BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. PERZIKBLOESEM 33e Jaargang ZATERDAG 23 OCTOBER 1915 No 9932 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, «iet Kijfce Natuurleven KNOLLENDIEVEN. Wij hebben hier in de buurt een muizenplaag in het klein gehad. Een mijner leerlingen bracht een paar aangevreten knollen mee en wilde nu graag weten, Wat daarvan de oor- zaait zou kunnen zijn. Een oogenblik je sta je dan raar to kijken. Aan een aangevreten knol kun je maar heel weinig zien, maar bij scherper bo- kijken leken mij de uithollingen te zijn ontstaan door het bewerken met iijne tandjes. Toch heb ik den jongen mijn ver moeden, dat er veldmuizen in het spel waren, niet meegedeeld. Ze kon den op zooveel andere wijzen zijn ontstaan, die gaten cn holten en bo vendien zijn veldmuizen .hier op de hooge gronden geen gewone dieren. Die leven veel liever in de kleistre ken. Op een vrijen middag ben ik maar naar de boerderij getrokken, om een onderzoek in te stellen en werkelijk had! de boer wel eens wat muizen over zijn land zien loopen en ook wel last van meer oogsldiefstallen gehad. Die eerste bijzonderheid beteekende al heel weinig. Spitsmuizen, die echte insecteneters zijn, had ik hier vaak genoeg zien loopen, maar dat er meer vernield werd aan de te veld staande gewassen, dan op rekening van rup sen enz. kon worden geschreven, was belangrijker. Het land, waar dit jaar de knollen hadden gestaan en grootendeels nog stonden, hebben we toen onderzocht en werkelijk vonden we hier en daar muizengaten. Meer konden we niet gewaar worden „maar als het. muizen zijn meneer," zei de boer, „dan heb ik ze gauw te pakken". Een paar da gen daarna kwam het al of niet schuldige slachtoffer, netjes in een poederdoosjo gelegd, in mijn bezit. „We hebben hem te pakken meneer, maar vader denkt, dat er veel meer zijn, want er zijn nog heel wat knol len bedorven'. Het gedoode diertje, duidelijk le kennen aan het korte Blaartje en den eenigszins afgeronden mnizenkop, was wel een van de gezochte wezen tjes. De boer had hem in een val gelokt, na er vooraf een paJar halve okkernoten en een paar boonen in te hebben gelegd. Toen eenmaal was uitgemaakt, dat er werkelijk veldmuizen in het Bpel waren, is de jacht nog eenigen tijd voortgezet met het gevolg, dat or ruim een dozijn knngertjes zijn ver schalkt. Na dien tijd konden we er geen meer machtig worden en hei vermoe den is gerezen, dat een verdwaalde familie hiér de tenten had opgesla gen. zonder dat ze het. tot groote uit breiding kon brengen. Wat dit laatste betreft, kunnen we in sommige Jaren en dan vooral in vruchtbare streken, heel wat last van de veldmuizen hebben en Kwam de natuur niet te hulp bij het be strijden, we zouden geen vallen ge noeg kunnen zetten om de ongeloof lijk snelle vermeerdering tegen te gaan. Veldmuizen zijn echter planteneters. Hun gebit is geheel ingericht Voor een vegetarische leefwijze en geen wonder dan ook, dat ze soms heel wat schade kunnen doen en ijverig door de boeren worden vervolgd. Als het najnar komt en de gewas sen van het veld zijn gehaald, breekt er voor de veldmuizen een slechte tijd aan. Koude kunnen ze heel slecht verdragen en groote aantallen bren- gen het niet eens tot den winter, vooral niet, als het najaar erg regen achtig is. Do dieren, die zoo gelukkig zijn, dat ze den winter doorkomen, begin nen al vroeg in het voorjaar voor uitbreiding van de familie te zorgen en bij de groote vruchtbaarheid, die in 't algemeen den muizen eigen is, breidt het aantal zich al gauw uit. Nogmaals komt echter do natuur te hulp om den landbouwer to bescher men, want door de voorjaarsregens en de soms nog felle koude komen nog weer 'heel wat jongen om. Vaak gebeurt het dan ook, dat men kale, roode jongen dood in het nest vindt. Voor uitsterven behoeven we niet bang te zijn. Een veldmuis brengt acht tot tien jongen ter wereld en dat een keer of drie jn het seizoen. De kleintjes zijn zoo gauw volwassen, dat ze datzelfde jaar nog voor vermeerdering kunnen zorgen, zoodat een muizenpaar, dat de wintermaanden heeft doorge maakt, heel wat nakomelingen kan hebben. Het sommetje js gemakkelijk to maken maar gelukkig is het maar een studeerkamer resultaat, dat we hier en daar in de boeken vermeld zien. In werkelijkheid zijn er teveel vij anden van het muizenvolk. Niet al leen werkt het weer tegen, maar vooral ook de dierenwereld levert echte muizeoibestrijders. De wezel, het watervlugge viervoetertje, ver schalkt er heel wat, terwijl zelfs kraaien en roofvogels er veel opeten. Wel kunnen in droge zomers hier en daar zoogenaamde muizenpla gen voorkomen, vooral na zachte winters, maar als de vermeerdering te sterk wordt, breken er bijna altijd' besmettelijke' ziekten uit, waaraan duizenden dieren sterven. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Verschillende rokmodellen. Onderrokken. Queu de Paris of crinoline? Hals boorden. Hoeden. Heeds schreef ik u een en ander over de wijde rokke..-mode en liet daarbij uitkomen welk eene wijziging ons silhouet daardoor ondergaat. Ik voegde er evenwel aan toe, dat alle ruimte slap neerhangt, doordat het nieuwe materiaal buitengewoon slap en soepel ia Doch als Madame Mode eenmaal een idee hoeft gehad, dat opgang maakte, gaat ze aan het over drijven tot het alleruiterste en als dat uiterste dan bereikt Is, totdat het be spottelijk wordt, dan staat ons in den regel een terugslag te wachten. Zoo ging het met de fourreau, met den strompelrok, de jupe entrayée en wat dies meer zij cn zoo gaat het mi weer met den klok rok, want men is begon nen den onderrok te herzien.' De on derrok, die bij» de nauwe rokken ge heel van het tooneel verdwenen was, kwam eerst heel schuchter en simpel weer opdagen, doch nu begint Mada me Mode haai' spéciale aandacht aan dit ondergeschikte kleedingstuk te schenken. Er worden reeds strookjes op aangebracht, drie, vier hoog bo ven elkaar, elk strookje met een zij den biesje geboord, waardoor de cos- tuumrok uitstaat en daar dit nog niet voldoende is, gaat men aan de bin nenzijde van de costuumrokken reeds zijden bailleuses aanbrengen. Als men zoo doorgaat en de bestaande wijdte in plaats van ze in soepele plooien te laten vallen, stijf laat uit staan, dan zal deze mode, die aan vankelijk mooi was, heel teelijk wor den. We zullen evenwel hopen, dat de moderne vrouw dit laatste nieuw tje niet zal accepteeren, dan behoe ven we geen vrees te hebben, dat de „queu de Paris', die men bezig is op slinksche wijze binnen te smok kelen, kans van slagen heeft. Want inderdaad worden er reeds allerlei middeltjes verzonnen om dio wanstal- stige queu nog eens op het tooneel te brengen. Zoo zag ik dezer dagen een hyper-modern avondtoilet dat een lossen voeringrok had, waarop men van achteren In de taille drie hoog stijve gase strooken genaaid had, om den rok te doen uitstaan. Wèl beschouwd, zijn we dan niet ver meer van de crinoline af, te meer omdat er nu oqk paniers gelanceerd worden. De rokmodellen zijn over het geheel genomen zeer verschillend, men brengt er die uit één baan gesneden zijn en dus van achteren alleen één schuinen naad hebben. Het spreekt van zelf, dat men dan stof noodig heeft, die minstens 1.30 M. breed is. Andere modellen hebben een rechte vóór- en achterbaan met twee groote zijbanen, die als 't ware een driehoek vormen, waarvan de punt onder de ceintuur valt. Zeer veel opgang maakt nog steeds de jupe ii trois éta ges, die bijna klassiek geworden is. Ook het uitschulpen van volants en rokranden wordt nog veel gedragen. Men boordt de schulpen met fluweel, of satijn, tenzij men ze garneert met fijne, smalle lintruches. De ruches mode neemt hand over hand toe, zoo wel als halsgarnituur als ter garnee ring van rokranden waarvoor ook uitgerafelde stof of zijde benut wordt. Soutaclie-g a rneersel wordt nog steeds op japonnen en blouses toege past. alsmede op hoeden. Men ziet mooie fluweel en hoeden waarvan bol en rand met zijden soutache in de kleur van het fluweel bewerkt zijn. Voor gekleede avondtoiletten wordt voel zwarte tule verwerkt op doffe taf zij de er. gegarneerd met zwart bandfluweel. Men ziet ook zijden japonnen in ef fen gestreept en geruit, doch over het algemeen zijn de kleuren somber. Bruin en paars staan bovenaan, dan volgen granaat, donker groen en donker blauw. Wit en zwart ruitjes worden zoowel in zijde, fluweel als stof gebracht. Ze worden met biais van zwarte taf gegarneferd. Alle rok ken ook die voor lret dragen in gezelschappon worden voet- vrij gedragen en laten vrij spel aan de luimen van den schoenmaker, die er zich op toelegt do laarsjes en schoentjes zoo voyant mogelijk fe doen zijn! Voyant zijn vooral de laarzen die uit tweeërlei kleur zijn saamgesteld, als: wit glacé-lederen kappen met lak voorchoenen cn hakken, geel of bruin leder met zwart lak, en last not least de hooge verlakte kaplaar zen uit één stuk gesneden en aan de buitenzijde dicht geregen. De hooge halsboorden zijn nu een. fait accompli geworden, alhoewel een menigte vrouwen allerlei hulpmidde len bedenken om er aan te ontkomen en althans de keol nog vrij te maken. Men brengt boorden die met naad jes zoodanig zijn ingericht, dat ze rondom van den hals afslaan, weer anderen, dio slechts tot aan do ooren reiken en met een fluweelen lint ver bonden zijn. Witte tule inzetten zijn weer aan de orde, doch men richt ze in bij wijze van vestje en laat dc ruggen der tail les tot aan den halsboord doorloopen. Buitengewoon mooi zijn dit sei zoen de hoed vormen. De middelmati ge grootte flatteert bijna iedereen, terwijl de Bobere garneering iets jeugdigs en eenvoudigs geeft. Een enkele touffe bloemen op den rand, of een aigrette of fantasie is al wat noodig is. MARIE VAN AMSTEL. Starranpraatjes. IV. De maan. Siderische en Sy nodische omloopstijd. De verschillende maanphasen. Wenteling om eigen as. Vorm. - Grootte-oppervlakte. Dampkring. Het eenigo lichaam, dat zich wer kelijk om de aarde beweegt en welks baan aan den hemel dus geen schijn bare is, is onze Maan. Deze beweging kan men heel gemakkelijk volgen. Men behoeft daartoe slechts 2 of 3 maal per week den stand der maan, ten opzichte van Jupiter, waar te ne men. Men zal dan opmerken, dat zij den 23sten October iets ten Oosten der planeet staat, dus ongeveer een uur later dan deze opkomt en onder gaat. Als men echter beide hemel lichamen blijft volgen, zal men spoe dig opmerken, dat de inaan telkens Oostelijker van Jupiter staat, en ein delijk bevindt zij zich zoo ver van haar af, dat zij pas opkomt als de planeet al onder is (pLmu 7 Novem ber!. Wij zien haar dan in dezelfde richting als de zon, of, beter gezegd, wij zouden haar zien, want in werkelijkheid is zij door het zonlicht onzichtbaar. Ook in deze gevallen spreekt men van conjuncti.e en oppo sitie. Onze Wachter bevond zich dus den 23sten October in oppositie met de zon, den 7den November in con junctie. Terwijl zij vóór 7 November vóór de zon opkwam, loopt zij dien dag deze voorbij, en komt daarna na haar op, en is dus 's avonds weer waar te nemen. Aanvankelijk be vindt zij zich nog ten Westen van Jupiter, en gaat dus eerder onder. Eindelijk echter loopt zij ook deze voorbij en staat juist na 27 dagen 7 uur 43 min. 11,5 sec. weer op haar vorige plaats aan den hemel en gaat dus weer een uur later dan Jupiter onder. (Wil men dit tijdsverloop zelf nauwkeurig controleeren, dan moet men niet Jupiter, doch een vaste ster ter vergelijking nemen, waarbij men zich evenwel moet behoeden voor het kwijtraken der eter Hier uit volgt dus, dat de maan telkens om de 27 1/3 dag met een willekeuri ge ster in samenstand is en dat haar omloopstijd dus 27 1/3 dag bedraagt. Had men evenwel in plaats van een ster, de zon ter vergelijking ge nomen, dan zou men tot de tegen strijdige slotsom geraken, dat de omloopstijd niet 271/3 dag, maar 29ü dag is, en dat de vorige uitkomst dus onjuist was geweest. Immers pas na 29 Vè dag heeft de Maan de Zon weer ingehaald Toch waren b e i- d e waarnemingen juist, hoe vreemd dit ook moge klinken. De oorzaak van dit verschil is dan ook spoedig in te zien. De aarde beschrijft im mers in ruim 395 dagen haar baan om de zon. Voor de mcnschen op aar de moet het echter schijnen, alsof de zon in dien tijd een grooten cirkel om de aarde beschrijft. Was het mo gelijk, overdag sterren te zien, dan zou men spoedig bemerken, dat de zon lederen dag om 12 uur verder ten Oosten van een bepaalde ster verwijderd was. Indirect kan men dit opmaken uit het feit, dat te mid dernacht de geheele hemel iets ver der naar het Westen verschoven schijnt en zich dus naar de zon, (die te middernacht altijd juist onder ons staat) toe bewogen heeft. In 27 dagen nu heeft de zon ongeveer 1/13 van haar schijnbare baan afge legd en het duurt dus nog eenigen tijd voor de maan haar weer heeft bereikt. De omloopstijd van 2916 dag noemt men de Synodische, die van 271/3 dag de Siderische omloopstijd. De eerste is voor ons van meer be lang zij staat ln nauw verband met de verschillende „phasen" der maan. Hieronder verstaat men de schijn gestalten, die het gevolg zijn van den wisselenden stand van zon, aarde en maan m de ruimte. Be vindt namelijk onze wachter zich in dezelfde richting als de zon (in con junctie), dan is natuurlijk de maan- helft, die naar dc aarde toegekeerd is, niet verlicht en dus donker. Men spreekt dan van „Nieuwe Maan". Ruim een week later heeft de maan een vierde gedeelte van haar baan afgelegd, en de lijn rnaan- aarde staat loodrecht op de lijn zon—aarde. Met behulp van een een voudige figuur, die de beweging der maan om de aarde (en de zon op on- eindigen afstand) weergeeft, ziet men gemakkelijk in, dat dan juist de helft van het verlichte gedeelte op aarde zichtbaar is. Het fs „Eerste kwar tier", of zooals men wel eens zegt „halve maan". Na bijna 15 dagen is de maan ln oppositie. Wij krijgen juist de verlichte maanhelft gehéél te zien. Men spreekt nu van „Volle maan Eindelijk hebben we dan nog „Laatste kwartier De maan heeft dan 3/4 van haar baan afgelegd en weer zien we een halve maan, doch nu de linksche helft, terwijl we in het eerste geval de rechtsche helft zagen. De wassende maan bevindt zich dus altijd rechts van de zon. de afnemende steeds links van haar. Afgezien van de hierboven beschreven vier hoofd phasen heeft men dan natuurlijk ook nog de ver schillende overgangsvormen, zooals de sikkel, de ovaal, etc. Bewoog de maan zich steeds met dezelfde snelheid in eene cirke Wormige baan, dan moesten, zooals van zelf spreekt, al de phasen zeer nauwkeurig telkens na een vier de gedeelte van den synodische» om loopstijd optreden. Door verschillen de oorzaken, die zéér gecompliceerd zijn, heeft dit niet plaats, iets dal uit het volgende lijstje duidelijk te zien is. 23 October te middernacht (van 22 op 23 Oct Volle maan. 31 October 4 uur 's morgens Laat ste kwartier. 7 November 7 uur 's morgens Nieuwe maan. 13 November 11 uur 's avonds: Eer ste kwartier. 21 November 6 uur 's middags Volle maan. De verschillen zijn dus verre van regelmatig. Een groote bijzonderheid van onze maan is, dat zij zich in den tijd, noo dig voor één omwenteling om de aar de, ook juist éénmaal om haar eigen as draait. Hieruit volgt dat zij ons altijd dezelfde zijdo moet toekeeren. iets dat ook werkelijk het geval is. Dit heeft aanvankelijk den schijn ge wekt, alsof de maan niet om een eigen as zou wentelen. Dat dit echter wèl zoo is, kan men op de jlgende wijze inzien. Als de maan zich'in op positie bevindt, zien wij de helft die evcntueele zonbewoners ook zouden zien. In conjunctie zien wij nog steeds diezelfde helft; de zonbewoners zien nu echter juist de tegenovergestelde zijde der maan. Hieruit volgt dus dat de maan zich, ten opzichte van de hemellichamen wel degelijk om haar eigen as draait, 't Klinkt dan ook eenigszins vreemd, te hooren dat hierover zóó lang getwist isl Men zou nu denken dat de astrono men dus ook juist de helft van het maanoppervlak kennen. Door de vele (waaronder zéér ingewikkelde) sto ringen en afwijkingen in de maanbe-1 weging, heeft men echter iets meer dan juist 50 kunnen waarnemen. In werkelijkheid bedraagt het zicht bare gedeelte ongeveer 59 van het geheele maanoppervlak. Men moet nu niet meenen, dat wij altijd zooveel te zien krijgen. Bij iedere aanschou wing nemen wij precies 50 waar, doch hiervan is 41 a f t ij d zicht baar, terw ijl de overige 9 nu eens links, dan weer rechts van het altijd) zichtbare gedeelte optreedt. Dit ver schijnsel noemt men dan ook de 11- b r a t i e der maan (van „libra" d. i. weegschaal; libratie is dus het heen en weer schommelen der maan). Dc maan is het lichaam dat ons het meest nabij is en dat wij du9 ook het gemakkelijkste kunnen bestudee- ren. Eén ding zullen wij echter wel nooit met zekerheid te weten komen, nl. welke vorm heeft de maan? Deze oogenschijnlijk eenvoudige vraag, die wij voor alle andere leden van ons zonnestelsel kunnen oplossen, heeft tot vele beschouwingen aanleiding gegeven. Van de aarde bekeken Is de maan cirkelrond en de veronderstel ling dat zij een bol is, schijnt dus gegrond. Doch een ei-vormig lichaam ie, van voren bekeken, ook cirkelrond en ook met andere meetkunstige ruimtefiguren Is dit het goval. Doch hoe het ook zij, volgens do meest heerschende meening, is dc maan een eenigszins el-vormfg lichaam, dat zeer veel op een bol gelijkt en welks spitse zijde altijd' naar de aarde is toegekeerd. De gronden waarop deze theorie ie gebouwd, kunnen echter niet beknopt worden uiteengezet. Tot slot nog eenïge bijzonderheden over onze wachter. Allereerst tots over de grootte. Hoewel de maan een zeer klein hemellichaam is (nl. 1/50 der aarde), neemt zij toch in haar hoedanigheid van „Maan'' een zeer bijzondere plaats in. Vergelijkt men haar met de manen der overige pla neten, dan blijkt dat geen enkele de zer laatste zóó groot is in vergelij king met de planeet waarom zij wen telen. Zelfs de grootste maan van Jupiter is nog niet grooter don on geveer het 1/15700 deel der planeet! Dit heeft de vraag doen rijzen of men niet beter deed de aarde en haar maan als een „dubbelplaneet" te be schouwen. Hiertoe werkt ook mee het feit dat de maan zich niet eens zuiver „om" de aarde beweegt, doch dat beide lichamen om één gemeen schappelijk punt wentelen, dat men liun ,,z w a a r't e p li n tnoemt en welk punt ongeveer 2/3 anrdstraal van het middelpunt der aarde ligt. Nu weet men wel dat dit bij alle om elkaar wentelende lichamen tiet geval Is, doch bij geen enkel maan- en pla netenstelsel treft men het zóó sterk aan. Als men de maan met het bloole oog bekijkt dan ziet men een aantal don kere vlekken, die altijd op dezelfde plaats blijven en die men „zeeën" (latijn: „mare"noemt. Zooals zoo veel namen in de Astronomie, is ook deze geheel onjuist, daar op de maan geen droppel water aanwezig is. De donkere deelen zijn dan ook niets an ders dan laagvlakten, die minder zonlicht terugkaatsen, dan de berg achtige streken. De gebergten .op de maan zün meestal cirkelvormig; men noemt de ze fornvitie, die op aarde vrijwel niet voorkomt: „ringgebergte n". Bergketens komen zeldzaam voos' Zeer merkwaardig zijn de beroemde Stralenstelsels, d. z- heldere strepen op de maanoppervlakte, die straalsgewijze, zonder eenïge veran dering over bergen en dalen zicht baar zijn cn van eenige bepaalde punten uit zéér ver doorgetrokken schijnen.' Geweldig lange bergruggen kunnen het niet zijn, daar zij in het geheel geen schaduw werpen, Men staat hier voor een groot raadsel. De maan bezit geen merkbaren damp kring, noch schijnt er water aan- FEUILLETON Ulthet Engelsch van W. A. MACKENZIE. 56) Moet ik dit gelooven? Chiara wendde zich tot Coke, die toestem mend knikte. En wat heeft Zijne Koninklijke Hoogheid met mij te maken? Met u, mevrouw, zeide de Baron, eigenlijk niets. Maar hij hoopt heel vee! te doen to hebben met juffrouw Brenda Dapifer, die denzolfden naam draagt ais u en die hem beloofd heeft zijn vrouw te zullen worden. Alles draaide voor Chiara's oogen. Brenda de vrouw van een Prins het is waar, niet een bijzonder voor name prins, maar het was dan toch een prins en... zonder verder na te denken riep zij uit: Zijn vrouw? Ila! ha! En dan spreekt u nog over eer! Zijn vrouw? IIij mag haar immers niet trouwen, hij moet met een prinses trouwen; en bovendien, al kon hij het doen, wat zou zij er aan .hebben als zü door iedereen geminacht werdt Olaf stond op, bevend van veront waardiging. Toen lachte hij en zeide: Mevrouw, juffrouw Dapifer heeft mij dto eer bewezen er in toe te stem men mijn vrouw te worden, en mijn broer, de Koning van Gothland heeft mij al lang geleden zijn toestemming gegeven. En omdat ik meer aan Bren. da's geluk denk dan aan den naam Dapifer zooals u hem draagt, heb ik dit onderhoud verlangd. En uw leven is er mee gemoeid! Wij moeten Olaf vergeven dat hij zoo overdreef, want hij was jong en bovendien was hij verliefd. Coke nam nu het woord, wel een beetje ruw en onbeleefd, maar li wildo opschieten. Mevrouw, wal weet u van Jac ques Sivy? Zij sprong rechtop als had zij een electrisclien schok gekregen, en greep de armleuningen van haar stool. Mevrouw, wat weet u van Tere sa d'Amalfi, de danseres uit Nape's? Haar lippen gingen van elkaar, en haar mooie witte tanden werden zichtbaar, llaar gelaat had nu een dierlijke uitdrukking gekregen. Als zij wat yan Teresa wisten, en van Jacques, zouden zij wel alles welen. Vooruit dan, vechten! Alles trotseo- ren! Voorwaarden stellen! want blijk baar waren ze daar ook voor geko men. Waarv oor diende anders al dat gepraat? Kom, wees nu sterk! En als Cliiara iets was, was zo sterk. Ze was buitengewoon moedig, ook op dit oogenblik. Na een seconde had haar gezicht weer de kalme, beleefde uit drukking; even daarna glimlachte zij, en toen lachte ze hardop. Wat ze ook voelde, ze zou niets laten mer ken. En daarmee kon ze een heel eind komen, sterk als zij was. Wed, wat verder? en zij lachte weer. Mevrouw, wat weet u over den moord van Godwin Dapifer? Dus na deze comedie over de „eer" van onzen naam, na die senti menteel® geschiedenis over Brenda en een prins* oen werkelijke, echte Prins, zooals u zegt komen we aan het treurige gedeelte. Welnu, vertel uw verhaal maar verder. Sir Jacinth Ik luister eerst daarna zal ik wel spreken. Weer lachte ze. O, wat vind ik u vermakelijk a's u zoo ern stig doet. En, weet u, ik vond u al tij zoo ernstig als u dacht dut u grap pig was. «Zou Coke het haar al vergeven hebben'? L' wilde al Udo's geld voor u zelf houden niet een gedeelte maar al les. Hoe moest u het krijgen? Udo was gestorven. De erfgenaam logeer de hier in huis. Weg met hem! Teresa, de danseres, dacht aan Jacques Sivy; mevrouw Dapifer dacht aan haar kleermaker, don grooten Vandeleur. 't Moest vlug gebeuren, even vlug als de gedachte bij haar opgekomen was. Dan zou uw zoontje Egbert het heele vermogen erven; dat dacht u tenmin ste. U zou het dan beheeren, zoodat u er mee kon doen wat u wilde. U han delde vlug, en hij kwam in antwoord op uw telegram wat ons dien Zon dagmiddag getoond werd, dat herin nert u zich nog vsel en dat u on- derteekendo met uw voornaam! Chia- Neen. O ja! zeide Olaf. U nam het blauwe papier, dat .gebruikt wordt om ecu copy van he-t telegram te bewa ren, er uit voor u uw naam zette, maar u drukte nogal baid met potlood, zoodat wij het toch nog kon den lezen. Wilt u het soms zien? Olaf wees op de tasch die hij meegebracht had. Ga voort me", uw sprookje, spot te zij. De kans was te mooi om ze voor bij te laten gaan. Godwin had een slaapmiddeltje ingomyneu en sliep vast. De bedienden waren moe en la gen allemaal al te bed. L" dacht dat Brenda ook al sliep. U waakte alleen bij het lichaam van uw man, wachtte op den moordenaar dien gij ontboden had, en droomde over uw v reeselijke plan. Een heel drama, beste vriend!- Zij lachte luid. Vandeleur Sivy verschoon in anL woord op uw telegram. U legde hem uw plan uit en hij begreep u. U ver telde hem wat u wilde, en hij deed wat u verlangde! Moet ik u nog ver tellen hoe Sivy met een lint van uw groene ochtendjapon, een lint dat met het bloed van uw slachtoffer besmeerd was, do deur grendelde? Mijn groene ochtendjapon! Al weer dut verzinsel van Brenda! Ik heb maar eene groene ochtendjapon en die hebben Majoor Blount en u en de politie gezien; iedereen heeft die japon gezien. Ik heb eon eed afge legd dat die japon van mij was. Al- phonsin© eveneens. Alleen Brenda wilde het niet doen. Zij praatte maar door over een met bloed bevlekt lint. Waar Is dat dan? Praat u over een andere japon? Waar is die don? Ze zijn beide hier, mevrouw, zei de Olaf. Zal ik ze u laten zien? En weer wees hij op zijn tasch. Ik zou zo graag eens willen zien. Vlug opende hij de tasch en haalde de beide voorwerpen er uit. Neen maar, hoe vreemd! En Van. deleur beloofde mij dat hij het mode! niet zou namaken! Maar dat heeft hij wel gedaan, voor u! En u zegt dat dit de mijne was? Ja. En hoe komt u er dan aan. Prins Olaf Ik hel) het u niet gegeven. Hebt u die japon soms gestolen? Ik heb ze gekocht, mevrouw. Allemaal voor de eer van de fa milie? U zegt dat u niet bang is om ae waarheid te hooren, mevrouw. Wel nu dun ik kocht dio japon om om u op te hangen. Och, hoe aardig Ik kocht de japon van den man aan. wien u ze gegeven had in het Imperial Hötel. Ik kocht toen ook don brief dien u aan Vandeleur geschre ven had en dien de jongen, die hem weg moest brengen, verloren had. Het lint hel) ik gekregen van vrienden van mij en Brenda. Zij ging van dc tafel weg, en ging weer zitten, ijzig kalm. Ze wisten dus alles, ze wisten alles. Drie minuten, vijf minuten zweeg iedereen. En hoe zult u dit alles bewijzen? Hoe zult u gedaan krijgen, dat de po litie, die alleen op feiten vertrouw:, al uw verhalen gelooft.' Hoe zult u dat gedaan krijgen, heeren? Wij wenschen het niet aan de po litie te vertellen. Wij willen niet d:-| iemand er iets van weet behalve wij* zeide Coke. Het zul voldoende zijn, als wij u alles uitleggen. Hebben u al overtuigd? In het geheel niet (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 13