te
ft te
-Li.
P
li
ft
m
te
3
te
g$
ft
s#
te
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
De burgemeesterskamer was een
deftig vertrek in oiid-llollandschen
stijl, met een sierlijk gebeeldhouwde
schouw en hooge eiken lnmbraeerLn-
«ïen. Een prachtig bewerkte koperen
kroon, waarin twaalf kaarsen, liing
boven de kunstig uitgesneden eiken
tafel, waarover een groen kleed lag.
Daarop waren geplaatst een zware
zilveren inMkoker en eemi£ schrijfge
reedschap. Hierbij lagen netjes ge
ordend de ingekomen brieven en an
der© stukken, en ljovenop de brief van
Justitie.
Maak 'm eons open, Hannes, zei
de burgemeester, 11a den brief aan
allo kanten bekeken te hebben.
Hannes maakte d© enveloppe voor
zichtig los en reikte don inhoud den
burgemeester over. die na zijn brii te
hebban opgezet, begon te lezen:
„In de gemeente Wijkbroeker-
meer is een afschuwelijke moord
gepleegd. De moordenaar ia ont
vlucht en heeft de wijk genomen
in de richting van uwe geraee 'a.
Doe alle moeite dit individu te
arresteeren, daar hij een zeer
gevaarlijk misdadiger ia
Het signalement ia als volgt:
Gewoon postuur; is als heer
gekleed en draagit een grijzen
deukhoed. Heeft lichtbruinen kne
vel en spreekt eenigsains nasaaL
De Officier van Justitie".
Spreekt ©enigszins nasaal; wat
is dat, Hannes? vroeg de burgemees
ter den veldwachter© die zeer gewich
tig zijn baard bevoelde.
Nasaal, nasaal, zei Hannes, ter-
sviji hij ernstig hot voorhoofd fronste,
dat zal wel een fout zijn, dat zal moe
ten wezen massaal, dat komt van
massief. Toen ik korporaal van de
artillerie was, hadden wij ook holle
kogels en massieve, dat ware de volle.
Een massale uitspraak, dat zal dus
zijn een volle uitspraak, expliceerde
de veldwachter pp een toon, die geen
andere uitlegging toeliet
Dat ia je wat, Hannes; hoe kom-
me we d a a r uit, jong, peinsde de
burgemeester.
Had de Raad nou den tweeden
agent toegestaan, dan had ik nog hulp
gehad, maar nou ben ik maar alleen,
zei Hannes.
Ho, ho! stelde de burgemeester
gerust, i k beu er toch óók nog. Eu
de bode en de secretaris moeten ook
maar een handje helpen, als het noo-
d:g is. Het cachot is toch in orde,
wet?
D a t i s perfect, burgemeester.
En hoe staat het met de wapens?
De wapens? Mijn sabel, burge
meester, zei Hannes, met trots wij-
zonde op het rapjer aan zijin zijde.
Ja maar ïs-tie scherp? waagde
het hoofd der politie schuchter op te
merken.
Dat durf ik niet te persiesteeren,
neifelde Hannes. In de laatste vijf
jaar heb ik hem der niet-uit gehad,
ervolgde hij, moeite doende de sabel
uit de schee de te trekken.
La 'k 'ns helpen, Hannes! zei de
bugemeester. Hou j ij nou dé schcö
Aast, dan zal i k aan 't handvat trek
ken.
Na eenig morrelen met vereende
krachten, schoot plots de sabel los,
waarna de burgemeester achterover
in z'n loeren leunstoel plofte, de sabel
'boven 't hoofd zwaaiende.
Erg scherp bleek hot wapen niet.
't Was beter een revolver te koo-
pen, meende de veldwachter.
Een revolver? zei de burgemees
ter angstig. Neen, die zijn me te ge
vaarlijk. Die gaan altijd af, als je der
geen erg in heb en treffen dan den
verkeerde.
Dan hebben we de paternosters
nog, zei Hannes.
Dat is zoo, beaamde de burge
meester. En nou der maar op af. Han
nes; en als je em heb, dan hoor ik het
wel. Ik zal ook goed uitkijken of ik
nat gemeen sujet soms tegenkom.
De burgemeester van Osburg was
de rijkste boer uit het dorp. Aan zijn
bedrijf deed hij niets meer. dat deden
zijn beide zoons. Hij had dus heel
veel vrijen tijd, en toen het ambt van
burgemeester open kwam, trachtte hij
de benoeming te krijgen, niet om wnt
om hand©n te hebben, doch meer uit
aangeboren ijdellicid. Bij al het goe
de. dat de aarde hem in zijn dierbaar
leven had geschonken, zou hij nog, o,
zoo graag, zoo'n dingsisrheidje, zoo'n
lintje in z"n knoopsgat dragen. En
daarom was hl] gaarne een officieel
persoon geworden. Doch, zooals ge
zegd, in Osburg gebeurde nooit iets
bijzonders, waarbij overheidspersonen
op den voorgrond konden komen.
De bevolking was zeer vredelievend,
zoodat zelfs met kermis niet te kla
gen vieL Vechtpartijen en dronk©-
raanstooneelen kwamen niet voor,
zoodat Hannes, noch de burgemeester
ooit handelend behoefden op te treden.
Spoorwegongelukken of groote bran
den hadden niet plaats. Watersnood
of veepest hcerschte er nooit Voor
een bezoek aan Osburg bad die Ko
ningin of eenig onder hoog geplaatst
persoon nooit iets gevoeld. Onder de
ze omstandigheden zag het er dus
voor Osburgs burgervader niet naar
viit, dat zijn borst vooreerst met een
eerbewijs zou schitteren.
Geen wonder dus, dat de burge
meester in z'n nopjes was, nu er eens
wat te doen stond. Mocht hij het geluk
hebben den moordenaar te snappen,
dan zou zeker... kom hij wüde voor
eerst aan zóóveel geluk niet denken.
Intusschen waren er al eenige da
gen verloopen, terwijl van een moor
denaar nog geen spoor te ontdekken
viel, ofschoon de veldwachter het
dorp en de buitenwegen in alle rich
tingen doorkruist had en ook de bur
gemeester links en rechts dagelijks
zijn speurtochten had gedaan.
Toen het hoofd der gemeente er des
morgens weer op uitgegaan was, be
sloot hij in de sociëteit, een café op
de Groote markt een glas port te gaan
drinken.
Bij het binnentreden ontwaarde hij
in d© koffiekamer een persoon, blijk
baar een reiziger, bezig een kop kof
fie en een broodje te gebruiken.
G'morgen, groette de burgemees
ter beleefd, klaarblijkelijk geneigd
een gesprek met den vreemdeling aan
te knoopen, ten einde eens te hooren
of hij ook soms ©en en ander van den
moordenaar had vernomen. Nog wat
gehoord soms van den moord te Wljki-
broefcermeer?
De vreemdeling, die juist een hapje
brood naar zijn mond zou brem gen,
hield plots met die beweging op en
vroeg met een vreemden ld ank in z'n
stem. terwijl zijn gelaat ©enigszins
verblekte:
Van een moord, vroeg ai?
Juist, bevestigd© de burgerva
der, van den moord te Wijkbroek er-
meer. Ja, de moordenaar moet bier
door bet dorp komen, en dan moeten
wij hem arresteeren. Zie je vriend. Tk
ben de burgemeester a-au ds®e plaats,
maar we hebben hem nog wiet gezien
en nou dacht ik altemet...
Blijkbaar eenigszins gerustgesteld.,
•at. de vreemdeling weer door en vToeg
toen den burgemeester: Maar dan
kon u m ij wel voor den moordenaar
aanzien?
Nee, lachte deze terug, zóó dom
zijn we hier ndet. Ik heb z'n sienjalo-
ment in m'n zak en dus weet ik ho©
of die er uit moet zien. Hij moet een
lichtbruinen knevel hebben en u heeft
in 't geheel geen snor of baard. En
don heeft ie een grijze deukhoed en
u een Zwarte, met harde ronde bol.
Dat is zoo, bevestigd© de vreem
deling, dan kan ik het niet zijn. Ter
wijl bij opstond en zich haastte het
geen hij gebruikt had te betalen, vroeg
hij' don burgemeester:
Zoudt u mij ook don naasten weg
kunnen zeggen naar B?
Wel zeker, zei de burgemeester,
met ©verdreven vriendelijkheid, dan
loopt u dezen straatweg langs totdat
u den tol krijgt en dan maar rechts
afslaan, dan komt ai er a-an zelf.
Dank u wel, zei de vreemdeling,
en spoedde zich in de aangeduide
richting.
Toen de burgemeester op het raad
huis was temegekeerdvertelde hij
den veldwachter zijn wedervaren,
waarop Hannes zoo langs z'n neus
weg opmerkte:
En hoe weet u nou, dat het de
moordenaar niet was?
Hoe heb 'k bet nou, Hannes? vroeg
de burgemeester, den veldwachter
met verbazing aanziende. Hij had toch
geen snor of baard ou een zwarten
harden hoek in plaats van een grij
zen deukhoed op.
En sprak hij massaal? informeer
de de veldwachter verder.
Heelemaal niet, zei de burgemees-
ter. Hoewel hij sprak wel een beet
je vreemd. Zoo iets als boer
Zwartlaken, die zoo geweldig door
z'n neus spreekt
Tt Had èm nog niet zoo gauw la
ten glippen, oordeelde Hannes. Hij
kan z'n snor natuurlijk weg hebben
laten acheren en onderweg een ande
ren hoed gekocht hebben.
Te deksel, verbleekte de burge
meester, daar heb je gelijk aan. Ja,
dan heb je an dat sienjalement eigen
lijk niet veel, as-ie toch alles verande
ren kan.
Intusschen was er een geheele week
verloopen sinds het gewichtige stuk
van Justitie ten stadhuize was gearri
veerd.
De burgemeester was zeer tiimide
en had langzamerhand den moed op
gegeven; ook de veldwachter had wei
nig hoop meer den misdadiger nAi
nig in handen te krijgen.
Doch dikwprf 13 de uitkomst nabij,
wanneer de nood liet hoogst Is geste
gen. Dit bleek ook hier het geval,
want toen de burgemeester in gedach
ten stond te peinzen, terwijl hij door
het tiooge boogvenster naar het dorp-
plein staarde, ontwaarde hij daar
eensklaps iemand, die een liclit grij
zen deukhoed droeg, verder als heer
gekleed was en zich zenuwachtig be
woog door telkens een paar passen te
doen en zich dan weer om te draaien
en om zich heen te zien.
Hannes! riep de burgemeester,
daar hebben we em nou, jong. Gauw
met de paternosters. Noai loopt-ie in
de val.
.Vlug snelden beiden m de richting
van den -vreemdeling, die blijkbaar
zoekende was.
Zonder eenige plichtplegingen, be
gon Hannes:
In naam der wet, gij rijt mijn ar
restanti
En de mijne, liet de burgemees
ter er lakoniek op volgen
Wat is dat? vroeg de vreemde
ling, zeer ontsteld, wat wil u van
mij?
Zie je wel, Hannees, dat alles uit
komt, zed knipoog end de burgemees
ter tegen den veldwachter. Grijze
deukhoed
Licht-bruin© snor, vervolgde Han
nes.
U heeft stellig den verkeerdie
voor. beweerde de vreemdeling.
Terwijl hij sprak was bet of hii een
gloeiende aardajipel in z'n mond bad,
welke hij aanhoudend van de linker-
nnar d© rechterwang verplaatste.
Hoor je,. Hannes, wat een volle
uitspraak.
Waar ziet u me toch voor aan?
vroeg de vreemdeling, die geweldig
uit z'n humeur geraakte.
Hoor hèm nou, zei de burgemees
ter. Voor den moordenaar natuur
lijk.
Maar heb ik hier nu met- een
stol gekkein te doen. Mijnbeer, u zult
van mij hooren, dat beloof ik u.
Praatjes, sluit hem goed in het
cachit. Hannes. Tót nadere bevelen.
Toen de vreemdeling onder gewel
dig tegensputteren ten slotte in het
cachot, Ilannes. Tot nadere bevelen.
ontsleld op tafel gooiende. Zoo'n sieh-
jalemeiit is geen snars waard. Zooals-
ie er in staat moet je hem juist niet
hebben, 't Is gek.
't Is een leelijke flater, burge
meester, dat is het, zei Hannes met
veel gewicht zijn baard bevoelende.
En wat moet ik tegen den arrestant
zeggen?
Ja. weet je wat... zeg hem... dat...
dat wij bericht gekregen hebben
om den moordenaar maar weer los te
laten.
Toen de vreemdeling was ontsla
gen, bleek hij lang niet gemakkelijk
te zijn. Hij wilde beslist den burge
meester spreken en deeldo hem mede,
dat hij als hoofd-ambtenaar van de
provinciale griffie door de regeering
was gezonden naar verschillende ge
meenten met een belangrijke op
dracht.
Hij zou van deze gemeente zijn be
vinding rapporteeren, dat beloofde
hij.
Duar gaat ona lintje, zei de bur
gemeester gelaten tegen Hannes, toen
de vreemdeling spinnijdig liet raad
huis verliet. We hebben leelijk gofou-
deerd, Hannes.
Ja, burgemeester, beaamde de
veldwachter. We hebben een effectief
stomme streek uitgehaald.
Nadien is het te Osburg weder kalm
en rustig gebleven, en nimmer kwam
er weer een gelegenheid voor, waarbij
de burgemeester noch den veldwach
ter zic.h zouden hebben kunnen onder
scheiden.
Hannes heeft zich evenwel toch
kunnen verheugen, die heeft, toen hij
gepensionneerd werd, waarbij hij
tegelijkertijd z'n vijf en twintigjarig
ambtsjubileum vierde, de eeremedail
le der Oranje-Nassau-orde gekregen.
Maar het knoopsgat van den bur
gemeester is steeds maagdelijk geble
ven. Tot op den huldigen dag.
Jonge. Hannes, das 'n buiten
kansje. Nou hadden we de» moed al
bijna verloren en stom toevallig dat
ik zoo naar buitan kijk, daar zie ik
hem. Daar vliegt de gebraden gans
ons zóó in den mond. Naast die me
daille op je borst, zal je binnenkort
nog een andere zien., Hannes; en bier
in dit, knoopsgat"
Onmiddellijk werd geschreven, dat
de moordenaar onder hevig verzet,
rruet vereende krachten gearresteerd
en in het cachot opgeborgen was,
wachtende op nadere orders.
Wie schetst, echter burgemeesters
verbazing en des veldwachters ver
bouwereerdheid, toen kort daarop de
volgende telegrafisch© mededoeling
inkwam:
,.U heeft een kolossalen missing
begaan met die arrestatie. Wel
is de moordenaar doOT uw dorp
gekomen, doch toen heeft u hem
niet willen arresteer©*, omdat hij
geen knevel en geen deukhoed
droeg. U is nog wel zoo beleefd
geweest heb den naasten weg te
wijzen, waarlangs hij zoo spoedig
mogelijk kon ontkomen. De ware
moordenaar is Intusschen ge
snapt en zit nu reeds eenige da
gen veilig achter slot en grendel.
Ontsla uw oresant dus ten spoe
digste. daar ik vrees dot u groote
onaangenaamheden zult krij
gen".
Nou, Hannes, boe via je em?
i vroeg de burgemeester, het telegram
Verspreid nieuws
wan deoorlogsvelden
DE TOESTAND IN POLEN.
De Nordd. Allg. Ztg. schrijft over
het levensmiddelenvroagstuk in Po
len:
Met machtiging van de Duitsche re
geering stelden de heeoen Wttnay, lid
van het Belgische hulpcomité, en
Waleott, lid van de Rockefelleroom-
missie, een grondig onderzoek in naar
den cconomischen toestand van de
bevolking in het door de Duitschers
bezette Russische gebied. Dank zij de
uiterst tegemoetkomende houding van
de regeering, konden ziij zich overal
heen begeven, bezochten zij Kobryn,
Brest, Litowsk, Warschau en andere
steden en konden zij zich onder de
bevolking bewegen en zich daarmede
onderhouden, zonder door Duitsche
officieren begeleid te worden, zoodat
d« resultaten van do reis doeltreffend
kunnen worden geacht.
In de bezochte districten is de toe
stand der bevolking bij voortduring
ernstic Het geheele bedrijfsleven ligt
daar stil, omdat de Russen op hun
terugtocht duizenden fabrieken en
werkplaatsen vernielden. Ook het
vocdingsvraagstuk is een zéér ernstig
probleem, daar de Russen, waar zij
slechts konden, den. oogst vernietig
den. Dientengevolge verkeert een
giroot gedeelte van de bevolking in
j zulle een toestand, dat zij er op aan-
gewezen Is om of van de openbare
milddadigheid te leven óf door de
Duitschers gevoed te worden. Dat de
ze voeding zich moet bepalen tot het
strikt noodzakelijke is in de gegeven
omstandigheden duidelijk.
Hot is door een en ander bijzonder
gewenscht, dat voor Polen en LKbau-
on een dergelijk onderstenningswerk
wordt georganiseerd als sinds lang
voor België, en het bezette gebied van
Noord Frankrijk met succes func-
tionneert
Hiermede zal, volgens de meaning
der Amorlkaanschc vertegenwoordi
gers, een maan'elijksche uitgave van
ongeveer een miLLioen dollar gemoeid
zijn. De Duitsche regeéring gaf de
toezegging, d>at eventueel ingevoerde
levensmiddelen uitsluitend der nood
lijdende bevolking ban goede zouden
komen. Do Amerikaansche vertegen
woordigers zullen voortdurend in de
gelegenheid zijn zich te overtuigen,
dat de ingevoerde levensmiddelen
slechts voor het aangewezen doel ge
bruikt worden.
DAMRUBR1EK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze Rubriek betreffende, gelieve men t« zenden
aan den heer H. W. ZITMAN, Harmenjansweg 63.
Probleem no. 739, van
Z.
(Eerst© publicatie.)
mm
f
-#
0
0
0
0
m
M
m
m
te,.
m
A
te.
Zwart 11 schijven, op - 11, 12, 13*18, 19. 22, 23, 21, 25, 26 ©n 99.
Wit 11 schijven, op 27, 34. 35, 37,38, 39, 40. 42, 47, 49 en 50.
Probleem no. 740, van
Z.
(Eeiete publicatie.)
M
9
9
m
at
9
a
ft
m
m
m
m
a
a
m
Jjg
gj
JU
m
m
\m
a
m
m
a
m
m
Ps
is
11
e
47 48 49 60
Zwart 9 eohijven, op: 2, 7, 8, 9,
W't 10 schijven, op. 24. 26, 27, 28,
Oplossingen dezer problemen wor
den gaarne Ingewacht uiterlijk Dins
dag 22 Februari 1916.
Oplossing damzeit onder aan de
Rubriek.
Wit: 34-2911 29—24 33:24,
26-21, 37—31, 24—20, 30:19, 38-32,
42:211
Zwart: 19-23? 20—29, 23-29 a
16 - 36. 36 27, 15 24, 13 24, 27 38.
a) Óp iedere andere zet verlieet
zwart eon schijf door 24 20 van wit.
De oplossing a-an probleem No.
736. van den auteur, is:
Stand
Zwart 10 schijven, op: 1, 8, 9, 10,
12. 14, 16, 23, 28 en 33.
Wlit 9 sollijven., op 17, 21, 24, 25,
26, 27, 34, 43 en 49.
Wits 34—29, 24—19, 17—11, 27—22.
43—39, 49:18, 21-511
Zwart 23 34, 14 23. 16 7, 28 17,
33 44, 1223.
Zwart
13, 16, 19, 25 e
33, 38, 40, 42.
1 48.
Goede oplossingen ontvangen van
de heercti' P. van Amersfoort, P. van
Amelüng, W. C. Groenings, J. Ja-
cobson Azn-, J. J. Jacobson, R. Be
rends, W. J. A. Matla, II van Roa-
sum en J. C. van Waard.
De Haarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8—12 uur in de boven
zaal van café „De Korenbeurs",
Sparne no. 36.
Liefhebbers A-an het damspel zijn
daar welkom.
Zij, die den leeftijd van 18 jaar be
reikt hebben, kunnen zich bij het be
stuur als lid aanmelden.
Inlichtingen verstrekt gaarne d«
secretaris, de heer W. J. A. Matla,
Spaarne no. 36.
Jongelieden van 1618 jaar kun
nen als adspirantlid werden aange
nomen.
Hieronder volgt nog een aardig
dam zetje uit de partij
m
m
m
-ft
9
m
1
a
M
-ft
m
m
a
A
§g
ia
m
m
Wit
In dezen stand speelt wit 34-29. om 1 10-23, hetgeen geschiedt, en mi wint
zwart te verlokken tot het spelen van 1 wit eon schijf ol maakt dam.
Oplossing hierboven ui do Rubriek.
goed als aii loopt. ui als een paling
schiet ik door hel water.
En de slechte lucht
Als de ratten er door kernen,
dun is de lucht niet minder slecht
voor mil dun voor deze beesten.
Ga. Róiiü 1 nop Pagès, ik
«ui u mijn horloge geven.
Wnt zegt gii er van. Gaspard
vioeg de meester.
Niets uLs iiij denkt, dut hij de
ladders bereiken kun. laat hij dim
gaanik heb het recht niet, hem dit
te beletten.
En als hii verdrinkt?
En als hij öoh redt. m plaats
/an hier wachtende em te kennen t
Ken ©ogenblik peinsde de meester
hierover na daarop vatte hij mij bij
de hand.
Gij zijt een brave knaap, mijn
jongen, doe zooals gil wiltik geloof,
dut gii het onmogelijke wilt beproe
ven. maar het zou niet voor de eer
ste maal zijn, dat gij in het onmoge-
ke slaagdet Neem van ons allen
afscheid.
Ik zeide allen vaarwel, en na-dat
ik mijn kleederen had uitgetrokken,
iet ik mij in het water glijden.
Gij moet aanhoudend luid spre
ien, zeide ik, voordat ik begon te
:wtinmen uw stem czal mij lei-
len.
Welke ruimte was er tusschen hut
lek cn de gang Was ze groot ge
noog om urn vrij daarin te kunnen
bewogen Dat was tie vraag.
Nadat ik eenige slagen gedaan
had, bemerkte ik, dat ik zeer lang
zaam zwemmen inoost. daar ik an
decs misschien mijn hoofd zou stoo-
tcn het waagstuk, dat ik wikte on
dernemen, was olzoo mogelijk. Zou
het einde de bevrijding ol de dood
zijn
Ik wendde mii orn en zag het
schijnsel van de lampen in den don
keren afgrond weerkaatsen dat was
miin vuurtoren.
Gaat het goed riep de mees
ter.
Ja.
En met behoedzaamheid <iDg ik
voorwaarts.
De grootste moeilijkheid om a au de
zijgang naar de ladders te komen,
bestond hoofdzakelijk hierin, cm de
goede richting te houden, vvant ik
wist dat cm) een bepaald mint, waar
van ik niet ver verwilderd was. de
gangen in elkander liepen. Ik moest
dus niet door de duisternis mij laten
misleiden, want dan zou mijn tocht
te vergeefs zijn.
Het dale en de wanden van de
gaanderij waren dus geen voldoende
gidsen voor mii. nmur eb den grond
had ik een veel beter leidsman in de
rnils. Als ik die volgde, dan was ik
zeker, dat fk de trappen bereiken
JOU
Van tijd tot tijd raakte ik even met
miin voeten op den grond en ids ik
dan een rail voelde. Lot ik mij weder
langzaam boven komen. De rails on
der mij, de stemmen van mijn mak-
keus achter mij, ik kon dus onmoge
lijk verdwalen.
liet voortdurend aitneanen van het
geluid der stammen en het steeds
toenemend geraas, dat het uitflioozen
van het water veroorzaakte, gaven
mij de overtuiging, dat ik vorderde.
/Eindelijk zou ik dus weder het dag
licht aanschouwen en door mij zou
den mijn kameraden gered worden.
Dat schonk mij kracht-
Ik hield altijd liet midden van ce
gang en behoefde slechts even te
duiken om een rail aan te raken, wat
ik meestal met de punt van mijn
voet deed. Toen ik dit weder beproef
de en haar niet met mijn voet vinden
kon. dook ik geheel ouder, 0111 er
met mijn hand naar te zookeu. maar
dit a\as tevergeefs ik zwotn van de
©ene zijde naar de andere, maar voml'
niets.
Had ik mij bedrogen
Lk bleef ecu ooeenblik onbeweeg
lijk liggen om over mijn toestand na
to denken de stemmen \an mijn
makkere drongen slechts zter flauw,
als een zacht, bijna onhoorbaar ge
mompel tot mij door. Toen ik weder
ademgehaald en een goede hoeveel
beid lucht in mij opgenomen had.
dook ik geheel onder, maar zonder
gelukkiger uitslag .tan de eerste
ntaul. Geen rails.
Ik was de verkeerdo gang ingesla
gen. zonder het te bemerken, en
moest, dus weder omkoeren.
Maar hoe Mijn makkers riepen
niet longer, of wat hetzelfde is, ik
kon ze niet meer hooren.
lien ©ogenblik gevoelde ik mij als
verlamd en een diepe smart over
weldigde mii. toen ik niet wist. in
welke richting ik zwemmen zou. Ik
was dus verdwaald in dien duisteren
afgrond, onder dien zworen steen
klomp en m dat ijskoude water.
Maar eensklaps drong weder het
geluid van stemmen tot mij door en
ik wist daardoor in welke richting
ik mij bewegen moest
Toen ik eemee slagen achterwaarts
gedaan had. dook ik opnieuw
reikte met mijn voet een raiL Op dit
ipunt liepen de gangen dus te zamen.
Ik zocht naar de metalen plaat op
den muur. ik vond die niet ik zocht
naar de openingen en vond ze even
min rechts en links tastte ik altijd
togen den muur. Waar lag de rail
Ik volgde ze tot aan liet einde, maar
plotseling hield zij op.
lk begreep toen. dat de spoorbaan
weggespoeld was door den stortvloed
van water en dat ik mijn gids ver
loren had.
Door deze omstandigheid werd bet
mii onmogelijk gemaakt, om mijn
plan ten uitvoer te brengen en
schoot mij niet» anders over dan te
rug te koeren.
lk had dien weg reeds eenmaal af
gelegd en wist. dat ik hier buiten
gevaar v erkeerde ik zwom dus met
groote snelheid voort om de zijgang
te bereiken de stemmen leidden mij.
Naarmate rk onze schuilplaats na
derde. scheen liet mij toe, dat de
stemmen duidelijker werden, alsof
mijn makkere nieuwe krachten ver
zameld hadden.
Spoedig bevond ik mij aan het be
gin v an de gang en riep ook.
Kom. kom spoedig I riep de
meester.
lk heb de schacht niet gevon
den.
Dat doet er met toe de opening
vordertzij liooren ons roepen en
wij hen; weldra zullen wij met
elkander kunnen spreken.
Snel beklom ik de trede en luister
de met ingehouden adem. De slagen
waren werkelijk veel harder en de
stemmen van hen, die tot onze be
vrijding werkten, waren nog wel
zwak. maar toch vrij duidelijk. Toen
de eerste opwelling van vreugde voor
bij was. voelde ik, dat ik half bevro
ren was. en daar er geen wanne
kleed eren waren orn mij af te drogen,
begroef men mij tot aan liet hoofd
onder de steenkolen, die ultijd een
zekere warmte behouden, en oom
Gaspard en de moester drukten zich
tegen mij aan. Ik vertelde bun toen
mijn onderzoekingstocht en hoe ik
oen oogenblik verdwaald was ge
raakt.
Hebt gïi duiven duiken
Waarom niet? Ongelukkig hcib
ik niets kunnen vinden.
Maar, zooals de meester ook go-
zegd had, dat deed er nu weinig toe;
want. al waren wij niet door de gang
gered, liet zou door een schacht ge
beuren.
Het geroep werd duidelijker en
duidelijker, zoodat wij alle hoop hal
den. spoedig de 6temmen te kunnen
o nderscl leiden.
Eenige minuten later Ivoorden wi|
deze woorden langzaam uitspreken
Het hoeveel zijt gij
Om Gaspard had de sterkste stem
van ons allen. Hij zou dus antwoor
den.
Zes
Er heers elite een poos diopc stilte.
Waarschijnlijk hadden zij boven op
een groot er aantal gerekend.
Haast u, riep oom Gaspard,
wij kunnen het hier niet langer
uithouden.
Uw namen?
Bci'gounhoux, Pagès, d© school
meester. Carrory, Rémi en GaaparcL
(Wordt vervolg*)