De Europeesche Oorlog. KAMER NEGENTIEN TWEEDE BLAD. HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 26 JULI 1915 Verspreid nieuws van deoorlogsvelden DE STRIJD OM EEN VOORPOST BIJ IEPEREN. Reuters speciale correspondent in liet Engelsche hoofdkwartier zendt het volgende telegram d.cL 20 Juli: „Het gevecht, waarvan air John French melding maakt in zijn tele gram van 18 dezer, op welken datum dc Duilschers een vooruitgeschoven post aan den weg van Lepereu naar Meen en aanvielen, maar onmiddel lijk werden teruggedreven, droeg zich als volgt toe. Na een inleidende beschieting, die ongeveer twoe uren duurde, niet al leen van den post, maar ook van de Engelsche loopgraaf in de onmiddel lijke nabijheid daarvan, verlieten de Duilschers hun loopgraaf, kropen door het hoog© gras, wisten door de draadversperring te komen, die vol doende stukgeschoten was om hen doorgang te verleencn, en bestorm den den post. De Duitschers vonden hier maar twee schildwachts. Een dezer werd gedood. Eenmaal in de stelling zijnde, begonnen de Duit schers haar te versterken, door de borstwering aan den Engelschen kant over te brengen. Maar zij waren nog geen tien mi nuten aan den 'gang, of een troepje Engelsche granaatwerpers bestorm de. beu en dreef tien uit de stelling. De Duilschers vluchtten zoo snel zij kondeu weer naar hun eigen loop graaf terug, maar ongeveer twintig man moésten het leven laten, alvo rens de Duitschers weder veilig in hun dekking terug waren. Zij lieton ui hun overijlde vlucht een aantal geweren, handgranaten en munitie achter, en leden opnieuw verliezen toen de Engelsche kanonnen in. actie kwamen en de Duitsche loopgraaf beschoten, en de Engelsche storm- colonne den heroverden post nog be zette. Dit kleine gevecht was voor de En gelsche mannen een welkome aflei ding in hun eentonig loopgraveule- ven, waar de dagen voorbijgaan zon der dat rnen het minste of geiingste van de Duitschers bespeurt, ofschoon zij maar een twintig ellon van ons vandaan liggen. Hier althans schenen de Duitschers weinig goesting in een gevecht van man tegen man te hebben, want zij sprongen al uit de vooruitgeschoven stelling, die zij bezet naddeu op het oogenblik, dat Engelsclie granaat werpers op hen toesnelden.' EEN BARMHARTIGE SAM AR I- TAANSCHE. Eeoi correspondent van 't Alg. Han delsblad aan bet front schrijft: Dezer dagen was ik in den omtrek van Bethunev Ik was na al het ont zettende leven ver achter de loopgra ven in een eenzamen hollen weg te recht gekomen. Plotseling bij een kromming van deu weg, zag ik een gedaante blijk baar in gebukte houding voor mij uit gaan. Het leek in ij iets vreemds. Kon dut wel een menscii zijn? Ik versnel de niijn pas en had na een minuut of tien ingehaald wat duar voor mij po ging. Ik stand verstomd en daarvoor was alle reden. Ik zag een meisje van naar schatting 28 jaar, dat een half over haar rug hangenden jongen En- gelachen infanterist droeg. De jonge, man had een schot in den schouder gekregen en zou, na voorloopig ver- bo-iden te zijn, zich alleen naar het veldhospitaal begeven. Doch hij raak te van dm weg al en kwam terecht op den minder gebimkten binnenweg. Door bloedverlies en vermoeienis was luj bewusteloos geraakt en zoo had da zuster, wane 'L meisje was een En gelsche verpleegster, hom gevonden. Daar ze minstens een half uur van den eersten post af was, had zij be sloten den jongen man er heen te dra gen. Het rocodige en resolute meisje stoi-d wel toe dat ik nu mijn a cm teel in het dragen nam in den last. Ik trok mijn jas uit, maakte er joon draagzeii ,vau ja zoo brachten we on ze vracht naar het driekwartier ver dei gelegen veldlazaret, t Meisje smaakte de voldoening dein doktor te hooren zeggen, dat at' jonge man nu nog behouden kon blijven. Doch reeds stond ze gereed haar onderbro ken wondeliiG veou te zet:en. Deur haar bedektelijk uit te vragen, kwam ik nog ie weten, nat ze to, een der Engelsche minislersfamilies behoor de. Maar zij wlide niot dat er' mel ding gemaakt werd van wat zij ge daan had, AAN HET FRANS CUE FRONT. Dr. Paul Rey&s, de Waalsche predi kant, m Rotterdam en nu korpu _.al bij de Fronsche territoriales, schrijft van het Fransche front aan de N R. CL: „Onder het gras van de weiden, on der de wortels van de boomen, onder de bouwvallen... Daar graaft de mo derne soldaat zijn schuilplaats eri leidt or een ondergrondsch bestaan. Wonderlijke oorlog! Wij zijn sinds veertien daggen in het Bousterrain van een verwoest kasteel. Daar schrijd ik. Boven ons zijn de mu ren ingestort, de granaten hebben alles vernield. In den vroegeren salon schijnt de hemel door het plafond naar binnen; hot dak hangt aan flarden; leunstoelen met gescheurde zittingen en gebroken pootem liggen omver; de grond is bedekt met Btukken van spiegels, met brokken kalk, stof, ver fomfaaid fluweel, stukken van gTa naten maken heuvels en dalen op den vloer. Van de gezellige kamers is niets meer over dan een paar muren met gaten en overal op de vloeren hoopen treurige overblijfselen; bij de verhavende bedden fijn linnengoed, kantwerk; verder intieme brieven, fa milieportretten, oude notarieel© ac- tgn; stichtelijke boeken, lustige ro mans alles wat men bewaart, aües waar uien op gesteld is, alles wat men wegbergt ligt hier verstrooid, stuk, open en bloot, vuil en bevlekt door regen, kruit en granaten. In een hoek liggen een kapotte punthelm, oude roode broeken. Wat 'n droevigen in druk maken die havenJooze trapj>en, het door schroot versplinterde hout werk, alles sprekend van de versto ring van een aangenaam leven. En dan het park rond het kasteel. De groote boomen staan er nog wel, hoe wel ook zij gebroken zijn en de lid- teekens drag-en van nog jonge won den. Maar de lente is gekomen en liet dikke lommer bedekt hun jammer. De n'atuur heeft haar rechten herno men. De jaargetijidien, die alle mem- Bchelijk werk aantasten, doen al haar kwetsuren genezen. Hier, waar een Jaar geleden lieve vrouwen in lichte zomergewaden verkeerden en jonge mannen, die nu missch.en dood zijn, hier kon men nu meeuen te dwalen in een verlaten park a an een eeuweaioud slot Het tennisveld ie een weide, waarop klaprozen beginnen te bloei en; de rozestruiken staan in stralen den bloei; gras schiet overal tusschen de steen en op; enkele tumbloemem zijn overgebleven en schieten midden in de paden op: Schoon» omgevallen stommen versperren de wegen. In de perken, in de bouwvallen, bloeien weelderig de groote dubbele papa- vors, paars, of rood als anjers, mooi als kruivende, krullende chrysanten. En overal ziet men hun kleuren als van daJia's fel onder de brandende zon. Twee versche graven, versierd met een kruis en met een beeld uit de kerk, zijn bijna verborgen. Voor het kasteel ligt de straat, een lang perspectief van bouwvallen en puuilioopeui overal. Gebroken ramen, uit hun hengsels geslagen deuren, in gestorte muren, doorzeefde daken. Het „Café de l'Union" is niet meer dan een voorgevel, het aardige ge meentehuis ligt in tweeën. Rónd de geteisterde kerk, eindeloos droevig in haar ellende, die ons als aanroept, is geen steen op zijn plaats gebleven. Nog rijst de verhavende klokkctoren boven een veld van stoenen. Het is of in deze ruïne de volkom an, sombere eenzaamheid is. Waar de granaten in neerstorten. Toch rusten er hier troepen uit Er zijn drie compagnieën, "s Avonds gaan de mannen uit en de straten wordein levendig. De kelders zijn vol op do hoeken van de straten, daar waar meai veilig is voor het mitrail leuse-vuur, rond het dorp en de loop graven. Alles wat leeft is naar ue kelders afgedaald. Ik ben met den majoor onder het verwoeste kasteel. Een groote zaal, die zijn licht krijgt door vensters dicht bij de zoldering, die buiten zoowat op de hoogte van den grond zijn. Een klein vertrek, do oude lumen kamer, is de kamer van den majoor. Een tafel, leunstoelen, eon bed, een mooi houten bed, een groote waschtafel, een piano, twee schilderijen, alles wat geschikt was, is hierheen gebracht en vormt onder de stoffige ruinen een klein, maar gezellig en fnsch „home', waar des avonds gezongen wordt Het andere vertrek, e>en groot vertrek, vroeger voor het perso.»el, is tot bureau in- goricht Twee groote tafels, kaarten, een Lodewijk XVI sofa, o ironiel leun- stoelen, een spiegel, twee bedden, drie matrassen. Wij hebben zelfs zes la kens gevonden en nu wij ze gewas- schen hebben, zijn ze onze groote weelde: de eerste lakens sedert tien maanden! Dit is de kamer van dan „kleinen staf Hier is het bureau leven aan den gang: er worden orders geschre ven, staten opgemaakt, corveeën op gedragen; er komen wielrijders aan met berichten; om vier uur de couran ten; om vijf de brieven. Héél dit leven is georganiseerd als of we hier nog een jaar moeten bl ij - vc i en mooie bloemruikers vroolijken het v ertrek, dat een beetje donker is, op. Ontbreekt er een meubel, of een lamp, een waschkom, een stoel? Dan „wordt er een gekocht'. Er wordt opdracht gegeven In de bouwvallen te gaan snuffelen en de zoekers komen verheugd terug: nog een overblijfsel van het afgebroken leven, dal een toevlutaht Vcnklt in dfci kfölders, die vroeger verlaten waren en eomber en nu de eonige plaats zijn. waar leven ts. Op de rustige gedeelten van het front is het leven ook eenigermate ge organiseerd: een bestendig leventje. Overal graaft de mensch zich een wijkplaats en mettertijd weet het hart zich ook hier kleine vreugden to scheppen. In de bosschen onder de groote boomen zijn de groote onder grondsche hutten, met rustieke tafels en stoelen, cn er zijm verzorgde tuin tjes, en In de bouwvallen zelf salon kelders. Tot wanneer? De weken gaan voor bij en de maanden en weldra zal er een jaar verstreken zijn. Wij weten het, De oorlog zal voortduren. Een oogenblik, met die toekomst van zo mer, herfst, en winter, waarim het nog altijd oorlog zou zijn, hebben jwij gedacht aan onze verlaten gezinnen. Maar nu hebben we het geval aan vaard. We zuJletn volhoudenDe opoffering is gedaan. Twaalf maan den te velde hebben ons niet ontmoe digd; men zal een volgend jaar met vertrouwen opnieuw beginnen. De zekerheid van te overwinnen zal ons steunen een wij zullen niet terugdein zen voor de lengte van een oorlog, dien wii nieit gewild hebben, maar ri:en we thans tot zijn noodlottig ein de wiLien zien komen, dat noodig is voor den vrede der wereld: lot <"-iizo overwinning". BEGRAAFPLAATSEN VOOR IN FRANKRIJK GEVALLEN ENGEL- SGHEN EN BELGEN. De Times" ontving een „Reuter"- berioht uit Parijs, waarin wordt mee gedeeld, dat de Fransdhe regeering een wetsvoorstel zal indienen, waar bij d>3 regoering word; gemachtigd stukken grond aan te koop en, oni d'e ln te richten als begraafplaatsen voc*r Engelsche en Belgische soldaten, d'e in Frankrijk zijn gevallen. Tevens zullen middelen worden overwogen om het mógelijk te maken, dat de Engelschen en Betgen altijd toegang zuilen kramen krijgen tot de ze begraafplaatsen hunner gevallen lecdgenooten. DE HELM IN EERE HERSTELD. Naarmate de loopgraven-oorlog langer duurt, ziet man geleidelijk al de als onbruikbaar ter zijde gelegde uitrustings-deelen van de strijders uit vroegere eeuwen opnieuw in ge bruik nemen. Wij hebben zoo schrijft 't Alg. Handelsblad reeds medegedeeld, dat de Fransche soldaten van een nieuw soort lielm worden voorzien. Verscheiden typen zijn reeds in ge bruik genomen en weer verworpen maar thans is een model vastgesteld, dat den gelieelen schedel beschermt. Hierdoor hoopt men het aantal ge wonden en gedood en in de loopgra ven te verminderen, daar gebleken is, dat de meesten van hen in het boofd getroffen werden. Reeds sedert liet begin van den oor log zijn metalen schilden in gebruik genomen, waarachter de schildwach ten in de loopgraven dekking vin den. Ook het harnas wordt Ln eere her steld en vooral de soldaten, die aan gewezen worden voor hetwerpen van handbommen en het doorsnijden van prikkeldraad zullen, naar do meening van militaire deskundigen, van zware kurassen en andere dek stukken moeten worden voorzien. De catapult der oude Grieken en Romeinen heeft ook al als voorbeeld gediend voor geïmproviseerde bom menwerpers. De „kukrih" van den Ghurka doet zijn verschrikkelijk werk als vóór duizend jaren. Wanneer zal men de geluidlooze pijl cn boog; en den slinger der oude herdersvolken weer ln gebruik ne men? Of de bovenomschreven bescher mingsmiddelen afdoende zullen zijr., wordt door sommige onderzoekers, die dit onderwerp bestudeerd heb ben, betwijfeld. Wel kunnen ze den drager beschermen togen shrapneil- kogels en projectielen die weinig kracht hebben, maar tegen direct vuur op de gewone afstanden helpen zij volgens een inzender in de „Ti mes" in liet geheel niet. Integendeel rullen zii dikwijls ertoe bijdragen, de verwendingen ernstiger te maker,. Zijn zij dun, dan gaat de kogel er door heen, maar neemt dan dikwijls stukken van hel materiaal mee, waardoor de wond, die anders soms bijna onschadelijk is, veel gevaarlij ker wordt, Is een helm echter zoo zwaar, dat de kogel er niet doorheen dringt, dan zal de schok die door het projectiel wordt veroorzaakt, sterk 'genoeg zijn om den drager een her senschudding te bezorgen en soms zelfs den nek te broken. DE STRIJD BIJ SOUCHEZ. Bernard Kellermann vertelt ln het Berliner Tageblaft: Souchez ligt thans platgeschoten De huizen hebben hun plaatsen verla ten en zijn in de straat gesprongen. Men ruimt de puinhopen op, maar er komen steeds weer nieuwe. Door Souchez stroomt een beek- de Canencybeek. De granaten hebben haar bedden doorwoeld waar zij hon derd jaar lang en langer nog vreed zaam kabbelde en kolkte. Zij hebben de oevers stukgeslagen zoodat de beek wanhopig haar bedden verliet en een nieuwen weg zocht door de granatenkraiers. Troebel en modde rig is ze geworden. Zij verbergt haar geheimen. Als de soldalen door de bagger ge waad zijn, zijn zij er nog niet. De loopgraven liggen: een paar honderd meter van liet dorp af. Hier ligt een slagboom van vuur. De aaide opent zich en spuwt huizenhoog vuur en rook uit. Daar moeten ze door. Sap pen zijn er niet, dat laat de vijand op de Lorette met toe. Door het open veld moeten ze naar de loopgraven. De mannén zien er schoongewas- sollen en geborsteld vit. Hun unifor men echter waren eens grijs, nu zijn zij stuk, uitgewasschen en uiigezwa- veld. Over liet roode laken van de ronde muts zijn grauwe lappen ge naaid. De mutsen zijn diep in de oogen gedrukt. Zoo hoort 't bij man nen uil de loopgraven. De sergeant majoor echter ziet eruit als kwam hij juist van den kleermaker. Geen vlek je er op.Zijn handen zijn verzorgd en met den p untigen nagel van de pink wijst hij mij op de kaart de stelling aan. Hier is de loopgraaf. „Wij kregen zwaar artillerievuur, wervelvuur, den he-elen dag lag het op de loop graaf van 7 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds, 28 Cm. granaten. De loop graaf zag er uit, ais met een stoom ploeg gelijkgemaakt. Wij zagen niets meer en hoorden niets meer. Een 28 centimeter sloeg naast mij in Spuit in de hoogte. Het was niet zoo erg, de loopgraaf Is toegesmeten, ik lig bedolven. Niemand gelooft dat er nog een menschel ijk wezen in de loopgraaf in leven kan zijn. Om 9 uur springt het vuur terug achter de loopgraaf, zoodat goen reser ves kunnen komen. Zoo, het be gint dus. Onze luitenant, nog goen 19 jaar oud schreewt. Het is als in een mierenhoop. Overal krabbelt bet. Zij komen voor den dag. De meeste geweren zijn onbruikbaar geworden. Handgranaten dus De Franschen komen. Het helt hier, zij naderen snel. De handgranaten yiiegen, wij staan hier in granaat kuilen. De rook ia zoo dik dat men elkaar met meer zien kan. Een nieuwe kolonne korut aangestormd. Zij denken, dat wij ca ge wees t zijn, maar wij schreeuwen hoera. Wij brullen en joelen, ja wij jodelen en lachen. Dan aarzelen ze toch. Nu zie ik ze van dien kant ko- pien." Hij wijst op de punt van den hoek waar de Duitsche loopgraaf naar den Lorettehcuvel en naar de suikerfabriek samenkomen. Daar is een barrière en daarachter gaat de loopgraaf verder. Dit gedeelte be hoort de Franecheii. Daaruit klaute ren zij dus te voorschijn. In den rook ziet de officier ze tc voorschijn borre len. „Een man vooruit met handgrana ten Een man gaat naar voren naar liet hoekpunt en werpt granaat na granaat in de opborrelende Fran se hen. Wie was bet toch. is hij niet hier? ,,lk was hst." „Nu vortcL" liet is een Silesische boer wiens uniform olijfgroen geworden is. „Nu ik nam mijn arm vol hand granaten en peperde waar het te rechtkwam. Zoodra zij terugkomen smijt ik. Dan zijn mijn handgrana ten op. Ik loop over liet open veld. Zij schieten naar mij, maar mis. ik spring in de loopgraaf De man vertelt gebrekkig. Hij 6tor- tert en Is verlegen omdat allen grin nikend naar hem staan te kijken. Ja nu was er niets meer aan te doen nu kwamen ze. De onderofficier kijkt om zich heen. „Wie was in dit stuk loopgraaf?" „Wij". Een jonge kerel met ronde oogen, ternauwernood 20, zijn muts bijna op den neus en dons op zijn bruin gezicht treedt naar voren. „Waarom hebben jullie dat stuk ontruimd? Jullie hebben het gat open gemaakt. Verwijtend kijkt de serge- arit-majoor naar de boerojongen. Deze wordt rood. Hij i6 soldaat en heeft zijn eergevoel. Wij waren plat geschoten, majoor, de loopgraaf was, Ja die was er niet meer ,,ls dat een rede om le wijken?" „Wij hadden bevel gekregen „Nu goed. Ze kwamen dus door liet gat dat die daar gemaakt had- Zij kwamen heel langzaam. Zij daahten dat zaakje is in orde en het gaat van zelf. Maar onze luit©- nan-t zegt: „Wacht eens kereltjes". Acht man met geweer uit de loop graaf het veld in. Ze klauteren voor den dag, ontplooien zich, kruipen in granaatkuilen en beginnen le schie ten. De Franschen komen in zoo dich te rijen aan, dat ieder schot raak moet zijn. Zij hebben hevige verlie ven. en denken, de hemel weet, hoe- velen daar aan het schieten zijn en gaan terug. Ja zoo ging dat. Bij ons verliest men niet zoo direct zijn posi tieven. Het waren, zooals gezegd, maar zee of acht man. Toen kw amen er een paar bij. .'.ntussohen stuitten wij den aanvul van voren. Zij waren ons in den rug gekomen, stelden al machinegeweren op. „Wie zat toch daarginds in de loop graaf bij de suikerfabriek?"' „Ik." Een Pool, een onderofficier met groene oogen komt naar voren. Hebben jullie de loopgraaf gehou den? ..Hebben we gehouden, majoor, Ja wel, hebben wij tot het laatst góhou- den". En hij vertelt verder ln zijn ge brekkig Duitsch „hebben wij vuur gehad, den geheelen dag, hebben we gezeten en gewacht. Loopgraaf lieele- maal kapot. Zijn de Franschen geko men. Hebben wij z«e zien komen door den rook. Hebben wij geschoten tot geweer heet was. Hebben we in de flank geschoten. Hebben we barrika-- de gebouwd dat Fransohnian niet bij ons kwam. Hebben we handgranaten gegooid. Heen en weer. Zoo zijn ze gevlogen. Altijd maar door, dat de steonen in de lucht dansten. Alles rook. Is morgen gekomen, heeft Franschman een loopgraaf gebouwd, hoeft hij hier gebouwd, dwars." De Pool wil zeggen dat de Franschen een loopgraaf vooruitgeschoven heb ben vanuit liet veroverde stuk, lood recht op de loopgraaf van den Pool in den rug daarvan. Hij vertelt dan verder, „bobben wij gezegd Franschman heeft loopgraaf gebouwd, hebben we handgranaten gegooid, al maar door. Als we zagen dat zand opgeschept werd, gooiden wij onmiddellijk. Plotseling ki-egen wfj vuur van granaten. Een paar uur lang vreeselijk vuur. De zandzakken vliegen. Ik was heelemaal niet meer te zien. (Gegrinnik rondom). Plotse ling krijgt ook hij vuur. Artillerie schiet in zijn loopgraaf die hij ge bouwd hec-ft :n den nacht. Elk schot middenin. Elk! Heb ik gezien. Fran sche artillerie schiet op onze loop graven, onze artillerie schiet op Fransche loopgraven. Hoever? Geen honderd meter. Be vaandrig wordt gewond. Zegt onderofficier, neem de sectie op je, Hoe kon Ik daartoe sec tie op mij te nemen (gegrinnik rond om;. Nu goed, ik neem sectie op me. De eenc granaat na de anm.-re Ln de Fransche loopgraaf. De Franschen komen dichterbij naar ons toe. Zoe ken beschutting. Ik sta vooraan. Ik zie eiken man. Pang weg. Ze vluchten voor Duitsche granaten, ko men dichterbij, pang ik zie er oen, draagt een gewonde op zijn rug. Pang ze vallen beiden, zandzakken vliegen, pang handgranaten. Franschen kruipen uit de loopgra ven. Wij schieten. Komt de naoht. Zwaar artillerievuur op ons. Zie ik in den nacht Franschen sluipen, heel dui delijk. Llcbtraketten gaan omhoog, ik zie ze komen. Ze komen niet de zen weg, maar dezen." Hij wijet op de kaart. „Welken weg?" „Dezen weg." „Dat is toah dwaasheid." De nuchtere sergeant-majoor is aan het woord. I>e Pool wordt onzeker, hij geeft toe. „Ja. dezen weg." Wij schieten, ik hoor Be rochelen en schreeuwen. Eén roept. Heel dichtbij. Ik versta niet wat hij wil. Wat moet ik doen? Ik denk mis schien maakt hij ons zwarigheid en v. orpt handgranaten. Bij dag zie ik he; was een Zwarte. Hij was dood. 's Morgens weer granaten. De een na de aniïer. We moeten terug." „Wat moesten jullie 1" De onderofficier kan zich maar" niet mot het terugwijken verzoenen. „Wij waren nog maar met z'n via- rep, majoor.' „Van wie is nu de loopgraaf, van de Franschen of van ons De waarheid is. dai niemand haar in bezit had. Een andere soldaat treedt naar voren, die af en toe knipoogt en oen eigenaardig scherpen blik had. „Ik ben vannacht daar geweest, ik had bevel ie gaan kijken. Ik kwam door de beek, kroop over het veld. Niets te zien en niets te hooren. Ik: kom over stukgeschoten loopgraven. Niemand is er. Dooden, zandzakken, gebroken geweren. maar geen mensch. Ik ga in de Fransche sap pen. Hier ligt alles vol lijken. Geen levend wezen. De Franschman heeft de loopgraven ontruimd, daarop hebben wij die weer bezet. Zoo gaat liet daar toe in de loop graven bij Souchez. EEN EXECUTIE. Een correspondent van "t Alg. Haru delsblad schrijft uit Bouvigny: 't Was nog heel vroeg in den mor gen. toon we een patrouille zagen inet twee lieden in hun midden. Spoedig had ik gehoord wat dit. beteekende. 't Waren twee mannen, die op hoe- terdaad betrapt waren op spionnage- Reeds eerder deelde ik mede dat er gesjiionneerd werd «n berichten wer den gegeven door middel van het op- later. van kleine ballonnetjes, 't V as hierbij idat de twee mannen waren. b:-trapt. Ze waren afkomstig uit den Elzas en deden dienst als wegwer kers. Reeds langen tijd kwam het voor dat nachtelijke transporten worden beseluoten. En het viel op dat dit steeds gebeurde als ze den wind rnee hadden Men ging dus nauwgezet speuren. Nu bleek dezer dagen bij een appèl dat er ven de wc-gwerkers twee ontbraken. Plotseling zag men eonige ballonnetjes, en nadat men deze neer geschoten liad, vond men briefjes ■aarin tow-pertransporten werden aangekondigd. Men vond na ecnig zoeken ook de lieden die de afzend »ra moesten zijn. Iii een boschje hadkkai- ze een kleine inrichting tot fabricatie van waterstofgas. Het was zoo duide lijk dat ze schuldig waren, dat ze wel moesten bekennen. Zij onderteek en den hunne bekentenis Hierna ver oordeelde een krijgsraad hen ter dood.. Daar ze bleken feitelijk in Duitscheii litairen dienst te staan en zij ziel» origens moedig gedroegen, werden ze tot duii kogel veroordeeld. Ongeblii odoekt plaatsten ze zich tegen den muur van een in puin ge schoten huis. en na eenige minuten lagen ze dood ter aarde. Hoeveel ik ook reeds gezien had, dit dooden van ongevvapenden doei mij toch dubbel pijnlijk aan. Ook de exe cutanten verklaanien, dat dit het el lendigste oorlogswerk is dat ze kon- non, en zü hadden toch ook eerbied voor den duif dier mannen, dia mot uit winstbi.jag hadden gespionneerd.. EEN GELUIDLOOS SCHOT. Dó „Time©'-correspondent te Myti- lene schilij'tt aan zijn blad, dat hij een eenvoudig toestelletje heeft ge zien, dat do Turksch-Duits-.he scherp schutters op het GeJlijtolischieroihind gebruiken om hun schot onhoorbaar le maken Hel bestaat uit twee om ol- kaar lieen liggende koperen buisjes, en kan op don loop van het geweer worden bevestigd. Tusschen de beide buisjes ligt een ring, van stalen voe ren gemaakt. Wanneer het geweer wordt afgeschoten, drukt de daaruit komende lucht de vee ren naar builen en verliest caardoor hare sponning, zoodat er geen knal meer ontstaat. TEGEN T PRIKKELDRAAD. De Engelschen jjabruikïen unhmgs volgens eer. Times-correspondent met succes gepantserde automobie len bij don aanvul op de Turksclie stellingen in de buurt van Krithia. Aan ófeze auto s hangen aan korte ket tingen stalen haken; do auto rijdt nu met volle vaart tegen de draadversper ringen in; do haken grijpen nu het prikkeldraad en do auto rijdt met voile vaart achteruit eu trekt een s'uk van do versjorring mede- ln één ge val was dit stuk zelfs 15ü meter breed. Deze opening werd onmiddel lijk door de troepen der geallieerden bestormd, w ie»i liet gelukte de Turken uit hun stelling te verjagen. DE CAN'ADEEZEX AAN HET FRONT. Reuter seint uit Londen Sir Robert Borden, de Canadee- sche minister-president, heeft een bezoek gebracht aan het Engelsche front in Frankrijk en er de Cana- deesche troepen geschouwd. Hen toesprekende, zeide hij. dat Canada trotsch is op do schitterende daden zijner zonen, die zich vooral zoozeer onderscheidden ln de gevechten rond Yperen. Nieuwe Canadeesche con tingenten zullen djra komen om hen in dapperheid te evenaren. Borden en andere hooge Canadee- zen. die hem vergezelden, waren vol geestdrift over den voortreffelijker! toestand en den uitnenienden goesft van de troepen. Feuilleton Uit het EngeJach van FLORENCE WARDEN. 52) En u bent dus de magneet ge weest die Julius van Heath Hill af getrokken heeft, juffrouw Wrest, zei- de hij nadat hij haar begiroet ha'd. Het spijt me héél, héél erg Ik had er werkelijk geenbegon ze- Hij viel haar in de rede. Ja, ja, dat is nu allemaal weer voorbij. Ik ben dankbaar dat hij Ln veiligheid is we hebben zóó over ham lu angst gezeten 1 Maakt hij het good? Uitstekend, maar hij slaapt nog. Ik denk dai hij döodmoe is. De on deugd is liionheen gereisd onder de bank van een spoorwegcoupé. Dat heb ik gehoord, zeidc lord Moorhainpton glimlachend. Toon werd hij w:cr ernstig. Ongelukkig genoeg heb ik nog andere zorgen go- had dan het wegloopen \an Junius. Mabin's hart begon hevig te klop pen, maar zo zeide niets. Na een oogenblik vroeg lord Moorhampton opeens Wiens stem hoor ik daar in de knmesr hiernaast7 Ma bin stond haastig op. Herkent u die stem niot? fluis terde ze. Voor ze het hem kon beletten had hij de lusschendeur al geopend en stond hij bij het bed van zijn zoon. De ontmoeting tusschen de be'de mannen was ontroerend. Lord Moor- hamptoc. stuurde de verpleegster de kamer uit ^n ging naast Ciprian's bed zitten. Mabm bleef in de hu'-sku- merde deur tussclien de twee ka mera stond wijd open. We zijn dat meisje hooi wat ver schuldigd, O-prian, zo: de lord Moor- liampton zacht Ja, dat zijui we, antwoordde de zieke en glimlachte tegen Mabin, die hij uit zijn bed kooi zien. li moet je vergeving wagon, ging zijai vader voort. Ik ben te ge makzuchtig geweestik heb ine te veel bij do duigen neergelegd, ik heb te veel over 't hoofd gezien. Hij wend de zich naar de tusschendeur. Juf frouw Wrest, wBt u hierheen komen? vroeg hij. Voor u hebben we geen g» hetnien. Maar Mabir. was net bezig met Ju lius. die Juist binnengekomen was ön aan haar roikken Jiing. Zo nam lie in me© naar Ciprian's kamer, en zijn grootvader naim Ik-uu op de kmie en gaf hein eon standje, «uulai hij weg- g-eioopen wat. Dihs keek bedrukt alsof hij zou gaan huilen. Ik won naair Mabiji, zeide hij. En rk hield n>?et van oom Joe. Mabin en Cipriari schrikten op toon hij dien naam noemde. Lord Moorhampton kook hooi ern stig Ik heb hem weggezonden, ze-de hij kalm. Mabin gar oen eahreeuw van blijd schap. Cijirian ging rcohtop zitten en steunde op zijn e'Zeboog. Hooft u.. ham... weggestuurd? riep hij uit. Was hij... dan n'et,.. dood? Hooloniaail niet. Hij bi«ld zich maar zoo, hij was bang voor ja Dat waa 'hceT-maal met nood'-g. Ik zou hem natuurlijk n.et meer aan geraakt 'hebben, zo; Cipnan heesch. Ja. kijk eens hier, het spijt me eigamiik heelemaal niet cat j© hem eens fhiik er van langs gegeven hebt. Ik ben ie zaai; geweest, Cipran, en ik heb vee' te lang geprobeerd om oil'tes s;ii en gohe-in te houden. Het spijt ine vreeseiijk. Ik hob nu j>as zoo veel gohootvl waar ik néeis van af wiet. Gisteren bon ik plotseling hoe veel dingen te weten gekomen, d e inou my al lang had moeten vertel len maar d'e altijd voor mij geheun zijn gehouden. Maar toen ik alles w;si heb ik Wright het buis uitgezet en Dabnnine ook, Ben je nu tevreden. Ik hoop dat je zoixlra je weer hc©.©- maaè boter 'bont, Uu ug zult komen op ilealh H'-U, met Julius. Daar is je plaats, je heb: er recht op. En vertri nie nu «us wat er met jo gobeuxxl is in al die jaren dat we van elkaar ge- wocet zijn. Onze scheiding was de schuld van. .van iemand die wc pro- boeren moeten te vergvwcoi, Ci'prian, j:. cn ik. allebei. Hij bedoeld© natuurlijk zijn vrouw, waarmee hij al d'e jaren veel te ge duldig was geweest. Cipnaii kook zijn vader ernstig aan. Ik dank u. te'de hij. Ik ben blij dat u eindt lijk dc oogen geopend zijn; ïk wert dat het u veel verdriet gedaan zal hebben. Wat mij betreft, ik kom ai'i-eoir. op Heath IDiH terug mei een wouw. Anders kan ik niet doel wat u me vraagt. Hij keek naar Mabin, die zonder eer. woord te" zeggen bij de deur stond Ben je a: lang weduwnaar? vroeg zijn vader. Ai vier jaar. Sinds de geboorte vau D'bs. Hi; heeft zijn moeder nooh g -kettd. Ze was een Sijuansohi- En wit jc nu hertrouwen? Ciprion bigde zijm hand op den schouder, van Julius. D.bs. :de hij, ga eetia naar Ma bin toe en vraag haar of ze je moeder wii wordeiL Julius keek eerst zijn vader en toen Mabin aan en banstte in lachen uit. Mijn moeder 1 riep hij uit, na tuurlijk wil ze dati Ga ha&r *^an haJen. Judas liep de kamer door. nam Mabin bij de hand en trok haar naar het bod toe. Ciprian nam haar hand hi de zijne. Lond Moorhampton zag hen vriendelijk 'achend aan. Toen zt-ido CipiSan met een heosche, bevonde stem Ik zal riict sterven, Mabin. Daair ben ik z*-k<-r van. Maar zeg xno eens, heeft Dihs gelijk? De tra- t i: roiden langs Mab'n's wangen. Zo was te ontroerd om ta spreken. En snikkend van gohik 1»-, duidde ze Ciprian dat Dibs good g«> raden had. EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 5