te
te
ran geiiiKsaan<io«mng. in ac auto
leende zij nog een wi 11 sr oor aan de
betuigingen van bewondering en ge
negenheid, met gratie nog drukkend
de van alle zijden toegestoken han
den. Ik zag, in liet gedrang, een da
me heur hoed met een grooten rouw
sluier verliezen zonder er zich óm te
bekommeren, blootshoofd trachtend
zich een doorgang naar de auto te
hanen, terwijl een geamputeerde sol
daat van het andere trottoir kwam,
alsof hij op zijn beide krukken wilde
vliegen.... In tusschen kwam de auto
In beweging, terwijl Sarah nog met
gebaren en glimlach dankte.
Zal de „divine Sarah", met de gou
den stem van voorheen, hei aas I
door den ouderdom getroffen als zij
is, weer op liet tooneel verschijnen.'
Men sprak er van, ook zij zelve, voor
dezen winter, waarin het nieuwe zeld
zaam zal blijven. Men heeft'het op
de planken ook over een reprise van
„Coup d'aile" van Frangois de Cu-
rel, dat het Théatre Antoine nu een
tiental jaren geleden opvoerde. De
Comédie Frangaise zou het stuk weer
ten tooneel brengen, met oen andere
ontknooping echter en die reprise
zou niets slechts plaats hebben om de
vaderlandslievende gevoelens, die dit
stuk zeer zuiver uitdrukt, doch ook
om liet zuivere en sterke talent De
opéra-Comique zou „Pelléas et Meli-
sande" van Debussy weder uitvoeren
en dat niet alleen omdat het „Fraix.
sche muzick"*is en liet libretto van
Maeterlinck, die een Belg is, doch
mede, laten wij het hopen, eenvoudig
om ons d© zoo nieuwe en aoo fijne
muzikale aandoeningen terug t© ge
ven, die dit heerlijk werk nu tien
jaar geleden wekte.
Wij zouden ook, zegt men, de „Gio-
concla" van Gabriole d'Anuunzio hoo.
ren, opgevoerd in het „Théillre do
l'Oeuvre" en die opnieuw zou verschij
nen in de Coniédi© Frangaise. Een
mooi ding, dat d'Anuunzio had opge
dragen aaji „Eleonoru met de mooie
handen". Sarah, vertelt men, zou we
der optreden 111 „La Princess© loin-
taine" van Rostand, met Ida Rubin-
setin. En dal schijnt schier onmoge
lijk voor wie haar gezien hebben zoo
als wij haar d© vorige week zagen
en het is niet wenschelijk, zullen we
zeggen... Ida Rubinstein, die belang
wekkende kunstenares, voor wie door
d'Annunzio het heerlijke en weelde
rige tooneelstuk „La Pisanella" is
geschreven.... Ik woonde indertijd de
generale nepoutie, gala-avond, „ra-
sissime", bij, met het Tout-Paris.
Helaas Wanneer zullen wij de
groote en harmonieuze soirées der
Kunst weerzien? N'a Italië meegesleept
te hebben in den trotschen wil van
zijn grootsch en welluidend woord, is
d'Annunzio thans hij de Italiaansche
legers, soldaat, luiienant... Op een
avond, in den tu'd dor opvoeringen
van „La Pisanella", een zomeravond
van Parijs, de vensters open over de
hoornen, zei d'Annunzio in een salon
plotseling: „Wanneer de mensch een
zekeren leeftijd heeft bereikt en zijn
ganschen da-oom heeft verwezenlijkt,
is liet misschien beier, dat hij heen
gaat. Zoo heb ik de zekerheid van
een geweldigen dood: mijn liohaams-
déelen zullen verspreid heengaan. Ik
zal heengaan in stof, er zal niets van
mij overblijven..."
Zoo gaat het: wij zijn dit artikel
begonnen met over het tooneel te spre
ken en over de kunst, en wederom
zijn wij teruggebracht tol de gedachte
aan den oorlóg, den oorlog, geduren
de welken de kunst niets is dan een
herinnering, zoo klein, zoo ijdel, zoo
ver, dat het den grootston dichters
toeschijnt, dat sterven grootscher is
dan hun meest grootsche drooinen.
WILMA KNAAP.
Amsterdamsche Kout
190.
II e rf s L
De zon slaat to stralen aan den
teeren, ijlen, mnt-'blauwen hemel.
Dat is geen brandend stralen in ver
zengenden gloed dat is geen weife
lend stralen als in de dagen dat de
aarde in bruidstooi is.
Dat is het volle, koesteronde, gul
den stralen van de milde herfstzon.
De luchten zijn nu niet gespannen
en trillend van de brandende zomer
warmte, maar licht, heel fijn zacht
mat blauw, met ijle nevelen, cn hel
der, hoog in majesteitelijk en glans
staat daar de zon in.
Wonderlijk-heerlijk zijn toch de
overgangen in de natuur elk jaar
getijde z'n eigen schoonheid en lus
ten, altijd boeiend cn variabel in de
mathematische regelmaat van den
tei ugkeer.
't ls geen wonder, dat die overgan
gen en de eigen schoonheid van uike
jaar-periode de dichters uit alle tij
den en van alle landen geïnspireerd
hebben tot hun schoonste zangen.
Hoe zou het anders, waar, nog
voor er van beschaving sprake was,
de stern der natuur sprak tot het
hart der menschen
De primitieve volken zonken in
aanbidding neer voor den glans van
de stralende zonvoor het witte
licht der blinkende maan, en zij sid
derden voor de macht der geheim
volle nutuurkruclilen, als do bliksem
flitste en de donder rolde en als de
storm de wateren hoog deed opschui
men.
En door alle eeuwen heen hcoft de
fantasie de geheimenissen dor wou
den en van de diepte, der zeeën, be
volkt met nymfen en saters, met
•meerminnen en zeegoden, bezongen.
Zoodat ik maar zeggen wil, dat
liefde tot en bewondering voor de
latuur allen menschen ingeschapen
s en vanzelf de dichters, die immers
aan het dicp-menschelijke uiting
ge ven van de schoonheid in de na
tuur, bun heerlijkste liederen zon
gen.
Eneven onvermijdelijk, dat er
stereotype uitdrukkingen kwamen,
cliché s die men elkander ging na-
pralen.
Zoo straks gebruikte ik al de veel
geliefde bruidstooi, waarover ieder
een spreekt als het lente is. En wan
neer de herfst in het land is spreekt
nic-n elkander gaarne van de ijle
nevelen, de fijn-gesponnen herfst
draden, van den zoeten weemoed bij
het zien vallen der gele blAren.
Wie ze voor kunst of eigen visie
uitgeeft, die cllclvé's, doet dwaas,
maar tilt is toch zeker, dat ze waar
zijn en dat wel van geen jaargetij
als van den herfst, wat jaarhonder
den (achtereen van geslacht op ge
slacht overgebracht werd om de
eigen schoonheid te karakteriseeren
zoo juist is.
Deukt niet, gij Haarlemmers, die
in elk moot jaargetij het natuurgenot
uit de eerste hand hebt, bevoorrecht
als gij zijt te midden tusschen boscb
en duin, zee en wei, dat wij groot-
stodehngen de schoonheid van dezen
heerlijken herfst niet evengoed on
dergaan als gij, '0.1 is dan ook het
aspect weer anders. Ik behoef u, die
trotsch zijt op uw wondermooie om
streken, niet veel te vertellen van ons
Vondelpark, onzen trots.
Maar kom er eens een kijkje ne
men, nu onze beuken het herfst-
bfiaderkleed, het bekoorlijke bonte,
hebben aangetogen. Nu iepen en
linden, breed-kruinige kastanjes en
al het fier goboomt' in het kleurige
najaarskleed prijkt, met de groene
hulst er tusschen als 't beeld der on
veranderlijkheid.
Het is plechtig najaars-stil in ons
Vondelpark, Zelfs de blad-val knerst
niet onder de voeten, omdat er bijna
nog geen blad-val is. Merkwaardig,
dat rht najaar zoo n kiten blad-val
goeft.
En als ge ons herfst-mooi wilt aan
schouwen, loopt dan langs onze
grachten.
Dan moet gekomen in den laten
namiddag, als de zon al zachtkens
aan 't dalen is en de uiterste toppen
der boomkruinen in het uiat-gouden
licht, zet. En als de ijle herfslnevelen
daar hebt ge ze mysterie-vol
éven sluieren de ^compacte huizen
rijen, waarvan de gevelspitsen gul
den in 't late licht.
Ze zijn zoo wonderbaar mooi, onze
grachten, maar in de kleurige na
jaarsdagen vol sprookjes-schoon-
(heid zijn ze toch op 't mooist. Er is
wel eens over geklaagd, dat het
gracht-aspect zooveel lijdt doordat
meer en meer de deftige heerenhui
zen verdwijnen en plaats maken
voor rommelige kantoren. Een klacht
die niet misplaatst is, inAar toch,
toch spreekt de schoonheid der
grachten voor zich zelf. Bij tal van
bochten en onverwachte wendingen
6laat men verrust en getroffen door
een bekoorlijk slads-beeld.
Wie bovenal het herfst-mooi in Am
sterdam genieten wil, die zoeke de
oude stadsplekjes rnet de typische
geveltjes en markante, pittoreske
hoekjes, stukjes straat en brokjes
gracht.
Da&r is bet vooral, dal de herfst,
als de avond gaat dhlen en de sche
mering valt, wondere effecten too-
vert.
Ge staart droom verloren naar een
stil, oud grachtje, dat In z'n zwijg
zaamheid u van eerbied vervult, om-
dal het lief en leed van zooveel
eeuwen zong
En ge ziet de menschen straks
gaan in de donkere kleuren en war-
oner kleodij dan zooeven nog, toen 't
zomer was; in de warme kleuren, die
harmonieeren met de kleuren en het
zoet mysterie v'au het getij.
En dan daalt de avond verder en
steekt de stad de lichten aan.
Dan ziet ge de café's vol licht en
leven, vol woelig beweeg. En de druk
te in de winkelstraten, waar het licht
te fel-brutaal is voor de teere schoon
heid van herfslnevelen
Maar zoodra ge wilt en waar 'ge
wilt kunt ge dat weer ontvluchten en
droonien droomen van 't langzaam
sterven in de natuur en den weemoed
van den blad-val doorvoelen op een
stil stukje gracht, in een vergeten
hoekje.
Dat is de herfst-schoonheid vau
Amsterdam.
AMSTERDAMMER.
De proef.
0, die lieve, aardige kleine I
Walter Steffens had nog nooit zulke
oogen gezien, waaruit opeens soms
een glooiende straal lichtte, als
kwam die uit ondoorgrondelijke
diepte nog nooit zulke roode lip
pen, en wanneer het hem ware ver
gund geworden, op het welig blonde
haar een kus te drukken, op de be
koorlijke lokken, die als verleidelijke
amoretten over het blanke voorhoofd
vielen, dan ware hij de gelukkigste
sterveling der wereld geweest.
In één woord Walter was op de
mooie Anita smoorlijk verliefd.
Reeds het woord Anita was muziek
in zijne ooren. Die muziek weerklonk
dag en nacht, nu eens week cn lief
lijk, dun vol stormachtig gejubel
maar altijd betooverend. Die toe
stand wae heerlijk overweldigend
schoon, maar op den duur ondraag
lijk.
Nu, vraag haar dan I zei Paul
Werner, een vriend der jeugd.
Een ander 1 Het bloed steeg Walter
koortsachtig heet naar de slapen.
Een -ander zou hel wagen t 0, dan
waren er nog scherp geslepen klin
gen, pistolen et cetera. Er moest
maar eens een komen I
Maar Paul Werner, zijn intieme
vriend, had gelijk.
liet was een schoone Juni-avond
Anita gmg met hare tante naar
huis; Walter Steffens begeleidde de
dames. Zij kwamen in liet plantsoen
langs een tuin, waarin opwekkende
muziek klonk. Walter zag Aniia aan
en Anita Waller.
'Het was een concert in de open
lucht. Nu werd de tante geprest, om
met hen belden dat concert bij te
■wonen. En toen het 11 uur geworden
was, en ze nu werkelijk naar huis
gingen, toen jubelde uit het stille,
diclite gebladerte de nachtegaal zijn
minnelied uit de kleine zangerskeel.
zoodat het beiden Anita en Walter,
niet de tante zoo wonderbaar te
moede werd en ze elkaar de lfand
drukten die handen waren gloeiend
heet en werden 'n oogenblik later
koud als ijs. De nachtegaal sloeg
vertier Anita's oogen lichtten en
vlamden de roode lippen der lieve
kleine openden zich onbewust
Walter's hand heefde.
Toen wist hij niet meer, wat hij
deed.
Anita I
Zij boog het hoofd.
Nogmaals fluisterde hij haar
naam.; hij sloeg den arm om haar
Heen en drukte haar aan zijn borst,
en als lung van deze seconde luuuic
zaligheid af, stamelde hij
Anita, mijn geliefde, niijn le
ven
Toen vroeg Walter aan de tante
Lieve, bteste tante. U ziet, hoe
het met ons gesteld is. Mag ik uwe
Anita hebben en haar tot de mijne
maken Zij zal t goed bij ine heb
ben zij zal
De tante liet hem niet verder gaan
met zijn verzekeringen.
Kinderen, vvhnneer ge elkaar
liefhebt, goed dan. Men mag niet
scheiden, wat de hemel hijeen-
brengt
Nu kuste de heer Steffens de tante
de hand.
Nu, dat kan niet beterzei
de intimus Paul Werner, toen hij
na een week vernam, hoe 't er mee
stond. Je kunt niet beter doen dan
zoo gauw mogelijk trouwen. We wil
len hopen, dat ook zij jou 'n hcetje
lief heeft.
Een beetje lief Wat bedoel je
daarmee
De intimus glimlachte.
Ik heb de vijf werelddeclen ge
zien, domme Romeo! Steeds en over
al fladderden de koozende vlinders
om de mooiste bloemen.
Ik begrijp niet, waar je heen
wilt
Heb je soms een sigarelte, carls-
sime Dan praat ik prettiger en ge
makkelijker.
Aan zijn verlangen werd voldaan.
Dank je. Ah, die is delicieus
Ik wou je wat zeggen. Daar je voor
het oogenblik ontoerekenbaar zijt,
1/il het niet veel baten. Maar later
denk je misschien nog oens atin mij.
Een Adonis ben je niet. Lichtzinnig
evenmin. Is zij wel ten volle voor je
geschikt Daar heb je natuurlijk
niet angstvallig over nagedacht; bo
denk, aan de wittebroodsweken komt
eenmaal een efnde. Je kunt haar
huwen, natuurlijk
De ander haalde zwijgend de
schouders op. Het discours beviel
hem niet,
- Ik weet wel, dat huwelijk kan
heel gelukkig zijn. Maar vsrgeet nu
eens den nachtegaal en houd er re
kening mee, dat je Anita óók reke
nen kan. Zoo, en nu vaarwel,
ouwe jongen Ik wensch je het beste.
En de intimus ging.
Hij had voor doovemansooren ge
sproken, Maar later dacht Walter er
wel"eens aan. Was de stekel dan tóch
doorgedrongen
Naarmate de weken verliepen
drong de puntige doorn dieper door.
Als 't eens om zijn geld was
Aanvankelijk wilde hij luchthartig
hem trekken'uit het nauw merkbare
wondje. Doch het ging niethij zat
al te diep. En nu woekerde 'I wan
trouwen verder voorteen booze,
liefdelooze gedachte, die hem 'som
wijlen geheel het filomeelengekweel
ergeten deed.
In den wreeden twijfel van zijn ge
moed wilde hij weder zioli wenden
tot den beproefden vriend. Deze was
juist op reis en dus schroef hij hem
een Jangen biief, waarin hij hom zijn
bitter leed klaagde.
Het antwoord van den vertrouwde
was
„Goede, maar domme jongen
Stel je kostbaren schat toch eens
op de proef. Zeg, dat je have en
goed verloren hebt en haar niets
meer kunt aanbieden dan de
groote liefde van een eerlijk, ge
heel haar toegedaan hart. >Het
verdere zal dan wel blijken.
PAUL."
Walter dacht lang over dlpn
brief na.
Toen kwam hij lot ecu besluit.
Paul had gelijk. Een andere wegwas
er niet. Hij geraakte in een koorts-
achtigen toestand. Als Paul nu toch
waarlijk eens gelijk had, dal zijne
Anita o neen, neen. Dat kon niet
mogelijk zijn.
Anita, mijn schat, mijn leven,
sprak hij na vier-en-twiniig uur lot
do kroon zijns levens, ik moei je
iets zeggen. Maar ik aarzel Anita,
Ik heb angst
Toen sloeg de lieve kleine de armen
om hem heen en smeekte
Zeg het mij, geliefde; verberg
mij niets. Niets kan mij bevreesd ma
ken ik bemin je immers.
Eu nu kwam de geliefde met de
historie voor den dag. Ongelukkige
speculaties hadden zijn vermogen
geheel verslonden.
En nu, Anito, daar ik arm en
ellendig voor je sta, geef ik je de vrij
heid ik geef je woord je terug.
Maar over de grijze heksenoogen
kwam een ondoordringbaar floers.
Mijn lieve Walter, dat is een
treurig bericht.
Zij bleef een oogenblik in stil ge
peins en steunde het hoofd in de
hand. Maar eensklaps sprong ze op,
omhelsde hem onstuimig en riep
Walter, Walter wilt ge d&Ar-
n mij verstooten Dat zal Je niet
gelukken. Ik blijf bij je. We zullen
werken, jij en ik. Of zeg het mij
eerlijk wil je liever alléén verder
zien te komen ben ik je tot last?
Dan, maar ook dan alleen, Walter,
ga ik
In Sleffen's oogen kwam oen ver
dachte glans.
Anita, hoe gurit ge zoo iets den
kenMonr zie, lieveling, ik mag je
lot niet ketenen tfan dat van een
man, die niets meer bezit. Het zal
misschien maanden duren, voordat
ik een betrekking gevonden heb, die
in 't hoogst noodige zal kunnen voor
zien
Daar vlamde het weder in Anita's
oogen op; zij rukte zich den kostba
ren ring, (Re Walter haar gegeven
had, van den vinger.
Voor ëen paar maanden zal dit
genoeg zi.in. Walter, lieve Walter
verlaat mij niet I
Het duurde lang, voordat hij zijne
ontroering in zoover meester was,
dat hij met trillende stem haar in 't
oor fluisteren kon
Anita, mijn lief, mijn leven I
Zoo was het dan een uitgemaakt©
zaak, dat Walter en Anita bruiloft
zouden vieren.
Dezen dag zullen we voor het
laatst nog eens in weelde leven,
sprak hij. Niemand behoeft te
Iweten, wat ons daarna te wachten
staat
Maar, Walter, waar moet dat
gold vandaan komen?"— voerde "Ani
ta aan.
Stil, lief meisje. Zooveel heb ik
nog in veiligheid weten te brengen,
in geval het groote wonder geschied
de
Het groote wonder Wat dan
Wannoer mijne Anita mij ge
trouw bleef, ook dan als ik haar
niets meer dun mijne liefde schenken
kon.
Anita weende.
Walter Steffens w'as de gelukkig-
Bic mensch van de wereld. Zijn
trouwdag zag hij tegemoet met ge
voelens, waarvan alleen hém het ge
heim bewust was. En dan als de
feestroes voorbij was de gulle be
kentenis. dat hij zijne Anita slechts
op de proef had willen stellen. Hoe
zouden dan de grijze nixen-oogen
glanzenHoe zou zij den de mollige
armen om zijn hals slaan 1 Hoe zou
ze dan gelukzalig stamelen, weenen,
lachen de kleine heks 1
De bruiloft had een schitterend
verloop.
Toe, laat niets raden, fluis
terde hij haar toe, daar zij zoo'n
ernstig gezichtje zette en bleek was
heden willen we Juichen en ju
belen.
En toen alles voorbij was, kwam
hij naar haaf toe en zeide
Zie, kindlief, ik heb jo bedro
gen
Sprakeloos zag Anita naar liem op.
Ja, mijne Anita. Maar het
moest. Ik kon niet anders.
4nita, mijn sóhat, mijn kleinood, het
is niet waar, dat ik mijn vermogen
verloren, heb. Wij behoeven niet hard
te werken wij zullen
Verder kwam hij niet.
Want Anita, zijn parel, zijn lief en
ziin leven, sloeg weer do blanke,
mooie armen om zijn hals uit baar
grijze heksen-oogen trof hem een
eigenaardige glans en de lieve kleine
fluisterde giechelend
Jou, deugniet I Ik heb je van het
eerste oocenblik of bemind en zal je
altijd liefhebben, en buitendien vond
ik eenigen tijd geleden den brief
dan je vriend, waarin hij je den raad
gaf', mij op de proef te stellen. O,
mijn Walter, hoe gelukkig ben ik 1
En het gracieuse vrouwtje kuste
hem.
Nieuwsgierig.
In het klein, maar wonderschoon
gelegen bergoord Felsenthal was op
liet naburig slot een prins gekomen,
om er den zomer door te brengen.
Het was spoedig uitgelekt, dat hij er
aan dacht, een eenvoudig meisje tot
vrouw te nemen.
Evenzeer vernamen de meisje© in
.het dorp ook, dal de hooge heer een
voorwaarde stelde bij eisóhte, dat
zijn aanstaande niet. n 1 e u w s g i e-
r i g mocht zijn.
Deze vooiwaarde wtas voorwaar
een druppel alsem in den beker van
liet verwacht geluk.
Zekeren dag waagde het een meis
je en 7.ij werd in de voorkamer van
de vorstelijke vertrekken gevoerd.
Het duurde een half uur nog altijd
werd zij niet geroepen. Daar viel
baar blik op de schrijftafel. Verbaasd
las zij haar eigen adres. Hoe kon ©en
biief aan hèar hier komen? Fluks
verdween die in haar zak.
Maar de prins, die haar door het
sleutelgat bespied had, liet haar ver
wijderen te laat zag zij in, dat zij de
proef niet had doorstaan.
In liet dorp was haar lot maar al
te spoedig bekend, wnnl ze kon even
min zwijgen en geen der meisjes had
den moed, zich bloot te stellen aan
iliet gevaar, te worden afgewezen.
Toen begaf Ros'l, zonder dat
Iemand het wist, zich naar het slot
en verzocht bij den prins te worden
toegelaten.
Een oogenblik later stond ze in de
voorkamer. Zij hield de handen voor
de oogen, om toch niets te zien, wat-
hare nieuwsgierigheid zou kunnen
opwekken. Maar door de vingers
(heen zag zij een boek mot breeden,
vergulden rand. Met moeite ontcij
ferde zij uit de verte den titel, die
luidde: „De dorpsschoonen van Fel
senthal".
Een onwederstaanbare Aandrang
dreef haar naar de tafel zij sloeg
liet boek open het was een doos in
tien vorm van een boek, en daarin
lag een briefje „Adieu 1 Verloren I"
Bedroefd keerde zij terug. Geluk
kig vernam niemand het mislukken
van haar pogen.
liet was toen, dat I.les'L uil de stad
terug kwam. Toen zij de wonderlij
ke geschiedenis van den prins en
zijne bedoelingen en de gestelde
voorwaarde vernam, begiaf zij zich
den volgenden morgen naar het slot.
Zij had een voorwerp in haar zak
gestdken, dat zij te voren nooit in
handen had gehad.
Bijkans een uur zat zij roerloos in
tic voorkamer, waar het haar voor
gangsters zoo slecht hekomen was
nu ging zij zacht naar het venster,
opende het nauw hoorbaar cn schoot
met de meegebrachte revolver in de
lucht
De prins deed in zijn vertrek zioh
de bitterste verwijtingen, dat bij zoo
lichtvaardig mot meisjesharten speel
de. Met den zakdoek zich de opwel
lende tranen afwisschende, besloot
hij te gaan zien naar de ongolukki-
ge, die hij blijkbaar tot een wanho
pige daad gedreven had. Hij opende
de deur. Lies'l neeg eeribiedig.
Wat moet (Jat stamelde de
prins.
Lies'l zei
Ik wou eens zien, of Uwe Hloog-
heid ook nieuwsgierig ls.
INKWARTIERING IN 'VROEGER,
DAGEN.
-In 1788, 't jaar, waarin het voor
spel van den 1'ranschcn tijd werd
afgespeeld, toen republikeinsche
woelingen onderdrukt werden met
hulp van Pruisische wapenen, had
Haarlem natuurlijk inkwartiering.
Dat kostte de gemeente f 470 per week
en al spoedig zat bet gemeente
bestuur met de banden in het haar.
Zonder een toereikende subsidie zou
die belasting op de gemeentekas 1e
drukkend worden. Dus moest de bur
gerij te hulp komen. Slim genoeg
werd in de publicatie van 22 Mahrl
1788 den burgers voorgehouden, dat
een geldelijk offer niet zwaar kon
vallen, waar liet diende „tot verzor
ging der Militie, door welker waak
zaamheid de algemeene rust tot nog
toe op een voorbeeldige wijze was
bewaard gebleven".
Van gemeentewege werd dus be
kend gemaakt, dat van de „Bewoon
den der Huizen, 2d binnen deeze
Stad als haare Vryheid gelegen,
mitsgaders vun de gebruikers van
Stallen en Pakhuizen, Maandelijks
zal worden gevorderd en geheeven
één belasting, geproportioneerd aan
de verpbnding en gerekend tegens
tien Stuyvers van ieder Gulden in het
Jaar voor welke ieder Huis, Stal of
Pakhuis van 's Lands wegen in de
zelve is aangeslagen".
't Was hittere noodzaak, dat men
tot deze belasting overging. Zoodilu
de tijden wat beter waren geworden,
•erd dan ook besloten, dat het be-
rag van aanslag met een vierde zou
worden verminderd, terwijl de bewo-
ner^ van perceelen, die „tot vijf Gul
dens en minder In 's Lands verpon
ding waren aangeslagen en wijders
alle Personen, die uit eenige Diaco
nie- of Stads Armenkas werden ge-
almienteerd, vrijdom van Ibeltasling
verkregen."
ZELFOPOFFERINGi
DeT*arijsche correspondent van de
..1'iines" beschrijft een prachtig voor
beeld van zelfopoffering van een En-
gglsche verpleegster, Mary Davies, in
het Amerikaansche hospitaal te
Neuilly. De Eugelsche bacterioloog
dr. Taylor doet daar onderzoekingen
om een methode voor de genezing
van „gas-gangreen" te vinden. Hij
Had proeven genomen met cavia's,
maar kon geen uitkomsten verkrij
gen, die hem in staat stelden de con
clusies, waartoe hij gekomen was,
bij menschen toe te passen. Daar
voor was noodig, dat een mensch
zich met een zuivere cultuur van den
bacil liet inspuiten. Er waren vele
gevallen van gas-gangreen in het
hospitaal, maar aangezien zich bij
alle complicaties andere vormen van
infectie voordeden, waren die niet
voor zijn proefnemingen te gebru'-
ken'. Een geval van gas-gangreen
zónder complicaties was noodig om
het geneesmiddel te beproeven.
De verpleegster Davies. die in het
instituut Pasteur in bacteriologie
had gostudeerd, had ongeveer 200
gevallen met doodelijken afloop van
de ziekte gezien en had ook bij dr.,
Taylor's proefnemingen cavia's zien
bezwijken. Zonder te laten merken
wat zij van plan was, betrok zij een
kamer dicht hij het hospitaal, en
dezer dagen ontving dr. Taylor een
briefje van haar. waarin zij hem ver
zocht. dadelijk te komen, om eenig©
lan'-sle proeven" te nemen. De dok
ter bevond dat zij zich een inspui
ting van de cultuur, die bij de jiroe-
ven \nn de cavia's gebruikt was, had
toegediend. Twee uur daarna ver
toonden zich de verschijnselen van
gas-gangreen. Zij had den dokter
aan een zuiver geval van do ziekte
geholpen. De dokter spoot nu een
kinine-preparaat, dat hij als een
middel tegen de ziekte beschouwde,
bij haar in en binnen 24 uur was do
patiënte buiten gevaar.
De behandeling wordt nu in de
Amerikaansche ambulance toegepast.
EEN' I1ELDIL\FTIG GELEERDE.
Over professor Rich. Neuhauss is
meermalen geschreven, vooral naar
aanleiding van zijn onderzoek in
Nleuw-Guinea. De laatst verschenen
aflevering van de Zöitschrift für Elh-
nologie meldt dat hij overleden is, en
zijn eigen doodbericht geschreven
heeft. Het luidt aldus: „In den dienst
van het vaderland overleed op 9 F©
bruari de prnktizeeTend© geneesleer
prof. dr. Richard Neuhauss, GO jaar
oud, in het ziekenhuis te' Gross-T.ich-
terfelde. Ingevolge zijn wensch was
hij geplaatst in het nieuw gebouwd©
militaire hospitaal aldaar; en tevens
beheerde hij de in d© onmiddellijke
nabijheid daarvan liggend» diphthe-
ritis-barak. Reeds op het laatst van
d© eerste week zijner werkzaamheden
besmette hij zich bij het maken van
preparaten en bij het onderzoek van
diphtheritis-culturen, dermate met
dlphthcritis, dal d© kans om in het
Ieren te blijven zeer gering was".
Zoo schreef hij, en als een held, bij
zijn volle bewustzijn, en terwijl hij
zijn zaken regelde, is hij gestorven.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
All© correspondentie dez© rubriek betreffend©, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Teleplioon no. 1543,
PROBLEEM No. 704
van J. van I. o o y.
Ie Publicatie.
Wit
46
47
48
60
Zwart. 10 Schijven op 7, 8, 9, 10, 12, 14. 17. 18, 20 en 26.
Wit. 11 Schijven op 21, 23, 27, 29, 34, 36. 39. 40. 43, 44 en 50.
PROBLEEM No. 705
van J. van I. o o y.
Ie Publicatie.
,1 2 3 4 6
jjiy^
i
1 1
1
1
m
'B
H
'A M
m aam
fM m.
m
j
98
mWL.
i
<5§S
IÉ
Zi
m
mé
4S 47 48 49 60
Zwart. 10 Schijven op 6, 8, 9, 11,
Wit. 11 Schijven op 17, 26, 82, 87,
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne Ingewacht aan. bo
vengenoemd ndro3, uiterlijk Dinsdag
5 October 1915.
Oplossing van probleem No. 700,
Van den auteur Wit 1510, 1611,
89-33, 48 -43, 40-34. 34:11
De stand was
Zwart. 8 Schijven op 2, 14, 18, 19,
20, 24, 27 en 80.
Wit. 8 Schijvon op 15, 16, 21, 32,
83, 39. 40 en 48.
Oplossing van probleem No. 701,
van den auteur Wit 32—28, 12
33-29, 28-23, 44-40, 43—38, 48:10,
25 3!
De stand was
Zwart. 13 Schijven op 1, 2, 9, 11,
14, 15, 19. 20, 21, 22, 24, 27 en 35.
Wit. 14 Schijven op 12, 18, 26. 82,
33, 36. 37, 38. 39, 43, 44, 47 48 en 49.
'16. 18, 20, 23, 33 en 89.
40, 41, 44. 45. 47 49 cn 50.
Beide problemen "zijn goed opgelost
door de lieeren P. van Amersfoort,
R. Bouw, J. W. van Dartelen, J. Ja-
cobson Azn., A. A. Jacobson, W. J. A.
Matla, P. Mollema, H. W. Zitman.
De Haarlenische Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in da
bovenzaal van Café „De Koren
beurs", Spaarne 36, alhier.
Liefhebbers .van liet damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 13 jaar
leunnen als aspirant-leden worden
toegelaten.
Inlichtingen verstrekt gaarne do
Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 34. Teleplioon No. 1543,