m
mmft
1
1
9>
st
li
mm Am
Ji m
totaal onbekende menschen niet ba
gage en al per rijtuig naar zijn wo-
Öii:g deed vervoeren en hen daar
liefderijk opnam. Een ander betaalde
ie logies-kosten voor zeven Belgen.
Ert voorbeelden van menschen, die
telf nauwelijks het allernoodigste
hebben en met vreeze en beven de
naderende tijden tegemoet zien, doch
die nu gaven aan de nog armer vluch
telingen, we zien en hooren er dage
lijks van.
Treurig steekt bij deze opofferings
gezindheid, bij de stralende schoon
heid van zooveel liefde en medege
voel de onuitroeibare, hinderlijke
Amsterdamsche nieuwsgierigheid af.
Het was, vooral Zaterdag- en Zon
dagavond, tot diep in den nacht of er
een soort publieke vermakelijkheid
was op het Damrak. Iu dichte rijen
geschaard, door politie te paard en te
voet en door militairen op den nno
digen afstand gehouden( stonden de
menschen, de onvrijwillige gasten, de
beklagenswaardige bannelingen, aan
te staren of het vreemde natuurver
schijnselen zijn. En nog dagelijks ziet
men dat groepjes vluchtelingen, die
door de stad wandelen of boodschap
pen doen, door een drom onhebbe
lijk nieuwsgierigen hinderlijk gevolgd
worden.
We moeten er one bij neerleggen,
want het is nu eenmaal speciaal Ara-
feU-idunisch, en de neiging tot opdrin
gerige niouwagjerigheid is den bur
geressen en burger» van d' aloude
veste aangeboren. De vreemdelingen,
die het zoo anders gewend zijn, zul
len liet niet beleefd vinden maar,
naar we hopen door de vingers zien
uit hoofde der ondervonden gast
vrijheid.
Het is op straat thans merkbaar
drukkker dan gewoonlijk. Het geroep
der krantenjongens met binnen- en
buitemlajidsche bladen, die door koop
mansgeest gedreven met allerlei sen
sationeel nieuws de menschen op
schrikken om hun bladen aan den
man te brengen, geven iets van een
groote buitenlandse he stad aan Am
sterdam. De vreemdelingen en zij, dia
naai- de vreemdelingen komen kijken
geven een ongekende levendigheid
aan de stad.
Het tegendeel van levendigheid
ondervinden de schouwburgen.
Het is merkwaardig, maar het
vleugje van opleving schijnt slechts
een. vleugje te zijn geweest.
ILet is nu weer treurig.
ut zou de reden zijn?
Zou het zien van de duizenden
vluchtelingen, dlie steun, zoeken en
hulp en voor wie zoo ontzettend veel
nooddg is bij de menschen het gevoel
hebben gewekt), dat "uitgaven voor
schouwburgen en vermaak thans niet
gepast zijn?
Ik weet het niet, maar diat 'in deze
laatste dagen het schouwburgbezoek
weer belangrijk minder is geworden,
staat vast. ilet moet al iets buitenge
woons zijn. wil het menschen trekken.
Niet te klagen gelrad heeft Emiel
Ilullebroeek, die hier Dinsdagavond
in 't Concerigebouw voor oen stamp
volte zaal zijn lauweren oogstte. De
Vlaamsche zanger zong zijn V'aam-
rche lied, liederen die zoo wel-luiden,
de schoone liederen van zijn lief, ge
teisterd vaderland. Een zanger moet
er den moed in houden en hij zong
dan ook zijn sc.halksohe liedjes en zóó
pittig en pakkend, dat hij, ondanks
den ernst dor tijden de menschen:
mée kreeg bij de refreinen. Maar hij
zong ook zijn weemoo&ng, droevig
lied en in veler oogen blonken tra-
non, toen hij eijn lied zong van den
beiaardier.
De zanger geeft hier nog weer een
tweeden liederavond. Wat zot
gaarne zien, dat hij zingen ging, spon
taan te midden zijner landgemaoten,
hen door zijn l"ied troostend, opbeu
rend en verheffend.
Vlamingen, die hier hun eigen
taal, hun eigen lied zouden hooren.
Wie weet.
AMSTERDAMMER.
Zijn verlossing.
(Naar het Engelsch.)
Ja,- ik ben je grootvader, beste
meid Wel een armzalig exemplaar
van dat soort, maar omdat jij noch ik
eenige bloedverwant ter wereld héb-
ten. besloot ik naar Northampton te
gaan en je op te zoeken. Maak je
niet bezorgd Ik kom hier met om te
bedelen, ofschoon ik niel veel meer
ben dan een landlooper. Ik kan in
een van de groote schoenfabrieken
"*miin eigen kost verdienen.
Molly Breed staarde den haveloo-
zen, ongekamden, ouden man aan.
die zich zoo plotseling bij haar be
kend maakte.
Zij bad wel geweten, dat de vader
van haar moeder nog ergens moest
wonen, maar zij had nooit gedacht,
dat zij zou weten waar. Nu hij zoo
plotseling voor haar stond, kon zij
moeilijk trotech op hem zijn Maar
Molly wag niet critisch aangelegd;
rij drukte haar bloedverwant met
warmte de hand
L) is de grootste verrassing die
Ik nog ooit gehad hebl zei ze. Ik
dacht dat al mijn familieleden dood
v aren, en ik voel iets als een brok in
mijn keel a!s ik bedenk dat u de va
der van mijn moeder is Maar hoe dit
zij. kom binnen en doe of u thuis wast
De landlooper kwam schuifelend de
kamer binnen, zette zijn hoed af. en
at gretig van het maal dat de hospita
van het meisje binnenbracht
Eerst wilde het gesprek nog niet
recht vlotten, later geraakten zij op
hun gemak, en de oude man vertelde
het meisje van haar vader en moe-
'der, van wie het ouderlooze kind zoo
weinig wish Eindelijk stond de land
looper weer op en greep, naar zijn
versleten hoed.
Nu ga ik maar weer," zei hij. In
zoo'n keurige kamer kan ik beter ge
mist worden. Ik ben immers maar
sen landlooper.
U is geen landlooper meer. riep
Mully uil, terwijl er plotseling een
vast besluit in haar rijpte. U is mijn
grootvader, en u blijft hior bij mij
wonen Of misschien, als a'les goed
gaat, en u krijgt werk, dan zullen
wij samen een huishouden opzetten,
•ooalB andere bloedverwanten doen.
De oogen van den ouden David be
gonnen te ghnsterere. Ilfj zette zijn
hoed weer af, kwam weer bij zijn
stoel terug en deed een zwakke poging
om 2ijn stoppelig, grijs haar wat op
te strijken. En twee glinsterende
lichtpuntjes, die veel op tranen le
ken, stonden den ouden man in de
oogen
MoUy, beste moid zei hl], met
6chorre stem, ik ben den langen weg
van Londen komen loop en steeds in
de hoop dat als ik mijr. kleindochter
ontmoette, zij niet te trotsch zou
blijken te zijn mi] als grootvader te
erkennen. Maar ik wilde mij niet aan
je opdringen, en ik zou dadelijk mijn
oude leventje weer begonnen zijn 8's
jij niets van mij had willen weten
Ate je in ij bü je wilt laten inwonen
dan zal ik wel werk krijgen en je geen
overlast aandoen.
Daarop werd zijn gevoel hem
machtig en hu schreide als een kind
van louter geluk.
Het meisje stak haar hand uit en
raakte zijn schouder aan.
Grootvader, zei ze, een meisje,
dat zooveel alleen is geweest ale ik,
'is maar al le blij wanneer zij kans
ziet van het gezelschap van een
bloedverwant te genietenWij zulten
het samen best vinden al was het al
leen ter wille van mijn overleden moe
der. Ik zal voor u zorgen totdat
Plotseling zweeg zij.
De oude David veegde zich de tra
nen uit de oogen, en een lichte glim
lach speelde om zijn lippen.
Totdat je gaat trouwen niet
waar? antwoordde hij^ Ja. ik had wel
kunnen bedenken dat er een jongen
zou zijn die veel van een meisje zoo-
als jij bent, houdt.
Molly kreeg een kleur.
Totdat ik trouw heeft u
huis bij mij, besloot zij vroo'ijk glim
lachend. Ziezoo, de koop is geslo
ten! en hierbij drukte zij den ouden
man een kus op de gerimpelde wan
gen.
Een maand later woonden Mo'ly
Breed en haar grootvader in een lief
liui6je aan den zuidkant van de stad.
De oude man had werk gekregen aan
liuis voor een schoenfabriekhet
meisje verdiende goed geld in de
naai-afdeeüng van de machinale
schoenmakerij Werk was er in over
vloed, want de oorlog brengt bier
en daar ook veel menschen aan het
werk en dienstschoenen zijn er in
overvloed noodig. Het leger had alle
schoenen noodig, die maar gemaakt
konden worden.
Om den antieren avond kwam een
flinke, jonge teerwerker met eerlijk
gelaat. Bert, Eddy, mede in den kleinen
familiekring
Twaalf maanden droeg Molly nu
een verlovingsring, dien zij van hem
had gekregen'. De oude man zag dat
met gemengde gevoelens aan. Dit
•vriendelijk tdhuis vo'rmdle een on
verwachte haven voor zijn ouden dag,
en hii wist van Molly zelf dat haar
huwelijk de deur voor hem zou slui
ten.
Dat is heel natuurlijk, als men
bedenkt dat ik niets anders ben dan
een landlooper van een grootvader,
overpeinsde de oude man. En hij
klemde zijn handen ineen toen hij er
binnensmonds bijvoegdeEn Iets er-
gers dan een landlooper ook nogt Ik
zou wel eens willen weten, wat Mol
ly zou denken, als zij wist, dat 'le
grootvader dien zij herbergt een groot
deel van zijn teven dwangarbeid heeft
•errichl?
Ilij zuchtte zwaar bij die gedachte
en ging weer aan het werk
Toen gebeurde "het onverwachte.
Een nieuweling te Northampton wek
te de bewondering van MoUy. Hij
was een, knappe lange man. ongeveer
zes jaar ouder dan zU en hij had Iets
wat het bekoorlijke jonge meisje bij
zonder aantrok.
Vaag, ofschoon hij den nieuwaan-
gekomene hcetemaal niet gezien had,
begreep de oude man dat er iets tus-
schen Molly en Bert Eddy niet in or
de was. Heel gauw hielden de bezoe
ken van Bert heelemaal op en Molly
bekende, dat zij met den jongen ge
twist had, omdat een nieuwe onder
chef aan de fabriek haar verschil
lende attenties had bewezen.
Ilij komt mij vanavond hier een
bezoek brengen, zei het meisje. Wees
vriendelijk tegen hem, grootvader, al
was het alleen ter wille van mij,
wil u?
Natuurlijk, stemde hij toe, maar
met tete aarzelends in zijn bevende
stom. Het zijn mijn zaken niet, meis
je, en als deze jongen je beter be
valt nu dan moet je hem maar
nemen
Ilij kan eigenlijk geen jongen
genoemd worden, verbeterde 't
meisje lachend. Het is een mijnheer,
moet u weten Ilij heeft mij verteld
dat li'j hij den oorlog in Zuid-Afrik?,
een of andere opdracht heeft gehad
hij is erg geleerd.
Menschen die hun diensten bij
het leger kunnen geven, hebben
nu juist noodig, overpeinsde de oude
David.
Molly gaf geen antwoord.
Precies op den afgesproken tijd
bracht de mijnheer dien avond zijn
bezoek. En nauwelijks keek de oude
man hem aan of zijn gelaat werd
doodsbleek en zijn handen beefden
van aandoening
Och. grootvader, wat is er?
MoUy, met iets ongeduldigs in haar
stem. Waarom drukt u Mr. Tamlin
niet de hand?
Ik voel geen behoefte hem
hand te drukken, klonk somber het
antwoord van David. Hij was nau
welijks in staat zijn stem in bedwang
te houden. Maar misschien kan ik Mr.
Tamlin nog even alleen spreken, voor
dat hij heen gaat.
Maar MoUy was boos en keerde
zich om.
Neem geen notitie van hem, Phi
lip, zet ze bijna minachtend. Hij is
zoo nu en dan wat vreemd.
Ben ik een beetje vreemd? mom
pelde de oude man,, toen hij weer al
leen was. Nu, dan ben ik niet de eeni
ge man van dat soort van avond hier
111 huis. En ik moet dit zaakje met
Tamlin regelen voordat hij het Hel
ste meisje van Northampton beet
neemt I
Een uur later waren Tamlin en de
oude man alleen, want Tamlin had
zelf aan MoUy gevraagd hem enkele
minuten met haar grootvader alleen
te laten. De beide mannen keken el
kaar wantrouwend aan.
Philip Tamlin, zei de oude David
met bevende stem. Jij was toen num
mer tweehonderdtachtig,
Er. jij' nummer vijf én zestig, zei
Tamlin. Ik donk dat Molly niet weet
wat oen mooi exemplaar haar groot
vader 19?
Ilc heb behalve dien eenen groo-
ten misslag een eerlijk en achtens
waardig leven geleid, antwoordde de
oude man. En sinds ik mijn tijd heb
uitgezeten en hier in Northampton
kwam om mijn kleindochter op te
zoeken, lteb ik niet anders gedaan.
Maar jij zelfs de eïnstigste misda
digers te Dartmoor wisten, dat jij de
gemeenste, de schurkachtigs te van
alten was. Je zult Molly nooit hebben,
schavuit en misdadiger die je bent.
De geschiedenis van de pot die
de ketel verwijt, zou ik zoo zeggen?
zei Tamlin lachend. Kom, oude, wees
nu verstandig. Als je Molly zegt waar
je hei grootste deel van je leven hebt
doorgebracht, dan blijft er voor jou
niets anders over dan het werkhuis
of het graf. En ik zeg je bij deze, dat
ate je haar ooit zegt, dat ik in Dart
moor geweest ben zij ook van mijn ei
gen lippen zal hooren, dat liaur groot
vader daar tegelijk met mij was!
De oude man sidderde bij die woor
den. Of zijn huiselijke gezelligheid
zou hem weer ontnomen worden óf
zijn kleindochter zou in haar onschuld
een man trouwen dien hij als d
grootste schurk ter wereld kende.
Kom, wees nu verstandig, dron^
Tamhn aan. Jij zwijgt over mijn ver
leden en ik zal zwijgen over het jou
we. Bovendien zal ik zorgen da, jij
voor je laatste levensdagen een tehuis
hebt. Maar probeer eens je tusschen
Molly en tpij te slellen, probeer mij
bij haar te ontmaskeren en dadelijk
zial zij weten, dat die beste oude Da
vid, haar dierbare grootvader, twin
tig jaar in de gevangenis van Dart-
moor heeft doorgebracht! Nu oude,
wat lieh je daarop te zeggen?
Dav id het zijn hoofd in de lianden
zakken. Het wereldje van liefde en
hoop, dat hij had trachten te bouwen
dreigde alweer ineen te s.orten. De
hem zoo dierbare achtenswaardig
heid werd hem weer ontnomen.
Of hij moest dezen schurk met zijn
kleindochter laten trouwea, Of tij
moest w eten dat beide mannen in de
gevangenis hadden gezeten!
Geef mij een oog^blik 'iijd om
11a te deuken! verzocht hij. Maar nog
voordat Tamlin antwoord kon geven
vas Moliy de kamer weer binnenge
komen.
Wat is ör toch aan de hand? riep
zij uit, nu haar minnaar, dan weer
David scherp aankijkend. Wat
David stond wankelend op en greep
tot steun den rand van de 'iafel. Hij
zag doodsbleek en angstig rolden zijn
oogen.
Molly, hijgde hij, je moot nooit
met dien man trouwen. Ik kon hem.
Ik ken hem als een van de gemeenste
schurken van Engeland! En hij i3 een
bedrieger! Je moet niet met bwm
De oude kolonel.
Dat fs ons huls, grootvader, zei f De kotonet go'asf, dat u oprukt
ze trotsch. Daarop fluisterend: Dit is en den vijand, waar u hem moogt
ons huis en het uwe! aantreffen, aanvalt.
Wurger deed de rnodige aanwij
zingen en liot den troep aantreden,
toen ademloos een man van de rech
ter zijipatrouille aankwam. Rapport
van de rechter zij-patrouille: de vij
and heeft zich ongeveer twee kilo
meter van liter rechts van den straat-
In het Duitsche leger wordt nog al- ,^j?<ierla,a8 Bflfgd. Ik heb
tijd een oveiwegend groot aantal -'Uï-'uisleid wat de komnel zet< de
adellijke officieren aangetroffen, en mn or>
nog altijd zijn er regimentscomman
danten. zooals kotenel Von Mar-
chovv, van vvien Freih. v. Schhchtons
ijand moet beproeven, ons af te snij
den.
Die is mooi dat genoegentje
-x.cm, ™!"™J.fc™,'f»™™' mompelde
verhaalt, die in gemoede de meening "urE®r- hebt je verdienstelijk ge-
- v - .9 maakt, mijn zoon; ate ik generaal
zijn toegedaan, dat de officiersstand e - iir SL - Ikh>, uu
uitsluitend voor dert adel gecreëerd !lmrU'.P'ïnl stoot en er u.t kwamen. Nu mijn-
brnfm» 'k l«*r. ,k - „at zou dote
Een oogenblik teter marcheert
lijken luffenant „er onder kreeg".
Hij liet den ttocp nu vijf honderd
meter teruggaan en kwam toen eens-
klaps op zijn snuivend ros aan ga-
loppeeren.
I,uitenant Würger, eene veron
derstelling. Ter wij)! u terugtrekt,-
wordt u aangevallen, van voren door
cerie compagnie infanterie, in do tel
de flanken door cavalerie, in den rug
stelt eene batterij veld-arlilleri© zich
op. Wat doet u? Maar onverwijld uw
maatnieten nemen, luitenant Wiir
ger; het dreigend gevaar veroorfooft
u met, lang te talmen hier moot
snel, doortastend gehandeld vvordon.
Dp oud© kcdonel was zoo opgewon.
don, dat zijne woerden met horten en
ren voor hem 00 ipso een onding.
Hiervan was hij niet af te brengen.
Wanneer d»n voortrolden uit e"
krijgsgeschiedenis bijbracht,
niet-adellijke officieren wonderen van
dapperheid hadden verricht. 6Chuddo
hij het hoofd en zei' Dat is niets,
mijn heeren,
officieren daar
Men noemde hem ,,de oude kolo
nel", niet omdat hij al zoo oud was;
i: tegendeel, op betrekkelijk jeugdi
gen leeftijd was hij met het comman
do van eer. regiment heiast maar
omdat zijn beginselen en zienswijzen
in menig opzicht nog al antiek waren.
Nu was een zekere luitenant Wur
ger naar zijn regiment overgeplaatst
geworden. Nog in het laatste oogen
had de kolouel getracht een
een verscheen de kolonel weer,
zooals hij zich uitdrukte: ,,'t ge'
k-ije eens aan te zien".
Nu, meneer, vroeg hij een wet
mannen nu ga-
om den vijand
aau to durv en?
Zoo is het, kolonel
Heeft u cenig bericht van den
vijand?
Neen, kolonel.
Hm, hm, heetemaal niets?
Mij is gerapporteerd, dat de ij
and is afgetrokken waarheen, dit
konden de patrouilles niet zien.
Hm. hm.
Een kwartier uurs was Würger
dering meer u b™8™, dal wist hi, fiS Jf?» tï* «Jïï* w„„
zelf wel en zoo bteef hem niet anders
over dan luitenant Würger, toen dezo
zich bij hem kwam aanmelden; mot
een zoetzuur lachje in het regiment
welkom le lioeten.
Gij zijt de eenige burgerlijke of
ficier in mijn korpsik hoop dat gij
het eer aan doen zult.
Tol uw orders, kolonel
De jonge luitenant, nog niet lang
officier, had de ontvangst wel wat
anders verwachtwant toen hij een
oogenbtek later het regimentsbureau
rliet, zette hij een vrij belabberd
Mag ik u vragen, menoer, w
om u dezen weg k'io&t?
Ik geloof, diat die nader is, ko
lonel.
Nauw was hij een eind in de nieu
we richting voortgegaan, toen do lui
tenant do vijandelijke afdeeling waar
nam, die voorloopig zicli nog volko
men veilig wanende, rustig in luet
gras lag en het naderen van do an
dere partij verbeidde.
De kolonel was door gereden, waar
schijnlijk om den tegenetandör te
oarschuwen; maar Würger was nu
?liDeru i.o.Mouiunni| iikio-i n uigei \\U5 nu
•zicht En d? oude kolonel wa?. toen *teer van zijn zaak. Door een kleins
<te deur achter don luitenant was 1 hoogte gedekt, verzamelde hij zijn
dichtgevallen, met zictizelven eens, j compagnie en zonder een oogenblik
dat de heer Wurger geen behngrij-l le verliezen, stormden de kerels met
ko aanwinst voor zijn korps was. Wat j een wild Hoera! op don vijand 'm, die
liii overigens op hem aan te merken j zoodanig verrast was, dat men niet
had wist bil eigenlijk zelf niet; maar corns er aan dacht, zich te verdedn
ile man paste nu eenmaal niet in het gen. In werkelijkheid ware er dan
kader en mettertijd zou het hem wel<"->k niets van terecht gekomen,
gelukken luitenant Würger weer De oude kolonel raasde en vloekte
weg le werken, zooate hij ook vroeger a's een wilde, zoo'n dolle aanval was
reeds alle burgerlijke elementen bad hem in zijn militaire leven nog nrót
wen!
Molly stond daar sprakeloos, kij
kend van Tamlin, wiens gelaal rood
drift en schuldgevoel was naar
den grijzen, ouden man, die met op
geheven armen tegelijkertijd zidhzelf
al3 den indringer aanklaagde.
Moliy, zei hij met gebroken
stem, die man en ik waren tegelijk
als veroordeelden in de gevangenis
van Dartinoorl
Toen scltcen plotseling alles voor
zijn oogen te gaan draaien. Hij voel
de dav ziju bewustzijn hem ging bege
ven begeven.
Het was niet enkel een flauwte, die
den ouden man bad bevangen. De
bewoners van Northampton betitel
den het als een beroerte, en de oude
David moest weken lang in het zie
kenhuis blijven.
Tweemaal per week, zoo vaak als
het haar maar was toegestaan, zocht
Molly hem op. Zij verteld© hem maar
weinig van haar liefdesaangelegetv
heden, toch zag hij dadelijk dat de
splinternieuwe verlovingsring, dien
Tamlin haar had gegeven, van haai
vinger verdwenen was. Toen zag hij
tot zijn groot genoegen dat de ring
van Bert Eddy cr voor in de plaats
gekomen was. Daarop hoorde hij dat
Mollv en Bert al Heel spoedig zouden
trouwen, en eindelijk kwam zij haar
grootvader mc-t een eenvoudigen
trouw ring aan haar vinger opzoeken.
Je wilt mij dus niet links laten
liggeu, omdat ik zoo lang iu de ge
vangenis gezeten heb? zei lilj op ze
keren dog tot haar, en zij schudde
langzaam liet hoofd.
U heeft mij gered, grootvader
L' heeft mij gered, was alles wat zij
antwoordde.
Om de oen of andere reden kreeg
David den indruk dat het meisje iets
voor hem verborgen hield. Natuur
lijk wist hij, van eenige maanden ge
leden, uit haar eigen mond, dat nij
11a haar huwelijk met Bert moest
trachten ergens anders huisvesting
te vinden.
Een andere huisvesting beteekende
het werkhuis, want hij had nu heele
maal geen werk meer.
Maar toen hij eindelijk het zieken
huis verliet, was hij verbaasd, Bert,
Eddy en Molly met een klein zieken-
vvagentje op zich te vinden wachten.
liet is heel goed van jelui, maar
ik had er zelf wel heen kunnen wan
delen, mompelde de oude man, som
ber glimlachend, toen hij dacht aan
het droevig leven in het werkhuis,
dat liij meermalen had meegemaakt.
Op die manier worden de menschen
daar gewoonlijk niet heengebracht,
maar- nu zullen wij er maar instap
pen.
Maar de wagen reed het werkhuis
voorbij en stopte even later voor een
klein huisje, begroeid met klimop,
dal een welkom scheen toe te roepen
aan het kleine gezelschap, dat lang
zaam het poortje binnenging.
Waar zijn we? Waar heb je rnii
heengebracht? vroeg David, terwijl
hij Molly hulj>eloos in het lachend ge
laat keek.
Moliy legde beschermend haar arm
n hem heen en ondersteunde hem
tot aan de voordeur.
,.n te verwijdei
Zoo kwam het, dat Wurger bij het
regiment geen aangenaam leventje
had. De oude kolonel, die hem wal
in 't oog g.houden had, vond altijd
'.s op hem aan te merken; nu com-
andeerde hij te Uriel, dan te zacht;
voorgekomen.
Würger I-cel zich op de lip van
woede, maar wist zich to bedw ingen
c-u commandeerde: Rechtsom
keert!
Meneer, waar wil u heen?
schreeuwde de kolonel.
as het dit, dan was het dat. Als Terug' luidde hol antwoord.
men in militairen dienst dat wil. dan
heeft, men aUijd.wat ta vitten!
Zoo weid het leven den jongen man
ondraaglijk gemaakt en zoo wcnsch-
te li ij k ijn royiiuen tücomnian ilant
.-0nis hartgrondig naar den drommel,
terwijl deze hem in gedachten gaarne
had zien overplaatsen naar het land,
waar de peper groeit.
Nu kwam de zomer in het land en
alras werd Würger verrast met do
order, dat tusschen hem en luitenant
v. Mathusius een ve'.ddienst-ofefcning
zou plaats hebben Hij wist vooruit
dat de oude kolonel al'es zou loven,
wat de ander deed, en alles zou at
keuren, wat hij presteeren zou. Hij
mocht zich voorbereiden op de cri-
tiek dat al, wat bij verrichtte, „el
ders" misschien voldoende geacht
moest worden bevonden, maar voor
ecu korps, waartoe hij vooralsnog de
eer had, te bchooren, geheel onvol
doende geacht moest worden. Na een
sapeloozen nacht kwant er een ze
kere galgenhumor over hem en hij
was op het ergste voorbereid.
liet was nog vroeg in den morgen
even zes uur, toen hij uitrukte, en
Item, ate den jongere, was de verst
verwijderde reudez-vous-plaats aau-
gewezen; hij moest zich haasten,
wanneer hij op den bepaalden lijd
met zijn troep daar aanwezig zou zijn.
In de straten, die hij door marcheer
de. hecrschte nog een plechtig stilte;
zelfs de bakkersjongens, die zich
geleed maakten otn in de vroegte zich
op weg te begeven, verstoorden haar
niet.
Peinzend liep hij voort en dacht
zooLaat hij maar zeggen, wat hij
wilik trek er mij niets van aan. Of
beter nogen hij glimlachte nu.
Na twee uur bereikte de troep de
aangewezen plaatsWürger liet de
geweren aan rotten zetten en de man
schappen rusten. Al spoedig meldde
men hem het naderen van den regi
mentscommandant en plichtmatig
ging de. luitenant hem tegemoet.
Nu, meneer, gaarne zal ik ver
nemen. welke beschikkingen u geno
men heeft tegen een vijandelijken
aanval?
Ik heb de manschappen bevolen,
eerst den inwendigen menscli wat te
versterken.
U zegt?
Ze eten hun kommiesbrood.
Zou ik mogen vragen, wat u tot
dat wonderlijk bevel aanleiding gege
ten heelt?
Om 11 te dienen, kolonelde voor
beelden uit de krijgsgeschiedenis, dat
goed gevoede troepen den vijand een
hardnekkigen tegenstand kunnen bie
den terwijl hongerige manschappen
beslist in het nadeel zijn.
Zoo hm daar is iets waars
in, mompe'de de kolonel, terwijl zijn
adjudant met moeite een lachje be
dwong. Nu, we zullen zien, wal u-dan
verder doei.
Hij wendde zijn paard, om naar de
tegenpartij te rijden en Würger zag
met stil welbehagen 'hem wegdra-
ven. De eerste aanval was alzoo ge
lukkig afgeslagennu echter w as 't
zaak, op te passen, want zeker zou
de beminnelijke chef alles doen om
hem er in te laten foopent Onverwijld
begon hij nu de po6ten uit te zetten
hij overtuigde zich cr van, dat alles
naar de voorschriften geschiedde ca
wachtte toen, zooate hem bevolen
nadere orders af. Zoo verliep
het eene uur na het andere; geen
meerdere liet zich zten toen plotse
ling de adjudant kwam aanrennen.
Ik ten verslagen, zooals u zegt en de
krijgsgeecluedenis leert, dat een aan
voerder, die het onderspit dolft, in de
eerste plaats er voor zorgen moet, dat
hij op genoegzamen afstand van eten
vijand zijne troepen verzamelt en
dan den aanval herhaalt.
Weder keek de oude kolonel zijn
liuitenamt, die liem geen antwoord
schuldiig bleef, zich niets liet aanleu
nen, en toch disciplinair zich gedroeg,
vernietigend aan. N klein maken zou
hij hem wel. Het zou wel vreemd
zijn, ais hij, de adellijke ko
lonel Von Marchow, niet een burger-
dit geval?
Mijn testament snaken, kolonoll
Met een ruk hield de regiments
commandant zijn paard in en hij
staarde nanr v.ijn luitenant, die in'
onberispelijk nuJita'ire houding liera-
nu salueerde.
Een oogenblik scheen het of de ko-
kol-onel hem te lij? wilde gaan toon
gaf hij, zonder oen woord meer te
zeggen, een ruk aan de teugels en
verdw een in galop.
En van dit oogenblik af gaf de
oude kolonel het op, luitenant Wur
ger klein te krijgen, en voortaan leef
den ze zooals men zegt. „op gewa-
jiend onaijdigen voet", of zooals de
goe gemeente zegt: in volslagen har
monie to'-dut het den kolonel zou
gelukken, Ijng.s administratieven
weg zich van de/en luitenant te ont
doen.
DE NEGEN-EN-NEGENTIG.
Een kwakzalver geraakte eens in
gesprek met een deugdelijk arts;
eerstgenoemde deelde hem mede, hoe
goed hij het had, al had hij nooit ge
studeerd daar hij sommige jaren
meer dan tienduizend gulden over
hield.
Verbaasd vroeg de dokter:
Maar hoe is 't mogelijk, dat ge
zonder wetenschappelijke opleiding,
zonder bijzondere handigheid, in elk
geval zonder eenige kennis van do
heelkunde, zoo'n onbezorgd, ja weel
derig leven leiden kunt; ge woont in
een villa, zooals gij zelf zegt, hete
eigen rijtuig, een onto op den koop
terwijl ik mij moet inspannen
om in het hoognoodige te voorzien.
Diepe stilte.
•Met een gemoedelijk lachje gaf do
kwakzalver eindelijk ten antwoord:
Nu, let eens op. Hoeveel men
schen zouden, nadat 11 deze vraag tot
mij gericht hebt, hier wel ons zijn
voorbijgegaan?
O, misschien wel honderd!
En hoeveel van die honderd zou
den wel, duukt u, gezond versland
hebben?
Misschien een enkele! was het
antwoord,
Nu ziet-u, die één© komt tot u
negen-en-negentig anderen laten
zich door mij behandelen!
DE W ARE HELD;
Hij. En Jaspers heeft zoo een
historlschen roman geschreven?
Zij. Jawel.
Ilij. En wie is d& held van hei
boek?
Zij. De man, die den moed had
om het uit le geven.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCUE DAMCLUB.
A'le correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 3t, Telephoon 1543.
Probleem No. 607 van M.
Zwart 10 schijven op 4, 5, 8, 10, 11, 12, 13, 15, 20 en 26.
Wit 10 schijven op 19 22, 23, 27, 28, 8-i, 35, 37, 38 en 47.
Probleem No. G08 van M.
L
n
til
6
15
16
fF Wt
J; l
24
26
JU
fjj
M
85
86
Li
46
46
L»
a
PP
li
16
47
48
49
50
Zwart 12 schijven op 4, 7, 8, 12, 13,
Wit 12 schijven op 21, 26, 27, 30. 31
14, 18, 20,
35, 38, 3
22, 23. 20 en 37.
40, 42, 43 en 47^