*icr kilometer verderop. Wij ho iden
trouwens het kanon gehoord. Hij is
nog vol van de vroolijkhcid zijner
manschappen, die zich als jongens
hebben vermaakt. Zij hebben het dorp
bijkans straat voor straat ingeno
men.
Alleen, zei hij, nog steeds la
chend, indien de zaak ineenens was
geweest, zou men misschien geen
straten meer hebben gevonden om ze
te nemen de kanonnen zouden al
les vernield hebben!
Doch hij eet vlug, kijkt van tijd tot
tijd op zijn horloge. Hoor eens, waar
schijnlijk zal het troepenkwartier een
nachtalarm hebben, tegen tien uur
ongetwijfeld.
Maar Is men er dus van verwit
tigd?
Heelemaal niet, tenminste in be-
ginsell... Verondersteld wordt, dat
plotseling de verkennors een onver
wacht voortschrijden van den vijand
diep ln den nacht, hebben gesigna
leerd, en dan zijn wij gereed in den
kortst mogelijken tijd, en wij vertrek
ken. Men weet dus niets Doch do
kolonel heeft liet ommandement ge
waarschuwd, de luitenants hebben er
onder elkander over gesproken, de
Bergeants hebben er iets van opge
vangen... En zoo slapen straks mijn
manschappen, voorzichtig door mij
op de hoogte gesteld, maar half!
Hoe geschiedt dat?
Van slaapkamer tot slaapkamer,
de lantaarn in de hand, passeeren de
wachters, wekken de sergeanten.
„Hé jullie daarbinnen, op, op'." Daai*-
op, nauwelijks verlicht, bijkans op
den tast, staat men op, kleedt zich,
zoo mogelijk in stilte. Dan, ransel op
den ruig, gewapend, verzamelt men
zich op de binnenplaats, op de straat,
treedt in het gelid, en is gereed. Al
les is geregeld zonder eenig bevel, al
leen wat gefluit, zachtjes, van den ka.
pitein. Met eenigo zachtjes uitgespro
ken woorden herhalen de luitenants
en de sergeanten de order en men
gaat met zachten pas op marsch over
de zwarte 3traten, vervolgens over
de wegen, in compagnieën die onder
ling afstand bewaren, onder den om
hullenden zwarten nacht. En geen
woord in de gelederen, geen pijp of
sigaret. Niemand weet, waar men
heen gaat, behalve, de bevelvoerder
aan het hoofd...
En zoo, zei onze sergeant, van
tafel opstaande en zich vriendelijk
verontschuldigende, zoo gaat, van
verrassing op verrassing, een regi
ment van „verschrikkelijke weer-
ders" op zijn beurt naar de slaglinie.
WILMA KNAAP.
Amsterdamsche Koul
189.
Een leerzame statistiek en
een jammerklacht.
Onder de nuttige en goede dingen,
die de Regeering in- de oorlogsdagen
gedaan heeft, is wel een der zeer be
langrijke het pubüceeren op gezette
tijden van een overzicht van den al-
gemeenen econoinischen toestand
van ons land.
Gevraagd mag worden of met der
gelijke interessante publicaties zal
worden voortgegaan als liet econo
mische leven weder in meer normaio
banen is gekomen.
En waarom zou dat niet
Maar dit is een quaestie van later
sorg.
Het laatst verschenen overzicht
heeft eenige cijfers gegeven, die voor
Amsterdam van beteekenis zijn en
die reeds aanleiding hebben gegeveu
tot een lang niet ongewettigde jam
merklacht.
De Minister heeft er zeer terecht de
aandacht op gevestigd, dat men. oip
een beeld te krijgen van de vermeel
tiering of vermindering der welvaart,
eens moet nagaan hoe het staat met
het uitgaans-leven.
Al mag het nu in de praktijk, in
de eerste plaats al om de eenvoudige
reden dat niet allo menschen hun
geld goed weten te besteden, niet
heel en al opgaan, een feit Is het
toch dat, wanneer schouwburg
bioscoop in toeneming van bezoek
zich mogen verheugen, er van alge-
meene vermeerdering van welvaart
gesproken mag worden.
De Minister heeft een statistiek
doen opmaken van het 'bezoek aan
openbare gelegenheden van vermaak
en bij die van Amsterdam wil ik even
uw aandacht bepalen en zal daarbij
gemakshalve ronde cijfers gebrui
ken.
Volgens den Minister werd in het
tijdvak 1 Januari31 Juli 1914 in de
eigenlijke schouwburgen aan recet
tes ontvangen 542 duizend gulden
In hetzelfde tijdvak 1915 was dat
gestegen tot 561 duizend. De ont
vangsten der vnriété's daalden, vol
gens de statistiek, in genoemde tijd
vakken van 206 tot 184 duizend gul
den. Overigens stegen de ontvang
sten der bioscopen van 372 tot 3S0
duizend en van de andere inrichtin
gen daalden zij weer van 193 tot 118
duizend gulden.
Over het algemeen zijn deze cijfers
gunstig. De daling der recettes van
vnriété's en andere inrichtingen
geven geen zuiveren maatstaf, omdat
die al te zeer aan wijziging, soms
ook aan verschijnen en verdwijnen
onderhevig zijn.
Ziet de Minister in zijn statistiek
dus geen ongunstig beeld van de
Nederlandsche welvaart ln de moei
lijke tijdsomstandigheden, dan heeft
hij daarin gelijk.
En nu geven zijn cijfers ook weer
aanleiding onze gedachten le voeren
in andere richting en daarvoor heb
ben wij alleen de gegevenB noodig
van het tijdvak van 1 Januari—31
Juli 1915 en het zijn dezo gegevens,
die, terecht, tot een bittere jammer
klacht aanleiding hebben gegeven.
De officieele statistiek wijst uit,
dat in dit tijdvak aan entrée's zijn
geheven: in eigenlijke schouwburgen
563.220, in variété's 184.051.20, in
bioscopen 380 982.60 en ln andere
Inrichtingen 118.638.10.
Deze getallen aanziende, zou men
zeggen dat voor de „eigenlijke
schouwburgen" de toestand nog niet
zoo ongunstig is, en dat de klacht,
dat bioscopen en variété's al te veel
het publiek van de tempels der goede
kunst verwijderd houden, onge
grond, althans overdreven is.
Zooals echler bij alle statistieken
moet men ook hier woten te lezen en
,,1'art de grouper les chlffres" be
trachten.
Wat toch is de zaak
Bij de recettes der „eigenlijke
schouwburgen" zijn ook geteld de
ontvangsten van het Concertgebouw,
het Rembrandt-theater, van opera's-
en operettengezelschappen, etc. En
nu berekent Herman Hcyermans, de
man die de klacht uit in het open
baar, dat de recettes van 1 Januari—
31 Juli 1915 in de „eigenlijke schouw
burgen'1 nog geen f 250.000 bedra
gen.
En dan schrijft hij „Plaatst men
hiernaast de recettes van variété's,
bioscopen en „andere" inrichtingen,
welke totaal in datzelfde tijdperk
ƒ683.672 bedroegen, dan ziet men
door nuchtere cijfers bevestigd, hoe-
zeec Amsterdam op kunstzinnig ge
bied vooruitgaat.
„De Minister zal aan het einde
van deze maand opnieuw kunnen
constateeren, hoe welvarend de Am
sterdamsche theaters staan tegen
over de gore spullebazen-kermis op
de terreinen van het Stadion, waar
duizenden zicli verdringen voor een
kalf rnet twee koppen, terwijl een
Bernard Shaw de eer van 87 betalen
de bezoekers geniet.
„Dit is natuurlijk geen klacht,
maar een glimlachende wenk aan
„tout Amsterdam", om het kalf met
twee koppen óók te gaan zien."
Aldus de bittere klacht van Heyer-
maus, die, zooals Ik zei, niet onge
rechtvaardigd is.
Het is waar, dat ook de kermis
Weer duizenden trekt en afhoudt van
schouwburgbezoek de kermis die
al erg pover is aan verheffend ver
maak. Het is, onder ons gezegd en
gezwegen, zooals Heyermans klaagt,
en zijn boven-geciteerde qualificatie.
die ik maar niet herhalen zal, is vol
komen op haar plaats.
Het is, enkele uitzonderingen daar
gelaten, een onfrisch zoodje, heel do
kermis.
Maar, que voulez-vous Er 1 s
•kermis en de menschen gaan er ln
zwermen heen en ze suggereeren
zichzelf en elkaar een pret-stem-
ming.
Goede kunst laten ze ongezien.
Toch zouden, naar mijn bescheiden
meening, de theater-directies in de
goede richting zelf heel veel kunnen
doen en zelf het schouwburg-bezoek
helpen bevorderen.
Laat men behalve enkele stukken,
waarbij dan nadrukkelijk meer een
artistiek dan commercieel succes be
doeld is, goede voorstellingen geven
in den trant der volksvoorstellingen
ln den Stadsschouwburg des Zon
dagsmiddags, waarvan ik meermalen
«net lof gewagen mocht.
Ik hou van „het volk" en volg dus
met de meest mogelijke aandacht hoe
onze stad gelegenheid biedt tot ver
maak en tol ontwikkeling aan de
groote massa en mijn ervaring heeft
mij geleerd, dat, indien er uitsteken
de gelegenheden zijn om goede kunst
te genieten, er gebruik van gemaakt
wordt ook.
Daar heeft men, om er op terug te
komen, de Zondagmiddag-voorstel
lingen in den Stadsschouwburg. Ik
herinner mij de zorgvuldig voorbe
reide opvoeringen o. n. van „De Am-
sterdamsche jongen of het buskruit
verraad" van Sarah Burgerhart"
van „Freuleken". Weken te voren
uitverkocht en een publiek, dat dank
baar uitnemende kunst genoot.
Ik wijs ook om op muzikaal ge
bied te komen op de reeks histori
sche concerten in het Concertgebouw.
Bij ieder concert een stampvolle zaal
en wederom een dankbaar genietend
publiek.
Nu zijn onze theater-directies Her
man Heyermans zelf, Willem
Royaards, Eduard Verkade, leden
van den „Raad van Beheer", men
schen met artistieken zin en ik kan
me begiijpen, dat ze vooral zonder
in de eerste plaats op commercieel
resultaat te letten, niet uitstekende
krachten het beste van het binnen-
en buitenlandsehe tooneel-répertoire
tot opvoering willen brengen.
Maar op de commercieele belangen
letten ze toch ook en moeien dit ook
wel doen.
Waarom dan niet stukken, oie
men weet dat ze „trekken" en waar
onder vele van het beste, zooals de
praktijk uitwijst, tot opvoering ge
bracht in welverzorgde volksvoorstel
lingen
Dat geeft commercieel en artistiek
succes beide.
Ik geef het gaarne in overweging.
AMSTERDAMMER.
De Postdiefstallen.
Door J. H.
Het geheel© personeel der hoofd
bureaux van de Now-Yorks-che poste
rijen verkeerde in een soort zenuw
overspanning. Niet minder dan drie
maal na elkaar waa een zak met aan-
geteekende stukken verdwenen, wat
een aanzienlijk verlies 'boteekondet
Na den eersten diefstal had het be
stuur de wachten verdubbeld, na den
tweeden waren er eenige politie-de-
tectivee in het gebouw komen mede
waken en niettegenstaande deze
maatregelen was voor de derde maal
een zak waarin voor meer dan hon
derdduizend dollar waarde, verdwe
nen.
Toen had zich een zekere paniek
van allen meester gemaakt en vol
angst wachtte men af wat er nu weer
gebeuren zou.
Do directeur had herhaalde confe
renties met den politiecommissaris,
maar zelfs daardoor werd de zaak
niet duidelijker.
Twee dagen na den laaLsten dief
stal waren beide autoriteiten bijeen.
De postdirecteur ^af op ironische wij
ze zijn bewondering voor do politie-
dctectives te kennen en de politic-com
missaris vond dat de nachtwakers
flinke kerels waren. De zaak dreigde
onaangenaamheden te brengen, toen
een der hoofdambtenaren, die bij de
conferenties tegenwoordig was,
echuohter opmerkte, dat hij wel ie
mand wist, dis in deze zaak licht zou
kunnen brengen.
Wie dan? vroegen de andere hee-
ren tegelijk.
Wel, zei de man, gewichtig we
gens de algemeene belangstelling, dis
zich op zijn anders zoo geringschat
tend beschouwd persoontje concen
treerde, wel, als er één ia die deze ge
heimzinnige zaak kan oplossen dan
moet het den particulieren detective
Joe Streetman zijn.
O, die van dat bureau „Argus",
informeerde de politiecommissaris,
ofschoon hij het heel goed wist, want
Streetman had reede meer zaakjes
ontdekt, waarmede zijn eigen man
nen geen weg wisten.
Juist, mijnheer, antwoordde de
ambtenaar, hij heeft nog nooit een
zaak opgegeven, 't Ie gewoon verba
zend hoe die man werkt! Daar hebt
u bijvoorbeld
Ja, ja, genoeg, zei de directeur,
die zich voor die voorbeelden totaal
niet interesseerde.
Kent u hem? vroeg hij den com
missaris.
Ja, antwoorde deze ©enigszins
weifelend, hij i® wel handig, geloof ik.
Juist, dan zal ik hem even op
bellen.
De postdirecteur liet het bureau
„Aigus" opbellen en toen de verbin
ding verkregen was, nam hij zelf de
hoorn over.
Hallo Argus? riep hij, juist
is mijnheer Streetman daar... zeker,
jufrouw. Even wachten, zei hij toe
lichtend tot de anderen. Hallo, ja...
riep plotseling de directeur weer...
U spreekt met de directie der poste
rijen, kunt u even bij ons komen?...
Best... bonjour mijnheer.
De directeur hing den hoorn op.
Hij komt onmiddellijk, zei hij.
Plotseling bedacht de oommtesaris
dat hij nog een belangrijke bespre
king had en haastig vertrok hij.
Hij schijnt liever Streetman niet
te ontmoeten, zei de directeur tot den
nog steeds aanwezigen hoofdambte-
Natuurlijk is hij met zijn figuur
verlegen, antwoordde deze, vereerd
door het vertrouwen van zijn chef en
in de hoop dezen met die woorden
eon genoegen to doen. De chef grin
nikte, dus viel het in goede aarde.
Hij behoeft ook heelemaal niet
Icptsoh op zijn mannen te zijn, ver
vol gde de ander, doch vóór hij het
New-Yorksche politiecorps aan spaan
ders gehakt kon hebben, werd Joe
Streetman aangediend.
Een jonge man kwam binnen.
U heeft mij ontboden? vroeg hij-.
De directeur antwoordde bevesti
gend.
Ziet u eene, vervolgde -hij, er
heeft hier driemaal oen geheimzinni
ge diefstal plaats gehad en ofschoon
de strengste maatregelen genomen
waren, konden wij den tweeden en
derden diefstal niet verhinderen, noch
ook maar iets ontdekken.
Hoe is gewoonlijk de bewaking?
vroeg Streetman.
Een nachtwaker doel ieder half
uur een ronde door het geheele ge
bouw. De eerste maal dat een dief
stal plaats had, heeft hij dit ook re
gelmatig gedaan, doch hij bespeur
de absoluut niets bijzonder^
's Morgens kwamen de beambten en
in de zaal waar de zakken met aan-
geteekende stukken. Jiggetn* vonden
zij één der zakken totaal geledigd,
doch wat liet moest bevreemdend
was: het zegel was niet verbrokenI
•Daaruit volgde dat de dief of dieven
waarschijnlijk onder het personeel
gezocht moesten worden. Er werd
een buitengewoon scherp onderzoek
ingesteld, 'doch alle verklaringen
klopten. De bewuste postzak was in
Washington gevuld en gesloten, daar
naar den trein gebracht, hier onge
schonden in ontvangst genomen en
van liet station naar hier vervoerd,
door de ambtenaren van dit bureau
weer in ontvangst genomen, en den
volgenden morgen was de zak gele
digd I Hoe? Door wien? Een raadsel.
Direct verdubbelde ik de wacht en om
beurten moesten de maimen in het
lokaal waar de zakken lagen, w aken.
Een paar nachten ging het goed, tot
op zekeren morgen wederom de zak
uit Washington ledig was. Een nog
strenger onderzoek volgde, doch alle
verklaringen nu onder eede
vulden elkaar aan. Onderweg kan er
niets bijzonders gebeurd zijn, want
dan zouden ale betrokken ambtena
ren, een vijftig man, in het complot
moeten zijn en dat kan ik niet aan
nemen.
Allen verklaarden dten zak onge
schonden ontvangen te hébben. Trou
wens was deze ook nu wederom 's
morgens geheel onbeschadigd.
Er kwamen nu eenige detectives 's
nachts op 't bureau en één hunner
maakte, als postbeambte vermomd,
de treinreis mede, terwijl een ander
in Washington toezicht hield.
Noch te Washington, noch in den
trein, noch aan het station hier of 's
nachts op 't bureau gebeurde iels bij
zonders. De detectives zaten verscho
len en verklaren beslist voortdurend
gewaakt te hebben en desniettegen
staande was de zak den volgenden
morgen totaal ledig en het zegel was
niet verbroken.
Ik bon niet bijigcloovig, maar wat
hier gebeurde, kan ik onmogelijk ver
klaren.
De dief moét toch gezien zijn.
De laatste maal heeft hij een reu
zen slag geslagen, honderdduizend
dollar.
Best mogelijk dat hij nu meteen
stopt.
Streetman wist wel beter. Zulke
handige schurken als hier aan 't
werk waren, stoppen niet zoo spoe
dig.
Mag ik den zak eens zien? vroeg
hij.
Op een wenk van den directeur haal
de de hoofdambtenaar het gevraag
de.
Hebt U eenige verdenking, vroeg
Streetman onderlusschen den direc
teur.
Totaal niet, antwoordde doze.
Bovendien is de zak geen moment uit
het oog verloren door de detectives en
toch
De hoofdambtenaar kwam terug.
Streetman bekeek nauwkeurig den
medegbrachten postzak. Het was een
vrij groote gummlezak, overtrokken
mef linnen, welke door een koord
wend dichtgehaald. Aan dit koord be
vestigde men het zegel, dit was ook
nu gebeurd en het zegel was totaal
onbeschadigd.
Het is onmogelijk het zegel on
gemerkt te verbreken en weder te her
stellen, zei de directeur toelichtend.
Misschien zou men na een bewerking
van uren het voorzichtig kunnen los
smelten om dan de lak later weer te
doen stollen, maar daarvoor kunnen
de dieven geen tijd gehad hebben. Op
den zak zat een klein briefje geplakt,
waarop gedrukt „Washington."
Streetman keek naar den onder
kant waar een naad zat en wierp een
vragend en blik op den directeur.
Neen, antwoordde deze zijn on
uitgesproken vraag begrijpend. De
naad kan niet worden losgetornd. De
zak is van gummi en uit één stuk om
vochtindringen te voorkomen, dus...
Hoe worden de zakken vervoerd?
vroeg Streetman.
Deze is te Washington ingepakt
en verzegeld onder het oog van een
detective, wat de ambtenaren niet wis
ten, want die beschouwden hem als
een nieuwen collega.
Toen is deze zak naar den trein ge
bracht, waar hij door een anderen
detective ln ontvangst werd genomen,
die als „postambtenaar" de geheele
reis mede maakte, en hier zag hoe de
zak werd overgeladen in den postwa
gen. Bij ontvangst hier ten bureele
waren andere detectives aanwezig on
die hebben den gelieelen nacht ge
waakt
Het beste Is, dat ik eens naar
Washington gn, meende Streetman.
Do directeur vond het goed en
Streetman ging 's middagB op reis.
Er waren reeds weder een paar da
gen verloopen sedert den laatsten
diefstal, die onder het oog der detec
tives moest hebben plaats gcliad.
Maar hoe?
Daarover peinsde ook Streetman.
Hij voelde dat het een eenvoudige
trus moest zijn, doch kon niet na
gaan welke.
In Washington begaf hij zich naar
het bureau der Posterijen en maakte
zich bekend.
Ongemerkt was hij getuigp van de
verpakking en ook aan het station
zag hij hoe één der vermomde detec
tives den zak overnam. Die was voor-
Ioopig onder goede hoede.
Streetman liep nog te praten met
den directeur van het Washington-
sche bureau.
Er wordt op Uw bureau toch
nooit gestolen wel? vroeg Streetman.
Alleen pennen en pollooden, ant
woordde de directuer lachend. Een
enkel© keer mis ik wel eens iets, een
bloc-note of zooals verleden week een
pakje plakbriefjes en een pijp groene
lak, dat laatste leek verdacht. U weet
groene lak gebruiken wij orn de post
zakken te verzegelen. Ik heb, toen de
diefstal bekend werd, direct den de-
dectives dit voorval medegedeeld en
zij zijn gaan zoeken naar den dader.
Dut was een jongste bediende, die de
lak gebruikt had om St. Nicolaaspak-
Jes dicht te maken. Dus ook dit eeni
ge spoor bleek foutief.
De trein stond op punt van ver
trekken en na afscheid genomen te
hebben stapte Streetman ln.
Te New-York aangekomen lette hij
goed op lioe de zak van den trein
naar den postwagen gebracht werd.
Streetman nam een auto naar liet
bureau en wachtte den wagen af, die
een poosje later kwam.
De koetsier droeg alle zakken naar
binnen, terwijl een detective bleef
wachten bij den wagen buiten.
De zak uit Washington was een der
laatste. Deze legd© d© koetsier te mid
den der anderen, het licht ging uit,
de deur werd afgesloten en Streetman
bevond zich met een anderen detec
tive in den slïkdonkeren zaal.
Alles was stil, Streetman berekende
dat het ongeveer tweo uur moest zijn,
om kwart over een was zijn trein aan
gekomen.
Met starende blikken keek hij naar
de tafel waar de zakken lagen.
Buiten w eerklonken voetstappen.
Streetman's zenuwen waren tot het
uiterste gespannen, hij hoorde den
anderen detective aan zijn revolver
morrelen.
Plotseling begon Streetman zacht
jes te lachen; het was de nachtwacht
die zijn ronde deed. In hun kamer
kwam de man niet, die werd voldoen
de bewaakt.
Streetman werd stijf en begon zich
te rekken. Een waarschuwend „stil"
weerklonk uit den andern hoek.
Het moet zoo langzamerhand vier
uur zijn meende Streetman. Als er nu
niet vlug iemand kwam zou hij wel
vergeefs gewacht hebben, mopperde
hij inwendig.
Zachtjes begon tegen half zeven de
morgen te gloren. Eerst zwak en toen
sterker.
Streetman keek naar de tafel en
uitte een kreet terwijl hij te voor
schijn sprong: de zak was ledig.
Beide mannen staarden elkaar ont
zet aan, beidon hadden den zak niet
uit het oog verloren en toch was deze
leeg.
Streetman keek naar het zegel, on
beschadigd was het.
Gaat U maar vast weg, vroeg hij
den detective. Ik moet even rustig na
denken.
De man vertrok en Streetman over
dacht nauwkeurig zijn reis. Waar
kon de zak geledigd zijn? Niet. hier ge
durende den nacht. Maar toch was
hij vol toen hij hier kwam
Plotseling barstte Streetman in een
luid lachen uit
Hoe stom, hoe stom, riep hij
maar steeds. De nachtwacht en ande
re detectives kwamen aanloopon op
het spectakel. Streetman gierde nog
steeds van pret.
rt zou maar met zoo Tacfien,
meende de detective, die mede in do
kamer geweest was. Zoo mooi hebben
wij het toch waarachtig niet gedaan.
De dief komt, werkt en gaat, ter
wijl wij erbij zitten.
Streetman had opgehouden met la
chen.
Er is heelemaal geen dief ge
weest, zei hij.
De anderen keken verbaasd.
Denk erom, geen woord van dit
alles vertellen, aan niemand, zei
Streetman.
Binnen twee dagen hoop ik de da
ders op heeterdaad te kunnen betrap
pen.
Kent U ze dan?
Een er van tenminste!
De anderen waren steeds meer ver
wonderd.
Hoe ter wereld wist Streetman nu
plotseling de oplossing?
Dat vroeg ook de directeur 's mid-
daes toen de detective kijken kwam.
Doch Streetman zei niets, vroeg
hem eenige dagen te wachten.
Een paar dagen lang gebeurde er
niets bijzonders.
De laatste diefstal was, evenals de
vorige, geheim gehouden, slechts de
betrokken ambtenaren wisten ervan,
niet echter van dezen vierden, Street
man had wzoclit geen onderzoek in
te stellen. De oplossing ligt vlak bij
huis, zei hij lachend.
Den derden dag, na den laatsten
diefstal, was het hondenweer. Storm
en regen.
De enkele voorbijganger» keken
verwonderd naar den fietser, die on
vermoeid voor het station heen en
weer fietste, een nare liefhebberij bij
storm en regen en 's nachts om een
uur.
Eindelijk scheen hij er genoeg van
te hebben. Hij reed een straat in cn
doofde plotseling zijn lantaarn. Nu
was hij genoodzaakt vlak achter dien
postwagen te blijven, die voor hem
reed. want anders zou hij misschien
ongelukken veroorzaakt hebben.
De bewuste poetwagen kwam van
het station en maakte den laatsten rit
met de aangeteekende stukken, welke
van verschilende plaat3ern met don
-trein uit Washington med©gekomen
waren.
Een eigen aar digen weg neem je,
mompelde de fietser, toen de postwa
gen eenige donkere straten inreed,
die in 't geheel niet op zijn route la
gen.
Onverwacht stopte de postwagen en
de fietser reed er bijna tegenaan.
Vlug remde hij, sprong van zijn rij
wiel en verschool zich tegen den lin
kerkant vcui den wagen, terwijl de
koetsier, die de bak verlaten had
langs de rechterzijde naar de deur
liep, welke zich in den achterwand be
vond. Hij operate deze deur met den
sleutel dien hij daarvan natuurlijk
bezat en nam één der zakken eruit
De huisdeur van nummer 17 werd ge
opend en een man, die in den gang
stond nam den zak aan. Even later
gaf hij hem weder aan den koetsier,
die den pas ontvangen zak In den wa
gen wierp, de deur sloot, op den bak
klom, om snel verder te rijden.
De fietser was reeds vertrokken ter
wijl de koetsier de deur sloot en hij
trapte als razend.
Drijfnat kwam hij aan het hoofd
bureau waar do beambten den laat
sten wagen afwachten. Hebt U boeien
vroeg de fietser aan de detectives die
zich onder hen bevonden.
Ja, mijnheer Streetman, ant
woordde een hunner.
Mooi, houdt u gereed-, zoo dade
lijk komt onze man.
Op hetzelfde moment reed de post
wagen voor.
De koetsier klom van den bok en
opende de deur. Een aantal zakken
lagen in den wagen.
De koetsier droeg er achtereenvol
gens vier naar binnen. Toen nam hij
den zak waarop het briefje met „Was
hington"1 geplakt was.
Moeilijk legde hij den zak op den
schoulder om dan eenigszins gebogen
naar binnen te gaan. Toen Streetman
hem zag aankomen, begon bij te la
chen.
Is tiet te zwaar voor je? zeide
'hij, toen de koetsier langs hem heen
wilde gaan. Laat ik den voetbal
maar nemen en vraag jij of meneer
daar j© de handboeien aan wil leg
gen»
De man maakte een verschrikte be-
weging. Vlug wierp hij den zak op
den vloer en terwijl deze als een bal
weder omhoog sprong, keerde do koet-
6ier zich om... en keek in den loop
van een revolver. Twee beambten
grepen den man, een kort klik-klak
volgde en de koetsier was geboeid
vóór hij goed wist, wat er eigenlijk
gaande was.
Streetman tilde met één hand den
„zwaren" zak op van den grond.
Ilij is netjes opgepompt, zei hij
goedkeurend.
De koetsier vloekte binnensmonds*
Het was heel handig, prees
Streetman nog. Wacht nu even hier,
dan gaan we den ander halen. Hij
deed des koetsiers jas aan en zette
diens hoed on Daarna ging hij, ver
gezeld van eenige politie-beambten
naar het huis „nummer 17", waar
voor m den laten avond de postkar
gestopt had. De politiemannen ver
scholen zich in een portiek en Street
man belde aan. Boven werd na ©eni
gen tijd een raam opengeschoven, ie
mand keek naar beneden, toen vroeg
eon mannenstem Ben jij liet, Wil
liam.
Ja. antwoordde Streetman, vlug,
onraad!
Hij sprak op brommenden toon,
juist als de koetsier placht te doen.
Even later werd de deur geopend.
Zoodra de man boven verdwenen
vras, waren de detectives te voor
schijn gekomen, en toen do bewoner
de deur geopend had, zag bij zes re-
ers op zich gericht. De man zag
het r.ulteloozo van verder verzet in
en liet zich gewillig boeien.
Gezamenlijk ging men naar zijn
kam ens.
Streetman keek zoekende rond.
In de bedstee, antwoordde de
gevangene, die blijkbaar hoopte door
een welwillend optreden zijn straf
tenminste te verlichten, nu alle kans
op een goeden afloop der affaire toch
verkeken was.
Streetman vond werkelijk onder de
bedstee den nog ongeopenden post
zak uit Washington, benevens sta
pels aangeteekende brieven uit vori
ge verdwenen zakken.
Een heele verzameling, zei
Streetman sarcastisch.
Ja, antwoordde de man vrien
delijk, ik was juist van plan zo mor
gen te ordenen I
maar vertel me nu eens,
wat bracht u op het spoor? vroeg de
New-Yorkeche postdirecteur, nadat
Streetman hem den volgenden mor
gen de arrestatie der dieven cn de
inbeslagneming van de gestolen brie
ven verteld had.
Eigenlijk de diefstal der plak
briefjes, zei Streetman. Daardoor
wist ik dat de postzakken door da
dieven verwisseld moesten worden.
De vraag was slechts „waar". Ik
maakte den gelieelen tocht mede, be
halve het ritje van 't station naar 't
bureau. Het was dus de eenige gele
genheid. Eerst wist ik niet boe de
zak leeg gemaakt was, doch dien mor
gen na mijn waken, begreep ik dat de
zak, die daar lag niet vol geweest
i bij aankomst. Hij léék vol, doch
zat slechts lucht ingepompt, die
gedurende den nacht langzaam
uitstroomde. De koetsier droeg dien
luchtzak, dus was die medeplichtig,
wat trouwens wel moest om de ver-
ïuiling mogelijk te maken. Die an
der had een goheelen dag tijd om
voorzichtig den zak te openen, hem
ledig te maken, dan vol te pompen en
even voorzichtig het zegel weor ta
bevestigen Hij was een kunstenaar
op dat gebied, ofschoon het betrekke
lijk gemakkelijk is wanneer men er
uren beschikbaar voor beeft.
En hoe kwamen zij aan dien
ruiizak?
O, de man vertelde mij vannacht,
dat hij dien gestolen had gelijk met
de plakbriefjes. De beambte die het
opzicht hod over den voorraad, had
van den diefstal nog niets gemerkt.
Mijnheer, ik bewonder u, zei de
directeur, eerlijk gezegd, vervolgdo
hij joviaal, dacht ik dat u een wind-
hu :1 was, toen u dien morgen beweer
de, de oplossing te hebben gevonden.
'Een windbuil was er wel in deze
zaak, antwoordde Streetman, maar
ik was het niet.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan don heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon no. 1543.
Probleem No. 702, van II. W. ZIT
MAN, (le Publicatie.)
Zwart 15 schijven, op: 3, 7, 8, 10, 12, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 25 cn
Wit 15 schijven, op: 21, 26, 27 30, 31, 32, 33, 34, 38. 39, 40, 42, 43, 44 en 50.