M
ai @i
m
jU
m
Uf
m
B
l
8
gg
Ut
m
H
\m
lil
IS
Zé
§j
lü
B
m
lip
u
ii
wr
g§
j"
"ISi
/A
11
m
m
JU
It'J
m
m
«JltdrubJeelijk is verklaard dat fiat
niet de bedoeling is den kleinen visch-
verkoopere het brood uit den mond te
nemen. De heer Nolïing legde dit,
voorzichtigheidshalve, vast Waarop
weihouder Joseiphus Jirta zei. dat de
ventere, die "recalcitrant zijn en geen
behoorlijke overeenkomst willen aan
gaan, moeilijk kunnen verwachten,
dat met hun belangen rekening zal
worden gehouden.
Volkomen juist
Voor algemeen belang moeten nu
eenmaal persoonlijke bedongen wij
ken. Dat bevordering van visoh als
volksvoedsel een algemeen belang is,
zal wel niemand ontkennen. Mochten
er daardoor menschen in nering en
bedrijlf ernstig worden geschaad, dan
zal er zeker wel eon middel te vinden
zijn ook hen w helpen.
ZooaJs ik schreef, het denkbeeld is
reeds opgekomen vóór den oorlogs
toestand. Mocht het in dezen tijd tot
uitvoering komen, dan zou er een c
welk verricht zijn-.
De belangen van vele kleinen, van
kleine winkeliers bedoel ik, zijn nauw
betrokken bij de verordening op de
winkelsluiting, die óók ui'cgaat van
iet denkbeeld van behartiging van
het algemeen belang.
De kleine winkeliers, die mochten
hebben gehoopt, dat in de raadszitting
de verordening op de winkelsluiting,
zooal niet ingetrokken, dom toch in
hun belang gewijzigd zou zijn, zijn
bedrogen uitgekomen.
Na lange discussie toch is de h
handeling der zaak geschorst tot de
volgende vdiigaderimg.
Wijselijk heeft mem zich gehouden
ar-- den wenk van den voorzitter, cn
geen principieele beschouwingen ge
houden.
];i hoofdzaak ging het er om, of de
praktijk uitwijst, dat de winkels'ui-
tmgsverordening goed werkt en in
geburgerd is.
De heer ter Ilaar, die een groot
voorstander is van afschaffing der
verordening, deelde mede, dat door
ha a 200 winkeliers in zes maanden
een schade hebben geleden van
f 277.000. De beteekenis dezer cijfers
werd door den heer Smit in 't licht
gesteld toen hij zei: „De heer ter
Haar heeft cijfers genoemd van het
eerste half jaar van de inwerkingtre
ding der verordening, laat hij van
hot laatste half jaar 'eens met cijfers
komen."
Dit 'raadslid kwam, zijnerzijds, ook
met cijfers.
Hij vertelde, dat in 1911 er in de
districten IX, III en II resp. 1205, 945
en 250 voorstandera der winkelslui
ting waren, thans 1398, 1103 en 257.
De heer Van Tienen verdedigde nog
con- hot bekende standpunt, dat men
de winkeliers moot vrij laten zelf het
sluitingsuur te bepalen, doch regelen
moet stellen betreffende den werktijd
van bedienden.
De behandeling wordt nü in de vol
gende vergadering voortgezet Ik durf
niet voorspellen, dat zij zal worden
ingetrokken. Hoogstens, dfunfkt. mij,
gewijzigd 'ten bate der handelaren in
consumptie-artikelen.
AMSTERDAMMER.
Gebraden Haas.
De overerving van zekere uiterlijke
of psychische eigenaardigheden, die
vaak generaties overspringen en bij
voorbeeld van grootvader op klein
zoon overgaan, !>ehoort voorzeker tot
de raadselachtigste verschijnselen
van de geheime werking der natuur.
Als men nu maar altijd wist, aan
welke voorzaten men deze of gene
eigenschap te daukon heeft, dan zou
men minder aangename „geschenken
der natuur" met meer kalmte en on
derwerping dragen en in het onver
mijdelijke zich schikken.
Een neus als 'n augurk is gewis niet
edel, maar wanneer hij, om zoo te
zeggen, een legaat van grootpapa
zalige: is, zoo kan men er in berus
ten ook een krop onder de kin be
komt door de omstandigheid, dat ze
van een familielid afkomstig is, iets
meer aannemelijks en wordt dooreen
zachter licht bestraald.
Hier echter betreft het eene over
geërfde idiosyncrasie oen van groot
vader afkomstigen, onoverwinneïijken
afkeer van gebraden haas. Die tegen--
zin nu berustte niet op een luim of
gril, zooals ouders zoo gaarne geloo-
ven, maar op een zoodanigen afkeer,
dat dio waarschijnlijk niet door een
hongerkuur ware te overwinnen ge
weest. Mijn grootvader had als kind,
als jongeling en als man veel te lij
den door deze idiosyncrasie. Zoo ver
telde Iiij eens, dat hij bij gelegenheid
.van een groote jachtpartij aan een
maaltijd deelnam, waar. hel gansche
menu bestond uit gebraden haas.
Hij wa6 nog jong en was duchtig rnet
het geval verlegen. Doch uit zijn fa-
talen toestand bevrijdde hem zijn
trouwe Nero, die onder de tafel ge
slopen was en zijn natten neus onder
Ihet tafellaken door stak. De jeugdige
jachtliefhebber schoof stuk voor stuk
over den rand van zijn bord, totdat
de geheele portie door den bruveu
hond verslonden was.
Deze eenvoudige historie, welke ik
in alle kleuren en geuren ontelbare
malen te hooren kreeg, beschouwde
grootvader als een der geniaalste
streken zijns levens en als er van
iets dergelijks sprake was, dan zeide
hij steeds „doe zooals ik en mijn
Nero Daar de oningewijde dan wil
de weten, wóarin het heldenfeit be
stond, beleefde het nog al niet aan
grijpend verhaal een ontelbaar aan
tal herhalingen.
Na dit te hebben vooropgesteld, kan
ik kort en bondig mijn hazonavontuur
vertellen.
Ik bezat, in eene provinciestad,
twee goede tantes, trouwe zusters, die
ui ha» overliiden van wederziidsehe
eohtgenoolen samenwoondenleven
de in gemeenschappelijken rouw cn
voor de opvoeding van oen dertien
jarigen knaap, don zoon van tante
Marie. George heette de jongen, en
hij was een rakker; toch hadden de
tantes er niet toe kunnen besluiten,
hem naar een kostschool te zenden.
Bijkans in iedere woning heeft men
een heilzaam exempel bij de hand
ten huize der tantes vervulde ik in
absentia dit ambt. Zoo v,
George eene of andere laagheid had
uitgehaald, werd hem voorgehouden,
hoezeer dit in tegenspraak met m ij n
beginselen was, hoe geheel anders i k
in een zoodanig geval zou gehandeld
hebben, enz. hetgeen mij zeer zeker
tot eer strekte, maar niet kon dienen
om George sympathie voor mij te doen
gevoelen.
Nu moet men weten, dat de tantes
me in jaren niet hadden gezien. De
herinnering werkt, zooals bekend is,
louterend de beminnenswaardighe
den ireden meer op den voorgrond,
de gebreken onttrekken zich aan den
achterwaarts gerichten blik. Tante
Marie en tante Agnes waren, onder
elkanders suggestie, tot zulk eene
vereering van mijne voortreffelijke
hoedanigheden gekomen, dat bij haar
hel plan gerezen was, om mij, den
acht tienjarige, te logeeren te vragen,
ten einde door liet in levende lijve
voorstellen van een zoo liel stralend
voorbeeld krachtig in te werken op
het verdorven gemoed vau den jon
gen, die zich weder aan een ergerlijk
misdrijf zeer afkeurenswaardige
dierenmishandeling nog wel, had
schuhijg gemaakt.
Mijne ouders hadden er niets tegen;
ik wis alleen als kind bij de tantes
geweest. Ik reisde dus naar haar toe
en naar neef George, het enfant
terrible. Het spreekt vanzelf, dut
de knaap erg benieuwd was, den anti
pode van zijn persoon te loeren ken
nen. De voorliefde, die zijn beide op
voedsters mij steeds betoond hadden,
had in zijn zwarte ziel een verklaar
bare jaloezie opgewekt, en misschien
ook wel een zeker vooroordeel, het
geen hem in zooverre te vergeven
was, ook door mij, die grootendeels
onbekend was met de vereerende rol
van „braven Hendrik", tot dusverre
ten huize der goede tantes vervuld.
Zoo, is dót hem 1 dacht de
kleine deugniet, toen ik, direct van het
station komende, de kamer binnen
trad, de vier uitgestoken handen vat
te en hartelijk verwelkomd werd met
een kus. die niet door mij was uitge
lokt.
De indruk, dien ik op de ernstige,
treurende dames maakte, scheen de
voordeelige opinie, die zij vau mij
koesterden, le bevestigen, Gelijktijdig
richtten zij de blikken veelbeteeke-
iiend op George, alsof ze wilden zeg
gen „zie je nu wel, wat 'n net, or
dentelijk jongmensch dat is!"
George aaide zwijgend en aarzelend
even de door mij uitgestoken hand.
In zijn oogen las ik de gedachte„ik
moet niets van hem hebben I"
De tantes informeerden, terwijl
haar pupil in de kamer blijven moest,
met hartelijke belangstelling naar
mijne familie ik beantwoordde alles
zoo omstandig, als blijkbaar ge-
wenscht werd. George zat zich te
vervelen, keek nu en dan van terzijde
mij aan en hoorde toe. En telkens na
men de tantes de gelegenheid le baat,
om er opmerkingen tusschen te voe
gen „zie je nu, George, hij is altijd
geregeld overgegaan en jij bent op
school blijven zitten 1 Zie je wel, h ij
doet dit en hij doet dit en j ij
Dit ging maar zoo voort wel
vleiend, maar toch penibel voor het
toonbeeld tan volmaaktheid.
George nam al die verwijlingon
schijnbaar kalm op hij had den
mond ternauwernood nog geopend.
Hoe zware beschuldigingen de vrou
wen hem ook in het aangezicht slin
gerden, hij droeg ze; waarschijnlijk
was het mijne aanwezigheid, die
hem in liet geval deed berusten. Mij
echter werd liet angstig te rnoede.
Eindelijk word het paedagogisch
gesprek afgebroken we gingen aan
tafel. De eetkamer was, evenals de
geheele woning, deftig ingericht; het
zag er zoo ordelijk, welhaast overdre
ven net uit aJs in t byouterie-kastje
van een oude vrijster, waar zelden
iets tun de plaats komt. Talrijke
vrouwelijke handwerken hingen of
lagen op daarvoor bestemde plaat
sen alles was gebreid, gehaakt of op
andere wijze door bekwame en ge
duldige vrouwenhand versierd.
De gastvrouwen bleven met onder
scheiding mij behandelen het kwam
mij voor, als wilden zij hierdoor
George voor oogen stellen, hoe schit
terend braafheid en welgemanierd
heid hier op aarde werden beloond.
Door dit alles moest er opstand ko
men iji de ziel van den kleinen ben
gel. Die voortdurende hensping en
terugstelling moesten hem krenken
ik geloof, dat een ander 't niet zou
hebben verdragen, maar hij was er
nu eenmaal aan gewend en immuun
geworden. Slechts eenmaal trilden
zijne lippen, toen tante Marie tot hare
zuster zeide „Ik hoop het beste van
den invloed van onzen jongen gast,
die in alles de meerdere van George
ook in lichamelijke
krach t hij keek me even aan,
als wilde hij gaarne me eens te lijf
gaan en stak zijn vork zóó heftig in
een stuk visch, dat de beide vrouwen
ontzet terugdeinsden.
- George kreten zij gelijktijdig.
Zie toch, hoe Je neef George zit te
eten let toch op I en tnnte Agnes
voegde er bij gisteren heeft hij
met de vork in een damasten servet
gestoken
In een nieuw? vroeg zijn
moeder verschrikt.
De zuster knikte.,..
George bleef stom als de visch. Hij
moest mij verwenschen.
Zoo werden de schermutselingen
voortgezet zelfs toen hij een aard
appel op zijn bord liet liggen, we I'd
hein gewezen op mijn voorliefde voor
die knolvrucht. Ik bemerkte, hoe hij
met toenemende verachting schuin
naar ine keek de gal liep hem over,
maar hij bleef zwijgen.
Na de visch kwam gebraden
haas; jawel, helaas i gebraden
haas.
Ik ontroerde.
Ik bedankte, toen de Bchotel mij
aaneeboden werd.
Toe, neem toch wat drong tan
te Marie aan.
Hij is toch zoo bescheiden 1
kweelde tante Agnes.
Zoo, nóg 'n stukjeI animeerde
tante Marie.
Toe, bedien jij hem eens, lieve,
zei tante Agnes.
Klets, daar lagen twee groote stuk
ken op mijn bord en het was me niet
mogelijk, er 'n enkel hapje van te ge
nieten. Zou ik mij zelven en de tantes
nu beschamen door te verklaren
„Met mijne model-opvoeding is het
ten einde ik kan uw eten niet ver
zwelgen dat geeft 'n malheur
En iets op je bord laten liggen ik
had het pas vernomen ware hier
halsmisdaad.
George zou triumfeeren.
Terwijl ik in die grenzenlooze
legenheid verholen, als verwachtte ik
vreemde hulp, van links naar rechts
keek. bemerkte ik voor het eerst,
tusschen schoorsteenmantel en kla
vier, een aardigen witten mops, die
stil en welopgevoed zooals alles in dit
huis (liehalve George) daar zat en er
op gedresseerd scheen, de dischgenoo-
ten niet door bedelen lastig te vallen.
Gegeven den gebraden haas en don
hond, bracht de ideeën-associatie on--
verwijld grootvader's beroemden
streek mij in herinnering. Dat was
een ingeving
Ik besloot dezelfde geschiedenis een
wederopvoering te doen beleven, en
sneed nu het wildbraad, om in ge
schikte oogenblikken den mops een
stuk toe te werpen, liet ging boven
verwachting; de tantes hadden zich
weder vereenigd, om haar offer met
blikken te vernietigen en onbarmhar
tig de les te lezen, waardoor mij
gelegenheid geboden werd, oi
merkt het eene stuk na liet andcrein
den hoek te escamoteeren, waar de
redder in den nood zat.
Op deze wijze had ik behendig de
delicatesse opgeroimd en mijn bord
ledig gemaakt. O, beste grootvader,
hoe had ik ooit kunnen denken, dat
uw geniaal voorbeeld me eenmaal uil
fatalen toestand zou hebben bevrijd
Plotseling kwam er onrustbarende
bewering in George, zijn mond open
de zich wijd, om een overmoedig luid
„ba, ha, ha, kijk 'resuit te slooten;
daarbij stampte hij van genoegen en
opgewondenheid rnet den voel en met
den vinger wees hij naar den hoek,
waar de hond zat.
Het sneeuwwitte vel vertoonde
overal sporen van saus, de stukken
gebraden haas lagen op het tapijt en
ongelukkig ook op liet blauwe allas-
kussen, waarop het mormel zat, dat
mijn goede gaven had versmaad.
De liond was opgezet!
De deugniet brulde van het lachen
en dnn3le op één beenhet gejubel
van leedvermaak had hem de oogeu
met tranen gevuld.
Ik sloeg de oogen neder en ik ver
leidde het oogenblik, dat de grond
zich openen en mij verzwelgen zou.
De tantes waren diep verontwaar
digd, ook omdat ik zóó van mijn troon
gestapt was en op glibberig terrein
mij begeven had.
George zegepraalde. i
Den volgenden dag reisde ik af.
Zesmaal
Toen Elise Hoog den vijfden dans,
een lrancaise, met den jeugdigen,
knappen Lentz begon, hielden de" da
mes Voss en Waanstra 't niet langer
uitwaartoe bijdroeg dat haar eigen
dochters al voor de derde rnaal als
muurbloemen fungeerden. Zij wis
selden een stommen blik van ver
slandhouding en ruischten de zaal
door naar de niets kwaads vermoe
dende moeder van het meisje.
Mogen we u gelukwenechen? zei
rouw Voss en zeer vriendelijk
lachte zij haar toe.
Waarmee? Er is niemand jarig
bij ons sprak mevrouw Iloog ver
wonderd.
Wij bedoelen ook geen jaarfeest
maar een verlovingI bracht me
vrouw Waanstra plomp en bits in
't midden.
Eene verloving? Heeft dan ie
mand zich verloofd? Ik weet van niets.
Misschien vooralsnog een stil
toch opzienbarend engagement, ver
klaarde mevr. Voss minzaam.
Maar wie bedoelt u dan? vroeg
mevr. Hoog en zij begon wat onrus
tig te worden; want. zij kende de lieve
dames.
Wie? klonk het nu verwijtend.
Wel, de jonge Lentiz en uwe Elise.
Toe dames, geen gewaagde aar
digheden. Die 'iwee kennen elkaar nog
pas veertien dagen.
En doen daar nu den vijfden
dans samen dan moet toch een
blinde ziende worden, zei mevr.
Waanstra brusk.
't Is zooveel als eene advertentie
in de courant! sprak hare boezem
vriendin grof.
Ik vind het niet aardig van u,
al dadelijk zulke gevolgtrekkingen te
maken, gaf Elise's moeder ten ant
woord, d ie toch met de zaak verlegen
werd. Elise kent hem eerst twee we
ken dit kan ik u verzekeren.
Des te opmerkelijker, dat het
onschuldige meisje den bcschroomden
jongen man zóó snel wist te verove-
zei mevr. Waanstra vinnig.
Eergisteren nog moet hij met een
spotachtig lachje gezegd hebben, dat
het in de verste verte niet bij hem
opkwam, een van de domme Ner-
gensiiuizensche gansjes te nemen, met
deze woorden wierp mevr. Voss wat
alsem in den beker. Nog eens, wij
feliciteeren u met dien welgeslaagden
m'iinderhandschen aanval!
Met de schitterende overwin
ning!
Na deze vriendelijke woorden
ruischten de dames opnieuw de zaal
door, naar de muurbloempjes.
Die zullen nog eons bersten van
nijd! dacht mevr. Hoog en onwille
keurig monsterde zij de nu juist niet
verleidelijke kinderen der vrouwelij
ke kampioenen.
Kind, schaam je je niet! vroeg ze
toen aan Haar stralend terugkeerend
dochtertje, dat nu opeem uit dan ze
venden hemel vieL
Waarom, moedr? Ik heb toch
niets gedaan, waarvoor ik mij behoef
te schamen!
Niets? voegde de moeder scherp
haar toe Liefst vijfmaal heb Je me'i
meneer Lentz gedanst!
Ja, 't was heerlijk, moeder. Hij
is zoo aardig en hij danst uitste-
kehdl riep Elise gelukzalig uit.
De moeder zag haar kind minder
gestreng aan en een glimlaóh kwam
over hare lippen. Daar viel haar oog
op de dames aan de overzij, die gif
tige blikken op haar wierpen neen,
het ging niet; zij moest, tegen haar
zin, boos blijven, wilde hij haar mieris-
je niet aan een dreigenden boycot
blootstellen.
Een meisje, dat haar goeden
aam liefheeft, mag niet vijfmaal r
denzelfden lieer dansen. Men z
reeds, dat je samen verloofd zijtl
Dat zijn we heelemaal nog nieil
klonk het «enigszins kluchtig en toch
wat treurig.
Dat is hef juist. Wanneer die
jonge man je hand niet vraagt, dan
heeft hij je feitelijk in onze kringen
onmogelijk gemaakt.
Ik wil in geen anderen kring
erkeoren, waarin Louis niet is! zei
Elise oprecht.
De moede'r zag hare dochter door
dringend aan en schudde het hoofd.
Toen 6prak zij zacht:
Een kind nog ben je! Al3 die
meneer Lentz je soms nog eens mocht
komen halen
Dat zal liijl dus viel Elise haar
in de rede. Ik heb op zijn dringend
erzoek hem nog eer: extra-toer toe
gezegd.
Die moogt ge niet met hem dan
sen dat ontbrak er nog aan! Zend
hem dab naar mij toe.
Wil u met hem dansen? vroeg
hel meisje verbaasd.
Dwaas kind! antwoordde de moe
der glimlachend. En fluisterend liet
ze er op volgen: de liefde heeft je
blind en dom gemaakt evenals eens
je moeder.
I11 tusschen was Louis Lentz niet
aangenaam verrast, toen Elise hem
afwees en naar hare moeder verwees.
Mevrouw lioog bezat menschen-
kennis. Zij zag den 0111 >evangeu jon
gen man onderzoekend in de oogen,
als wilde zij doo'r dezen spiegel in de
ziel lezen. Onder het oppervlakkig
schijnend vernis vermoed ik een goede
kern, dacht zij gerustgesteld. En on
gedwongen sprak zij hem aan.
Ik wenschte u even te spreken,
mijnheer Lente. Ik had den neef van
mijne dochter nog een dans met haar
•toegezegd, zonder dat zij hot wist en
zoo dadelijk vertrekken wij. U moet
het Elise dus niet kwalijk nemen, dat
zij zich niet aan hare toezegging hou
den kan.
De neef, ia stilte gewaarschuwd,
stond reeds achter Elise en voerde
liet rampzalige meisje vandaar.
Hoe bevalt hei u in ons stadje?
Toe, neem toch plaats!
Het bevalt me hier zeer goed,
mevrouw, wel wat stil, doch als
rnen uit een groote stad komt, doet
dit niet onaangenaam aan.
Niet waar? Men leeft in een klei-
e stad mee'r rustig. Men is meer zich
zelf.
Dat geloof ik wel, zeide hij; zon
der zich te kunnen voorstellen, waar
de goede vrouw eigenlijk heen wilde.
Ook mijn man zegt dat altijd,
hoowel hij vroeger in een groote stad
gewoond heeft. Nu is hij niet gezond
meer en k3n niet meer op reis gaan;
daarom leven we ook zeer terugge
trokken. Mijne dochter bezoekt zelden
bals of andere partijen cn da art
zij naief en weinig vertrouwd met de
gezelschapsvormen... Ze is eigenlijk
5 een kind mijn man betreurt 't
zelfs, dat zijn eenig kind niet een
jongen mocht zijn.
Dat is onverklaarbaar vergeef
me, dat ik durf meespreken, maar
clan ware veel lieftalligheid
U heeft, als 'k wel heb, in de
rechten gestudeerd de industrieel
is gansch anders aangelegd. Mijn
man siaat aan het hoofd van eene
fabriek en heeft geen zoon. Ze is de
grootste in deze branclio en zoo gaar
ne zou hij zien, dat ze in de familie
bleef.
Dit is can Voorzeker begrijpe.l ij.kc
wensch. Maar dit verandert onge
lukkig niets aan het feit, dat juf
frouw Elise eene jonge dame is.
Kent u haar voornaam? merkte
zij vluchtig aan en vervolgde: Mijn
man moet zich nu maar troosten met
de gedachte, dat de fabriek eenmaal
zal toebehooren aan Elise of eventueel
aan haar aanstaanden echtgenoot. De
zaak blijft dan evenzeer in de fami
lie.
Dat zou nog de besie oplossing
wezen, meende Louis kalm; maar in
wendig werd hij wat onrustig. Waar
w ilde zij heen? Waarom nam zij hem
haar vertrouwen? En hij bedacht
zoo, hoe zoo'n fabrikant 'n kleine
vorst is in. zijn gebied geen chef
boven zich, geen angst voor promotie,
geen antichambreeren en sollioltee-
M0vrouw Iloog brak zijn gedachten-
gang af.
Deed het u leed, de groote stad
te verlaten? Zou u er gaarne terug-
keeren?
Dat kan ik niet zeggen, mevrouw.
Maar toch, tegenover de goede vrouw
gevoelde hij opeens zich meer vrij
moedig en hij gaf, zonder zijne woor
den angstvallig te wikken en te we
gen, nu antwoord op hare vraag:
Het is niefi alles goud, wat er
blinkt, mevrouw. Voor den onbemid-
delden jurist, uit bescheiden burger
familie, is het moeilijk vOoruit te
komen. Vooral in de residentie, waax
1 mon elkaar letterlijk verdringt, om
ca'rrièro te maken.
Wel, ik had mij dit alles toch an
ders voorgesteld. En dit moest wel,
als ik telkens jongelui hierheen zie
overplaatsen, die in ons oud reehls-
gebouw trekken, maar geringschat
tend op ons stadje neerzien.
Hij glimlachte verlegen.
U heeft gelijk me'l uw spot, me
vrouw. Muar dat moet u ons, over 't
paard getilde jonge menschen, zoo
kwalijk niet nemen.
Zij wilde hem antwoorden, daar
kwam Elise met hoogroode wangen
regelrecht naar de moeder toe en
zonder den jonkman, naast haar ge
zeten, op te merken, barstte ze uit:
Verkoeld u moeder, mevhouw
Voss beeft zooeren mij met mijn en
gagement mot meneer Lentz gefelici
teerd u had wel gelijk, moeder!
En toen bracht ze, diep beschaamd,
den zakdoek voor het hoogblozend ge
zichtje; want zij zag nn eerst Louis,
die bij haar nadering opgestaan was,
naast haro moeder.
Ik wist niet, dat u nog hier was,
zeide ze zacht en hopeloos was
uitdrukking van haar lief gelaat.
Louis drukte de hand op zijn klop
pend hart en hij boog voor mevrouw
Hoog:
Mag ik 11 en uw echtgenoot mor
gen mijne opwachting komen maken?
vroeg hij met trillende stem. En liet
was hem als glansde er een traan in
zijn oog. De goedheid der moeder, de
lieftalligheid en ongekunsteldheid der
dochter hadden hem ge'roerd.
Wij zullen u wachten, meneer
Lentz, sprak mevrouw Hoog eindelijk.
En mag ik mag ik verzoeken
zou u mijne voorspraak hij mijn
heer uw echtgenoot willen zijn?
Dat wil ik.
En nu schalks zag hij me
vrouw Hoog aan heb ik nog een
erzoek. Mag ik" met juffrouw Elise
in voor de zesde maal dansen?
Mevrouw Iloog lachte en wierp een
steelschen blik op haar lieve Vriendin
nen, die voortdurend de kleine groep
in 't oog hielden:
Go zijt onverz adel ijk", mijn waar
de I.entz. Maar nu heb ik er niets
tegen.
Reeds had hij, in stilte jubelend, de
slanke taille omvat en zweefde hij met
haar ln het droomland van jonge,
onderbare liefde...
HARE DIENSTBODE.
Mevrouw Janssen. Die roman h
wel uitgelezenl Ligt iieclemaal uil
mekaar.
Mevrouw Pieterscn. Nu ja, dat
is een boek dat ik Zondags a mijne
dienstbode in de keuken geef.
Mevrouw Janssen. Verveelt hel
haar niet, altijd 't zelfde boek te le
zen?
Mevrouw Pietersen. In 't niinal
niet. Het is wel altijd 't zelfde boek,
maar telkens 'n ande"r meisje!
HUISELIJKE TWIST.
Vrouw. Jij kunt toch niet zeggen,
dat ik je nageloopen ben.
Man. Een val loopt ook de muis
niet na maar toch vangt ze haar!
BEHENDIG INGELEID.
Hij. En 'nu, geliefde, nog ééne
vraag: Ben je bijgelocrvig?
Zij (gefortuneerde weduwe.) O,
volstrekt niet, Theodoorl
Hij. Zooveel to beter. Ik lieb na
melijk precies dertien duizend gul
den 6CllUldl
ARME POES t
Jong getrouwd vrouwtje O, Jan,
is hel niet verschrikkelijk, dat de
eerste pudding, dien ik voor je maak-
te, door de poes is opgegeten
Medelijdend echtgenoot (in de over
tuiging dat de poes er wel aan zal
bezwijken)Huil maar niet, kind-
lief, ik zal gauw zien, een andere poe/
voor je te krijgen.
WAAR EN NXAR.
Dat onbekend
Maakt onbemind,
Is waar.
Maar als bekend.
Maakt onbemind.
Dat 's naar.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
A'lfl correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men le rlchleï
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Teleplioon 1543.
PROBLEEM No. 605,
„de Molen".
'Aardig heidszet.
Zwart
1 2 8 4 6
vjf
Wit
1, 40 en dam
Zwart 13 Schijven op 3, 5, 7, 10, 12, 17, 13, 19, 21, 25,
op 23.
Wit. 10 Schijven op 14, 26, 31, 32, 34, 41, 42, 43. 45. 46 en dam op 37.
PROBLEEM No. 606,
van den blinden dammer, den hoer
A. M. 01 s e n.
gup'"'
HP
Zwart. 10 SohIJven op 9, 10, 19, 20, 21, 25, 27, 40, 44 en 45.
Wit. 10 Schijven op 12,18, 28, 80, 32, 87, 38, 43, 47 en 49.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven-
geuoomd adres, uiterlijk Dinsdag 20
dezer.
Oplossing van probleem No. 601,
van den auteur Wit 4944, 37 48,
28-23, 23 1, 34-30, 1 151
De stand was
Zwart. 12 Schijven op 2, 7, 8, 6, 10,
13, 16,19, 21, 24, 25, 26 en dam op 50.
Wit. 12 Schijven op 22, 27, 28, 30,
31, 32, 84, 37, 38, 40, 47 en 49.
Oplossing van probleem No. 602,
van den auteur Wit 2924, 4139,
33-29, 47-41,50-45, 38 9, 48-43,
415!
De stand was
Zwart 13 Schijven op 1 1, 7, 10, 13,
14, 17, 19, 20, 22, 25, 27, 30 en 35.
Wit. 13 Schijven op23, 28, 29, 33,
JU. 33. 40. 42. 4l 48. 47. 48 en 50.
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heoren R. Bouw, M. ten
Brink, J. Jacobson Azil, A. A. Jacob
eon, W. J. A. Matla, P. Mollema, D.
W. Tuyl en II. W. Zitman.
De Haarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8—12 uur in de boven
zaal van Café De Korenbeurs, Spaar-
ne 36, alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar 6teeds welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als aspirant-leden worden toege
laten.
Inlichtingen verstrekt gaarne (K
Secretaris, de heer J. Meijer, Krul#-
etraat 34. Telephoon 1543.