BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
PERZIKBLOESEM
33e Jaargang
ZATERDAG 23 OCTOBER 1915
No 9932
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
«iet Kijfce Natuurleven
KNOLLENDIEVEN.
Wij hebben hier in de buurt een
muizenplaag in het klein gehad. Een
mijner leerlingen bracht een paar
aangevreten knollen mee en wilde nu
graag weten, Wat daarvan de oor-
zaait zou kunnen zijn. Een oogenblik
je sta je dan raar to kijken. Aan een
aangevreten knol kun je maar heel
weinig zien, maar bij scherper bo-
kijken leken mij de uithollingen te
zijn ontstaan door het bewerken met
iijne tandjes.
Toch heb ik den jongen mijn ver
moeden, dat er veldmuizen in het
spel waren, niet meegedeeld. Ze kon
den op zooveel andere wijzen zijn
ontstaan, die gaten cn holten en bo
vendien zijn veldmuizen .hier op de
hooge gronden geen gewone dieren.
Die leven veel liever in de kleistre
ken.
Op een vrijen middag ben ik maar
naar de boerderij getrokken, om een
onderzoek in te stellen en werkelijk
had! de boer wel eens wat muizen
over zijn land zien loopen en ook wel
last van meer oogsldiefstallen gehad.
Die eerste bijzonderheid beteekende
al heel weinig. Spitsmuizen, die echte
insecteneters zijn, had ik hier vaak
genoeg zien loopen, maar dat er meer
vernield werd aan de te veld staande
gewassen, dan op rekening van rup
sen enz. kon worden geschreven, was
belangrijker.
Het land, waar dit jaar de knollen
hadden gestaan en grootendeels nog
stonden, hebben we toen onderzocht
en werkelijk vonden we hier en daar
muizengaten. Meer konden we niet
gewaar worden „maar als het. muizen
zijn meneer," zei de boer, „dan heb
ik ze gauw te pakken". Een paar da
gen daarna kwam het al of niet
schuldige slachtoffer, netjes in een
poederdoosjo gelegd, in mijn bezit.
„We hebben hem te pakken meneer,
maar vader denkt, dat er veel meer
zijn, want er zijn nog heel wat knol
len bedorven'.
Het gedoode diertje, duidelijk le
kennen aan het korte Blaartje en den
eenigszins afgeronden mnizenkop,
was wel een van de gezochte wezen
tjes. De boer had hem in een val
gelokt, na er vooraf een paJar halve
okkernoten en een paar boonen in te
hebben gelegd.
Toen eenmaal was uitgemaakt, dat
er werkelijk veldmuizen in het Bpel
waren, is de jacht nog eenigen tijd
voortgezet met het gevolg, dat or
ruim een dozijn knngertjes zijn ver
schalkt.
Na dien tijd konden we er geen
meer machtig worden en hei vermoe
den is gerezen, dat een verdwaalde
familie hiér de tenten had opgesla
gen. zonder dat ze het. tot groote uit
breiding kon brengen.
Wat dit laatste betreft, kunnen we
in sommige Jaren en dan vooral in
vruchtbare streken, heel wat last
van de veldmuizen hebben en Kwam
de natuur niet te hulp bij het be
strijden, we zouden geen vallen ge
noeg kunnen zetten om de ongeloof
lijk snelle vermeerdering tegen te
gaan.
Veldmuizen zijn echter planteneters.
Hun gebit is geheel ingericht Voor
een vegetarische leefwijze en geen
wonder dan ook, dat ze soms heel wat
schade kunnen doen en ijverig door
de boeren worden vervolgd.
Als het najnar komt en de gewas
sen van het veld zijn gehaald, breekt
er voor de veldmuizen een slechte tijd
aan. Koude kunnen ze heel slecht
verdragen en groote aantallen bren-
gen het niet eens tot den winter,
vooral niet, als het najaar erg regen
achtig is.
Do dieren, die zoo gelukkig zijn,
dat ze den winter doorkomen, begin
nen al vroeg in het voorjaar voor
uitbreiding van de familie te zorgen
en bij de groote vruchtbaarheid, die
in 't algemeen den muizen eigen is,
breidt het aantal zich al gauw uit.
Nogmaals komt echter do natuur te
hulp om den landbouwer to bescher
men, want door de voorjaarsregens
en de soms nog felle koude komen
nog weer 'heel wat jongen om. Vaak
gebeurt het dan ook, dat men kale,
roode jongen dood in het nest vindt.
Voor uitsterven behoeven we niet
bang te zijn.
Een veldmuis brengt acht tot tien
jongen ter wereld en dat een keer of
drie jn het seizoen. De kleintjes zijn
zoo gauw volwassen, dat ze datzelfde
jaar nog voor vermeerdering kunnen
zorgen, zoodat een muizenpaar, dat
de wintermaanden heeft doorge
maakt, heel wat nakomelingen kan
hebben. Het sommetje js gemakkelijk
to maken maar gelukkig is het maar
een studeerkamer resultaat, dat we
hier en daar in de boeken vermeld
zien.
In werkelijkheid zijn er teveel vij
anden van het muizenvolk. Niet al
leen werkt het weer tegen, maar
vooral ook de dierenwereld levert
echte muizeoibestrijders. De wezel,
het watervlugge viervoetertje, ver
schalkt er heel wat, terwijl zelfs
kraaien en roofvogels er veel opeten.
Wel kunnen in droge zomers hier
en daar zoogenaamde muizenpla
gen voorkomen, vooral na zachte
winters, maar als de vermeerdering
te sterk wordt, breken er bijna altijd'
besmettelijke' ziekten uit, waaraan
duizenden dieren sterven.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Verschillende rokmodellen.
Onderrokken. Queu de
Paris of crinoline? Hals
boorden. Hoeden.
Heeds schreef ik u een en ander
over de wijde rokke..-mode en liet
daarbij uitkomen welk eene wijziging
ons silhouet daardoor ondergaat. Ik
voegde er evenwel aan toe, dat alle
ruimte slap neerhangt, doordat het
nieuwe materiaal buitengewoon slap
en soepel ia Doch als Madame Mode
eenmaal een idee hoeft gehad, dat
opgang maakte, gaat ze aan het over
drijven tot het alleruiterste en als dat
uiterste dan bereikt Is, totdat het be
spottelijk wordt, dan staat ons in den
regel een terugslag te wachten. Zoo
ging het met de fourreau, met den
strompelrok, de jupe entrayée en wat
dies meer zij cn zoo gaat het mi weer
met den klok rok, want men is begon
nen den onderrok te herzien.' De on
derrok, die bij» de nauwe rokken ge
heel van het tooneel verdwenen was,
kwam eerst heel schuchter en simpel
weer opdagen, doch nu begint Mada
me Mode haai' spéciale aandacht aan
dit ondergeschikte kleedingstuk te
schenken. Er worden reeds strookjes
op aangebracht, drie, vier hoog bo
ven elkaar, elk strookje met een zij
den biesje geboord, waardoor de cos-
tuumrok uitstaat en daar dit nog niet
voldoende is, gaat men aan de bin
nenzijde van de costuumrokken reeds
zijden bailleuses aanbrengen. Als
men zoo doorgaat en de bestaande
wijdte in plaats van ze in soepele
plooien te laten vallen, stijf laat uit
staan, dan zal deze mode, die aan
vankelijk mooi was, heel teelijk wor
den. We zullen evenwel hopen, dat
de moderne vrouw dit laatste nieuw
tje niet zal accepteeren, dan behoe
ven we geen vrees te hebben, dat de
„queu de Paris', die men bezig is
op slinksche wijze binnen te smok
kelen, kans van slagen heeft. Want
inderdaad worden er reeds allerlei
middeltjes verzonnen om dio wanstal-
stige queu nog eens op het tooneel te
brengen. Zoo zag ik dezer dagen een
hyper-modern avondtoilet dat een
lossen voeringrok had, waarop men
van achteren In de taille drie hoog
stijve gase strooken genaaid had, om
den rok te doen uitstaan.
Wèl beschouwd, zijn we dan niet
ver meer van de crinoline af, te meer
omdat er nu oqk paniers gelanceerd
worden.
De rokmodellen zijn over het geheel
genomen zeer verschillend, men
brengt er die uit één baan gesneden
zijn en dus van achteren alleen één
schuinen naad hebben. Het spreekt
van zelf, dat men dan stof noodig
heeft, die minstens 1.30 M. breed is.
Andere modellen hebben een rechte
vóór- en achterbaan met twee groote
zijbanen, die als 't ware een driehoek
vormen, waarvan de punt onder de
ceintuur valt. Zeer veel opgang
maakt nog steeds de jupe ii trois éta
ges, die bijna klassiek geworden is.
Ook het uitschulpen van volants en
rokranden wordt nog veel gedragen.
Men boordt de schulpen met fluweel,
of satijn, tenzij men ze garneert met
fijne, smalle lintruches. De ruches
mode neemt hand over hand toe, zoo
wel als halsgarnituur als ter garnee
ring van rokranden waarvoor ook
uitgerafelde stof of zijde benut
wordt.
Soutaclie-g a rneersel wordt nog
steeds op japonnen en blouses toege
past. alsmede op hoeden. Men ziet
mooie fluweel en hoeden waarvan
bol en rand met zijden soutache in
de kleur van het fluweel bewerkt zijn.
Voor gekleede avondtoiletten wordt
voel zwarte tule verwerkt op doffe
taf zij de er. gegarneerd met zwart
bandfluweel.
Men ziet ook zijden japonnen in ef
fen gestreept en geruit, doch over
het algemeen zijn de kleuren somber.
Bruin en paars staan bovenaan, dan
volgen granaat, donker groen en
donker blauw. Wit en zwart ruitjes
worden zoowel in zijde, fluweel als
stof gebracht. Ze worden met biais
van zwarte taf gegarneferd. Alle rok
ken ook die voor lret dragen
in gezelschappon worden voet-
vrij gedragen en laten vrij
spel aan de luimen van den
schoenmaker, die er zich op toelegt
do laarsjes en schoentjes zoo voyant
mogelijk fe doen zijn!
Voyant zijn vooral de laarzen die
uit tweeërlei kleur zijn saamgesteld,
als: wit glacé-lederen kappen met
lak voorchoenen cn hakken, geel of
bruin leder met zwart lak, en last
not least de hooge verlakte kaplaar
zen uit één stuk gesneden en aan de
buitenzijde dicht geregen.
De hooge halsboorden zijn nu een.
fait accompli geworden, alhoewel een
menigte vrouwen allerlei hulpmidde
len bedenken om er aan te ontkomen
en althans de keol nog vrij te maken.
Men brengt boorden die met naad
jes zoodanig zijn ingericht, dat ze
rondom van den hals afslaan, weer
anderen, dio slechts tot aan do ooren
reiken en met een fluweelen lint ver
bonden zijn.
Witte tule inzetten zijn weer aan de
orde, doch men richt ze in bij wijze
van vestje en laat dc ruggen der tail
les tot aan den halsboord doorloopen.
Buitengewoon mooi zijn dit sei
zoen de hoed vormen. De middelmati
ge grootte flatteert bijna iedereen,
terwijl de Bobere garneering iets
jeugdigs en eenvoudigs geeft. Een
enkele touffe bloemen op den rand,
of een aigrette of fantasie is al wat
noodig is.
MARIE VAN AMSTEL.
Starranpraatjes.
IV.
De maan. Siderische en Sy
nodische omloopstijd. De
verschillende maanphasen.
Wenteling om eigen as.
Vorm. - Grootte-oppervlakte.
Dampkring.
Het eenigo lichaam, dat zich wer
kelijk om de aarde beweegt en welks
baan aan den hemel dus geen schijn
bare is, is onze Maan. Deze beweging
kan men heel gemakkelijk volgen.
Men behoeft daartoe slechts 2 of 3
maal per week den stand der maan,
ten opzichte van Jupiter, waar te ne
men. Men zal dan opmerken, dat zij
den 23sten October iets ten Oosten
der planeet staat, dus ongeveer een
uur later dan deze opkomt en onder
gaat. Als men echter beide hemel
lichamen blijft volgen, zal men spoe
dig opmerken, dat de inaan telkens
Oostelijker van Jupiter staat, en ein
delijk bevindt zij zich zoo ver van
haar af, dat zij pas opkomt als de
planeet al onder is (pLmu 7 Novem
ber!. Wij zien haar dan in dezelfde
richting als de zon, of, beter gezegd,
wij zouden haar zien, want in
werkelijkheid is zij door het zonlicht
onzichtbaar. Ook in deze gevallen
spreekt men van conjuncti.e en oppo
sitie. Onze Wachter bevond zich dus
den 23sten October in oppositie met
de zon, den 7den November in con
junctie. Terwijl zij vóór 7 November
vóór de zon opkwam, loopt zij dien
dag deze voorbij, en komt daarna na
haar op, en is dus 's avonds weer
waar te nemen. Aanvankelijk be
vindt zij zich nog ten Westen van
Jupiter, en gaat dus eerder onder.
Eindelijk echter loopt zij ook deze
voorbij en staat juist na 27 dagen 7
uur 43 min. 11,5 sec. weer op haar
vorige plaats aan den hemel en gaat
dus weer een uur later dan Jupiter
onder. (Wil men dit tijdsverloop zelf
nauwkeurig controleeren, dan moet
men niet Jupiter, doch een vaste
ster ter vergelijking nemen, waarbij
men zich evenwel moet behoeden
voor het kwijtraken der eter Hier
uit volgt dus, dat de maan telkens
om de 27 1/3 dag met een willekeuri
ge ster in samenstand is en dat haar
omloopstijd dus 27 1/3 dag bedraagt.
Had men evenwel in plaats van
een ster, de zon ter vergelijking ge
nomen, dan zou men tot de tegen
strijdige slotsom geraken, dat de
omloopstijd niet 271/3 dag, maar
29ü dag is, en dat de vorige uitkomst
dus onjuist was geweest. Immers pas
na 29 Vè dag heeft de Maan de Zon
weer ingehaald Toch waren b e i-
d e waarnemingen juist, hoe vreemd
dit ook moge klinken. De oorzaak
van dit verschil is dan ook spoedig
in te zien. De aarde beschrijft im
mers in ruim 395 dagen haar baan
om de zon. Voor de mcnschen op aar
de moet het echter schijnen, alsof de
zon in dien tijd een grooten cirkel
om de aarde beschrijft. Was het mo
gelijk, overdag sterren te zien, dan
zou men spoedig bemerken, dat de
zon lederen dag om 12 uur verder
ten Oosten van een bepaalde ster
verwijderd was. Indirect kan men
dit opmaken uit het feit, dat te mid
dernacht de geheele hemel iets ver
der naar het Westen verschoven
schijnt en zich dus naar de zon,
(die te middernacht altijd juist
onder ons staat) toe bewogen heeft.
In 27 dagen nu heeft de zon ongeveer
1/13 van haar schijnbare baan afge
legd en het duurt dus nog eenigen
tijd voor de maan haar weer heeft
bereikt. De omloopstijd van 2916 dag
noemt men de Synodische, die
van 271/3 dag de Siderische
omloopstijd.
De eerste is voor ons van meer be
lang zij staat ln nauw verband met
de verschillende „phasen" der maan.
Hieronder verstaat men de schijn
gestalten, die het gevolg zijn van
den wisselenden stand van zon,
aarde en maan m de ruimte. Be
vindt namelijk onze wachter zich in
dezelfde richting als de zon (in con
junctie), dan is natuurlijk de maan-
helft, die naar dc aarde toegekeerd
is, niet verlicht en dus donker.
Men spreekt dan van „Nieuwe
Maan". Ruim een week later heeft
de maan een vierde gedeelte van
haar baan afgelegd, en de lijn rnaan-
aarde staat loodrecht op de lijn
zon—aarde. Met behulp van een een
voudige figuur, die de beweging der
maan om de aarde (en de zon op on-
eindigen afstand) weergeeft, ziet men
gemakkelijk in, dat dan juist de helft
van het verlichte gedeelte op aarde
zichtbaar is. Het fs „Eerste kwar
tier", of zooals men wel eens zegt
„halve maan". Na bijna 15 dagen is
de maan ln oppositie. Wij krijgen
juist de verlichte maanhelft gehéél
te zien. Men spreekt nu van „Volle
maan Eindelijk hebben we dan nog
„Laatste kwartier De maan heeft
dan 3/4 van haar baan afgelegd en
weer zien we een halve maan, doch
nu de linksche helft, terwijl we in
het eerste geval de rechtsche helft
zagen. De wassende maan bevindt
zich dus altijd rechts van de
zon. de afnemende steeds links
van haar. Afgezien van de hierboven
beschreven vier hoofd phasen heeft
men dan natuurlijk ook nog de ver
schillende overgangsvormen, zooals
de sikkel, de ovaal, etc.
Bewoog de maan zich steeds met
dezelfde snelheid in eene
cirke Wormige baan, dan moesten,
zooals van zelf spreekt, al de phasen
zeer nauwkeurig telkens na een vier
de gedeelte van den synodische» om
loopstijd optreden. Door verschillen
de oorzaken, die zéér gecompliceerd
zijn, heeft dit niet plaats, iets dal uit
het volgende lijstje duidelijk te
zien is.
23 October te middernacht (van 22
op 23 Oct Volle maan.
31 October 4 uur 's morgens Laat
ste kwartier.
7 November 7 uur 's morgens
Nieuwe maan.
13 November 11 uur 's avonds: Eer
ste kwartier.
21 November 6 uur 's middags
Volle maan.
De verschillen zijn dus verre van
regelmatig.
Een groote bijzonderheid van onze
maan is, dat zij zich in den tijd, noo
dig voor één omwenteling om de aar
de, ook juist éénmaal om haar eigen
as draait. Hieruit volgt dat zij ons
altijd dezelfde zijdo moet toekeeren.
iets dat ook werkelijk het geval is.
Dit heeft aanvankelijk den schijn ge
wekt, alsof de maan niet om een
eigen as zou wentelen. Dat dit echter
wèl zoo is, kan men op de jlgende
wijze inzien. Als de maan zich'in op
positie bevindt, zien wij de helft die
evcntueele zonbewoners ook zouden
zien. In conjunctie zien wij nog steeds
diezelfde helft; de zonbewoners zien
nu echter juist de tegenovergestelde
zijde der maan. Hieruit volgt dus
dat de maan zich, ten opzichte van
de hemellichamen wel degelijk om
haar eigen as draait, 't Klinkt dan
ook eenigszins vreemd, te hooren dat
hierover zóó lang getwist isl
Men zou nu denken dat de astrono
men dus ook juist de helft van het
maanoppervlak kennen. Door de vele
(waaronder zéér ingewikkelde) sto
ringen en afwijkingen in de maanbe-1
weging, heeft men echter iets meer
dan juist 50 kunnen waarnemen.
In werkelijkheid bedraagt het zicht
bare gedeelte ongeveer 59 van het
geheele maanoppervlak. Men moet
nu niet meenen, dat wij altijd zooveel
te zien krijgen. Bij iedere aanschou
wing nemen wij precies 50 waar,
doch hiervan is 41 a f t ij d zicht
baar, terw ijl de overige 9 nu eens
links, dan weer rechts van het altijd)
zichtbare gedeelte optreedt. Dit ver
schijnsel noemt men dan ook de 11-
b r a t i e der maan (van „libra" d. i.
weegschaal; libratie is dus het heen
en weer schommelen der maan).
Dc maan is het lichaam dat ons
het meest nabij is en dat wij du9 ook
het gemakkelijkste kunnen bestudee-
ren. Eén ding zullen wij echter wel
nooit met zekerheid te weten komen,
nl. welke vorm heeft de maan? Deze
oogenschijnlijk eenvoudige vraag, die
wij voor alle andere leden van ons
zonnestelsel kunnen oplossen, heeft
tot vele beschouwingen aanleiding
gegeven. Van de aarde bekeken Is de
maan cirkelrond en de veronderstel
ling dat zij een bol is, schijnt dus
gegrond. Doch een ei-vormig lichaam
ie, van voren bekeken, ook cirkelrond
en ook met andere meetkunstige
ruimtefiguren Is dit het goval. Doch
hoe het ook zij, volgens do meest
heerschende meening, is dc maan een
eenigszins el-vormfg lichaam, dat
zeer veel op een bol gelijkt en welks
spitse zijde altijd' naar de aarde is
toegekeerd. De gronden waarop deze
theorie ie gebouwd, kunnen echter
niet beknopt worden uiteengezet.
Tot slot nog eenïge bijzonderheden
over onze wachter. Allereerst tots
over de grootte. Hoewel de maan een
zeer klein hemellichaam is (nl. 1/50
der aarde), neemt zij toch in haar
hoedanigheid van „Maan'' een zeer
bijzondere plaats in. Vergelijkt men
haar met de manen der overige pla
neten, dan blijkt dat geen enkele de
zer laatste zóó groot is in vergelij
king met de planeet waarom zij wen
telen. Zelfs de grootste maan van
Jupiter is nog niet grooter don on
geveer het 1/15700 deel der planeet!
Dit heeft de vraag doen rijzen of men
niet beter deed de aarde en haar
maan als een „dubbelplaneet" te be
schouwen. Hiertoe werkt ook mee
het feit dat de maan zich niet eens
zuiver „om" de aarde beweegt, doch
dat beide lichamen om één gemeen
schappelijk punt wentelen, dat men
liun ,,z w a a r't e p li n tnoemt en
welk punt ongeveer 2/3 anrdstraal
van het middelpunt der aarde ligt.
Nu weet men wel dat dit bij alle om
elkaar wentelende lichamen tiet geval
Is, doch bij geen enkel maan- en pla
netenstelsel treft men het zóó sterk
aan.
Als men de maan met het bloole oog
bekijkt dan ziet men een aantal don
kere vlekken, die altijd op dezelfde
plaats blijven en die men „zeeën"
(latijn: „mare"noemt. Zooals zoo
veel namen in de Astronomie, is ook
deze geheel onjuist, daar op de maan
geen droppel water aanwezig is. De
donkere deelen zijn dan ook niets an
ders dan laagvlakten, die minder
zonlicht terugkaatsen, dan de berg
achtige streken.
De gebergten .op de maan zün
meestal cirkelvormig; men noemt de
ze fornvitie, die op aarde vrijwel niet
voorkomt: „ringgebergte n".
Bergketens komen zeldzaam voos'
Zeer merkwaardig zijn de beroemde
Stralenstelsels, d. z- heldere
strepen op de maanoppervlakte, die
straalsgewijze, zonder eenïge veran
dering over bergen en dalen zicht
baar zijn cn van eenige bepaalde
punten uit zéér ver doorgetrokken
schijnen.' Geweldig lange bergruggen
kunnen het niet zijn, daar zij in het
geheel geen schaduw werpen, Men
staat hier voor een groot raadsel.
De maan bezit geen merkbaren damp
kring, noch schijnt er water aan-
FEUILLETON
Ulthet Engelsch
van
W. A. MACKENZIE.
56)
Moet ik dit gelooven? Chiara
wendde zich tot Coke, die toestem
mend knikte.
En wat heeft Zijne Koninklijke
Hoogheid met mij te maken?
Met u, mevrouw, zeide de Baron,
eigenlijk niets. Maar hij hoopt heel
vee! te doen to hebben met juffrouw
Brenda Dapifer, die denzolfden naam
draagt ais u en die hem beloofd heeft
zijn vrouw te zullen worden.
Alles draaide voor Chiara's oogen.
Brenda de vrouw van een Prins
het is waar, niet een bijzonder voor
name prins, maar het was dan toch
een prins en... zonder verder na te
denken riep zij uit:
Zijn vrouw? Ila! ha! En dan
spreekt u nog over eer! Zijn vrouw?
IIij mag haar immers niet trouwen,
hij moet met een prinses trouwen; en
bovendien, al kon hij het doen, wat
zou zij er aan .hebben als zü door
iedereen geminacht werdt
Olaf stond op, bevend van veront
waardiging. Toen lachte hij en zeide:
Mevrouw, juffrouw Dapifer heeft
mij dto eer bewezen er in toe te stem
men mijn vrouw te worden, en mijn
broer, de Koning van Gothland heeft
mij al lang geleden zijn toestemming
gegeven. En omdat ik meer aan Bren.
da's geluk denk dan aan den naam
Dapifer zooals u hem draagt, heb ik
dit onderhoud verlangd. En uw leven
is er mee gemoeid!
Wij moeten Olaf vergeven dat hij
zoo overdreef, want hij was jong en
bovendien was hij verliefd.
Coke nam nu het woord, wel een
beetje ruw en onbeleefd, maar li
wildo opschieten.
Mevrouw, wal weet u van Jac
ques Sivy?
Zij sprong rechtop als had zij een
electrisclien schok gekregen, en greep
de armleuningen van haar stool.
Mevrouw, wat weet u van Tere
sa d'Amalfi, de danseres uit Nape's?
Haar lippen gingen van elkaar, en
haar mooie witte tanden werden
zichtbaar, llaar gelaat had nu een
dierlijke uitdrukking gekregen. Als
zij wat yan Teresa wisten, en van
Jacques, zouden zij wel alles welen.
Vooruit dan, vechten! Alles trotseo-
ren! Voorwaarden stellen! want blijk
baar waren ze daar ook voor geko
men. Waarv oor diende anders al dat
gepraat? Kom, wees nu sterk! En als
Cliiara iets was, was zo sterk. Ze was
buitengewoon moedig, ook op dit
oogenblik. Na een seconde had haar
gezicht weer de kalme, beleefde uit
drukking; even daarna glimlachte
zij, en toen lachte ze hardop. Wat ze
ook voelde, ze zou niets laten mer
ken. En daarmee kon ze een heel
eind komen, sterk als zij was.
Wed, wat verder? en zij lachte
weer.
Mevrouw, wat weet u over den
moord van Godwin Dapifer?
Dus na deze comedie over de
„eer" van onzen naam, na die senti
menteel® geschiedenis over Brenda en
een prins* oen werkelijke, echte
Prins, zooals u zegt komen we aan
het treurige gedeelte. Welnu, vertel
uw verhaal maar verder. Sir Jacinth
Ik luister eerst daarna zal ik wel
spreken. Weer lachte ze. O, wat
vind ik u vermakelijk a's u zoo ern
stig doet. En, weet u, ik vond u al tij
zoo ernstig als u dacht dut u grap
pig was.
«Zou Coke het haar al vergeven
hebben'?
L' wilde al Udo's geld voor u zelf
houden niet een gedeelte maar al
les. Hoe moest u het krijgen? Udo
was gestorven. De erfgenaam logeer
de hier in huis. Weg met hem! Teresa,
de danseres, dacht aan Jacques Sivy;
mevrouw Dapifer dacht aan haar
kleermaker, don grooten Vandeleur.
't Moest vlug gebeuren, even vlug als
de gedachte bij haar opgekomen was.
Dan zou uw zoontje Egbert het heele
vermogen erven; dat dacht u tenmin
ste. U zou het dan beheeren, zoodat u
er mee kon doen wat u wilde. U han
delde vlug, en hij kwam in antwoord
op uw telegram wat ons dien Zon
dagmiddag getoond werd, dat herin
nert u zich nog vsel en dat u on-
derteekendo met uw voornaam! Chia-
Neen.
O ja! zeide Olaf. U nam het
blauwe papier, dat .gebruikt wordt om
ecu copy van he-t telegram te bewa
ren, er uit voor u uw naam zette,
maar u drukte nogal baid met
potlood, zoodat wij het toch nog kon
den lezen. Wilt u het soms zien? Olaf
wees op de tasch die hij meegebracht
had.
Ga voort me", uw sprookje, spot
te zij.
De kans was te mooi om ze voor
bij te laten gaan. Godwin had een
slaapmiddeltje ingomyneu en sliep
vast. De bedienden waren moe en la
gen allemaal al te bed. L" dacht dat
Brenda ook al sliep. U waakte alleen
bij het lichaam van uw man, wachtte
op den moordenaar dien gij ontboden
had, en droomde over uw v reeselijke
plan.
Een heel drama, beste vriend!-
Zij lachte luid.
Vandeleur Sivy verschoon in anL
woord op uw telegram. U legde hem
uw plan uit en hij begreep u. U ver
telde hem wat u wilde, en hij deed
wat u verlangde! Moet ik u nog ver
tellen hoe Sivy met een lint van uw
groene ochtendjapon, een lint dat met
het bloed van uw slachtoffer besmeerd
was, do deur grendelde?
Mijn groene ochtendjapon! Al
weer dut verzinsel van Brenda! Ik
heb maar eene groene ochtendjapon
en die hebben Majoor Blount en u en
de politie gezien; iedereen heeft die
japon gezien. Ik heb eon eed afge
legd dat die japon van mij was. Al-
phonsin© eveneens. Alleen Brenda
wilde het niet doen. Zij praatte maar
door over een met bloed bevlekt lint.
Waar Is dat dan? Praat u over een
andere japon? Waar is die don?
Ze zijn beide hier, mevrouw, zei
de Olaf. Zal ik ze u laten zien? En
weer wees hij op zijn tasch.
Ik zou zo graag eens willen zien.
Vlug opende hij de tasch en haalde
de beide voorwerpen er uit.
Neen maar, hoe vreemd! En Van.
deleur beloofde mij dat hij het mode!
niet zou namaken!
Maar dat heeft hij wel gedaan,
voor u!
En u zegt dat dit de mijne was?
Ja.
En hoe komt u er dan aan. Prins
Olaf Ik hel) het u niet gegeven. Hebt
u die japon soms gestolen?
Ik heb ze gekocht, mevrouw.
Allemaal voor de eer van de fa
milie?
U zegt dat u niet bang is om ae
waarheid te hooren, mevrouw. Wel
nu dun ik kocht dio japon om
om u op te hangen.
Och, hoe aardig
Ik kocht de japon van den man
aan. wien u ze gegeven had in het
Imperial Hötel. Ik kocht toen ook don
brief dien u aan Vandeleur geschre
ven had en dien de jongen, die hem
weg moest brengen, verloren had. Het
lint hel) ik gekregen van vrienden van
mij en Brenda.
Zij ging van dc tafel weg, en ging
weer zitten, ijzig kalm. Ze wisten dus
alles, ze wisten alles.
Drie minuten, vijf minuten zweeg
iedereen.
En hoe zult u dit alles bewijzen?
Hoe zult u gedaan krijgen, dat de po
litie, die alleen op feiten vertrouw:,
al uw verhalen gelooft.' Hoe zult u
dat gedaan krijgen, heeren?
Wij wenschen het niet aan de po
litie te vertellen. Wij willen niet d:-|
iemand er iets van weet behalve wij*
zeide Coke. Het zul voldoende zijn,
als wij u alles uitleggen. Hebben
u al overtuigd?
In het geheel niet
(Wordt vervolgd.)