te te ran geiiiKsaan<io«mng. in ac auto leende zij nog een wi 11 sr oor aan de betuigingen van bewondering en ge negenheid, met gratie nog drukkend de van alle zijden toegestoken han den. Ik zag, in liet gedrang, een da me heur hoed met een grooten rouw sluier verliezen zonder er zich óm te bekommeren, blootshoofd trachtend zich een doorgang naar de auto te hanen, terwijl een geamputeerde sol daat van het andere trottoir kwam, alsof hij op zijn beide krukken wilde vliegen.... In tusschen kwam de auto In beweging, terwijl Sarah nog met gebaren en glimlach dankte. Zal de „divine Sarah", met de gou den stem van voorheen, hei aas I door den ouderdom getroffen als zij is, weer op liet tooneel verschijnen.' Men sprak er van, ook zij zelve, voor dezen winter, waarin het nieuwe zeld zaam zal blijven. Men heeft'het op de planken ook over een reprise van „Coup d'aile" van Frangois de Cu- rel, dat het Théatre Antoine nu een tiental jaren geleden opvoerde. De Comédie Frangaise zou het stuk weer ten tooneel brengen, met oen andere ontknooping echter en die reprise zou niets slechts plaats hebben om de vaderlandslievende gevoelens, die dit stuk zeer zuiver uitdrukt, doch ook om liet zuivere en sterke talent De opéra-Comique zou „Pelléas et Meli- sande" van Debussy weder uitvoeren en dat niet alleen omdat het „Fraix. sche muzick"*is en liet libretto van Maeterlinck, die een Belg is, doch mede, laten wij het hopen, eenvoudig om ons d© zoo nieuwe en aoo fijne muzikale aandoeningen terug t© ge ven, die dit heerlijk werk nu tien jaar geleden wekte. Wij zouden ook, zegt men, de „Gio- concla" van Gabriole d'Anuunzio hoo. ren, opgevoerd in het „Théillre do l'Oeuvre" en die opnieuw zou verschij nen in de Coniédi© Frangaise. Een mooi ding, dat d'Anuunzio had opge dragen aaji „Eleonoru met de mooie handen". Sarah, vertelt men, zou we der optreden 111 „La Princess© loin- taine" van Rostand, met Ida Rubin- setin. En dal schijnt schier onmoge lijk voor wie haar gezien hebben zoo als wij haar d© vorige week zagen en het is niet wenschelijk, zullen we zeggen... Ida Rubinstein, die belang wekkende kunstenares, voor wie door d'Annunzio het heerlijke en weelde rige tooneelstuk „La Pisanella" is geschreven.... Ik woonde indertijd de generale nepoutie, gala-avond, „ra- sissime", bij, met het Tout-Paris. Helaas Wanneer zullen wij de groote en harmonieuze soirées der Kunst weerzien? N'a Italië meegesleept te hebben in den trotschen wil van zijn grootsch en welluidend woord, is d'Annunzio thans hij de Italiaansche legers, soldaat, luiienant... Op een avond, in den tu'd dor opvoeringen van „La Pisanella", een zomeravond van Parijs, de vensters open over de hoornen, zei d'Annunzio in een salon plotseling: „Wanneer de mensch een zekeren leeftijd heeft bereikt en zijn ganschen da-oom heeft verwezenlijkt, is liet misschien beier, dat hij heen gaat. Zoo heb ik de zekerheid van een geweldigen dood: mijn liohaams- déelen zullen verspreid heengaan. Ik zal heengaan in stof, er zal niets van mij overblijven..." Zoo gaat het: wij zijn dit artikel begonnen met over het tooneel te spre ken en over de kunst, en wederom zijn wij teruggebracht tol de gedachte aan den oorlóg, den oorlog, geduren de welken de kunst niets is dan een herinnering, zoo klein, zoo ijdel, zoo ver, dat het den grootston dichters toeschijnt, dat sterven grootscher is dan hun meest grootsche drooinen. WILMA KNAAP. Amsterdamsche Kout 190. II e rf s L De zon slaat to stralen aan den teeren, ijlen, mnt-'blauwen hemel. Dat is geen brandend stralen in ver zengenden gloed dat is geen weife lend stralen als in de dagen dat de aarde in bruidstooi is. Dat is het volle, koesteronde, gul den stralen van de milde herfstzon. De luchten zijn nu niet gespannen en trillend van de brandende zomer warmte, maar licht, heel fijn zacht mat blauw, met ijle nevelen, cn hel der, hoog in majesteitelijk en glans staat daar de zon in. Wonderlijk-heerlijk zijn toch de overgangen in de natuur elk jaar getijde z'n eigen schoonheid en lus ten, altijd boeiend cn variabel in de mathematische regelmaat van den tei ugkeer. 't ls geen wonder, dat die overgan gen en de eigen schoonheid van uike jaar-periode de dichters uit alle tij den en van alle landen geïnspireerd hebben tot hun schoonste zangen. Hoe zou het anders, waar, nog voor er van beschaving sprake was, de stern der natuur sprak tot het hart der menschen De primitieve volken zonken in aanbidding neer voor den glans van de stralende zonvoor het witte licht der blinkende maan, en zij sid derden voor de macht der geheim volle nutuurkruclilen, als do bliksem flitste en de donder rolde en als de storm de wateren hoog deed opschui men. En door alle eeuwen heen hcoft de fantasie de geheimenissen dor wou den en van de diepte, der zeeën, be volkt met nymfen en saters, met •meerminnen en zeegoden, bezongen. Zoodat ik maar zeggen wil, dat liefde tot en bewondering voor de latuur allen menschen ingeschapen s en vanzelf de dichters, die immers aan het dicp-menschelijke uiting ge ven van de schoonheid in de na tuur, bun heerlijkste liederen zon gen. Eneven onvermijdelijk, dat er stereotype uitdrukkingen kwamen, cliché s die men elkander ging na- pralen. Zoo straks gebruikte ik al de veel geliefde bruidstooi, waarover ieder een spreekt als het lente is. En wan neer de herfst in het land is spreekt nic-n elkander gaarne van de ijle nevelen, de fijn-gesponnen herfst draden, van den zoeten weemoed bij het zien vallen der gele blAren. Wie ze voor kunst of eigen visie uitgeeft, die cllclvé's, doet dwaas, maar tilt is toch zeker, dat ze waar zijn en dat wel van geen jaargetij als van den herfst, wat jaarhonder den (achtereen van geslacht op ge slacht overgebracht werd om de eigen schoonheid te karakteriseeren zoo juist is. Deukt niet, gij Haarlemmers, die in elk moot jaargetij het natuurgenot uit de eerste hand hebt, bevoorrecht als gij zijt te midden tusschen boscb en duin, zee en wei, dat wij groot- stodehngen de schoonheid van dezen heerlijken herfst niet evengoed on dergaan als gij, '0.1 is dan ook het aspect weer anders. Ik behoef u, die trotsch zijt op uw wondermooie om streken, niet veel te vertellen van ons Vondelpark, onzen trots. Maar kom er eens een kijkje ne men, nu onze beuken het herfst- bfiaderkleed, het bekoorlijke bonte, hebben aangetogen. Nu iepen en linden, breed-kruinige kastanjes en al het fier goboomt' in het kleurige najaarskleed prijkt, met de groene hulst er tusschen als 't beeld der on veranderlijkheid. Het is plechtig najaars-stil in ons Vondelpark, Zelfs de blad-val knerst niet onder de voeten, omdat er bijna nog geen blad-val is. Merkwaardig, dat rht najaar zoo n kiten blad-val goeft. En als ge ons herfst-mooi wilt aan schouwen, loopt dan langs onze grachten. Dan moet gekomen in den laten namiddag, als de zon al zachtkens aan 't dalen is en de uiterste toppen der boomkruinen in het uiat-gouden licht, zet. En als de ijle herfslnevelen daar hebt ge ze mysterie-vol éven sluieren de ^compacte huizen rijen, waarvan de gevelspitsen gul den in 't late licht. Ze zijn zoo wonderbaar mooi, onze grachten, maar in de kleurige na jaarsdagen vol sprookjes-schoon- (heid zijn ze toch op 't mooist. Er is wel eens over geklaagd, dat het gracht-aspect zooveel lijdt doordat meer en meer de deftige heerenhui zen verdwijnen en plaats maken voor rommelige kantoren. Een klacht die niet misplaatst is, inAar toch, toch spreekt de schoonheid der grachten voor zich zelf. Bij tal van bochten en onverwachte wendingen 6laat men verrust en getroffen door een bekoorlijk slads-beeld. Wie bovenal het herfst-mooi in Am sterdam genieten wil, die zoeke de oude stadsplekjes rnet de typische geveltjes en markante, pittoreske hoekjes, stukjes straat en brokjes gracht. Da&r is bet vooral, dal de herfst, als de avond gaat dhlen en de sche mering valt, wondere effecten too- vert. Ge staart droom verloren naar een stil, oud grachtje, dat In z'n zwijg zaamheid u van eerbied vervult, om- dal het lief en leed van zooveel eeuwen zong En ge ziet de menschen straks gaan in de donkere kleuren en war- oner kleodij dan zooeven nog, toen 't zomer was; in de warme kleuren, die harmonieeren met de kleuren en het zoet mysterie v'au het getij. En dan daalt de avond verder en steekt de stad de lichten aan. Dan ziet ge de café's vol licht en leven, vol woelig beweeg. En de druk te in de winkelstraten, waar het licht te fel-brutaal is voor de teere schoon heid van herfslnevelen Maar zoodra ge wilt en waar 'ge wilt kunt ge dat weer ontvluchten en droonien droomen van 't langzaam sterven in de natuur en den weemoed van den blad-val doorvoelen op een stil stukje gracht, in een vergeten hoekje. Dat is de herfst-schoonheid vau Amsterdam. AMSTERDAMMER. De proef. 0, die lieve, aardige kleine I Walter Steffens had nog nooit zulke oogen gezien, waaruit opeens soms een glooiende straal lichtte, als kwam die uit ondoorgrondelijke diepte nog nooit zulke roode lip pen, en wanneer het hem ware ver gund geworden, op het welig blonde haar een kus te drukken, op de be koorlijke lokken, die als verleidelijke amoretten over het blanke voorhoofd vielen, dan ware hij de gelukkigste sterveling der wereld geweest. In één woord Walter was op de mooie Anita smoorlijk verliefd. Reeds het woord Anita was muziek in zijne ooren. Die muziek weerklonk dag en nacht, nu eens week cn lief lijk, dun vol stormachtig gejubel maar altijd betooverend. Die toe stand wae heerlijk overweldigend schoon, maar op den duur ondraag lijk. Nu, vraag haar dan I zei Paul Werner, een vriend der jeugd. Een ander 1 Het bloed steeg Walter koortsachtig heet naar de slapen. Een -ander zou hel wagen t 0, dan waren er nog scherp geslepen klin gen, pistolen et cetera. Er moest maar eens een komen I Maar Paul Werner, zijn intieme vriend, had gelijk. liet was een schoone Juni-avond Anita gmg met hare tante naar huis; Walter Steffens begeleidde de dames. Zij kwamen in liet plantsoen langs een tuin, waarin opwekkende muziek klonk. Walter zag Aniia aan en Anita Waller. 'Het was een concert in de open lucht. Nu werd de tante geprest, om met hen belden dat concert bij te ■wonen. En toen het 11 uur geworden was, en ze nu werkelijk naar huis gingen, toen jubelde uit het stille, diclite gebladerte de nachtegaal zijn minnelied uit de kleine zangerskeel. zoodat het beiden Anita en Walter, niet de tante zoo wonderbaar te moede werd en ze elkaar de lfand drukten die handen waren gloeiend heet en werden 'n oogenblik later koud als ijs. De nachtegaal sloeg vertier Anita's oogen lichtten en vlamden de roode lippen der lieve kleine openden zich onbewust Walter's hand heefde. Toen wist hij niet meer, wat hij deed. Anita I Zij boog het hoofd. Nogmaals fluisterde hij haar naam.; hij sloeg den arm om haar Heen en drukte haar aan zijn borst, en als lung van deze seconde luuuic zaligheid af, stamelde hij Anita, mijn geliefde, niijn le ven Toen vroeg Walter aan de tante Lieve, bteste tante. U ziet, hoe het met ons gesteld is. Mag ik uwe Anita hebben en haar tot de mijne maken Zij zal t goed bij ine heb ben zij zal De tante liet hem niet verder gaan met zijn verzekeringen. Kinderen, vvhnneer ge elkaar liefhebt, goed dan. Men mag niet scheiden, wat de hemel hijeen- brengt Nu kuste de heer Steffens de tante de hand. Nu, dat kan niet beterzei de intimus Paul Werner, toen hij na een week vernam, hoe 't er mee stond. Je kunt niet beter doen dan zoo gauw mogelijk trouwen. We wil len hopen, dat ook zij jou 'n hcetje lief heeft. Een beetje lief Wat bedoel je daarmee De intimus glimlachte. Ik heb de vijf werelddeclen ge zien, domme Romeo! Steeds en over al fladderden de koozende vlinders om de mooiste bloemen. Ik begrijp niet, waar je heen wilt Heb je soms een sigarelte, carls- sime Dan praat ik prettiger en ge makkelijker. Aan zijn verlangen werd voldaan. Dank je. Ah, die is delicieus Ik wou je wat zeggen. Daar je voor het oogenblik ontoerekenbaar zijt, 1/il het niet veel baten. Maar later denk je misschien nog oens atin mij. Een Adonis ben je niet. Lichtzinnig evenmin. Is zij wel ten volle voor je geschikt Daar heb je natuurlijk niet angstvallig over nagedacht; bo denk, aan de wittebroodsweken komt eenmaal een efnde. Je kunt haar huwen, natuurlijk De ander haalde zwijgend de schouders op. Het discours beviel hem niet, - Ik weet wel, dat huwelijk kan heel gelukkig zijn. Maar vsrgeet nu eens den nachtegaal en houd er re kening mee, dat je Anita óók reke nen kan. Zoo, en nu vaarwel, ouwe jongen Ik wensch je het beste. En de intimus ging. Hij had voor doovemansooren ge sproken, Maar later dacht Walter er wel"eens aan. Was de stekel dan tóch doorgedrongen Naarmate de weken verliepen drong de puntige doorn dieper door. Als 't eens om zijn geld was Aanvankelijk wilde hij luchthartig hem trekken'uit het nauw merkbare wondje. Doch het ging niethij zat al te diep. En nu woekerde 'I wan trouwen verder voorteen booze, liefdelooze gedachte, die hem 'som wijlen geheel het filomeelengekweel ergeten deed. In den wreeden twijfel van zijn ge moed wilde hij weder zioli wenden tot den beproefden vriend. Deze was juist op reis en dus schroef hij hem een Jangen biief, waarin hij hom zijn bitter leed klaagde. Het antwoord van den vertrouwde was „Goede, maar domme jongen Stel je kostbaren schat toch eens op de proef. Zeg, dat je have en goed verloren hebt en haar niets meer kunt aanbieden dan de groote liefde van een eerlijk, ge heel haar toegedaan hart. >Het verdere zal dan wel blijken. PAUL." Walter dacht lang over dlpn brief na. Toen kwam hij lot ecu besluit. Paul had gelijk. Een andere wegwas er niet. Hij geraakte in een koorts- achtigen toestand. Als Paul nu toch waarlijk eens gelijk had, dal zijne Anita o neen, neen. Dat kon niet mogelijk zijn. Anita, mijn schat, mijn leven, sprak hij na vier-en-twiniig uur lot do kroon zijns levens, ik moei je iets zeggen. Maar ik aarzel Anita, Ik heb angst Toen sloeg de lieve kleine de armen om hem heen en smeekte Zeg het mij, geliefde; verberg mij niets. Niets kan mij bevreesd ma ken ik bemin je immers. Eu nu kwam de geliefde met de historie voor den dag. Ongelukkige speculaties hadden zijn vermogen geheel verslonden. En nu, Anito, daar ik arm en ellendig voor je sta, geef ik je de vrij heid ik geef je woord je terug. Maar over de grijze heksenoogen kwam een ondoordringbaar floers. Mijn lieve Walter, dat is een treurig bericht. Zij bleef een oogenblik in stil ge peins en steunde het hoofd in de hand. Maar eensklaps sprong ze op, omhelsde hem onstuimig en riep Walter, Walter wilt ge d&Ar- n mij verstooten Dat zal Je niet gelukken. Ik blijf bij je. We zullen werken, jij en ik. Of zeg het mij eerlijk wil je liever alléén verder zien te komen ben ik je tot last? Dan, maar ook dan alleen, Walter, ga ik In Sleffen's oogen kwam oen ver dachte glans. Anita, hoe gurit ge zoo iets den kenMonr zie, lieveling, ik mag je lot niet ketenen tfan dat van een man, die niets meer bezit. Het zal misschien maanden duren, voordat ik een betrekking gevonden heb, die in 't hoogst noodige zal kunnen voor zien Daar vlamde het weder in Anita's oogen op; zij rukte zich den kostba ren ring, (Re Walter haar gegeven had, van den vinger. Voor ëen paar maanden zal dit genoeg zi.in. Walter, lieve Walter verlaat mij niet I Het duurde lang, voordat hij zijne ontroering in zoover meester was, dat hij met trillende stem haar in 't oor fluisteren kon Anita, mijn lief, mijn leven I Zoo was het dan een uitgemaakt© zaak, dat Walter en Anita bruiloft zouden vieren. Dezen dag zullen we voor het laatst nog eens in weelde leven, sprak hij. Niemand behoeft te Iweten, wat ons daarna te wachten staat Maar, Walter, waar moet dat gold vandaan komen?"— voerde "Ani ta aan. Stil, lief meisje. Zooveel heb ik nog in veiligheid weten te brengen, in geval het groote wonder geschied de Het groote wonder Wat dan Wannoer mijne Anita mij ge trouw bleef, ook dan als ik haar niets meer dun mijne liefde schenken kon. Anita weende. Walter Steffens w'as de gelukkig- Bic mensch van de wereld. Zijn trouwdag zag hij tegemoet met ge voelens, waarvan alleen hém het ge heim bewust was. En dan als de feestroes voorbij was de gulle be kentenis. dat hij zijne Anita slechts op de proef had willen stellen. Hoe zouden dan de grijze nixen-oogen glanzenHoe zou zij den de mollige armen om zijn hals slaan 1 Hoe zou ze dan gelukzalig stamelen, weenen, lachen de kleine heks 1 De bruiloft had een schitterend verloop. Toe, laat niets raden, fluis terde hij haar toe, daar zij zoo'n ernstig gezichtje zette en bleek was heden willen we Juichen en ju belen. En toen alles voorbij was, kwam hij naar haaf toe en zeide Zie, kindlief, ik heb jo bedro gen Sprakeloos zag Anita naar liem op. Ja, mijne Anita. Maar het moest. Ik kon niet anders. 4nita, mijn sóhat, mijn kleinood, het is niet waar, dat ik mijn vermogen verloren, heb. Wij behoeven niet hard te werken wij zullen Verder kwam hij niet. Want Anita, zijn parel, zijn lief en ziin leven, sloeg weer do blanke, mooie armen om zijn hals uit baar grijze heksen-oogen trof hem een eigenaardige glans en de lieve kleine fluisterde giechelend Jou, deugniet I Ik heb je van het eerste oocenblik of bemind en zal je altijd liefhebben, en buitendien vond ik eenigen tijd geleden den brief dan je vriend, waarin hij je den raad gaf', mij op de proef te stellen. O, mijn Walter, hoe gelukkig ben ik 1 En het gracieuse vrouwtje kuste hem. Nieuwsgierig. In het klein, maar wonderschoon gelegen bergoord Felsenthal was op liet naburig slot een prins gekomen, om er den zomer door te brengen. Het was spoedig uitgelekt, dat hij er aan dacht, een eenvoudig meisje tot vrouw te nemen. Evenzeer vernamen de meisje© in .het dorp ook, dal de hooge heer een voorwaarde stelde bij eisóhte, dat zijn aanstaande niet. n 1 e u w s g i e- r i g mocht zijn. Deze vooiwaarde wtas voorwaar een druppel alsem in den beker van liet verwacht geluk. Zekeren dag waagde het een meis je en 7.ij werd in de voorkamer van de vorstelijke vertrekken gevoerd. Het duurde een half uur nog altijd werd zij niet geroepen. Daar viel baar blik op de schrijftafel. Verbaasd las zij haar eigen adres. Hoe kon ©en biief aan hèar hier komen? Fluks verdween die in haar zak. Maar de prins, die haar door het sleutelgat bespied had, liet haar ver wijderen te laat zag zij in, dat zij de proef niet had doorstaan. In liet dorp was haar lot maar al te spoedig bekend, wnnl ze kon even min zwijgen en geen der meisjes had den moed, zich bloot te stellen aan iliet gevaar, te worden afgewezen. Toen begaf Ros'l, zonder dat Iemand het wist, zich naar het slot en verzocht bij den prins te worden toegelaten. Een oogenblik later stond ze in de voorkamer. Zij hield de handen voor de oogen, om toch niets te zien, wat- hare nieuwsgierigheid zou kunnen opwekken. Maar door de vingers (heen zag zij een boek mot breeden, vergulden rand. Met moeite ontcij ferde zij uit de verte den titel, die luidde: „De dorpsschoonen van Fel senthal". Een onwederstaanbare Aandrang dreef haar naar de tafel zij sloeg liet boek open het was een doos in tien vorm van een boek, en daarin lag een briefje „Adieu 1 Verloren I" Bedroefd keerde zij terug. Geluk kig vernam niemand het mislukken van haar pogen. liet was toen, dat I.les'L uil de stad terug kwam. Toen zij de wonderlij ke geschiedenis van den prins en zijne bedoelingen en de gestelde voorwaarde vernam, begiaf zij zich den volgenden morgen naar het slot. Zij had een voorwerp in haar zak gestdken, dat zij te voren nooit in handen had gehad. Bijkans een uur zat zij roerloos in tic voorkamer, waar het haar voor gangsters zoo slecht hekomen was nu ging zij zacht naar het venster, opende het nauw hoorbaar cn schoot met de meegebrachte revolver in de lucht De prins deed in zijn vertrek zioh de bitterste verwijtingen, dat bij zoo lichtvaardig mot meisjesharten speel de. Met den zakdoek zich de opwel lende tranen afwisschende, besloot hij te gaan zien naar de ongolukki- ge, die hij blijkbaar tot een wanho pige daad gedreven had. Hij opende de deur. Lies'l neeg eeribiedig. Wat moet (Jat stamelde de prins. Lies'l zei Ik wou eens zien, of Uwe Hloog- heid ook nieuwsgierig ls. INKWARTIERING IN 'VROEGER, DAGEN. -In 1788, 't jaar, waarin het voor spel van den 1'ranschcn tijd werd afgespeeld, toen republikeinsche woelingen onderdrukt werden met hulp van Pruisische wapenen, had Haarlem natuurlijk inkwartiering. Dat kostte de gemeente f 470 per week en al spoedig zat bet gemeente bestuur met de banden in het haar. Zonder een toereikende subsidie zou die belasting op de gemeentekas 1e drukkend worden. Dus moest de bur gerij te hulp komen. Slim genoeg werd in de publicatie van 22 Mahrl 1788 den burgers voorgehouden, dat een geldelijk offer niet zwaar kon vallen, waar liet diende „tot verzor ging der Militie, door welker waak zaamheid de algemeene rust tot nog toe op een voorbeeldige wijze was bewaard gebleven". Van gemeentewege werd dus be kend gemaakt, dat van de „Bewoon den der Huizen, 2d binnen deeze Stad als haare Vryheid gelegen, mitsgaders vun de gebruikers van Stallen en Pakhuizen, Maandelijks zal worden gevorderd en geheeven één belasting, geproportioneerd aan de verpbnding en gerekend tegens tien Stuyvers van ieder Gulden in het Jaar voor welke ieder Huis, Stal of Pakhuis van 's Lands wegen in de zelve is aangeslagen". 't Was hittere noodzaak, dat men tot deze belasting overging. Zoodilu de tijden wat beter waren geworden, •erd dan ook besloten, dat het be- rag van aanslag met een vierde zou worden verminderd, terwijl de bewo- ner^ van perceelen, die „tot vijf Gul dens en minder In 's Lands verpon ding waren aangeslagen en wijders alle Personen, die uit eenige Diaco nie- of Stads Armenkas werden ge- almienteerd, vrijdom van Ibeltasling verkregen." ZELFOPOFFERINGi DeT*arijsche correspondent van de ..1'iines" beschrijft een prachtig voor beeld van zelfopoffering van een En- gglsche verpleegster, Mary Davies, in het Amerikaansche hospitaal te Neuilly. De Eugelsche bacterioloog dr. Taylor doet daar onderzoekingen om een methode voor de genezing van „gas-gangreen" te vinden. Hij Had proeven genomen met cavia's, maar kon geen uitkomsten verkrij gen, die hem in staat stelden de con clusies, waartoe hij gekomen was, bij menschen toe te passen. Daar voor was noodig, dat een mensch zich met een zuivere cultuur van den bacil liet inspuiten. Er waren vele gevallen van gas-gangreen in het hospitaal, maar aangezien zich bij alle complicaties andere vormen van infectie voordeden, waren die niet voor zijn proefnemingen te gebru'- ken'. Een geval van gas-gangreen zónder complicaties was noodig om het geneesmiddel te beproeven. De verpleegster Davies. die in het instituut Pasteur in bacteriologie had gostudeerd, had ongeveer 200 gevallen met doodelijken afloop van de ziekte gezien en had ook bij dr., Taylor's proefnemingen cavia's zien bezwijken. Zonder te laten merken wat zij van plan was, betrok zij een kamer dicht hij het hospitaal, en dezer dagen ontving dr. Taylor een briefje van haar. waarin zij hem ver zocht. dadelijk te komen, om eenig© lan'-sle proeven" te nemen. De dok ter bevond dat zij zich een inspui ting van de cultuur, die bij de jiroe- ven \nn de cavia's gebruikt was, had toegediend. Twee uur daarna ver toonden zich de verschijnselen van gas-gangreen. Zij had den dokter aan een zuiver geval van do ziekte geholpen. De dokter spoot nu een kinine-preparaat, dat hij als een middel tegen de ziekte beschouwde, bij haar in en binnen 24 uur was do patiënte buiten gevaar. De behandeling wordt nu in de Amerikaansche ambulance toegepast. EEN' I1ELDIL\FTIG GELEERDE. Over professor Rich. Neuhauss is meermalen geschreven, vooral naar aanleiding van zijn onderzoek in Nleuw-Guinea. De laatst verschenen aflevering van de Zöitschrift für Elh- nologie meldt dat hij overleden is, en zijn eigen doodbericht geschreven heeft. Het luidt aldus: „In den dienst van het vaderland overleed op 9 F© bruari de prnktizeeTend© geneesleer prof. dr. Richard Neuhauss, GO jaar oud, in het ziekenhuis te' Gross-T.ich- terfelde. Ingevolge zijn wensch was hij geplaatst in het nieuw gebouwd© militaire hospitaal aldaar; en tevens beheerde hij de in d© onmiddellijke nabijheid daarvan liggend» diphthe- ritis-barak. Reeds op het laatst van d© eerste week zijner werkzaamheden besmette hij zich bij het maken van preparaten en bij het onderzoek van diphtheritis-culturen, dermate met dlphthcritis, dal d© kans om in het Ieren te blijven zeer gering was". Zoo schreef hij, en als een held, bij zijn volle bewustzijn, en terwijl hij zijn zaken regelde, is hij gestorven. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. All© correspondentie dez© rubriek betreffend©, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Teleplioon no. 1543, PROBLEEM No. 704 van J. van I. o o y. Ie Publicatie. Wit 46 47 48 60 Zwart. 10 Schijven op 7, 8, 9, 10, 12, 14. 17. 18, 20 en 26. Wit. 11 Schijven op 21, 23, 27, 29, 34, 36. 39. 40. 43, 44 en 50. PROBLEEM No. 705 van J. van I. o o y. Ie Publicatie. ,1 2 3 4 6 jjiy^ i 1 1 1 1 m 'B H 'A M m aam fM m. m j 98 mWL. i <5§S IÉ Zi m mé 4S 47 48 49 60 Zwart. 10 Schijven op 6, 8, 9, 11, Wit. 11 Schijven op 17, 26, 82, 87, Oplossingen van deze problemen worden gaarne Ingewacht aan. bo vengenoemd ndro3, uiterlijk Dinsdag 5 October 1915. Oplossing van probleem No. 700, Van den auteur Wit 1510, 1611, 89-33, 48 -43, 40-34. 34:11 De stand was Zwart. 8 Schijven op 2, 14, 18, 19, 20, 24, 27 en 80. Wit. 8 Schijvon op 15, 16, 21, 32, 83, 39. 40 en 48. Oplossing van probleem No. 701, van den auteur Wit 32—28, 12 33-29, 28-23, 44-40, 43—38, 48:10, 25 3! De stand was Zwart. 13 Schijven op 1, 2, 9, 11, 14, 15, 19. 20, 21, 22, 24, 27 en 35. Wit. 14 Schijven op 12, 18, 26. 82, 33, 36. 37, 38. 39, 43, 44, 47 48 en 49. '16. 18, 20, 23, 33 en 89. 40, 41, 44. 45. 47 49 cn 50. Beide problemen "zijn goed opgelost door de lieeren P. van Amersfoort, R. Bouw, J. W. van Dartelen, J. Ja- cobson Azn., A. A. Jacobson, W. J. A. Matla, P. Mollema, H. W. Zitman. De Haarlenische Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in da bovenzaal van Café „De Koren beurs", Spaarne 36, alhier. Liefhebbers .van liet damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 13 jaar leunnen als aspirant-leden worden toegelaten. Inlichtingen verstrekt gaarne do Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis straat 34. Teleplioon No. 1543,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 16