te ft te -Li. P li ft m te 3 te g$ ft s# te ft ft ft ft ft ft ft De burgemeesterskamer was een deftig vertrek in oiid-llollandschen stijl, met een sierlijk gebeeldhouwde schouw en hooge eiken lnmbraeerLn- «ïen. Een prachtig bewerkte koperen kroon, waarin twaalf kaarsen, liing boven de kunstig uitgesneden eiken tafel, waarover een groen kleed lag. Daarop waren geplaatst een zware zilveren inMkoker en eemi£ schrijfge reedschap. Hierbij lagen netjes ge ordend de ingekomen brieven en an der© stukken, en ljovenop de brief van Justitie. Maak 'm eons open, Hannes, zei de burgemeester, 11a den brief aan allo kanten bekeken te hebben. Hannes maakte d© enveloppe voor zichtig los en reikte don inhoud den burgemeester over. die na zijn brii te hebban opgezet, begon te lezen: „In de gemeente Wijkbroeker- meer is een afschuwelijke moord gepleegd. De moordenaar ia ont vlucht en heeft de wijk genomen in de richting van uwe geraee 'a. Doe alle moeite dit individu te arresteeren, daar hij een zeer gevaarlijk misdadiger ia Het signalement ia als volgt: Gewoon postuur; is als heer gekleed en draagit een grijzen deukhoed. Heeft lichtbruinen kne vel en spreekt eenigsains nasaaL De Officier van Justitie". Spreekt ©enigszins nasaal; wat is dat, Hannes? vroeg de burgemees ter den veldwachter© die zeer gewich tig zijn baard bevoelde. Nasaal, nasaal, zei Hannes, ter- sviji hij ernstig hot voorhoofd fronste, dat zal wel een fout zijn, dat zal moe ten wezen massaal, dat komt van massief. Toen ik korporaal van de artillerie was, hadden wij ook holle kogels en massieve, dat ware de volle. Een massale uitspraak, dat zal dus zijn een volle uitspraak, expliceerde de veldwachter pp een toon, die geen andere uitlegging toeliet Dat ia je wat, Hannes; hoe kom- me we d a a r uit, jong, peinsde de burgemeester. Had de Raad nou den tweeden agent toegestaan, dan had ik nog hulp gehad, maar nou ben ik maar alleen, zei Hannes. Ho, ho! stelde de burgemeester gerust, i k beu er toch óók nog. Eu de bode en de secretaris moeten ook maar een handje helpen, als het noo- d:g is. Het cachot is toch in orde, wet? D a t i s perfect, burgemeester. En hoe staat het met de wapens? De wapens? Mijn sabel, burge meester, zei Hannes, met trots wij- zonde op het rapjer aan zijin zijde. Ja maar ïs-tie scherp? waagde het hoofd der politie schuchter op te merken. Dat durf ik niet te persiesteeren, neifelde Hannes. In de laatste vijf jaar heb ik hem der niet-uit gehad, ervolgde hij, moeite doende de sabel uit de schee de te trekken. La 'k 'ns helpen, Hannes! zei de bugemeester. Hou j ij nou dé schcö Aast, dan zal i k aan 't handvat trek ken. Na eenig morrelen met vereende krachten, schoot plots de sabel los, waarna de burgemeester achterover in z'n loeren leunstoel plofte, de sabel 'boven 't hoofd zwaaiende. Erg scherp bleek hot wapen niet. 't Was beter een revolver te koo- pen, meende de veldwachter. Een revolver? zei de burgemees ter angstig. Neen, die zijn me te ge vaarlijk. Die gaan altijd af, als je der geen erg in heb en treffen dan den verkeerde. Dan hebben we de paternosters nog, zei Hannes. Dat is zoo, beaamde de burge meester. En nou der maar op af. Han nes; en als je em heb, dan hoor ik het wel. Ik zal ook goed uitkijken of ik nat gemeen sujet soms tegenkom. De burgemeester van Osburg was de rijkste boer uit het dorp. Aan zijn bedrijf deed hij niets meer. dat deden zijn beide zoons. Hij had dus heel veel vrijen tijd, en toen het ambt van burgemeester open kwam, trachtte hij de benoeming te krijgen, niet om wnt om hand©n te hebben, doch meer uit aangeboren ijdellicid. Bij al het goe de. dat de aarde hem in zijn dierbaar leven had geschonken, zou hij nog, o, zoo graag, zoo'n dingsisrheidje, zoo'n lintje in z"n knoopsgat dragen. En daarom was hl] gaarne een officieel persoon geworden. Doch, zooals ge zegd, in Osburg gebeurde nooit iets bijzonders, waarbij overheidspersonen op den voorgrond konden komen. De bevolking was zeer vredelievend, zoodat zelfs met kermis niet te kla gen vieL Vechtpartijen en dronk©- raanstooneelen kwamen niet voor, zoodat Hannes, noch de burgemeester ooit handelend behoefden op te treden. Spoorwegongelukken of groote bran den hadden niet plaats. Watersnood of veepest hcerschte er nooit Voor een bezoek aan Osburg bad die Ko ningin of eenig onder hoog geplaatst persoon nooit iets gevoeld. Onder de ze omstandigheden zag het er dus voor Osburgs burgervader niet naar viit, dat zijn borst vooreerst met een eerbewijs zou schitteren. Geen wonder dus, dat de burge meester in z'n nopjes was, nu er eens wat te doen stond. Mocht hij het geluk hebben den moordenaar te snappen, dan zou zeker... kom hij wüde voor eerst aan zóóveel geluk niet denken. Intusschen waren er al eenige da gen verloopen, terwijl van een moor denaar nog geen spoor te ontdekken viel, ofschoon de veldwachter het dorp en de buitenwegen in alle rich tingen doorkruist had en ook de bur gemeester links en rechts dagelijks zijn speurtochten had gedaan. Toen het hoofd der gemeente er des morgens weer op uitgegaan was, be sloot hij in de sociëteit, een café op de Groote markt een glas port te gaan drinken. Bij het binnentreden ontwaarde hij in d© koffiekamer een persoon, blijk baar een reiziger, bezig een kop kof fie en een broodje te gebruiken. G'morgen, groette de burgemees ter beleefd, klaarblijkelijk geneigd een gesprek met den vreemdeling aan te knoopen, ten einde eens te hooren of hij ook soms ©en en ander van den moordenaar had vernomen. Nog wat gehoord soms van den moord te Wljki- broefcermeer? De vreemdeling, die juist een hapje brood naar zijn mond zou brem gen, hield plots met die beweging op en vroeg met een vreemden ld ank in z'n stem. terwijl zijn gelaat ©enigszins verblekte: Van een moord, vroeg ai? Juist, bevestigd© de burgerva der, van den moord te Wijkbroek er- meer. Ja, de moordenaar moet bier door bet dorp komen, en dan moeten wij hem arresteeren. Zie je vriend. Tk ben de burgemeester a-au ds®e plaats, maar we hebben hem nog wiet gezien en nou dacht ik altemet... Blijkbaar eenigszins gerustgesteld., •at. de vreemdeling weer door en vToeg toen den burgemeester: Maar dan kon u m ij wel voor den moordenaar aanzien? Nee, lachte deze terug, zóó dom zijn we hier ndet. Ik heb z'n sienjalo- ment in m'n zak en dus weet ik ho© of die er uit moet zien. Hij moet een lichtbruinen knevel hebben en u heeft in 't geheel geen snor of baard. En don heeft ie een grijze deukhoed en u een Zwarte, met harde ronde bol. Dat is zoo, bevestigd© de vreem deling, dan kan ik het niet zijn. Ter wijl bij opstond en zich haastte het geen hij gebruikt had te betalen, vroeg hij' don burgemeester: Zoudt u mij ook don naasten weg kunnen zeggen naar B? Wel zeker, zei de burgemeester, met ©verdreven vriendelijkheid, dan loopt u dezen straatweg langs totdat u den tol krijgt en dan maar rechts afslaan, dan komt ai er a-an zelf. Dank u wel, zei de vreemdeling, en spoedde zich in de aangeduide richting. Toen de burgemeester op het raad huis was temegekeerdvertelde hij den veldwachter zijn wedervaren, waarop Hannes zoo langs z'n neus weg opmerkte: En hoe weet u nou, dat het de moordenaar niet was? Hoe heb 'k bet nou, Hannes? vroeg de burgemeester, den veldwachter met verbazing aanziende. Hij had toch geen snor of baard ou een zwarten harden hoek in plaats van een grij zen deukhoed op. En sprak hij massaal? informeer de de veldwachter verder. Heelemaal niet, zei de burgemees- ter. Hoewel hij sprak wel een beet je vreemd. Zoo iets als boer Zwartlaken, die zoo geweldig door z'n neus spreekt Tt Had èm nog niet zoo gauw la ten glippen, oordeelde Hannes. Hij kan z'n snor natuurlijk weg hebben laten acheren en onderweg een ande ren hoed gekocht hebben. Te deksel, verbleekte de burge meester, daar heb je gelijk aan. Ja, dan heb je an dat sienjalement eigen lijk niet veel, as-ie toch alles verande ren kan. Intusschen was er een geheele week verloopen sinds het gewichtige stuk van Justitie ten stadhuize was gearri veerd. De burgemeester was zeer tiimide en had langzamerhand den moed op gegeven; ook de veldwachter had wei nig hoop meer den misdadiger nAi nig in handen te krijgen. Doch dikwprf 13 de uitkomst nabij, wanneer de nood liet hoogst Is geste gen. Dit bleek ook hier het geval, want toen de burgemeester in gedach ten stond te peinzen, terwijl hij door het tiooge boogvenster naar het dorp- plein staarde, ontwaarde hij daar eensklaps iemand, die een liclit grij zen deukhoed droeg, verder als heer gekleed was en zich zenuwachtig be woog door telkens een paar passen te doen en zich dan weer om te draaien en om zich heen te zien. Hannes! riep de burgemeester, daar hebben we em nou, jong. Gauw met de paternosters. Noai loopt-ie in de val. .Vlug snelden beiden m de richting van den -vreemdeling, die blijkbaar zoekende was. Zonder eenige plichtplegingen, be gon Hannes: In naam der wet, gij rijt mijn ar restanti En de mijne, liet de burgemees ter er lakoniek op volgen Wat is dat? vroeg de vreemde ling, zeer ontsteld, wat wil u van mij? Zie je wel, Hannees, dat alles uit komt, zed knipoog end de burgemees ter tegen den veldwachter. Grijze deukhoed Licht-bruin© snor, vervolgde Han nes. U heeft stellig den verkeerdie voor. beweerde de vreemdeling. Terwijl hij sprak was bet of hii een gloeiende aardajipel in z'n mond bad, welke hij aanhoudend van de linker- nnar d© rechterwang verplaatste. Hoor je,. Hannes, wat een volle uitspraak. Waar ziet u me toch voor aan? vroeg de vreemdeling, die geweldig uit z'n humeur geraakte. Hoor hèm nou, zei de burgemees ter. Voor den moordenaar natuur lijk. Maar heb ik hier nu met- een stol gekkein te doen. Mijnbeer, u zult van mij hooren, dat beloof ik u. Praatjes, sluit hem goed in het cachit. Hannes. Tót nadere bevelen. Toen de vreemdeling onder gewel dig tegensputteren ten slotte in het cachot, Ilannes. Tot nadere bevelen. ontsleld op tafel gooiende. Zoo'n sieh- jalemeiit is geen snars waard. Zooals- ie er in staat moet je hem juist niet hebben, 't Is gek. 't Is een leelijke flater, burge meester, dat is het, zei Hannes met veel gewicht zijn baard bevoelende. En wat moet ik tegen den arrestant zeggen? Ja. weet je wat... zeg hem... dat... dat wij bericht gekregen hebben om den moordenaar maar weer los te laten. Toen de vreemdeling was ontsla gen, bleek hij lang niet gemakkelijk te zijn. Hij wilde beslist den burge meester spreken en deeldo hem mede, dat hij als hoofd-ambtenaar van de provinciale griffie door de regeering was gezonden naar verschillende ge meenten met een belangrijke op dracht. Hij zou van deze gemeente zijn be vinding rapporteeren, dat beloofde hij. Duar gaat ona lintje, zei de bur gemeester gelaten tegen Hannes, toen de vreemdeling spinnijdig liet raad huis verliet. We hebben leelijk gofou- deerd, Hannes. Ja, burgemeester, beaamde de veldwachter. We hebben een effectief stomme streek uitgehaald. Nadien is het te Osburg weder kalm en rustig gebleven, en nimmer kwam er weer een gelegenheid voor, waarbij de burgemeester noch den veldwach ter zic.h zouden hebben kunnen onder scheiden. Hannes heeft zich evenwel toch kunnen verheugen, die heeft, toen hij gepensionneerd werd, waarbij hij tegelijkertijd z'n vijf en twintigjarig ambtsjubileum vierde, de eeremedail le der Oranje-Nassau-orde gekregen. Maar het knoopsgat van den bur gemeester is steeds maagdelijk geble ven. Tot op den huldigen dag. Jonge. Hannes, das 'n buiten kansje. Nou hadden we de» moed al bijna verloren en stom toevallig dat ik zoo naar buitan kijk, daar zie ik hem. Daar vliegt de gebraden gans ons zóó in den mond. Naast die me daille op je borst, zal je binnenkort nog een andere zien., Hannes; en bier in dit, knoopsgat" Onmiddellijk werd geschreven, dat de moordenaar onder hevig verzet, rruet vereende krachten gearresteerd en in het cachot opgeborgen was, wachtende op nadere orders. Wie schetst, echter burgemeesters verbazing en des veldwachters ver bouwereerdheid, toen kort daarop de volgende telegrafisch© mededoeling inkwam: ,.U heeft een kolossalen missing begaan met die arrestatie. Wel is de moordenaar doOT uw dorp gekomen, doch toen heeft u hem niet willen arresteer©*, omdat hij geen knevel en geen deukhoed droeg. U is nog wel zoo beleefd geweest heb den naasten weg te wijzen, waarlangs hij zoo spoedig mogelijk kon ontkomen. De ware moordenaar is Intusschen ge snapt en zit nu reeds eenige da gen veilig achter slot en grendel. Ontsla uw oresant dus ten spoe digste. daar ik vrees dot u groote onaangenaamheden zult krij gen". Nou, Hannes, boe via je em? i vroeg de burgemeester, het telegram Verspreid nieuws wan deoorlogsvelden DE TOESTAND IN POLEN. De Nordd. Allg. Ztg. schrijft over het levensmiddelenvroagstuk in Po len: Met machtiging van de Duitsche re geering stelden de heeoen Wttnay, lid van het Belgische hulpcomité, en Waleott, lid van de Rockefelleroom- missie, een grondig onderzoek in naar den cconomischen toestand van de bevolking in het door de Duitschers bezette Russische gebied. Dank zij de uiterst tegemoetkomende houding van de regeering, konden ziij zich overal heen begeven, bezochten zij Kobryn, Brest, Litowsk, Warschau en andere steden en konden zij zich onder de bevolking bewegen en zich daarmede onderhouden, zonder door Duitsche officieren begeleid te worden, zoodat d« resultaten van do reis doeltreffend kunnen worden geacht. In de bezochte districten is de toe stand der bevolking bij voortduring ernstic Het geheele bedrijfsleven ligt daar stil, omdat de Russen op hun terugtocht duizenden fabrieken en werkplaatsen vernielden. Ook het vocdingsvraagstuk is een zéér ernstig probleem, daar de Russen, waar zij slechts konden, den. oogst vernietig den. Dientengevolge verkeert een giroot gedeelte van de bevolking in j zulle een toestand, dat zij er op aan- gewezen Is om of van de openbare milddadigheid te leven óf door de Duitschers gevoed te worden. Dat de ze voeding zich moet bepalen tot het strikt noodzakelijke is in de gegeven omstandigheden duidelijk. Hot is door een en ander bijzonder gewenscht, dat voor Polen en LKbau- on een dergelijk onderstenningswerk wordt georganiseerd als sinds lang voor België, en het bezette gebied van Noord Frankrijk met succes func- tionneert Hiermede zal, volgens de meaning der Amorlkaanschc vertegenwoordi gers, een maan'elijksche uitgave van ongeveer een miLLioen dollar gemoeid zijn. De Duitsche regeéring gaf de toezegging, d>at eventueel ingevoerde levensmiddelen uitsluitend der nood lijdende bevolking ban goede zouden komen. Do Amerikaansche vertegen woordigers zullen voortdurend in de gelegenheid zijn zich te overtuigen, dat de ingevoerde levensmiddelen slechts voor het aangewezen doel ge bruikt worden. DAMRUBR1EK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze Rubriek betreffende, gelieve men t« zenden aan den heer H. W. ZITMAN, Harmenjansweg 63. Probleem no. 739, van Z. (Eerst© publicatie.) mm f -# 0 0 0 0 m M m m te,. m A te. Zwart 11 schijven, op - 11, 12, 13*18, 19. 22, 23, 21, 25, 26 ©n 99. Wit 11 schijven, op 27, 34. 35, 37,38, 39, 40. 42, 47, 49 en 50. Probleem no. 740, van Z. (Eeiete publicatie.) M 9 9 m at 9 a ft m m m m a a m Jjg gj JU m m \m a m m a m m Ps is 11 e 47 48 49 60 Zwart 9 eohijven, op: 2, 7, 8, 9, W't 10 schijven, op. 24. 26, 27, 28, Oplossingen dezer problemen wor den gaarne Ingewacht uiterlijk Dins dag 22 Februari 1916. Oplossing damzeit onder aan de Rubriek. Wit: 34-2911 29—24 33:24, 26-21, 37—31, 24—20, 30:19, 38-32, 42:211 Zwart: 19-23? 20—29, 23-29 a 16 - 36. 36 27, 15 24, 13 24, 27 38. a) Óp iedere andere zet verlieet zwart eon schijf door 24 20 van wit. De oplossing a-an probleem No. 736. van den auteur, is: Stand Zwart 10 schijven, op: 1, 8, 9, 10, 12. 14, 16, 23, 28 en 33. Wlit 9 sollijven., op 17, 21, 24, 25, 26, 27, 34, 43 en 49. Wits 34—29, 24—19, 17—11, 27—22. 43—39, 49:18, 21-511 Zwart 23 34, 14 23. 16 7, 28 17, 33 44, 1223. Zwart 13, 16, 19, 25 e 33, 38, 40, 42. 1 48. Goede oplossingen ontvangen van de heercti' P. van Amersfoort, P. van Amelüng, W. C. Groenings, J. Ja- cobson Azn-, J. J. Jacobson, R. Be rends, W. J. A. Matla, II van Roa- sum en J. C. van Waard. De Haarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8—12 uur in de boven zaal van café „De Korenbeurs", Sparne no. 36. Liefhebbers A-an het damspel zijn daar welkom. Zij, die den leeftijd van 18 jaar be reikt hebben, kunnen zich bij het be stuur als lid aanmelden. Inlichtingen verstrekt gaarne d« secretaris, de heer W. J. A. Matla, Spaarne no. 36. Jongelieden van 1618 jaar kun nen als adspirantlid werden aange nomen. Hieronder volgt nog een aardig dam zetje uit de partij m m m -ft 9 m 1 a M -ft m m a A §g ia m m Wit In dezen stand speelt wit 34-29. om 1 10-23, hetgeen geschiedt, en mi wint zwart te verlokken tot het spelen van 1 wit eon schijf ol maakt dam. Oplossing hierboven ui do Rubriek. goed als aii loopt. ui als een paling schiet ik door hel water. En de slechte lucht Als de ratten er door kernen, dun is de lucht niet minder slecht voor mil dun voor deze beesten. Ga. Róiiü 1 nop Pagès, ik «ui u mijn horloge geven. Wnt zegt gii er van. Gaspard vioeg de meester. Niets uLs iiij denkt, dut hij de ladders bereiken kun. laat hij dim gaanik heb het recht niet, hem dit te beletten. En als hii verdrinkt? En als hij öoh redt. m plaats /an hier wachtende em te kennen t Ken ©ogenblik peinsde de meester hierover na daarop vatte hij mij bij de hand. Gij zijt een brave knaap, mijn jongen, doe zooals gil wiltik geloof, dut gii het onmogelijke wilt beproe ven. maar het zou niet voor de eer ste maal zijn, dat gij in het onmoge- ke slaagdet Neem van ons allen afscheid. Ik zeide allen vaarwel, en na-dat ik mijn kleederen had uitgetrokken, iet ik mij in het water glijden. Gij moet aanhoudend luid spre ien, zeide ik, voordat ik begon te :wtinmen uw stem czal mij lei- len. Welke ruimte was er tusschen hut lek cn de gang Was ze groot ge noog om urn vrij daarin te kunnen bewogen Dat was tie vraag. Nadat ik eenige slagen gedaan had, bemerkte ik, dat ik zeer lang zaam zwemmen inoost. daar ik an decs misschien mijn hoofd zou stoo- tcn het waagstuk, dat ik wikte on dernemen, was olzoo mogelijk. Zou het einde de bevrijding ol de dood zijn Ik wendde mii orn en zag het schijnsel van de lampen in den don keren afgrond weerkaatsen dat was miin vuurtoren. Gaat het goed riep de mees ter. Ja. En met behoedzaamheid <iDg ik voorwaarts. De grootste moeilijkheid om a au de zijgang naar de ladders te komen, bestond hoofdzakelijk hierin, cm de goede richting te houden, vvant ik wist dat cm) een bepaald mint, waar van ik niet ver verwilderd was. de gangen in elkander liepen. Ik moest dus niet door de duisternis mij laten misleiden, want dan zou mijn tocht te vergeefs zijn. Het dale en de wanden van de gaanderij waren dus geen voldoende gidsen voor mii. nmur eb den grond had ik een veel beter leidsman in de rnils. Als ik die volgde, dan was ik zeker, dat fk de trappen bereiken JOU Van tijd tot tijd raakte ik even met miin voeten op den grond en ids ik dan een rail voelde. Lot ik mij weder langzaam boven komen. De rails on der mij, de stemmen van mijn mak- keus achter mij, ik kon dus onmoge lijk verdwalen. liet voortdurend aitneanen van het geluid der stammen en het steeds toenemend geraas, dat het uitflioozen van het water veroorzaakte, gaven mij de overtuiging, dat ik vorderde. /Eindelijk zou ik dus weder het dag licht aanschouwen en door mij zou den mijn kameraden gered worden. Dat schonk mij kracht- Ik hield altijd liet midden van ce gang en behoefde slechts even te duiken om een rail aan te raken, wat ik meestal met de punt van mijn voet deed. Toen ik dit weder beproef de en haar niet met mijn voet vinden kon. dook ik geheel ouder, 0111 er met mijn hand naar te zookeu. maar dit a\as tevergeefs ik zwotn van de ©ene zijde naar de andere, maar voml' niets. Had ik mij bedrogen Lk bleef ecu ooeenblik onbeweeg lijk liggen om over mijn toestand na to denken de stemmen \an mijn makkere drongen slechts zter flauw, als een zacht, bijna onhoorbaar ge mompel tot mij door. Toen ik weder ademgehaald en een goede hoeveel beid lucht in mij opgenomen had. dook ik geheel onder, maar zonder gelukkiger uitslag .tan de eerste ntaul. Geen rails. Ik was de verkeerdo gang ingesla gen. zonder het te bemerken, en moest, dus weder omkoeren. Maar hoe Mijn makkers riepen niet longer, of wat hetzelfde is, ik kon ze niet meer hooren. lien ©ogenblik gevoelde ik mij als verlamd en een diepe smart over weldigde mii. toen ik niet wist. in welke richting ik zwemmen zou. Ik was dus verdwaald in dien duisteren afgrond, onder dien zworen steen klomp en m dat ijskoude water. Maar eensklaps drong weder het geluid van stemmen tot mij door en ik wist daardoor in welke richting ik mij bewegen moest Toen ik eemee slagen achterwaarts gedaan had. dook ik opnieuw reikte met mijn voet een raiL Op dit ipunt liepen de gangen dus te zamen. Ik zocht naar de metalen plaat op den muur. ik vond die niet ik zocht naar de openingen en vond ze even min rechts en links tastte ik altijd togen den muur. Waar lag de rail Ik volgde ze tot aan liet einde, maar plotseling hield zij op. lk begreep toen. dat de spoorbaan weggespoeld was door den stortvloed van water en dat ik mijn gids ver loren had. Door deze omstandigheid werd bet mii onmogelijk gemaakt, om mijn plan ten uitvoer te brengen en schoot mij niet» anders over dan te rug te koeren. lk had dien weg reeds eenmaal af gelegd en wist. dat ik hier buiten gevaar v erkeerde ik zwom dus met groote snelheid voort om de zijgang te bereiken de stemmen leidden mij. Naarmate rk onze schuilplaats na derde. scheen liet mij toe, dat de stemmen duidelijker werden, alsof mijn makkere nieuwe krachten ver zameld hadden. Spoedig bevond ik mij aan het be gin v an de gang en riep ook. Kom. kom spoedig I riep de meester. lk heb de schacht niet gevon den. Dat doet er met toe de opening vordertzij liooren ons roepen en wij hen; weldra zullen wij met elkander kunnen spreken. Snel beklom ik de trede en luister de met ingehouden adem. De slagen waren werkelijk veel harder en de stemmen van hen, die tot onze be vrijding werkten, waren nog wel zwak. maar toch vrij duidelijk. Toen de eerste opwelling van vreugde voor bij was. voelde ik, dat ik half bevro ren was. en daar er geen wanne kleed eren waren orn mij af te drogen, begroef men mij tot aan liet hoofd onder de steenkolen, die ultijd een zekere warmte behouden, en oom Gaspard en de moester drukten zich tegen mij aan. Ik vertelde bun toen mijn onderzoekingstocht en hoe ik oen oogenblik verdwaald was ge raakt. Hebt gïi duiven duiken Waarom niet? Ongelukkig hcib ik niets kunnen vinden. Maar, zooals de meester ook go- zegd had, dat deed er nu weinig toe; want. al waren wij niet door de gang gered, liet zou door een schacht ge beuren. Het geroep werd duidelijker en duidelijker, zoodat wij alle hoop hal den. spoedig de 6temmen te kunnen o nderscl leiden. Eenige minuten later Ivoorden wi| deze woorden langzaam uitspreken Het hoeveel zijt gij Om Gaspard had de sterkste stem van ons allen. Hij zou dus antwoor den. Zes Er heers elite een poos diopc stilte. Waarschijnlijk hadden zij boven op een groot er aantal gerekend. Haast u, riep oom Gaspard, wij kunnen het hier niet langer uithouden. Uw namen? Bci'gounhoux, Pagès, d© school meester. Carrory, Rémi en GaaparcL (Wordt vervolg*)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 12