BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
PERZIKBLOESEM
33e Jaargang
ZATERDAG 18 SEPTEMBER. 1915
No 9902
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Het Rijke Natuurleven
OCHTENDWANDELING.
De zon was Zondagavond op echt
zomersche wijze ondergegaan en de
ljl-blauwe lucht voorspelde ook voor
Maandag prachtig najaarsweer. Zoo
tegen den schemer weefden zich teere
sluiers over de weiden, waardoor de
koeien als in een reusachtig Oostersch
dampbad kwamen te staan en een
najaarskiltc de weldadige warmte
van den zonnigen dag kwam vervan
gen.
De nacht moet koud zijn geweest,
w; it toen ik er den volgenden mor
gen om zes uur op uit trok, om de
natuur bij haar ontwaken te bespie
den en een vroege boschwandeiing te
maken, was het koud en dampig bui
len als op een mooien Novembermor
gen.
Langzaam klom de zon al en In
baar groote kracht had ze al heel
gauw de overwinning behaald. De-
«elfdo weiden, die om zes uur nog
schuil gingen in dichte nevelsluiers,
vertoonden zich om half zeven al als
effen groer.e vlakten, waarop de dui
zenden dauwdruppels fonkelden in
het overwinnende zonnelicht.
In de vlierstruiken hadden de
spreeuwen niet op den vollen dag
gewacht. Met heeke troepen waren zc
over de velden" komen aanvliegen, de
groote troepen, vooral gevormd uit
grilzer gekleurde jonge vogels en hun
ontbijt stond al opgediend, rijker dan
in den vollen zomer. Iedere vogel
streek neer bij een goed gevulden
tros, die overboog door den dubbelen
Jast. Achter elkaar verdwenen de
zwarte glïnsterkrnlen in de hongerige
magen en bet leek een feestmaal, door
een menschenvriend aangericht voor
hongerige zwervers, die dogen lang
al'"; moesten ontberen.
Wat verderop, boven het eikenhak
hout uit troonden de lijsterbessen met
hun rijken schat. Het is dit jaar een
vruchtenjaar bij uitnemendheid en de
lijsterbessen hebben zich niet onbe
tuigd gelaten. Hier om Apeldoorn hou
den de bessen het opvallend languit.
'Als in de boschrijke binnenduïnen de
roode kralen gaan rijpen, zijn er heel
gauw legio vogels om hun aandeel te
eischen. Hier, op de hooge gronden,
waar de vogelwereld minder rijk is
vertegenwoordigd en waar een zang
lijster veel minder gewoon is, dan om
Haarlem, kunnen we zelf nog heel
lang van do kleurige bessen genieten
en alleen bij enkele boomen is aan de
honderden vruchtjes, die op den
grond verspreid liegen, duidelijk te
zien, dat er hongerige, maar weinig
spaarzame vogels In de rijk beladen
takken hebben huisgehouden.
TT t valt ieder jaar weer op, dat de
natuur kort voor den grooten rust
tijd in rijken overvloed haar schatten
geeft.
We merken het op in de rijke kleu
renpracht, waarin alle weelde van
voorjaar en zomer schijnt uit te stra
len, we zien het ook aan den vruch-
tenschat, die moeilijk is te torsen
door de dicht beladen takken.
De vogelwereld beantwoordt al uïe
gulheid van het najaar met een gren-
zelooze nonchalance, met een zorge
loosheid, die onverbiddelijk naar de
armoede stuurt, Alsof er nooit meer
een schrale tijd kan komen, zoo
strooien ze het te veel over den grond
en voor één vruchtje, dat naar binnen
gaat, worden er tien vermorst.
Zoo wordt de bodem onder de vlier
struiken bezaaid met bessen, zoo be
dekt al heel gauw een leger van roode
kraaltjes den grond onder de lijster
bessen.
In de boomen en heester was het
leven al in vollen gang, maar in het
dennenbosch en bij de met hei be
groeide hellingen der Veluwebeekjes
heersclite nog de kalmte en rust van
den vroegen najaarsochtemd.
De heidestruiken hadden hun mooi-
sten tijd gehad, maar toch begon het
insecienvolk nog te zoemen om de
laatste geopende bloempjes.
Van bijenhezoek is zoo vroeg nog
geen sprake. Als vriend en kweeker
dezer dieren lette ik daar speciaal op,
maar alleen kleine hommelsoorten
trachtten wat nectar te verzamelen.
Onze bijen zijn teveel cultuurdieren
geworden en veel minder dan hun in
t wild levende soortgenooten zijn ze
bestand tegen de snelle temperatuurs
wisseling, tegen do doordringende
koude van den Septembermorgen.
Eerst toen tegen acht uur de zon
zich meer deed gevoelen, kwamen ze
opdagen en voor het laatst klonk hun
tevreden gegons over de grootendeels
bruin geworden hoide. Hun zang was
nog slechts een echo van het jubel
lied, dat wordt aangeheven bij vollen
zomerdracht temidden der rijk ge
vulde bloemkelkjes eu als de laatste
paarse bloempjes zijn verschrompeld,
breekt voor hen de groote rusttijd
aan.
Wie nog niet aan den naderenden
winter dachten, dat waren de water-
vlugge eekhoorns, die in de dichte
dennenbosschen nog geen gebrek ken
nen. Overdag krijgen we die kastanje
bruine wezentjes niet vaak te zien.
Haast onder iederen boom liggen de
resten van hun maaltijd, de houtige
schilfers der leeggegeten denappels,
maar zij zelf trekken naar het donke
re midden, als de wandelaars den
boschzoom tot hun gebied verklaren.
Heel vroeg op den dag kunnen we ze
altijd te zien krijgen en heel eigenaar
dig vc-rraden ze zich onmiddellijk.
Tik, tik, t'k, zoo slaan ze de söherpe
nagels in den ruigen bast der dennen
en steviger houden ze zich vast, dan
de nestzoeker, die zijn klimsporen
diep in het hout laat doordringen.
Een eigenaardig geblaas en gesis la
ten de dieren hooren, bij hun tocht
langs de bruine stammen, maar nau
welijks merken ze ons op, of hun
groote schrikoogon vestigen zich op
ons, het bruine lichaam drukken ze
plat tegen den boom en al maar door
kijken ze ons aan, als verwonderden
ze zich er over, dat zoo vroeg hun
gebied onveilig werd gemaakt door
den mensch.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Een waar woord.
Een Engelsch spreekwoord z>egt
„Eén steek op z'n tijd bespaart er ne
gen." We konden gerust zeggen:
„bespaart er honderd". En toch hoe
zéér we overtuigd zijn van deze waar
heid, achten we er toch zoo zeiden
op. Gewoonlijk zien wij scheur of
torn eerst, als het hoog tijd is, om er
eens iets aan te doen. Hoe dikwijls
zou men een kleodingstuk of het een
of ander voorwerp uit de huishouding
kunnen gebruiken, als men maar
gedacht had aan het steekje op tijd.
En juist het zorgen voor zulke kle.
nigheden hoort toch eigenlijk tot on
ze taak. We hoeven er niet over te
spreken, maar ongemerkt doen we
den steek en niemand hoeft te we
ten, wanneer of hoe. Den mees
vrouwen ontbreekt het niet aan goe
den wil om een torn of een scheur te
verstellen, maar eerlijk gezegd, heb
ben ze geen oog voor die soort van
dingen. Ze zien liet torntje gewoon
lijk niet, eer het geducht opvalt.
Maar dan is het meestal te laat, om
dat hei kleedingstuk of wat het dan
ook zij, nu al te veel geleden heeft
en meer tijd en moeite aan reparatie
zou kosten, dan het waard is. Men
legt het daarom ter zijde als onbruik
baar en oud en men neemt er Iets
nieuwe voor in do plaats. Maar dat
kost geld, dat men had kunnen be
sparen door „het steekje op z'n tijd".
Hoeveel vrouwen veroorloven zich-
zelven uit zuinigheid slechts zelden
een genoegen, dat toch zoo heilzaam
zou zijn voor haar gezondheid. Ze
zeggen bij zichzelve, als ik goed zal
zorgen voor de huishouding en.de kin
deren, zoodat het niemand aan iets
ontbreekt, dan moet ik mijzelve veel
ontzeggen! Een goede vrouw doet
dat ook gaarne, maar ondanks haar
epaaraaamheid ziet ze de kleine torn
tjes over het hoofd en verzuimt daar
door memg „steekje op zijn tijd".
Bij voorbeeld de hoeken van haar
trijpen stoelen zijn hier en daar af
gesleten, maar zij ziet het niet, eer
dat de lichte voering te voorschijn
komtdan verstelt zij ze, zoo goed
en zoo kwaad als het gaat. maar
de meubels zien er nu oud uit! Niet
lang duurt het nu meer, of alle stoe
len moeten opnieuw overtrokken wor
den, wat toch nog al kostbaar ie. Had
zij zo nu maar in den beginne met
een heel fijn draadje bijgewerkt, dan
hadden ze nog een heelen tijd mee
gekund.
En dan het artikel „koueen"
daar zwijgen we liefst maar over,
want anders zouden wij misschien al
len uit schaamte onze oogen moeten
neerslaan, over zóóveel verzuimde
.steken op z'n tijd"! Waardoor zou
het eigenlijk wel komen, dat we dik
wijls zulke kleinigheden niet opmer
ken? 't Is öf verstrooidheid öf gemak
zucht. Maar men kan zich beide af
wennen, als men maar ernstig wil.
Ala men eenmaal zoo ver is, dat
men oog heeft voor alle kleine scheu
ren en beschadigingen, hoeven ook
andere voorwerpen in de huishou
ding, die niet met naaldsteken her
steld kunnen worden, niet te vergeefs
te wachten op een noodzakelijke re
paratie op tijd. We zullen ze dan na
tuurlijk ook veel langer kunnen ge
bruiken. Do voordeden die wo daar
door verkrijgen, zijn orde, besparing
van tijd en geld, en zelfvoldoening.
Een kennis van mij heeft als jong
meisje eens geweldig moeten boeten
voor haar verzuim van ,het steekje
op zijn tijd". Ze had eon stukje van
den zoom van haar japonnetje losge-
trapt, maar was niet lang bij dit mik-
makje blijven stilstaan, had eenvou
dig om een paar spelden gevraagd en
den zoom vastgestoken. Maar met "n
vlugge beweging bij het tennissen
raakte ze op eenmaal met den voet
verward in het mogelijk weer losge
raakte gedeelte, bezeerde zich nog al
bij den val en moest er zich althans
verder mee tevreden stellen met naar
het spel te kijken. Na afloop, kon ze
ook niet op de fiets, maar moest in
een rijtuig naar huis gaan.
Den volgenden dag toen ik voorbij
kwam zat ze voor het raam te naaien
met een gezicht van „bonne mine
mauvals jeu". Ze moest bij den zoom
een stukje inzetten en nog een groot
gedeelte van den strook ook wast naai
en. Intusschen leed ze geduchte pijn
aan den voet en had nogal wat moe
ten hooien van „het steekje op zijn
tijd"
MARIE VAN AMSTEL.
Verspreid nieuws
van deoorlogsvelden
WELKE BELGISCHE SOLDAAT
VIEL HET ééRSTE VOOR ZIJN
VADERLAND?
We lezen in „De Telegraaf'
Een tijdlang heeft men geloofd, dat
het de soldaat Imschoot was van het
tweede regiment voetvolk, die neer
geschoten werd den 5en Augustus,
up het grondgebied van Forêt, een
dorpje halfweg van Luik naar Ver-
viers, maar naderhand is uitgemaakt,
dat reeds den dag te voren Belgische
soldaten gevallen waren.
Op het kerkhof van het gehucht
Devant-le-Pont, op den linker Maasi-
oever, nabij Visé, kan men een graf
zien, dat zorgvuldig onderhouden
wordt, met een ïwart houten kruis,
waarop te lezen staat: „Ter nage
dachtenis van de soldaten Van Castel
en Maulus van Antwerpen, eerste
slachtoffers van den oorlog".
Dozo twee soldaten zijn ongetwij
feld reeds \óór Imschoot gesneuveld.
Zij maakten deel uit van een groepje,
dat, onder bevel van kapitein Claude,
post gevat had vóór een huis op den
linkeroever van de Maas, nabij de
brug tusolien Devant-le-Pont en Visé.
Rond twee uren na den middag
verschenen de eerste verkenners van
het Duifcsche leger aan de overzijde,
maar de Belgen hadden de brug op
geblazen, zoodat zij niet meer verder
konden. Toen beval kapitein Claude
vuur, zonder er aan te denken, dat
zijn mannen ongedekt stonden. Leni
ge Duitechers tuimelden van hun
paard, maar op hetzelfde oogenblik
klonk ook langs hun kant een salvo
en <U« twee Antwerpenaren stortten
doodelïjk getroffen neer. Deze scher
mutseling had slechts een paar mi
nuten geduurd. Dót was feitelijk het
eerste treffen tusschen Belgen en
Duitschers geweest.
Naar uit latere onderzoekingen ge
bleken is, zou echter nog vóór dat
oogenblik reeds een ander Belgisch
militair gevallen zijn, en wel een
gendarme van de brigade van
Prayon, die in den morgen van den-
zelfden dag geheel alléén op den uit
kijk stond op den weg van Berneau
naar Visé en op dien post werd dood
geschoten.
Deze gendarme zal da.n wel dége
lijk het allereerste Belgische slacht
offer van den oorlog zijn geweest.
Wio zal het laatste wezen?...
VAN HET SLAGVELD.
Uit de Matin:
Twee vrienden hadden twee zusters
getrouwd. De oorlog brak uit en de
twee wapenbroeders, bedden luite
nant, strijden, de een hier, de ander
daar. Lange maanden merken ze
niets van elkaar, totdat het toeval hen
in een zelfden sector samenbrengt. Sa
men zitten ze in dezelfde loopgraaf,
het regent granaten en ze besluiten
gezamenlijk aan hunvrouwen te schrij
ven, om dezen hun ontmoeting te ver
tellen. Er komt een kameraad bij hen
zitten praten en grapjes maken ter
wijl zij schrijven. Daar valt er een
granaat juist bij de plaats waar zij
zitten. De eene zwager wordt gedood,
de ander doodelijk gekwetst De der
de man wordt gespaard. Na een poos
komt de stervende tot bewustzijn en
vraagt naar zijn vriend.
Hij is dood, wordt hem geant
woord.
lil een laatsten ademtocht stamelt
de gekwetste:
Dan ben ik blij te sterven. Ik be
hoef nu zijn dood niet aan zijn vrouw
te gaan vertellen.
Parijsche Brieven
HET LEVEN VAN EEN MILITAIR
DéPóT.
Daar zijn zij, op veertig kilometer
van Parijs, in twee zeer oude en
schilderachtige stadjes, welke een
brug verbindt van den eenen naar
den anderen oever der Oise daar
zijn zij, twee divisies van een gereor
ganiseerd regiment, dut elk oogen
blik kan vertrekken naar de loopgra
ven der derde en tweede linies. Eenï-
gen hunner zijn ervarenen: zij heb
ben de aanvallen en het gevaar der
loopgraven gekend, doch over het al
gemeen zijn het landweerders, de
„verschrikkelijke weerders" („terri-
bles toriaux") zooals de nieuwe taal
hen noemt, met een schakeering van
bewondering, want men weet, dat de
genen dezer mannen van veertig jaar
jn ouder, die op het slagveld vuren
lenvoudig en dapper heroïsch zijn ge
veest en ook met een schakeering
van schertsende teederheïd, waar zij
het eerst om lachen... Ik ben een wei
nig in aanraking geweest met het le
ven van een dier dépóts van „ver
schrikkelijke weerders', gaande met
reiskameraden op zoek, aan den an
deren kant der Uise, naar een neef
van hen, uit Purijs, en op het oogen
blik sergeant.
Dien morgen deelden de vier wach
ters vóór het gemeentehuis (zij wa
ren er sedert vier uur s ochtends en
de aflossing zou eerst den volgenden
morgen ten vijf ure plaats hebben)
ons welwillend mede, dat wij het
troffen. De sergeant was met heel zijn
regiment vertrokken om op twintig
kilometer daar vandaan plechtig de
drie vaandels der drie divisies in
ontvangst te nemen.
Goed teeken of slecht teeken,
zooals men wil! zei een hunner, een
kleine, magere, vlugge en zeer bewe
gelijke man. Wanneer men ons het
vaandel geeft en nieuwe kleeren, is
het, omdat men dien kant daar uit
gaat, dien der Duitschers.
Maar wat uw neef betreft, kom dan
morgenochtend tegen tien uur. U zult
hem Lij de aankomst te pakken krij
gen. De twee divisies passeeren hier,
muziek voorop en dat is de moeite
waard, weet u: de „verschrikkelijke
weerders" te zien inarchoeren!
Den volgenden dag waren wij op de
plaats van bijeenkomst. Van het hoo
ge gedeelte dor groote straat in strak,
ke helling zagen wij hen komen, de
muziek opklinkend, de koloneJ sa-
lueerend mot den degen. En waarlijk,
zij hadden een dapper air, den pas
veerkrachtig en 111 een behoorlijke
cadans, in weerwil van de twintig ki
lometer. Veel grijzend haar aan de
slapen, ja, het gezicht gebruind, ge
zengd, de gelaatsuitdrukking vroolijk
en allen sulnjnend op elkander te ge
lijken, zóó zelfs, dat onze vriend met
een gebaar en een glimlach een voor-
bijgaanden sergeant greet, die, heel
onthutst, teruggroet, zich merkbaar
afvragend, waai' hij dezen heer heef',
gezien. Onze vriend heeft zich heel
eenvoudig vergist, en het gansche re
giment is voorbijgegaan zonder dat
hij, ais tegenstelling, zijn neef heeft
gezien. Hij is uit zijn humeur en staat
paf, als onze soldaat van den vorigen
dag onverwacht komt aangeloop n.
llebi u hem niet gezien'? Hij is u
voorbijgegaan. Blijf hier staan of hij
gaat naar de jongensschool met zijn
compagnie, of hij zal regelrecht naar
de „Halve Maan"' gaan. De „Halve
Maan', dat is zijn restaurant. Blijf
hier, wij zullen poolshoogte nemen!
Kort daarop brengt hij een even be-
minnelijken tweeden luitenant bij
ons, die ons mededeelt, dat onze ser
geant nog In de jongensschool is. Wij
vinden hem op de binnenplaats, waar
onze man, die stellig zijn wacht heeft
verlaten, bezig is hem te waarschu
wen. De man en zijn sergeant schij
nen trouwens de beste vrienden der
wereld te zijn. Toen hij heengegaan
was, hebben wij den neef gecompli
menteerd, wiens glimlach zeer zacht,
hoewel zijn gelaat mannelijk en ern
stig is.
Is het niet natuurlijk? Soldaten
of gegradueerden, bijna allen zijn wij
hier huisvaders! En dan, de dienst is
er des te beter door. Kijk, ziet u dien
grooten kerel daar? 11 ij is dikwijls
niet gelijkmoedig, hij houdt niet van
de karweitjes, evenmin als van mar-
schen. Indien men hem streng toe
sprak, zou men er niets uit halen.
W elnu, zijn voornaam is Théophile...
Ik zeg hem dus heel vnende.ijk: „Zeg
eens Théophile, oude, het lijkt niet
vlot te gaan, Is hot niet goed met je?"
En Théophile antwoordt niets, doch
zie hem daar flinker loopen, terwijl
hij zijn ransel mei een korten schou
derschok omboog stoot. Zoo gaat
het!....
De neef is ons thuis een bezoek ko
men brengen, den volgenden avond
na zessen: 's morgens gaat men^ge-
woonlijk op marsch, twintig tót v.i'
en-twintig kilometer ver, of op land-
manoeuvres. '8 Namiddags, vun half
drie tot vijf uur is het wapenoefening
daarna inaal. Dezen ochtend was
op manoeuvre geweest: 't betrof het
overvallen van een convooi van le
vensmiddelen, dat een andere com
pagnie naar de stad bracht... Onze
sergeant had tfijn manschappen op
het open veld geposteerd, in terrein
plooien en onder stroohoopen. Zij
wachtten langen tijd, stilzwijgend en
zonder een pijp op te steken, hetgeen
de ergste marteling is. Daarop zag
men plotseling van heel nabij het
convooi komen, dat zijn verkennings
diens t had veronachtzaamd. Hei trok
voorbij en toen sprong de compagnie
als één man op, na een ruim salvo,
omsingelde het convooi en leidde het
zegevierend met zijn gevangenen weg.
De generaal gaf een tijdje later zijn
tevredenheid ten overstaan van de
bijeengekomen' gegradueerden te ken
nen. Ik vraag:
Hebt u gekropen, van verre, al
vorens er op los te rennen?
- O, eenlgo minuten maar. En on
ze kleeren in den dauw, wat zouden
ze schoon zijn gebleven! Trouwens,
kruipen, dat leert men beter onder
de kogels, wanneer het „meenens"
is.
Hij vertelt ons verder, dat hij den
vorigen dag, teneinde van zijn marsch
uit te rusten, de nachtpatrouille
moest comm&ndeeren de straten langs
der stad, vooral daar doortrekkend,
waar wijnhandelaren waren. Wel,
aan de deur van een hunner, had hij,
met zijn beide manschappen, bajonet
op, een soldaat ontmoet, die met ver
lof was en tamelijk dronken, even
triomfantelijk als onsamenhangende
toespraken liield tot onverstandige
burgers, die hij nu dreigde. Het ge
val was klaar: de patrouille moest den
man al of niet oppakken! Doch onze
sergeant begon eenvoudig den bur
gers te verzoeken naar bed te gaan,
waarna hij iot den ander sprak, als
kameraad. De soldaat luisterde, kal
meerde, wilde plotseling daarop met
groote passeu heengaan, om hen op
hun... hij zei niet .gezicht" te slaan!
Ten slotte verklaarde hij. den ser
geant breed de hand reikend, dat het
alleen om jou is, om jou, en niet om
iemand anders!" En hij ging zegevie
rend heen, tot groote opluchting van
den sergeant, die de ongelegen komst
van een meerdere vreesde...
De man was der gevangenis ontko
men: dronkenschap op den openba
ren weg kan een week gevangenis
straf en meer kosten. De compagnie
heeft op dit oogenblik één man, een
enkelen, die wegens dronkenschap in
de gevangenis zat. Deze gelukkige
man heeft een groot particulier iokaal
voor zich alleen, een schildwacht
voor hem alleen, dien een korporaal
alle twee uren laat vervangen, niet
zonder een weinig met den -gevange
ne te praten. Men brengt hem eten.
Hij is niettemin niet ontheven van
manoeuvres en oefeningen en dan
komt bovenbedoelde korporaal hem
halen en geleidt hij hem met een es
corte van vier man! Hij lacht verho
len, onder zijn knevel, terwijl de ka
meraden den gek met hem steken.
Ik heb gezegd, dat mijn landweer
ders een muziekkorps hebben. Zij
hadden er geen, doch de kolonel, d:o
dof is op muziek, vernam, dat de in
strumenten van een muziekgezelschap
der stad, rechteroever, beschikbaar
waren. Hij jubelde doch de burge
meester verklaarde hem heel beslist,
dat hij ze niet kon afsUiuu. Maar,
wellicht door geest van tegenstrijdig
heid, stelde de burgemeester der
stad, linkeroever, daarop tot zijn be
schikking de instrumenten van zijn
gezelschap, een heel klein gezelschap,
doch wat zou dat. de „verschrikkelij
ke weerders" stortten stroomen van
harmonie de stad uit doch zoodra
zij aan het andere eind der brug aan
kwamen, hielden zij met alle muziek
op, en hot regiment trok in stilte,
mei een spottend air, door de stad....
De inwoners waren zeer geërgerd, zou,
dal de weerspannige ourgemeester
den kolonel kwam verzoeken, ook zijn
instrumenten aan te nemen! En thans
geven veertig muzikanten gerucht
makende concerten aan de beide ste
den. Heel in zijn schik, zond de kolo
nel hen laatstleden Zondag heen met
een week verlof!...
De neef-sergeant is met ons komen
dineeren. In den ochtend heeft hij bij
gedragen tot de inneming van een
uorp daar op de hoogvlakte, dri& of
FEUILLETON
Uit het Engelsch
26)
Leduc sprak zóó zeker, zóó ge
makkelijk en vloeiend, zóó buitenge
woon beleefd, dat hij dadelijk haar
vertrouwen won.
Hij zag er uit als een man, aan
wien men ui zijn geheimen kan toe
vertrouwen, zooiets als de advocaat
van een familie, aan wien men al
zijn slechte of domme daden kun ver
tellen en dan er van verzekerd kan
zijn, dat hij zal zwijgen als het graf.
Leduc zag er zoo gunstig uit, nu hij
gewosschen en beter gekleed was,
dat zijn uiterlijk u overiuigde (zooals
het ook Chiara bedroog), dat hij te
verstandig was om niet trouw tc
zijn.
Er zijn twee soorten van vossen.
De werkelijk handige vossen gebrui
ken eerlijke woorden, dragen eerlijke
maskers, en laten er iedereen invlie
gen.
Eerst dacht Monsieur Vande-
Jeur er over, u oo te bellen en u te
verzoeken de ochtendjapon, die u
veranderd wenscht te hebben, naar
hem toe te laten brengen. Muar hij
wenschte Madame te overtuigen van
het feit, dat haar belangen altijd
zoo goed mogelijk door hem behar
tigd worden, cn daarom heeft hij nnj
gezonden.
Maar, zeide mevrouw Dapifer,
waarom is u niet vroeger geko
men Ik heb Monsieur Vandeleur
vanmorgen heel vroeg al een bood
schap gestuurd.
Daar weet ik niets van, Mada
me. Pas een kwartier geleden heeft
Monsieur Vandeleur ruij opgedragen
naar u toe te gaan.
Het is heel vervelendIk wil
de ditdit kleedingstuk graag op
zijn Jaatst om vier uur terug hebben.
Ik zal hier wachten tot tien minuten
over half vijf. Denkt u, dat het dan
klaar kan zijn?
Madame kan er op rekenen. Ik
zelf zal het u komen brengen.
En mevrouw Dapifer gaf de och
tendjapon aan den listigen Leduc.
En Leduc ging er mee heen, met
het vaste plan er niet van te schei
den, vóór hij hel gewicht in goud
uitbetaald had gekregen het kon
hem weinig schelen van wien. Dat
'nij er flink wat aan zou verdienen,
daar was hij zeker van.
Er waren drie menschen, die er
zeker heel wat voor over zouden
hebben ais zij de japon konden krij
gen zijn oude vriend Jacquot, de
dame die zi,ch nu Chiara Dapifer
noemde, en de jonge prins, die zijn
vriend Jacquot zoo aan het schrik
ken gemaakt had.
Leduc wreef zich vergenoegd de
handen en stelde zioh een schitteren
de toekomst voor. Maar hij slaakte
toch pas een zucht van volmaakte
voldoening, toen hij uit een huis in
Chancery Lane kwam, waar hij het
kostbare kleedingstuk veilig wegge
borgen had in een kluis.
Een solide geldbelegging,
mompelde hij, terwijl hij Chancery
Lane overstak.
Hij liep door Lincoln's Inn en ging
op een bank zitten in de tuinen van
Lincoln Fields. Overal om hem heen
waren kinderen aan het spelen de
musschen sjilpten en pikten krui
meltjes van den grond op deftige
leegloopers, gekleed volgens de laat
ste mode en met een hoogen hoed
op, leunden lui achterover in de on
gemakkelijke stoelen, die men in
alle Londensche parken vindt. Som
migen lagen zelfs te slapenzoo nu
en dan vlogen er wat duiven boven
zijn hoofd. Enkele Amerikanen .ie
pen door het park, op weg naar het
Sloane Museum.
Pierre Leduc lette niet op de voor
bijgangers. De bekoring, die er uit
ging van het frissche groen en In
de heele wereld is zulk mooi groen
niet te vinden, want het schijnt wel
dat de boomen, wetend dat het leven
van hun bladeren maar kort zal zijn,
ai de heerlijkheid van een zomer
buiten probeeren te toonen in twee
weken, misschien zelfs maar in één
de bekoring dan, die er van ait
jonge, glinsterende groen uitging, en
de mooie begroeide muren van de ge
bouwen maken geen indruk op
Pierre Leduc.
Groen Die kleur zocht Leduc niet
in de boomen of in liet gras nij
zocht ze in de menschheid, want hij
was een practisch man en gewoon
lijk vond hij wat hij zocht.
Soms mnukte hij fouten wie van
ons is onfeilbaar en moest hij er
ook voor boeten. Maar de ouderdom
brengt ondervinding mede, en dat is
een kostelijke helpster en de onder
vinding brengt wijsheid en voor
zichtigheid. twee rimpelige oude juf
frouwen, met een vastberaden uiter
lijk c-n voor men het w eet is men de
bezitter van een heele serie deugden,
die het u gemakkelijker maken een
bank te bestelen, dan een gezel
schapspelletje te spelen.
Pierre Leduc had veel ondervin
ding opgedaan. En terwijl h;' zit te
peinzen in Lincoln's Inn Fields, zul
len w ij u vertellen hoe en wanneer
hij die ondervinding gekregen heeft.
Ziin vader kwam uit Bretagne, en
zijn moeder uit Gascogne. Leduc
werd in Metz geboren. Zijn va
der, die uit de omstreken van annes
afkomstig was, was ambtenaar bij
de douane, en toen Elzas-Lotharin-
gen aan Pruisen afgestaan moes:
worden, keerde hij naar Sarzeau te
rug, waar hij van zijn pensioeutje
leefde, groente verbouwde, wat drui
ven kweekte, en een voorbeeldig drin
ker was van Rhüys (een heel goeden
wijn, zoolang hij in de flesch is,
maar duivelsch zoodra hij er uit is).
De oude Leduc stierf toen Pierre tien
jaar was, Madame Leduc toen hij elf
wus en toen hij twaalf jaar werd
nam zijn eenige bloedverwant, ccn
gierige oom, hem mee naai- Nantes,
en verloor hem daar heel handig in
een van de zijstraatjes bij de havens.
De oom was blij dat hij van zijn
neefje af was, en het neefje was er
ook niet rouwig om, want werken op
een boerderij van vijf uur 's morgens
tot zeven uur 's avonds, of nog la
ter, strookte niet met zijn verlan
gens.
Pierre wenschte de wereld te zien
Welke manier was eenvoudiger, dun
op een zeilschip te gaan Dus Pierre
verstopte zich op een boot en werd
niet ontdekt vóór de „Galathée" een
heel eind in zee was, op weg naar
Pcrnambuco.
Kapitein Boulor gebruikte hem cm
de hutten te helpen schoon houdan.
Trappen en slagen hardden hem, eu
toen hij, na ruim een jaar weg ge
weest te zijn, w eer in Frankrijk terug
kwam, wus hij geschikt 0111 een goed
zeeman te worden, als hij dien weg
ingeslagen had.
Maar de kroegen en speelhuizen
oefenden meer aantrekkingskracht
op hem uit, dan de zee. Om te kun
nen leven stal hij en zijn lot werd
dat van eiken dief. Hij maakte ken
nis met den verkeerden kant van do
gevangenisdeur. Dwangarbeid maak
te hen* niet veel beter en zijn lot-
genooten bij de galeien leerden üein
veel slechte dingen.
Natuurlijk ging Lij naar Parijs. Na
eenige vruchtbare jaren in die we
reldstad werd hij weer veroordeeld
tot de galeien en tot verbanning, eu
in Ncumea, de hoofdstad van
Nieuw Caledonië, bracht hij eenigen
tijd door in een prachtige streek hij
verlangde echter hevig terug naar
Europa.
Twee maal ontsnapte hij tweo
keer werd hij weer gepakt, en nu was
hij voor den derden keer ontsnapt en
zwierf hij door Londen, met hand 011
tand c-r op uit om aan zijn brood te
komen, op een gemakkelijke manier.
F.n daar zat hij dan op dien zomer
namiddag op een bank in Lincoln's
Inn Fields.
(Wordt vervolgd).