BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
PERZIKBLOESEM
33e Jmtrgang
ZATERDAG 9 OCTOBER 1915
No 9922
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Kot Rijke Natuurleven
BLADOPRUIMERS IN DEN TUIN.
Het opdoen van winterprovisie of
bet inrichten van winterkwartieren is
in de dierenwereld een gewoon ver
schijnsel. De eekhoorntjes hebben
Boms zooveel proviandkamers, dat
zij ze niet eons terug weten te vinden,
verschillende vogels zorgen op die
manier ook al voor de verspreiding
van vruchten en zaden, maar niet
veel dieren helpen ons aan het weg
werken der bladeren, die nu bij dui
zendtallen neerdwarrelen en deoi
bodem gaan bedekken met een kra
kende, ritselende laag.
Wanneer we nu den tuin eens even
doorloope» en de paden bekijken, dan
zien we van afstand tot afstand
bladhoopjes half boven, half onder
den grond zitten.
Het is geen slecht teeken, als we
dat verschijnsel in onzen tuin waar
nemen, want de dieren, die als blacU
opruimers dienst doen. zijn regen
wormen en deze leven alleen ln gron
den met een bepaald gehalte aan
plantenresten, aan humus dus, waar
aan de grond zijn grootste vrucht
baarheid ontleent.
Het is een buitenkansje, als ge het
te zien kunt krijgen, hoe de wormen
hun bladeren omlaag werken. Over
dag houden ze zich meestal schuil en
als we 's avonds met sterk licht in
den tuin komen of den grond doen
dreunen door onze voetstappen, trek
ken ze zich terug in hun gangen.
Het best gaat het nog biji maan
licht op een zachter», vochtigen
avond.
Dan kunnen we, als we even aan
het licht zijn gewend en alles duide
lijk kunnnen waarnemen, de wormen
wel aan het werk zien. Ze klemmen
Jiun kop tegen de bladeren, kunnen
den meesten tijd geen vat krijgen,
maar rijn eindelijk goed in contact en
als ze zich terugtrekken in de ope
ning gaat ook een klein gedeelte van
het blad mee omlaag.
In den regel vinden we het dan wel
Voldoende en staken de waarneming
en toch zijn er al heel wat onderzoe
kers langen tijd friee bezig geweest om
uit te maken, of er een zeker intel
lect bij te pas komt, of dat de dieren
maar instinctief te werk gaan en er
van eenig overleg geen sprake is.
Trek eens voorzichtig een twintig
tal bladhoopjes, blad schijf na blad-
schijf uit de openingen en noteer eens
hoeveel bladeren met een breed, hoe
veel er met een smal gedeelte, met de
bindpunt bv. omlaag zitten.
Het is bijna zeker, dat go tot re
sultaat zult krijgen, dat het over-
grooto deel der bladeren met de punt
ln de opening is getrokken.
„Natuurlijk", zult ge zeggen,
is de gemakkelijkste wijze", maar de
vraag is alleen, of een worm bij zijn
werk moeite doet, om de punt het
eerst naar beneden te werken en die
vraag is op verschillende wijzen be
antwoord. De groote natuurvorscher
Darwin, die ruim 200 bladeren onder
zocht, vond er 180 met het smalste
gedeello omlaag en ook driehoekige
slukjes papier werden met den klein
sten hoek in de gangen getrokken.
Men geloofde langen tijd aan een
verstandig overleg, verstand in den
ruimsten zin genomen en dit viel te
meer op, waar men van een regen
worm weinig vernuft en weinig
overleg verwachtte.
Nieuwe onderzoekers konden
zich moeilijk- bij neerleggen
trachtten andere oorzaken op
sporen.
Men kwam tot de conclusie, dat er
bepaalde prikkels op het dierlijk
lichaam werken, uitgaande van be
paalde plantendeelen. Zoo zou de
bladsteel bij aanraking een onaange-
namen Indruk teweeg brengen en ge
heel onbewust zou de worn» den tc-
genovergpstelden kant van het blad
aanraken. Knipte men do bladste
len weg, dan maakten de wormen
weinig orfJerscheid tussichen blad-
punt en bladvoet.
Het raadsel scheen opgelost en al
waren de wormen er dan niet op
vooruitgegaan, al werd lnm dan ook
het weinigje intellect weer ontzegd,
de nieuwe theorie scheen aanneme
lijker. Alleen was geen oplossing ge
geven voor do stukjes papier. Daar
had de prikkelwerking in ieder geval
niets met de bladsteel uitslaande en
het hoeft ons niet te verwonderen,
dat ook deze theorie geen stand zon
houden.
„Wat ons do wijzen als waarheid
verkonden, straks komt een wijzer,
die het wegredeneert". Zoo was het
ook hier bij dit wormenvraagstuk.
Een van de nieuwste theorieën laat
den wormen geen enkel lichtpuntje
meer over, aangenomen, dat deze
blinde wezens iets aan een lichtpunt
zouden hebben.
Jordan heeft nl. een groote boeveel
heid waarnemingen gedaan. Hij on
derzocht niet alleen de bladhoopjes,
maar trachtte do wormen bdj' hun
werk te bespieden, wat hem volkomen
gelukte.
Het resultaat van zijn onderzoekin
gen was voor de wormen bedroevend.
Honderd keer probeeren ze het en
honderd keer krijgen ze hot blad niet
in de gangen, tot eindelijk een toeval
ligheid meewerkt en het gemakke
lijkste deel voor de opening komt en
er in vgrdwijnt.
Of de oplossing tiu is gevonden, zal
moeten blijken. Het materiaal ligt
zoo voor het grijpen en de waarne
mingen zijn zoo gemakkelijk te doen
in eigen tuin, dat ik speciaal in dezen
tijd de aandacht er op vestigde. Do
verzameling der bladeren is in vollen
gang.
H. PEUSENS.
CORRESPONDENTIE.
Mejuffr. Br. Haarlem.
Vraag: Najaarsbehandeling Azalea
en Clivia.
Antwoord: De Azalea moet nu bin
nen worden gehaald en een paar da
gen voor "een open raam worden go-
plaatst ln een niet verwarmd vertrek.
De plant moet een paar maal per
week met lauw water wonden afge-
epoten en mag slechts langzamer
hand aan de kamerlucht worden ge
wend, anders vallen de blaadjes af.
Gedurende de eerste maanden slaat
ze het best in een'koel vertrek, terwijl
een matige toedoening van vloeimest
af en toe heel goed werkt.
Hoofdzaken zijn dus: niet bij
kachel, vochtige lucht, geen droge
grond en een weinig ventende most
nu en dan. Komen de bloemen, dan
mogen alleen de blaadjes worden af-
gespoten. De bloemen gaan na begie-
ting rotten of vallen af.
De Clivia moet weinig water heb
ben en goed in het licht staan. Een
paar maal per week de bladeren af-
sponsen.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Donkere modekleuren. De
panieiTOk. Poefmouwen.
Halsboorden.
Nu de mode sedert korten tijd weer
een nieuwe phase is ingetreden, zien
we de nouveauté's met grooter be
langstelling tegemoet dan gewoon
lijk. In zekeren zin zijn die nouvouu-
té's eene teleurstelling, vooral ten
opzichte van de kleuren. De mode
schrijft namelijk uitsluitend sombere
tinten voor, hetgeen zijn reden vindt
in de treurige tijdsomstandigheden,
welke we nog altijd beleven. In het
buitenland hebben de vrouwen helaas
geen aanleiding om zich in lichte toi
letten te kleeden, terwijl avondtoilet
ten geheel overbodig zijn, nu er van
officieele feesten geen sprake is. Het
ls gemakkelijk te begrijpen, dat er
voor ons klein land geen mode apart
gecreëerd wordt en zoo zal dus do
Nederland scire vrouw zich in de ko
mende maanden met donkere kleuren
tevreden moeten stellen.
Over do modellen valt nog al het
een en ander op te merken, want men
heeft als het ware met twee zeer ver
schillende mode-typen te doen, en wel
de mode van de „robe princesse", in
haar minst mooien vorm, en de mode
van den panier-rok. We staan dus
in onze keuze voor twee uiterste.".
De moderne „robe princesse" loch
verlangt een volkomen recht figuur,
zonder buste of uitstekende heupen,
en toen ik het model aanschouwde
kwam mij de weinig elegante „hob
bezak" in de gedachte. De panierrok
daarentegen is op breede heupen in
gericht; bij die breede heupen behoort
een taille mot lange, ingezette poef
mouwen.
Voor zeer slanke figuurtjes staan
die poefraouwtjes zooals ze nu ge
bracht wordeD, niet onaardig, doch
als de mode deze nouveauté op de
haar gebruikelijke wijze gaat over
drijven, dan wacht ons iets zeer wan
staltigs en onnatuurlijks. We willen
dus hopen, dat het kimono-model, dat
vooral voor die confectie zulk een ge
makkelijk model is, zich nog gerui-
men tijd moge handhaven en de mo
de der poefmouwen niet zal inslaan!
Om nu tot de kleuren terug te kee-
ren, brengt men ons ln hoofdzaak
zwart, zoowel in laken, gabardine,
serge als zijde, verder paars en vio
let, donker bruin, donker groen en
grenaat.
Alle rokken worden vrij kort gedra
gen en zelfs voor avondjaponnen wor
den tot nu toe geen sleeprokken ge
bracht. De wijdte der rokken neemt
daarentegen enorme afmetingen aan,
onverschillig of het een geplooide,
geplisseerde of klokrok betreft.
Rokken, die met drie klokvormige
strooken zijn ingericht, worden voor
al door jonge dames veel gedragen,
maar het allernieuwste zijn doffen,
afgewisseld met kanten volants.
Zoo zag ik een modeljapon van
bruine zijde, waarvan de rok van on
der tot boven afwisselend gegarneerd
was met een breeden dof yan zijde
en een even breeden zwart kanten
enfre-deux.
De kragen der blouses en tailles
hebben al menig protest uitgelokt,
doch de staande boord zoowel als de
stropdas wordt al pruttelend geac
cepteerd. In de boorden is tamelijk
veel variatie, men brengt ze staand,
liegend, met punten, die aan de „va
dermoorders' van onze overgroot
vaders doen denken, met ruches en
uit één stuk met het front, vestje of
guimpe gesneden.
De garneering is over het algemeen
sober. Er wordt veel gewerkt met
boordsels van dezelfde zijde of slof,
tresband en bandfluweel; verder bor
duursel en soutacheering op de tail
les, Vooral soutacheering dringt zich
hoe langer hoe meer op den voor
grond, en zoo brengt men ons zelfs
hoeden van fluweel met soutachee-
ring in dezelfde kleur. Vooral in
paars fluweel is deze nouveauté bij
zonder geslaagd.
Over het algemeen blijft de kleine
hoed het geliefkoosde model, dat het
meest gedragen wordt, en voor cere
monieel de middelmatig groote hoed.
Van overdrijving is op dit gebied
'ooralsnog geen sprake.
Bijna alle modellen worden min of
neer schuin gedragen en bij de
„chapeau entrant" wordt dot wel eens
at overdreven, waardoor de draag
ster een minder gedistingeerd! voor
komen krijgt. Als garneen'ng staat
de aigrette en de paradijsvogel nog
steeds hoven aan en zoo lang onze
Landsmoeder ITare voorliefde voor
struisveeren en aigrette aan den dag
blijft leggen, zal deze garneering de
groote chic blijven.
Voor meer eenvoudige hoeden gar
neert men fantasies van allerlei vorm
en kleur en mooie bloemen van flu
weel. Ook tule Maline, hoe fragile
ook, wordt op de nieuwe hoeden aan
gebracht.
Een mooi model hoed zag ik van
tango-kleurige gase de soie, met
zwart fluweelen binnenrand; om den
bol een tour van witte struisveeren en
aan du. linkerzijde een witte aigrette.
Een ander model, dat eveneens mijn
aandacht trok, was van violetkleurig
fluweel, dat in dezelfde kleur gesou-
lacheerd was en als garneering alteen
een prachtige aigrette had!
MARIE VAN AMSTEL.
Stimnpraatjss.
II.
De vaste sterren. Het
licht der 'planeten. Jupiter.
Oppositie, conjunctie en
quadratuur. Grootte. De
banden en de roode vlek. De
satellieten. Bedekkingen en
overgangen. Omloopstijden
en afstanden.
De vorige week heb ik een beknopt
overzicht gegeven van ons Zonnestel
sel en over wat planeten zijn, hoe zij
zich ten opzichte van de zon bewegen
en dat zij zich zeer onderscheiden
van de ontelbare andere flikkerende
lichtjes aan den hemel.
Deze laatste nu, noemt men „Vaste
Sterren" in tegenstelling met de
dwaalsterren of planeten. Zij danken
dien naam aan het feit, dat zij, ten
opzichte van elkaar, altijd nagenoeg
dezelfde plaats aan den hemel inne
men.
De vaste sterren zijn lichamen als
onze zon en het licht dat van hen tot
ons komt is dus ook „eigen" licht.
Dit is echter ndet het geval met dc
planeten. Deze bevinden zich zoo
dicht bij de zon, dat het licht van de
laatste ze zeer sterk verlicht, zoo
sterk zelfs, dat sommige planeten ons
veel helderder toeschijnen dan do
vaste sterren. Wat wij van de pla
neten (en ook hunne manco») te zien
krijgen, is dus niets anders dan „te
ruggekaatst zonlicht".
Thans zal u de omschrijving,
wij achter het woord „planeet" in
ons woordenboek vonden, ongetwij
feld geheel duidelijk zijn.
Wij zouden, verder gaande met on
ze sterrekun&ige beschouwingen, nu
de zon kunnen bespreken, vervolgens
de planeten, daarna de andere hemel
lichamen, enz., dus in een theoreti
sche volgorde, zoonis men die ook in
do leerboeken vindt. Doch ik geloof,
dat het veel beter is, dat we de zaak
practischer behandelen en telkens
iets vertellen van datgene wat ook
omstreeks den ttjd dat men dit leest,
aan den hemel valt waar te nemen.
Dat geeft dan het groote voordeel
dat men, hetgeen gelezen ie ook da
delijk zelf aanschouwen kan, ten
minste als dc wolken geen parten
spelen!
Als we dus dit plan ten uitvoer wil
len brengen, dan moeten we het nu
ongetwijfeld over „Jupiter" hebben.
Deze planeet toch staat al heel gun
stig voor ons. Juist als de zon on
dergaat komt zij in het Oosten op,
oin pas weer In hut Westen te verdw ij-
als de dag aanbreekt. Zij is dus
den geheelen nacht zichtbaar. Doch
dit is niet het eenige. Er komt nog
bij, dat de planeet zich thans zeer
dicht bij de aarde bevindt, waardoor
wij haar dus ook zoo helder moge
lijk zien. Wat de oorzaak van dit al-
s is, volgt hieronder.
Op de tfiguur die ik-fden vorigen
keer toekende, hebben wij al de pla-|
neten op één rechte lijn (de lijo» zon
aarde) geplaatst.
Het spreekt echter van zelf, dat een
zoodanige onderlinge stand tusschen
de verschillende leden van ons zonne
stelsel, vrijwel nooit voorkomt.
Meestal bevinden de planeten zich,
ton opzichte van eikaar in zeer wille
keurige punten van hun baan. Wat
echter meer (zelfs dikwijls; voorkomt,
dat één der planeten zich juist
met de zon en de aarde in dezelfde
richting bevindt. Voor Jupiter willen
we dit geval eens nader bekijken.
We toekenen daartoe een figuur,
waarop alleen de banen van de aarde
en van Jupiter zijn aangegeven en
waarbij de eene straal dus ongeveer
5 maal zoo groot is als de andere
(b.v, 7.5 en 1.5 c.M.1. Nu trekken we
2 lijnen door het middelpunt 7. (zon),
ieder evenwijdig aan ucn zijde van
hut papier, dus „loodrecht" op el
kaar. We hebben dan belde banen in
4 gelijke bogen verdeeld. Bij de snij
punten van die lijnen met de Aard
baan plaatsen we de letters Al, A2,
A3 en A4, en bij de snijpunten met
dc Jupiterbaan de letters Jl, J2, J3
en J4 (van boven te beginnen en dan
linksom). Nu bl»jkt one duidelijk, dat.
voor het geval de aarde in Al staat,
het een groot verschil maakt, in welk
punt van haar baan, Jupiter zich be
vindt. Bij J 3 is de planeet wel bijna
1 1/2 maal zoover van ons verwijderd
als in J1 en dit verschil in aft-Land
kan wel bijna 400.000 000 K»M. bedra
gen! De planeet is in het eene geval
zij heeft voor haar reis om de zon
bijna 12 jaar noodig, heeft dus in
een half jaar 1,24 van haar baan af
gelegd en bevindt zich dan even
links van J1, zoodat de aarde nog
ruirn een week verder moet reizen
voordat aarde, zon en Jupiter weer in
een rechte lijn staan. In dit geval
zegt rnen dat do planeet in „c o n-
j unetle" is met de zon Zij komt
met de zon op en gaat met haar on
der en is dus onzichtbaar
Doch de aarde beweegt zich verder
en is na een jaar weer in A 1. Nu
heeft Jupiter 1 12 van haar baan afge
legd en het duurt nu nog ruim 34
dagen voor zij ten tweeden male in
oppositie ley hieruit blijkt dus dat
de planeet Jupiter z.i c h
telkens om de 3<i5 en 34 is 393
dagen in oppositie be
vindt.
Het is dus gemakkelijk in te zien,
dat Jupiter, wanneer zij in conjunc
tie is, precies 2 maai den afstand zon
aarde verder van ons moet zijn, dan
in het tegenovergestelde geval of
(daar die afstand ongeveer 149.500.000
K.M. bedraagt), 2 maal 149.5 millioen
K M. is 299 millioen K.M. Nu blijkt
echter dat het verschil zeer wisse
lend en soms wel bijna 400 millioen
K M. is. Dit nu vindt zijn oorzaak in
het feit dat noch de baan der aarde
noch die van Jupjter zuiver cirkels
zijn, doch eenigszms ovaalvormig, of
zooals het wetensohappelijk luidt: „de
planeten beschrijven ellipsen om de
zon". Hierbij bevindt de zon zich niet
precies in het midden'van het ovaal,
doch iets meer naar een der spitse
zijden toe, en aldus laat zich verkla
ren dat de beide hemellichamen niet
bij iedere oppositie en conjunctie even
ver van elkaar staan; als men een
klein figuurtje teekent ziet men dit
dadelijk.
Voor de volledigheid voeg ik hier
nog aan toe, dat, wanneer Jupiter
zóó staat, dat de lijn Jupiter-zon
loodrecht staat op de lijn Aarde-zon,
mer dan zegt „de planeet be
vindt ziel» i n quadratu.u.r."
Dit geval doet zich voor zoowel wan
neer Jupiter in J 2 als wanneer zij
in J 4 staat (en dc aarde in A 1).
Jupiter is verreweg de grootste pla-
nee- van ons zonnestelsel. Om ons
eSnigszins haar grootte ten opzichte
van de zon en de overige planeten
voor te stellen, diene het volgende,
dat aan Herschel ontleend is: Stellen
wij ons de zon voor als een groote
bol, met een middellijn van 60 centi
meters, dan zou Mercurius de grootte
hebben van een mosterzaadje, Venus
dus bijna 4 maal honderd mil- t? de Aarde d'c an l"Pc,korr^'
li oen K.M. vwder van ona dan inMar9 xou TJ K°rs*korre! d,e
het tweede! Uit de fig. blijkt tevens (de klelno dwergje*) zand-
dat waar Jupiter zich ook in haar korreltjes, Uranus een
baan mag bevinden, zij nooit dichter ^n abrikoos en Saturnus een groote
bij on« kan zijn. dan wanneer zij in PT1' ter,vvljl alle' zOUO'""
Jl staat. Eind September bevondJu-1 freff^ m*1 ,d« ®E°tte
pitcr zich juist in dien gunstiger»1 ap,I>e ro t noemen do Duit
sland. ten opzichte der aSde. Of-sc'V'^riId^p)..planeet d<ul °°k: ••dei
(schoon belde planeten zich echter fiA_ j ..Rtesenplanet
dert dien datum voortbewogen heb
ben, is de toestand nog ongeveer het
zelfde.
Wanneer de planeet zich nu zóó
dicht bij ons bevindt en dus precies
tegenover de
men dat zij in „o
de zon is. Nu is gemakkelijk te be^
grijpen, waarom vvo Jupiter juist te
zien krijgen, wanneer de zon onder-;
gaat.
Als we nu do planeet de volgende
maanden goed blijven waarnemen,
i dan zullen we zien, dat ze steeds
j dichter bij de zon etaul, en over ruim
16 maanden zich zelfs in dezelfde
richting bevindt, doch'zich daarna
vvter van haar verwijdert, tot ze over
13 maanden weer in oppositie is, om
dun hetzelfde spelletje weer van vo
ren af aan te beginnen. De oorzaak
hiervan is uit de fig, ook gemakke
lijk te lezen. Do aardo n 1. legt haar
baan in een jaar af. Na 6 maanden is
Door haar geweldige grootte, in ver
band met den gunstigen oppositie
stand, krijgen wij met behulp van een
gewonen tooneei kijker al een aardig
beeld van de planeet. Op haar opper
vlakte zien wij grijze en bruine ban-
,n" fh deu d'e vrijwel evenwijdig aan elkaar
1 ...-1 e "?et en (in onzen kijker) bijna horizontaal
loopen. Het licht dat de planeet uit
zendt is helgeel. Sinds langen tijd
heeft men bemerkt, dat Jupiter nu
en dan getinte vlekken vertoont, dia
soms zeer lang stand houden. Opval
lend vooral is een ovaalvormige vlek
die eionigszins roodachtig is en daar
om algemeen bekend is als „tl e r o o.
de vlek van Jupiter'. Sedert
hare ontdekking in 1778 is deze vlek
echter wel onduidelijker geworden
en door een kleinen kijker lastig to
vinden. Uit deze en andere verschijn
selen op de Jupiterschijf, heeft men
den tijd, noodig voor een omwente
ling om haai- eigen as, kunnen aflei
den, welk tijdsverloop gemiddeld 9
zij dus van A 1, over A 2, in A3 j uur 55 min. en 37 sec. bleek to zijn.
aangeland als nu Jupiter zelf niet Een der eerste ontdekkingen na de
vooruitging en dus in J 1 bleef, dan I uitvinding van den verrekijker door
zagen wij haar juist na 6 maanden Galileo Galilei te Florence (1609), be-
dezelfdo richting als de zon. Doch' trof de 4 grootste manen van Jupi-
FEUILLETON
Uithet Engelach
W. A. MACKENZIE.
44)
De knecht ging heen en Chiara, die
met moeite liaar verontwaardiging
over de onbeleefdheid van haar gast
onderdrukte, zeide zoo vriendelijk als
«ij maar kon
Had ik de boodschap niet
kunnen overbrengen, meneer Brett,
of tenminste de opdracht aan den
knecht kunnen geven
Neem mij niet kwalijk, me
vrouw neem mij niet kwalijk.
Na een paar minuten kwam de
knecht terug en vroeg uit naam van
juffrouw Dapifer, of het strikt nood
zakelijk was, dat zij in de eetkamer
kwam
Het antwoord van Brett luidde
Ja. het is noodzakelijk.
Heeft u haar iets bijzonders te
«eggen vroeg Chiara.
Iets zéér bijzonders.
F.en verzoek van haar vader?
Neen.
Hij heeft, toch geen testament
gemaakt. is het wel Of tóch nog
De woorden ontsnapten haar on
willekeurig, en toen zij ze eenmaal
gezegd had, had Chiara haar tong
wel af willen-bijten.
Maar meneer Brett scheen de
vraag niet erg gewichtig te vinden.
Neen, er is geen testament,
antwoordde hij.
Zij deed volstrekt geen moeite om
een zucht van verlichting te onder
drukken, want nu er toch geen tes-
tuinent was kon het haar niets sche
len wat Brett van haar dacht. Zij
was een van die menschen, die er
niet tegen opzien, hun kwade zijde
aan een advocaat te toonen, zooals
zij een dokter hun wonden zouden
laten zien.
Brenda kwam binnen.
Zij was mooier dan ooif nu de
moeilijkste dagen voor haar voorbij
waren had zij weer de oude veer
kracht teruggekregen.
Zij boog voor Chiara zonder haar
aan te zien zij gaf meneer Brett
een hand tegen Egbert glimlaolite
zij, want hij was haar stiefbroer, en
al had zij ook ruzie met zijn moe
der, hij had daar niets mee te ma
ken.
Brett merkte dit alles op en vond
liet een aangename verrassing.
Maakt u liet goed vroeg hij.
r= Uitstekend, dank u.
Het spijt mij, dat ik niet het ge
noegen had, u aan den lunch te
zien. maar dat doet er ook niet
toe. Ik koin hier voor zaken, uitslui
tend voor zaken, en om te vragen of
er ook een bijzondere opdracht voor
mij is.
Daar hebt u mij toch zeker niet
voor noodig zelde Brenda.
Zonder u zou ik niet op kunnen
schieten. Onmogelijk.
Brenda ging in een stoel bij het
raam zitten niet aan de tafel en
scheen van plan te zijn niet veel aan
dacht te schenken aan wat hij te
zeggon had. Wat had zij met zaken
te maken Zij had haar verdriet,
baar liefde en haar verontwaardi
ging. Ilad ze hier nog niet genoeg
Meneer Brett stond op, opende
zijn kistje en nam er een groot stuk
blauw papier uit. Hij vouwde het
uit en begon te spreken.
Het fortuin van Udo Dapifer be
stond uit land, hypotheken, effec-
tèn, staatsobligaties, en geld op de
bank. Volgens de laatste taxeering
was het land f950.000 waard. Aan
hypotheken bezat hij 138.000. Aan
effecten, volgens den koers van giste
ren, 392.000, aan Staatsobligaties
360.000. op de bank bad hij éta.rn
ƒ3.833.000. Behalve het land, dat
nog opnieuw getaxeerd moet wor
den, laat hij dus 4.723.000 na. En
na aftrek van successierechten zal er
nog ongeveer ƒ4.600.000 overblij
ven.
Hij zwoeg een oogenblik. Toen zei-
de hij, terwijl hij 6trak voor zich uit
keek, alsof hij uit het raarn stond tc
kijken
Ik ben hier gekomen om de be
velen te ontvangen van de bezitster
van dit groote fortuin.
Brenda dacht, dat haar vader alles
aan Chiara nagelaten had; en
Chiara dacht, dat Brett tegen haar
sprak, omdat zij, als voogdes van
Egbert, het fortuin zou beheeren tot
zijn meerderjarigheid.
Meneer Brctt, begon Chiara,
ik geloof dat ik niets beters kan
doen dan alles aan u over te laten.
Het is nog te vroeg om nu al die
dingen te gaan bespreken. Boven
dien vertrouw ik u volkomen.
Mevrouw, ik ben zeer vereerd.
Maar wat dit kapitaal betreft, stel
ik nog mec-r prijs op het vertrouwen
en de opdracht van de rechtmatige
erfgename.
Chiara was even verbaasd. Zij
verstond niet goed wat hij zeide.
Toen nam zij Egbert hij de hand en
zeide
Egbert, ga eens naar meneer
Brett toe en zog hem, dat
Neem mij niet kwalijk. me
vrouw. maar wat beteekent dit alles?
Ik zelde dc reohtmatige erfgename,
de bezitster van dit fortuin I
Chiara stond op zij was doods
bleek geworden.
U zeide, dat er geen testament
was
Dat is er ook niet. En toch is
deze vrouw, en hij wees op Bren
da, de erfgename van Udo Dapifer,
de wettige eigenaresse van al zijne
bezittingen, zouwel roerende als on
roerende goederen. Elk meubel in dit
huis, de borden, waar wij van gege
ten hebben, de wijn dien wij gedron
ken hebben, alles is van haar, me
vrouw, alles. Juffrouw Dapifer is
een van do rijkste vrouwen van heel
Engeland en ik hoop, dat zij lang
genot van haar bezittingen moge
hebben,
HOOFDSTUK XXIII.
H*e t geheim van Udo
Dapifer,
Meneer Brett kuchte eventjes, vouw
de zijn bapieren op leunde achter
over in zijn stoel en bleef zitten met
zijn vingers op elkaar. Hij keek zeer
vergenoegd en kuchte nog eens, alsof
hij een lange toespraak wilde gaan
houden. Dat was dan ook het ge
val.
De anderen zelden geen woord.
Beiden waren te verbaasd, en Chiara
was bovendien hevig verontwaar
digd. Egbert maakte van de gelegen
heid gebruik om een schaaltje niet
amandelen en rozijnen leeg te eten.
Wijlen Udo Dapifer, zeide
meneer llrett, was, evenals al zijn
voorvaderen, een vrije huw»—
de stad Maldon en als zoodanig hal
hij allerlei voordeelen, die bolioorden
bij den rang van vrij burger van
zulk een oude stad. Deze privileges
en er zijn er zéér veel zijn heel
eigenaardig geen van alle is
tegenwoordig nog veel waard, maar
zij zijn behouden als herinnering aan
een groot verleden. Met deze zaak
hebben zij niets te maken, ik zal dus
geen tijd verspillen, met ze op te noe
men. Maar al heeft een vrije burgt*
voorrechten, hij heeft ook plichten
hij moet de oude gewoonten van do
stad eerbiedigen, hij mag er niet van
af wijken.
Wijlen Udo Dapifer heeft geen tes
tament gemaakt. Herhaalde malen
heb Sk hem verzocht, dii wel te doen,
niet omdat ik er als advocaat geld
mee wilde verdienen, maar omdat ik
vind dat iedereen een testument be
hoort te maken, vooral bij zulk een
groote nalatenschap. Hij wilde niets
van mijn raad weten. IIij geloofde,
dat zijn fortuin in handen van zijn
zoon Godwin goed bezorgd zou zijn
alle Dapifers zijn altijd eerlijke men
schen geweest hij geloofde ook, dat
Godwin goed voor zijn zustor Brenda
en voor zijn stiefbroeder F.gbert zou
zorgen. En ik geloof dat mijnheer
Dapifer het vreemde idëo had, wat
trouwens heel veel menschen heb
ben. dat men den dood tart als men
een testament maakt,
(Wordt vervplgd)