BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. OP 33e Jaargang ZATERDAG 18 MAART 1918 No 10058 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, (Set Rijke Natuurleven EEN ZOELE DAG. Donderdag steeg de temperatuur aanmerkelijk en al gauw was dit bui ten te zien. De laatste veertien dagen waren alleen de crocusjes, die op een heel luw plekje stonden, geopend. Het mee- rendeel Idcld de kroonblaadjfes ang stig aaneengesloten en de koude had weinig vat op hem. Hoewel nu Donderdag de zon het niet kon winnen van de nevelsluiers, die er langs trokken, deed toch de Zuidenwind wonderen en omstreeks twaalf uur was het crocus veld je in een grooten ruiker veranderd. De bijen hadden in haar donkere wo ningen ook opgemerkt, dat er wat te halen viel. De levendige kleuren der bloemen konden ze niet zien, maar de verhoogde temperatuur deed een rilling gaan door de dicht opeenge pakte duizendtallen en toen ze naar buiten trokken, stonden de orocusjes als studfmeelbakjes voor haar klaar. Daar doken ze dan met een vaartje Ln en voor enkele uren leek het volop voorjaar in den bloementuin. Nog an dere dieren werden uit bun winter slaap gewekt. Bij het nazien van mijn bijenkassen "scharrelde een groote wesp langzaam voorbij op klein afstandje van den bijenstal. Wie nu buiten maar hier en daar rondkijkt, ziet altijd wat nieuws, voor al in Ma'art en April en zoo was het wespeawijfje volstrekt geen bijzonder heid, maar wat me wel opviel, was, dat het dier zich blijkbaar toch had vergist, want steeds trager werden de bewegingen en eindelijk scheen het don dood door verkleuming nabij. Voor do wespen was het nog niet warm genoeg. Geheel den winter heeft het dier nu doorgebracht in een vorgeten hoekje, misschien wel onder een mij ner bijenwoningen en toch zal het Bog niet mee kunnen doen aan het werk der lente. Bij alle doelmatigheid lijkt de natuur soms gebrekkig inge richt. De wesp had ln het najaar blijkbaar een goed plaatsje gevonden om de lente af te wachten en nu, zoo kort bij het doel, komt zij te voor schijn en verkleumt. De loopkevers komen nu ook weer voor den dag en door het weer her- Vatte tuinwerk worden or heel wat uit hun schuilhoeken gejaagd. Dat zijn dieren, die geen gevaar loo- pen, dat ze van kou omkomen. De harde pantserplaten, waardoor hot lichaam wordt beschermd, be schutten hen volkomen e.n het is meer door gebrek aan voedsel dan uit angst voor den winter, dat de dieren zich in het koude jaargetijde schuil houden. Met een vaartje zien we ze nu weer door den tuin loopen, gedreven door een voortdurende angst, alsof zo voe len, dat ze in de natuur worden ge wantrouwd. Vraatzuchtige roovers zijn eT dan ook bijna niet in dï keverwereld te vinden en hoewel de dieren ons vaak in de hand werken, zijn zo voor wor men, larven of ander klein gedierte allergevaarlijkst. De vorige maal noemde ik enkele vogels op, die al hun hoogste lied aan heffen. Vooral in deze maand valt do opgewekte zang van het heggemusch- le op. lederen morgen, al heel vroeg, klinkt er door mijn tuin een schal lend vogelliedje, iets gelijkend op dat van. de vink, maar minder krachtig. Het is do stem van het heggemuschje, en het geluid valt te sterker op, nu het vogelkoor nog niet zoo uitgebreid is. Wie bij zijn huis in den winter een- voederplaats houdt, heeft zeker bij al de proletarisch© musschen ook wel eens een meer gedistingeerd vo geltje gezien, muschachtlg gekleurd op id en rug, maar aan borst en kop meer naar den blauwgrijzen kant. Dat is het heggemuschje, een vogeltje, waarvan hier en daar Btaat vermeld, dat het de Oostelijke provincies im den winter verlaat, maar dat mij ln het afgeloopen koude jaargetijde geen dog ontrouw is geworden. In den regel scharrelt het wat tus- schen de zandheesters en heel anders treödt het op, dan de musschen. Als een kleine schaduw glijdt het tusschen de takjes door, weinig op vallend door het matte kleurtje van het vederkleed en zoo nu en dan slechts even op den grond wippend om te zoeken, wat voor onze oogen onzichtbboj' is. Zoo stil als het vogeltje in den win ter is, zoo luidruchtig doet hot nu zijn stem weerklinken en' waar nog heel wat vogels zwijgen, is id'e heggemuAch een der sympathiekste lenteivogeltjes, dat bovendien meer algemeen is, dan men vermoedt. Van de plantenwereld is het vooral het longenkruid, dat deze week een aardig vaartje heeft gezet. Wie in zijn tuin eien dankbaar bloeiende voor- jaarsplant wil hebben, vindt in het longenkruid alles wat hij wcnscht. De paarsrose bloemen, bij dertig en veer tigen bijeen zijn heel vroeg gereed, de ■plant groeit tegen de verdrukking in en zonder win terbedekking is ze al in Maart klaar voor het lentewerk. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen MOET DE MAN OOK ELEGANT ZIJN? De heeren der schepping maken het zich tóch al zoo gemakkelijk met veel en velerlei waar een vrouw mee te tobben heeft, dat wij eens even willen stilstaan bij deze vraag: moet de man ook elegant zijn? Ai is het dan ook alleen maar in ons eigen belang. Het lijkt wel, of de nerveuse ge haastheid van onzen tijd, bij den man althans leidt tot een verwaarloozing van. zijn uitwendige persoonlijkheid, die zich dikwijls het alleronaange naamst doet gevóeien, als do man en echtgenoot naast zijn met zorg ge- kleede vrouw voortstapt, in de meest nonchalante kleeding, die haar de oo gen uit het hoofd doet schamen! Do kunst, zich elegant te klmlen is zuiver een zaak van persoonlijken smaak: ze is aangeboren en dus kan het zeer bost zijn, dat een aristocraat die onder do beste uiterlijike omstan digheden keft, die kunst niet ver staat, terwijl de bescheiden kantoor klerk, die zich nu niet bepaald ruim beweegt, zich toch elegant weet te kleeden! Nergens komt de man over het ge heel, zóó keurig voor den dag als in New-York. Nu moeten \vo één ding niet vergeten, nergens worden zulke hooge prijzen l>esteed. Een heerenrok kost daar niet zelden 150 dollars! Ook ln Londen weet de man zich goed te kleeden en in enkele der groo te steden van Italië. Do Weener hee renmode is wat conservatief; is de man daar eenmaal over de veertig, dan kleedt hij nog uitsluitend in don kere kleuven, Parijs dat zoo toon aangevend is en bl'lj/ft voor de vrou- wenkleeding, staat volstrekt niet zoo hoog aangeschreven, wat de heeren- ikleeding aangaat. Er zijn enkele algemeen geldende voorschriften wat de hoerenkleeding betreft, die sommige mannen dan ook wel degelijk ln aanmerking zul len nemen: gele of bruine schoenen moeten nooit geknoopt, maar geregen godragen worden." De das mag niet maar kant en klaar aangedaan worden doet moet eigen handig gestrikt zijn. Geen losse manchetten mogen ge dragen worden en de losse boord moet dan ook zóó bevestigd zijn, dat geen stippeltje van den hals zichtbaar is, op het punt van aanhechting. En het is volstrekt nog niet gezegd, dat een hoer, die zijn schoenen, zijn kleeren, zijn hoeden, zijn dassen, ja wat niet aJ, alles ln een eerste klas magazijn koopt, er het moest elegant uit ziet., want al die klGedingstukken moeten bij elkaar hoorei), „in stijl zijn". Ook kunnen er van die kleinigheden wezen, die het heele toilet van den, heer bederven; zijn horlogeketting is te zwaar of te plomp; zijn manchet- knoopen zijn te groot, zijn dasspeld is te opvallend, zijn parapluie is niet netjes opgerold enz. enz. ook moet mon er op attent gemaakt worden, dat men ook zelfs van den meest voorko menden en bekwamen tailleur of tai lor toch niet verwaidhten kan, dat hij er nog voor blijft zorgen dat liet pak netjes zit, als do heeren altijd hunne zakken zoo volproppen: in den eenein zak een dikke portefeuille, in den andoren een portemonnaio, een siga renkoker, een sleutelbos, een penne- mos, een dikke aakdoek, enz. enz. Een elegant gekleed heer hoeft daar om nog volstrekt niet zoo altijd de laatste mode te volgen; ik zou haast zeggen, bij voorkeur zal hij1 eenige moties ten achter blijven, omdat het nieuwe altijd opvalt en hij vóór alles dit opzichtige vermijden moet. Het is waar: er behoort bij een man veel geld toe, om elegant te zijn: In de eerste plaats zijn. goede sloffen voor heerenleeding altijd zeer duur en dan is bot maakloon hoog. Ook de behandeling, doet zooveel en menig heer verlaat zijn huis in de puntjes gekleed, maar komt terug, terwijl hij dan lang niet mï»' aan spraak mag maken op diit compline it; de knieën zijn doorgedrukt doordat hij met gekruiste beenen hééft geze ten, de das zit eenigszins scheef, de boord hangt slap en zoo meer. Ook op de onderkleeding moet wel degelijk gelet worden daar een val- sche plooi daarin het geheele snit der bovenkleed eren bederven kan. Ook moet de houding elastisch zijn, en om de gestalte jeugdig en buigzaam te houden, dient veel gebaad en gezwom men te worden, dus lichamelijke ver zorging behoort gepaard1 te gaan met de verzorging' der kleeding. MARIE VAN AMSTEL. Amsterdamsehe Kout 211. Toen Prinses Juliana nog maar een heel klein kindje was, en zij haar eerste bezoek bracht aan Am sterdam was de algemeen© en populaire vraag: „Heb je 't kind al gezien?" De revue-koning Rido heeft op de feestelijkheden dier dagen een heele revue gebouwd, waarin een lied voor kwam, dat in sloeg onder 't refrein „Heb jo 't kind al gezien?" Ik denk er in deae dogen onwille keurig aan, nu in Amsterdam óók een populair© vraag op aller lippen ligt, die echter heel wat ernstiger ondergrond heeft. Ik bedoel de algemeen© vraag is u al ingeënt? Een der Amsterdamsehe bladen schreef, dat, waar men vroeger in Amsterdam placht te zeggen Iloe maakt u het? thans de aJ gemeen e be>- groeting luidtis u al ingeënt? En zóó is het. Men vraagt niet meer Hoe maakt u het? maar „is u al ingeënt?" In de café's hoort men er over pra ten; ln de trams over fluisteren, op straat op zinspelen. Wie nu in Amsterdam In de tram stapt hoort allicht: ja, bij de Willem een, de Pietersen, de De Vriesen heb ben ze 't ook al laten doen. Hetgeen, in duidelijk Hollandsch overgezet zijnde beteekent., dat ge noemde families zich hebben laten vaocineeren. Of men hoort't Was een gedrang van geweld ik hoorde van vrouwen met kinderen, die uren hebben moe ten wachten. Hetgeen wil zoggen, dat de vertel Ier er getuige van was, hoe voor een der inrichtingen, waar on- en min vermogenden zich door de goede zor^ gen der Amsterdamsehe vereenigtog ter bevordering van do koepokinen ting, gratis kunnen laten inenten, duizenden en duizenden zich verdron gen*. Lk zou 't percentage Amsterdam- Bcho ingezetenen, dat thans gesierd is met een verbandje om een der ar men, niet durven schatten, maar dat het merkwaardig hoog is, is zeker. Rekent nren de duizenden en dui zenden, die nu reeds van do gratis gelegenheid hebben gebruik gemaakt, en de zeker honderden, die zich en hun gezin door hun huisarts hebben laten vaccineeren, en de personeelen van groote inrichtingen, die door hun dï ree tip in d© gelegenheid wer den gesteld, de kunstbewerking ondergaan, dan kr ijgt men een res pectabel aantal Amsterdammers, die zoo verstandig zijn geweest zich de best mogelijke waarborg in den strijd tegen do gevreesde ziekte de pok ken, te verschaffen. i er dan een paniek in Amster dam? Dat, gelukkig niet. De aar d der ziekte en de omvang is, Iaat het ons dankbaar getuigen, niet zóó, dat men reeds van een epidemie zoo kun- apreken of dat er ernstig gevaar dreigt. Hoewel het aantal gevallen wel niet zonder bedenking is, en er ook gevallen me,t dmodelïjken afloop on der zijn, is het percentage der bevol king, dat aangetast is, uiterst ge ring. De eerste pokken-gevallen deden zich voor in Januari een paar geval len slechts. Nu echter zijn plotseling, vooral in de Kinkerbuurt en in de omgeving van het Wilhelminagast- huis een aantal pokken-gevallen op getreden, die schrik hebben ge bracht onder de Amsterdamsehe bur gerij. Schrik, maai- geen paniek. En zo hebben aanleiding gegeven tot de voorzichtigheids-maatregel op groote Schaal, waarvan we nu voor beelden zien, als nog nooit te vo ren voorkwamen. liet is inderdaad verheugend te ontwaren hoe in den loop der tijden het juiste inzicht in de zorgen voor en het bolang van de volkshygiëne algemeener is geworden en tot alle kringen is doorgedrongen. Ik was in de gelegenheid dezen- dagen overal eens het oor te luiste ren te leggen om de „stemmen van den. tijd" op te vangen, en ik moet zeggen dat ook in de klingen, waai' men het misschien niet zoo zou ver wachten, do zaak met ernst onder de oogen wordt gezien en men elkander opwekt en aanspoort zich te laten vac cinae ren, uit eigen belang niet al leen, maar be venal in het belang der ganse lie stad. Het mag tot vreugde stemmen dat de Ameterdamsche dokteren handen te kort komen om de patiënten voor de vaccinatie te helpen. 'Des lo moer te betreuren valt het daarom, dat de gezondheidsdienst, die prachtige resultaten met een zoo go- willige burger ij had kunnen bereiken, blijk gegeven heeft van een niet scherp genoeg te laken slapheid en organisatorisch onvermogen. Toen twee maanden geleden de eer ste gevallen zich voordeden, had men een onmiddellijk krachtig ingrijpen van den gezondheidsdienst mogen verwachten. Inplaats daarvan ie niets, maar dan ook niets, gedaan. De Amsterdamsehe Vereeniging ter Bevordering van de Koepok-inenting, die ik boven noemde, heeft dadelijk den ernst van het geval ingezien en maatregelen getroffen. Die natuurlijk, toen nu onlangs een aantal pokkengevallen opnieuw in veel grootere male opdook, ten eeneomale onvoldoende bleken. Do vereeniging maakte bekend dat in een aantal gebouwen op bepaalde uren gelegenheid was zich kosteloos te laten Inenten. In de eerste dagen was het gedrang zóó groot, dat een sterke politiemacht er bij te pas moest komen, dat vrou wen die met 'n troep kleine kinderen soms, uren en uren hadden geiwacht, van ellende en vermoeidheid flauw vielen en de menschen niet naar be- hoore» geholpen konden worden. Waarschijnlijk hebben in dien tus- sclienlljd wethouder Jitla en de direc teur van den gezondheidsdienst Dr. Ringeling, zitten overwegen^ of do ziektegevallen wel pokken zouden zijn; of de papperassen-winkel wel klopte en wat al niet. Maar ze hebben er niet over gespro ken hoe ae de wenken van de veree niging, die ik meermalen noemde, zouden opvolgen en voldoende gele genheid vooa' de inenting geschapen zou worden. Nu, nu de klachten algemeen zijn, nu een der Amsterdamsehe bladen, ,Do Telegraaf", den directeur van den gezondheidsdienst krasse staal tjes van spelen met de volksgezond heid heeft veiwetem, schijnt er verbe tering te komen. Nu eindelijk, nadat dagen en dagen met de gelegenheid tot inenting ger- sukkeld is. die voor de met het uur stijgende behoefte te gering bloelc ie men de oogen gaan uitwrijven en een beetje wakker geworden. De gezondheidsdienst heeft pokken- patiënten laten vervoeren door een verplegen, die niet binnen den ver- eLschten tijd was ingeënt; heeft niets gedaan om te zorgen dat er voldoen de gelegenheden waren tot inenting, kortom heeft geen blijken gegeven van energiek aanpakken, toen een groot gevaar Amsterdam bedreigde. En dat, terwijl leiding in dit geval zoo uiterst gemakkelijk ware ge weest, waar bet publiek den ernst van den toestand in zag en blijk heeft gegeven niets liever te willen dan met alle kracht mede le werken. „Is u al ingeënt?" zoo klinkt het allerwegen en binnenkort zal er geen Amsterdammer meer zijn die niet Ingeënt is. Door die medewerking en goed in zicht van het publiek zal, naar we vu rig hopenj de ziekte niet het karakter van een epidemie aannemen. Niet door het krachtdadig werken van den gezondheidsdienst. AMSTERDAMMER. Van de Residentie en laar bewoners. CCCXL1X. liet wordt, zoo langzaam aan een obsessie, maar er is geen ontkomen meer aan uit de kwesties, die uit het exploiteeren van deai schouwburg te voorschijn rijtzen. Nu is er het klinkt haast ongelooflijk wrijving ontstaan tusschen de leden van d© rechterzijde over het besluit, dat de raad genomen heelt met betrekking tol het opnieuw subsidieeren van do opera. Zooals ik reeds meegedeeld heli, waren bij de stemming twee le den afwezig, die de presentie-lijst wel geteekond hadden, maar die niet antwoordden, toen hun namen opge lezen werden. Een van hen was een antirevolutionair en zijn kiesvereeni- ging heeft zich dit plichtverzuim van haar afgevaardigde sterk aangetrok ken. Over den heer Gevers Deynoot want hij was het afwezige lid zijn minder aangename woorden ge vallen. en tenslotte nam de vergade ring met algemeene stemmen een mo tie aan, waarin zij haar leedwezen uitsprak over het niet-aanwezig-zijn. Met Instemming was echter de ver klaring vernomen, dat de heer Gevers Deynoot, ware hij aanwezig geweest, gestemd zou hebben tégen het voor stel om een subsidie^te geven aan de opera. Het betrokken raadslid deelde tevens mee, dat hij art. 2 van het an- ti-revoluitionnaire gemeenteprograin geheel onderschreef. Dit artikel luidt: „De gemeente onthoude zich van exploitatie of eubsidieering van scliouwburgen, bioscopen of andere Instellingen van openbaar vermaak en van inrichtingen met vergun ning." Allee echeen dus weer pai6 en vree, totdat een der bladen eens had nagegaan, hoe de heer Gevers Dey noot ln vroeger jaren gestemd had. Bij het eerste subsidie aan dein heer Rposen had de heer Gevers Deynoot voor gestemd, evenals voor de res tauratie van den schouwburg en voor het uittrekken van het geld daar voor. Het mooiste was evenwel, dat het andere lid, dat bij de stemming verdwenen was, het Katholieke lid mr. de Groot, die ook een raindei' vriendelijk schrijven ontvangen had de ant i revol utionnaire kiesver- ging, zich daartegen ln een open baar schrijven verzette en daarbij meedeelde, dat de heer Gevers Dey noot het standje meer verdiend had, want dat deze hem en ook anderen meegedeeld had, voor het subsidie to zulten stemmen, omdat hij van oor deel was, dat een opera voor Den Haag beslist noodlg was. Ziedaar de twist gaande. Wat zal de kiesvereeniging nu doen? Den heer Gevers Deynoot gelooven en den heer de Groot als onbetrouwbaar brand merken of haar lid tot de orde roeper» wegens het niet heelemaal juist meer deelen van de waarheid? De toekomst zal het leeren, maar dat do man die in een droevige bui den raad gegeven heeft om den schouwburg maar af to breken, nog aanhangers zal gaan vinden, begin ik meer en meer te ge looven. Het besluit van den raad om de on* derwijzers bij het intreden van hun 65e jaar ongevraagd ontslag te geven, is door don Kroon niet goedgekeurd. Overwogen is, dat het stelten van een algemeenen regel nopens het ont slaan van onderwijzers, verbonden aan openbare scliolen. in strijd is met do wet op het Lager Onderwijs, die dit ontslag al teen wil, wanneer het voor het onderwijs noodig was. Daar het nu niet uitgemaakt is, dat een onderwijzer van 65 jaar geen goed onderwijs meer zou geven, moest de vernietiging van het besluit, door God. Staten uitgesproken, gehand haafd blijven. Voor den wethouder van Onderwijs is dit de zooveelste nederlaag en al wordt hij door den raad Ln dit geval gesteund het be sluit om in hooge- beroep te gaan van het besl«it van Gedeputeerde Sta ten werd met algemeene stemmen gonomon prettig is het niet voor hem. Veel van hetgeen hij in den loop der jaren tot stand wilde brengen, is door den raad, terecht of ten onrech te, dut is niet uit te maken, verhin derd en dit hoeft tot gevolg gehad dat aan onderwijs do ware lust tot het voorstellen van ingrijpende maatregelen niet meer schijnt to be staan. Wethouder Verbrock is geen krachtige figuur, zijn voornaamste gebrek is wel dat hij zijn voorstellen zoo zwak verdedigt. In besloten kring kunnen zijn beschouwingen degelijk en juist klinken, in een openbare ver gadering gaan zij» argumenten ver loren, door zijn zwak stemgeluid, SINTRAM. FEUILLETON 121) Hoewel ik niet zoo geheel in de vormen was opgevoed, of liever of schoon ik in het geheel met was op gevoed, merkte ik toch op, dat mijn broers en mijne oudste zuster meest met de handen, aten, dat ze do vin gers in de saus doopten en ze aflikten zonder dat mijn vader en moeder dit schenen op te merken. Wat mijn grootvader betrof, de hand die hij tot zijn dienst had, ging onophoudelijk van zijn bord naar zijn mond. Toen },i.i een stukje uit de bevende vingers liet vallen, begonnen mijm broers om hem te lachen. 'Toen het avondeten was gebruikt, dacht ik dat wij den avond bij het vuur zouden doorbrengen; maar mijn vader zeide, dat hij menschen wacht te en dat wij naar bed moesten gaan. Toen nam li ij eene kaars en bracht ons in eon stal, die grensde aan het vertrok waar wij" gegeten hadden. Daar standen twee wagens, zooals gewoonlijk reizende kooplui gebrui ken. Hij opende de deur van een dier wagens en wij zagen daarin twee heerlijke bedden. Daar kunt ge slapen; rust wel. Dat was de ontvangst bij mijne familie de familie Driseoll. XXXV. Bij hel heengaan had mijn vader de kaars achtergelaten, maar hij had de deur van den wagen gesloten. Er bleef ons dus niets anders over dan te gaan slapen. En dat deden wij ook, maar zoo spoedig mogelijk zonder te blijven praten, gelijk wij 's avonds gewoon ware» en zonder elkander den indruk mede te deelen dien het gebeurde van den dag op ons go- maakt had. Rust we!, Rémi, zeide Mattaa. Rust wel, Mattia. Mattia had niet meer lust om te spreken dan ik zelf, en het deed mij genoegen dat hij zweeg. Maar al heeft me» geen lust om té praten, dan heeft men nog nog niet altijd luet om te gaan slapen. Toen liet licht was uitgegaan, was het mij onmogelijk de oogen te sluiten! ik be gon na le denken over al hetgeen er had plaats gehad, en legde mij nu eens op de eene dan oj) de andere zilde. Terwijl ik lag te peinzen, hoorde ik Mattia, dl(^ de slaapplaats boven de mijne innam, eveneens zich telkens omkeeren: ook hij sliep dus niet. Slaap je? vroeg ik op gedempten toon. Nog niet Gij hebt toch niets? Neen, niets; ik voei me Integen deel, becl wel, maar allee draait om me heen; 't is of ik nog op zee ben en do wagen op en neer gaat als de golven. Zouden het alleen de gevolgen van zeeziekte zijn, die Mattia beletten te slapen? Waren de gedachten, die hem ver vulden, niet dezelfde als de mijne? Hij hield genoeg va» me en wij waren eens genoeg van geest, zoowel .als van hart, om te gevoelen wat ik ge voelde. De slaap kwam maar niet en naar mate do lijd voorbijging, vermeerder de mijn onbestemde angst, Eerst had ik niet juist den indruk beseft, die alles overhecrschle wat er in mijn hoofd verward en nevelachtig om ging; maar nu begon ik to gevoelen dat het vrees was. Vrees voor wat? ik wist hot niet, maar vrees was het. Maar lk was niet bang, omdat lk ln dien wagen lag to midden van die el lendige wijk Bethnal-Grecn. Hoe me- nigen nacht had ik in mijn leven reeds doorgebracht, waarin ik niet zoo veili.tr was als bier. lk was be wust, dat geen gevaar mij dreigdo en toch was ik beangst; hoe meer ik er mij tegen verzette, zooveel te minder slaagde ik er in mij gerust te stellen. Het eene uur ging voorbij »a het andere, zonder dat ik mij rekenschap kon geven van den lijd, want er wa ren in den omtrek geen klokken die sloegen. Op eens hoorde ik een groot gedruisch aan de staldeur, die in een andere straat uitkwam als De Roode Leeuw, en na een herhaald geroep met geüjduiiatige tusschenpoozeu, drong het Schijnsel van een licht in onzen wagen door. Verrast zag ik om mij, terwijl Capl die tegen mijn legerstede log te sla pen, oprees en begon te knorren, lk zag toen dat het schijnsel tot arib doordrong door een raampje in den wand vun onze» wagen, waartegen onzo slaapplaatsen waren gemaakt en dat ik bij het naar bed gaan niet ge zien had omdat er een gordijn voor liing. Een gedeelte van het raampje kwain uit in de slaapstede van Mat tia; het andere gedeelte in do mijne. Daar ik niet wilde, dat Capi het ge heels huis in opschudding zou bren gen, legde ik de hand op zijn bek en keek naar buiten. Mijn vader was het., die Ln den &tal was gekomen en met kracht, maar zonder gedruisch, do straatdeur had «eopernl, en vervolgens op dezelfde wijze gesloten, nadat hij twee man nen had ingelaten, die elk een groo ten zware» zak droegen. Hij legde een vinger op zijn mond en wees met de andere hand, waarin 'hij een dievenlantaarn hield, naar den wagen, waarin wij lagen. Dit be- teekende waarschijnlijk dat men geen gedruisch moest maken, daar wij an ders wakker zouden worden. Die bezorgdheid voor ons deal mij goed en ik was op het punt hem toe to roepen, dat me» zich niet behoef de te ontzien, want dat ik niet sliep, maar daar dan ook Mattia wakker zou worden, die naar ik meende in diepen slaap was gedompeld, hield Lk mij stil. Mijn vader hielp de mannen hun zakken afleggen en ging toen een een oogenhlik heen om met mijne moedor terug te komen. Terwijl hij weg was, hadden de mannen hunne zakken geopend; de een was voJ ma nufacturen-. in den anderen wus bont werk, gebreiid goed, onderbroeken, kousen, handschoenen enz. Toe» begreep lk wat mij eerst had verwonderd; die mannen waren koop lui. die hunne waai' aan mijne ouders kwamen brengen. Mijn vader nam alles stuk voor stuk in handen en bekeök het met zijn lan taarn, terwijl mijne moeder met eene schaar de aangehecht© papiertjes er afknipt© err die Lu haar- zak stak. Dit kwam mij vreemd voor, evenals het uur, waarop die verkoop plaats had, mii verwonderde. Gedurende het onderzoek zeide mijn vader nu en dau op fluisterenden toon een paar woorden tot de mau- dio de zakken hudden gebracht. Ate ik Eugelseh had gekend, zou ik die woorden misschien verstaan heb ben, maar men verstaat slécht wat men niet begrijpt. Alleen het woord police-man, dat bij herhaling werd ge bruikt, trof mijn oor. Nadat de inhoud van de zakken zorgvuldig was bekeken, verlieten mijne ouders e» de twee mannen den stal en gingen ln huis; zeker om af te rekenen. Toen was alles weder don ker om ons heen. Ik wilde mij diets maken, dat al wat ik gezien hu4 heel natuurlijk was. maai" luie ik ook mijn best deed, lk kon meaelveu maar niet overtui gen. Waarom waren die menschen niet door de deur van de Roodo Lueuw binnengekomen? Waarom had men zoo op fluisterenden toon over d© po litie gesproken, alsof men bang was buiten te worden gelooord? Waarom had mijne moeder die briefjes afge knipt van de stukken goed, die zij ge kocht hud? Die vragen waren niet geschikt om mij spoedig te doen inslapen en daar ik er geen antwoord op vond, tracht te ik zo uit mijn geest të verdrijven, maar tevergeefs. Na verloop van ccni- gen tijd zag ik weder het schijnsel van oen licht in onzen wagen vullen <m wederom koek ik door een© reet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 13