BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
OP
33e Jaargang
ZATERDAG 18 MAART 1918
No 10058
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
(Set Rijke Natuurleven
EEN ZOELE DAG.
Donderdag steeg de temperatuur
aanmerkelijk en al gauw was dit bui
ten te zien.
De laatste veertien dagen waren
alleen de crocusjes, die op een heel
luw plekje stonden, geopend. Het mee-
rendeel Idcld de kroonblaadjfes ang
stig aaneengesloten en de koude had
weinig vat op hem.
Hoewel nu Donderdag de zon het
niet kon winnen van de nevelsluiers,
die er langs trokken, deed toch de
Zuidenwind wonderen en omstreeks
twaalf uur was het crocus veld je in
een grooten ruiker veranderd.
De bijen hadden in haar donkere wo
ningen ook opgemerkt, dat er wat te
halen viel. De levendige kleuren der
bloemen konden ze niet zien, maar
de verhoogde temperatuur deed een
rilling gaan door de dicht opeenge
pakte duizendtallen en toen ze naar
buiten trokken, stonden de orocusjes
als studfmeelbakjes voor haar klaar.
Daar doken ze dan met een vaartje Ln
en voor enkele uren leek het volop
voorjaar in den bloementuin. Nog an
dere dieren werden uit bun winter
slaap gewekt.
Bij het nazien van mijn bijenkassen
"scharrelde een groote wesp langzaam
voorbij op klein afstandje van den
bijenstal.
Wie nu buiten maar hier en daar
rondkijkt, ziet altijd wat nieuws, voor
al in Ma'art en April en zoo was het
wespeawijfje volstrekt geen bijzonder
heid, maar wat me wel opviel, was,
dat het dier zich blijkbaar toch had
vergist, want steeds trager werden
de bewegingen en eindelijk scheen het
don dood door verkleuming nabij.
Voor do wespen was het nog niet
warm genoeg.
Geheel den winter heeft het dier
nu doorgebracht in een vorgeten
hoekje, misschien wel onder een mij
ner bijenwoningen en toch zal het
Bog niet mee kunnen doen aan het
werk der lente. Bij alle doelmatigheid
lijkt de natuur soms gebrekkig inge
richt. De wesp had ln het najaar
blijkbaar een goed plaatsje gevonden
om de lente af te wachten en nu, zoo
kort bij het doel, komt zij te voor
schijn en verkleumt.
De loopkevers komen nu ook weer
voor den dag en door het weer her-
Vatte tuinwerk worden or heel wat
uit hun schuilhoeken gejaagd.
Dat zijn dieren, die geen gevaar loo-
pen, dat ze van kou omkomen.
De harde pantserplaten, waardoor
hot lichaam wordt beschermd, be
schutten hen volkomen e.n het is meer
door gebrek aan voedsel dan uit
angst voor den winter, dat de dieren
zich in het koude jaargetijde schuil
houden.
Met een vaartje zien we ze nu weer
door den tuin loopen, gedreven door
een voortdurende angst, alsof zo voe
len, dat ze in de natuur worden ge
wantrouwd.
Vraatzuchtige roovers zijn eT dan
ook bijna niet in dï keverwereld te
vinden en hoewel de dieren ons vaak
in de hand werken, zijn zo voor wor
men, larven of ander klein gedierte
allergevaarlijkst.
De vorige maal noemde ik enkele
vogels op, die al hun hoogste lied aan
heffen. Vooral in deze maand valt do
opgewekte zang van het heggemusch-
le op.
lederen morgen, al heel vroeg,
klinkt er door mijn tuin een schal
lend vogelliedje, iets gelijkend op dat
van. de vink, maar minder krachtig.
Het is do stem van het heggemuschje,
en het geluid valt te sterker op, nu
het vogelkoor nog niet zoo uitgebreid
is. Wie bij zijn huis in den winter
een- voederplaats houdt, heeft zeker
bij al de proletarisch© musschen ook
wel eens een meer gedistingeerd vo
geltje gezien, muschachtlg gekleurd
op id en rug, maar aan borst en kop
meer naar den blauwgrijzen kant.
Dat is het heggemuschje, een vogeltje,
waarvan hier en daar Btaat vermeld,
dat het de Oostelijke provincies im den
winter verlaat, maar dat mij ln het
afgeloopen koude jaargetijde geen dog
ontrouw is geworden.
In den regel scharrelt het wat tus-
schen de zandheesters en heel anders
treödt het op, dan de musschen.
Als een kleine schaduw glijdt het
tusschen de takjes door, weinig op
vallend door het matte kleurtje van
het vederkleed en zoo nu en dan
slechts even op den grond wippend
om te zoeken, wat voor onze oogen
onzichtbboj' is.
Zoo stil als het vogeltje in den win
ter is, zoo luidruchtig doet hot nu zijn
stem weerklinken en' waar nog heel
wat vogels zwijgen, is id'e heggemuAch
een der sympathiekste lenteivogeltjes,
dat bovendien meer algemeen is, dan
men vermoedt.
Van de plantenwereld is het vooral
het longenkruid, dat deze week een
aardig vaartje heeft gezet. Wie in
zijn tuin eien dankbaar bloeiende voor-
jaarsplant wil hebben, vindt in het
longenkruid alles wat hij wcnscht. De
paarsrose bloemen, bij dertig en veer
tigen bijeen zijn heel vroeg gereed, de
■plant groeit tegen de verdrukking in
en zonder win terbedekking is ze al in
Maart klaar voor het lentewerk.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
MOET DE MAN OOK ELEGANT
ZIJN?
De heeren der schepping maken het
zich tóch al zoo gemakkelijk met veel
en velerlei waar een vrouw mee te
tobben heeft, dat wij eens even willen
stilstaan bij deze vraag: moet de man
ook elegant zijn? Ai is het dan ook
alleen maar in ons eigen belang.
Het lijkt wel, of de nerveuse ge
haastheid van onzen tijd, bij den man
althans leidt tot een verwaarloozing
van. zijn uitwendige persoonlijkheid,
die zich dikwijls het alleronaange
naamst doet gevóeien, als do man en
echtgenoot naast zijn met zorg ge-
kleede vrouw voortstapt, in de meest
nonchalante kleeding, die haar de oo
gen uit het hoofd doet schamen!
Do kunst, zich elegant te klmlen is
zuiver een zaak van persoonlijken
smaak: ze is aangeboren en dus kan
het zeer bost zijn, dat een aristocraat
die onder do beste uiterlijike omstan
digheden keft, die kunst niet ver
staat, terwijl de bescheiden kantoor
klerk, die zich nu niet bepaald ruim
beweegt, zich toch elegant weet te
kleeden!
Nergens komt de man over het ge
heel, zóó keurig voor den dag als in
New-York. Nu moeten \vo één ding
niet vergeten, nergens worden zulke
hooge prijzen l>esteed. Een heerenrok
kost daar niet zelden 150 dollars!
Ook ln Londen weet de man zich
goed te kleeden en in enkele der groo
te steden van Italië. Do Weener hee
renmode is wat conservatief; is de
man daar eenmaal over de veertig,
dan kleedt hij nog uitsluitend in don
kere kleuven, Parijs dat zoo toon
aangevend is en bl'lj/ft voor de vrou-
wenkleeding, staat volstrekt niet zoo
hoog aangeschreven, wat de heeren-
ikleeding aangaat.
Er zijn enkele algemeen geldende
voorschriften wat de hoerenkleeding
betreft, die sommige mannen dan
ook wel degelijk ln aanmerking zul
len nemen: gele of bruine schoenen
moeten nooit geknoopt, maar geregen
godragen worden."
De das mag niet maar kant en klaar
aangedaan worden doet moet eigen
handig gestrikt zijn.
Geen losse manchetten mogen ge
dragen worden en de losse boord
moet dan ook zóó bevestigd zijn, dat
geen stippeltje van den hals zichtbaar
is, op het punt van aanhechting.
En het is volstrekt nog niet gezegd,
dat een hoer, die zijn schoenen, zijn
kleeren, zijn hoeden, zijn dassen, ja
wat niet aJ, alles ln een eerste klas
magazijn koopt, er het moest elegant
uit ziet., want al die klGedingstukken
moeten bij elkaar hoorei), „in stijl
zijn".
Ook kunnen er van die kleinigheden
wezen, die het heele toilet van den,
heer bederven; zijn horlogeketting is
te zwaar of te plomp; zijn manchet-
knoopen zijn te groot, zijn dasspeld is
te opvallend, zijn parapluie is niet
netjes opgerold enz. enz. ook moet
mon er op attent gemaakt worden, dat
men ook zelfs van den meest voorko
menden en bekwamen tailleur of tai
lor toch niet verwaidhten kan, dat hij
er nog voor blijft zorgen dat liet pak
netjes zit, als do heeren altijd hunne
zakken zoo volproppen: in den eenein
zak een dikke portefeuille, in den
andoren een portemonnaio, een siga
renkoker, een sleutelbos, een penne-
mos, een dikke aakdoek, enz. enz.
Een elegant gekleed heer hoeft daar
om nog volstrekt niet zoo altijd de
laatste mode te volgen; ik zou haast
zeggen, bij voorkeur zal hij1 eenige
moties ten achter blijven, omdat het
nieuwe altijd opvalt en hij vóór alles
dit opzichtige vermijden moet.
Het is waar: er behoort bij een man
veel geld toe, om elegant te zijn: In
de eerste plaats zijn. goede sloffen
voor heerenleeding altijd zeer duur
en dan is bot maakloon hoog.
Ook de behandeling, doet zooveel en
menig heer verlaat zijn huis in de
puntjes gekleed, maar komt terug,
terwijl hij dan lang niet mï»' aan
spraak mag maken op diit compline it;
de knieën zijn doorgedrukt doordat
hij met gekruiste beenen hééft geze
ten, de das zit eenigszins scheef, de
boord hangt slap en zoo meer.
Ook op de onderkleeding moet wel
degelijk gelet worden daar een val-
sche plooi daarin het geheele snit
der bovenkleed eren bederven kan. Ook
moet de houding elastisch zijn, en om
de gestalte jeugdig en buigzaam te
houden, dient veel gebaad en gezwom
men te worden, dus lichamelijke ver
zorging behoort gepaard1 te gaan met
de verzorging' der kleeding.
MARIE VAN AMSTEL.
Amsterdamsehe Kout
211.
Toen Prinses Juliana nog maar
een heel klein kindje was, en zij
haar eerste bezoek bracht aan Am
sterdam was de algemeen© en
populaire vraag: „Heb je 't kind
al gezien?"
De revue-koning Rido heeft op de
feestelijkheden dier dagen een heele
revue gebouwd, waarin een lied voor
kwam, dat in sloeg onder 't refrein
„Heb jo 't kind al gezien?"
Ik denk er in deae dogen onwille
keurig aan, nu in Amsterdam óók
een populair© vraag op aller lippen
ligt, die echter heel wat ernstiger
ondergrond heeft.
Ik bedoel de algemeen© vraag is
u al ingeënt?
Een der Amsterdamsehe bladen
schreef, dat, waar men vroeger in
Amsterdam placht te zeggen Iloe
maakt u het? thans de aJ gemeen e be>-
groeting luidtis u al ingeënt?
En zóó is het.
Men vraagt niet meer Hoe maakt
u het? maar „is u al ingeënt?"
In de café's hoort men er over pra
ten; ln de trams over fluisteren, op
straat op zinspelen.
Wie nu in Amsterdam In de tram
stapt hoort allicht: ja, bij de Willem
een, de Pietersen, de De Vriesen heb
ben ze 't ook al laten doen.
Hetgeen, in duidelijk Hollandsch
overgezet zijnde beteekent., dat ge
noemde families zich hebben laten
vaocineeren.
Of men hoort't Was een gedrang
van geweld ik hoorde van vrouwen
met kinderen, die uren hebben moe
ten wachten.
Hetgeen wil zoggen, dat de vertel
Ier er getuige van was, hoe voor een
der inrichtingen, waar on- en min
vermogenden zich door de goede zor^
gen der Amsterdamsehe vereenigtog
ter bevordering van do koepokinen
ting, gratis kunnen laten inenten,
duizenden en duizenden zich verdron
gen*.
Lk zou 't percentage Amsterdam-
Bcho ingezetenen, dat thans gesierd
is met een verbandje om een der ar
men, niet durven schatten, maar dat
het merkwaardig hoog is, is zeker.
Rekent nren de duizenden en dui
zenden, die nu reeds van do gratis
gelegenheid hebben gebruik gemaakt,
en de zeker honderden, die zich en
hun gezin door hun huisarts hebben
laten vaccineeren, en de personeelen
van groote inrichtingen, die door
hun dï ree tip in d© gelegenheid wer
den gesteld, de kunstbewerking
ondergaan, dan kr ijgt men een res
pectabel aantal Amsterdammers, die
zoo verstandig zijn geweest zich de
best mogelijke waarborg in den strijd
tegen do gevreesde ziekte de pok
ken, te verschaffen.
i er dan een paniek in Amster
dam?
Dat, gelukkig niet. De aar d der
ziekte en de omvang is, Iaat het ons
dankbaar getuigen, niet zóó, dat
men reeds van een epidemie zoo kun-
apreken of dat er ernstig gevaar
dreigt.
Hoewel het aantal gevallen wel
niet zonder bedenking is, en er ook
gevallen me,t dmodelïjken afloop on
der zijn, is het percentage der bevol
king, dat aangetast is, uiterst ge
ring.
De eerste pokken-gevallen deden
zich voor in Januari een paar geval
len slechts. Nu echter zijn plotseling,
vooral in de Kinkerbuurt en in de
omgeving van het Wilhelminagast-
huis een aantal pokken-gevallen op
getreden, die schrik hebben ge
bracht onder de Amsterdamsehe bur
gerij.
Schrik, maai- geen paniek.
En zo hebben aanleiding gegeven
tot de voorzichtigheids-maatregel op
groote Schaal, waarvan we nu voor
beelden zien, als nog nooit te vo
ren voorkwamen.
liet is inderdaad verheugend te
ontwaren hoe in den loop der tijden
het juiste inzicht in de zorgen voor
en het bolang van de volkshygiëne
algemeener is geworden en tot alle
kringen is doorgedrongen.
Ik was in de gelegenheid dezen-
dagen overal eens het oor te luiste
ren te leggen om de „stemmen van
den. tijd" op te vangen, en ik moet
zeggen dat ook in de klingen, waai'
men het misschien niet zoo zou ver
wachten, do zaak met ernst onder de
oogen wordt gezien en men elkander
opwekt en aanspoort zich te laten vac
cinae ren, uit eigen belang niet al
leen, maar be venal in het belang der
ganse lie stad.
Het mag tot vreugde stemmen dat
de Ameterdamsche dokteren handen
te kort komen om de patiënten voor
de vaccinatie te helpen.
'Des lo moer te betreuren valt het
daarom, dat de gezondheidsdienst, die
prachtige resultaten met een zoo go-
willige burger ij had kunnen bereiken,
blijk gegeven heeft van een niet
scherp genoeg te laken slapheid en
organisatorisch onvermogen.
Toen twee maanden geleden de eer
ste gevallen zich voordeden, had men
een onmiddellijk krachtig ingrijpen
van den gezondheidsdienst mogen
verwachten.
Inplaats daarvan ie niets, maar dan
ook niets, gedaan.
De Amsterdamsehe Vereeniging ter
Bevordering van de Koepok-inenting,
die ik boven noemde, heeft dadelijk
den ernst van het geval ingezien en
maatregelen getroffen.
Die natuurlijk, toen nu onlangs
een aantal pokkengevallen opnieuw
in veel grootere male opdook, ten
eeneomale onvoldoende bleken.
Do vereeniging maakte bekend dat
in een aantal gebouwen op bepaalde
uren gelegenheid was zich kosteloos
te laten Inenten.
In de eerste dagen was het gedrang
zóó groot, dat een sterke politiemacht
er bij te pas moest komen, dat vrou
wen die met 'n troep kleine kinderen
soms, uren en uren hadden geiwacht,
van ellende en vermoeidheid flauw
vielen en de menschen niet naar be-
hoore» geholpen konden worden.
Waarschijnlijk hebben in dien tus-
sclienlljd wethouder Jitla en de direc
teur van den gezondheidsdienst Dr.
Ringeling, zitten overwegen^ of do
ziektegevallen wel pokken zouden zijn;
of de papperassen-winkel wel klopte
en wat al niet.
Maar ze hebben er niet over gespro
ken hoe ae de wenken van de veree
niging, die ik meermalen noemde,
zouden opvolgen en voldoende gele
genheid vooa' de inenting geschapen
zou worden.
Nu, nu de klachten algemeen zijn,
nu een der Amsterdamsehe bladen,
,Do Telegraaf", den directeur van
den gezondheidsdienst krasse staal
tjes van spelen met de volksgezond
heid heeft veiwetem, schijnt er verbe
tering te komen.
Nu eindelijk, nadat dagen en dagen
met de gelegenheid tot inenting ger-
sukkeld is. die voor de met het uur
stijgende behoefte te gering bloelc ie
men de oogen gaan uitwrijven en een
beetje wakker geworden.
De gezondheidsdienst heeft pokken-
patiënten laten vervoeren door een
verplegen, die niet binnen den ver-
eLschten tijd was ingeënt; heeft niets
gedaan om te zorgen dat er voldoen
de gelegenheden waren tot inenting,
kortom heeft geen blijken gegeven
van energiek aanpakken, toen een
groot gevaar Amsterdam bedreigde.
En dat, terwijl leiding in dit geval
zoo uiterst gemakkelijk ware ge
weest, waar bet publiek den ernst
van den toestand in zag en blijk heeft
gegeven niets liever te willen dan met
alle kracht mede le werken.
„Is u al ingeënt?" zoo klinkt het
allerwegen en binnenkort zal er geen
Amsterdammer meer zijn die niet
Ingeënt is.
Door die medewerking en goed in
zicht van het publiek zal, naar we vu
rig hopenj de ziekte niet het karakter
van een epidemie aannemen.
Niet door het krachtdadig werken
van den gezondheidsdienst.
AMSTERDAMMER.
Van de Residentie en laar
bewoners.
CCCXL1X.
liet wordt, zoo langzaam aan een
obsessie, maar er is geen ontkomen
meer aan uit de kwesties, die uit het
exploiteeren van deai schouwburg te
voorschijn rijtzen. Nu is er het
klinkt haast ongelooflijk wrijving
ontstaan tusschen de leden van d©
rechterzijde over het besluit, dat de
raad genomen heelt met betrekking
tol het opnieuw subsidieeren van do
opera. Zooals ik reeds meegedeeld
heli, waren bij de stemming twee le
den afwezig, die de presentie-lijst
wel geteekond hadden, maar die niet
antwoordden, toen hun namen opge
lezen werden. Een van hen was een
antirevolutionair en zijn kiesvereeni-
ging heeft zich dit plichtverzuim van
haar afgevaardigde sterk aangetrok
ken. Over den heer Gevers Deynoot
want hij was het afwezige lid
zijn minder aangename woorden ge
vallen. en tenslotte nam de vergade
ring met algemeene stemmen een mo
tie aan, waarin zij haar leedwezen
uitsprak over het niet-aanwezig-zijn.
Met Instemming was echter de ver
klaring vernomen, dat de heer Gevers
Deynoot, ware hij aanwezig geweest,
gestemd zou hebben tégen het voor
stel om een subsidie^te geven aan de
opera. Het betrokken raadslid deelde
tevens mee, dat hij art. 2 van het an-
ti-revoluitionnaire gemeenteprograin
geheel onderschreef. Dit artikel luidt:
„De gemeente onthoude zich van
exploitatie of eubsidieering van
scliouwburgen, bioscopen of andere
Instellingen van openbaar vermaak
en van inrichtingen met vergun
ning."
Allee echeen dus weer pai6 en
vree, totdat een der bladen eens had
nagegaan, hoe de heer Gevers Dey
noot ln vroeger jaren gestemd had.
Bij het eerste subsidie aan dein heer
Rposen had de heer Gevers Deynoot
voor gestemd, evenals voor de res
tauratie van den schouwburg en voor
het uittrekken van het geld daar
voor. Het mooiste was evenwel, dat
het andere lid, dat bij de stemming
verdwenen was, het Katholieke lid
mr. de Groot, die ook een raindei'
vriendelijk schrijven ontvangen had
de ant i revol utionnaire kiesver-
ging, zich daartegen ln een open
baar schrijven verzette en daarbij
meedeelde, dat de heer Gevers Dey
noot het standje meer verdiend had,
want dat deze hem en ook anderen
meegedeeld had, voor het subsidie to
zulten stemmen, omdat hij van oor
deel was, dat een opera voor Den
Haag beslist noodlg was.
Ziedaar de twist gaande. Wat zal
de kiesvereeniging nu doen? Den heer
Gevers Deynoot gelooven en den heer
de Groot als onbetrouwbaar brand
merken of haar lid tot de orde roeper»
wegens het niet heelemaal juist meer
deelen van de waarheid? De toekomst
zal het leeren, maar dat do man die
in een droevige bui den raad gegeven
heeft om den schouwburg maar af to
breken, nog aanhangers zal gaan
vinden, begin ik meer en meer te ge
looven.
Het besluit van den raad om de on*
derwijzers bij het intreden van hun
65e jaar ongevraagd ontslag te geven,
is door don Kroon niet goedgekeurd.
Overwogen is, dat het stelten van een
algemeenen regel nopens het ont
slaan van onderwijzers, verbonden
aan openbare scliolen. in strijd is met
do wet op het Lager Onderwijs, die
dit ontslag al teen wil, wanneer het
voor het onderwijs noodig was. Daar
het nu niet uitgemaakt is, dat een
onderwijzer van 65 jaar geen goed
onderwijs meer zou geven, moest de
vernietiging van het besluit, door
God. Staten uitgesproken, gehand
haafd blijven. Voor den wethouder
van Onderwijs is dit de zooveelste
nederlaag en al wordt hij door den
raad Ln dit geval gesteund het be
sluit om in hooge- beroep te gaan
van het besl«it van Gedeputeerde Sta
ten werd met algemeene stemmen
gonomon prettig is het niet voor
hem.
Veel van hetgeen hij in den loop
der jaren tot stand wilde brengen, is
door den raad, terecht of ten onrech
te, dut is niet uit te maken, verhin
derd en dit hoeft tot gevolg gehad
dat aan onderwijs do ware lust tot
het voorstellen van ingrijpende
maatregelen niet meer schijnt to be
staan. Wethouder Verbrock is geen
krachtige figuur, zijn voornaamste
gebrek is wel dat hij zijn voorstellen
zoo zwak verdedigt. In besloten kring
kunnen zijn beschouwingen degelijk
en juist klinken, in een openbare ver
gadering gaan zij» argumenten ver
loren, door zijn zwak stemgeluid,
SINTRAM.
FEUILLETON
121)
Hoewel ik niet zoo geheel in de
vormen was opgevoed, of liever of
schoon ik in het geheel met was op
gevoed, merkte ik toch op, dat mijn
broers en mijne oudste zuster meest
met de handen, aten, dat ze do vin
gers in de saus doopten en ze aflikten
zonder dat mijn vader en moeder dit
schenen op te merken. Wat mijn
grootvader betrof, de hand die hij tot
zijn dienst had, ging onophoudelijk
van zijn bord naar zijn mond. Toen
},i.i een stukje uit de bevende vingers
liet vallen, begonnen mijm broers om
hem te lachen.
'Toen het avondeten was gebruikt,
dacht ik dat wij den avond bij het
vuur zouden doorbrengen; maar mijn
vader zeide, dat hij menschen wacht
te en dat wij naar bed moesten gaan.
Toen nam li ij eene kaars en bracht
ons in eon stal, die grensde aan het
vertrok waar wij" gegeten hadden.
Daar standen twee wagens, zooals
gewoonlijk reizende kooplui gebrui
ken. Hij opende de deur van een dier
wagens en wij zagen daarin twee
heerlijke bedden.
Daar kunt ge slapen; rust wel.
Dat was de ontvangst bij mijne
familie de familie Driseoll.
XXXV.
Bij hel heengaan had mijn vader
de kaars achtergelaten, maar hij had
de deur van den wagen gesloten. Er
bleef ons dus niets anders over dan
te gaan slapen. En dat deden wij ook,
maar zoo spoedig mogelijk zonder te
blijven praten, gelijk wij 's avonds
gewoon ware» en zonder elkander
den indruk mede te deelen dien het
gebeurde van den dag op ons go-
maakt had.
Rust we!, Rémi, zeide Mattaa.
Rust wel, Mattia.
Mattia had niet meer lust om te
spreken dan ik zelf, en het deed mij
genoegen dat hij zweeg.
Maar al heeft me» geen lust om té
praten, dan heeft men nog nog niet
altijd luet om te gaan slapen. Toen
liet licht was uitgegaan, was het mij
onmogelijk de oogen te sluiten! ik be
gon na le denken over al hetgeen er
had plaats gehad, en legde mij nu
eens op de eene dan oj) de andere
zilde.
Terwijl ik lag te peinzen, hoorde ik
Mattia, dl(^ de slaapplaats boven de
mijne innam, eveneens zich telkens
omkeeren: ook hij sliep dus niet.
Slaap je? vroeg ik op gedempten
toon.
Nog niet
Gij hebt toch niets?
Neen, niets; ik voei me Integen
deel, becl wel, maar allee draait om
me heen; 't is of ik nog op zee ben
en do wagen op en neer gaat als de
golven.
Zouden het alleen de gevolgen van
zeeziekte zijn, die Mattia beletten te
slapen?
Waren de gedachten, die hem ver
vulden, niet dezelfde als de mijne? Hij
hield genoeg va» me en wij waren
eens genoeg van geest, zoowel .als
van hart, om te gevoelen wat ik ge
voelde.
De slaap kwam maar niet en naar
mate do lijd voorbijging, vermeerder
de mijn onbestemde angst, Eerst had
ik niet juist den indruk beseft, die
alles overhecrschle wat er in mijn
hoofd verward en nevelachtig om
ging; maar nu begon ik to gevoelen
dat het vrees was. Vrees voor wat?
ik wist hot niet, maar vrees was het.
Maar lk was niet bang, omdat lk ln
dien wagen lag to midden van die el
lendige wijk Bethnal-Grecn. Hoe me-
nigen nacht had ik in mijn leven
reeds doorgebracht, waarin ik niet
zoo veili.tr was als bier. lk was be
wust, dat geen gevaar mij dreigdo en
toch was ik beangst; hoe meer ik er
mij tegen verzette, zooveel te minder
slaagde ik er in mij gerust te stellen.
Het eene uur ging voorbij »a het
andere, zonder dat ik mij rekenschap
kon geven van den lijd, want er wa
ren in den omtrek geen klokken die
sloegen. Op eens hoorde ik een groot
gedruisch aan de staldeur, die in een
andere straat uitkwam als De Roode
Leeuw, en na een herhaald geroep
met geüjduiiatige tusschenpoozeu,
drong het Schijnsel van een licht in
onzen wagen door.
Verrast zag ik om mij, terwijl Capl
die tegen mijn legerstede log te sla
pen, oprees en begon te knorren, lk
zag toen dat het schijnsel tot arib
doordrong door een raampje in den
wand vun onze» wagen, waartegen
onzo slaapplaatsen waren gemaakt en
dat ik bij het naar bed gaan niet ge
zien had omdat er een gordijn voor
liing. Een gedeelte van het raampje
kwain uit in de slaapstede van Mat
tia; het andere gedeelte in do mijne.
Daar ik niet wilde, dat Capi het ge
heels huis in opschudding zou bren
gen, legde ik de hand op zijn bek
en keek naar buiten.
Mijn vader was het., die Ln den &tal
was gekomen en met kracht, maar
zonder gedruisch, do straatdeur had
«eopernl, en vervolgens op dezelfde
wijze gesloten, nadat hij twee man
nen had ingelaten, die elk een groo
ten zware» zak droegen.
Hij legde een vinger op zijn mond
en wees met de andere hand, waarin
'hij een dievenlantaarn hield, naar
den wagen, waarin wij lagen. Dit be-
teekende waarschijnlijk dat men geen
gedruisch moest maken, daar wij an
ders wakker zouden worden.
Die bezorgdheid voor ons deal mij
goed en ik was op het punt hem toe
to roepen, dat me» zich niet behoef
de te ontzien, want dat ik niet sliep,
maar daar dan ook Mattia wakker
zou worden, die naar ik meende in
diepen slaap was gedompeld, hield Lk
mij stil.
Mijn vader hielp de mannen hun
zakken afleggen en ging toen een
een oogenhlik heen om met mijne
moedor terug te komen. Terwijl hij
weg was, hadden de mannen hunne
zakken geopend; de een was voJ ma
nufacturen-. in den anderen wus bont
werk, gebreiid goed, onderbroeken,
kousen, handschoenen enz.
Toe» begreep lk wat mij eerst had
verwonderd; die mannen waren koop
lui. die hunne waai' aan mijne ouders
kwamen brengen.
Mijn vader nam alles stuk voor stuk
in handen en bekeök het met zijn lan
taarn, terwijl mijne moeder met eene
schaar de aangehecht© papiertjes er
afknipt© err die Lu haar- zak stak.
Dit kwam mij vreemd voor, evenals
het uur, waarop die verkoop plaats
had, mii verwonderde.
Gedurende het onderzoek zeide mijn
vader nu en dau op fluisterenden
toon een paar woorden tot de mau-
dio de zakken hudden gebracht.
Ate ik Eugelseh had gekend, zou ik
die woorden misschien verstaan heb
ben, maar men verstaat slécht wat
men niet begrijpt. Alleen het woord
police-man, dat bij herhaling werd ge
bruikt, trof mijn oor.
Nadat de inhoud van de zakken
zorgvuldig was bekeken, verlieten
mijne ouders e» de twee mannen den
stal en gingen ln huis; zeker om af te
rekenen. Toen was alles weder don
ker om ons heen.
Ik wilde mij diets maken, dat al
wat ik gezien hu4 heel natuurlijk
was. maai" luie ik ook mijn best deed,
lk kon meaelveu maar niet overtui
gen. Waarom waren die menschen
niet door de deur van de Roodo Lueuw
binnengekomen? Waarom had men
zoo op fluisterenden toon over d© po
litie gesproken, alsof men bang was
buiten te worden gelooord? Waarom
had mijne moeder die briefjes afge
knipt van de stukken goed, die zij ge
kocht hud?
Die vragen waren niet geschikt om
mij spoedig te doen inslapen en daar
ik er geen antwoord op vond, tracht
te ik zo uit mijn geest të verdrijven,
maar tevergeefs. Na verloop van ccni-
gen tijd zag ik weder het schijnsel
van oen licht in onzen wagen vullen
<m wederom koek ik door een© reet