De Europeesche Oorlog.
KAMER NEGENTIEN
TWEEDE BLAD.
HAARLEM'S
DAGBLAD
MAANDAG 26 JULI 1915
Verspreid nieuws
van deoorlogsvelden
DE STRIJD OM EEN VOORPOST
BIJ IEPEREN.
Reuters speciale correspondent in
liet Engelsche hoofdkwartier zendt
het volgende telegram d.cL 20 Juli:
„Het gevecht, waarvan air John
French melding maakt in zijn tele
gram van 18 dezer, op welken datum
dc Duilschers een vooruitgeschoven
post aan den weg van Lepereu naar
Meen en aanvielen, maar onmiddel
lijk werden teruggedreven, droeg
zich als volgt toe.
Na een inleidende beschieting, die
ongeveer twoe uren duurde, niet al
leen van den post, maar ook van de
Engelsche loopgraaf in de onmiddel
lijke nabijheid daarvan, verlieten de
Duilschers hun loopgraaf, kropen
door het hoog© gras, wisten door de
draadversperring te komen, die vol
doende stukgeschoten was om hen
doorgang te verleencn, en bestorm
den den post. De Duitschers vonden
hier maar twee schildwachts. Een
dezer werd gedood. Eenmaal in de
stelling zijnde, begonnen de Duit
schers haar te versterken, door de
borstwering aan den Engelschen
kant over te brengen.
Maar zij waren nog geen tien mi
nuten aan den 'gang, of een troepje
Engelsche granaatwerpers bestorm
de. beu en dreef tien uit de stelling.
De Duilschers vluchtten zoo snel zij
kondeu weer naar hun eigen loop
graaf terug, maar ongeveer twintig
man moésten het leven laten, alvo
rens de Duitschers weder veilig in
hun dekking terug waren. Zij lieton
ui hun overijlde vlucht een aantal
geweren, handgranaten en munitie
achter, en leden opnieuw verliezen
toen de Engelsche kanonnen in. actie
kwamen en de Duitsche loopgraaf
beschoten, en de Engelsche storm-
colonne den heroverden post nog be
zette.
Dit kleine gevecht was voor de En
gelsche mannen een welkome aflei
ding in hun eentonig loopgraveule-
ven, waar de dagen voorbijgaan zon
der dat rnen het minste of geiingste
van de Duitschers bespeurt, ofschoon
zij maar een twintig ellon van ons
vandaan liggen.
Hier althans schenen de Duitschers
weinig goesting in een gevecht van
man tegen man te hebben, want zij
sprongen al uit de vooruitgeschoven
stelling, die zij bezet naddeu op het
oogenblik, dat Engelsclie granaat
werpers op hen toesnelden.'
EEN BARMHARTIGE SAM AR I-
TAANSCHE.
Eeoi correspondent van 't Alg. Han
delsblad aan bet front schrijft:
Dezer dagen was ik in den omtrek
van Bethunev Ik was na al het ont
zettende leven ver achter de loopgra
ven in een eenzamen hollen weg te
recht gekomen.
Plotseling bij een kromming van
deu weg, zag ik een gedaante blijk
baar in gebukte houding voor mij uit
gaan. Het leek in ij iets vreemds. Kon
dut wel een menscii zijn? Ik versnel
de niijn pas en had na een minuut of
tien ingehaald wat duar voor mij po
ging. Ik stand verstomd en daarvoor
was alle reden. Ik zag een meisje van
naar schatting 28 jaar, dat een half
over haar rug hangenden jongen En-
gelachen infanterist droeg. De jonge,
man had een schot in den schouder
gekregen en zou, na voorloopig ver-
bo-iden te zijn, zich alleen naar het
veldhospitaal begeven. Doch hij raak
te van dm weg al en kwam terecht
op den minder gebimkten binnenweg.
Door bloedverlies en vermoeienis was
luj bewusteloos geraakt en zoo had
da zuster, wane 'L meisje was een En
gelsche verpleegster, hom gevonden.
Daar ze minstens een half uur van
den eersten post af was, had zij be
sloten den jongen man er heen te dra
gen. Het rocodige en resolute meisje
stoi-d wel toe dat ik nu mijn a cm teel
in het dragen nam in den last. Ik
trok mijn jas uit, maakte er joon
draagzeii ,vau ja zoo brachten we on
ze vracht naar het driekwartier ver
dei gelegen veldlazaret, t Meisje
smaakte de voldoening dein doktor te
hooren zeggen, dat at' jonge man nu
nog behouden kon blijven. Doch
reeds stond ze gereed haar onderbro
ken wondeliiG veou te zet:en. Deur
haar bedektelijk uit te vragen, kwam
ik nog ie weten, nat ze to, een der
Engelsche minislersfamilies behoor
de. Maar zij wlide niot dat er' mel
ding gemaakt werd van wat zij ge
daan had,
AAN HET FRANS CUE FRONT.
Dr. Paul Rey&s, de Waalsche predi
kant, m Rotterdam en nu korpu _.al bij
de Fronsche territoriales, schrijft
van het Fransche front aan de N
R. CL:
„Onder het gras van de weiden, on
der de wortels van de boomen, onder
de bouwvallen... Daar graaft de mo
derne soldaat zijn schuilplaats eri
leidt or een ondergrondsch bestaan.
Wonderlijke oorlog!
Wij zijn sinds veertien daggen in het
Bousterrain van een verwoest kasteel.
Daar schrijd ik. Boven ons zijn de mu
ren ingestort, de granaten hebben
alles vernield. In den vroegeren salon
schijnt de hemel door het plafond naar
binnen; hot dak hangt aan flarden;
leunstoelen met gescheurde zittingen
en gebroken pootem liggen omver; de
grond is bedekt met Btukken van
spiegels, met brokken kalk, stof, ver
fomfaaid fluweel, stukken van gTa
naten maken heuvels en dalen op den
vloer. Van de gezellige kamers is
niets meer over dan een paar muren
met gaten en overal op de vloeren
hoopen treurige overblijfselen; bij de
verhavende bedden fijn linnengoed,
kantwerk; verder intieme brieven, fa
milieportretten, oude notarieel© ac-
tgn; stichtelijke boeken, lustige ro
mans alles wat men bewaart, aües
waar uien op gesteld is, alles wat men
wegbergt ligt hier verstrooid, stuk,
open en bloot, vuil en bevlekt door
regen, kruit en granaten. In een hoek
liggen een kapotte punthelm, oude
roode broeken. Wat 'n droevigen in
druk maken die havenJooze trapj>en,
het door schroot versplinterde hout
werk, alles sprekend van de versto
ring van een aangenaam leven. En
dan het park rond het kasteel. De
groote boomen staan er nog wel, hoe
wel ook zij gebroken zijn en de lid-
teekens drag-en van nog jonge won
den. Maar de lente is gekomen en
liet dikke lommer bedekt hun jammer.
De n'atuur heeft haar rechten herno
men. De jaargetijidien, die alle mem-
Bchelijk werk aantasten, doen al haar
kwetsuren genezen. Hier, waar een
Jaar geleden lieve vrouwen in lichte
zomergewaden verkeerden en jonge
mannen, die nu missch.en dood zijn,
hier kon men nu meeuen te dwalen in
een verlaten park a an een eeuweaioud
slot Het tennisveld ie een weide,
waarop klaprozen beginnen te bloei
en; de rozestruiken staan in stralen
den bloei; gras schiet overal tusschen
de steen en op; enkele tumbloemem zijn
overgebleven en schieten midden in
de paden op: Schoon» omgevallen
stommen versperren de wegen. In
de perken, in de bouwvallen, bloeien
weelderig de groote dubbele papa-
vors, paars, of rood als anjers, mooi
als kruivende, krullende chrysanten.
En overal ziet men hun kleuren als
van daJia's fel onder de brandende
zon.
Twee versche graven, versierd met
een kruis en met een beeld uit de
kerk, zijn bijna verborgen.
Voor het kasteel ligt de straat, een
lang perspectief van bouwvallen en
puuilioopeui overal. Gebroken ramen,
uit hun hengsels geslagen deuren, in
gestorte muren, doorzeefde daken.
Het „Café de l'Union" is niet meer
dan een voorgevel, het aardige ge
meentehuis ligt in tweeën. Rónd de
geteisterde kerk, eindeloos droevig in
haar ellende, die ons als aanroept, is
geen steen op zijn plaats gebleven.
Nog rijst de verhavende klokkctoren
boven een veld van stoenen. Het is of
in deze ruïne de volkom an, sombere
eenzaamheid is. Waar de granaten in
neerstorten.
Toch rusten er hier troepen uit
Er zijn drie compagnieën, "s Avonds
gaan de mannen uit en de straten
wordein levendig. De kelders zijn vol
op do hoeken van de straten, daar
waar meai veilig is voor het mitrail
leuse-vuur, rond het dorp en de loop
graven. Alles wat leeft is naar ue
kelders afgedaald. Ik ben met den
majoor onder het verwoeste kasteel.
Een groote zaal, die zijn licht krijgt
door vensters dicht bij de zoldering,
die buiten zoowat op de hoogte van
den grond zijn. Een klein vertrek, do
oude lumen kamer, is de kamer van
den majoor. Een tafel, leunstoelen,
eon bed, een mooi houten bed, een
groote waschtafel, een piano, twee
schilderijen, alles wat geschikt was,
is hierheen gebracht en vormt onder
de stoffige ruinen een klein, maar
gezellig en fnsch „home', waar des
avonds gezongen wordt Het andere
vertrek, e>en groot vertrek, vroeger
voor het perso.»el, is tot bureau in-
goricht Twee groote tafels, kaarten,
een Lodewijk XVI sofa, o ironiel leun-
stoelen, een spiegel, twee bedden, drie
matrassen. Wij hebben zelfs zes la
kens gevonden en nu wij ze gewas-
schen hebben, zijn ze onze groote
weelde: de eerste lakens sedert tien
maanden!
Dit is de kamer van dan „kleinen
staf Hier is het bureau leven aan
den gang: er worden orders geschre
ven, staten opgemaakt, corveeën op
gedragen; er komen wielrijders aan
met berichten; om vier uur de couran
ten; om vijf de brieven.
Héél dit leven is georganiseerd als
of we hier nog een jaar moeten bl ij -
vc i en mooie bloemruikers vroolijken
het v ertrek, dat een beetje donker is,
op. Ontbreekt er een meubel, of een
lamp, een waschkom, een stoel? Dan
„wordt er een gekocht'. Er wordt
opdracht gegeven In de bouwvallen te
gaan snuffelen en de zoekers komen
verheugd terug: nog een overblijfsel
van het afgebroken leven, dal een
toevlutaht Vcnklt in dfci kfölders, die
vroeger verlaten waren en eomber en
nu de eonige plaats zijn. waar leven
ts.
Op de rustige gedeelten van het
front is het leven ook eenigermate ge
organiseerd: een bestendig leventje.
Overal graaft de mensch zich een
wijkplaats en mettertijd weet het hart
zich ook hier kleine vreugden to
scheppen. In de bosschen onder de
groote boomen zijn de groote onder
grondsche hutten, met rustieke tafels
en stoelen, cn er zijm verzorgde tuin
tjes, en In de bouwvallen zelf salon
kelders.
Tot wanneer? De weken gaan voor
bij en de maanden en weldra zal er
een jaar verstreken zijn. Wij weten
het, De oorlog zal voortduren. Een
oogenblik, met die toekomst van zo
mer, herfst, en winter, waarim het
nog altijd oorlog zou zijn, hebben jwij
gedacht aan onze verlaten gezinnen.
Maar nu hebben we het geval aan
vaard. We zuJletn volhoudenDe
opoffering is gedaan. Twaalf maan
den te velde hebben ons niet ontmoe
digd; men zal een volgend jaar met
vertrouwen opnieuw beginnen. De
zekerheid van te overwinnen zal ons
steunen een wij zullen niet terugdein
zen voor de lengte van een oorlog,
dien wii nieit gewild hebben, maar
ri:en we thans tot zijn noodlottig ein
de wiLien zien komen, dat noodig is
voor den vrede der wereld: lot <"-iizo
overwinning".
BEGRAAFPLAATSEN VOOR IN
FRANKRIJK GEVALLEN ENGEL-
SGHEN EN BELGEN.
De Times" ontving een „Reuter"-
berioht uit Parijs, waarin wordt mee
gedeeld, dat de Fransdhe regeering
een wetsvoorstel zal indienen, waar
bij d>3 regoering word; gemachtigd
stukken grond aan te koop en, oni d'e
ln te richten als begraafplaatsen voc*r
Engelsche en Belgische soldaten, d'e
in Frankrijk zijn gevallen.
Tevens zullen middelen worden
overwogen om het mógelijk te maken,
dat de Engelschen en Betgen altijd
toegang zuilen kramen krijgen tot de
ze begraafplaatsen hunner gevallen
lecdgenooten.
DE HELM IN EERE HERSTELD.
Naarmate de loopgraven-oorlog
langer duurt, ziet man geleidelijk al
de als onbruikbaar ter zijde gelegde
uitrustings-deelen van de strijders
uit vroegere eeuwen opnieuw in ge
bruik nemen.
Wij hebben zoo schrijft 't Alg.
Handelsblad reeds medegedeeld,
dat de Fransche soldaten van een
nieuw soort lielm worden voorzien.
Verscheiden typen zijn reeds in ge
bruik genomen en weer verworpen
maar thans is een model vastgesteld,
dat den gelieelen schedel beschermt.
Hierdoor hoopt men het aantal ge
wonden en gedood en in de loopgra
ven te verminderen, daar gebleken
is, dat de meesten van hen in het
boofd getroffen werden.
Reeds sedert liet begin van den oor
log zijn metalen schilden in gebruik
genomen, waarachter de schildwach
ten in de loopgraven dekking vin
den.
Ook het harnas wordt Ln eere her
steld en vooral de soldaten, die aan
gewezen worden voor hetwerpen
van handbommen en het doorsnijden
van prikkeldraad zullen, naar do
meening van militaire deskundigen,
van zware kurassen en andere dek
stukken moeten worden voorzien.
De catapult der oude Grieken en
Romeinen heeft ook al als voorbeeld
gediend voor geïmproviseerde bom
menwerpers. De „kukrih" van den
Ghurka doet zijn verschrikkelijk
werk als vóór duizend jaren.
Wanneer zal men de geluidlooze
pijl cn boog; en den slinger der oude
herdersvolken weer ln gebruik ne
men?
Of de bovenomschreven bescher
mingsmiddelen afdoende zullen zijr.,
wordt door sommige onderzoekers,
die dit onderwerp bestudeerd heb
ben, betwijfeld. Wel kunnen ze den
drager beschermen togen shrapneil-
kogels en projectielen die weinig
kracht hebben, maar tegen direct
vuur op de gewone afstanden helpen
zij volgens een inzender in de „Ti
mes" in liet geheel niet. Integendeel
rullen zii dikwijls ertoe bijdragen, de
verwendingen ernstiger te maker,.
Zijn zij dun, dan gaat de kogel er
door heen, maar neemt dan dikwijls
stukken van hel materiaal mee,
waardoor de wond, die anders soms
bijna onschadelijk is, veel gevaarlij
ker wordt, Is een helm echter zoo
zwaar, dat de kogel er niet doorheen
dringt, dan zal de schok die door het
projectiel wordt veroorzaakt, sterk
'genoeg zijn om den drager een her
senschudding te bezorgen en soms
zelfs den nek te broken.
DE STRIJD BIJ SOUCHEZ.
Bernard Kellermann vertelt ln het
Berliner Tageblaft:
Souchez ligt thans platgeschoten
De huizen hebben hun plaatsen verla
ten en zijn in de straat gesprongen.
Men ruimt de puinhopen op, maar
er komen steeds weer nieuwe.
Door Souchez stroomt een beek- de
Canencybeek. De granaten hebben
haar bedden doorwoeld waar zij hon
derd jaar lang en langer nog vreed
zaam kabbelde en kolkte. Zij hebben
de oevers stukgeslagen zoodat de
beek wanhopig haar bedden verliet
en een nieuwen weg zocht door de
granatenkraiers. Troebel en modde
rig is ze geworden. Zij verbergt haar
geheimen.
Als de soldalen door de bagger ge
waad zijn, zijn zij er nog niet. De
loopgraven liggen: een paar honderd
meter van liet dorp af. Hier ligt een
slagboom van vuur. De aaide opent
zich en spuwt huizenhoog vuur en
rook uit. Daar moeten ze door. Sap
pen zijn er niet, dat laat de vijand
op de Lorette met toe. Door het open
veld moeten ze naar de loopgraven.
De mannén zien er schoongewas-
sollen en geborsteld vit. Hun unifor
men echter waren eens grijs, nu zijn
zij stuk, uitgewasschen en uiigezwa-
veld. Over liet roode laken van de
ronde muts zijn grauwe lappen ge
naaid. De mutsen zijn diep in de
oogen gedrukt. Zoo hoort 't bij man
nen uil de loopgraven. De sergeant
majoor echter ziet eruit als kwam hij
juist van den kleermaker. Geen vlek
je er op.Zijn handen zijn verzorgd en
met den p untigen nagel van de pink
wijst hij mij op de kaart de stelling
aan.
Hier is de loopgraaf. „Wij kregen
zwaar artillerievuur, wervelvuur,
den he-elen dag lag het op de loop
graaf van 7 uur 's morgens tot 9 uur
's avonds, 28 Cm. granaten. De loop
graaf zag er uit, ais met een stoom
ploeg gelijkgemaakt. Wij zagen niets
meer en hoorden niets meer. Een 28
centimeter sloeg naast mij in Spuit
in de hoogte. Het was niet zoo erg,
de loopgraaf Is toegesmeten, ik lig
bedolven. Niemand gelooft dat er
nog een menschel ijk wezen in de
loopgraaf in leven kan zijn. Om 9
uur springt het vuur terug achter
de loopgraaf, zoodat goen reser
ves kunnen komen. Zoo, het be
gint dus. Onze luitenant, nog goen
19 jaar oud schreewt. Het is als in
een mierenhoop. Overal krabbelt bet.
Zij komen voor den dag. De meeste
geweren zijn onbruikbaar geworden.
Handgranaten dus De Franschen
komen. Het helt hier, zij naderen
snel. De handgranaten yiiegen, wij
staan hier in granaat kuilen. De rook
ia zoo dik dat men elkaar met meer
zien kan. Een nieuwe kolonne korut
aangestormd. Zij denken, dat wij ca
ge wees t zijn, maar wij schreeuwen
hoera. Wij brullen en joelen, ja wij
jodelen en lachen. Dan aarzelen ze
toch. Nu zie ik ze van dien kant ko-
pien." Hij wijst op de punt van den
hoek waar de Duitsche loopgraaf
naar den Lorettehcuvel en naar de
suikerfabriek samenkomen. Daar is
een barrière en daarachter gaat de
loopgraaf verder. Dit gedeelte be
hoort de Franecheii. Daaruit klaute
ren zij dus te voorschijn. In den rook
ziet de officier ze tc voorschijn borre
len.
„Een man vooruit met handgrana
ten Een man gaat naar voren naar
liet hoekpunt en werpt granaat na
granaat in de opborrelende Fran
se hen.
Wie was bet toch. is hij niet hier?
,,lk was hst." „Nu vortcL"
liet is een Silesische boer wiens
uniform olijfgroen geworden is.
„Nu ik nam mijn arm vol hand
granaten en peperde waar het te
rechtkwam. Zoodra zij terugkomen
smijt ik. Dan zijn mijn handgrana
ten op. Ik loop over liet open veld. Zij
schieten naar mij, maar mis. ik
spring in de loopgraaf
De man vertelt gebrekkig. Hij 6tor-
tert en Is verlegen omdat allen grin
nikend naar hem staan te kijken.
Ja nu was er niets meer aan te
doen nu kwamen ze.
De onderofficier kijkt om zich heen.
„Wie was in dit stuk loopgraaf?"
„Wij". Een jonge kerel met ronde
oogen, ternauwernood 20, zijn muts
bijna op den neus en dons op zijn
bruin gezicht treedt naar voren.
„Waarom hebben jullie dat stuk
ontruimd? Jullie hebben het gat open
gemaakt. Verwijtend kijkt de serge-
arit-majoor naar de boerojongen.
Deze wordt rood. Hij i6 soldaat en
heeft zijn eergevoel. Wij waren plat
geschoten, majoor, de loopgraaf was,
Ja die was er niet meer
,,ls dat een rede om le wijken?"
„Wij hadden bevel gekregen
„Nu goed. Ze kwamen dus door
liet gat dat die daar gemaakt had-
Zij kwamen heel langzaam. Zij
daahten dat zaakje is in orde en
het gaat van zelf. Maar onze luit©-
nan-t zegt: „Wacht eens kereltjes".
Acht man met geweer uit de loop
graaf het veld in. Ze klauteren voor
den dag, ontplooien zich, kruipen in
granaatkuilen en beginnen le schie
ten. De Franschen komen in zoo dich
te rijen aan, dat ieder schot raak
moet zijn. Zij hebben hevige verlie
ven. en denken, de hemel weet, hoe-
velen daar aan het schieten zijn en
gaan terug. Ja zoo ging dat. Bij ons
verliest men niet zoo direct zijn posi
tieven. Het waren, zooals gezegd,
maar zee of acht man. Toen kw amen
er een paar bij. .'.ntussohen stuitten
wij den aanvul van voren. Zij waren
ons in den rug gekomen, stelden al
machinegeweren op.
„Wie zat toch daarginds in de loop
graaf bij de suikerfabriek?"'
„Ik." Een Pool, een onderofficier
met groene oogen komt naar voren.
Hebben jullie de loopgraaf gehou
den?
..Hebben we gehouden, majoor, Ja
wel, hebben wij tot het laatst góhou-
den".
En hij vertelt verder ln zijn ge
brekkig Duitsch „hebben wij vuur
gehad, den geheelen dag, hebben we
gezeten en gewacht. Loopgraaf lieele-
maal kapot. Zijn de Franschen geko
men. Hebben wij z«e zien komen door
den rook. Hebben wij geschoten tot
geweer heet was. Hebben we in de
flank geschoten. Hebben we barrika--
de gebouwd dat Fransohnian niet bij
ons kwam. Hebben we handgranaten
gegooid. Heen en weer. Zoo zijn ze
gevlogen. Altijd maar door, dat de
steonen in de lucht dansten. Alles
rook. Is morgen gekomen, heeft
Franschman een loopgraaf gebouwd,
hoeft hij hier gebouwd, dwars." De
Pool wil zeggen dat de Franschen
een loopgraaf vooruitgeschoven heb
ben vanuit liet veroverde stuk, lood
recht op de loopgraaf van den Pool
in den rug daarvan.
Hij vertelt dan verder, „bobben wij
gezegd Franschman heeft loopgraaf
gebouwd, hebben we handgranaten
gegooid, al maar door. Als we zagen
dat zand opgeschept werd, gooiden
wij onmiddellijk. Plotseling ki-egen
wfj vuur van granaten. Een paar uur
lang vreeselijk vuur. De zandzakken
vliegen. Ik was heelemaal niet meer
te zien. (Gegrinnik rondom). Plotse
ling krijgt ook hij vuur. Artillerie
schiet in zijn loopgraaf die hij ge
bouwd hec-ft :n den nacht. Elk schot
middenin. Elk! Heb ik gezien. Fran
sche artillerie schiet op onze loop
graven, onze artillerie schiet op
Fransche loopgraven. Hoever? Geen
honderd meter. Be vaandrig wordt
gewond. Zegt onderofficier, neem de
sectie op je, Hoe kon Ik daartoe sec
tie op mij te nemen (gegrinnik rond
om;. Nu goed, ik neem sectie op me.
De eenc granaat na de anm.-re Ln de
Fransche loopgraaf. De Franschen
komen dichterbij naar ons toe. Zoe
ken beschutting. Ik sta vooraan. Ik
zie eiken man. Pang weg. Ze
vluchten voor Duitsche granaten, ko
men dichterbij, pang ik zie er oen,
draagt een gewonde op zijn rug.
Pang ze vallen beiden, zandzakken
vliegen, pang handgranaten.
Franschen kruipen uit de loopgra
ven.
Wij schieten. Komt de naoht. Zwaar
artillerievuur op ons. Zie ik in den
nacht Franschen sluipen, heel dui
delijk. Llcbtraketten gaan omhoog,
ik zie ze komen. Ze komen niet de
zen weg, maar dezen."
Hij wijet op de kaart.
„Welken weg?"
„Dezen weg."
„Dat is toah dwaasheid."
De nuchtere sergeant-majoor is
aan het woord.
I>e Pool wordt onzeker, hij geeft
toe.
„Ja. dezen weg."
Wij schieten, ik hoor Be rochelen
en schreeuwen. Eén roept. Heel
dichtbij. Ik versta niet wat hij wil.
Wat moet ik doen? Ik denk mis
schien maakt hij ons zwarigheid en
v. orpt handgranaten. Bij dag zie ik
he; was een Zwarte. Hij was dood.
's Morgens weer granaten. De een na
de aniïer. We moeten terug."
„Wat moesten jullie 1"
De onderofficier kan zich maar"
niet mot het terugwijken verzoenen.
„Wij waren nog maar met z'n via-
rep, majoor.'
„Van wie is nu de loopgraaf, van
de Franschen of van ons
De waarheid is. dai niemand haar
in bezit had.
Een andere soldaat treedt naar
voren, die af en toe knipoogt en oen
eigenaardig scherpen blik had.
„Ik ben vannacht daar geweest,
ik had bevel ie gaan kijken. Ik kwam
door de beek, kroop over het veld.
Niets te zien en niets te hooren. Ik:
kom over stukgeschoten loopgraven.
Niemand is er. Dooden, zandzakken,
gebroken geweren. maar geen
mensch. Ik ga in de Fransche sap
pen. Hier ligt alles vol lijken. Geen
levend wezen. De Franschman heeft
de loopgraven ontruimd, daarop
hebben wij die weer bezet.
Zoo gaat liet daar toe in de loop
graven bij Souchez.
EEN EXECUTIE.
Een correspondent van "t Alg. Haru
delsblad schrijft uit Bouvigny:
't Was nog heel vroeg in den mor
gen. toon we een patrouille zagen inet
twee lieden in hun midden. Spoedig
had ik gehoord wat dit. beteekende.
't Waren twee mannen, die op hoe-
terdaad betrapt waren op spionnage-
Reeds eerder deelde ik mede dat er
gesjiionneerd werd «n berichten wer
den gegeven door middel van het op-
later. van kleine ballonnetjes, 't V as
hierbij idat de twee mannen waren.
b:-trapt. Ze waren afkomstig uit den
Elzas en deden dienst als wegwer
kers. Reeds langen tijd kwam het voor
dat nachtelijke transporten worden
beseluoten. En het viel op dat dit
steeds gebeurde als ze den wind rnee
hadden Men ging dus nauwgezet
speuren. Nu bleek dezer dagen bij een
appèl dat er ven de wc-gwerkers twee
ontbraken. Plotseling zag men eonige
ballonnetjes, en nadat men deze neer
geschoten liad, vond men briefjes
■aarin tow-pertransporten werden
aangekondigd. Men vond na ecnig
zoeken ook de lieden die de afzend »ra
moesten zijn. Iii een boschje hadkkai-
ze een kleine inrichting tot fabricatie
van waterstofgas. Het was zoo duide
lijk dat ze schuldig waren, dat ze wel
moesten bekennen. Zij onderteek en
den hunne bekentenis Hierna ver
oordeelde een krijgsraad hen ter dood..
Daar ze bleken feitelijk in Duitscheii
litairen dienst te staan en zij ziel»
origens moedig gedroegen, werden
ze tot duii kogel veroordeeld.
Ongeblii odoekt plaatsten ze zich
tegen den muur van een in puin ge
schoten huis. en na eenige minuten
lagen ze dood ter aarde.
Hoeveel ik ook reeds gezien had, dit
dooden van ongevvapenden doei mij
toch dubbel pijnlijk aan. Ook de exe
cutanten verklaanien, dat dit het el
lendigste oorlogswerk is dat ze kon-
non, en zü hadden toch ook eerbied
voor den duif dier mannen, dia mot
uit winstbi.jag hadden gespionneerd..
EEN GELUIDLOOS SCHOT.
Dó „Time©'-correspondent te Myti-
lene schilij'tt aan zijn blad, dat hij
een eenvoudig toestelletje heeft ge
zien, dat do Turksch-Duits-.he scherp
schutters op het GeJlijtolischieroihind
gebruiken om hun schot onhoorbaar
le maken Hel bestaat uit twee om ol-
kaar lieen liggende koperen buisjes,
en kan op don loop van het geweer
worden bevestigd. Tusschen de beide
buisjes ligt een ring, van stalen voe
ren gemaakt. Wanneer het geweer
wordt afgeschoten, drukt de daaruit
komende lucht de vee ren naar builen
en verliest caardoor hare sponning,
zoodat er geen knal meer ontstaat.
TEGEN T PRIKKELDRAAD.
De Engelschen jjabruikïen unhmgs
volgens eer. Times-correspondent
met succes gepantserde automobie
len bij don aanvul op de Turksclie
stellingen in de buurt van Krithia.
Aan ófeze auto s hangen aan korte ket
tingen stalen haken; do auto rijdt nu
met volle vaart tegen de draadversper
ringen in; do haken grijpen nu het
prikkeldraad en do auto rijdt met
voile vaart achteruit eu trekt een s'uk
van do versjorring mede- ln één ge
val was dit stuk zelfs 15ü meter
breed. Deze opening werd onmiddel
lijk door de troepen der geallieerden
bestormd, w ie»i liet gelukte de Turken
uit hun stelling te verjagen.
DE CAN'ADEEZEX AAN HET
FRONT.
Reuter seint uit Londen
Sir Robert Borden, de Canadee-
sche minister-president, heeft een
bezoek gebracht aan het Engelsche
front in Frankrijk en er de Cana-
deesche troepen geschouwd. Hen
toesprekende, zeide hij. dat Canada
trotsch is op do schitterende daden
zijner zonen, die zich vooral zoozeer
onderscheidden ln de gevechten rond
Yperen. Nieuwe Canadeesche con
tingenten zullen djra komen om hen
in dapperheid te evenaren.
Borden en andere hooge Canadee-
zen. die hem vergezelden, waren vol
geestdrift over den voortreffelijker!
toestand en den uitnenienden goesft
van de troepen.
Feuilleton
Uit het EngeJach van
FLORENCE WARDEN.
52)
En u bent dus de magneet ge
weest die Julius van Heath Hill af
getrokken heeft, juffrouw Wrest, zei-
de hij nadat hij haar begiroet ha'd.
Het spijt me héél, héél erg Ik
had er werkelijk geenbegon ze-
Hij viel haar in de rede.
Ja, ja, dat is nu allemaal weer
voorbij. Ik ben dankbaar dat hij Ln
veiligheid is we hebben zóó over ham
lu angst gezeten 1 Maakt hij het good?
Uitstekend, maar hij slaapt nog.
Ik denk dai hij döodmoe is. De on
deugd is liionheen gereisd onder de
bank van een spoorwegcoupé.
Dat heb ik gehoord, zeidc lord
Moorhainpton glimlachend. Toon
werd hij w:cr ernstig. Ongelukkig
genoeg heb ik nog andere zorgen go-
had dan het wegloopen \an Junius.
Mabin's hart begon hevig te klop
pen, maar zo zeide niets. Na een
oogenblik vroeg lord Moorhampton
opeens
Wiens stem hoor ik daar in
de knmesr hiernaast7
Ma bin stond haastig op.
Herkent u die stem niot? fluis
terde ze.
Voor ze het hem kon beletten had
hij de lusschendeur al geopend en
stond hij bij het bed van zijn zoon.
De ontmoeting tusschen de be'de
mannen was ontroerend. Lord Moor-
hamptoc. stuurde de verpleegster de
kamer uit ^n ging naast Ciprian's
bed zitten. Mabm bleef in de hu'-sku-
merde deur tussclien de twee ka
mera stond wijd open.
We zijn dat meisje hooi wat ver
schuldigd, O-prian, zo: de lord Moor-
liampton zacht
Ja, dat zijui we, antwoordde de
zieke en glimlachte tegen Mabin, die
hij uit zijn bed kooi zien.
li moet je vergeving wagon,
ging zijai vader voort. Ik ben te ge
makzuchtig geweestik heb ine te
veel bij do duigen neergelegd, ik heb
te veel over 't hoofd gezien. Hij wend
de zich naar de tusschendeur. Juf
frouw Wrest, wBt u hierheen komen?
vroeg hij. Voor u hebben we geen g»
hetnien.
Maar Mabir. was net bezig met Ju
lius. die Juist binnengekomen was ön
aan haar roikken Jiing. Zo nam lie in
me© naar Ciprian's kamer, en zijn
grootvader naim Ik-uu op de kmie en
gaf hein eon standje, «uulai hij weg-
g-eioopen wat.
Dihs keek bedrukt alsof hij zou
gaan huilen.
Ik won naair Mabiji, zeide hij.
En rk hield n>?et van oom Joe.
Mabin en Cipriari schrikten op toon
hij dien naam noemde.
Lord Moorhampton kook hooi ern
stig
Ik heb hem weggezonden, ze-de
hij kalm.
Mabin gar oen eahreeuw van blijd
schap.
Cijirian ging rcohtop zitten en
steunde op zijn e'Zeboog.
Hooft u.. ham... weggestuurd?
riep hij uit. Was hij... dan n'et,..
dood?
Hooloniaail niet. Hij bi«ld zich
maar zoo, hij was bang voor ja
Dat waa 'hceT-maal met nood'-g.
Ik zou hem natuurlijk n.et meer aan
geraakt 'hebben, zo; Cipnan heesch.
Ja. kijk eens hier, het spijt me
eigamiik heelemaal niet cat j© hem
eens fhiik er van langs gegeven hebt.
Ik ben ie zaai; geweest, Cipran, en
ik heb vee' te lang geprobeerd om
oil'tes s;ii en gohe-in te houden. Het
spijt ine vreeseiijk. Ik hob nu j>as zoo
veel gohootvl waar ik néeis van af
wiet. Gisteren bon ik plotseling hoe
veel dingen te weten gekomen, d e
inou my al lang had moeten vertel
len maar d'e altijd voor mij geheun
zijn gehouden. Maar toen ik alles w;si
heb ik Wright het buis uitgezet en
Dabnnine ook, Ben je nu tevreden.
Ik hoop dat je zoixlra je weer hc©.©-
maaè boter 'bont, Uu ug zult komen op
ilealh H'-U, met Julius. Daar is je
plaats, je heb: er recht op. En vertri
nie nu «us wat er met jo gobeuxxl is
in al die jaren dat we van elkaar ge-
wocet zijn. Onze scheiding was de
schuld van. .van iemand die wc pro-
boeren moeten te vergvwcoi, Ci'prian,
j:. cn ik. allebei.
Hij bedoeld© natuurlijk zijn vrouw,
waarmee hij al d'e jaren veel te ge
duldig was geweest.
Cipnaii kook zijn vader ernstig aan.
Ik dank u. te'de hij. Ik ben blij
dat u eindt lijk dc oogen geopend zijn;
ïk wert dat het u veel verdriet gedaan
zal hebben. Wat mij betreft, ik kom
ai'i-eoir. op Heath IDiH terug
mei een wouw. Anders kan ik niet
doel wat u me vraagt.
Hij keek naar Mabin, die zonder
eer. woord te" zeggen bij de deur
stond
Ben je a: lang weduwnaar? vroeg
zijn vader.
Ai vier jaar. Sinds de geboorte
vau D'bs. Hi; heeft zijn moeder nooh
g -kettd. Ze was een Sijuansohi-
En wit jc nu hertrouwen?
Ciprion bigde zijm hand op den
schouder, van Julius.
D.bs. :de hij, ga eetia naar Ma
bin toe en vraag haar of ze je moeder
wii wordeiL
Julius keek eerst zijn vader en toen
Mabin aan en banstte in lachen uit.
Mijn moeder 1 riep hij uit, na
tuurlijk wil ze dati
Ga ha&r *^an haJen.
Judas liep de kamer door. nam
Mabin bij de hand en trok haar naar
het bod toe. Ciprian nam haar hand
hi de zijne. Lond Moorhampton zag
hen vriendelijk 'achend aan.
Toen zt-ido CipiSan met een heosche,
bevonde stem
Ik zal riict sterven, Mabin. Daair
ben ik z*-k<-r van. Maar zeg xno eens,
heeft Dihs gelijk?
De tra- t i: roiden langs Mab'n's
wangen. Zo was te ontroerd om ta
spreken. En snikkend van gohik 1»-,
duidde ze Ciprian dat Dibs good g«>
raden had.
EINDE.