*icr kilometer verderop. Wij ho iden trouwens het kanon gehoord. Hij is nog vol van de vroolijkhcid zijner manschappen, die zich als jongens hebben vermaakt. Zij hebben het dorp bijkans straat voor straat ingeno men. Alleen, zei hij, nog steeds la chend, indien de zaak ineenens was geweest, zou men misschien geen straten meer hebben gevonden om ze te nemen de kanonnen zouden al les vernield hebben! Doch hij eet vlug, kijkt van tijd tot tijd op zijn horloge. Hoor eens, waar schijnlijk zal het troepenkwartier een nachtalarm hebben, tegen tien uur ongetwijfeld. Maar Is men er dus van verwit tigd? Heelemaal niet, tenminste in be- ginsell... Verondersteld wordt, dat plotseling de verkennors een onver wacht voortschrijden van den vijand diep ln den nacht, hebben gesigna leerd, en dan zijn wij gereed in den kortst mogelijken tijd, en wij vertrek ken. Men weet dus niets Doch do kolonel heeft liet ommandement ge waarschuwd, de luitenants hebben er onder elkander over gesproken, de Bergeants hebben er iets van opge vangen... En zoo slapen straks mijn manschappen, voorzichtig door mij op de hoogte gesteld, maar half! Hoe geschiedt dat? Van slaapkamer tot slaapkamer, de lantaarn in de hand, passeeren de wachters, wekken de sergeanten. „Hé jullie daarbinnen, op, op'." Daai*- op, nauwelijks verlicht, bijkans op den tast, staat men op, kleedt zich, zoo mogelijk in stilte. Dan, ransel op den ruig, gewapend, verzamelt men zich op de binnenplaats, op de straat, treedt in het gelid, en is gereed. Al les is geregeld zonder eenig bevel, al leen wat gefluit, zachtjes, van den ka. pitein. Met eenigo zachtjes uitgespro ken woorden herhalen de luitenants en de sergeanten de order en men gaat met zachten pas op marsch over de zwarte 3traten, vervolgens over de wegen, in compagnieën die onder ling afstand bewaren, onder den om hullenden zwarten nacht. En geen woord in de gelederen, geen pijp of sigaret. Niemand weet, waar men heen gaat, behalve, de bevelvoerder aan het hoofd... En zoo, zei onze sergeant, van tafel opstaande en zich vriendelijk verontschuldigende, zoo gaat, van verrassing op verrassing, een regi ment van „verschrikkelijke weer- ders" op zijn beurt naar de slaglinie. WILMA KNAAP. Amsterdamsche Koul 189. Een leerzame statistiek en een jammerklacht. Onder de nuttige en goede dingen, die de Regeering in- de oorlogsdagen gedaan heeft, is wel een der zeer be langrijke het pubüceeren op gezette tijden van een overzicht van den al- gemeenen econoinischen toestand van ons land. Gevraagd mag worden of met der gelijke interessante publicaties zal worden voortgegaan als liet econo mische leven weder in meer normaio banen is gekomen. En waarom zou dat niet Maar dit is een quaestie van later sorg. Het laatst verschenen overzicht heeft eenige cijfers gegeven, die voor Amsterdam van beteekenis zijn en die reeds aanleiding hebben gegeveu tot een lang niet ongewettigde jam merklacht. De Minister heeft er zeer terecht de aandacht op gevestigd, dat men. oip een beeld te krijgen van de vermeel tiering of vermindering der welvaart, eens moet nagaan hoe het staat met het uitgaans-leven. Al mag het nu in de praktijk, in de eerste plaats al om de eenvoudige reden dat niet allo menschen hun geld goed weten te besteden, niet heel en al opgaan, een feit Is het toch dat, wanneer schouwburg bioscoop in toeneming van bezoek zich mogen verheugen, er van alge- meene vermeerdering van welvaart gesproken mag worden. De Minister heeft een statistiek doen opmaken van het 'bezoek aan openbare gelegenheden van vermaak en bij die van Amsterdam wil ik even uw aandacht bepalen en zal daarbij gemakshalve ronde cijfers gebrui ken. Volgens den Minister werd in het tijdvak 1 Januari31 Juli 1914 in de eigenlijke schouwburgen aan recet tes ontvangen 542 duizend gulden In hetzelfde tijdvak 1915 was dat gestegen tot 561 duizend. De ont vangsten der vnriété's daalden, vol gens de statistiek, in genoemde tijd vakken van 206 tot 184 duizend gul den. Overigens stegen de ontvang sten der bioscopen van 372 tot 3S0 duizend en van de andere inrichtin gen daalden zij weer van 193 tot 118 duizend gulden. Over het algemeen zijn deze cijfers gunstig. De daling der recettes van vnriété's en andere inrichtingen geven geen zuiveren maatstaf, omdat die al te zeer aan wijziging, soms ook aan verschijnen en verdwijnen onderhevig zijn. Ziet de Minister in zijn statistiek dus geen ongunstig beeld van de Nederlandsche welvaart ln de moei lijke tijdsomstandigheden, dan heeft hij daarin gelijk. En nu geven zijn cijfers ook weer aanleiding onze gedachten le voeren in andere richting en daarvoor heb ben wij alleen de gegevenB noodig van het tijdvak van 1 Januari—31 Juli 1915 en het zijn dezo gegevens, die, terecht, tot een bittere jammer klacht aanleiding hebben gegeven. De officieele statistiek wijst uit, dat in dit tijdvak aan entrée's zijn geheven: in eigenlijke schouwburgen 563.220, in variété's 184.051.20, in bioscopen 380 982.60 en ln andere Inrichtingen 118.638.10. Deze getallen aanziende, zou men zeggen dat voor de „eigenlijke schouwburgen" de toestand nog niet zoo ongunstig is, en dat de klacht, dat bioscopen en variété's al te veel het publiek van de tempels der goede kunst verwijderd houden, onge grond, althans overdreven is. Zooals echler bij alle statistieken moet men ook hier woten te lezen en ,,1'art de grouper les chlffres" be trachten. Wat toch is de zaak Bij de recettes der „eigenlijke schouwburgen" zijn ook geteld de ontvangsten van het Concertgebouw, het Rembrandt-theater, van opera's- en operettengezelschappen, etc. En nu berekent Herman Hcyermans, de man die de klacht uit in het open baar, dat de recettes van 1 Januari— 31 Juli 1915 in de „eigenlijke schouw burgen'1 nog geen f 250.000 bedra gen. En dan schrijft hij „Plaatst men hiernaast de recettes van variété's, bioscopen en „andere" inrichtingen, welke totaal in datzelfde tijdperk ƒ683.672 bedroegen, dan ziet men door nuchtere cijfers bevestigd, hoe- zeec Amsterdam op kunstzinnig ge bied vooruitgaat. „De Minister zal aan het einde van deze maand opnieuw kunnen constateeren, hoe welvarend de Am sterdamsche theaters staan tegen over de gore spullebazen-kermis op de terreinen van het Stadion, waar duizenden zicli verdringen voor een kalf rnet twee koppen, terwijl een Bernard Shaw de eer van 87 betalen de bezoekers geniet. „Dit is natuurlijk geen klacht, maar een glimlachende wenk aan „tout Amsterdam", om het kalf met twee koppen óók te gaan zien." Aldus de bittere klacht van Heyer- maus, die, zooals Ik zei, niet onge rechtvaardigd is. Het is waar, dat ook de kermis Weer duizenden trekt en afhoudt van schouwburgbezoek de kermis die al erg pover is aan verheffend ver maak. Het is, onder ons gezegd en gezwegen, zooals Heyermans klaagt, en zijn boven-geciteerde qualificatie. die ik maar niet herhalen zal, is vol komen op haar plaats. Het is, enkele uitzonderingen daar gelaten, een onfrisch zoodje, heel do kermis. Maar, que voulez-vous Er 1 s •kermis en de menschen gaan er ln zwermen heen en ze suggereeren zichzelf en elkaar een pret-stem- ming. Goede kunst laten ze ongezien. Toch zouden, naar mijn bescheiden meening, de theater-directies in de goede richting zelf heel veel kunnen doen en zelf het schouwburg-bezoek helpen bevorderen. Laat men behalve enkele stukken, waarbij dan nadrukkelijk meer een artistiek dan commercieel succes be doeld is, goede voorstellingen geven in den trant der volksvoorstellingen ln den Stadsschouwburg des Zon dagsmiddags, waarvan ik meermalen «net lof gewagen mocht. Ik hou van „het volk" en volg dus met de meest mogelijke aandacht hoe onze stad gelegenheid biedt tot ver maak en tol ontwikkeling aan de groote massa en mijn ervaring heeft mij geleerd, dat, indien er uitsteken de gelegenheden zijn om goede kunst te genieten, er gebruik van gemaakt wordt ook. Daar heeft men, om er op terug te komen, de Zondagmiddag-voorstel lingen in den Stadsschouwburg. Ik herinner mij de zorgvuldig voorbe reide opvoeringen o. n. van „De Am- sterdamsche jongen of het buskruit verraad" van Sarah Burgerhart" van „Freuleken". Weken te voren uitverkocht en een publiek, dat dank baar uitnemende kunst genoot. Ik wijs ook om op muzikaal ge bied te komen op de reeks histori sche concerten in het Concertgebouw. Bij ieder concert een stampvolle zaal en wederom een dankbaar genietend publiek. Nu zijn onze theater-directies Her man Heyermans zelf, Willem Royaards, Eduard Verkade, leden van den „Raad van Beheer", men schen met artistieken zin en ik kan me begiijpen, dat ze vooral zonder in de eerste plaats op commercieel resultaat te letten, niet uitstekende krachten het beste van het binnen- en buitenlandsehe tooneel-répertoire tot opvoering willen brengen. Maar op de commercieele belangen letten ze toch ook en moeien dit ook wel doen. Waarom dan niet stukken, oie men weet dat ze „trekken" en waar onder vele van het beste, zooals de praktijk uitwijst, tot opvoering ge bracht in welverzorgde volksvoorstel lingen Dat geeft commercieel en artistiek succes beide. Ik geef het gaarne in overweging. AMSTERDAMMER. De Postdiefstallen. Door J. H. Het geheel© personeel der hoofd bureaux van de Now-Yorks-che poste rijen verkeerde in een soort zenuw overspanning. Niet minder dan drie maal na elkaar waa een zak met aan- geteekende stukken verdwenen, wat een aanzienlijk verlies 'boteekondet Na den eersten diefstal had het be stuur de wachten verdubbeld, na den tweeden waren er eenige politie-de- tectivee in het gebouw komen mede waken en niettegenstaande deze maatregelen was voor de derde maal een zak waarin voor meer dan hon derdduizend dollar waarde, verdwe nen. Toen had zich een zekere paniek van allen meester gemaakt en vol angst wachtte men af wat er nu weer gebeuren zou. Do directeur had herhaalde confe renties met den politiecommissaris, maar zelfs daardoor werd de zaak niet duidelijker. Twee dagen na den laaLsten dief stal waren beide autoriteiten bijeen. De postdirecteur ^af op ironische wij ze zijn bewondering voor do politie- dctectives te kennen en de politic-com missaris vond dat de nachtwakers flinke kerels waren. De zaak dreigde onaangenaamheden te brengen, toen een der hoofdambtenaren, die bij de conferenties tegenwoordig was, echuohter opmerkte, dat hij wel ie mand wist, dis in deze zaak licht zou kunnen brengen. Wie dan? vroegen de andere hee- ren tegelijk. Wel, zei de man, gewichtig we gens de algemeene belangstelling, dis zich op zijn anders zoo geringschat tend beschouwd persoontje concen treerde, wel, als er één ia die deze ge heimzinnige zaak kan oplossen dan moet het den particulieren detective Joe Streetman zijn. O, die van dat bureau „Argus", informeerde de politiecommissaris, ofschoon hij het heel goed wist, want Streetman had reede meer zaakjes ontdekt, waarmede zijn eigen man nen geen weg wisten. Juist, mijnheer, antwoordde de ambtenaar, hij heeft nog nooit een zaak opgegeven, 't Ie gewoon verba zend hoe die man werkt! Daar hebt u bijvoorbeld Ja, ja, genoeg, zei de directeur, die zich voor die voorbeelden totaal niet interesseerde. Kent u hem? vroeg hij den com missaris. Ja, antwoorde deze ©enigszins weifelend, hij i® wel handig, geloof ik. Juist, dan zal ik hem even op bellen. De postdirecteur liet het bureau „Aigus" opbellen en toen de verbin ding verkregen was, nam hij zelf de hoorn over. Hallo Argus? riep hij, juist is mijnheer Streetman daar... zeker, jufrouw. Even wachten, zei hij toe lichtend tot de anderen. Hallo, ja... riep plotseling de directeur weer... U spreekt met de directie der poste rijen, kunt u even bij ons komen?... Best... bonjour mijnheer. De directeur hing den hoorn op. Hij komt onmiddellijk, zei hij. Plotseling bedacht de oommtesaris dat hij nog een belangrijke bespre king had en haastig vertrok hij. Hij schijnt liever Streetman niet te ontmoeten, zei de directeur tot den nog steeds aanwezigen hoofdambte- Natuurlijk is hij met zijn figuur verlegen, antwoordde deze, vereerd door het vertrouwen van zijn chef en in de hoop dezen met die woorden eon genoegen to doen. De chef grin nikte, dus viel het in goede aarde. Hij behoeft ook heelemaal niet Icptsoh op zijn mannen te zijn, ver vol gde de ander, doch vóór hij het New-Yorksche politiecorps aan spaan ders gehakt kon hebben, werd Joe Streetman aangediend. Een jonge man kwam binnen. U heeft mij ontboden? vroeg hij-. De directeur antwoordde bevesti gend. Ziet u eene, vervolgde -hij, er heeft hier driemaal oen geheimzinni ge diefstal plaats gehad en ofschoon de strengste maatregelen genomen waren, konden wij den tweeden en derden diefstal niet verhinderen, noch ook maar iets ontdekken. Hoe is gewoonlijk de bewaking? vroeg Streetman. Een nachtwaker doel ieder half uur een ronde door het geheele ge bouw. De eerste maal dat een dief stal plaats had, heeft hij dit ook re gelmatig gedaan, doch hij bespeur de absoluut niets bijzonder^ 's Morgens kwamen de beambten en in de zaal waar de zakken met aan- geteekende stukken. Jiggetn* vonden zij één der zakken totaal geledigd, doch wat liet moest bevreemdend was: het zegel was niet verbrokenI •Daaruit volgde dat de dief of dieven waarschijnlijk onder het personeel gezocht moesten worden. Er werd een buitengewoon scherp onderzoek ingesteld, 'doch alle verklaringen klopten. De bewuste postzak was in Washington gevuld en gesloten, daar naar den trein gebracht, hier onge schonden in ontvangst genomen en van liet station naar hier vervoerd, door de ambtenaren van dit bureau weer in ontvangst genomen, en den volgenden morgen was de zak gele digd I Hoe? Door wien? Een raadsel. Direct verdubbelde ik de wacht en om beurten moesten de maimen in het lokaal waar de zakken lagen, w aken. Een paar nachten ging het goed, tot op zekeren morgen wederom de zak uit Washington ledig was. Een nog strenger onderzoek volgde, doch alle verklaringen nu onder eede vulden elkaar aan. Onderweg kan er niets bijzonders gebeurd zijn, want dan zouden ale betrokken ambtena ren, een vijftig man, in het complot moeten zijn en dat kan ik niet aan nemen. Allen verklaarden dten zak onge schonden ontvangen te hébben. Trou wens was deze ook nu wederom 's morgens geheel onbeschadigd. Er kwamen nu eenige detectives 's nachts op 't bureau en één hunner maakte, als postbeambte vermomd, de treinreis mede, terwijl een ander in Washington toezicht hield. Noch te Washington, noch in den trein, noch aan het station hier of 's nachts op 't bureau gebeurde iels bij zonders. De detectives zaten verscho len en verklaren beslist voortdurend gewaakt te hebben en desniettegen staande was de zak den volgenden morgen totaal ledig en het zegel was niet verbroken. Ik bon niet bijigcloovig, maar wat hier gebeurde, kan ik onmogelijk ver klaren. De dief moét toch gezien zijn. De laatste maal heeft hij een reu zen slag geslagen, honderdduizend dollar. Best mogelijk dat hij nu meteen stopt. Streetman wist wel beter. Zulke handige schurken als hier aan 't werk waren, stoppen niet zoo spoe dig. Mag ik den zak eens zien? vroeg hij. Op een wenk van den directeur haal de de hoofdambtenaar het gevraag de. Hebt U eenige verdenking, vroeg Streetman onderlusschen den direc teur. Totaal niet, antwoordde doze. Bovendien is de zak geen moment uit het oog verloren door de detectives en toch De hoofdambtenaar kwam terug. Streetman bekeek nauwkeurig den medegbrachten postzak. Het was een vrij groote gummlezak, overtrokken mef linnen, welke door een koord wend dichtgehaald. Aan dit koord be vestigde men het zegel, dit was ook nu gebeurd en het zegel was totaal onbeschadigd. Het is onmogelijk het zegel on gemerkt te verbreken en weder te her stellen, zei de directeur toelichtend. Misschien zou men na een bewerking van uren het voorzichtig kunnen los smelten om dan de lak later weer te doen stollen, maar daarvoor kunnen de dieven geen tijd gehad hebben. Op den zak zat een klein briefje geplakt, waarop gedrukt „Washington." Streetman keek naar den onder kant waar een naad zat en wierp een vragend en blik op den directeur. Neen, antwoordde deze zijn on uitgesproken vraag begrijpend. De naad kan niet worden losgetornd. De zak is van gummi en uit één stuk om vochtindringen te voorkomen, dus... Hoe worden de zakken vervoerd? vroeg Streetman. Deze is te Washington ingepakt en verzegeld onder het oog van een detective, wat de ambtenaren niet wis ten, want die beschouwden hem als een nieuwen collega. Toen is deze zak naar den trein ge bracht, waar hij door een anderen detective ln ontvangst werd genomen, die als „postambtenaar" de geheele reis mede maakte, en hier zag hoe de zak werd overgeladen in den postwa gen. Bij ontvangst hier ten bureele waren andere detectives aanwezig on die hebben den gelieelen nacht ge waakt Het beste Is, dat ik eens naar Washington gn, meende Streetman. Do directeur vond het goed en Streetman ging 's middagB op reis. Er waren reeds weder een paar da gen verloopen sedert den laatsten diefstal, die onder het oog der detec tives moest hebben plaats gcliad. Maar hoe? Daarover peinsde ook Streetman. Hij voelde dat het een eenvoudige trus moest zijn, doch kon niet na gaan welke. In Washington begaf hij zich naar het bureau der Posterijen en maakte zich bekend. Ongemerkt was hij getuigp van de verpakking en ook aan het station zag hij hoe één der vermomde detec tives den zak overnam. Die was voor- Ioopig onder goede hoede. Streetman liep nog te praten met den directeur van het Washington- sche bureau. Er wordt op Uw bureau toch nooit gestolen wel? vroeg Streetman. Alleen pennen en pollooden, ant woordde de directuer lachend. Een enkel© keer mis ik wel eens iets, een bloc-note of zooals verleden week een pakje plakbriefjes en een pijp groene lak, dat laatste leek verdacht. U weet groene lak gebruiken wij orn de post zakken te verzegelen. Ik heb, toen de diefstal bekend werd, direct den de- dectives dit voorval medegedeeld en zij zijn gaan zoeken naar den dader. Dut was een jongste bediende, die de lak gebruikt had om St. Nicolaaspak- Jes dicht te maken. Dus ook dit eeni ge spoor bleek foutief. De trein stond op punt van ver trekken en na afscheid genomen te hebben stapte Streetman ln. Te New-York aangekomen lette hij goed op lioe de zak van den trein naar den postwagen gebracht werd. Streetman nam een auto naar liet bureau en wachtte den wagen af, die een poosje later kwam. De koetsier droeg alle zakken naar binnen, terwijl een detective bleef wachten bij den wagen buiten. De zak uit Washington was een der laatste. Deze legd© d© koetsier te mid den der anderen, het licht ging uit, de deur werd afgesloten en Streetman bevond zich met een anderen detec tive in den slïkdonkeren zaal. Alles was stil, Streetman berekende dat het ongeveer tweo uur moest zijn, om kwart over een was zijn trein aan gekomen. Met starende blikken keek hij naar de tafel waar de zakken lagen. Buiten w eerklonken voetstappen. Streetman's zenuwen waren tot het uiterste gespannen, hij hoorde den anderen detective aan zijn revolver morrelen. Plotseling begon Streetman zacht jes te lachen; het was de nachtwacht die zijn ronde deed. In hun kamer kwam de man niet, die werd voldoen de bewaakt. Streetman werd stijf en begon zich te rekken. Een waarschuwend „stil" weerklonk uit den andern hoek. Het moet zoo langzamerhand vier uur zijn meende Streetman. Als er nu niet vlug iemand kwam zou hij wel vergeefs gewacht hebben, mopperde hij inwendig. Zachtjes begon tegen half zeven de morgen te gloren. Eerst zwak en toen sterker. Streetman keek naar de tafel en uitte een kreet terwijl hij te voor schijn sprong: de zak was ledig. Beide mannen staarden elkaar ont zet aan, beidon hadden den zak niet uit het oog verloren en toch was deze leeg. Streetman keek naar het zegel, on beschadigd was het. Gaat U maar vast weg, vroeg hij den detective. Ik moet even rustig na denken. De man vertrok en Streetman over dacht nauwkeurig zijn reis. Waar kon de zak geledigd zijn? Niet. hier ge durende den nacht. Maar toch was hij vol toen hij hier kwam Plotseling barstte Streetman in een luid lachen uit Hoe stom, hoe stom, riep hij maar steeds. De nachtwacht en ande re detectives kwamen aanloopon op het spectakel. Streetman gierde nog steeds van pret. rt zou maar met zoo Tacfien, meende de detective, die mede in do kamer geweest was. Zoo mooi hebben wij het toch waarachtig niet gedaan. De dief komt, werkt en gaat, ter wijl wij erbij zitten. Streetman had opgehouden met la chen. Er is heelemaal geen dief ge weest, zei hij. De anderen keken verbaasd. Denk erom, geen woord van dit alles vertellen, aan niemand, zei Streetman. Binnen twee dagen hoop ik de da ders op heeterdaad te kunnen betrap pen. Kent U ze dan? Een er van tenminste! De anderen waren steeds meer ver wonderd. Hoe ter wereld wist Streetman nu plotseling de oplossing? Dat vroeg ook de directeur 's mid- daes toen de detective kijken kwam. Doch Streetman zei niets, vroeg hem eenige dagen te wachten. Een paar dagen lang gebeurde er niets bijzonders. De laatste diefstal was, evenals de vorige, geheim gehouden, slechts de betrokken ambtenaren wisten ervan, niet echter van dezen vierden, Street man had wzoclit geen onderzoek in te stellen. De oplossing ligt vlak bij huis, zei hij lachend. Den derden dag, na den laatsten diefstal, was het hondenweer. Storm en regen. De enkele voorbijganger» keken verwonderd naar den fietser, die on vermoeid voor het station heen en weer fietste, een nare liefhebberij bij storm en regen en 's nachts om een uur. Eindelijk scheen hij er genoeg van te hebben. Hij reed een straat in cn doofde plotseling zijn lantaarn. Nu was hij genoodzaakt vlak achter dien postwagen te blijven, die voor hem reed. want anders zou hij misschien ongelukken veroorzaakt hebben. De bewuste poetwagen kwam van het station en maakte den laatsten rit met de aangeteekende stukken, welke van verschilende plaat3ern met don -trein uit Washington med©gekomen waren. Een eigen aar digen weg neem je, mompelde de fietser, toen de postwa gen eenige donkere straten inreed, die in 't geheel niet op zijn route la gen. Onverwacht stopte de postwagen en de fietser reed er bijna tegenaan. Vlug remde hij, sprong van zijn rij wiel en verschool zich tegen den lin kerkant vcui den wagen, terwijl de koetsier, die de bak verlaten had langs de rechterzijde naar de deur liep, welke zich in den achterwand be vond. Hij operate deze deur met den sleutel dien hij daarvan natuurlijk bezat en nam één der zakken eruit De huisdeur van nummer 17 werd ge opend en een man, die in den gang stond nam den zak aan. Even later gaf hij hem weder aan den koetsier, die den pas ontvangen zak In den wa gen wierp, de deur sloot, op den bak klom, om snel verder te rijden. De fietser was reeds vertrokken ter wijl de koetsier de deur sloot en hij trapte als razend. Drijfnat kwam hij aan het hoofd bureau waar do beambten den laat sten wagen afwachten. Hebt U boeien vroeg de fietser aan de detectives die zich onder hen bevonden. Ja, mijnheer Streetman, ant woordde een hunner. Mooi, houdt u gereed-, zoo dade lijk komt onze man. Op hetzelfde moment reed de post wagen voor. De koetsier klom van den bok en opende de deur. Een aantal zakken lagen in den wagen. De koetsier droeg er achtereenvol gens vier naar binnen. Toen nam hij den zak waarop het briefje met „Was hington"1 geplakt was. Moeilijk legde hij den zak op den schoulder om dan eenigszins gebogen naar binnen te gaan. Toen Streetman hem zag aankomen, begon bij te la chen. Is tiet te zwaar voor je? zeide 'hij, toen de koetsier langs hem heen wilde gaan. Laat ik den voetbal maar nemen en vraag jij of meneer daar j© de handboeien aan wil leg gen» De man maakte een verschrikte be- weging. Vlug wierp hij den zak op den vloer en terwijl deze als een bal weder omhoog sprong, keerde do koet- 6ier zich om... en keek in den loop van een revolver. Twee beambten grepen den man, een kort klik-klak volgde en de koetsier was geboeid vóór hij goed wist, wat er eigenlijk gaande was. Streetman tilde met één hand den „zwaren" zak op van den grond. Ilij is netjes opgepompt, zei hij goedkeurend. De koetsier vloekte binnensmonds* Het was heel handig, prees Streetman nog. Wacht nu even hier, dan gaan we den ander halen. Hij deed des koetsiers jas aan en zette diens hoed on Daarna ging hij, ver gezeld van eenige politie-beambten naar het huis „nummer 17", waar voor m den laten avond de postkar gestopt had. De politiemannen ver scholen zich in een portiek en Street man belde aan. Boven werd na ©eni gen tijd een raam opengeschoven, ie mand keek naar beneden, toen vroeg eon mannenstem Ben jij liet, Wil liam. Ja. antwoordde Streetman, vlug, onraad! Hij sprak op brommenden toon, juist als de koetsier placht te doen. Even later werd de deur geopend. Zoodra de man boven verdwenen vras, waren de detectives te voor schijn gekomen, en toen do bewoner de deur geopend had, zag bij zes re- ers op zich gericht. De man zag het r.ulteloozo van verder verzet in en liet zich gewillig boeien. Gezamenlijk ging men naar zijn kam ens. Streetman keek zoekende rond. In de bedstee, antwoordde de gevangene, die blijkbaar hoopte door een welwillend optreden zijn straf tenminste te verlichten, nu alle kans op een goeden afloop der affaire toch verkeken was. Streetman vond werkelijk onder de bedstee den nog ongeopenden post zak uit Washington, benevens sta pels aangeteekende brieven uit vori ge verdwenen zakken. Een heele verzameling, zei Streetman sarcastisch. Ja, antwoordde de man vrien delijk, ik was juist van plan zo mor gen te ordenen I maar vertel me nu eens, wat bracht u op het spoor? vroeg de New-Yorkeche postdirecteur, nadat Streetman hem den volgenden mor gen de arrestatie der dieven cn de inbeslagneming van de gestolen brie ven verteld had. Eigenlijk de diefstal der plak briefjes, zei Streetman. Daardoor wist ik dat de postzakken door da dieven verwisseld moesten worden. De vraag was slechts „waar". Ik maakte den gelieelen tocht mede, be halve het ritje van 't station naar 't bureau. Het was dus de eenige gele genheid. Eerst wist ik niet boe de zak leeg gemaakt was, doch dien mor gen na mijn waken, begreep ik dat de zak, die daar lag niet vol geweest i bij aankomst. Hij léék vol, doch zat slechts lucht ingepompt, die gedurende den nacht langzaam uitstroomde. De koetsier droeg dien luchtzak, dus was die medeplichtig, wat trouwens wel moest om de ver- ïuiling mogelijk te maken. Die an der had een goheelen dag tijd om voorzichtig den zak te openen, hem ledig te maken, dan vol te pompen en even voorzichtig het zegel weor ta bevestigen Hij was een kunstenaar op dat gebied, ofschoon het betrekke lijk gemakkelijk is wanneer men er uren beschikbaar voor beeft. En hoe kwamen zij aan dien ruiizak? O, de man vertelde mij vannacht, dat hij dien gestolen had gelijk met de plakbriefjes. De beambte die het opzicht hod over den voorraad, had van den diefstal nog niets gemerkt. Mijnheer, ik bewonder u, zei de directeur, eerlijk gezegd, vervolgdo hij joviaal, dacht ik dat u een wind- hu :1 was, toen u dien morgen beweer de, de oplossing te hebben gevonden. 'Een windbuil was er wel in deze zaak, antwoordde Streetman, maar ik was het niet. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan don heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon no. 1543. Probleem No. 702, van II. W. ZIT MAN, (le Publicatie.) Zwart 15 schijven, op: 3, 7, 8, 10, 12, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 25 cn Wit 15 schijven, op: 21, 26, 27 30, 31, 32, 33, 34, 38. 39, 40, 42, 43, 44 en 50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 12