BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. PERZIKBLOESEM 33e Jaargang ZATERDAG 18 SEPTEMBER. 1915 No 9902 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Het Rijke Natuurleven OCHTENDWANDELING. De zon was Zondagavond op echt zomersche wijze ondergegaan en de ljl-blauwe lucht voorspelde ook voor Maandag prachtig najaarsweer. Zoo tegen den schemer weefden zich teere sluiers over de weiden, waardoor de koeien als in een reusachtig Oostersch dampbad kwamen te staan en een najaarskiltc de weldadige warmte van den zonnigen dag kwam vervan gen. De nacht moet koud zijn geweest, w; it toen ik er den volgenden mor gen om zes uur op uit trok, om de natuur bij haar ontwaken te bespie den en een vroege boschwandeiing te maken, was het koud en dampig bui len als op een mooien Novembermor gen. Langzaam klom de zon al en In baar groote kracht had ze al heel gauw de overwinning behaald. De- «elfdo weiden, die om zes uur nog schuil gingen in dichte nevelsluiers, vertoonden zich om half zeven al als effen groer.e vlakten, waarop de dui zenden dauwdruppels fonkelden in het overwinnende zonnelicht. In de vlierstruiken hadden de spreeuwen niet op den vollen dag gewacht. Met heeke troepen waren zc over de velden" komen aanvliegen, de groote troepen, vooral gevormd uit grilzer gekleurde jonge vogels en hun ontbijt stond al opgediend, rijker dan in den vollen zomer. Iedere vogel streek neer bij een goed gevulden tros, die overboog door den dubbelen Jast. Achter elkaar verdwenen de zwarte glïnsterkrnlen in de hongerige magen en bet leek een feestmaal, door een menschenvriend aangericht voor hongerige zwervers, die dogen lang al'"; moesten ontberen. Wat verderop, boven het eikenhak hout uit troonden de lijsterbessen met hun rijken schat. Het is dit jaar een vruchtenjaar bij uitnemendheid en de lijsterbessen hebben zich niet onbe tuigd gelaten. Hier om Apeldoorn hou den de bessen het opvallend languit. 'Als in de boschrijke binnenduïnen de roode kralen gaan rijpen, zijn er heel gauw legio vogels om hun aandeel te eischen. Hier, op de hooge gronden, waar de vogelwereld minder rijk is vertegenwoordigd en waar een zang lijster veel minder gewoon is, dan om Haarlem, kunnen we zelf nog heel lang van do kleurige bessen genieten en alleen bij enkele boomen is aan de honderden vruchtjes, die op den grond verspreid liegen, duidelijk te zien, dat er hongerige, maar weinig spaarzame vogels In de rijk beladen takken hebben huisgehouden. TT t valt ieder jaar weer op, dat de natuur kort voor den grooten rust tijd in rijken overvloed haar schatten geeft. We merken het op in de rijke kleu renpracht, waarin alle weelde van voorjaar en zomer schijnt uit te stra len, we zien het ook aan den vruch- tenschat, die moeilijk is te torsen door de dicht beladen takken. De vogelwereld beantwoordt al uïe gulheid van het najaar met een gren- zelooze nonchalance, met een zorge loosheid, die onverbiddelijk naar de armoede stuurt, Alsof er nooit meer een schrale tijd kan komen, zoo strooien ze het te veel over den grond en voor één vruchtje, dat naar binnen gaat, worden er tien vermorst. Zoo wordt de bodem onder de vlier struiken bezaaid met bessen, zoo be dekt al heel gauw een leger van roode kraaltjes den grond onder de lijster bessen. In de boomen en heester was het leven al in vollen gang, maar in het dennenbosch en bij de met hei be groeide hellingen der Veluwebeekjes heersclite nog de kalmte en rust van den vroegen najaarsochtemd. De heidestruiken hadden hun mooi- sten tijd gehad, maar toch begon het insecienvolk nog te zoemen om de laatste geopende bloempjes. Van bijenhezoek is zoo vroeg nog geen sprake. Als vriend en kweeker dezer dieren lette ik daar speciaal op, maar alleen kleine hommelsoorten trachtten wat nectar te verzamelen. Onze bijen zijn teveel cultuurdieren geworden en veel minder dan hun in t wild levende soortgenooten zijn ze bestand tegen de snelle temperatuurs wisseling, tegen do doordringende koude van den Septembermorgen. Eerst toen tegen acht uur de zon zich meer deed gevoelen, kwamen ze opdagen en voor het laatst klonk hun tevreden gegons over de grootendeels bruin geworden hoide. Hun zang was nog slechts een echo van het jubel lied, dat wordt aangeheven bij vollen zomerdracht temidden der rijk ge vulde bloemkelkjes eu als de laatste paarse bloempjes zijn verschrompeld, breekt voor hen de groote rusttijd aan. Wie nog niet aan den naderenden winter dachten, dat waren de water- vlugge eekhoorns, die in de dichte dennenbosschen nog geen gebrek ken nen. Overdag krijgen we die kastanje bruine wezentjes niet vaak te zien. Haast onder iederen boom liggen de resten van hun maaltijd, de houtige schilfers der leeggegeten denappels, maar zij zelf trekken naar het donke re midden, als de wandelaars den boschzoom tot hun gebied verklaren. Heel vroeg op den dag kunnen we ze altijd te zien krijgen en heel eigenaar dig vc-rraden ze zich onmiddellijk. Tik, tik, t'k, zoo slaan ze de söherpe nagels in den ruigen bast der dennen en steviger houden ze zich vast, dan de nestzoeker, die zijn klimsporen diep in het hout laat doordringen. Een eigenaardig geblaas en gesis la ten de dieren hooren, bij hun tocht langs de bruine stammen, maar nau welijks merken ze ons op, of hun groote schrikoogon vestigen zich op ons, het bruine lichaam drukken ze plat tegen den boom en al maar door kijken ze ons aan, als verwonderden ze zich er over, dat zoo vroeg hun gebied onveilig werd gemaakt door den mensch. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Een waar woord. Een Engelsch spreekwoord z>egt „Eén steek op z'n tijd bespaart er ne gen." We konden gerust zeggen: „bespaart er honderd". En toch hoe zéér we overtuigd zijn van deze waar heid, achten we er toch zoo zeiden op. Gewoonlijk zien wij scheur of torn eerst, als het hoog tijd is, om er eens iets aan te doen. Hoe dikwijls zou men een kleodingstuk of het een of ander voorwerp uit de huishouding kunnen gebruiken, als men maar gedacht had aan het steekje op tijd. En juist het zorgen voor zulke kle. nigheden hoort toch eigenlijk tot on ze taak. We hoeven er niet over te spreken, maar ongemerkt doen we den steek en niemand hoeft te we ten, wanneer of hoe. Den mees vrouwen ontbreekt het niet aan goe den wil om een torn of een scheur te verstellen, maar eerlijk gezegd, heb ben ze geen oog voor die soort van dingen. Ze zien liet torntje gewoon lijk niet, eer het geducht opvalt. Maar dan is het meestal te laat, om dat hei kleedingstuk of wat het dan ook zij, nu al te veel geleden heeft en meer tijd en moeite aan reparatie zou kosten, dan het waard is. Men legt het daarom ter zijde als onbruik baar en oud en men neemt er Iets nieuwe voor in do plaats. Maar dat kost geld, dat men had kunnen be sparen door „het steekje op z'n tijd". Hoeveel vrouwen veroorloven zich- zelven uit zuinigheid slechts zelden een genoegen, dat toch zoo heilzaam zou zijn voor haar gezondheid. Ze zeggen bij zichzelve, als ik goed zal zorgen voor de huishouding en.de kin deren, zoodat het niemand aan iets ontbreekt, dan moet ik mijzelve veel ontzeggen! Een goede vrouw doet dat ook gaarne, maar ondanks haar epaaraaamheid ziet ze de kleine torn tjes over het hoofd en verzuimt daar door memg „steekje op zijn tijd". Bij voorbeeld de hoeken van haar trijpen stoelen zijn hier en daar af gesleten, maar zij ziet het niet, eer dat de lichte voering te voorschijn komtdan verstelt zij ze, zoo goed en zoo kwaad als het gaat. maar de meubels zien er nu oud uit! Niet lang duurt het nu meer, of alle stoe len moeten opnieuw overtrokken wor den, wat toch nog al kostbaar ie. Had zij zo nu maar in den beginne met een heel fijn draadje bijgewerkt, dan hadden ze nog een heelen tijd mee gekund. En dan het artikel „koueen" daar zwijgen we liefst maar over, want anders zouden wij misschien al len uit schaamte onze oogen moeten neerslaan, over zóóveel verzuimde .steken op z'n tijd"! Waardoor zou het eigenlijk wel komen, dat we dik wijls zulke kleinigheden niet opmer ken? 't Is öf verstrooidheid öf gemak zucht. Maar men kan zich beide af wennen, als men maar ernstig wil. Ala men eenmaal zoo ver is, dat men oog heeft voor alle kleine scheu ren en beschadigingen, hoeven ook andere voorwerpen in de huishou ding, die niet met naaldsteken her steld kunnen worden, niet te vergeefs te wachten op een noodzakelijke re paratie op tijd. We zullen ze dan na tuurlijk ook veel langer kunnen ge bruiken. Do voordeden die wo daar door verkrijgen, zijn orde, besparing van tijd en geld, en zelfvoldoening. Een kennis van mij heeft als jong meisje eens geweldig moeten boeten voor haar verzuim van ,het steekje op zijn tijd". Ze had eon stukje van den zoom van haar japonnetje losge- trapt, maar was niet lang bij dit mik- makje blijven stilstaan, had eenvou dig om een paar spelden gevraagd en den zoom vastgestoken. Maar met "n vlugge beweging bij het tennissen raakte ze op eenmaal met den voet verward in het mogelijk weer losge raakte gedeelte, bezeerde zich nog al bij den val en moest er zich althans verder mee tevreden stellen met naar het spel te kijken. Na afloop, kon ze ook niet op de fiets, maar moest in een rijtuig naar huis gaan. Den volgenden dag toen ik voorbij kwam zat ze voor het raam te naaien met een gezicht van „bonne mine mauvals jeu". Ze moest bij den zoom een stukje inzetten en nog een groot gedeelte van den strook ook wast naai en. Intusschen leed ze geduchte pijn aan den voet en had nogal wat moe ten hooien van „het steekje op zijn tijd" MARIE VAN AMSTEL. Verspreid nieuws van deoorlogsvelden WELKE BELGISCHE SOLDAAT VIEL HET ééRSTE VOOR ZIJN VADERLAND? We lezen in „De Telegraaf' Een tijdlang heeft men geloofd, dat het de soldaat Imschoot was van het tweede regiment voetvolk, die neer geschoten werd den 5en Augustus, up het grondgebied van Forêt, een dorpje halfweg van Luik naar Ver- viers, maar naderhand is uitgemaakt, dat reeds den dag te voren Belgische soldaten gevallen waren. Op het kerkhof van het gehucht Devant-le-Pont, op den linker Maasi- oever, nabij Visé, kan men een graf zien, dat zorgvuldig onderhouden wordt, met een ïwart houten kruis, waarop te lezen staat: „Ter nage dachtenis van de soldaten Van Castel en Maulus van Antwerpen, eerste slachtoffers van den oorlog". Dozo twee soldaten zijn ongetwij feld reeds \óór Imschoot gesneuveld. Zij maakten deel uit van een groepje, dat, onder bevel van kapitein Claude, post gevat had vóór een huis op den linkeroever van de Maas, nabij de brug tusolien Devant-le-Pont en Visé. Rond twee uren na den middag verschenen de eerste verkenners van het Duifcsche leger aan de overzijde, maar de Belgen hadden de brug op geblazen, zoodat zij niet meer verder konden. Toen beval kapitein Claude vuur, zonder er aan te denken, dat zijn mannen ongedekt stonden. Leni ge Duitechers tuimelden van hun paard, maar op hetzelfde oogenblik klonk ook langs hun kant een salvo en <U« twee Antwerpenaren stortten doodelïjk getroffen neer. Deze scher mutseling had slechts een paar mi nuten geduurd. Dót was feitelijk het eerste treffen tusschen Belgen en Duitschers geweest. Naar uit latere onderzoekingen ge bleken is, zou echter nog vóór dat oogenblik reeds een ander Belgisch militair gevallen zijn, en wel een gendarme van de brigade van Prayon, die in den morgen van den- zelfden dag geheel alléén op den uit kijk stond op den weg van Berneau naar Visé en op dien post werd dood geschoten. Deze gendarme zal da.n wel dége lijk het allereerste Belgische slacht offer van den oorlog zijn geweest. Wio zal het laatste wezen?... VAN HET SLAGVELD. Uit de Matin: Twee vrienden hadden twee zusters getrouwd. De oorlog brak uit en de twee wapenbroeders, bedden luite nant, strijden, de een hier, de ander daar. Lange maanden merken ze niets van elkaar, totdat het toeval hen in een zelfden sector samenbrengt. Sa men zitten ze in dezelfde loopgraaf, het regent granaten en ze besluiten gezamenlijk aan hunvrouwen te schrij ven, om dezen hun ontmoeting te ver tellen. Er komt een kameraad bij hen zitten praten en grapjes maken ter wijl zij schrijven. Daar valt er een granaat juist bij de plaats waar zij zitten. De eene zwager wordt gedood, de ander doodelijk gekwetst De der de man wordt gespaard. Na een poos komt de stervende tot bewustzijn en vraagt naar zijn vriend. Hij is dood, wordt hem geant woord. lil een laatsten ademtocht stamelt de gekwetste: Dan ben ik blij te sterven. Ik be hoef nu zijn dood niet aan zijn vrouw te gaan vertellen. Parijsche Brieven HET LEVEN VAN EEN MILITAIR DéPóT. Daar zijn zij, op veertig kilometer van Parijs, in twee zeer oude en schilderachtige stadjes, welke een brug verbindt van den eenen naar den anderen oever der Oise daar zijn zij, twee divisies van een gereor ganiseerd regiment, dut elk oogen blik kan vertrekken naar de loopgra ven der derde en tweede linies. Eenï- gen hunner zijn ervarenen: zij heb ben de aanvallen en het gevaar der loopgraven gekend, doch over het al gemeen zijn het landweerders, de „verschrikkelijke weerders" („terri- bles toriaux") zooals de nieuwe taal hen noemt, met een schakeering van bewondering, want men weet, dat de genen dezer mannen van veertig jaar jn ouder, die op het slagveld vuren lenvoudig en dapper heroïsch zijn ge veest en ook met een schakeering van schertsende teederheïd, waar zij het eerst om lachen... Ik ben een wei nig in aanraking geweest met het le ven van een dier dépóts van „ver schrikkelijke weerders', gaande met reiskameraden op zoek, aan den an deren kant der Uise, naar een neef van hen, uit Purijs, en op het oogen blik sergeant. Dien morgen deelden de vier wach ters vóór het gemeentehuis (zij wa ren er sedert vier uur s ochtends en de aflossing zou eerst den volgenden morgen ten vijf ure plaats hebben) ons welwillend mede, dat wij het troffen. De sergeant was met heel zijn regiment vertrokken om op twintig kilometer daar vandaan plechtig de drie vaandels der drie divisies in ontvangst te nemen. Goed teeken of slecht teeken, zooals men wil! zei een hunner, een kleine, magere, vlugge en zeer bewe gelijke man. Wanneer men ons het vaandel geeft en nieuwe kleeren, is het, omdat men dien kant daar uit gaat, dien der Duitschers. Maar wat uw neef betreft, kom dan morgenochtend tegen tien uur. U zult hem Lij de aankomst te pakken krij gen. De twee divisies passeeren hier, muziek voorop en dat is de moeite waard, weet u: de „verschrikkelijke weerders" te zien inarchoeren! Den volgenden dag waren wij op de plaats van bijeenkomst. Van het hoo ge gedeelte dor groote straat in strak, ke helling zagen wij hen komen, de muziek opklinkend, de koloneJ sa- lueerend mot den degen. En waarlijk, zij hadden een dapper air, den pas veerkrachtig en 111 een behoorlijke cadans, in weerwil van de twintig ki lometer. Veel grijzend haar aan de slapen, ja, het gezicht gebruind, ge zengd, de gelaatsuitdrukking vroolijk en allen sulnjnend op elkander te ge lijken, zóó zelfs, dat onze vriend met een gebaar en een glimlach een voor- bijgaanden sergeant greet, die, heel onthutst, teruggroet, zich merkbaar afvragend, waai' hij dezen heer heef', gezien. Onze vriend heeft zich heel eenvoudig vergist, en het gansche re giment is voorbijgegaan zonder dat hij, ais tegenstelling, zijn neef heeft gezien. Hij is uit zijn humeur en staat paf, als onze soldaat van den vorigen dag onverwacht komt aangeloop n. llebi u hem niet gezien'? Hij is u voorbijgegaan. Blijf hier staan of hij gaat naar de jongensschool met zijn compagnie, of hij zal regelrecht naar de „Halve Maan"' gaan. De „Halve Maan', dat is zijn restaurant. Blijf hier, wij zullen poolshoogte nemen! Kort daarop brengt hij een even be- minnelijken tweeden luitenant bij ons, die ons mededeelt, dat onze ser geant nog In de jongensschool is. Wij vinden hem op de binnenplaats, waar onze man, die stellig zijn wacht heeft verlaten, bezig is hem te waarschu wen. De man en zijn sergeant schij nen trouwens de beste vrienden der wereld te zijn. Toen hij heengegaan was, hebben wij den neef gecompli menteerd, wiens glimlach zeer zacht, hoewel zijn gelaat mannelijk en ern stig is. Is het niet natuurlijk? Soldaten of gegradueerden, bijna allen zijn wij hier huisvaders! En dan, de dienst is er des te beter door. Kijk, ziet u dien grooten kerel daar? 11 ij is dikwijls niet gelijkmoedig, hij houdt niet van de karweitjes, evenmin als van mar- schen. Indien men hem streng toe sprak, zou men er niets uit halen. W elnu, zijn voornaam is Théophile... Ik zeg hem dus heel vnende.ijk: „Zeg eens Théophile, oude, het lijkt niet vlot te gaan, Is hot niet goed met je?" En Théophile antwoordt niets, doch zie hem daar flinker loopen, terwijl hij zijn ransel mei een korten schou derschok omboog stoot. Zoo gaat het!.... De neef is ons thuis een bezoek ko men brengen, den volgenden avond na zessen: 's morgens gaat men^ge- woonlijk op marsch, twintig tót v.i' en-twintig kilometer ver, of op land- manoeuvres. '8 Namiddags, vun half drie tot vijf uur is het wapenoefening daarna inaal. Dezen ochtend was op manoeuvre geweest: 't betrof het overvallen van een convooi van le vensmiddelen, dat een andere com pagnie naar de stad bracht... Onze sergeant had tfijn manschappen op het open veld geposteerd, in terrein plooien en onder stroohoopen. Zij wachtten langen tijd, stilzwijgend en zonder een pijp op te steken, hetgeen de ergste marteling is. Daarop zag men plotseling van heel nabij het convooi komen, dat zijn verkennings diens t had veronachtzaamd. Hei trok voorbij en toen sprong de compagnie als één man op, na een ruim salvo, omsingelde het convooi en leidde het zegevierend met zijn gevangenen weg. De generaal gaf een tijdje later zijn tevredenheid ten overstaan van de bijeengekomen' gegradueerden te ken nen. Ik vraag: Hebt u gekropen, van verre, al vorens er op los te rennen? - O, eenlgo minuten maar. En on ze kleeren in den dauw, wat zouden ze schoon zijn gebleven! Trouwens, kruipen, dat leert men beter onder de kogels, wanneer het „meenens" is. Hij vertelt ons verder, dat hij den vorigen dag, teneinde van zijn marsch uit te rusten, de nachtpatrouille moest comm&ndeeren de straten langs der stad, vooral daar doortrekkend, waar wijnhandelaren waren. Wel, aan de deur van een hunner, had hij, met zijn beide manschappen, bajonet op, een soldaat ontmoet, die met ver lof was en tamelijk dronken, even triomfantelijk als onsamenhangende toespraken liield tot onverstandige burgers, die hij nu dreigde. Het ge val was klaar: de patrouille moest den man al of niet oppakken! Doch onze sergeant begon eenvoudig den bur gers te verzoeken naar bed te gaan, waarna hij iot den ander sprak, als kameraad. De soldaat luisterde, kal meerde, wilde plotseling daarop met groote passeu heengaan, om hen op hun... hij zei niet .gezicht" te slaan! Ten slotte verklaarde hij. den ser geant breed de hand reikend, dat het alleen om jou is, om jou, en niet om iemand anders!" En hij ging zegevie rend heen, tot groote opluchting van den sergeant, die de ongelegen komst van een meerdere vreesde... De man was der gevangenis ontko men: dronkenschap op den openba ren weg kan een week gevangenis straf en meer kosten. De compagnie heeft op dit oogenblik één man, een enkelen, die wegens dronkenschap in de gevangenis zat. Deze gelukkige man heeft een groot particulier iokaal voor zich alleen, een schildwacht voor hem alleen, dien een korporaal alle twee uren laat vervangen, niet zonder een weinig met den -gevange ne te praten. Men brengt hem eten. Hij is niettemin niet ontheven van manoeuvres en oefeningen en dan komt bovenbedoelde korporaal hem halen en geleidt hij hem met een es corte van vier man! Hij lacht verho len, onder zijn knevel, terwijl de ka meraden den gek met hem steken. Ik heb gezegd, dat mijn landweer ders een muziekkorps hebben. Zij hadden er geen, doch de kolonel, d:o dof is op muziek, vernam, dat de in strumenten van een muziekgezelschap der stad, rechteroever, beschikbaar waren. Hij jubelde doch de burge meester verklaarde hem heel beslist, dat hij ze niet kon afsUiuu. Maar, wellicht door geest van tegenstrijdig heid, stelde de burgemeester der stad, linkeroever, daarop tot zijn be schikking de instrumenten van zijn gezelschap, een heel klein gezelschap, doch wat zou dat. de „verschrikkelij ke weerders" stortten stroomen van harmonie de stad uit doch zoodra zij aan het andere eind der brug aan kwamen, hielden zij met alle muziek op, en hot regiment trok in stilte, mei een spottend air, door de stad.... De inwoners waren zeer geërgerd, zou, dal de weerspannige ourgemeester den kolonel kwam verzoeken, ook zijn instrumenten aan te nemen! En thans geven veertig muzikanten gerucht makende concerten aan de beide ste den. Heel in zijn schik, zond de kolo nel hen laatstleden Zondag heen met een week verlof!... De neef-sergeant is met ons komen dineeren. In den ochtend heeft hij bij gedragen tot de inneming van een uorp daar op de hoogvlakte, dri& of FEUILLETON Uit het Engelsch 26) Leduc sprak zóó zeker, zóó ge makkelijk en vloeiend, zóó buitenge woon beleefd, dat hij dadelijk haar vertrouwen won. Hij zag er uit als een man, aan wien men ui zijn geheimen kan toe vertrouwen, zooiets als de advocaat van een familie, aan wien men al zijn slechte of domme daden kun ver tellen en dan er van verzekerd kan zijn, dat hij zal zwijgen als het graf. Leduc zag er zoo gunstig uit, nu hij gewosschen en beter gekleed was, dat zijn uiterlijk u overiuigde (zooals het ook Chiara bedroog), dat hij te verstandig was om niet trouw tc zijn. Er zijn twee soorten van vossen. De werkelijk handige vossen gebrui ken eerlijke woorden, dragen eerlijke maskers, en laten er iedereen invlie gen. Eerst dacht Monsieur Vande- Jeur er over, u oo te bellen en u te verzoeken de ochtendjapon, die u veranderd wenscht te hebben, naar hem toe te laten brengen. Muar hij wenschte Madame te overtuigen van het feit, dat haar belangen altijd zoo goed mogelijk door hem behar tigd worden, cn daarom heeft hij nnj gezonden. Maar, zeide mevrouw Dapifer, waarom is u niet vroeger geko men Ik heb Monsieur Vandeleur vanmorgen heel vroeg al een bood schap gestuurd. Daar weet ik niets van, Mada me. Pas een kwartier geleden heeft Monsieur Vandeleur ruij opgedragen naar u toe te gaan. Het is heel vervelendIk wil de ditdit kleedingstuk graag op zijn Jaatst om vier uur terug hebben. Ik zal hier wachten tot tien minuten over half vijf. Denkt u, dat het dan klaar kan zijn? Madame kan er op rekenen. Ik zelf zal het u komen brengen. En mevrouw Dapifer gaf de och tendjapon aan den listigen Leduc. En Leduc ging er mee heen, met het vaste plan er niet van te schei den, vóór hij hel gewicht in goud uitbetaald had gekregen het kon hem weinig schelen van wien. Dat 'nij er flink wat aan zou verdienen, daar was hij zeker van. Er waren drie menschen, die er zeker heel wat voor over zouden hebben ais zij de japon konden krij gen zijn oude vriend Jacquot, de dame die zi,ch nu Chiara Dapifer noemde, en de jonge prins, die zijn vriend Jacquot zoo aan het schrik ken gemaakt had. Leduc wreef zich vergenoegd de handen en stelde zioh een schitteren de toekomst voor. Maar hij slaakte toch pas een zucht van volmaakte voldoening, toen hij uit een huis in Chancery Lane kwam, waar hij het kostbare kleedingstuk veilig wegge borgen had in een kluis. Een solide geldbelegging, mompelde hij, terwijl hij Chancery Lane overstak. Hij liep door Lincoln's Inn en ging op een bank zitten in de tuinen van Lincoln Fields. Overal om hem heen waren kinderen aan het spelen de musschen sjilpten en pikten krui meltjes van den grond op deftige leegloopers, gekleed volgens de laat ste mode en met een hoogen hoed op, leunden lui achterover in de on gemakkelijke stoelen, die men in alle Londensche parken vindt. Som migen lagen zelfs te slapenzoo nu en dan vlogen er wat duiven boven zijn hoofd. Enkele Amerikanen .ie pen door het park, op weg naar het Sloane Museum. Pierre Leduc lette niet op de voor bijgangers. De bekoring, die er uit ging van het frissche groen en In de heele wereld is zulk mooi groen niet te vinden, want het schijnt wel dat de boomen, wetend dat het leven van hun bladeren maar kort zal zijn, ai de heerlijkheid van een zomer buiten probeeren te toonen in twee weken, misschien zelfs maar in één de bekoring dan, die er van ait jonge, glinsterende groen uitging, en de mooie begroeide muren van de ge bouwen maken geen indruk op Pierre Leduc. Groen Die kleur zocht Leduc niet in de boomen of in liet gras nij zocht ze in de menschheid, want hij was een practisch man en gewoon lijk vond hij wat hij zocht. Soms mnukte hij fouten wie van ons is onfeilbaar en moest hij er ook voor boeten. Maar de ouderdom brengt ondervinding mede, en dat is een kostelijke helpster en de onder vinding brengt wijsheid en voor zichtigheid. twee rimpelige oude juf frouwen, met een vastberaden uiter lijk c-n voor men het w eet is men de bezitter van een heele serie deugden, die het u gemakkelijker maken een bank te bestelen, dan een gezel schapspelletje te spelen. Pierre Leduc had veel ondervin ding opgedaan. En terwijl h;' zit te peinzen in Lincoln's Inn Fields, zul len w ij u vertellen hoe en wanneer hij die ondervinding gekregen heeft. Ziin vader kwam uit Bretagne, en zijn moeder uit Gascogne. Leduc werd in Metz geboren. Zijn va der, die uit de omstreken van annes afkomstig was, was ambtenaar bij de douane, en toen Elzas-Lotharin- gen aan Pruisen afgestaan moes: worden, keerde hij naar Sarzeau te rug, waar hij van zijn pensioeutje leefde, groente verbouwde, wat drui ven kweekte, en een voorbeeldig drin ker was van Rhüys (een heel goeden wijn, zoolang hij in de flesch is, maar duivelsch zoodra hij er uit is). De oude Leduc stierf toen Pierre tien jaar was, Madame Leduc toen hij elf wus en toen hij twaalf jaar werd nam zijn eenige bloedverwant, ccn gierige oom, hem mee naai- Nantes, en verloor hem daar heel handig in een van de zijstraatjes bij de havens. De oom was blij dat hij van zijn neefje af was, en het neefje was er ook niet rouwig om, want werken op een boerderij van vijf uur 's morgens tot zeven uur 's avonds, of nog la ter, strookte niet met zijn verlan gens. Pierre wenschte de wereld te zien Welke manier was eenvoudiger, dun op een zeilschip te gaan Dus Pierre verstopte zich op een boot en werd niet ontdekt vóór de „Galathée" een heel eind in zee was, op weg naar Pcrnambuco. Kapitein Boulor gebruikte hem cm de hutten te helpen schoon houdan. Trappen en slagen hardden hem, eu toen hij, na ruim een jaar weg ge weest te zijn, w eer in Frankrijk terug kwam, wus hij geschikt 0111 een goed zeeman te worden, als hij dien weg ingeslagen had. Maar de kroegen en speelhuizen oefenden meer aantrekkingskracht op hem uit, dan de zee. Om te kun nen leven stal hij en zijn lot werd dat van eiken dief. Hij maakte ken nis met den verkeerden kant van do gevangenisdeur. Dwangarbeid maak te hen* niet veel beter en zijn lot- genooten bij de galeien leerden üein veel slechte dingen. Natuurlijk ging Lij naar Parijs. Na eenige vruchtbare jaren in die we reldstad werd hij weer veroordeeld tot de galeien en tot verbanning, eu in Ncumea, de hoofdstad van Nieuw Caledonië, bracht hij eenigen tijd door in een prachtige streek hij verlangde echter hevig terug naar Europa. Twee maal ontsnapte hij tweo keer werd hij weer gepakt, en nu was hij voor den derden keer ontsnapt en zwierf hij door Londen, met hand 011 tand c-r op uit om aan zijn brood te komen, op een gemakkelijke manier. F.n daar zat hij dan op dien zomer namiddag op een bank in Lincoln's Inn Fields. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 11