m mmft 1 1 9> st li mm Am Ji m totaal onbekende menschen niet ba gage en al per rijtuig naar zijn wo- Öii:g deed vervoeren en hen daar liefderijk opnam. Een ander betaalde ie logies-kosten voor zeven Belgen. Ert voorbeelden van menschen, die telf nauwelijks het allernoodigste hebben en met vreeze en beven de naderende tijden tegemoet zien, doch die nu gaven aan de nog armer vluch telingen, we zien en hooren er dage lijks van. Treurig steekt bij deze opofferings gezindheid, bij de stralende schoon heid van zooveel liefde en medege voel de onuitroeibare, hinderlijke Amsterdamsche nieuwsgierigheid af. Het was, vooral Zaterdag- en Zon dagavond, tot diep in den nacht of er een soort publieke vermakelijkheid was op het Damrak. Iu dichte rijen geschaard, door politie te paard en te voet en door militairen op den nno digen afstand gehouden( stonden de menschen, de onvrijwillige gasten, de beklagenswaardige bannelingen, aan te staren of het vreemde natuurver schijnselen zijn. En nog dagelijks ziet men dat groepjes vluchtelingen, die door de stad wandelen of boodschap pen doen, door een drom onhebbe lijk nieuwsgierigen hinderlijk gevolgd worden. We moeten er one bij neerleggen, want het is nu eenmaal speciaal Ara- feU-idunisch, en de neiging tot opdrin gerige niouwagjerigheid is den bur geressen en burger» van d' aloude veste aangeboren. De vreemdelingen, die het zoo anders gewend zijn, zul len liet niet beleefd vinden maar, naar we hopen door de vingers zien uit hoofde der ondervonden gast vrijheid. Het is op straat thans merkbaar drukkker dan gewoonlijk. Het geroep der krantenjongens met binnen- en buitemlajidsche bladen, die door koop mansgeest gedreven met allerlei sen sationeel nieuws de menschen op schrikken om hun bladen aan den man te brengen, geven iets van een groote buitenlandse he stad aan Am sterdam. De vreemdelingen en zij, dia naai- de vreemdelingen komen kijken geven een ongekende levendigheid aan de stad. Het tegendeel van levendigheid ondervinden de schouwburgen. Het is merkwaardig, maar het vleugje van opleving schijnt slechts een. vleugje te zijn geweest. ILet is nu weer treurig. ut zou de reden zijn? Zou het zien van de duizenden vluchtelingen, dlie steun, zoeken en hulp en voor wie zoo ontzettend veel nooddg is bij de menschen het gevoel hebben gewekt), dat "uitgaven voor schouwburgen en vermaak thans niet gepast zijn? Ik weet het niet, maar diat 'in deze laatste dagen het schouwburgbezoek weer belangrijk minder is geworden, staat vast. ilet moet al iets buitenge woons zijn. wil het menschen trekken. Niet te klagen gelrad heeft Emiel Ilullebroeek, die hier Dinsdagavond in 't Concerigebouw voor oen stamp volte zaal zijn lauweren oogstte. De Vlaamsche zanger zong zijn V'aam- rche lied, liederen die zoo wel-luiden, de schoone liederen van zijn lief, ge teisterd vaderland. Een zanger moet er den moed in houden en hij zong dan ook zijn sc.halksohe liedjes en zóó pittig en pakkend, dat hij, ondanks den ernst dor tijden de menschen: mée kreeg bij de refreinen. Maar hij zong ook zijn weemoo&ng, droevig lied en in veler oogen blonken tra- non, toen hij eijn lied zong van den beiaardier. De zanger geeft hier nog weer een tweeden liederavond. Wat zot gaarne zien, dat hij zingen ging, spon taan te midden zijner landgemaoten, hen door zijn l"ied troostend, opbeu rend en verheffend. Vlamingen, die hier hun eigen taal, hun eigen lied zouden hooren. Wie weet. AMSTERDAMMER. Zijn verlossing. (Naar het Engelsch.) Ja,- ik ben je grootvader, beste meid Wel een armzalig exemplaar van dat soort, maar omdat jij noch ik eenige bloedverwant ter wereld héb- ten. besloot ik naar Northampton te gaan en je op te zoeken. Maak je niet bezorgd Ik kom hier met om te bedelen, ofschoon ik niel veel meer ben dan een landlooper. Ik kan in een van de groote schoenfabrieken "*miin eigen kost verdienen. Molly Breed staarde den haveloo- zen, ongekamden, ouden man aan. die zich zoo plotseling bij haar be kend maakte. Zij bad wel geweten, dat de vader van haar moeder nog ergens moest wonen, maar zij had nooit gedacht, dat zij zou weten waar. Nu hij zoo plotseling voor haar stond, kon zij moeilijk trotech op hem zijn Maar Molly wag niet critisch aangelegd; rij drukte haar bloedverwant met warmte de hand L) is de grootste verrassing die Ik nog ooit gehad hebl zei ze. Ik dacht dat al mijn familieleden dood v aren, en ik voel iets als een brok in mijn keel a!s ik bedenk dat u de va der van mijn moeder is Maar hoe dit zij. kom binnen en doe of u thuis wast De landlooper kwam schuifelend de kamer binnen, zette zijn hoed af. en at gretig van het maal dat de hospita van het meisje binnenbracht Eerst wilde het gesprek nog niet recht vlotten, later geraakten zij op hun gemak, en de oude man vertelde het meisje van haar vader en moe- 'der, van wie het ouderlooze kind zoo weinig wish Eindelijk stond de land looper weer op en greep, naar zijn versleten hoed. Nu ga ik maar weer," zei hij. In zoo'n keurige kamer kan ik beter ge mist worden. Ik ben immers maar sen landlooper. U is geen landlooper meer. riep Mully uil, terwijl er plotseling een vast besluit in haar rijpte. U is mijn grootvader, en u blijft hior bij mij wonen Of misschien, als a'les goed gaat, en u krijgt werk, dan zullen wij samen een huishouden opzetten, •ooalB andere bloedverwanten doen. De oogen van den ouden David be gonnen te ghnsterere. Ilfj zette zijn hoed weer af, kwam weer bij zijn stoel terug en deed een zwakke poging om 2ijn stoppelig, grijs haar wat op te strijken. En twee glinsterende lichtpuntjes, die veel op tranen le ken, stonden den ouden man in de oogen MoUy, beste moid zei hl], met 6chorre stem, ik ben den langen weg van Londen komen loop en steeds in de hoop dat als ik mijr. kleindochter ontmoette, zij niet te trotsch zou blijken te zijn mi] als grootvader te erkennen. Maar ik wilde mij niet aan je opdringen, en ik zou dadelijk mijn oude leventje weer begonnen zijn 8's jij niets van mij had willen weten Ate je in ij bü je wilt laten inwonen dan zal ik wel werk krijgen en je geen overlast aandoen. Daarop werd zijn gevoel hem machtig en hu schreide als een kind van louter geluk. Het meisje stak haar hand uit en raakte zijn schouder aan. Grootvader, zei ze, een meisje, dat zooveel alleen is geweest ale ik, 'is maar al le blij wanneer zij kans ziet van het gezelschap van een bloedverwant te genietenWij zulten het samen best vinden al was het al leen ter wille van mijn overleden moe der. Ik zal voor u zorgen totdat Plotseling zweeg zij. De oude David veegde zich de tra nen uit de oogen, en een lichte glim lach speelde om zijn lippen. Totdat je gaat trouwen niet waar? antwoordde hij^ Ja. ik had wel kunnen bedenken dat er een jongen zou zijn die veel van een meisje zoo- als jij bent, houdt. Molly kreeg een kleur. Totdat ik trouw heeft u huis bij mij, besloot zij vroo'ijk glim lachend. Ziezoo, de koop is geslo ten! en hierbij drukte zij den ouden man een kus op de gerimpelde wan gen. Een maand later woonden Mo'ly Breed en haar grootvader in een lief liui6je aan den zuidkant van de stad. De oude man had werk gekregen aan liuis voor een schoenfabriekhet meisje verdiende goed geld in de naai-afdeeüng van de machinale schoenmakerij Werk was er in over vloed, want de oorlog brengt bier en daar ook veel menschen aan het werk en dienstschoenen zijn er in overvloed noodig. Het leger had alle schoenen noodig, die maar gemaakt konden worden. Om den antieren avond kwam een flinke, jonge teerwerker met eerlijk gelaat. Bert, Eddy, mede in den kleinen familiekring Twaalf maanden droeg Molly nu een verlovingsring, dien zij van hem had gekregen'. De oude man zag dat met gemengde gevoelens aan. Dit •vriendelijk tdhuis vo'rmdle een on verwachte haven voor zijn ouden dag, en hii wist van Molly zelf dat haar huwelijk de deur voor hem zou slui ten. Dat is heel natuurlijk, als men bedenkt dat ik niets anders ben dan een landlooper van een grootvader, overpeinsde de oude man. En hij klemde zijn handen ineen toen hij er binnensmonds bijvoegdeEn Iets er- gers dan een landlooper ook nogt Ik zou wel eens willen weten, wat Mol ly zou denken, als zij wist, dat 'le grootvader dien zij herbergt een groot deel van zijn teven dwangarbeid heeft •errichl? Ilij zuchtte zwaar bij die gedachte en ging weer aan het werk Toen gebeurde "het onverwachte. Een nieuweling te Northampton wek te de bewondering van MoUy. Hij was een, knappe lange man. ongeveer zes jaar ouder dan zU en hij had Iets wat het bekoorlijke jonge meisje bij zonder aantrok. Vaag, ofschoon hij den nieuwaan- gekomene hcetemaal niet gezien had, begreep de oude man dat er iets tus- schen Molly en Bert Eddy niet in or de was. Heel gauw hielden de bezoe ken van Bert heelemaal op en Molly bekende, dat zij met den jongen ge twist had, omdat een nieuwe onder chef aan de fabriek haar verschil lende attenties had bewezen. Ilij komt mij vanavond hier een bezoek brengen, zei het meisje. Wees vriendelijk tegen hem, grootvader, al was het alleen ter wille van mij, wil u? Natuurlijk, stemde hij toe, maar met tete aarzelends in zijn bevende stom. Het zijn mijn zaken niet, meis je, en als deze jongen je beter be valt nu dan moet je hem maar nemen Ilij kan eigenlijk geen jongen genoemd worden, verbeterde 't meisje lachend. Het is een mijnheer, moet u weten Ilij heeft mij verteld dat li'j hij den oorlog in Zuid-Afrik?, een of andere opdracht heeft gehad hij is erg geleerd. Menschen die hun diensten bij het leger kunnen geven, hebben nu juist noodig, overpeinsde de oude David. Molly gaf geen antwoord. Precies op den afgesproken tijd bracht de mijnheer dien avond zijn bezoek. En nauwelijks keek de oude man hem aan of zijn gelaat werd doodsbleek en zijn handen beefden van aandoening Och. grootvader, wat is er? MoUy, met iets ongeduldigs in haar stem. Waarom drukt u Mr. Tamlin niet de hand? Ik voel geen behoefte hem hand te drukken, klonk somber het antwoord van David. Hij was nau welijks in staat zijn stem in bedwang te houden. Maar misschien kan ik Mr. Tamlin nog even alleen spreken, voor dat hij heen gaat. Maar MoUy was boos en keerde zich om. Neem geen notitie van hem, Phi lip, zet ze bijna minachtend. Hij is zoo nu en dan wat vreemd. Ben ik een beetje vreemd? mom pelde de oude man,, toen hij weer al leen was. Nu, dan ben ik niet de eeni ge man van dat soort van avond hier 111 huis. En ik moet dit zaakje met Tamlin regelen voordat hij het Hel ste meisje van Northampton beet neemt I Een uur later waren Tamlin en de oude man alleen, want Tamlin had zelf aan MoUy gevraagd hem enkele minuten met haar grootvader alleen te laten. De beide mannen keken el kaar wantrouwend aan. Philip Tamlin, zei de oude David met bevende stem. Jij was toen num mer tweehonderdtachtig, Er. jij' nummer vijf én zestig, zei Tamlin. Ik donk dat Molly niet weet wat oen mooi exemplaar haar groot vader 19? Ilc heb behalve dien eenen groo- ten misslag een eerlijk en achtens waardig leven geleid, antwoordde de oude man. En sinds ik mijn tijd heb uitgezeten en hier in Northampton kwam om mijn kleindochter op te zoeken, lteb ik niet anders gedaan. Maar jij zelfs de eïnstigste misda digers te Dartmoor wisten, dat jij de gemeenste, de schurkachtigs te van alten was. Je zult Molly nooit hebben, schavuit en misdadiger die je bent. De geschiedenis van de pot die de ketel verwijt, zou ik zoo zeggen? zei Tamlin lachend. Kom, oude, wees nu verstandig. Als je Molly zegt waar je hei grootste deel van je leven hebt doorgebracht, dan blijft er voor jou niets anders over dan het werkhuis of het graf. En ik zeg je bij deze, dat ate je haar ooit zegt, dat ik in Dart moor geweest ben zij ook van mijn ei gen lippen zal hooren, dat liaur groot vader daar tegelijk met mij was! De oude man sidderde bij die woor den. Of zijn huiselijke gezelligheid zou hem weer ontnomen worden óf zijn kleindochter zou in haar onschuld een man trouwen dien hij als d grootste schurk ter wereld kende. Kom, wees nu verstandig, dron^ Tamhn aan. Jij zwijgt over mijn ver leden en ik zal zwijgen over het jou we. Bovendien zal ik zorgen da, jij voor je laatste levensdagen een tehuis hebt. Maar probeer eens je tusschen Molly en tpij te slellen, probeer mij bij haar te ontmaskeren en dadelijk zial zij weten, dat die beste oude Da vid, haar dierbare grootvader, twin tig jaar in de gevangenis van Dart- moor heeft doorgebracht! Nu oude, wat lieh je daarop te zeggen? Dav id het zijn hoofd in de lianden zakken. Het wereldje van liefde en hoop, dat hij had trachten te bouwen dreigde alweer ineen te s.orten. De hem zoo dierbare achtenswaardig heid werd hem weer ontnomen. Of hij moest dezen schurk met zijn kleindochter laten trouwea, Of tij moest w eten dat beide mannen in de gevangenis hadden gezeten! Geef mij een oog^blik 'iijd om 11a te deuken! verzocht hij. Maar nog voordat Tamlin antwoord kon geven vas Moliy de kamer weer binnenge komen. Wat is ör toch aan de hand? riep zij uit, nu haar minnaar, dan weer David scherp aankijkend. Wat David stond wankelend op en greep tot steun den rand van de 'iafel. Hij zag doodsbleek en angstig rolden zijn oogen. Molly, hijgde hij, je moot nooit met dien man trouwen. Ik kon hem. Ik ken hem als een van de gemeenste schurken van Engeland! En hij i3 een bedrieger! Je moet niet met bwm De oude kolonel. Dat fs ons huls, grootvader, zei f De kotonet go'asf, dat u oprukt ze trotsch. Daarop fluisterend: Dit is en den vijand, waar u hem moogt ons huis en het uwe! aantreffen, aanvalt. Wurger deed de rnodige aanwij zingen en liot den troep aantreden, toen ademloos een man van de rech ter zijipatrouille aankwam. Rapport van de rechter zij-patrouille: de vij and heeft zich ongeveer twee kilo meter van liter rechts van den straat- In het Duitsche leger wordt nog al- ,^j?<ierla,a8 Bflfgd. Ik heb tijd een oveiwegend groot aantal -'Uï-'uisleid wat de komnel zet< de adellijke officieren aangetroffen, en mn or> nog altijd zijn er regimentscomman danten. zooals kotenel Von Mar- chovv, van vvien Freih. v. Schhchtons ijand moet beproeven, ons af te snij den. Die is mooi dat genoegentje -x.cm, ™!"™J.fc™,'f»™™' mompelde verhaalt, die in gemoede de meening "urE®r- hebt je verdienstelijk ge- - v - .9 maakt, mijn zoon; ate ik generaal zijn toegedaan, dat de officiersstand e - iir SL - Ikh>, uu uitsluitend voor dert adel gecreëerd !lmrU'.P'ïnl stoot en er u.t kwamen. Nu mijn- brnfm» 'k l«*r. ,k - „at zou dote Een oogenblik teter marcheert lijken luffenant „er onder kreeg". Hij liet den ttocp nu vijf honderd meter teruggaan en kwam toen eens- klaps op zijn snuivend ros aan ga- loppeeren. I,uitenant Würger, eene veron derstelling. Ter wij)! u terugtrekt,- wordt u aangevallen, van voren door cerie compagnie infanterie, in do tel de flanken door cavalerie, in den rug stelt eene batterij veld-arlilleri© zich op. Wat doet u? Maar onverwijld uw maatnieten nemen, luitenant Wiir ger; het dreigend gevaar veroorfooft u met, lang te talmen hier moot snel, doortastend gehandeld vvordon. Dp oud© kcdonel was zoo opgewon. don, dat zijne woerden met horten en ren voor hem 00 ipso een onding. Hiervan was hij niet af te brengen. Wanneer d»n voortrolden uit e" krijgsgeschiedenis bijbracht, niet-adellijke officieren wonderen van dapperheid hadden verricht. 6Chuddo hij het hoofd en zei' Dat is niets, mijn heeren, officieren daar Men noemde hem ,,de oude kolo nel", niet omdat hij al zoo oud was; i: tegendeel, op betrekkelijk jeugdi gen leeftijd was hij met het comman do van eer. regiment heiast maar omdat zijn beginselen en zienswijzen in menig opzicht nog al antiek waren. Nu was een zekere luitenant Wur ger naar zijn regiment overgeplaatst geworden. Nog in het laatste oogen had de kolouel getracht een een verscheen de kolonel weer, zooals hij zich uitdrukte: ,,'t ge' k-ije eens aan te zien". Nu, meneer, vroeg hij een wet mannen nu ga- om den vijand aau to durv en? Zoo is het, kolonel Heeft u cenig bericht van den vijand? Neen, kolonel. Hm, hm, heetemaal niets? Mij is gerapporteerd, dat de ij and is afgetrokken waarheen, dit konden de patrouilles niet zien. Hm. hm. Een kwartier uurs was Würger dering meer u b™8™, dal wist hi, fiS Jf?» tï* «Jïï* w„„ zelf wel en zoo bteef hem niet anders over dan luitenant Würger, toen dezo zich bij hem kwam aanmelden; mot een zoetzuur lachje in het regiment welkom le lioeten. Gij zijt de eenige burgerlijke of ficier in mijn korpsik hoop dat gij het eer aan doen zult. Tol uw orders, kolonel De jonge luitenant, nog niet lang officier, had de ontvangst wel wat anders verwachtwant toen hij een oogenbtek later het regimentsbureau rliet, zette hij een vrij belabberd Mag ik u vragen, menoer, w om u dezen weg k'io&t? Ik geloof, diat die nader is, ko lonel. Nauw was hij een eind in de nieu we richting voortgegaan, toen do lui tenant do vijandelijke afdeeling waar nam, die voorloopig zicli nog volko men veilig wanende, rustig in luet gras lag en het naderen van do an dere partij verbeidde. De kolonel was door gereden, waar schijnlijk om den tegenetandör te oarschuwen; maar Würger was nu ?liDeru i.o.Mouiunni| iikio-i n uigei \\U5 nu •zicht En d? oude kolonel wa?. toen *teer van zijn zaak. Door een kleins <te deur achter don luitenant was 1 hoogte gedekt, verzamelde hij zijn dichtgevallen, met zictizelven eens, j compagnie en zonder een oogenblik dat de heer Wurger geen behngrij-l le verliezen, stormden de kerels met ko aanwinst voor zijn korps was. Wat j een wild Hoera! op don vijand 'm, die liii overigens op hem aan te merken j zoodanig verrast was, dat men niet had wist bil eigenlijk zelf niet; maar corns er aan dacht, zich te verdedn ile man paste nu eenmaal niet in het gen. In werkelijkheid ware er dan kader en mettertijd zou het hem wel<"->k niets van terecht gekomen, gelukken luitenant Würger weer De oude kolonel raasde en vloekte weg le werken, zooate hij ook vroeger a's een wilde, zoo'n dolle aanval was reeds alle burgerlijke elementen bad hem in zijn militaire leven nog nrót wen! Molly stond daar sprakeloos, kij kend van Tamlin, wiens gelaal rood drift en schuldgevoel was naar den grijzen, ouden man, die met op geheven armen tegelijkertijd zidhzelf al3 den indringer aanklaagde. Moliy, zei hij met gebroken stem, die man en ik waren tegelijk als veroordeelden in de gevangenis van Dartinoorl Toen scltcen plotseling alles voor zijn oogen te gaan draaien. Hij voel de dav ziju bewustzijn hem ging bege ven begeven. Het was niet enkel een flauwte, die den ouden man bad bevangen. De bewoners van Northampton betitel den het als een beroerte, en de oude David moest weken lang in het zie kenhuis blijven. Tweemaal per week, zoo vaak als het haar maar was toegestaan, zocht Molly hem op. Zij verteld© hem maar weinig van haar liefdesaangelegetv heden, toch zag hij dadelijk dat de splinternieuwe verlovingsring, dien Tamlin haar had gegeven, van haai vinger verdwenen was. Toen zag hij tot zijn groot genoegen dat de ring van Bert Eddy cr voor in de plaats gekomen was. Daarop hoorde hij dat Mollv en Bert al Heel spoedig zouden trouwen, en eindelijk kwam zij haar grootvader mc-t een eenvoudigen trouw ring aan haar vinger opzoeken. Je wilt mij dus niet links laten liggeu, omdat ik zoo lang iu de ge vangenis gezeten heb? zei lilj op ze keren dog tot haar, en zij schudde langzaam liet hoofd. U heeft mij gered, grootvader L' heeft mij gered, was alles wat zij antwoordde. Om de oen of andere reden kreeg David den indruk dat het meisje iets voor hem verborgen hield. Natuur lijk wist hij, van eenige maanden ge leden, uit haar eigen mond, dat nij 11a haar huwelijk met Bert moest trachten ergens anders huisvesting te vinden. Een andere huisvesting beteekende het werkhuis, want hij had nu heele maal geen werk meer. Maar toen hij eindelijk het zieken huis verliet, was hij verbaasd, Bert, Eddy en Molly met een klein zieken- vvagentje op zich te vinden wachten. liet is heel goed van jelui, maar ik had er zelf wel heen kunnen wan delen, mompelde de oude man, som ber glimlachend, toen hij dacht aan het droevig leven in het werkhuis, dat liij meermalen had meegemaakt. Op die manier worden de menschen daar gewoonlijk niet heengebracht, maar- nu zullen wij er maar instap pen. Maar de wagen reed het werkhuis voorbij en stopte even later voor een klein huisje, begroeid met klimop, dal een welkom scheen toe te roepen aan het kleine gezelschap, dat lang zaam het poortje binnenging. Waar zijn we? Waar heb je rnii heengebracht? vroeg David, terwijl hij Molly hulj>eloos in het lachend ge laat keek. Moliy legde beschermend haar arm n hem heen en ondersteunde hem tot aan de voordeur. ,.n te verwijdei Zoo kwam het, dat Wurger bij het regiment geen aangenaam leventje had. De oude kolonel, die hem wal in 't oog g.houden had, vond altijd '.s op hem aan te merken; nu com- andeerde hij te Uriel, dan te zacht; voorgekomen. Würger I-cel zich op de lip van woede, maar wist zich to bedw ingen c-u commandeerde: Rechtsom keert! Meneer, waar wil u heen? schreeuwde de kolonel. as het dit, dan was het dat. Als Terug' luidde hol antwoord. men in militairen dienst dat wil. dan heeft, men aUijd.wat ta vitten! Zoo weid het leven den jongen man ondraaglijk gemaakt en zoo wcnsch- te li ij k ijn royiiuen tücomnian ilant .-0nis hartgrondig naar den drommel, terwijl deze hem in gedachten gaarne had zien overplaatsen naar het land, waar de peper groeit. Nu kwam de zomer in het land en alras werd Würger verrast met do order, dat tusschen hem en luitenant v. Mathusius een ve'.ddienst-ofefcning zou plaats hebben Hij wist vooruit dat de oude kolonel al'es zou loven, wat de ander deed, en alles zou at keuren, wat hij presteeren zou. Hij mocht zich voorbereiden op de cri- tiek dat al, wat bij verrichtte, „el ders" misschien voldoende geacht moest worden bevonden, maar voor ecu korps, waartoe hij vooralsnog de eer had, te bchooren, geheel onvol doende geacht moest worden. Na een sapeloozen nacht kwant er een ze kere galgenhumor over hem en hij was op het ergste voorbereid. liet was nog vroeg in den morgen even zes uur, toen hij uitrukte, en Item, ate den jongere, was de verst verwijderde reudez-vous-plaats aau- gewezen; hij moest zich haasten, wanneer hij op den bepaalden lijd met zijn troep daar aanwezig zou zijn. In de straten, die hij door marcheer de. hecrschte nog een plechtig stilte; zelfs de bakkersjongens, die zich geleed maakten otn in de vroegte zich op weg te begeven, verstoorden haar niet. Peinzend liep hij voort en dacht zooLaat hij maar zeggen, wat hij wilik trek er mij niets van aan. Of beter nogen hij glimlachte nu. Na twee uur bereikte de troep de aangewezen plaatsWürger liet de geweren aan rotten zetten en de man schappen rusten. Al spoedig meldde men hem het naderen van den regi mentscommandant en plichtmatig ging de. luitenant hem tegemoet. Nu, meneer, gaarne zal ik ver nemen. welke beschikkingen u geno men heeft tegen een vijandelijken aanval? Ik heb de manschappen bevolen, eerst den inwendigen menscli wat te versterken. U zegt? Ze eten hun kommiesbrood. Zou ik mogen vragen, wat u tot dat wonderlijk bevel aanleiding gege ten heelt? Om 11 te dienen, kolonelde voor beelden uit de krijgsgeschiedenis, dat goed gevoede troepen den vijand een hardnekkigen tegenstand kunnen bie den terwijl hongerige manschappen beslist in het nadeel zijn. Zoo hm daar is iets waars in, mompe'de de kolonel, terwijl zijn adjudant met moeite een lachje be dwong. Nu, we zullen zien, wal u-dan verder doei. Hij wendde zijn paard, om naar de tegenpartij te rijden en Würger zag met stil welbehagen 'hem wegdra- ven. De eerste aanval was alzoo ge lukkig afgeslagennu echter w as 't zaak, op te passen, want zeker zou de beminnelijke chef alles doen om hem er in te laten foopent Onverwijld begon hij nu de po6ten uit te zetten hij overtuigde zich cr van, dat alles naar de voorschriften geschiedde ca wachtte toen, zooate hem bevolen nadere orders af. Zoo verliep het eene uur na het andere; geen meerdere liet zich zten toen plotse ling de adjudant kwam aanrennen. Ik ten verslagen, zooals u zegt en de krijgsgeecluedenis leert, dat een aan voerder, die het onderspit dolft, in de eerste plaats er voor zorgen moet, dat hij op genoegzamen afstand van eten vijand zijne troepen verzamelt en dan den aanval herhaalt. Weder keek de oude kolonel zijn liuitenamt, die liem geen antwoord schuldiig bleef, zich niets liet aanleu nen, en toch disciplinair zich gedroeg, vernietigend aan. N klein maken zou hij hem wel. Het zou wel vreemd zijn, ais hij, de adellijke ko lonel Von Marchow, niet een burger- dit geval? Mijn testament snaken, kolonoll Met een ruk hield de regiments commandant zijn paard in en hij staarde nanr v.ijn luitenant, die in' onberispelijk nuJita'ire houding liera- nu salueerde. Een oogenblik scheen het of de ko- kol-onel hem te lij? wilde gaan toon gaf hij, zonder oen woord meer te zeggen, een ruk aan de teugels en verdw een in galop. En van dit oogenblik af gaf de oude kolonel het op, luitenant Wur ger klein te krijgen, en voortaan leef den ze zooals men zegt. „op gewa- jiend onaijdigen voet", of zooals de goe gemeente zegt: in volslagen har monie to'-dut het den kolonel zou gelukken, Ijng.s administratieven weg zich van de/en luitenant te ont doen. DE NEGEN-EN-NEGENTIG. Een kwakzalver geraakte eens in gesprek met een deugdelijk arts; eerstgenoemde deelde hem mede, hoe goed hij het had, al had hij nooit ge studeerd daar hij sommige jaren meer dan tienduizend gulden over hield. Verbaasd vroeg de dokter: Maar hoe is 't mogelijk, dat ge zonder wetenschappelijke opleiding, zonder bijzondere handigheid, in elk geval zonder eenige kennis van do heelkunde, zoo'n onbezorgd, ja weel derig leven leiden kunt; ge woont in een villa, zooals gij zelf zegt, hete eigen rijtuig, een onto op den koop terwijl ik mij moet inspannen om in het hoognoodige te voorzien. Diepe stilte. •Met een gemoedelijk lachje gaf do kwakzalver eindelijk ten antwoord: Nu, let eens op. Hoeveel men schen zouden, nadat 11 deze vraag tot mij gericht hebt, hier wel ons zijn voorbijgegaan? O, misschien wel honderd! En hoeveel van die honderd zou den wel, duukt u, gezond versland hebben? Misschien een enkele! was het antwoord, Nu ziet-u, die één© komt tot u negen-en-negentig anderen laten zich door mij behandelen! DE W ARE HELD; Hij. En Jaspers heeft zoo een historlschen roman geschreven? Zij. Jawel. Ilij. En wie is d& held van hei boek? Zij. De man, die den moed had om het uit le geven. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCUE DAMCLUB. A'le correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 3t, Telephoon 1543. Probleem No. 607 van M. Zwart 10 schijven op 4, 5, 8, 10, 11, 12, 13, 15, 20 en 26. Wit 10 schijven op 19 22, 23, 27, 28, 8-i, 35, 37, 38 en 47. Probleem No. G08 van M. L n til 6 15 16 fF Wt J; l 24 26 JU fjj M 85 86 Li 46 46 L» a PP li 16 47 48 49 50 Zwart 12 schijven op 4, 7, 8, 12, 13, Wit 12 schijven op 21, 26, 27, 30. 31 14, 18, 20, 35, 38, 3 22, 23. 20 en 37. 40, 42, 43 en 47^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 12