Humors fliMtu KAMER NEGENTIEN TWEEDE BLAD Dinsdag 8 Juni 1815 Esq wandsltochl van liaarleui naai cp Bén dag. Holland, ze zeggen Je grond 16 zoo dras Maar niolseh zijn je weiden en puik is jo gras, En vet zijn je glanzende koeien; Frisch waait de wind <jpor Je wuivende riet Groen zijn je dorpjes in 't neev- lig verschiet, Rijk staan je gaarden te bloeien. Blank is je water eoi geurig je hooi Holland, mijn Holland, ik vind je zoo mooi I Holland, ze zeggen jo bent maar zoo klein Maar wijd ie je zee en je lucht is zoo rein, En breed zijn je krachtige slroomen. Goud is je graan op je zand en je klei, Purper het kleed van je golven de hei, Stoer zijn je ruischende boo- men. Holland, ik min je om je heer lijken tooi Holland, mijn Holland, ik vind je zoo mooi Er worden in den laatst en tijd vele sportieve demonstraties georgani seerd, die er op wijzen, dat het Neder- 1 an dec he volk toch niet zoo gemak zuchtig schijnt te zijn, als maar al te vaak beweerd wordt, niet het minst door Nederlanders zelf. Wij hebben nu needs betrouwbaarheidsrilten ge had voor auto en motorfietseen 24 en een 12-uursrit voor wielrijders, welke laa"4*te demonstraties or op ge baseerd waren om te laten zien, dat het uithoudingsvermogen onder ons volk nog groot is. En in Mei werd de gelegenheid opengesteld voor allen, die er lust in hadden, om deel te nemen aan een wandeltocht van 35 K.M., die in 7 1/2 uur moest afgelegd worden. Er waren ook verscheidene Haarlemmers bij, die deze wandeling met goed resul taat volbraohten. Dit laatste bracht mij op de gedach te, in dit blad een verslag te geven van een wandeltocht, die heel wat meer vergde van uithoudingsvermo gen en wilskracht, namelijk een voetreis van Haarlem naar Rotterdam, die ik op den eersten Pinksterdag 1.1. volbracht. Zoo'n onderneming heeft ook een practischen kantmen is name lijk in de gelegenheid, op de meest gesohikte wijze de schoonheid van ons eigen land te bewonderen en. te waardeeren. Tegenwoordig kijkt men iemand verwonderd en zelfs bezorgd aan, als hij zijn voornemen te kennen geeft, om een groote wandeling te maken, daar hij toch denzelfden afstand v zoo weinig geld en in zoo korten tijd per spoor of tram al kan loggen. Dit kon mij evenwel niet weerhou den, om eersten Pinksterdag deze .voetreis te beginnen. Nieuw was deze onderneming voor mij niet, want acht Jaar geleden maakte ik denzelfden tocht, zij het toen ook onder heel wat ongunstiger weersgesteldheid dan nu. Toen bijna den ganschen dag regen en hagelbuien, thans bet fraaiste zomerweder. Zooals natuurlijk van zelf spreekt, had ik mij ©enigen tijd voor dezen tocht getraind. Ook had ik onder mijn laarzen extra dikke zolen laten zetten en deed (de ervaring van acht jaar geleden had het mij geloerd dikke kousen aan. Den nacht te voren kon ik niet in slaap komen. Ik was blijkbaar te veel in spanning, of ik den tooht wel zou kunnen volbrengen. Een denkbeeld, dat nnj onverdraaglijk was do meer daar mijn eigen kinderen zelfs durf den voorspellen „dat Pa het wel niet halen zou Ik zou de rakkers wel kaders lee- Om c\en twee uur stond ik op. Het was nog donker, ïuaar het was aan de lucht te zien, dat het spoedig dag zou worden, en óók, dat het mooi weer zou zijn vandaag. Ik nam een stevig ontbijt en stapte om tien minu ten over drieën de deur uit en was nog geen tien minuten later op den Wagenweg, den ouden heirweg van Haarlem naar Den Haag. De lange reis was aangevangen 1 Het weer was prachtig de zon stond op het punt van doorbreken en er woei een verkwikkend Oosten windje Ik dacht natuurlijk, dat ik de eer ste uren wel geen mensebei ijk wezen zou zien, maar reeds op den Wagen weg zag 'k een lantaarnopsteker, die bezig was de lantarens te blusschen en ..goedenmorgen riep. 'k Genoot ten volle, toen ik over den moeien Heerenweg liep, dien ik nu voor rnij geheel alléén had. T>e Mei-maand is wol do mooiste van het do natuur is op baar fraaist, de gouden regen schittert in den zon neschijn, de paarse en witte seringen staan in vollen bloei en de Meidoorns erspreiden oen heerlijken geur. De -ogels zingen hun schoonste lied en begroeten 'do opkomende zon met hun lieflijk gekweel, het kopje naar liet Oosten gewend, als willen zij niets van de eerste zonnestralen missen. Vooral in de vroeg© morgenuren voe len de vogels zich het meest in hun element, zij worden nog niet ver jaagd en opgeschrikt door de men- schen en loopen don ook vrijmoedig over den weg, zich over dien eenen wandelaar niet ln het minst bekom merend. Ik Hap langs het heerlijke wandel bosch G-roenendaal en bereikte bijna ongemerkt om zeven minuten vóór half vijf Bennebroek. Om mijn voeten nog niet te veel aan het gemakkelijke rijwielpad te gewennen, liep ik zooveel mogelijk over de klinkers van den straatweg. Precies 6 uur bereikte ik Lisse, en omdat daar nog alles gesloten was, zette ik mij even op den berm langs den weg, om een paar broodjes te eten Terwijl ik daar zat, zag lk heel in de verte (uit de richting Haarlem) een troepje fietsrijders aankomen, en toen zij langs mij heen peddelden, hoorde ik plotseling een stem roepen: „Zoo, meneer K., u zit óók al vroeg hier 1" Verrast opkijkende bij het noemen van mijn naam op dit uur en op deze plaats keek ik op en zag eenige Heemsteedscli© kennissen. De plaag van do openbaire wegen de auio, had zich nog niet laten zien. Wat mij nu juist niet speet. Na een goed kwartier rusten slapte ik weer op en kwam opeens veel kerk gangers tegen, die volgens dorpsge woonte goedendag zeiden. Daarna was hot weer een tijdlang stil op den weg. Jot Sassen heim toe. Dat kwam zeker omdat het Zondag was. Toch was het al zeven uur ge worden. Ik had trek in warm drinken gekregen en zag daar een café reeds gpopend, zoodat ik binnenstapt© cn aan mijn verlangen kon voldoen. Of dat smaakle Nu ging ik op weg naar één van de twee hoofdhalten op dezen tocht het vriendelijke dorpje Oegstgeest. Daar deed ik ongeveer anderhalf uur over. 'Toen ik dit dorp naderde voelde lk natuurlijk wel, dat ik reeds gerutoaen tijd geloapeu had, maar had tóch nergens last van. 't Was een zonnig stuk weg van Sassenheim naar Oegstgeest en ik constateerde, dat mijn voeten warm werden van de door de zon fel be schenen straatst eenen. *k Verveelde mij niets, al was ik alleen. Hoe kon 't ook anders Het weer was en bleef prachtig en ik begon al het idéé ie krijgen, dat ik den tocht wel zou volbrengen. Toch vond ik het aangenaam, toen lk in een lunchroom te half negen een mijner collega's ontmoe4t|, met wien ik had afgesproken, dat wij elkaar daar zouden begiroeten. Negen uur zette ik mijn beenen weer in beweging en werd door mijn collega oen ©indweegs vergezeld. Welk een weelde van groen is er toch in dit dorpje Oegstgeest. Overal waar het oog heenblikt ziet men groen, groen on nóg eens groen, 't Is geen wonder, dat ln deze rustige om geving een paar gestichten gebouwd zijn voor ongelukkige menschen, die in afzondering moeten leven, name lijk het krankzinnigengesticht „Ende geest" en het gesticht „Rijngeest" voor zenuwlijders. Weldra nam mijn collega afscheid van mij en wenschte mij goede reis. Hier had ik de wandeling twee uur kunnen bekorten, door mijn weg te nemen over Zoetermeer en Zegwaard, maar ik gaf er de voorkeur aan, over Wassenaar en Den Haag,te gaan. 't Was mij er niet om te doen spoedig in Rotterdam t© zijn, maar om te zien, of mijn uithoudingsvermogen nog even gróót was als acht jaar ge leden. Bovendien Is de weg over Zoe termeer erg eenzaam en vervelend, de weg over Den ILaag prachtig mooi en vol afwisseling. Thans hooide ik voor het eerst 't snorrend geluid van een naderende auto, die weldra door een menigte andere gevolgd werd. Gelukkig het niet erg stoffig op den weg Rij den Haagschen Schouw moest ik 21/2 cent toigeld betalen (wanneer verdwijnt toch dit verouderd© insti tuut en had nu een langen, rechten weg vóór mij, namelijk van Oegst geest naar Oen Haag. Eer, lange weg. maar, zooals ik schreef, prachtig mooi. Ik besloot nu om de vijf kilo. meters (deze weg-telde er vijftienj vijf minuten te rusten, want ik wilde mijn krachten niet forceeren. Toen ik bij het tiende kilometerpaaltje ©ven ruft te, hoorde ik zoowaar weer een fiets rijder tegen een anderen zeggen (doelende op mij) „Daar heb Je nóg een Haarlemmer 1" Ik kende den man niet. De geheele Wosoenaarsche weg was aan één zijde opgebroken voor werken van de Rijks-Telegraaf. Dit verfraaide j het uitricht niet Met blijdschap zag weldra het Haagsche Bosch opdoemen, en het was precies half twaalf, toen ik dei. Rijksstraatweg verliet en het Bosch binnenwandelde. Natuurlijk keek lk dadelijk naar eon leeg bankje uit en ontdekte er een bii het „Huis ten Bosch'. Nauwelijks zat ik daar eeni ge minuten, of mijn aandacht werd getrokken naar een prachtige equi page, die door een paar fiere schim mels werd getrokken. -Op den bok zaten de sierliik-gegalonneerde koet sier en palfrenier. Aan de vele be langstelling, die de talrijke wande laars aan do inzittende dames toon den, bemerkt.) ik weldra, dat één der dames de Koningin-Moeder was. Volle twin lig minuten bleef ik op dit bankje zitten (waartoe zou ik mij haasten waarna ik weer opstond, om naar een restaurant in de Vla mingstraat te gaan, waar ik, óók vol gens afspraak, een anderen collega zou ontmoeten, die dan ook weldra verscheen. Ik versterkte hier op een geduchte manier den inwendigen mensch met wanne spijs, waarna ik te kwart over één opstapte. Mijn collega .vergezelde mij tot Rijswijk, wat ik natuurlijk heel gezellig vond. Hoewel ik nog lang niet san het einde van den tocht was, durfde ik nu wel voorspellen, dat mijn onder neming met het gewenschte' resultaat bekroond zou worden. lk had nu nog drie lange, rechte afstanden vóór mij, die niet veel af wisseling bieden, namelijk van Rijs wijk naar Delft, van Delft naar Over- jjchie, en van dit overoude dorpje naar Rotterdam. De eerste van de drie afstanden was wel heerlijk frisch. De z-cm scheen nog wel brandend heet, maar het windje van 's morgens was met het ouder worden van den dag tot een fermen bries gewassen en bovendien liep de weg langs een helderstroomend wa ter. Op dezen weg stapte lk nog één keer een café binnen, om even te rusten cn melk te drinken. Nu begon ik een groote vermoeid heid in mijn beenen te voelen, maar mijn voelen hielden zich uitstekend. Weldra kreeg ik den „Krommen Jan" (wie kent dezen beroemden kerk toren niet in het typisch Stedeke Delft in 't gezicht, maar vóór lk deze stad binnen ging, zette ik mij eerst nog ei^en op een bankje in een plant soen neer, om wat te rusten. Maar lang wildo ik niet blijven zitten, want hce langer ik rustte, des te stijver werden mijn beenen. Bus wandelde ik weer door; evenwel verfrischte ik mij eerst nog in een melksalon, waar na ik den langen weg naar Overschle- insloeg. Hier stond ik een oógenblik aan een groote verleiding bloot, want juist toen ik Delft zou verlaten, was ook het onder het Rotterdamsche pu bliek zoo populaire Delftsche bootje tot vertrek gereed. Terwijl ik natuur lijk zeer vermoeid was en hog een grooten afstand bad af te leggen, maakten de passagiers op het bootje liet zich gemakkelijk voor het aungc- rame watertochtje over de Schie zij zetten zich gezellig op tabouretjes in een kring op het vóórdek en praatten en lachten honderd-uit Ik voelde mij als een vogel, die door een vogelaar met zoel gefluit gelokt wordt, maar liet mij niet vangen. 1 'k Zette mijn beenen weer in be weging Nadat ik weer een eind geloopen had, kwam er een man naar mij toe, die niet al te nuchter bleek te zijn en mij op hikkenden toon vroeg „Me neer, mag ik u eens wat vragen Maar u moet mij niet kwalijk nomen als ik soms een beetje brutaal ben Heeft u ook ©cn paar centen voor nnj, dan kon ik met het Delftsche bootje mee naar Rotterdam Na de pas doorstane verleiding was dit wel de druppel, die den emmer deed overloopen. Ik antwoordde hem dan ook op een ©enigszins gomelijken toon „M'n goeie man, ik moet zélf loopen 1" De man scheen mijn antwoord nog- til afdoend© te vinden, althans hij vervolgde zijn weg, na mij eerst oven- wel een zonderlingen blik toegewor pen te hebben, alsof hij mij niet ge loofde 1 Als men den weg van Delft naar Overschle inslaat, kan men bij helder weer reeds heel spoedig den Rotter- damschcn Groote-Kerktoren in liet verre verschiet zien. Dat was van daag ook liet geval, wat voor mij bij den eerstén aanblik ©en verblijdende verschijning was. maar die mij na derhand toch wel een beetje plaagde, want mijn onderdanen verleenden niet meer zoo opgewekt hun diensten als in de vroege morgenuren I Dit is hetzelfde gezichtsbedrog als bij een wandeling langs de zc-e van Zand voord naar IJrnuidcn. Men ziet de pieren voortdurend vóór zich, maar het is net, of zij maar niet didhterbij willen komen. Zoo is het ook op dézen weg met den Groote-Kerktoren het geval hij lijkt als het ware onbereik baar I De weg van Delft naar Overschle was voor rnij 1e lang, orn hem aan één stuk af te leggen. Toen ik dan ook de grootste helft achter den rug had, .ging ik de welbekende uitspan ning „Hotel de Zwethbinnen en dronk daar een glas frisch spuit-, water. Een vol kwartier bleef ik hier zitten. Eindelijk bereikte ik den wegwijzer, waarop staat„Rotterdam 4 K.M. Dus nog ongeveer een uur loopen er. dan zou ik het Rotterdamsch grond gebied bereikt hebben. Ik zette er nog eens even alles op eij bereikte ongeveer kwart over zes sen de grenzen van de Maasstad, wat mij natuurlijk een zeer groot gevoel van bevrediging schonk. Evenwel beschouwde lk mijn taak nog niet voor afgedaan, want ik wilde dezen keer „van h u i 6 tot huis" loopen, dat wil dus zeggen, dat ik met mijn vermoeide ledematen nog omstreeks vijf kwartier moest wande len. (Acht Jaar geleden was ik bij de grens op de tram gestapt In een calê dicht bij de Deiftsche Poort dronk ik nog even voor den laatsten keer een glas spuitwater en rustte nog tien minuten. Daarna wandelde ik, hoewel zeer vgrmoeid (ik zal dat maar niet ver bloemen in een opgewekt© stem ming langs de Schiekade en over den ontzaglijk drukken Cooisingel en Noordblaak naar liet Postkantoor, waar ik een telegram naai" mijn fa milie in Haarlem afzond, dat ik de reis goed volbracht had. Nu moest ik nog ©en half uur loo pen naai* het eindpunt van den tooht een woning aan het eind van den Lagen Oostzeedijk. Toch ging ik eerst nog even rusten in een wachthuisje van de tram op het Beursplein, zette toen nog eens even mijn tanden op elkaar voor deze laatste krachtproef, en bereikt© precies half acht mijn eirtddoel. De wandeltocht had dus bijna 16 1/2 uur geduurd J. H. D. K. Verspreid nieuws van deoorlogsvelden DE GROENE VIJAND, de „Vorwarts" vertelt een sol daat: Tot nog toe behoorden spade, bijl en houweel tot onz© belangrijkste wapens. De zomer heeft ons een nieuw werktuig in de hand gedrukt, waarmee uit de loopgraven de ocr- log gevoerd wordt, de eikkei. Prach tig schoten in regen en zonneschijn de bloemen en het hoog© gras op. Het was heerlijk om aan tc zien, maar heel slcj:ht om er door heen te zien. Onze posten cn schildwachten, tot aan de Behouders gedekt door de aarde, hadden spoedig niets anders meer voor oogen dan een zee van groene halmen mot kleurige bloemen, waarachter de vijand kon doen wat hij wilde. Dat ging natuurlijk niet. Daarom ging op can goeden dag ©en patrouille er op uit om-zeisen en sik kels te requirecrcn en 's nachts moes ten uit ieder en j-oststand een paai man voorzichtig naar buiten kruipen om met deze werktuigen gras en hloe- men uit te rooien. Spoedig floten echter de kogels van de vijandelijke wachtposten. Zij- hadden stellig het gesuis van hol staal door het gras gehoord. Toen werd bevel gegeven zeisen en sikkels wag te doen, mot de handen verder te plukken. Nu glijdt in uitgezwerm de tirailleurslijn met drie pas afstands hier een groeip en daar een groep op den buik voorwaarts en plukt met gre tige handen het gras af. Het is niet bepaald een aangenaam werk. Scherpe halmen snijden in de huid en menigeen staat zijn rechter hand te beükken en te Bekrabben, omdat bij in brandnetels of in ©en distel heeft gegrepen. Door het geluid van het plukken kan men niet hoo- ren of er een vijandelijke patrouille aan komt. En te zien is er in het ge heel niets. Achter ons verhindert de draadversperring een snellen terug tocht en over ons heen fluiten nog steeds met korte tus-Jchenpoozon de kogels Maar wat helpt het? Het werk moet gedaan worden. Oorlog Is oorlog. Al bod ook menigeen dien z'ch anders voorgesteld. DF. STOFPLAAG Düwell, do oorlogscorrespondent van de „Vorwttrls In het Oosten, eohrfjft uit Jurburg Toen de koudo onze soldaten plaag de, verlangden zij naar warmen zon neschijn. Toen de regen ze striemde, de loopgraven vulde en de wegen ia lange moc-rassen veranderde, hoopten zij op droogte. Nu hebben ze van h'-t- te en droogte béide een beetje te veel. W'ntc-r en vocht kwellen hen niet meer, maar ee-:. verschrikkelijk© ctofplaag maakt nu den marcheeren- den soldaten het leven zuur. Heet brandt de'zon op de naar re gen snakkend© aarde Zoo droog Is de grond, dat ondr-r de ploeg van den boer stofwolken ©pwervelen. De mees te Russische wegen zijn nu bedekt met een dikke lang droog zand, die vaak nog hinderlijker 's dan sneeuw en moeras. Bij de minste aanraking stijgen wolken van stoffijn zand om hoog als avondnevel uit vochtige graslanden. De wind drijft den stof nevel in lange flarden over de velden en hel eene volgt op het andere. Ie dere wagen, 'edere ruiter, iedere voorbijmarcheerende troép jaagt een stofwolk op. die den troep natrekt a's de eene compagnie soldaten de ande. re. De kracht en de richting van den vrind bepalen het mursch-tempo. Zoo lang de wind de stof ter zijde drijft, ever de velden jaagt, ;s h:j voor de soldaten nog eer. goede vriend. Erger wordt het, als zij hem mee of tegen li ebben Marcheert men juist tegen den wind in, dan roden hun voort durend dichte stofwolken tegemoet, is de wind mee dan komen de stofwol ken achter hen aan, omgeven hen vaak minuten lang als een plaag voor menschen en (Reten. De stof zet zich vast op de Moeren, nestelt zich in de haren, verft het gezicht, den hals en de handerf veldgrijs, vormt dikke lagen in de oorschelpen, dringt bij het ademen in mond en neus, om hult den heelen mensch zoo, da; hij eet. gevoel van verstikking krijgt. Wij rijden in Oostelijke richting naar Szaki. Ik 2ie de stofwolken rechts over de velden over alles heen jagen. Spoedig echter wordt het an ders. Bij een Doch: van den weg ke rnen de door een vooruittrekkende colonne opgejaagde stofwolken ons tegemoet. We houden den adem ln. De volgende bocht van den weg brengt ons weer uit deze stofwolk, maar nu moeten we rechts voorbij een colon ne, midden door he; opgejaagde stof. Het helpt niets, w© moeten weer stof slikken. Ais we den troep voorbij zijn, is het een langzaam rijdende auto mobiel, die ons gelukkig maakt. Ver volgens moeten wij voorbij troepjes dravende cavalerie. We hebben de eene stoffige verrassing na de an dere. Erger nog zijn de mare hoeren de troepen er aan lee. Zij kunnen niet uit hun eigen stof komen ©n moeten ook d© wolken, die wagens en ruitens opjagen, over zich laten gaan. DE VAL VAN PRZEMYSL 't Wolffbureau ontving 'i volgende telègram uit 't groote Du'tsche hoofd kwartier „Toen de Duitschers en Oostenrij kers op 2 Mei hun offensief in West- Gapcic begonnen, waren er zeker weinigen, die konden vermoeden, dat het zware geschut der Duitschers en Oostenrijkers reeds vier wéken later hel vuur op Przemysl zoude openc-n. Op 21 Mei schonen do Russen be sloten te hebben de vesting over te geven toch werd zij daarna nog acht dagen hardnekkig verdedigd. Generaal Von Kneussl schoof de omsingelingsiinic van zijn Beiensche regimenten van het Noorden uit <Üch. ter naar de vesting toe. Te off uur 's ochtends begonnen de zware batte rijen den strijd tegen de foxten aan het noordelijk front Op 31 Mei 's mid dags te vier uur zwegen de zware ka nonnen. Toen begonnen eenige Bel- ersche regimenten infanterie, een Pruisisch regiment en een Oosten- rijksche fusUiersafdeeiing de bestor ming. De vernietiging van de uitge strekte en versterkte steunpunten van dc vesting door het vuur van de zwa re artillerie maakte op de Russische bezetting een zoo verpletterenden in druk, dat zij niet in staat was aan de aanvailer.de infanterie krachUgen te genstand te bieden. Dc bezetting van twee werken vluchtte, voorzoover zij althans niet onder het puin van de stukgeschoten kazematten lag. met achterlating van al haar ooriogsma- terieel, waaronder een groot aant&t van het nieuwste zware en lichte Rus sische geschut. Op 1 Juni brachten dc Russer. eeni ge bataljons voor een tegenaanval in het veld. Deze aanval werd zonder oote moeit tHlerlc sch< nt, waarop iitcrle-reg'n n. Dc zware de forten M er. .12 twee ten Oosten schansen, die do Den 3e.n Juni 's middags ic 12 uur bestormde het 22sfe BchWSChe 'nf&n- r'O-regiment fort 10, van hetwelk a1 Ie schuilplaateen door de zware ar tillerie tot puin waren geschoten. Een bataljon van een garde-regiment nam 's avonds fort 12, terwijl de werken 10 B en 9 A en B capituleerden. 's Avonds begonnen do troepen van generaal v. Kneussl den aanval Ir. de richting van de stad. Hei dorp Zoera- wia en de daar gelegen versterkte stellingen van de n werden ge- nvinen. Deze gaf toch eiken verderen tegenstand op. Zoodoende konden de Duüsche troepen, wie later de vierde Oostenrijfcech-Hongaarsche cavalerie divisie volgde, de goed versterkte binnenste fortenHnie b zotten en te 3 uur 's ochtends, nadat eerst nog krijgsgevangenen gemaakt waren, de bevrijde stad Przemysl binnen ruk ken Na een belegering van slechts vier dagen was de vesting Przemysl weder ir. handen der Duitschers en Oostenrijkers. De Russen hadden tevergeefs gedu rende maanden aanvallen op dezelfde vesting gedaan." DE GEVEOHTEN OM EEN STEL LING. Reuter eeini. uit Parijs „ln een officieel© nota wordt de verovering van de suikerraffinaderij bij Souchez door <le Franschen be schreven. Deze raffinaderij is eon verzame ling gebouwen over een lengte van meer dan 200 M., staande aan dc ri vier op gelijken afstand van Souchez en Ablain. Op toegangen tot do raffinaderij werd een hevig geconcentreerd vuur van de Duitsehe artillerie geopend en tegenover 't Fransche front werd door de Duitschers haastig een loopgraaf ingericht, die de Franschen echter zonder veel moeite namen. Op 31 Mei besloten de Franschen tot een aanval van beide zijden tege lijk op den molen te Malon en de sui kerraffinaderij in het zuiden. Zij slaagden reeds bij den eersten aanval op den molen, waar zoo goed ais geen tegenstand werd geboden. Van den «luien naar de raffinaderij liep een van de verbindingeloopgraven van de Duitschers Fransche infanterie wierp zich op de Duitschers, die door het Fransche vuur gedemoraliseerd wer den. Zij boden weliswaar enkele oo- genblikken tegenstand, maar trokken toen achteruit. De Fransohen ver volgden hen met de bajonet op het geweer en bereikten de raffinaderij legen middernacht. De Duitschere, woedend dat zij de stelling verloren hadden, die hun moest dienen als basis voor tegenaan vallen op Ablain, deden een ernstige poging om ze te hernemen. Zij had den minstens 300 man tegenover de veel minder sterk© Fransche afdoe- ling die reeds vermoeid was door het geveoht gedurende den dag. Na een haastig en verwoed gevecht in de duisternis tusschén muren, die door het granaatvuur half vernield wuien, trokken de Fransche mannen langzamerhand achteruit naar de yer- verb«ndingsloopgraaf ten zuiden van de raffinaderij op korten afstand van den molen. Wanneer deze toestand bleef voort duren, zou dc raffinaderij voor de Franschen verloren zijn. Fransche artillerie had echter order met een gordijn van vuur de eigen troepen te bes©hertnon, di© den zoom van het bosch ten oosten van Ablain bezet hielden en bevel hadden ontvangen om onmiddellijk langs het bed van dc rivier op te rukken naar de raffi naderij. Terzelfder tijd keerde de compag nie, die een oogenbhk geweken wan voor den aanval der Duitschers met versterking terug en deed een aanval voordat bovengenoemde beweging uitgevoerd was. Fransche artillerie trud zoo snei en zoo krachtig op. dat de Du'teohers vreesden, dat hun de terugtocht zou worden afgesneden. Toen de Fransche tegenaan va', tot de raffinaderij was gevorderd, waren de Duitschers reeds bozig die te verla ten. In een oogenblik voltooiden de Fransche bajonetten en handgrana ten liet werk, zoodat reeds vóór het aanbreken van den dag do geheele raffinaderij weer in Fransche han den was. Onmiddellijk begonnen do Franschen de ruïnes weer in staat van verdediging te brengen, waarme de zij in den avond van den ls'.en Juni gereed waren. Tegelijkertijd had een afdeeling sappeurs bij vol daglicht e« onder een hevig vuur van de Du't- ©chers de noodige verbindingen met de Fransche loopgraven gereed ge maakt. Een onderofficier van deze afdoe ling was acht uren lang op zijn post F e u i i i e t o n Uit het En gelach van FLORENCE WARDEN. 12) Na eenige oogenblikkan zeide Lady Moorhampton Mijn hrme man zou natuurlijk ontroostbaar zijn over bet verlies van zijn erfgenaam, als hij niet nog een zoon bad om hem op tc volgen. Dat ls tenminste een geluk. Het kostte Mabin veel moeite kalm te blijven, maar zo slaagde er toch ln te zeggen Ja, dat is zeker, zon der te toonen Ihoe ontroerd zij was. Maar als Ciprian dood was dan zou zijn zoontje toch d'e erfgenaam van lord Moorhamipton zijn. lin deze da me scheen er niet aan te twijfelen dat haar zoontje alle rechten had. Wilt u mijn jongen eens zien7 .vroeg ze plotseling. En even gekunsteld en huichelach tig als lady Moorhampton, antwoord de Mobin dat ze hem „dolgraag" eens *ien wou. Met een gelukkig cn tevreden ge laat (wat Alabin wel móest toeschrij ven aan het feit dat ze haar zoon nu als erfgenaam beschouwde) ging lady Moorhampton haar voor naar de deur waardoor ze gokomen waren, toen ze opeen6 op do veranda een stap hoorden. Haar uiterlijk veranderde op slag. Ze keek nu bedroefd en zei- de vlug tegen Mabin Daar komt hij aan. Niet vroo- lijk kijken. Het was een geheel overbodige waarschuwing want Mato'n gevoelde zich diep ongelukkig. Ze wist heo'e- maal niet waar Ciprian was op het oogenb'jk, en ze was er van overtuigd dat de leugen dat hij verdronken zou zijn alleen maar verteld werd om van zijn verdwijning rekenschap te geven. Ze waa nieuwsgierig wat lady Moor hampton er eigenlijk van af wist. Voor geen gold zou ze hebben laten merken wal zij zolf wist over deze ge schiedenis. Mabin besefte dat ze voor eerst nog maar toeluisteren moest, en zelf niets uitlaten. Voorloopig was du de eenige manier waarop ze Ditos en zijn vader kón heilpen. intuaschon was er een lange man binnengekomen. Iiij was mager en zag er ernstig uitzijn haar werd al grijs hier en daar. Hij verschilde in alle opzichten van zijn levenslustig© vrouw. Hij keek heol treurig en 6cheen maar half te verstaan wat zijn vrouw- tegen hem zo'de. toen ze Mabin voor stelde. Edrio, reide ze, dit is juffrouw Wrest. Ze zou graag secretaresse bij je worden en ze zegt dat ze machtne- schrij.ven kan en Franscih. kont. Wat denk je er van? Hij boog even en beduidde Mabin te gaan zitten. Ik zal het heol aangenaam vin den als juffrouw Wrest h'er wil blij ven, zeide hij, maar ik veronderste', dat het je weinig schelen kan, wat ik er van denk, Edith, je hebt de zaak zeker z©if al in orde gebracht. Mabin gevoelde medelijden met hem. Hij zag er zoo moe en verdrie tig uit. Lady Moorhampton deed alsof ze heel verontwaardigd was. Natuurlijk zou zij nooit een beslu'-t nemen zon der vooraf haar man gêraadpeegd te hebben 1 Maar hij lette niet op wat ze zeidc en lift haar maar doorpraten. Ze legde Mabin uit wat deze zooal te doen zou hebben. En nu verlangt u er zeiter beo' erg naar om mijn kindje te zien, zo'- de lady Moorhampton.' terwijl zo op stond. O ja. zeide Mabin,'heel graag. Ze stond nu ook op. Lord Moorhampton keek haar kalm en onderzoekend ean en Mabin voelde dat zo bloosde. Waarom laat je haar n'et e©ret haar hoed en mantel afdoen, en haaV wat eten, voor ze naar kinderen gaat kijken? vroeg hij kalm. Juffrouw Wrest ziet er moe uit. Mabin wijde tegenstribbelen, maar ze durfde niet. Het was eigenlijk wel waar dat ze op het oogen blik meer voor een boterham dan voor een kind voelde. Lady Moorhampton keek boos en zeide Het spijt me. dat ik n'et wist dat u honger had. Ik zal dadelijk iets voor u gaan bestellen. En voor Mabin tijd had iets te zeg gen, liep lady Moorhampton de ka mer uil. Het meisje voelde zich hee' verlegen. Lord Moorhampton wees haar een etoel aan. Gaat u zitten, z©lde hij vriende lijk. Het kan u natuurlijk niets sche len om dat akelige kind te zien. Zelf6 al houd u veel van gezonde, knappe kinderen, dan zou u dit kindi© nog niet aardig vinden. Het is het leelijk- ste menschelijke wezen dat er be staat, en nog lastig er bij, want het ia ziekeüjüc. Mabin schrok van hem hij scheen zijn eigen kind niet te kunnen uit staan. 2© begreep dat het moeilijk zou zijn om hier met Iedereen goede vrienden te blijven. Lord Moorhamp ton scheen haar gedachten te raden. U bent bang dat u het hier niet al te gemakkelijk zult hebben juf frouw Wrest, ze'dé hij. O, neen, neen begon Mabin verschrikt. Hij viel haar kalm in de rede O, maar u hebt gelijk. Het za' niet gemakkelijk voor u zijn. Dat 's het voor niemand hier. Men moet te veel rekening houden met verschil- lcr.de karakters, en het is moeilijk. aMe botsingen en govaren te vermij den. Daardoor komt hc-t. vervolgde hij, dat wij nu al vijf secretaressen gehad hebben, binnen een jaar tijds. Mabin kon haar verbazing niet ver bergen. Vijl! nop z© uit, werkelijk! Ja, vijf. En don bovendien nog een die kwam en dadelijk weer weg ging. En ais u verstandig bent zult u dat ook doen. Mabin voelde zich niets op haar gemak. Als u denk: dat ik u riet van dienst kan zijn, zeide ze zacht, zal ik natuurlijk weggaan. Maar Lord Moorhampton keek haar aan en zeide na een paar minuten. Integendeel', als het van 'mij af hing, dan zou ik graag willen dat u liet eens eon paar weken probeerde. Maar ik moet u waarschuwen, dat het lang geen gemakkelijk© taak voor u zal zijn. Ik had niet gedacht, lord Moorhampton, zeide Mabm toen, dat u zoo moeilijk was om mee om te gaan. O, neen, dat bon ik ook heel©- maal niet. Maarziet u, om u de waarheid te zeggen, lady Moorhamp ton heeft de gewoonte om zeeron aangenaam te zijn tegen leden van haar eigen geslacht en na de geboor te van dat kind is hel hoe langer hoe erger geworden. Zonder eenige oor zaak krijgt ze eon hekel aan iemand on maakt 't haar dan zoo onaange naam mogelijk. Mabin werd hoe langer hoe nieuws- gïeriger naar wat er toch wel ge beurd was en z« voelde zich aange trokken toi dezen vriendelijken man. Daarom besloot ze om hier met weg te gaan voor ze een gelegenheid had gevonden om hem te vertellen wat ze van zijn zoon wist. Nu durfde ze het niet doen. daar ze elk oogenbEk verwachtte dat lady Moorhampton binnen zou komen. Ze had wel gemerkt dat deze twee inenaclien allesbehalve gelukkig met elkaar waren, en dat lord Moorhamp ton maar toegaf aan de grillen van zijn vrouw. Een tijd lang zweeg ze, en zeido toen aarzelend Ik ben bang, dat ik eigenlijk op ©en ongelegen oogen bi'k ben geko men, en onwillekeurig keek ze naar liet portret dat boven den schoorsteen hing. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 5