A DC m 9mm "n f 'f mÊ. O i "i j§ H i s n], d© ervaren, gestrengo ondor- fiiz?res, was hulpeloos a'e een kind. - Ilans Ilans Werner 1 Hoe had jij dat kunnen denken I Ilans! Ho Velukkige kindertijd 6tond haar we- lor \W)r oogen en scheen haar op- Ju uw toe te lachen. Hans, de wilde ilans! Met hem had zij weleer door h u zonneschijn in den tuin geloo- »n, met hem had zij gemijmerd en .vdroomd. en alles was zoo lief en a Km geweest, tot dien eti'len avond »p die bank in den tuin, toen zij af- >cheid ran hem genomen had, met Ven gevoel dat het voor immer was! Ilans. goede llans! Nu boog hij over haar heen en zag jiaair goed in de oogen. En nu, wat moet ga hier. Mar tha? Blijmoedig lachte hij haar toe. Mijn geboorteplaats terugzien! tn zij strekte de handen uit Hij lachte. Dat is verachrikkeHjk Vervelend Wilt ge dat waarlijk? Toen kwam er iets over tiaar ge bat. iets zachts, iets verlangend* dal Hans Werner er in stUte om la chen moest Nu, dat zal u niet tegenvallen, Marilia aile3 is volmaakt lie treilde fecLflevcn 1 Hii liet hare handen, die sidderend Sn de zijne lagen, eensklaps *03, liep even op en neer, en opende toen zon- üer verder aarzelen de deur. Zeg, oude, laad dien koffer daar op den wagen deze dame rijdt meel Daarna keek hij om. Het is immens goed zoo moet men u nu „mevrouw" noemen? Hij sprak de woorden hakkelend uit en zijn stem trilde daarbij. Toen zag Martha glimlachend op. Ik ben ongehuwd. Hans Werner maar u moet men nu „dokter" noe men? Lachend boog hij. Zeker, juf frouw Martha, ik heb natuurlijk de voetstappen mijne vaders gedrukt. Maar ga nu mee! De hevige regen wae een fijne mot regen geworden en toen de wielen van liet rijtuig door de plassen gingen, spatte het water hoog op. De nevel hing nog over de weide, waarover de herfst zijn schaduw wierp. Toen sprak Werner weder: Hoe komt ge hier boo, Martha; Is liet werkelijk waar? Daarna aarze lend, haast fluisterend: Hebt ge mij dadelijk herkend, toen ik op den drempel stond? Zij glimlachte als in den droom. Dadelijk Reeds aan uwe 6tem! Thans eerst zag zij, hoe in de vo'le, blonde lokken reeds enkele witte ha ren glansden maar de levendige jonge oogen waren onveranderd ge bleven. En nu begonnen ze beiden te ver halen. Toch, waarmee te beginnen? Ten 6lotte spraken ze over a'lerle! on beduidende kleinigheden, zooais menschen doen, die diep ontroerd zijn en toch het schuwen, den sluier op te heffen, die de bewogen ziel nog dekt Maar uit Hans Werner's eigen aardige, frissche persoonlijkheid kwam het mei6je een stroom van tee- dere herinneringen tegemoet en Mar tha's hart trilde van vreugde. Daar glommen de eerste lichten van het stadje en weldra dreunde het lij tuig zwaar over het Marktplein, Mn.rtha was als betooverd. Zij zag de lieve, grijze hulzen In don avondschijn, zag de ruwe houten banken voor den toren, waar zij als kinderen hun vroolijk spel gespeeld haddon Tedere kleine, warme licht schijn, die door het venster blonk, was haar een vriendelijke groet. Hans Werner zweeg. Hij zag. hoe Martha's oogen zich met tranen vul den, voelde wat er in haar omging bij dit wederzien. De wind woei krachtig en d© oude linde voor de kerk wierp lange, be weeglijke schaduwen over de steenen trappen. Ontelbare kleine, lang vergelen her inneringen doemden weder in haar op en terwijl zij peinzend de oogen eioot, zeide zij: Weet ge nog. Hans, hoe wij daar eens voor den regen schuilden en niet naar huis durfden gaan? Gij hadt angstig en zorgzaam mij je dun manteltje omgedaan en toen ik hui verend mij tegen de linde drukte, kwam vader ons halen. Hij lachte. Die heeft ons spoedig weer warm gemaakt, niet waar? Ik wvet het nog heel goedl Hij werd weer levendig en wees naar een wit, nuchter gebouw. --■ Het raadhuis 't postkantoor al'es nieuw! Hij zei dit met zeke ren trots. En dat? Zij zag naar een klein buis; vriendelijk dekte het klimop de oude muren Mijn woning herkent ge haar nog? Ach, ja zij werd plotseling een weinig verlegen. Achter de venster glazen straalde een zacht lioht. Wachtte hem daar een lief vrouwtje leefden zijn ouders nog, de goede tante Jcannette? Toen zei hij opeens: Nu zal ik u naaT den „Ouden Johannes" bren- gtn is dit u aangenaam? En mor genochtend haal ik u weer af aan genomen dat ge mij als gids wenschi? -- O. gaarnel En aarzelend: Leven uw goede ouders nog? Tien schaduw kwam over zijn frlsch gr-'aat Neen! tante Jeannett© doet het huishouden. Herinnert ge u haar nog? Zeker. Martha knikte b'ijde. Zij wss hei ideaal mijner kindsheid en een feestdag was het, wanneer ik in haar kamertje mocht Hoeveel scheu ren in onze kleeren hebben die lieve har.den versteld en zulke heerlij ke koeken kon rij bakken H°t riituig hield stil. liet kleine logement „De oude Jo hannes' lag vriendelijk en etil voor h-iar; alleen het roode lantaarntje boven het wonderlijke uithangbord werd onrustig door den wind bewo gen. D^ huisknecht kwam aansloffen. Hans Wemer wenkte hem. Die koff-r daatl Daarna omvatte hij de beide meis jeshanden. Cceden nacht kitlno Martha 1 1 Voordal nij ging, fluisterde hij ïïaSr too: Dank je welkom dan tn Je ge boorteplaats! Toen Martha 'e morgens ontwaak te, kleedde zij haastig zich aan en ging naar het venster. Een gevoel van geluk beving haar: zon zonne schijn Het was haar, ala moest ze 't gan- j sche oude stadje in haar armen om vatten! Daar lag het voor haar, In zijn stille, alleen door de zonnestra len verlevendigde eenzaamheid-, zoo vertrouwelijk, soo Hef. a's het ln haar herinnering voortleefde. Zij bracht den stillen straten nog eens haar wannen groet; daar kwam de huisknecht al zeggen, dat de dokter liet vragen of zij gereed was. En dra stonden ze weder tegenover elkaar. Zonneschijn, Martha wat zeg Je er van? En gisteren was ik nog zoo som ber, boo treurig gestemd Zij gingen de straat op. Martlia wil de eerst het huis zien, waar zij de kinderjaren had gesleten, en den tuin met den ouden eikeboom, den lieven bekenden weg De dn uw viel van de grashalmen in druppels als tranen en de herfst fee spon hsar draden. Vend nag blijft ge bij ons. Tante Jeann-ette ie vol verwachting en was van morgen, vroeg al aan 't stof af nemen Mnrtha was verrast. Die lieve goede vrouw. Ik zou wel de oogen willen sluiten en droomen, dat ik nog een kind was. Gekkinnetje! Hans Werner zag llivtüi glimlachend haar aan, Zie eens, de j dacbt voorwerp boven hem zweefde, ^bevalM dl» drood9 b aderen dat hem ongerief zou kunnen veroor- Ja ja" - ach, j* weet niet, wat H1""" «°s het eeggén wil. «tra voor een paar <W!««-OTSCliU! w.jee gedecoreerd i dagen bet alledaagsche leven te ver- 1 was- nergens was 1ete onge- laten de lucht van je geboorteplaats j woons waar te nemen en gerustgesteld i ln te ademen dan komt weder het - ging htj eindelijk op zijn stoel zitten. I e -ntonlg. de tredmolen van den I Het verloop van zijne voordracht P'jcht. maakte het noodig, eene figuur op 1 Hei» Werner bleel etaaa. W« lpMd lateien. Isegrtm stond du» briiïalö deugnieten Juist eene uittar ting, om hun woede aan den geiiaten docent te koelen. En de heer Isegrim herademde steeds, wanneer hij op zulk een dag de klasse verlaten kon, zonder dat Iemand „bij ongeluk" op zijn verlakten schoen getreden was, of zijn overhemd een raadselachtige inktvlek aanwees, of een meter lang koord uit zijn rokzak bengelde. Moest kwam hij beide critieke dagen gelijktijdig met de leerlingen de klas se binnen; d. i. een kwartier vóór het begin van de les, ten einde iedere on voegzaamheid te voorkomen. Den ongeluksdag echter, dat de hoofdaamlegger van al dat hoogst on gepast bedrijf rijn noodlot niet zou ontgaan, was hij veiMnderd ge weest, vroeger te komen en dus zijn gewoonte ontrouw geworden; argwa nend nam hij de reeds voltallig aan wezige klasse waar, toen hij, precies toen de klok sloeg, binnentrad. Een voorbeeldige rust heecrschta. Dat 19 geen goed teeken! dacht hij zoo. De bende heeft zeker weer een of anderen duiveLschen streek uitgehaald!... Onmerkbaar en toch voorzichtig streek hij langs het zijvlak van den katheder, ten eind© zich eo- vo.n te gewissen dat deze niet weder met rood en inkt besmeerd was, zooals laatst; voorzichtig betrad hij- het podium, voor hei geval dat weer toevallig eene plank los liggen mocht, zooals vier weken geleden, toem bij in al zijn statigheid ten deel© in het val luik verdwenen was; vluchtig zag hij naar de zoldering, of niet zijn er. r had hij men wel dar klasse Martna zag nu op en liep als een toetrekeerd. Inen een onder kind naar het lage witte huis. dat ae/n. ru* «>eg<eKeera, toen een onder drukt gegiegel zijn oor trof. Als dui zend speddeprikken trof hem dit en bliksemsnel draaide hij zach om. Wat ds en- nu weer, akelige deug nieten? beet hij de discipelen toe. Hoe ook zijne oogen bliksemschich ten schoten, en zijn denkershoofd dreigend gefronst was, eene explosie bleek zeer aanstaande; allerlei min der of meer onderdrukte geluiden, waarvoor onze taaJ niet den Juisten woordenschat heeft, kondigden dit aan, en het gevaar voor eene ud'ibar- tijd, toen" ze a!» kWÏ metoS ta"kor£ j J"***11*' rckjM d'eii m ««an, En hl] - H* I» tóch varragouKl «*•- volgde haar als weleer. i schaamd, mij zoo in H gezicht uit te Een vochtige koele lucht kwam hen lachen, riep de leeraar uit, tot in, den achter tiet bruin gebladerte daar lag a's in eenzaamheid. I Doch een oogenblik later bleef ze aarze'end en verlegen voor het groe- ne tuinhek staan. Zij werd droef ge- 6tenv1 Een witte kapel fladderde over j haar heen den tuin In, als om haar rnoed in te spreken om te volgen, i Ga maar, Martha, de menschen eiapen nog ga gerust den tuin ln. I Ga meel Hij maakte een afwijzende bewe- I girg. Toe, ga meeHad ze als kind dat niet geroepen? Hij dacht aan den hier tegemoet en in de schaduwrijke j paden was ze dof en zwaar. Daar, en daar die bank hier, dat i groene plekie ach, al die lieve, lie ve herinneringen! I Met. iedere schrede, die zij deden, ging Martha sneller; haar hart klop te hevig de handen werden koud Onder den eikeboom bleef ze plot seling staan Daar was nog de oude 1 but, waar zij als kinderen zoo d'kwerf eeii toevluchtsoord gezocht hadden midden in den kleinen, nu verwil derden tuin. Al die jaren in den vreemde, verre van nier, had zij met toenemend on bedwingbaar verlangen naar dit we derzien gesmacht en de lang bedwon gen tranen vloeiden heet over haar gelaat. Zij was op de knieën gezon- ken. In dit oogenblik beving een zeldza me ontroering den man naast haar hij trad naderbij en boog zich over haar heen. Bevend richtte hij haar op; hij had begrepen, wat „heimwee" Martha lieve Martha, wilt ge altijd hier blijven verre van de groote stad, In het kleine arme nest, alleen bij mij? Ik wil. Hans liefste Hans! Zoo vond Martha Senden eindelijk haar bestemming nadat zij haar geboorteplaats had wedergevonderu In den val geloopen. Wilt ge mij ook weder noemen e's vroeger? net l .ofd -p en za? hem «nn. Air je wiit? De heer Isegrim was een van die typen in de onderwijswereld, die m een onzalig oogenblik hen besluit namen had, paedagoog te wortten. Eigenzinnig, eenzijdig, zonder haat of goinoed, wonderlijk van aard, g<>- vooide hij al zeer weinig voor zijne discipelen. Dat al die eigemsahappen mot geschikt waren, om bij zijne I leerlingen liefde, eerbied en vertrou- wen te wekken, is niet te verwonde ren; veedeer was hij telkens o'fer I van den overmoed, waarin de jeugd in zoo rijke mate zich verheugen mag, en menige streek, die l3egriin ge speeld word, moet op rekening daar van gesteld worden. In de meeste gevallen gingen de misdadigers vrij uit, want de gehee'e klasse stond pal als één man en zou zich eer aan de haren ophangen, dan verraad te plegen. Eenmaal echter zou het den gym- narium-leeraar Isegrim gelukken, een der schuldigen '00 betrappen, en de wijze, waarop dit geschiedde, was nc-r lang daarna oen zoete genoegdoe ning voor de zoo talrijk beleefde aan doeningen zijner gal Overigens was hij een kundig man en zelfs was hem de eer te beurt ge vallen om onderwijs te geven, aan den zoon van een vorstelijk persoon, waartoe hij tweemaal per week zich ten hove moest vervoegen, na afloop van de les aan het gymnasium; zoo zag men die dagen hem in 'n onberis pelijk zwart pak verschijnen, daar hij ïiiiet den tijd meer had om naar huis lange Jongen uit de achterste bank te gaan en zich te verkleeden. I naar voren kwam, den doek van. het Z:!n pijnlijke bemoeiingen, c*m zijn bord nam en met alle kracht en plechtgewaad bij die gedegenheid madh'l den stoel des leeraars begon ongstvalHg te ontzien, was voor de 1 schoon te vegen. Met gespannen aan nek rood als 'n kreeft Muller, eervergeten -creatuur, zeg mij onverwijld: waarom zit je zoo idi oot te lacihen? De genoemde, nJiet minder rood dan de verwoede heer Isegrim, st.ond op, kauwde een oogenblik op den zak doek, dien hij in zijn mond gestopt had, en flapte toen uit: Meneer, u is heelemaal wit van achteren! Ik wi't? sprak de docent Jawel 't is of u geverfd is! klonk het unisono. De man poogde een blik over zijn schouder te werpen; maar wanneer ln een lokaal geen spiegel aanwezig is, levert het eenige zwarigheid op, je van achteren to bekijken. Dit had hij intijds kunnen bedenken. Wil ik u afborstelen, meneer? dit aanbod deed een huichelaar op de voorste bank en dienstvaardig ver rees h ij. Doch de leeraar weerde met beide handen hem af. Blijf met je tengels van me lijf! kriischte hij en onwillekeurig haal de hij zijn verlakt schoeisel terug. Daarna trok hij kort besloten zijn ge kleed© jas uit en bekeek het kleedirag- rtuk met verklaarbaren argwaan Hoe zag de arme drommel er uitl Werke lijk geheel en al wit, alsof hij uit een kalkbak gehaald was. En daarbij dat infame lachen van de onbeschaamd© bengels. En uw broek ook, meneer, lispte ©en schuchtere stem, toen het tumult even bed aarde. Hoe wat zeg je? kreet Isegrim en hij deed opnieuw eene poging, nu om ook de overige schade op te ne men, wat intussdhen mislukte. Met een onmogelijk te weerhouden vloek wierp hij de jas op den lesse naar, kruiste de armen over de zwoe gende borst en keek de klasse met oen blik aan, die ook den brutaalste® spot ter deed verstommen. Ik zal tot drie tellen, sprak hij met heesche stem. Als dan de niets waardige slungel, die het gedaan heeft, zich nie. heeft aangemeld, dan zal de hoele klas er voor boeten. Doodelijke stilte... Goed, ging hij voort Dan zal ik me tot de gansche klasse wenden en voor één jelui vragen, mij den schuldige te noemen. Ook dit leidde tot geen resultaat Verstokt ban jelui. Ik zal weten, wat mij te doen staat! Isegrim wendde zich naar zijn jas om die aan te 'crekken toen viel zijn blik op den dik met krijt bedekten stoel en het raadsel was hem opge lost. Reeds wilde hij opnieuw uitvaren, toen hij plotseling een helderen inval Ik ga naar den rector die zal de zaak wel weten op 'ie helderen, sprak hij nu gelaten en hij ging de deur uit. Nauw was die achter hem dichtge val Ion, toen snel als de bliksem een dacht Volgden de an'dören zijn be drijf. Wanneer hot hem mocht geluk ken, leder spoor van zijne wandaad te verwijderen, zoo was hij en met hem d© gansche klasse gered. Zoo is liet verklaarbaar, dat de be langstelling van allen op het reini gingsproces gericht was en dus be merkten zij niet, dat langzaam en voorzichtig de deur weer geopend ward ,een diabolisch lachend gelaat door d© opening keek, hoe ©en wre kend© arm langzaam, maar zeker zich uitstrekte, deze arm eensklaps den doodelijk verschrikten jongen aan greep en een vreeealijke stem schreeuwde: Zoo, rakker, heb ik je eindelijk gesnapt?! En d© schuldig© werd meegesleurd naar den rector en moest bloeden voor al, wat in den laatrten tijd gebeurd was in de klasse, en onverbiddelijk werd hij naar huis gezonden. Isegrlm's sluwheid bad ditmaal de overwinning behaald. Verspreid Nieuws van de oorlogsvelden DE KEIZER IN HET DUITSCHE HOOFDKWARTIER. De bekende Italiaansche publicist Gabasino-Renda, die als gast der Deut sche rageering het groote hoofdkwar tier bezocht, vertelt daarvan een en ander in het „Giornal© d'Ilalia". Na dat bij de organisa'de beeft geschil derd, komt Cabasino-Renda over den keizer te spreken, die, als hij niet juist afwezig is, de beraadslagingen bijna altijd bijwoont, zonder echter zijn persoonlijke meening ooit te willen opdringen. Keizer Wilhelm neemt aan de l>eraadslagingen deel zooals alle andere generaals, zonder con be slissende stem te willen hebben, zelfs ndet in kwesties, tot welker beoordee- ling hij In het bijzonder bevoegd is, als voortreffelijk tacticus. Toen onlangs op een bijeenkomst van den grooten generaJen staf een zuiver tactisch probleem ter sproke werd gebracht en werd opgelost op wijze, die indruischte tegen des keizers opvatting, merkte hij eenvou dig op: „Ik ben van een andere mee ning, inaar 'tactiek is een kwestie van overtuiging". Zeer vaak begeeft de keizer zich naar d© troepen in de eerste geveohts- linie, en dit zijn dagen en nachten vol ontbering voor hem, want bij neemt niets metle en 'reist als ieder ander generaal. „Het leven te velde bekomt den keizer zoo goed, dat 'hij wel tien jaar jonger geworden is', schrijft de correspondent. Sedert het uitbreken van den oou-log zag ik den keizer drie maal in Berlijn, op den his'ioriscben l3ten Augustus, toen hij van Pots dam naar Berlijn terugkeerde, daar op eon paar dagen later, toen bij zijn toespraak tot het volk hield, en 'ten slotte op 16 Augustus, toen hij naak liet front vertrok. De keizer bewoont een rijk hoeren huis, dat hofmaarschalk Fredherr von Reisehach in 2-i uren tijds tot een zeer behaaglijk© residentie heeft in gericht. He"t gevolg van den keizer is klein. Het telt slechts 11 vleugeladjudanten en l>eambten, benevens den lijfarts dr. von Ilberg. Ook bet aantal rij paarden, rijhiigpaarden en auto's de laatste geheel en al grijs, evenals nl'militaire auto's is slechts klein. Ofschoon de keizerlijke villa, evenals natuurlijk de keizer zelf, onder zeer strenge bescherming der politie staat, houdt Wilhelm II er van, zonder ge leide uit te gaan, als ware hij nog te Potsdam. Zoo zag ik den keizer her haaldelijk grapjes maken met kinde ren, en hij was daarbij zoo opgeruimd als ooit. De Fransohe stad, waar het hoofd kwartier zijn zetel heeft, is in haar voorname 'rust een klein-Berlij'n ge worden, een wereldje echter, dat van den diepen ernst, van onverzettelijke wilskracht getuigt DE BESTORMING VAN VAILLY. In den „Lokal-Anzeiger" geeft de landweerman dr. Ludvvig Munzlnger een beschrijving van de bestorming van Vnilly: Zes weken spraken en schreven wij in onze loopgraven over Vailly, dat bonodvn in liet Aisne-dal, een kleinen kilometer voor ons 'ag, voor onze blikken verborgen door den heuvel rug. waarop de beste Engelsche troe pen zich sedert, half September a's in oen vesting hadden verschanst. Ha'f Octobir waren zij dan op een nacht •ertrokken, vermoedelijk naar West- V'sanderen Franschen hadden hun plaats ingenomen. Dit merkten wij spoedig aan de koperen kogels, die in onze loopgraven vie'en en aan het opgewonden) oclüeten, in tegenstel ling met het kalme, goed gerichte uur van do Engelechen. Spoedig heette het. dat we nu een poging zouden doen om Vailly te ver overen. Allerlei toebereidselen wer den getroffen. Toen kwam ook wer kelijk het bevel om in zigzagsgewijze aange'tgde loopgraven de stelling van der» vijand te naderen en dan 6torm- stellingen aan te leggen, dat wil zeg gen, loopgraven, zoo dicht mogelijk bij die van den vijand. Dag en nacht werd gegraven. Met groote oogen za gen de Franschen toe bij ons molien- werk. Maar zij schenen niet te kun nen gelooven. dat wij het zouden wa gen hen in hunne stellingen aan t© vallen. Zij hinderden ons ten minste niet ernstig en voerden zelfs geen ster kere artillerie aan. Zoo brak de 29e October aan en toen moesten zij toch inzien, dat het op hen voorzien was, want uit alle vuurmonden begon het lood op hen te Jiage'en. Dat ging zoo met korte tusschempoozen den heelon nacht door tot den 30en October. Onze manschappen, die met Innig welbelmgon door alle ktjk- én schiet gaten ©n van achter d© boomen had den toegezien, welke verwoestingen onze zware artillerie bij den vijand had aangericht, waren in de beste stemming. Toen ik bij het aanbreken van den morgen mijn compagnie de 6tormi9telling liet betrekken, gingen de mannen opgewèkt en vastberaden voorwaarts. Het artillerievuur werd steeds heviger, tot het om acht uur plotseling ophield, om onmiddellijk gevolgd te worden door een knette rend lrrfanterlevuur. uit de vijande lijke schansen. Want om acht uur was een lange, grijze linie bliksem snel uit onze ©toonstelling te voor schijn gekomen en had zich volgens het bevel eerst zonder eenig geluid en zonder een echot te lossen op den vijand gestort, die ondanks het ont zettende artillerievuur taai en dap per stand hield. Spoedig was ik met mijn compagnie aan de beurt De tweede en derde af- deehii-g in de eerste linie, de eerste afdeeimg dicht daarachter. In deze opetei'ing kwamen wij uit een bosch- je te voorschijn, dat owze stormstel- liug aan het gezicht van den vijand onttrok Na vijftig meter looppas kon den wij niet verder door een vijande lijke draadversperring, die de genie ondanks haar opofferenden moed ln den loop van den nacht niet had' kun nen opruimen. Het gevecht van de compagnie werd nu spoedig een ge vecht van de afdoelingen, ja zelfs van de groepen. Het geboomte en de ■clrnadverapenring maakten een alge meen© aanvoering ondoenlijk. In het Jielscho lawaai kon men zich s'echts in de naaste omgeving verstaanbaar maken. Ieder kroop, sprong, wrong zich vooruit. Onbarmhartig floten de doodelijke kogels, rondom begon het gejammer van de gewonden, die nog voortdurend aan het vuur waren blootgesteld. Steeds meer lagen er om ons heen, die geen geluid meer kon den geven Ook de artillerie mengde zich weer in den strijd. Vlak in de na bijheid barstten onze eigen granaten tot het algemeen gegil; „Artillerie vuur meer naar voren t" ons ten min ste van dit gevaar verloste. Ik merk- to dat wij rechts iets vooruit kwa men Iedere poging echter om links vooru't te komen, werd bloedig afge slagen. Daarbij was nog het ellendigste ge voel. jjflt men niet wist, waar het vuur vandaan kwam. Eindelijk zag ik uit een houtstapel links ter zijde voor mij een dunnen straal rook komen. Daar zaten de here's due. Ik brulde dat mei den houtstapel onder vuur moest nemen. Wij lagen er elechts dertig meter af. Nog steeds was er geen mogelijkheid vooruit t© komen. Een machinegeweer werd aangedragen. De dragens bleven wonder boven won der ongedeerd. Naar den houtstapel brulde ik. Vóór zij echter richten konden, waren beide dragers geval len. Tusschen ons en den vijand in lag het geweer Nu konden nog slechts handgranaten helpen. Op bevel kwam een lange pionier aangekropen, hij sloop nog een stukje naar voren, naar het doel, dat ik hem aanwees, sprong op en wierp met een grooten zwaai de lading. Wo drukten ons allen dicht tegen den grond, den neus in de aar- do. Twee, drie seconden van doode- 'ij'ke spanning, toen een geweldig ge kraak een dichte, zwarte wolk. Toen deze weggetrokken was, zagen we de roodbroeken vluchten Ln het dichte kreupelhout voor ona en met een sprong waren wij In de loopgraaf van den vijand. Niet een enkele Fransch- man ontkwam. Zij vielen alien in d< verbindingsgreppeis. Doch nu brak plotseling een vernie tigend vuur van links los, uit. de hoofdstelling van den vijand. Zoo goed als 't ging zochten wij dekking in de vijandelijke positie. Doch zelfs hier hadden wij 't zwaar te verant woorden. Intuaschen kwamen er ver. sterkingen Overal waren de troepen door elkaar geraakt van allo com pagnieën. Eindelijk verminderde het vuren cn nu ging het in stormpas voorwaarts op de vijandelijke lioofd- schans aan. Onder het loopen zag ik links van mij een dichte linie van schutters bijna op de vijande'ijke hoofdschanb liggen. „Voorwaarts, mannen Voorwaarts!" riep ik. Maar zij volgden niet meer. Zij hadden hun plicht reede gedaan. Zij waren dood. Juist zagen wij de laatste roodbroe ken in de begroeide k'oof, die naar Vailly gaat, verdwijnen. Van links kon men aan het geweervuur liooren, dat wij overwonnen hadden. Rechts echter schenen de Franschen nog te genstand te bieden. Daar namen wij korten tijd stelling in de hoofdposi tie van den vijand. Toen rechts ook het vuur op VaiUy terugtrok, was er geen houden meer aan. Y^ij kwamen tot den uitersten rand van den heuvel en zagen nu voor ons Vaüly in rook en puinlioopen. Tusschen de huizen door vluchtten de Franschen en ver zamelden zich achter oen wit huis in do nabijheid van de brug over de Aisn©, blijkbaar om in klein© troepen verder te vluchten. Daarop liet ik nog ons vervolgingisvuur richten. Langs de hellingen, over velden en tuinen, kwamen wij in het stadje. De Fran schen hadden allen tegenstand opge geven Onze musketiers joegen hen op uit alle kelders en schuilhoekeu en binnen oen uur «slingerde zich een lange, blauwroode colonne van ge vangenen over den weg in de richting van Duitschland Honderden dooden lieten zij op den heuvel achter. Slechte weinigen ontkwamen. Wij lieten verzamelen. Toen ik bij mijn regiment kwam, vond ik nog een hoopje van tachtig man bijeen, 's Avonds kwamen er nog een paar troepjes bij, maar hoe ik ook rne* mijn 6ergeant-majoor rekende en tel de, het werden er niet meer dan een klein© honderd. Meer dan honderd anderen, daaronder 57 dooden, liet mijn compagnie alleen op de heuvels achter. Ik huiverde, niet a'leen van den kouden avondnevel in het Aisn©- daL HET VICTORIA-KRUIS VOOR EEN INDIcR. De „Times"-correspondent t© Bou logne meldt, dat een Indiër voor het Victoria-kruis is voorgedragen. D© eerste Indiër, diien dit te beurt valt, Gagna Singh, die met vijf kogel won den naar het bospitnalschip te Bou logne werd overgebracht, bevond zich met een vijftiental mannen van zijn regiment in oen loopgraaf, toen ze door d© Duitschers werden aangeval len. In het handgemeen schoot do Indiër den Duitschen officier dood, maakte zich meester van diens saliel en sloeg daarmede een aantal Duit schers neer, tot hij eindelijk zwaarge wond neerstortte. Hij bleef voor dood liggen, maar werd later gevonden, de oenige van zijn afdeeling, die liet ge vecht overleefde. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. AUe correspondentie deze rubriek betreffende, geilere men te r'chteo aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1543. Probleem No. 619 van W. POLMAN Jr. (Ie Publi catie). .H Zwart 12 schijven op: 1, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 20, 21, 26, 27 en 45. Wit: 12 schijven op: 25, 29, 32, 33, 31, 35, 37, 42, 43, 48, 49 en 50. Probleem Na 620, van denzelfden. (1© Publicatie). Zwart 11 schijven op: 2, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 18, 20. 23 en 24. Wit 10 schijven op: 22, 25, 27, 29, 31, 82, 84, 86, 88 en 41.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 20