M ai @i m jU m Uf m B l 8 gg Ut m H \m lil IS Zé §j lü B m lip u ii wr g§ j" "ISi /A 11 m m JU It'J m m «JltdrubJeelijk is verklaard dat fiat niet de bedoeling is den kleinen visch- verkoopere het brood uit den mond te nemen. De heer Nolïing legde dit, voorzichtigheidshalve, vast Waarop weihouder Joseiphus Jirta zei. dat de ventere, die "recalcitrant zijn en geen behoorlijke overeenkomst willen aan gaan, moeilijk kunnen verwachten, dat met hun belangen rekening zal worden gehouden. Volkomen juist Voor algemeen belang moeten nu eenmaal persoonlijke bedongen wij ken. Dat bevordering van visoh als volksvoedsel een algemeen belang is, zal wel niemand ontkennen. Mochten er daardoor menschen in nering en bedrijlf ernstig worden geschaad, dan zal er zeker wel eon middel te vinden zijn ook hen w helpen. ZooaJs ik schreef, het denkbeeld is reeds opgekomen vóór den oorlogs toestand. Mocht het in dezen tijd tot uitvoering komen, dan zou er een c welk verricht zijn-. De belangen van vele kleinen, van kleine winkeliers bedoel ik, zijn nauw betrokken bij de verordening op de winkelsluiting, die óók ui'cgaat van iet denkbeeld van behartiging van het algemeen belang. De kleine winkeliers, die mochten hebben gehoopt, dat in de raadszitting de verordening op de winkelsluiting, zooal niet ingetrokken, dom toch in hun belang gewijzigd zou zijn, zijn bedrogen uitgekomen. Na lange discussie toch is de h handeling der zaak geschorst tot de volgende vdiigaderimg. Wijselijk heeft mem zich gehouden ar-- den wenk van den voorzitter, cn geen principieele beschouwingen ge houden. ];i hoofdzaak ging het er om, of de praktijk uitwijst, dat de winkels'ui- tmgsverordening goed werkt en in geburgerd is. De heer ter Ilaar, die een groot voorstander is van afschaffing der verordening, deelde mede, dat door ha a 200 winkeliers in zes maanden een schade hebben geleden van f 277.000. De beteekenis dezer cijfers werd door den heer Smit in 't licht gesteld toen hij zei: „De heer ter Haar heeft cijfers genoemd van het eerste half jaar van de inwerkingtre ding der verordening, laat hij van hot laatste half jaar 'eens met cijfers komen." Dit 'raadslid kwam, zijnerzijds, ook met cijfers. Hij vertelde, dat in 1911 er in de districten IX, III en II resp. 1205, 945 en 250 voorstandera der winkelslui ting waren, thans 1398, 1103 en 257. De heer Van Tienen verdedigde nog con- hot bekende standpunt, dat men de winkeliers moot vrij laten zelf het sluitingsuur te bepalen, doch regelen moet stellen betreffende den werktijd van bedienden. De behandeling wordt nü in de vol gende vergadering voortgezet Ik durf niet voorspellen, dat zij zal worden ingetrokken. Hoogstens, dfunfkt. mij, gewijzigd 'ten bate der handelaren in consumptie-artikelen. AMSTERDAMMER. Gebraden Haas. De overerving van zekere uiterlijke of psychische eigenaardigheden, die vaak generaties overspringen en bij voorbeeld van grootvader op klein zoon overgaan, !>ehoort voorzeker tot de raadselachtigste verschijnselen van de geheime werking der natuur. Als men nu maar altijd wist, aan welke voorzaten men deze of gene eigenschap te daukon heeft, dan zou men minder aangename „geschenken der natuur" met meer kalmte en on derwerping dragen en in het onver mijdelijke zich schikken. Een neus als 'n augurk is gewis niet edel, maar wanneer hij, om zoo te zeggen, een legaat van grootpapa zalige: is, zoo kan men er in berus ten ook een krop onder de kin be komt door de omstandigheid, dat ze van een familielid afkomstig is, iets meer aannemelijks en wordt dooreen zachter licht bestraald. Hier echter betreft het eene over geërfde idiosyncrasie oen van groot vader afkomstigen, onoverwinneïijken afkeer van gebraden haas. Die tegen-- zin nu berustte niet op een luim of gril, zooals ouders zoo gaarne geloo- ven, maar op een zoodanigen afkeer, dat dio waarschijnlijk niet door een hongerkuur ware te overwinnen ge weest. Mijn grootvader had als kind, als jongeling en als man veel te lij den door deze idiosyncrasie. Zoo ver telde Iiij eens, dat hij bij gelegenheid .van een groote jachtpartij aan een maaltijd deelnam, waar. hel gansche menu bestond uit gebraden haas. Hij wa6 nog jong en was duchtig rnet het geval verlegen. Doch uit zijn fa- talen toestand bevrijdde hem zijn trouwe Nero, die onder de tafel ge slopen was en zijn natten neus onder Ihet tafellaken door stak. De jeugdige jachtliefhebber schoof stuk voor stuk over den rand van zijn bord, totdat de geheele portie door den bruveu hond verslonden was. Deze eenvoudige historie, welke ik in alle kleuren en geuren ontelbare malen te hooren kreeg, beschouwde grootvader als een der geniaalste streken zijns levens en als er van iets dergelijks sprake was, dan zeide hij steeds „doe zooals ik en mijn Nero Daar de oningewijde dan wil de weten, wóarin het heldenfeit be stond, beleefde het nog al niet aan grijpend verhaal een ontelbaar aan tal herhalingen. Na dit te hebben vooropgesteld, kan ik kort en bondig mijn hazonavontuur vertellen. Ik bezat, in eene provinciestad, twee goede tantes, trouwe zusters, die ui ha» overliiden van wederziidsehe eohtgenoolen samenwoondenleven de in gemeenschappelijken rouw cn voor de opvoeding van oen dertien jarigen knaap, don zoon van tante Marie. George heette de jongen, en hij was een rakker; toch hadden de tantes er niet toe kunnen besluiten, hem naar een kostschool te zenden. Bijkans in iedere woning heeft men een heilzaam exempel bij de hand ten huize der tantes vervulde ik in absentia dit ambt. Zoo v, George eene of andere laagheid had uitgehaald, werd hem voorgehouden, hoezeer dit in tegenspraak met m ij n beginselen was, hoe geheel anders i k in een zoodanig geval zou gehandeld hebben, enz. hetgeen mij zeer zeker tot eer strekte, maar niet kon dienen om George sympathie voor mij te doen gevoelen. Nu moet men weten, dat de tantes me in jaren niet hadden gezien. De herinnering werkt, zooals bekend is, louterend de beminnenswaardighe den ireden meer op den voorgrond, de gebreken onttrekken zich aan den achterwaarts gerichten blik. Tante Marie en tante Agnes waren, onder elkanders suggestie, tot zulk eene vereering van mijne voortreffelijke hoedanigheden gekomen, dat bij haar hel plan gerezen was, om mij, den acht tienjarige, te logeeren te vragen, ten einde door liet in levende lijve voorstellen van een zoo liel stralend voorbeeld krachtig in te werken op het verdorven gemoed vau den jon gen, die zich weder aan een ergerlijk misdrijf zeer afkeurenswaardige dierenmishandeling nog wel, had schuhijg gemaakt. Mijne ouders hadden er niets tegen; ik wis alleen als kind bij de tantes geweest. Ik reisde dus naar haar toe en naar neef George, het enfant terrible. Het spreekt vanzelf, dut de knaap erg benieuwd was, den anti pode van zijn persoon te loeren ken nen. De voorliefde, die zijn beide op voedsters mij steeds betoond hadden, had in zijn zwarte ziel een verklaar bare jaloezie opgewekt, en misschien ook wel een zeker vooroordeel, het geen hem in zooverre te vergeven was, ook door mij, die grootendeels onbekend was met de vereerende rol van „braven Hendrik", tot dusverre ten huize der goede tantes vervuld. Zoo, is dót hem 1 dacht de kleine deugniet, toen ik, direct van het station komende, de kamer binnen trad, de vier uitgestoken handen vat te en hartelijk verwelkomd werd met een kus. die niet door mij was uitge lokt. De indruk, dien ik op de ernstige, treurende dames maakte, scheen de voordeelige opinie, die zij vau mij koesterden, le bevestigen, Gelijktijdig richtten zij de blikken veelbeteeke- iiend op George, alsof ze wilden zeg gen „zie je nu wel, wat 'n net, or dentelijk jongmensch dat is!" George aaide zwijgend en aarzelend even de door mij uitgestoken hand. In zijn oogen las ik de gedachte„ik moet niets van hem hebben I" De tantes informeerden, terwijl haar pupil in de kamer blijven moest, met hartelijke belangstelling naar mijne familie ik beantwoordde alles zoo omstandig, als blijkbaar ge- wenscht werd. George zat zich te vervelen, keek nu en dan van terzijde mij aan en hoorde toe. En telkens na men de tantes de gelegenheid le baat, om er opmerkingen tusschen te voe gen „zie je nu, George, hij is altijd geregeld overgegaan en jij bent op school blijven zitten 1 Zie je wel, h ij doet dit en hij doet dit en j ij Dit ging maar zoo voort wel vleiend, maar toch penibel voor het toonbeeld tan volmaaktheid. George nam al die verwijlingon schijnbaar kalm op hij had den mond ternauwernood nog geopend. Hoe zware beschuldigingen de vrou wen hem ook in het aangezicht slin gerden, hij droeg ze; waarschijnlijk was het mijne aanwezigheid, die hem in liet geval deed berusten. Mij echter werd liet angstig te rnoede. Eindelijk word het paedagogisch gesprek afgebroken we gingen aan tafel. De eetkamer was, evenals de geheele woning, deftig ingericht; het zag er zoo ordelijk, welhaast overdre ven net uit aJs in t byouterie-kastje van een oude vrijster, waar zelden iets tun de plaats komt. Talrijke vrouwelijke handwerken hingen of lagen op daarvoor bestemde plaat sen alles was gebreid, gehaakt of op andere wijze door bekwame en ge duldige vrouwenhand versierd. De gastvrouwen bleven met onder scheiding mij behandelen het kwam mij voor, als wilden zij hierdoor George voor oogen stellen, hoe schit terend braafheid en welgemanierd heid hier op aarde werden beloond. Door dit alles moest er opstand ko men iji de ziel van den kleinen ben gel. Die voortdurende hensping en terugstelling moesten hem krenken ik geloof, dat een ander 't niet zou hebben verdragen, maar hij was er nu eenmaal aan gewend en immuun geworden. Slechts eenmaal trilden zijne lippen, toen tante Marie tot hare zuster zeide „Ik hoop het beste van den invloed van onzen jongen gast, die in alles de meerdere van George ook in lichamelijke krach t hij keek me even aan, als wilde hij gaarne me eens te lijf gaan en stak zijn vork zóó heftig in een stuk visch, dat de beide vrouwen ontzet terugdeinsden. - George kreten zij gelijktijdig. Zie toch, hoe Je neef George zit te eten let toch op I en tnnte Agnes voegde er bij gisteren heeft hij met de vork in een damasten servet gestoken In een nieuw? vroeg zijn moeder verschrikt. De zuster knikte.,.. George bleef stom als de visch. Hij moest mij verwenschen. Zoo werden de schermutselingen voortgezet zelfs toen hij een aard appel op zijn bord liet liggen, we I'd hein gewezen op mijn voorliefde voor die knolvrucht. Ik bemerkte, hoe hij met toenemende verachting schuin naar ine keek de gal liep hem over, maar hij bleef zwijgen. Na de visch kwam gebraden haas; jawel, helaas i gebraden haas. Ik ontroerde. Ik bedankte, toen de Bchotel mij aaneeboden werd. Toe, neem toch wat drong tan te Marie aan. Hij is toch zoo bescheiden 1 kweelde tante Agnes. Zoo, nóg 'n stukjeI animeerde tante Marie. Toe, bedien jij hem eens, lieve, zei tante Agnes. Klets, daar lagen twee groote stuk ken op mijn bord en het was me niet mogelijk, er 'n enkel hapje van te ge nieten. Zou ik mij zelven en de tantes nu beschamen door te verklaren „Met mijne model-opvoeding is het ten einde ik kan uw eten niet ver zwelgen dat geeft 'n malheur En iets op je bord laten liggen ik had het pas vernomen ware hier halsmisdaad. George zou triumfeeren. Terwijl ik in die grenzenlooze legenheid verholen, als verwachtte ik vreemde hulp, van links naar rechts keek. bemerkte ik voor het eerst, tusschen schoorsteenmantel en kla vier, een aardigen witten mops, die stil en welopgevoed zooals alles in dit huis (liehalve George) daar zat en er op gedresseerd scheen, de dischgenoo- ten niet door bedelen lastig te vallen. Gegeven den gebraden haas en don hond, bracht de ideeën-associatie on-- verwijld grootvader's beroemden streek mij in herinnering. Dat was een ingeving Ik besloot dezelfde geschiedenis een wederopvoering te doen beleven, en sneed nu het wildbraad, om in ge schikte oogenblikken den mops een stuk toe te werpen, liet ging boven verwachting; de tantes hadden zich weder vereenigd, om haar offer met blikken te vernietigen en onbarmhar tig de les te lezen, waardoor mij gelegenheid geboden werd, oi merkt het eene stuk na liet andcrein den hoek te escamoteeren, waar de redder in den nood zat. Op deze wijze had ik behendig de delicatesse opgeroimd en mijn bord ledig gemaakt. O, beste grootvader, hoe had ik ooit kunnen denken, dat uw geniaal voorbeeld me eenmaal uil fatalen toestand zou hebben bevrijd Plotseling kwam er onrustbarende bewering in George, zijn mond open de zich wijd, om een overmoedig luid „ba, ha, ha, kijk 'resuit te slooten; daarbij stampte hij van genoegen en opgewondenheid rnet den voel en met den vinger wees hij naar den hoek, waar de hond zat. Het sneeuwwitte vel vertoonde overal sporen van saus, de stukken gebraden haas lagen op het tapijt en ongelukkig ook op liet blauwe allas- kussen, waarop het mormel zat, dat mijn goede gaven had versmaad. De liond was opgezet! De deugniet brulde van het lachen en dnn3le op één beenhet gejubel van leedvermaak had hem de oogeu met tranen gevuld. Ik sloeg de oogen neder en ik ver leidde het oogenblik, dat de grond zich openen en mij verzwelgen zou. De tantes waren diep verontwaar digd, ook omdat ik zóó van mijn troon gestapt was en op glibberig terrein mij begeven had. George zegepraalde. i Den volgenden dag reisde ik af. Zesmaal Toen Elise Hoog den vijfden dans, een lrancaise, met den jeugdigen, knappen Lentz begon, hielden de" da mes Voss en Waanstra 't niet langer uitwaartoe bijdroeg dat haar eigen dochters al voor de derde rnaal als muurbloemen fungeerden. Zij wis selden een stommen blik van ver slandhouding en ruischten de zaal door naar de niets kwaads vermoe dende moeder van het meisje. Mogen we u gelukwenechen? zei rouw Voss en zeer vriendelijk lachte zij haar toe. Waarmee? Er is niemand jarig bij ons sprak mevrouw Iloog ver wonderd. Wij bedoelen ook geen jaarfeest maar een verlovingI bracht me vrouw Waanstra plomp en bits in 't midden. Eene verloving? Heeft dan ie mand zich verloofd? Ik weet van niets. Misschien vooralsnog een stil toch opzienbarend engagement, ver klaarde mevr. Voss minzaam. Maar wie bedoelt u dan? vroeg mevr. Hoog en zij begon wat onrus tig te worden; want. zij kende de lieve dames. Wie? klonk het nu verwijtend. Wel, de jonge Lentiz en uwe Elise. Toe dames, geen gewaagde aar digheden. Die 'iwee kennen elkaar nog pas veertien dagen. En doen daar nu den vijfden dans samen dan moet toch een blinde ziende worden, zei mevr. Waanstra brusk. 't Is zooveel als eene advertentie in de courant! sprak hare boezem vriendin grof. Ik vind het niet aardig van u, al dadelijk zulke gevolgtrekkingen te maken, gaf Elise's moeder ten ant woord, d ie toch met de zaak verlegen werd. Elise kent hem eerst twee we ken dit kan ik u verzekeren. Des te opmerkelijker, dat het onschuldige meisje den bcschroomden jongen man zóó snel wist te verove- zei mevr. Waanstra vinnig. Eergisteren nog moet hij met een spotachtig lachje gezegd hebben, dat het in de verste verte niet bij hem opkwam, een van de domme Ner- gensiiuizensche gansjes te nemen, met deze woorden wierp mevr. Voss wat alsem in den beker. Nog eens, wij feliciteeren u met dien welgeslaagden m'iinderhandschen aanval! Met de schitterende overwin ning! Na deze vriendelijke woorden ruischten de dames opnieuw de zaal door, naar de muurbloempjes. Die zullen nog eons bersten van nijd! dacht mevr. Hoog en onwille keurig monsterde zij de nu juist niet verleidelijke kinderen der vrouwelij ke kampioenen. Kind, schaam je je niet! vroeg ze toen aan Haar stralend terugkeerend dochtertje, dat nu opeem uit dan ze venden hemel vieL Waarom, moedr? Ik heb toch niets gedaan, waarvoor ik mij behoef te schamen! Niets? voegde de moeder scherp haar toe Liefst vijfmaal heb Je me'i meneer Lentz gedanst! Ja, 't was heerlijk, moeder. Hij is zoo aardig en hij danst uitste- kehdl riep Elise gelukzalig uit. De moeder zag haar kind minder gestreng aan en een glimlaóh kwam over hare lippen. Daar viel haar oog op de dames aan de overzij, die gif tige blikken op haar wierpen neen, het ging niet; zij moest, tegen haar zin, boos blijven, wilde hij haar mieris- je niet aan een dreigenden boycot blootstellen. Een meisje, dat haar goeden aam liefheeft, mag niet vijfmaal r denzelfden lieer dansen. Men z reeds, dat je samen verloofd zijtl Dat zijn we heelemaal nog nieil klonk het «enigszins kluchtig en toch wat treurig. Dat is hef juist. Wanneer die jonge man je hand niet vraagt, dan heeft hij je feitelijk in onze kringen onmogelijk gemaakt. Ik wil in geen anderen kring erkeoren, waarin Louis niet is! zei Elise oprecht. De moede'r zag hare dochter door dringend aan en schudde het hoofd. Toen 6prak zij zacht: Een kind nog ben je! Al3 die meneer Lentz je soms nog eens mocht komen halen Dat zal liijl dus viel Elise haar in de rede. Ik heb op zijn dringend erzoek hem nog eer: extra-toer toe gezegd. Die moogt ge niet met hem dan sen dat ontbrak er nog aan! Zend hem dab naar mij toe. Wil u met hem dansen? vroeg hel meisje verbaasd. Dwaas kind! antwoordde de moe der glimlachend. En fluisterend liet ze er op volgen: de liefde heeft je blind en dom gemaakt evenals eens je moeder. I11 tusschen was Louis Lentz niet aangenaam verrast, toen Elise hem afwees en naar hare moeder verwees. Mevrouw lioog bezat menschen- kennis. Zij zag den 0111 >evangeu jon gen man onderzoekend in de oogen, als wilde zij doo'r dezen spiegel in de ziel lezen. Onder het oppervlakkig schijnend vernis vermoed ik een goede kern, dacht zij gerustgesteld. En on gedwongen sprak zij hem aan. Ik wenschte u even te spreken, mijnheer Lente. Ik had den neef van mijne dochter nog een dans met haar •toegezegd, zonder dat zij hot wist en zoo dadelijk vertrekken wij. U moet het Elise dus niet kwalijk nemen, dat zij zich niet aan hare toezegging hou den kan. De neef, ia stilte gewaarschuwd, stond reeds achter Elise en voerde liet rampzalige meisje vandaar. Hoe bevalt hei u in ons stadje? Toe, neem toch plaats! Het bevalt me hier zeer goed, mevrouw, wel wat stil, doch als rnen uit een groote stad komt, doet dit niet onaangenaam aan. Niet waar? Men leeft in een klei- e stad mee'r rustig. Men is meer zich zelf. Dat geloof ik wel, zeide hij; zon der zich te kunnen voorstellen, waar de goede vrouw eigenlijk heen wilde. Ook mijn man zegt dat altijd, hoowel hij vroeger in een groote stad gewoond heeft. Nu is hij niet gezond meer en k3n niet meer op reis gaan; daarom leven we ook zeer terugge trokken. Mijne dochter bezoekt zelden bals of andere partijen cn da art zij naief en weinig vertrouwd met de gezelschapsvormen... Ze is eigenlijk 5 een kind mijn man betreurt 't zelfs, dat zijn eenig kind niet een jongen mocht zijn. Dat is onverklaarbaar vergeef me, dat ik durf meespreken, maar clan ware veel lieftalligheid U heeft, als 'k wel heb, in de rechten gestudeerd de industrieel is gansch anders aangelegd. Mijn man siaat aan het hoofd van eene fabriek en heeft geen zoon. Ze is de grootste in deze branclio en zoo gaar ne zou hij zien, dat ze in de familie bleef. Dit is can Voorzeker begrijpe.l ij.kc wensch. Maar dit verandert onge lukkig niets aan het feit, dat juf frouw Elise eene jonge dame is. Kent u haar voornaam? merkte zij vluchtig aan en vervolgde: Mijn man moet zich nu maar troosten met de gedachte, dat de fabriek eenmaal zal toebehooren aan Elise of eventueel aan haar aanstaanden echtgenoot. De zaak blijft dan evenzeer in de fami lie. Dat zou nog de besie oplossing wezen, meende Louis kalm; maar in wendig werd hij wat onrustig. Waar w ilde zij heen? Waarom nam zij hem haar vertrouwen? En hij bedacht zoo, hoe zoo'n fabrikant 'n kleine vorst is in. zijn gebied geen chef boven zich, geen angst voor promotie, geen antichambreeren en sollioltee- M0vrouw Iloog brak zijn gedachten- gang af. Deed het u leed, de groote stad te verlaten? Zou u er gaarne terug- keeren? Dat kan ik niet zeggen, mevrouw. Maar toch, tegenover de goede vrouw gevoelde hij opeens zich meer vrij moedig en hij gaf, zonder zijne woor den angstvallig te wikken en te we gen, nu antwoord op hare vraag: Het is niefi alles goud, wat er blinkt, mevrouw. Voor den onbemid- delden jurist, uit bescheiden burger familie, is het moeilijk vOoruit te komen. Vooral in de residentie, waax 1 mon elkaar letterlijk verdringt, om ca'rrièro te maken. Wel, ik had mij dit alles toch an ders voorgesteld. En dit moest wel, als ik telkens jongelui hierheen zie overplaatsen, die in ons oud reehls- gebouw trekken, maar geringschat tend op ons stadje neerzien. Hij glimlachte verlegen. U heeft gelijk me'l uw spot, me vrouw. Muar dat moet u ons, over 't paard getilde jonge menschen, zoo kwalijk niet nemen. Zij wilde hem antwoorden, daar kwam Elise met hoogroode wangen regelrecht naar de moeder toe en zonder den jonkman, naast haar ge zeten, op te merken, barstte ze uit: Verkoeld u moeder, mevhouw Voss beeft zooeren mij met mijn en gagement mot meneer Lentz gefelici teerd u had wel gelijk, moeder! En toen bracht ze, diep beschaamd, den zakdoek voor het hoogblozend ge zichtje; want zij zag nn eerst Louis, die bij haar nadering opgestaan was, naast haro moeder. Ik wist niet, dat u nog hier was, zeide ze zacht en hopeloos was uitdrukking van haar lief gelaat. Louis drukte de hand op zijn klop pend hart en hij boog voor mevrouw Hoog: Mag ik 11 en uw echtgenoot mor gen mijne opwachting komen maken? vroeg hij met trillende stem. En liet was hem als glansde er een traan in zijn oog. De goedheid der moeder, de lieftalligheid en ongekunsteldheid der dochter hadden hem ge'roerd. Wij zullen u wachten, meneer Lentz, sprak mevrouw Hoog eindelijk. En mag ik mag ik verzoeken zou u mijne voorspraak hij mijn heer uw echtgenoot willen zijn? Dat wil ik. En nu schalks zag hij me vrouw Hoog aan heb ik nog een erzoek. Mag ik" met juffrouw Elise in voor de zesde maal dansen? Mevrouw Iloog lachte en wierp een steelschen blik op haar lieve Vriendin nen, die voortdurend de kleine groep in 't oog hielden: Go zijt onverz adel ijk", mijn waar de I.entz. Maar nu heb ik er niets tegen. Reeds had hij, in stilte jubelend, de slanke taille omvat en zweefde hij met haar ln het droomland van jonge, onderbare liefde... HARE DIENSTBODE. Mevrouw Janssen. Die roman h wel uitgelezenl Ligt iieclemaal uil mekaar. Mevrouw Pieterscn. Nu ja, dat is een boek dat ik Zondags a mijne dienstbode in de keuken geef. Mevrouw Janssen. Verveelt hel haar niet, altijd 't zelfde boek te le zen? Mevrouw Pietersen. In 't niinal niet. Het is wel altijd 't zelfde boek, maar telkens 'n ande"r meisje! HUISELIJKE TWIST. Vrouw. Jij kunt toch niet zeggen, dat ik je nageloopen ben. Man. Een val loopt ook de muis niet na maar toch vangt ze haar! BEHENDIG INGELEID. Hij. En 'nu, geliefde, nog ééne vraag: Ben je bijgelocrvig? Zij (gefortuneerde weduwe.) O, volstrekt niet, Theodoorl Hij. Zooveel to beter. Ik lieb na melijk precies dertien duizend gul den 6CllUldl ARME POES t Jong getrouwd vrouwtje O, Jan, is hel niet verschrikkelijk, dat de eerste pudding, dien ik voor je maak- te, door de poes is opgegeten Medelijdend echtgenoot (in de over tuiging dat de poes er wel aan zal bezwijken)Huil maar niet, kind- lief, ik zal gauw zien, een andere poe/ voor je te krijgen. WAAR EN NXAR. Dat onbekend Maakt onbemind, Is waar. Maar als bekend. Maakt onbemind. Dat 's naar. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. A'lfl correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men le rlchleï aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Teleplioon 1543. PROBLEEM No. 605, „de Molen". 'Aardig heidszet. Zwart 1 2 8 4 6 vjf Wit 1, 40 en dam Zwart 13 Schijven op 3, 5, 7, 10, 12, 17, 13, 19, 21, 25, op 23. Wit. 10 Schijven op 14, 26, 31, 32, 34, 41, 42, 43. 45. 46 en dam op 37. PROBLEEM No. 606, van den blinden dammer, den hoer A. M. 01 s e n. gup'"' HP Zwart. 10 SohIJven op 9, 10, 19, 20, 21, 25, 27, 40, 44 en 45. Wit. 10 Schijven op 12,18, 28, 80, 32, 87, 38, 43, 47 en 49. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven- geuoomd adres, uiterlijk Dinsdag 20 dezer. Oplossing van probleem No. 601, van den auteur Wit 4944, 37 48, 28-23, 23 1, 34-30, 1 151 De stand was Zwart. 12 Schijven op 2, 7, 8, 6, 10, 13, 16,19, 21, 24, 25, 26 en dam op 50. Wit. 12 Schijven op 22, 27, 28, 30, 31, 32, 84, 37, 38, 40, 47 en 49. Oplossing van probleem No. 602, van den auteur Wit 2924, 4139, 33-29, 47-41,50-45, 38 9, 48-43, 415! De stand was Zwart 13 Schijven op 1 1, 7, 10, 13, 14, 17, 19, 20, 22, 25, 27, 30 en 35. Wit. 13 Schijven op23, 28, 29, 33, JU. 33. 40. 42. 4l 48. 47. 48 en 50. Beide problemen zijn goed opgelost door de heoren R. Bouw, M. ten Brink, J. Jacobson Azil, A. A. Jacob eon, W. J. A. Matla, P. Mollema, D. W. Tuyl en II. W. Zitman. De Haarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8—12 uur in de boven zaal van Café De Korenbeurs, Spaar- ne 36, alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar 6teeds welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als aspirant-leden worden toege laten. Inlichtingen verstrekt gaarne (K Secretaris, de heer J. Meijer, Krul#- etraat 34. Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 12