BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. PERZIKBLOESEM 33e Jmtrgang ZATERDAG 9 OCTOBER 1915 No 9922 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Kot Rijke Natuurleven BLADOPRUIMERS IN DEN TUIN. Het opdoen van winterprovisie of bet inrichten van winterkwartieren is in de dierenwereld een gewoon ver schijnsel. De eekhoorntjes hebben Boms zooveel proviandkamers, dat zij ze niet eons terug weten te vinden, verschillende vogels zorgen op die manier ook al voor de verspreiding van vruchten en zaden, maar niet veel dieren helpen ons aan het weg werken der bladeren, die nu bij dui zendtallen neerdwarrelen en deoi bodem gaan bedekken met een kra kende, ritselende laag. Wanneer we nu den tuin eens even doorloope» en de paden bekijken, dan zien we van afstand tot afstand bladhoopjes half boven, half onder den grond zitten. Het is geen slecht teeken, als we dat verschijnsel in onzen tuin waar nemen, want de dieren, die als blacU opruimers dienst doen. zijn regen wormen en deze leven alleen ln gron den met een bepaald gehalte aan plantenresten, aan humus dus, waar aan de grond zijn grootste vrucht baarheid ontleent. Het is een buitenkansje, als ge het te zien kunt krijgen, hoe de wormen hun bladeren omlaag werken. Over dag houden ze zich meestal schuil en als we 's avonds met sterk licht in den tuin komen of den grond doen dreunen door onze voetstappen, trek ken ze zich terug in hun gangen. Het best gaat het nog biji maan licht op een zachter», vochtigen avond. Dan kunnen we, als we even aan het licht zijn gewend en alles duide lijk kunnnen waarnemen, de wormen wel aan het werk zien. Ze klemmen Jiun kop tegen de bladeren, kunnen den meesten tijd geen vat krijgen, maar rijn eindelijk goed in contact en als ze zich terugtrekken in de ope ning gaat ook een klein gedeelte van het blad mee omlaag. In den regel vinden we het dan wel Voldoende en staken de waarneming en toch zijn er al heel wat onderzoe kers langen tijd friee bezig geweest om uit te maken, of er een zeker intel lect bij te pas komt, of dat de dieren maar instinctief te werk gaan en er van eenig overleg geen sprake is. Trek eens voorzichtig een twintig tal bladhoopjes, blad schijf na blad- schijf uit de openingen en noteer eens hoeveel bladeren met een breed, hoe veel er met een smal gedeelte, met de bindpunt bv. omlaag zitten. Het is bijna zeker, dat go tot re sultaat zult krijgen, dat het over- grooto deel der bladeren met de punt ln de opening is getrokken. „Natuurlijk", zult ge zeggen, is de gemakkelijkste wijze", maar de vraag is alleen, of een worm bij zijn werk moeite doet, om de punt het eerst naar beneden te werken en die vraag is op verschillende wijzen be antwoord. De groote natuurvorscher Darwin, die ruim 200 bladeren onder zocht, vond er 180 met het smalste gedeello omlaag en ook driehoekige slukjes papier werden met den klein sten hoek in de gangen getrokken. Men geloofde langen tijd aan een verstandig overleg, verstand in den ruimsten zin genomen en dit viel te meer op, waar men van een regen worm weinig vernuft en weinig overleg verwachtte. Nieuwe onderzoekers konden zich moeilijk- bij neerleggen trachtten andere oorzaken op sporen. Men kwam tot de conclusie, dat er bepaalde prikkels op het dierlijk lichaam werken, uitgaande van be paalde plantendeelen. Zoo zou de bladsteel bij aanraking een onaange- namen Indruk teweeg brengen en ge heel onbewust zou de worn» den tc- genovergpstelden kant van het blad aanraken. Knipte men do bladste len weg, dan maakten de wormen weinig orfJerscheid tussichen blad- punt en bladvoet. Het raadsel scheen opgelost en al waren de wormen er dan niet op vooruitgegaan, al werd lnm dan ook het weinigje intellect weer ontzegd, de nieuwe theorie scheen aanneme lijker. Alleen was geen oplossing ge geven voor do stukjes papier. Daar had de prikkelwerking in ieder geval niets met de bladsteel uitslaande en het hoeft ons niet te verwonderen, dat ook deze theorie geen stand zon houden. „Wat ons do wijzen als waarheid verkonden, straks komt een wijzer, die het wegredeneert". Zoo was het ook hier bij dit wormenvraagstuk. Een van de nieuwste theorieën laat den wormen geen enkel lichtpuntje meer over, aangenomen, dat deze blinde wezens iets aan een lichtpunt zouden hebben. Jordan heeft nl. een groote boeveel heid waarnemingen gedaan. Hij on derzocht niet alleen de bladhoopjes, maar trachtte do wormen bdj' hun werk te bespieden, wat hem volkomen gelukte. Het resultaat van zijn onderzoekin gen was voor de wormen bedroevend. Honderd keer probeeren ze het en honderd keer krijgen ze hot blad niet in de gangen, tot eindelijk een toeval ligheid meewerkt en het gemakke lijkste deel voor de opening komt en er in vgrdwijnt. Of de oplossing tiu is gevonden, zal moeten blijken. Het materiaal ligt zoo voor het grijpen en de waarne mingen zijn zoo gemakkelijk te doen in eigen tuin, dat ik speciaal in dezen tijd de aandacht er op vestigde. Do verzameling der bladeren is in vollen gang. H. PEUSENS. CORRESPONDENTIE. Mejuffr. Br. Haarlem. Vraag: Najaarsbehandeling Azalea en Clivia. Antwoord: De Azalea moet nu bin nen worden gehaald en een paar da gen voor "een open raam worden go- plaatst ln een niet verwarmd vertrek. De plant moet een paar maal per week met lauw water wonden afge- epoten en mag slechts langzamer hand aan de kamerlucht worden ge wend, anders vallen de blaadjes af. Gedurende de eerste maanden slaat ze het best in een'koel vertrek, terwijl een matige toedoening van vloeimest af en toe heel goed werkt. Hoofdzaken zijn dus: niet bij kachel, vochtige lucht, geen droge grond en een weinig ventende most nu en dan. Komen de bloemen, dan mogen alleen de blaadjes worden af- gespoten. De bloemen gaan na begie- ting rotten of vallen af. De Clivia moet weinig water heb ben en goed in het licht staan. Een paar maal per week de bladeren af- sponsen. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Donkere modekleuren. De panieiTOk. Poefmouwen. Halsboorden. Nu de mode sedert korten tijd weer een nieuwe phase is ingetreden, zien we de nouveauté's met grooter be langstelling tegemoet dan gewoon lijk. In zekeren zin zijn die nouvouu- té's eene teleurstelling, vooral ten opzichte van de kleuren. De mode schrijft namelijk uitsluitend sombere tinten voor, hetgeen zijn reden vindt in de treurige tijdsomstandigheden, welke we nog altijd beleven. In het buitenland hebben de vrouwen helaas geen aanleiding om zich in lichte toi letten te kleeden, terwijl avondtoilet ten geheel overbodig zijn, nu er van officieele feesten geen sprake is. Het ls gemakkelijk te begrijpen, dat er voor ons klein land geen mode apart gecreëerd wordt en zoo zal dus do Nederland scire vrouw zich in de ko mende maanden met donkere kleuren tevreden moeten stellen. Over do modellen valt nog al het een en ander op te merken, want men heeft als het ware met twee zeer ver schillende mode-typen te doen, en wel de mode van de „robe princesse", in haar minst mooien vorm, en de mode van den panier-rok. We staan dus in onze keuze voor twee uiterste.". De moderne „robe princesse" loch verlangt een volkomen recht figuur, zonder buste of uitstekende heupen, en toen ik het model aanschouwde kwam mij de weinig elegante „hob bezak" in de gedachte. De panierrok daarentegen is op breede heupen in gericht; bij die breede heupen behoort een taille mot lange, ingezette poef mouwen. Voor zeer slanke figuurtjes staan die poefraouwtjes zooals ze nu ge bracht wordeD, niet onaardig, doch als de mode deze nouveauté op de haar gebruikelijke wijze gaat over drijven, dan wacht ons iets zeer wan staltigs en onnatuurlijks. We willen dus hopen, dat het kimono-model, dat vooral voor die confectie zulk een ge makkelijk model is, zich nog gerui- men tijd moge handhaven en de mo de der poefmouwen niet zal inslaan! Om nu tot de kleuren terug te kee- ren, brengt men ons ln hoofdzaak zwart, zoowel in laken, gabardine, serge als zijde, verder paars en vio let, donker bruin, donker groen en grenaat. Alle rokken worden vrij kort gedra gen en zelfs voor avondjaponnen wor den tot nu toe geen sleeprokken ge bracht. De wijdte der rokken neemt daarentegen enorme afmetingen aan, onverschillig of het een geplooide, geplisseerde of klokrok betreft. Rokken, die met drie klokvormige strooken zijn ingericht, worden voor al door jonge dames veel gedragen, maar het allernieuwste zijn doffen, afgewisseld met kanten volants. Zoo zag ik een modeljapon van bruine zijde, waarvan de rok van on der tot boven afwisselend gegarneerd was met een breeden dof yan zijde en een even breeden zwart kanten enfre-deux. De kragen der blouses en tailles hebben al menig protest uitgelokt, doch de staande boord zoowel als de stropdas wordt al pruttelend geac cepteerd. In de boorden is tamelijk veel variatie, men brengt ze staand, liegend, met punten, die aan de „va dermoorders' van onze overgroot vaders doen denken, met ruches en uit één stuk met het front, vestje of guimpe gesneden. De garneering is over het algemeen sober. Er wordt veel gewerkt met boordsels van dezelfde zijde of slof, tresband en bandfluweel; verder bor duursel en soutacheering op de tail les, Vooral soutacheering dringt zich hoe langer hoe meer op den voor grond, en zoo brengt men ons zelfs hoeden van fluweel met soutachee- ring in dezelfde kleur. Vooral in paars fluweel is deze nouveauté bij zonder geslaagd. Over het algemeen blijft de kleine hoed het geliefkoosde model, dat het meest gedragen wordt, en voor cere monieel de middelmatig groote hoed. Van overdrijving is op dit gebied 'ooralsnog geen sprake. Bijna alle modellen worden min of neer schuin gedragen en bij de „chapeau entrant" wordt dot wel eens at overdreven, waardoor de draag ster een minder gedistingeerd! voor komen krijgt. Als garneen'ng staat de aigrette en de paradijsvogel nog steeds hoven aan en zoo lang onze Landsmoeder ITare voorliefde voor struisveeren en aigrette aan den dag blijft leggen, zal deze garneering de groote chic blijven. Voor meer eenvoudige hoeden gar neert men fantasies van allerlei vorm en kleur en mooie bloemen van flu weel. Ook tule Maline, hoe fragile ook, wordt op de nieuwe hoeden aan gebracht. Een mooi model hoed zag ik van tango-kleurige gase de soie, met zwart fluweelen binnenrand; om den bol een tour van witte struisveeren en aan du. linkerzijde een witte aigrette. Een ander model, dat eveneens mijn aandacht trok, was van violetkleurig fluweel, dat in dezelfde kleur gesou- lacheerd was en als garneering alteen een prachtige aigrette had! MARIE VAN AMSTEL. Stimnpraatjss. II. De vaste sterren. Het licht der 'planeten. Jupiter. Oppositie, conjunctie en quadratuur. Grootte. De banden en de roode vlek. De satellieten. Bedekkingen en overgangen. Omloopstijden en afstanden. De vorige week heb ik een beknopt overzicht gegeven van ons Zonnestel sel en over wat planeten zijn, hoe zij zich ten opzichte van de zon bewegen en dat zij zich zeer onderscheiden van de ontelbare andere flikkerende lichtjes aan den hemel. Deze laatste nu, noemt men „Vaste Sterren" in tegenstelling met de dwaalsterren of planeten. Zij danken dien naam aan het feit, dat zij, ten opzichte van elkaar, altijd nagenoeg dezelfde plaats aan den hemel inne men. De vaste sterren zijn lichamen als onze zon en het licht dat van hen tot ons komt is dus ook „eigen" licht. Dit is echter ndet het geval met dc planeten. Deze bevinden zich zoo dicht bij de zon, dat het licht van de laatste ze zeer sterk verlicht, zoo sterk zelfs, dat sommige planeten ons veel helderder toeschijnen dan do vaste sterren. Wat wij van de pla neten (en ook hunne manco») te zien krijgen, is dus niets anders dan „te ruggekaatst zonlicht". Thans zal u de omschrijving, wij achter het woord „planeet" in ons woordenboek vonden, ongetwij feld geheel duidelijk zijn. Wij zouden, verder gaande met on ze sterrekun&ige beschouwingen, nu de zon kunnen bespreken, vervolgens de planeten, daarna de andere hemel lichamen, enz., dus in een theoreti sche volgorde, zoonis men die ook in do leerboeken vindt. Doch ik geloof, dat het veel beter is, dat we de zaak practischer behandelen en telkens iets vertellen van datgene wat ook omstreeks den ttjd dat men dit leest, aan den hemel valt waar te nemen. Dat geeft dan het groote voordeel dat men, hetgeen gelezen ie ook da delijk zelf aanschouwen kan, ten minste als dc wolken geen parten spelen! Als we dus dit plan ten uitvoer wil len brengen, dan moeten we het nu ongetwijfeld over „Jupiter" hebben. Deze planeet toch staat al heel gun stig voor ons. Juist als de zon on dergaat komt zij in het Oosten op, oin pas weer In hut Westen te verdw ij- als de dag aanbreekt. Zij is dus den geheelen nacht zichtbaar. Doch dit is niet het eenige. Er komt nog bij, dat de planeet zich thans zeer dicht bij de aarde bevindt, waardoor wij haar dus ook zoo helder moge lijk zien. Wat de oorzaak van dit al- s is, volgt hieronder. Op de tfiguur die ik-fden vorigen keer toekende, hebben wij al de pla-| neten op één rechte lijn (de lijo» zon aarde) geplaatst. Het spreekt echter van zelf, dat een zoodanige onderlinge stand tusschen de verschillende leden van ons zonne stelsel, vrijwel nooit voorkomt. Meestal bevinden de planeten zich, ton opzichte van eikaar in zeer wille keurige punten van hun baan. Wat echter meer (zelfs dikwijls; voorkomt, dat één der planeten zich juist met de zon en de aarde in dezelfde richting bevindt. Voor Jupiter willen we dit geval eens nader bekijken. We toekenen daartoe een figuur, waarop alleen de banen van de aarde en van Jupiter zijn aangegeven en waarbij de eene straal dus ongeveer 5 maal zoo groot is als de andere (b.v, 7.5 en 1.5 c.M.1. Nu trekken we 2 lijnen door het middelpunt 7. (zon), ieder evenwijdig aan ucn zijde van hut papier, dus „loodrecht" op el kaar. We hebben dan belde banen in 4 gelijke bogen verdeeld. Bij de snij punten van die lijnen met de Aard baan plaatsen we de letters Al, A2, A3 en A4, en bij de snijpunten met dc Jupiterbaan de letters Jl, J2, J3 en J4 (van boven te beginnen en dan linksom). Nu bl»jkt one duidelijk, dat. voor het geval de aarde in Al staat, het een groot verschil maakt, in welk punt van haar baan, Jupiter zich be vindt. Bij J 3 is de planeet wel bijna 1 1/2 maal zoover van ons verwijderd als in J1 en dit verschil in aft-Land kan wel bijna 400.000 000 K»M. bedra gen! De planeet is in het eene geval zij heeft voor haar reis om de zon bijna 12 jaar noodig, heeft dus in een half jaar 1,24 van haar baan af gelegd en bevindt zich dan even links van J1, zoodat de aarde nog ruirn een week verder moet reizen voordat aarde, zon en Jupiter weer in een rechte lijn staan. In dit geval zegt rnen dat do planeet in „c o n- j unetle" is met de zon Zij komt met de zon op en gaat met haar on der en is dus onzichtbaar Doch de aarde beweegt zich verder en is na een jaar weer in A 1. Nu heeft Jupiter 1 12 van haar baan afge legd en het duurt nu nog ruim 34 dagen voor zij ten tweeden male in oppositie ley hieruit blijkt dus dat de planeet Jupiter z.i c h telkens om de 3<i5 en 34 is 393 dagen in oppositie be vindt. Het is dus gemakkelijk in te zien, dat Jupiter, wanneer zij in conjunc tie is, precies 2 maai den afstand zon aarde verder van ons moet zijn, dan in het tegenovergestelde geval of (daar die afstand ongeveer 149.500.000 K.M. bedraagt), 2 maal 149.5 millioen K M. is 299 millioen K.M. Nu blijkt echter dat het verschil zeer wisse lend en soms wel bijna 400 millioen K M. is. Dit nu vindt zijn oorzaak in het feit dat noch de baan der aarde noch die van Jupjter zuiver cirkels zijn, doch eenigszms ovaalvormig, of zooals het wetensohappelijk luidt: „de planeten beschrijven ellipsen om de zon". Hierbij bevindt de zon zich niet precies in het midden'van het ovaal, doch iets meer naar een der spitse zijden toe, en aldus laat zich verkla ren dat de beide hemellichamen niet bij iedere oppositie en conjunctie even ver van elkaar staan; als men een klein figuurtje teekent ziet men dit dadelijk. Voor de volledigheid voeg ik hier nog aan toe, dat, wanneer Jupiter zóó staat, dat de lijn Jupiter-zon loodrecht staat op de lijn Aarde-zon, mer dan zegt „de planeet be vindt ziel» i n quadratu.u.r." Dit geval doet zich voor zoowel wan neer Jupiter in J 2 als wanneer zij in J 4 staat (en dc aarde in A 1). Jupiter is verreweg de grootste pla- nee- van ons zonnestelsel. Om ons eSnigszins haar grootte ten opzichte van de zon en de overige planeten voor te stellen, diene het volgende, dat aan Herschel ontleend is: Stellen wij ons de zon voor als een groote bol, met een middellijn van 60 centi meters, dan zou Mercurius de grootte hebben van een mosterzaadje, Venus dus bijna 4 maal honderd mil- t? de Aarde d'c an l"Pc,korr^' li oen K.M. vwder van ona dan inMar9 xou TJ K°rs*korre! d,e het tweede! Uit de fig. blijkt tevens (de klelno dwergje*) zand- dat waar Jupiter zich ook in haar korreltjes, Uranus een baan mag bevinden, zij nooit dichter ^n abrikoos en Saturnus een groote bij on« kan zijn. dan wanneer zij in PT1' ter,vvljl alle' zOUO'"" Jl staat. Eind September bevondJu-1 freff^ m*1 ,d« ®E°tte pitcr zich juist in dien gunstiger»1 ap,I>e ro t noemen do Duit sland. ten opzichte der aSde. Of-sc'V'^riId^p)..planeet d<ul °°k: ••dei (schoon belde planeten zich echter fiA_ j ..Rtesenplanet dert dien datum voortbewogen heb ben, is de toestand nog ongeveer het zelfde. Wanneer de planeet zich nu zóó dicht bij ons bevindt en dus precies tegenover de men dat zij in „o de zon is. Nu is gemakkelijk te be^ grijpen, waarom vvo Jupiter juist te zien krijgen, wanneer de zon onder-; gaat. Als we nu do planeet de volgende maanden goed blijven waarnemen, i dan zullen we zien, dat ze steeds j dichter bij de zon etaul, en over ruim 16 maanden zich zelfs in dezelfde richting bevindt, doch'zich daarna vvter van haar verwijdert, tot ze over 13 maanden weer in oppositie is, om dun hetzelfde spelletje weer van vo ren af aan te beginnen. De oorzaak hiervan is uit de fig, ook gemakke lijk te lezen. Do aardo n 1. legt haar baan in een jaar af. Na 6 maanden is Door haar geweldige grootte, in ver band met den gunstigen oppositie stand, krijgen wij met behulp van een gewonen tooneei kijker al een aardig beeld van de planeet. Op haar opper vlakte zien wij grijze en bruine ban- ,n" fh deu d'e vrijwel evenwijdig aan elkaar 1 ...-1 e "?et en (in onzen kijker) bijna horizontaal loopen. Het licht dat de planeet uit zendt is helgeel. Sinds langen tijd heeft men bemerkt, dat Jupiter nu en dan getinte vlekken vertoont, dia soms zeer lang stand houden. Opval lend vooral is een ovaalvormige vlek die eionigszins roodachtig is en daar om algemeen bekend is als „tl e r o o. de vlek van Jupiter'. Sedert hare ontdekking in 1778 is deze vlek echter wel onduidelijker geworden en door een kleinen kijker lastig to vinden. Uit deze en andere verschijn selen op de Jupiterschijf, heeft men den tijd, noodig voor een omwente ling om haai- eigen as, kunnen aflei den, welk tijdsverloop gemiddeld 9 zij dus van A 1, over A 2, in A3 j uur 55 min. en 37 sec. bleek to zijn. aangeland als nu Jupiter zelf niet Een der eerste ontdekkingen na de vooruitging en dus in J 1 bleef, dan I uitvinding van den verrekijker door zagen wij haar juist na 6 maanden Galileo Galilei te Florence (1609), be- dezelfdo richting als de zon. Doch' trof de 4 grootste manen van Jupi- FEUILLETON Uithet Engelach W. A. MACKENZIE. 44) De knecht ging heen en Chiara, die met moeite liaar verontwaardiging over de onbeleefdheid van haar gast onderdrukte, zeide zoo vriendelijk als «ij maar kon Had ik de boodschap niet kunnen overbrengen, meneer Brett, of tenminste de opdracht aan den knecht kunnen geven Neem mij niet kwalijk, me vrouw neem mij niet kwalijk. Na een paar minuten kwam de knecht terug en vroeg uit naam van juffrouw Dapifer, of het strikt nood zakelijk was, dat zij in de eetkamer kwam Het antwoord van Brett luidde Ja. het is noodzakelijk. Heeft u haar iets bijzonders te «eggen vroeg Chiara. Iets zéér bijzonders. F.en verzoek van haar vader? Neen. Hij heeft, toch geen testament gemaakt. is het wel Of tóch nog De woorden ontsnapten haar on willekeurig, en toen zij ze eenmaal gezegd had, had Chiara haar tong wel af willen-bijten. Maar meneer Brett scheen de vraag niet erg gewichtig te vinden. Neen, er is geen testament, antwoordde hij. Zij deed volstrekt geen moeite om een zucht van verlichting te onder drukken, want nu er toch geen tes- tuinent was kon het haar niets sche len wat Brett van haar dacht. Zij was een van die menschen, die er niet tegen opzien, hun kwade zijde aan een advocaat te toonen, zooals zij een dokter hun wonden zouden laten zien. Brenda kwam binnen. Zij was mooier dan ooif nu de moeilijkste dagen voor haar voorbij waren had zij weer de oude veer kracht teruggekregen. Zij boog voor Chiara zonder haar aan te zien zij gaf meneer Brett een hand tegen Egbert glimlaolite zij, want hij was haar stiefbroer, en al had zij ook ruzie met zijn moe der, hij had daar niets mee te ma ken. Brett merkte dit alles op en vond liet een aangename verrassing. Maakt u liet goed vroeg hij. r= Uitstekend, dank u. Het spijt mij, dat ik niet het ge noegen had, u aan den lunch te zien. maar dat doet er ook niet toe. Ik koin hier voor zaken, uitslui tend voor zaken, en om te vragen of er ook een bijzondere opdracht voor mij is. Daar hebt u mij toch zeker niet voor noodig zelde Brenda. Zonder u zou ik niet op kunnen schieten. Onmogelijk. Brenda ging in een stoel bij het raam zitten niet aan de tafel en scheen van plan te zijn niet veel aan dacht te schenken aan wat hij te zeggon had. Wat had zij met zaken te maken Zij had haar verdriet, baar liefde en haar verontwaardi ging. Ilad ze hier nog niet genoeg Meneer Brett stond op, opende zijn kistje en nam er een groot stuk blauw papier uit. Hij vouwde het uit en begon te spreken. Het fortuin van Udo Dapifer be stond uit land, hypotheken, effec- tèn, staatsobligaties, en geld op de bank. Volgens de laatste taxeering was het land f950.000 waard. Aan hypotheken bezat hij 138.000. Aan effecten, volgens den koers van giste ren, 392.000, aan Staatsobligaties 360.000. op de bank bad hij éta.rn ƒ3.833.000. Behalve het land, dat nog opnieuw getaxeerd moet wor den, laat hij dus 4.723.000 na. En na aftrek van successierechten zal er nog ongeveer ƒ4.600.000 overblij ven. Hij zwoeg een oogenblik. Toen zei- de hij, terwijl hij 6trak voor zich uit keek, alsof hij uit het raarn stond tc kijken Ik ben hier gekomen om de be velen te ontvangen van de bezitster van dit groote fortuin. Brenda dacht, dat haar vader alles aan Chiara nagelaten had; en Chiara dacht, dat Brett tegen haar sprak, omdat zij, als voogdes van Egbert, het fortuin zou beheeren tot zijn meerderjarigheid. Meneer Brctt, begon Chiara, ik geloof dat ik niets beters kan doen dan alles aan u over te laten. Het is nog te vroeg om nu al die dingen te gaan bespreken. Boven dien vertrouw ik u volkomen. Mevrouw, ik ben zeer vereerd. Maar wat dit kapitaal betreft, stel ik nog mec-r prijs op het vertrouwen en de opdracht van de rechtmatige erfgename. Chiara was even verbaasd. Zij verstond niet goed wat hij zeide. Toen nam zij Egbert hij de hand en zeide Egbert, ga eens naar meneer Brett toe en zog hem, dat Neem mij niet kwalijk. me vrouw. maar wat beteekent dit alles? Ik zelde dc reohtmatige erfgename, de bezitster van dit fortuin I Chiara stond op zij was doods bleek geworden. U zeide, dat er geen testament was Dat is er ook niet. En toch is deze vrouw, en hij wees op Bren da, de erfgename van Udo Dapifer, de wettige eigenaresse van al zijne bezittingen, zouwel roerende als on roerende goederen. Elk meubel in dit huis, de borden, waar wij van gege ten hebben, de wijn dien wij gedron ken hebben, alles is van haar, me vrouw, alles. Juffrouw Dapifer is een van do rijkste vrouwen van heel Engeland en ik hoop, dat zij lang genot van haar bezittingen moge hebben, HOOFDSTUK XXIII. H*e t geheim van Udo Dapifer, Meneer Brett kuchte eventjes, vouw de zijn bapieren op leunde achter over in zijn stoel en bleef zitten met zijn vingers op elkaar. Hij keek zeer vergenoegd en kuchte nog eens, alsof hij een lange toespraak wilde gaan houden. Dat was dan ook het ge val. De anderen zelden geen woord. Beiden waren te verbaasd, en Chiara was bovendien hevig verontwaar digd. Egbert maakte van de gelegen heid gebruik om een schaaltje niet amandelen en rozijnen leeg te eten. Wijlen Udo Dapifer, zeide meneer llrett, was, evenals al zijn voorvaderen, een vrije huw»— de stad Maldon en als zoodanig hal hij allerlei voordeelen, die bolioorden bij den rang van vrij burger van zulk een oude stad. Deze privileges en er zijn er zéér veel zijn heel eigenaardig geen van alle is tegenwoordig nog veel waard, maar zij zijn behouden als herinnering aan een groot verleden. Met deze zaak hebben zij niets te maken, ik zal dus geen tijd verspillen, met ze op te noe men. Maar al heeft een vrije burgt* voorrechten, hij heeft ook plichten hij moet de oude gewoonten van do stad eerbiedigen, hij mag er niet van af wijken. Wijlen Udo Dapifer heeft geen tes tament gemaakt. Herhaalde malen heb Sk hem verzocht, dii wel te doen, niet omdat ik er als advocaat geld mee wilde verdienen, maar omdat ik vind dat iedereen een testument be hoort te maken, vooral bij zulk een groote nalatenschap. Hij wilde niets van mijn raad weten. IIij geloofde, dat zijn fortuin in handen van zijn zoon Godwin goed bezorgd zou zijn alle Dapifers zijn altijd eerlijke men schen geweest hij geloofde ook, dat Godwin goed voor zijn zustor Brenda en voor zijn stiefbroeder F.gbert zou zorgen. En ik geloof dat mijnheer Dapifer het vreemde idëo had, wat trouwens heel veel menschen heb ben. dat men den dood tart als men een testament maakt, (Wordt vervplgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 13