisterde zij,
met moeite har© opgewondenheid be-
heerscheoide. Dat is nu telkens
zoo! Iedereen heeft een of onder dier,
geboord en dan twisten ze er over
en verlangen van mij, dat ik al die
beesten het zwijgen opleggen of ver
wijderen zal. De juffrouw van het
„lca!f" zegt, dat ze wil vertrekken en
liet dolste is, dat ik het kalf zelf ge-
lioord heb.
Waarom zou vi dat niet geboord
1 lebben? vroeg hij kalmeerëndj
kalveren zijn t"di zulke zeldzame die
ren niet, vooral buiten, op liet land!
Dat zegt u maar! barstte zij uit.
Toen ilc van morgen vroeg ook
wakker werd, doordat men de deur
dichtsloeg, toen heb ik T duidelijk ge
hoord en ik nam mij voor, een on
derzoek in to stellen. En verbeeld u,
dat nergens in d© buurt een kalf t©
vinden is. Dat is n ongu're toestand,
dokter. Of 't spookt bier, of we zijn
mooi op weg, gek te worden. Als dat
zoo doorgaat, is het met den goeden
naam van de „Alpenroos" gedaan en
ik ben 'n verloren menscli, zoo waar
als ik Barbara Muller heet,
Tot geluk van Dr. Pilgrim en zijr.e
nauw bedwongen lachspic-ren werd u©
goede vrouw weer geroepen en haar
worden vloed bedwongen. De geschie
denis w-a3 voor 'iemand, die pas aan
gekomen was, allerdolst doch hij
werd van liet drama afgeleid, door de
verrassende en geheel onverwachte
aanwezigheid van den genekaal en
zijne dochter. Het was donker gewor
den; alleen 'n gloeilichtje onder het
geboomte deed hem vermoeden, dat er
iemand nog huiten was, die een© si
gaar rookte.
AS lot volgt.)
BOOSAARDIG.
Zij. Eea uur lang al tracht ik
den baby in slaap te zingen; liij
schreeuwt maar altijd door. Wat t©
doen?
Hij, Ophouden.
DAMRUBRIEK.
IIAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1548.
Probleem no. 601,
van II. W. ZITMAN,
le Publicatie.
f
s
ei 1
8
1 p
T j
si
he/'
wA
s
flg
M
W, 18
1 H
il
s
üS
H
i ar
II
'i;
ill
W'
a
46 47 4b 49 5U
Wit
Zwart 12 schijven, op: 2, 7, 8, 9,10, 13, 16, 19, 21, 2-1, 25, 26 en dam
op 50.
Wit 12 schijven', op: 22, 27, 28, 30,31, 32, 34, 37, 38, 40, 47 en 49,
Probleem no. 602,
van II. W. ZITMAN,
le Publicatie.
m
a,,
•te
m
m
1
9
a
lp
a <8
Ja*
K
jgp g»
ip
lp
p
fM,
m. 's
i a
m
46 47 4b 49 50
Zwart 13 schijven, op: 1, 7, 10, 13,14, 17, 19, 20, 22, 25, 27 30 en 35.
Wit 13 schijven, op: 23, 28, 29, 33,34, 38 40, 42, 44, 46, 47, 48 en 50.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 6
October 1914.
Oplossingen van probleem no. 597,
van den auteur: wit 42—37, 33—28,
17-11, 34-29, 27 36, 31:21
De stand was i
Zwart 13 schijven, op: 5, 7, 8. 9,
10, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 30 cn 32.
Wil 12 schijven, op: 17, 21, 27, 31,
33, 31-, 38, 39, 42, 43, 4-4 en 49.
Oplossing van probleem no. 598,
van den auteur: wit 23—19, 44—39,
32—28, 42—37 34—29, 48 -42, 29—23,
33 4. 4:26!
De stand was:
Zwart 15 schijven, op 1. 3, 5, 7,
8, 9, 10. 12, 14, 15, 17, 18, 21, 26 en 35.
Wit 14 schijven, op: 20, 23, 24, 25,
31, 32, 33. 34. 37. 40. 42 44, 48 en 50.
Boide problemen zijn goed opgelos
door de hecrcnR. Bouw, M. ten
Brink, J. Jacobson Azn., A. A. Jacob-
son, W. J. A. Mat la, P. Mollema, H.
W. Zitman.
De Ilaarlemsclte Damclub lioudt
liaar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8—12 uur in de boven
zaal van Gafé De Korenbeurs, Spaar-
ne 36, alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar steeds welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het. toestuur uamnelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als aspirant-leden worden toege
laten.
Inlichtingen verstrekt gaarne
Secretaris, de heer J. Meijer, K,
straat 34. Telephoon 1543.