Humors fliMtu
KAMER NEGENTIEN
TWEEDE BLAD
Dinsdag 8 Juni 1815
Esq wandsltochl van liaarleui naai
cp Bén dag.
Holland, ze zeggen Je grond 16
zoo dras
Maar niolseh zijn je weiden en
puik is jo gras,
En vet zijn je glanzende koeien;
Frisch waait de wind <jpor Je
wuivende riet
Groen zijn je dorpjes in 't neev-
lig verschiet,
Rijk staan je gaarden te
bloeien.
Blank is je water eoi geurig je
hooi
Holland, mijn Holland, ik vind
je zoo mooi I
Holland, ze zeggen jo bent
maar zoo klein
Maar wijd ie je zee en je lucht
is zoo rein,
En breed zijn je krachtige
slroomen.
Goud is je graan op je zand en
je klei,
Purper het kleed van je golven
de hei,
Stoer zijn je ruischende boo-
men.
Holland, ik min je om je heer
lijken tooi
Holland, mijn Holland, ik vind
je zoo mooi
Er worden in den laatst en tijd vele
sportieve demonstraties georgani
seerd, die er op wijzen, dat het Neder-
1 an dec he volk toch niet zoo gemak
zuchtig schijnt te zijn, als maar al te
vaak beweerd wordt, niet het minst
door Nederlanders zelf. Wij hebben
nu needs betrouwbaarheidsrilten ge
had voor auto en motorfietseen
24 en een 12-uursrit voor wielrijders,
welke laa"4*te demonstraties or op ge
baseerd waren om te laten zien, dat
het uithoudingsvermogen onder ons
volk nog groot is.
En in Mei werd de gelegenheid
opengesteld voor allen, die er lust in
hadden, om deel te nemen aan een
wandeltocht van 35 K.M., die in 7 1/2
uur moest afgelegd worden. Er waren
ook verscheidene Haarlemmers bij,
die deze wandeling met goed resul
taat volbraohten.
Dit laatste bracht mij op de gedach
te, in dit blad een verslag te geven
van een wandeltocht, die heel wat
meer vergde van uithoudingsvermo
gen en wilskracht, namelijk een
voetreis van Haarlem naar
Rotterdam, die ik op den eersten
Pinksterdag 1.1. volbracht.
Zoo'n onderneming heeft ook
een practischen kantmen is name
lijk in de gelegenheid, op de meest
gesohikte wijze de schoonheid van
ons eigen land te bewonderen en.
te waardeeren.
Tegenwoordig kijkt men iemand
verwonderd en zelfs bezorgd aan, als
hij zijn voornemen te kennen geeft,
om een groote wandeling te maken,
daar hij toch denzelfden afstand v
zoo weinig geld en in zoo korten tijd
per spoor of tram al kan loggen.
Dit kon mij evenwel niet weerhou
den, om eersten Pinksterdag deze
.voetreis te beginnen. Nieuw was deze
onderneming voor mij niet, want acht
Jaar geleden maakte ik denzelfden
tocht, zij het toen ook onder heel wat
ongunstiger weersgesteldheid dan nu.
Toen bijna den ganschen dag regen
en hagelbuien, thans bet fraaiste
zomerweder.
Zooals natuurlijk van zelf spreekt,
had ik mij ©enigen tijd voor dezen
tocht getraind. Ook had ik onder mijn
laarzen extra dikke zolen laten zetten
en deed (de ervaring van acht jaar
geleden had het mij geloerd dikke
kousen aan.
Den nacht te voren kon ik niet in
slaap komen. Ik was blijkbaar te veel
in spanning, of ik den tooht wel zou
kunnen volbrengen. Een denkbeeld,
dat nnj onverdraaglijk was do meer
daar mijn eigen kinderen zelfs durf
den voorspellen „dat Pa het wel niet
halen zou
Ik zou de rakkers wel kaders lee-
Om c\en twee uur stond ik op. Het
was nog donker, ïuaar het was aan
de lucht te zien, dat het spoedig dag
zou worden, en óók, dat het mooi
weer zou zijn vandaag. Ik nam een
stevig ontbijt en stapte om tien minu
ten over drieën de deur uit en was
nog geen tien minuten later op den
Wagenweg, den ouden heirweg van
Haarlem naar Den Haag.
De lange reis was aangevangen 1
Het weer was prachtig de zon
stond op het punt van doorbreken en
er woei een verkwikkend Oosten
windje
Ik dacht natuurlijk, dat ik de eer
ste uren wel geen mensebei ijk wezen
zou zien, maar reeds op den Wagen
weg zag 'k een lantaarnopsteker, die
bezig was de lantarens te blusschen
en ..goedenmorgen riep.
'k Genoot ten volle, toen ik over
den moeien Heerenweg liep, dien ik
nu voor rnij geheel alléén had. T>e
Mei-maand is wol do mooiste van het
do natuur is op baar fraaist,
de gouden regen schittert in den zon
neschijn, de paarse en witte seringen
staan in vollen bloei en de Meidoorns
erspreiden oen heerlijken geur. De
-ogels zingen hun schoonste lied en
begroeten 'do opkomende zon met hun
lieflijk gekweel, het kopje naar liet
Oosten gewend, als willen zij niets
van de eerste zonnestralen missen.
Vooral in de vroeg© morgenuren voe
len de vogels zich het meest in hun
element, zij worden nog niet ver
jaagd en opgeschrikt door de men-
schen en loopen don ook vrijmoedig
over den weg, zich over dien eenen
wandelaar niet ln het minst bekom
merend.
Ik Hap langs het heerlijke wandel
bosch G-roenendaal en bereikte bijna
ongemerkt om zeven minuten vóór
half vijf Bennebroek.
Om mijn voeten nog niet te veel
aan het gemakkelijke rijwielpad te
gewennen, liep ik zooveel mogelijk
over de klinkers van den straatweg.
Precies 6 uur bereikte ik Lisse, en
omdat daar nog alles gesloten was,
zette ik mij even op den berm langs
den weg, om een paar broodjes te
eten Terwijl ik daar zat, zag lk heel
in de verte (uit de richting Haarlem)
een troepje fietsrijders aankomen, en
toen zij langs mij heen peddelden,
hoorde ik plotseling een stem roepen:
„Zoo, meneer K., u zit óók al vroeg
hier 1"
Verrast opkijkende bij het noemen
van mijn naam op dit uur en op deze
plaats keek ik op en zag eenige
Heemsteedscli© kennissen.
De plaag van do openbaire wegen
de auio, had zich nog niet laten zien.
Wat mij nu juist niet speet.
Na een goed kwartier rusten slapte
ik weer op en kwam opeens veel kerk
gangers tegen, die volgens dorpsge
woonte goedendag zeiden.
Daarna was hot weer een tijdlang
stil op den weg. Jot Sassen heim toe.
Dat kwam zeker omdat het Zondag
was. Toch was het al zeven uur ge
worden. Ik had trek in warm drinken
gekregen en zag daar een café reeds
gpopend, zoodat ik binnenstapt© cn
aan mijn verlangen kon voldoen. Of
dat smaakle
Nu ging ik op weg naar één van de
twee hoofdhalten op dezen tocht het
vriendelijke dorpje Oegstgeest. Daar
deed ik ongeveer anderhalf uur over.
'Toen ik dit dorp naderde voelde lk
natuurlijk wel, dat ik reeds gerutoaen
tijd geloapeu had, maar had tóch
nergens last van.
't Was een zonnig stuk weg van
Sassenheim naar Oegstgeest en ik
constateerde, dat mijn voeten warm
werden van de door de zon fel be
schenen straatst eenen.
*k Verveelde mij niets, al was ik
alleen. Hoe kon 't ook anders Het
weer was en bleef prachtig en
ik begon al het idéé ie krijgen, dat
ik den tocht wel zou volbrengen.
Toch vond ik het aangenaam, toen
lk in een lunchroom te half negen
een mijner collega's ontmoe4t|, met
wien ik had afgesproken, dat wij
elkaar daar zouden begiroeten.
Negen uur zette ik mijn beenen
weer in beweging en werd door mijn
collega oen ©indweegs vergezeld.
Welk een weelde van groen is er
toch in dit dorpje Oegstgeest. Overal
waar het oog heenblikt ziet men
groen, groen on nóg eens groen, 't Is
geen wonder, dat ln deze rustige om
geving een paar gestichten gebouwd
zijn voor ongelukkige menschen, die
in afzondering moeten leven, name
lijk het krankzinnigengesticht „Ende
geest" en het gesticht „Rijngeest"
voor zenuwlijders.
Weldra nam mijn collega afscheid
van mij en wenschte mij goede reis.
Hier had ik de wandeling twee uur
kunnen bekorten, door mijn weg te
nemen over Zoetermeer en Zegwaard,
maar ik gaf er de voorkeur aan, over
Wassenaar en Den Haag,te gaan.
't Was mij er niet om te doen spoedig
in Rotterdam t© zijn, maar om te
zien, of mijn uithoudingsvermogen
nog even gróót was als acht jaar ge
leden. Bovendien Is de weg over Zoe
termeer erg eenzaam en vervelend,
de weg over Den ILaag prachtig mooi
en vol afwisseling.
Thans hooide ik voor het eerst 't
snorrend geluid van een naderende
auto, die weldra door een menigte
andere gevolgd werd. Gelukkig
het niet erg stoffig op den weg
Rij den Haagschen Schouw moest
ik 21/2 cent toigeld betalen (wanneer
verdwijnt toch dit verouderd© insti
tuut en had nu een langen, rechten
weg vóór mij, namelijk van Oegst
geest naar Oen Haag. Eer, lange weg.
maar, zooals ik schreef, prachtig
mooi. Ik besloot nu om de vijf kilo.
meters (deze weg-telde er vijftienj vijf
minuten te rusten, want ik wilde mijn
krachten niet forceeren. Toen ik bij
het tiende kilometerpaaltje ©ven ruft
te, hoorde ik zoowaar weer een fiets
rijder tegen een anderen zeggen
(doelende op mij) „Daar heb Je nóg
een Haarlemmer 1"
Ik kende den man niet.
De geheele Wosoenaarsche weg was
aan één zijde opgebroken voor werken
van de Rijks-Telegraaf. Dit verfraaide j
het uitricht niet
Met blijdschap zag weldra het
Haagsche Bosch opdoemen, en het
was precies half twaalf, toen ik dei.
Rijksstraatweg verliet en het Bosch
binnenwandelde. Natuurlijk keek lk
dadelijk naar eon leeg bankje uit en
ontdekte er een bii het „Huis ten
Bosch'. Nauwelijks zat ik daar eeni
ge minuten, of mijn aandacht werd
getrokken naar een prachtige equi
page, die door een paar fiere schim
mels werd getrokken. -Op den bok
zaten de sierliik-gegalonneerde koet
sier en palfrenier. Aan de vele be
langstelling, die de talrijke wande
laars aan do inzittende dames toon
den, bemerkt.) ik weldra, dat één der
dames de Koningin-Moeder was.
Volle twin lig minuten bleef ik op
dit bankje zitten (waartoe zou ik mij
haasten waarna ik weer opstond,
om naar een restaurant in de Vla
mingstraat te gaan, waar ik, óók vol
gens afspraak, een anderen collega
zou ontmoeten, die dan ook weldra
verscheen. Ik versterkte hier op een
geduchte manier den inwendigen
mensch met wanne spijs, waarna ik
te kwart over één opstapte. Mijn
collega .vergezelde mij tot Rijswijk,
wat ik natuurlijk heel gezellig vond.
Hoewel ik nog lang niet san het
einde van den tocht was, durfde ik
nu wel voorspellen, dat mijn onder
neming met het gewenschte' resultaat
bekroond zou worden.
lk had nu nog drie lange, rechte
afstanden vóór mij, die niet veel af
wisseling bieden, namelijk van Rijs
wijk naar Delft, van Delft naar Over-
jjchie, en van dit overoude dorpje
naar Rotterdam.
De eerste van de drie afstanden was
wel heerlijk frisch. De z-cm scheen nog
wel brandend heet, maar het windje
van 's morgens was met het ouder
worden van den dag tot een fermen
bries gewassen en bovendien liep de
weg langs een helderstroomend wa
ter.
Op dezen weg stapte lk nog één
keer een café binnen, om even te
rusten cn melk te drinken.
Nu begon ik een groote vermoeid
heid in mijn beenen te voelen, maar
mijn voelen hielden zich uitstekend.
Weldra kreeg ik den „Krommen
Jan" (wie kent dezen beroemden kerk
toren niet in het typisch Stedeke
Delft in 't gezicht, maar vóór lk deze
stad binnen ging, zette ik mij eerst
nog ei^en op een bankje in een plant
soen neer, om wat te rusten. Maar
lang wildo ik niet blijven zitten, want
hce langer ik rustte, des te stijver
werden mijn beenen. Bus wandelde
ik weer door; evenwel verfrischte ik
mij eerst nog in een melksalon, waar
na ik den langen weg naar Overschle-
insloeg. Hier stond ik een oógenblik
aan een groote verleiding bloot, want
juist toen ik Delft zou verlaten, was
ook het onder het Rotterdamsche pu
bliek zoo populaire Delftsche bootje
tot vertrek gereed. Terwijl ik natuur
lijk zeer vermoeid was en hog een
grooten afstand bad af te leggen,
maakten de passagiers op het bootje
liet zich gemakkelijk voor het aungc-
rame watertochtje over de Schie zij
zetten zich gezellig op tabouretjes in
een kring op het vóórdek en praatten
en lachten honderd-uit Ik voelde mij
als een vogel, die door een vogelaar
met zoel gefluit gelokt wordt, maar
liet mij niet vangen. 1
'k Zette mijn beenen weer in be
weging
Nadat ik weer een eind geloopen
had, kwam er een man naar mij toe,
die niet al te nuchter bleek te zijn en
mij op hikkenden toon vroeg „Me
neer, mag ik u eens wat vragen
Maar u moet mij niet kwalijk nomen
als ik soms een beetje brutaal ben
Heeft u ook ©cn paar centen voor nnj,
dan kon ik met het Delftsche bootje
mee naar Rotterdam
Na de pas doorstane verleiding was
dit wel de druppel, die den emmer
deed overloopen. Ik antwoordde hem
dan ook op een ©enigszins gomelijken
toon „M'n goeie man, ik moet zélf
loopen 1"
De man scheen mijn antwoord nog-
til afdoend© te vinden, althans hij
vervolgde zijn weg, na mij eerst oven-
wel een zonderlingen blik toegewor
pen te hebben, alsof hij mij niet ge
loofde 1
Als men den weg van Delft naar
Overschle inslaat, kan men bij helder
weer reeds heel spoedig den Rotter-
damschcn Groote-Kerktoren in liet
verre verschiet zien. Dat was van
daag ook liet geval, wat voor mij bij
den eerstén aanblik ©en verblijdende
verschijning was. maar die mij na
derhand toch wel een beetje plaagde,
want mijn onderdanen verleenden
niet meer zoo opgewekt hun diensten
als in de vroege morgenuren I Dit is
hetzelfde gezichtsbedrog als bij een
wandeling langs de zc-e van Zand
voord naar IJrnuidcn. Men ziet de
pieren voortdurend vóór zich, maar
het is net, of zij maar niet didhterbij
willen komen. Zoo is het ook op dézen
weg met den Groote-Kerktoren het
geval hij lijkt als het ware onbereik
baar I
De weg van Delft naar Overschle
was voor rnij 1e lang, orn hem aan
één stuk af te leggen. Toen ik dan
ook de grootste helft achter den rug
had, .ging ik de welbekende uitspan
ning „Hotel de Zwethbinnen en
dronk daar een glas frisch spuit-,
water. Een vol kwartier bleef ik hier
zitten.
Eindelijk bereikte ik den wegwijzer,
waarop staat„Rotterdam 4 K.M.
Dus nog ongeveer een uur loopen er.
dan zou ik het Rotterdamsch grond
gebied bereikt hebben.
Ik zette er nog eens even alles op
eij bereikte ongeveer kwart over zes
sen de grenzen van de Maasstad, wat
mij natuurlijk een zeer groot gevoel
van bevrediging schonk.
Evenwel beschouwde lk mijn taak
nog niet voor afgedaan, want ik wilde
dezen keer „van h u i 6 tot huis"
loopen, dat wil dus zeggen, dat ik
met mijn vermoeide ledematen nog
omstreeks vijf kwartier moest wande
len. (Acht Jaar geleden was ik bij de
grens op de tram gestapt
In een calê dicht bij de Deiftsche
Poort dronk ik nog even voor den
laatsten keer een glas spuitwater en
rustte nog tien minuten.
Daarna wandelde ik, hoewel zeer
vgrmoeid (ik zal dat maar niet ver
bloemen in een opgewekt© stem
ming langs de Schiekade en over den
ontzaglijk drukken Cooisingel en
Noordblaak naar liet Postkantoor,
waar ik een telegram naai" mijn fa
milie in Haarlem afzond, dat ik de
reis goed volbracht had.
Nu moest ik nog ©en half uur loo
pen naai* het eindpunt van den tooht
een woning aan het eind van den
Lagen Oostzeedijk. Toch ging ik eerst
nog even rusten in een wachthuisje
van de tram op het Beursplein, zette
toen nog eens even mijn tanden op
elkaar voor deze laatste krachtproef,
en bereikt© precies half acht mijn
eirtddoel.
De wandeltocht had dus bijna
16 1/2 uur geduurd
J. H. D. K.
Verspreid nieuws
van deoorlogsvelden
DE GROENE VIJAND,
de „Vorwarts" vertelt een sol
daat: Tot nog toe behoorden spade,
bijl en houweel tot onz© belangrijkste
wapens. De zomer heeft ons een
nieuw werktuig in de hand gedrukt,
waarmee uit de loopgraven de ocr-
log gevoerd wordt, de eikkei. Prach
tig schoten in regen en zonneschijn
de bloemen en het hoog© gras op. Het
was heerlijk om aan tc zien, maar
heel slcj:ht om er door heen te zien.
Onze posten cn schildwachten, tot
aan de Behouders gedekt door de
aarde, hadden spoedig niets anders
meer voor oogen dan een zee van
groene halmen mot kleurige bloemen,
waarachter de vijand kon doen wat
hij wilde. Dat ging natuurlijk niet.
Daarom ging op can goeden dag ©en
patrouille er op uit om-zeisen en sik
kels te requirecrcn en 's nachts moes
ten uit ieder en j-oststand een paai
man voorzichtig naar buiten kruipen
om met deze werktuigen gras en hloe-
men uit te rooien.
Spoedig floten echter de kogels van
de vijandelijke wachtposten. Zij-
hadden stellig het gesuis van hol
staal door het gras gehoord. Toen
werd bevel gegeven zeisen en sikkels
wag te doen, mot de handen verder
te plukken. Nu glijdt in uitgezwerm
de tirailleurslijn met drie pas afstands
hier een groeip en daar een groep op
den buik voorwaarts en plukt met gre
tige handen het gras af.
Het is niet bepaald een aangenaam
werk. Scherpe halmen snijden in de
huid en menigeen staat zijn rechter
hand te beükken en te Bekrabben,
omdat bij in brandnetels of in ©en
distel heeft gegrepen. Door het geluid
van het plukken kan men niet hoo-
ren of er een vijandelijke patrouille
aan komt. En te zien is er in het ge
heel niets. Achter ons verhindert de
draadversperring een snellen terug
tocht en over ons heen fluiten nog
steeds met korte tus-Jchenpoozon de
kogels
Maar wat helpt het? Het werk moet
gedaan worden. Oorlog Is oorlog. Al
bod ook menigeen dien z'ch anders
voorgesteld.
DF. STOFPLAAG
Düwell, do oorlogscorrespondent
van de „Vorwttrls In het Oosten,
eohrfjft uit Jurburg
Toen de koudo onze soldaten plaag
de, verlangden zij naar warmen zon
neschijn. Toen de regen ze striemde,
de loopgraven vulde en de wegen ia
lange moc-rassen veranderde, hoopten
zij op droogte. Nu hebben ze van h'-t-
te en droogte béide een beetje te
veel. W'ntc-r en vocht kwellen hen
niet meer, maar ee-:. verschrikkelijk©
ctofplaag maakt nu den marcheeren-
den soldaten het leven zuur.
Heet brandt de'zon op de naar re
gen snakkend© aarde Zoo droog Is
de grond, dat ondr-r de ploeg van den
boer stofwolken ©pwervelen. De mees
te Russische wegen zijn nu bedekt
met een dikke lang droog zand, die
vaak nog hinderlijker 's dan sneeuw
en moeras. Bij de minste aanraking
stijgen wolken van stoffijn zand om
hoog als avondnevel uit vochtige
graslanden. De wind drijft den stof
nevel in lange flarden over de velden
en hel eene volgt op het andere. Ie
dere wagen, 'edere ruiter, iedere
voorbijmarcheerende troép jaagt een
stofwolk op. die den troep natrekt a's
de eene compagnie soldaten de ande.
re. De kracht en de richting van den
vrind bepalen het mursch-tempo. Zoo
lang de wind de stof ter zijde drijft,
ever de velden jaagt, ;s h:j voor de
soldaten nog eer. goede vriend. Erger
wordt het, als zij hem mee of tegen
li ebben Marcheert men juist tegen
den wind in, dan roden hun voort
durend dichte stofwolken tegemoet, is
de wind mee dan komen de stofwol
ken achter hen aan, omgeven hen
vaak minuten lang als een plaag
voor menschen en (Reten. De stof zet
zich vast op de Moeren, nestelt zich
in de haren, verft het gezicht, den
hals en de handerf veldgrijs, vormt
dikke lagen in de oorschelpen, dringt
bij het ademen in mond en neus, om
hult den heelen mensch zoo, da; hij
eet. gevoel van verstikking krijgt.
Wij rijden in Oostelijke richting
naar Szaki. Ik 2ie de stofwolken
rechts over de velden over alles heen
jagen. Spoedig echter wordt het an
ders. Bij een Doch: van den weg ke
rnen de door een vooruittrekkende
colonne opgejaagde stofwolken ons
tegemoet. We houden den adem ln.
De volgende bocht van den weg brengt
ons weer uit deze stofwolk, maar nu
moeten we rechts voorbij een colon
ne, midden door he; opgejaagde stof.
Het helpt niets, w© moeten weer stof
slikken. Ais we den troep voorbij zijn,
is het een langzaam rijdende auto
mobiel, die ons gelukkig maakt. Ver
volgens moeten wij voorbij troepjes
dravende cavalerie. We hebben de
eene stoffige verrassing na de an
dere. Erger nog zijn de mare hoeren
de troepen er aan lee. Zij kunnen
niet uit hun eigen stof komen ©n
moeten ook d© wolken, die wagens en
ruitens opjagen, over zich laten gaan.
DE VAL VAN PRZEMYSL
't Wolffbureau ontving 'i volgende
telègram uit 't groote Du'tsche hoofd
kwartier
„Toen de Duitschers en Oostenrij
kers op 2 Mei hun offensief in West-
Gapcic begonnen, waren er zeker
weinigen, die konden vermoeden, dat
het zware geschut der Duitschers en
Oostenrijkers reeds vier wéken later
hel vuur op Przemysl zoude openc-n.
Op 21 Mei schonen do Russen be
sloten te hebben de vesting over te
geven toch werd zij daarna nog acht
dagen hardnekkig verdedigd.
Generaal Von Kneussl schoof de
omsingelingsiinic van zijn Beiensche
regimenten van het Noorden uit <Üch.
ter naar de vesting toe. Te off uur
's ochtends begonnen de zware batte
rijen den strijd tegen de foxten aan
het noordelijk front Op 31 Mei 's mid
dags te vier uur zwegen de zware ka
nonnen. Toen begonnen eenige Bel-
ersche regimenten infanterie, een
Pruisisch regiment en een Oosten-
rijksche fusUiersafdeeiing de bestor
ming. De vernietiging van de uitge
strekte en versterkte steunpunten van
dc vesting door het vuur van de zwa
re artillerie maakte op de Russische
bezetting een zoo verpletterenden in
druk, dat zij niet in staat was aan de
aanvailer.de infanterie krachUgen te
genstand te bieden. Dc bezetting van
twee werken vluchtte, voorzoover zij
althans niet onder het puin van de
stukgeschoten kazematten lag. met
achterlating van al haar ooriogsma-
terieel, waaronder een groot aant&t
van het nieuwste zware en lichte Rus
sische geschut.
Op 1 Juni brachten dc Russer. eeni
ge bataljons voor een tegenaanval in
het veld. Deze aanval werd zonder
oote moeit
tHlerlc sch<
nt, waarop
iitcrle-reg'n
n. Dc zware
de forten M er. .12
twee ten Oosten
schansen, die do
Den 3e.n Juni 's middags ic 12 uur
bestormde het 22sfe BchWSChe 'nf&n-
r'O-regiment fort 10, van hetwelk
a1 Ie schuilplaateen door de zware ar
tillerie tot puin waren geschoten. Een
bataljon van een garde-regiment nam
's avonds fort 12, terwijl de werken
10 B en 9 A en B capituleerden.
's Avonds begonnen do troepen van
generaal v. Kneussl den aanval Ir. de
richting van de stad. Hei dorp Zoera-
wia en de daar gelegen versterkte
stellingen van de n werden ge-
nvinen. Deze gaf toch eiken verderen
tegenstand op. Zoodoende konden de
Duüsche troepen, wie later de vierde
Oostenrijfcech-Hongaarsche cavalerie
divisie volgde, de goed versterkte
binnenste fortenHnie b zotten en te 3
uur 's ochtends, nadat eerst nog
krijgsgevangenen gemaakt waren, de
bevrijde stad Przemysl binnen ruk
ken Na een belegering van slechts
vier dagen was de vesting Przemysl
weder ir. handen der Duitschers en
Oostenrijkers.
De Russen hadden tevergeefs gedu
rende maanden aanvallen op dezelfde
vesting gedaan."
DE GEVEOHTEN OM EEN STEL
LING.
Reuter eeini. uit Parijs
„ln een officieel© nota wordt de
verovering van de suikerraffinaderij
bij Souchez door <le Franschen be
schreven.
Deze raffinaderij is eon verzame
ling gebouwen over een lengte van
meer dan 200 M., staande aan dc ri
vier op gelijken afstand van Souchez
en Ablain.
Op toegangen tot do raffinaderij
werd een hevig geconcentreerd vuur
van de Duitsehe artillerie geopend en
tegenover 't Fransche front werd door
de Duitschers haastig een loopgraaf
ingericht, die de Franschen echter
zonder veel moeite namen.
Op 31 Mei besloten de Franschen
tot een aanval van beide zijden tege
lijk op den molen te Malon en de sui
kerraffinaderij in het zuiden. Zij
slaagden reeds bij den eersten aanval
op den molen, waar zoo goed ais geen
tegenstand werd geboden. Van den
«luien naar de raffinaderij liep een
van de verbindingeloopgraven van de
Duitschers Fransche infanterie wierp
zich op de Duitschers, die door het
Fransche vuur gedemoraliseerd wer
den. Zij boden weliswaar enkele oo-
genblikken tegenstand, maar trokken
toen achteruit. De Fransohen ver
volgden hen met de bajonet op het
geweer en bereikten de raffinaderij
legen middernacht.
De Duitschere, woedend dat zij de
stelling verloren hadden, die hun
moest dienen als basis voor tegenaan
vallen op Ablain, deden een ernstige
poging om ze te hernemen. Zij had
den minstens 300 man tegenover de
veel minder sterk© Fransche afdoe-
ling die reeds vermoeid was door het
geveoht gedurende den dag.
Na een haastig en verwoed gevecht
in de duisternis tusschén muren, die
door het granaatvuur half vernield
wuien, trokken de Fransche mannen
langzamerhand achteruit naar de yer-
verb«ndingsloopgraaf ten zuiden van
de raffinaderij op korten afstand van
den molen.
Wanneer deze toestand bleef voort
duren, zou dc raffinaderij voor de
Franschen verloren zijn. Fransche
artillerie had echter order met een
gordijn van vuur de eigen troepen te
bes©hertnon, di© den zoom van het
bosch ten oosten van Ablain bezet
hielden en bevel hadden ontvangen
om onmiddellijk langs het bed van
dc rivier op te rukken naar de raffi
naderij.
Terzelfder tijd keerde de compag
nie, die een oogenbhk geweken wan
voor den aanval der Duitschers met
versterking terug en deed een aanval
voordat bovengenoemde beweging
uitgevoerd was. Fransche artillerie
trud zoo snei en zoo krachtig op. dat
de Du'teohers vreesden, dat hun de
terugtocht zou worden afgesneden.
Toen de Fransche tegenaan va', tot de
raffinaderij was gevorderd, waren de
Duitschers reeds bozig die te verla
ten. In een oogenblik voltooiden de
Fransche bajonetten en handgrana
ten liet werk, zoodat reeds vóór het
aanbreken van den dag do geheele
raffinaderij weer in Fransche han
den was. Onmiddellijk begonnen do
Franschen de ruïnes weer in staat
van verdediging te brengen, waarme
de zij in den avond van den ls'.en
Juni gereed waren. Tegelijkertijd had
een afdeeling sappeurs bij vol daglicht
e« onder een hevig vuur van de Du't-
©chers de noodige verbindingen met
de Fransche loopgraven gereed ge
maakt.
Een onderofficier van deze afdoe
ling was acht uren lang op zijn post
F e u i i i e t o n
Uit het En gelach van
FLORENCE WARDEN.
12)
Na eenige oogenblikkan zeide Lady
Moorhampton
Mijn hrme man zou natuurlijk
ontroostbaar zijn over bet verlies van
zijn erfgenaam, als hij niet nog een
zoon bad om hem op tc volgen. Dat
ls tenminste een geluk.
Het kostte Mabin veel moeite kalm
te blijven, maar zo slaagde er toch
ln te zeggen Ja, dat is zeker, zon
der te toonen Ihoe ontroerd zij was.
Maar als Ciprian dood was dan zou
zijn zoontje toch d'e erfgenaam van
lord Moorhamipton zijn. lin deze da
me scheen er niet aan te twijfelen dat
haar zoontje alle rechten had.
Wilt u mijn jongen eens zien7
.vroeg ze plotseling.
En even gekunsteld en huichelach
tig als lady Moorhampton, antwoord
de Mobin dat ze hem „dolgraag" eens
*ien wou.
Met een gelukkig cn tevreden ge
laat (wat Alabin wel móest toeschrij
ven aan het feit dat ze haar zoon nu
als erfgenaam beschouwde) ging
lady Moorhampton haar voor naar de
deur waardoor ze gokomen waren,
toen ze opeen6 op do veranda een stap
hoorden. Haar uiterlijk veranderde
op slag. Ze keek nu bedroefd en zei-
de vlug tegen Mabin
Daar komt hij aan. Niet vroo-
lijk kijken.
Het was een geheel overbodige
waarschuwing want Mato'n gevoelde
zich diep ongelukkig. Ze wist heo'e-
maal niet waar Ciprian was op het
oogenb'jk, en ze was er van overtuigd
dat de leugen dat hij verdronken zou
zijn alleen maar verteld werd om van
zijn verdwijning rekenschap te geven.
Ze waa nieuwsgierig wat lady Moor
hampton er eigenlijk van af wist.
Voor geen gold zou ze hebben laten
merken wal zij zolf wist over deze ge
schiedenis. Mabin besefte dat ze voor
eerst nog maar toeluisteren moest, en
zelf niets uitlaten. Voorloopig was du
de eenige manier waarop ze Ditos en
zijn vader kón heilpen.
intuaschon was er een lange man
binnengekomen. Iiij was mager en
zag er ernstig uitzijn haar werd al
grijs hier en daar. Hij verschilde in
alle opzichten van zijn levenslustig©
vrouw.
Hij keek heol treurig en 6cheen
maar half te verstaan wat zijn vrouw-
tegen hem zo'de. toen ze Mabin voor
stelde.
Edrio, reide ze, dit is juffrouw
Wrest. Ze zou graag secretaresse bij
je worden en ze zegt dat ze machtne-
schrij.ven kan en Franscih. kont. Wat
denk je er van?
Hij boog even en beduidde Mabin
te gaan zitten.
Ik zal het heol aangenaam vin
den als juffrouw Wrest h'er wil blij
ven, zeide hij, maar ik veronderste',
dat het je weinig schelen kan, wat
ik er van denk, Edith, je hebt de zaak
zeker z©if al in orde gebracht.
Mabin gevoelde medelijden met
hem. Hij zag er zoo moe en verdrie
tig uit.
Lady Moorhampton deed alsof ze
heel verontwaardigd was. Natuurlijk
zou zij nooit een beslu'-t nemen zon
der vooraf haar man gêraadpeegd te
hebben 1 Maar hij lette niet op wat ze
zeidc en lift haar maar doorpraten.
Ze legde Mabin uit wat deze zooal
te doen zou hebben.
En nu verlangt u er zeiter beo'
erg naar om mijn kindje te zien, zo'-
de lady Moorhampton.' terwijl zo op
stond.
O ja. zeide Mabin,'heel graag.
Ze stond nu ook op.
Lord Moorhampton keek haar
kalm en onderzoekend ean en Mabin
voelde dat zo bloosde.
Waarom laat je haar n'et e©ret
haar hoed en mantel afdoen, en haaV
wat eten, voor ze naar kinderen gaat
kijken? vroeg hij kalm. Juffrouw
Wrest ziet er moe uit.
Mabin wijde tegenstribbelen, maar
ze durfde niet. Het was eigenlijk wel
waar dat ze op het oogen blik meer
voor een boterham dan voor een kind
voelde.
Lady Moorhampton keek boos en
zeide
Het spijt me. dat ik n'et wist dat
u honger had. Ik zal dadelijk iets
voor u gaan bestellen.
En voor Mabin tijd had iets te zeg
gen, liep lady Moorhampton de ka
mer uil. Het meisje voelde zich hee'
verlegen. Lord Moorhampton wees
haar een etoel aan.
Gaat u zitten, z©lde hij vriende
lijk. Het kan u natuurlijk niets sche
len om dat akelige kind te zien. Zelf6
al houd u veel van gezonde, knappe
kinderen, dan zou u dit kindi© nog
niet aardig vinden. Het is het leelijk-
ste menschelijke wezen dat er be
staat, en nog lastig er bij, want het
ia ziekeüjüc.
Mabin schrok van hem hij scheen
zijn eigen kind niet te kunnen uit
staan. 2© begreep dat het moeilijk
zou zijn om hier met Iedereen goede
vrienden te blijven. Lord Moorhamp
ton scheen haar gedachten te raden.
U bent bang dat u het hier niet
al te gemakkelijk zult hebben juf
frouw Wrest, ze'dé hij.
O, neen, neen begon Mabin
verschrikt.
Hij viel haar kalm in de rede
O, maar u hebt gelijk. Het za'
niet gemakkelijk voor u zijn. Dat 's
het voor niemand hier. Men moet te
veel rekening houden met verschil-
lcr.de karakters, en het is moeilijk.
aMe botsingen en govaren te vermij
den. Daardoor komt hc-t. vervolgde
hij, dat wij nu al vijf secretaressen
gehad hebben, binnen een jaar tijds.
Mabin kon haar verbazing niet ver
bergen.
Vijl! nop z© uit, werkelijk!
Ja, vijf. En don bovendien nog
een die kwam en dadelijk weer weg
ging. En ais u verstandig bent zult u
dat ook doen.
Mabin voelde zich niets op haar
gemak.
Als u denk: dat ik u riet van
dienst kan zijn, zeide ze zacht, zal ik
natuurlijk weggaan. Maar
Lord Moorhampton keek haar aan
en zeide na een paar minuten.
Integendeel', als het van 'mij af
hing, dan zou ik graag willen dat u
liet eens eon paar weken probeerde.
Maar ik moet u waarschuwen, dat het
lang geen gemakkelijk© taak voor u
zal zijn.
Ik had niet gedacht, lord
Moorhampton, zeide Mabm toen, dat
u zoo moeilijk was om mee om te
gaan.
O, neen, dat bon ik ook heel©-
maal niet. Maarziet u, om u de
waarheid te zeggen, lady Moorhamp
ton heeft de gewoonte om zeeron
aangenaam te zijn tegen leden van
haar eigen geslacht en na de geboor
te van dat kind is hel hoe langer hoe
erger geworden. Zonder eenige oor
zaak krijgt ze eon hekel aan iemand
on maakt 't haar dan zoo onaange
naam mogelijk.
Mabin werd hoe langer hoe nieuws-
gïeriger naar wat er toch wel ge
beurd was en z« voelde zich aange
trokken toi dezen vriendelijken man.
Daarom besloot ze om hier met weg
te gaan voor ze een gelegenheid had
gevonden om hem te vertellen wat ze
van zijn zoon wist.
Nu durfde ze het niet doen. daar
ze elk oogenbEk verwachtte dat lady
Moorhampton binnen zou komen.
Ze had wel gemerkt dat deze twee
inenaclien allesbehalve gelukkig met
elkaar waren, en dat lord Moorhamp
ton maar toegaf aan de grillen van
zijn vrouw. Een tijd lang zweeg ze,
en zeido toen aarzelend
Ik ben bang, dat ik eigenlijk op
©en ongelegen oogen bi'k ben geko
men, en onwillekeurig keek ze naar
liet portret dat boven den schoorsteen
hing.
(Wordt vervolgd.)