BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. Alleen op de Wereld 83e Jftarrmsg ZATERDAG 25 MAART 1918 No 10 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Het Rijke Natuurleven NOODIGE INSPECTIE. Nog oon paar weken hoogstens kun nen we onze vruchtboom en inspeotee- ren, om hen te ontlasten van een heel leger van toekomstige vijanden, de rupsen der Wiivlakvlinders. Zijn de bladeren uit de bruine knop pen gekropen, dan ie er zoon frissche teere sluier om de takken gehangen, dat dc eieren van deze schrijnbaar zoo onschuldige nachtvlinders nog maar zelden opvallen en bovendien zi.in do jonge rupsen dan wellicht al ontsnapt Wie nu zijn appel of peer eens flink nagaat, ziet vaak een paar grijze ver- BchrompeJJde blaadjes zitten in de oksels van een paar zijtakjes. Zoo van buiten af lijkt het hooi gewoon, maar bijna altijd zijn de bladeren aaneen geweven en Ligt er een vuil» grijze cocon tusschen, dicht bezet met kleine rupseneieren. Wanneer we dezen oooon een tijdje laten liggen, kruipen uit de eitjes de kleine rupsen, die in 't eerst nog wei nig beteekenen, maar bij doelmatige verzorging uitgroeien tot prachidie- ren. Een vijftal prachtige, blauwe haarbundels versiert bet lichaam en geeft het iets voornaams. Bovendien staan op den rug nog vier bruine borstels. In een kistje, flesch of toweekbak gedaan met wat bladeren van appel, peer hazelaar of wilg, groeien de dieren verimaend gauw en dan kun nen we hen weldra hun eenvoudige» ooron zien weven, waarin de kleine rupsenpage in een onaanzienlijke bruine pop verandert. De dieren, die u>H deze cocons worden geboren, zijn heel verschillend van gedaante. Al tijd zijn het nachtvlinders, maar de eone helft heeft veel van een larve, eooals we die bij sommige kevers zien, pint, breed en ongevleugeld. Alleen een paar kleine beweeglijke stompjes doen nog iets aan vleugels denken. Dat zijn de wijfjes. De mannetjes zijn gewone uiltjes, wel mooi, zooals ie dere vlinder, maar lang niet zoo op vallend als de rupsen. De wijfies kunnen zich nooit ver voni de cocons verwijderen en bijna altijd leggen ze hum eieren op de blaadjes of op liet spinsel der cocons en zoo is het begrijpelijk, dat we bijna altijd eieren, cocons en poppen bijeen vin den. De witvlakvlinder levert een paar generaties per jaar en een klei ne berekening leert ons, dat het vin den en verwijderen van een enkelen oocon het vormen van een heel rup- senleger voorkomt. Van de dierenwereld om ons b Is nog niet veel meer te vermelden dan vorige week. De paar zonnige, warme dagen deden wonderen, maar de sner pende, koude winden hebben verderen opbloei «n verder ontwaken tegenge houden. Weel wat moods had do zon buiten al gewekt Zoo staat de ribes nu hier en daar al in bloei. Het ls een heester, die heel den langen zomer niets anders geeft dan wat vulling, maar die dan ook in het vroege voorjaar dubbel doet genieten. Als hi Februari de dikke knoppen wat gaan uitzetten, noem ik wat takjes in huis en wat eenige weken daarna vrij vlug en in bet groot buiten gebeurt, kan ik dan thuis heel langzaam genieten. Telkens ontworstelt zidh een frisch groen blaadje aan de omknelling der knopschubben en half opgevouwen, als een geplooid doekje, verheft bet zich langzaam op het dunne steeltje. Zoo verandert iedere knop in een bladert uiltje en daar tusschen kromt zich dan het roocLe bioemtrosje om laag. Tot volkomen ontwikkeling komt het zelden en heel eigenaardig is het, dat de bloempjes, die zich nog ope- i, bleekrose zijn ook al komen ze van oen struik met levendig roodge kleurde bloemen. De echte lentegloed kan de kachel- warmte er niet opbrengen, dat moet de voorjaarszon doen, die wonderda dige kracht heeft, blijkemd uit het meest nietige In de natuur. Iets anders is het met de muur bloemen. Die zijn al volkomen klaar en overal komt het fluweelzachte der bloemen al tusschen de kelkblaadjes doorkijken. Zon hebben ze echter noodig, maar als dat niet gauw genoeg gaat, kun nen we thuis hot echte lentefeest al beginnen te vieren, want de muur bloemen,, gewillig en niets eischend als ze zijn, openen rich daar en in een paar dagen verspreiden tiental len blormen haar heerlijke voorjaars geuren door de kamer. Buiten zullen ze weken en weken achtereen haar welriekende kelkjes blijven openen en al zal April met haar guur weer, met haar snerpende winden en haar hagel en sneeuw alle krachten inspannen, de muurbloe men -verdragen alles en het eerste zui denwindje en de eerste zonnestralen zulLcn haar weer doen opbloeien tot grooter schoonheid. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen MODE EN KLEEDING. Trots de vele tegenwerpingen, die er tegen de nieuwe mode gemaakt zijn, verheugt zij zich reeds in een vrij groot suocès. Do nauwe rokken behooren al reeds tot de uitzonderin gen, evenals de lage halzen en korte mouwen. Weliswaar worden er nog steeds veranderingen aangebracht, doch heit nieuwe lijnen beeld ls er voor goed in! Gelukkig, dat onder de laatste ver anderingen, ook verbeteringen zijn waar te nemen, als: het langer wor den van den overdreven korten rok, die in het vorige najaar en den afge- loopen winter gedragen werd; en waarmede de meeste dames er be lachelijk uitzagen. Het is te hopen, dat men nu ook ten opzichte van de mou wen en de tailles niet in leelijke ui tersten zal vervallen, maar zooveel mogelijk den gulden middenweg be wandelen. De mantelmode biedt tegenwoordig zeer veel verscheidenheid. Behalve de mantels die bij de tailleurs hooren en don onontbeerlijken regenmantel, heeft man nog de z.g. ulsters of mor gen jassen, de gekleeds zijden namid dags en avondmantels! De laatste mo dellen im die z.g. ulsters dl© ook voel voor sport en autorijden benut worden zijn zéér verschillend van vorm en lengte. Men brengt losse, kor te modellen, die eren over de heupen reiken, half-lange en geheel lange mantels. Tot de stoffen waaruit vervaardigd zijn, behooren bet klas sieke cover-ooat, laken en serge, be nevens enkele gemengde Engelsche stoffen. De mouwen zijn eveneens verschillend. Men brengt zoowol de raglan-modellesn, als de ingezette mouw; sommige zonder, andere mèt meer of minder ruimte in den kop. Die ruimte wordt met rimpels of platte plooien in hét armgat gewerkt Met de mouwen is het nog een gesta dig zoeken en het is nog niet met zekerheid te zeggen, welk model het meest gedragen zal worden. Over de gekleede zijden mantels, die zoo wei bij het namiddag- als avondtoilet gedragen zullen worden, had ik het reeds in een vorige cau- e en sedert zendt men ons nog de officiers cape van gekleurd laken, die eveneens als avondmantel zal dienst doèn. Men gaat er rpeer en meer toe over de tailles over den rok te dragen, een dracht waarbij de zijden cemturee, die de meesten onzer gaarne dragen, overbodig worden. Ook de vestan, jakjes, bretelle-gar- neeringen enz. worden over den rok gedragen. Die orerjakjes zijn zeer ver schillend van model, waardoor or voor elk on leeftijd geschikte te vin den zijn. Ze worden veelal met tres of soutacho-garneeriug versierd. Voor zware figuren moeten die over jakjes en vesten op vrij stevige voering ge werkt worden en van steunbaleinen voorzien zijn. Men make ze vooral niet te nauw in de taille om rimpelen te voorkomen. Voor tailleurcostuuans is nog steeds de klokrok bet model bij uitnemend heid. Hoe breeder de stof is, hoe ron der men de banen kaïn knippen en hoe wijder de rokzoom wordt Op de rok- zoomen worden een of meer tnesban» den genaaid, in welk geval die tres- garneer ing zich ook op dm mantel herhaalt. Voor de meer gekleede toi letjes ls vooral d© tafzijde, éolienne, faille en gebloemde zijde aan.de orde. Beeldig mooi staat de zwarte tafeijde die als het ware met KLelne bouquetjes bezaaid is. Een mode, die weinig in den smaak valt, dodh met kracht gelanceerd wordt, is de panier-rok. De groote magazijnen hebben het er op ge waagd hiervan verschokten modell<m in te slaan, doch het zal moeten blij ken of deze Lodewijkm-mode niet slechts geaccepteerd en gedragen zal worden door haar, wier doel het is, door bu itensporieje kleeding de aandacht op haar persoon te vestigen! Wat milj' betreft., Ik vind die z.g. stijl toiletten slechts In de balzaal ge oorloofd en dan liefst nog op een ge- costumeerd bal. Een mode die meer practisch dan mooi is, vind ik die van de zakken. Vooral de ruime zakken, die bovenop gekleede rokken en mantels genaaid zijn en waarvalk de bovenranden somtijds nog med soutache of borduur sel versierd zijn, kan Ik mijne lezen sen niet aanbevelen. Nu onze rokken weer in ruime p looier) vallen en som mige uit drie au Wijf banen worden samengesteld, kan er gemakkelijk een schuine zak in een der naden wor den aangebracht Allerliefst zijn de modem© hoeden. De vormen zijn zéér verschillend en de garneering sober en smaakvol. Zij den hoedjes, worden veelal met tule strikken Lu dezelfde nuance gegar neerd. Men brengt die strikkou uit sluitend van aohtorem aan! Aardige kleine stroohoedjes gn.rnoeri man met rozen of andere mooie bloemen; die bloemen worden evenwel niet op den rand, maar langs den bol gegarneerd, net allernieuwste hoed model is het schotelmodel, z.g.n. Ninlche, ze wor den voorover m het gezicht gedragen, de achterrand naar boven geslagen wordt met een cache peigne van bloe men versierd en smalle, fluweel en brides die over den bol genaaid worden voltooien hot lieve, echt jeugdige- model! MARIE VAN AMSTBIv Amsterdamsche Kout 212. Zebedëus: Wat jij zegt, be- 'ijst, dat je kinderlijk, naïef en ou- noozêl bent. Hendrik- Wanneer een an der dan Zebedëus het zei. zou ik me kwaad maken. Hij is mij echter geen antwoord waard. ZebedèUG: Meneer do orde bewaarder. roept u Hendrik tot de orde; dit gaat al te ver. De ordebewaarder: Ik vind in tegendeel, meneer Zebedëus, dat u te ver over de schreef bent gegaan. Zebedëus: En ik, dat u voor ordehewaarder niet deugt. Deze schoon© conversatie werd niet gevoerd tijdens do zitting van die vroedschap eeaier geweldig platte- landöche negorij, zooals de argclooz© lezor wellicht denken zou, maar te midden der wijze vaderen die als overlieden gesteld zijn over de bur gerij van Nedorlandsch hoofdstad. De namen, door bovenstaande on mogelijk te ontcijferen pseudo's aan geduid zijn reep. die van Prof. Fa bius, wethouder, Den Hertog en bur gemeester Teilegen. Zóóver zijn we dan nu al gekomen," dat zulke hoogst fatsoenlijke lieden als d« prof.'en de wethouder elkan der no o aller-oneticlitol ijkst te lijf gaan en dat de personificatie der eer- bied-voor-'t gezag, de prof. den bur gemeester ronduit in 't gezicht zegt dat hij in zijn voorzitterstaak te kort schiet en de orde niet handhaven kan in den Raad. Het is een bedenke!ijk toeken! Dat een man als Prof. Fabius met een gezicht als een biet den wethou der voor onnoozel zit uit te schelden en don raadsvoorzitter ja, eigenlijk voor een sul. Het ging over 't gemeentelijk subsi die aan de school voor elechthooren den, die trouwens elk jaar gemeente lijk subsidie krijgt. Maar nu is kort geleden tusschen het bestuur van dezo school en d© afd. Amsterdam van den Bond van Ned. onderwijzers een conflict ontstaan. Het onderwijzend pereoneel aan die sohool had, meen ik, wenschen geuit betreffende de arbeidsvoorwaarden. De afdeel!ng van den bond wenschte daarover mot het schoolbestuur te onderhandelen, maar het schoolbe stuur stelde zich op het wol wat ul te conservatieve standpunt d© vakorga nisatie naet te erkennen. Nu ging men in den Raad niet eens zoover de eubsidie-verleeming van de al of niet erkenning der vak ve reen 1- ging afhankelijk te stellen, maar de heer Matthijsen en de wethouder voor onderwijs gaven over de houding v an hot schoolbestuur hun afkeuring te kennen. Dit nu maakte professor die van vakorganisatie niets hebben moet, erg boos. Maar gaf heim dit het recht uit zijn slof te schieten aooals hij gedaan heeft? In een gemeenteraad, die Inder daad de zuivere afspiegeling is van de geheel o burgerij, en waarin ai Je meeningen on stroomingen tot uiting moeten komen is natuurlijk plaats voor een figuur als Prof. Fabius. Maar liet blijkt toch wel, juist in den Amsterdamsohen Raad dat d© vloedgolf van vrijer begrip en demo cratischer inzicht zoo hoog over de rotsvastheid der geijkte opvattingen van dezen professor heewSaan, dat hij scans zelfs een anachronisme lijkt, op de eon of andere zonderlinge wijze in onzen tijd verzeild geraakt. En dat prikkelt Professor dan maakt hem boos. Vandaar 't is al meer gebeurd felle uitvallen van zijn kant, die tot een onverkwikke lijke discussie aanleiding geven als ik hierboven schetste. Nu ik toch over den Raad schrijf mag ik niet nalaten even te vertellen, dat we o,p het kantje af behoed zijn voor een nieuwe de Hoeveelste - waterleid ungbhunder. D© heer Reinii D. Verbeek zou zeegen: het zooveelste bedrijf van het waterleiding-drama. B. en W. wilden den Raad in het late avonduur nog doen besluiten om in beginsel te bepalen met het Rijk onderhandelingen aan te knoopen ten einde het gevreesde tekort aan duin water in de toekomst, door rivierwa ter aan te vullen. Men weet, dat de afgetreden direc teur van bet gemeente waterleiding bedrijf, de lieer Pennink, vreest voor verzouting van het duinwater en daardoor voor een te verwachten te kort aan drinkwater in Amsterdam. Hij wil dit tekort aanaullen door de duinen met Lekwater te besproeien. De geleerden zijn het over een en ander natuurlijk niet eens. Maar dat tot daaraan toe. De nieuw benoemde directeur, de heer Van Royem is, naar hij zich in gesprekken cn in krantenartikelen heeft geuit, het in groote trekken met zijn voorganger eous. Officieel, als directeur, heeft hij zich echter nog niet kunnen uitspre ken en nu zou het toch wel wat tieel mal geweest zijn van den gemeente raad overhaast een besluit te nemen en eten directeur voor een fait accom pli tc stellen. De mogelijkheid is immers niet uit gesloten dat de heer Van Roy on in détails een afwijkend oordeel zou hebben. Gelukkig is de gemeenteraad niet meegegaan met het ditmaal zoo haastig gebakerde college van B. en W. en zijn we er voor behoed dat vlie gensvlug een besluit werd genomen <&t den nieuwen directeur, die toch de verantwoordelijke man is voor het bedrijf wel eens leelijk in ongelegen heid had kunmeai brengen. We zullen nu u heeft het bij 't lezen van dezen brief a] wel verno men twee pokkenba rakken krij gen. Of liever: een observatie-inrichting voor scheepsvolk en een inrichting buiten do stsd voor patiënten lijden-, de aan een gevaarlijke besmettelijke riekte. Eindelijk, zuchten we. Het heeft ln broeden kring erger nis gewekt dat pokkenlijders in de barakken achter het Wilhelmina- gasthuis om zoo te zeggen vlak aan de straat lagen. Dat zelfs de politie nieuwsgierigen, die te dicht bij kwa men, heeft inoefen verjagen. liet is voorgekomen, dat menschen tegen het hek aangedrukt stonden, terwijl aan den anderen kant van het hek, óók daar tegen aan mandien met kleereh van patiënten stemden. Nadat die toestand dagen en dagen geduurd had heeft men er ten slotte een schutting geplaatst en een vasten politiepost. Maar het publiek zoekt verband tusschen deze feiten en het opmer kelijke, dat een aantal pokkengev al len juist in den omtrek van het Wïi- helminogasthuis zich heeft voorge daan. Hoe dit echter zij, een ziekenhuis voor besmettelijke rieken buiten de stad is een e-iseh van dringende noodzakelijkheid en het pleit niet voor cms gemeentebestuur, Ln casu voor den wethouder, die don gezond heidsdienst tot onderwerp van zijn speciale bemoeiing heeft, dat hiermee al niet lang een begin is gemaakt. Maar onze gezondheidsdienst schijnt het nu eenmaal niet noodig te achten voorzorg te treffen. Ik heb daar kras se staaltjes van gehoord. Onze gezondheidsdienst is ton ©enenmale niet berekend op plotse linge gebeurtenissen, die ernstige voorzieningen eischen. En dat kan op den duur fataal worden. Het is te hopen dat het voorkomen van pokkengevaDen een les moge zijn dat in het algemeen, door den ge zondheidsdienst betere maatregelen van voorzorg worden getroffen. AMSTERDAMMER. Van de Residentie en baar bewoners, CCCL. In de warme dagen, dié nu weer achter ons liggen, heb ik den Haag niet herkend. Den Haag eigenlijk wol, maar niet de bewoners van die schoo ns 6tad. Zij hadden allen een verdie ping uitgetrokken en dat deed met Ln de omgeving. Over dat uittrekken van de bovenste laag moet ik even wat zeggen. Vrees niet lezer, dat ik minder net zal worden, nu ik de Ha genaars ouder de microscoop ga leg gen, ontdaan van hun opperste kJec ding. ln hun onderste opperkleeding za gen da Hagenaar» er heel wat min der mooi dan gewoonlijk uit. Er zijn hier veel bewoners van de stad der sleden, die kunnen prat gaan op niet meer dan een pak, dat met succes in de buitenwereld getoond kan werden» ln den winter is dat pak de dikke jas. Die zien wo hier in de meest ver scheiden vormen. Maar steeds keurig, steeds correct. Wat onder die opper» jaargetijde mot aan de beschouwing van <ie medemcnschen bloot te staan. De plotselinge warmte nu bracht een revolutie teweeg in bet kleedingvraag. stuk. In eens moesten de dikke jas sen uit en hoe lastig het ook in te veel gevallen ging, het onderkleed móest blootgesteld worden aan de buitenwereld. Het viel niet mee. Men schen, die we steeds zien in de keu rigste jassen, droegen daar ineens verschoten oollierts en andere pak jes, die hun besten tijd gehad had den. Kale mouwen, schouders waar de snit uit was, w© hebben ze kunnen bewonderen in de straten, in de kof fiehuizen, op de trams. Het optreden van Hagenaars-van-geboorte was ver anderd. Veel zelfbewustheid maakte plaats voor oon liever-met-g©zn-.ii- worden ©n loojien werd verkozen bo ven het plaats nemen in volle tram. Hoeveel onrust in die dagen heersch- te, hoeveel in stilte geleden is, het zal nooit uit te maken zijn. maar het was veel. Gelukkig maakte de lento een eind aan "it gemartel en bracht een ouderwetech kouden da?. Door hoeveion dl© koude dag in stilte ge zegend is, waag ik niet te benade ren. Maar d© lento deed de stad weer even keurig gestoffeerd als voorheen zijn en de houding van het publiek was als van ouds. Gelukkig. Do ge volgen waren anders nie* uit geble ven. Want een Hagenaar staat voor niets, als het bekomen van keurige kleeding een aiech wordt. Het verslag over de genieent el ijko Inkomstenbelasting over 191-1 is ver schenen en daaruit is veel t© lezen, dat voor den Haag van groot belang is. In de allereerste plaats, het crisis jaar heeft op de opbrengst van de belasting heel weung invioed gehad. Van 1912 tot 1913 ging de opbrengst met ongeveer twee ton vooruit en van 1913 op 1914 met een bedrag, dat slechts een kleine f 40.000 kleiner was, wat op een totaal van ruim G millioen een bitter beetje uitmaakt. Dat het getal van personen uit hot buitenland, die rich hier vestigden, een vermeerdering zou ondergaan was te verwachten maar het bedrag, dat zij aan totaal bedastbaar inkomen gaven, was niét bijster veel. Wc) is opvallend, dat terwijl in 1913 een be drag van 5 12 milLioen aan belast baar inkomen naar het buitenland gin?, dit in 1914 slechts 3 millioen cn 7 ton bedroeg. De oorzaak daarvan is natuurlijk de oorlog, die meebracht dat veel van de verbindingen werd.n afgesneden. Over de vestiging kan de wethouder van Financit-n tevreden zijn. Met inkomens boven de f 5000 vestigden zich hier 29 personen mo r dan er vertrokken, boven de 1 G00O 82, boven do f 10.000 3, boven de f 20.000 9. boven de f 30.000 3. boven de f 40.000 5. boven de f 64.999 2. ter wijl er, met een inkomen boven de f 50.000 één meer ging dan er kwam. Dc groote trek naar do omliggende FEUILLETON van HECTOR MA LOT. 127) Maar wat wilt gij dan dat wij doen zullen Naar Frankrijk terugkeeren. Onmogelijk. Ouidat uw plicht u noopt bij uwe familie te bliiven maar als het uwe familie niet is, wat weerhoudt u dan Niets is erger dan twijfel. En hoe wel ik niet wilde twijfelen, twij felde ik toch. Was die vader mijn vader? Was die moeder mijn moeder Waren die kinderen mijn broers en zusters Hot was vreeselijk dit te moeten erkennenik had nog minder smart en gevoelde mij nog minder ongeluk kig. toen Lk alleen was. Wie sou ooit gedacht hebben, toen Ik in eenzaamheid weende, omdat ik geen familie had. dat ik nog ramp zaliger wazen zou. als ik er wél eene had Hoe zou ik licht vinden Hoe zou Ik ooit de waarheid! vernemen Voor die vragen stond ik stil. an der het drukkend besef van mijn on macht. en ik zei lot mij zeiven. dat ik vruchteloos mijn leven lang met het hoofd zou bonzen op dien muur, die geen .uitgang aanbood. Toch moest ik zingen, deuntjes spelen, waarop men dansen kon. en aartlig zijn, terwijl >k ln miin hart zoo diep bedroefd was. De Zondagen waren mijn geluk kigste dagen, omdat er des Zondags te Londen geen muziek op straat mag worden gemaakt dan kon ik mij ongestoord aan mijn droefheid over geven. als ik wandelde met Mattia en Capi. Hoe weinig was er in mij nog over van den knaap, die ik eenige maanden geiteden was Op een van die Zondagen, toen ik mij gereed maakte om met Mattia uit to gaan, hield mijp vader mii thuis en wide, dat ik hem dien dag be hulpzaam moest wozem. Hij liet Mattia alleen uitgaan. Miin groot vader was nog niet beneden mijne móeder was uitgegaan met Kate en Annie en miin broers liepen op straat: miin vader en ik waren dtfa alleen thuis. Een uur lang waren wij alleen ge weest. toen men aan de deur klopte: miin vader cine openen en keerde terug met een heer. die niets geleek op de vrienden, welke hij gewoonlijk ontvingdit was inderdaad een heer. Iemand dien men in Engeland een gentleman noemt Hij was nét- les gekleed «n hij had oen voornaaim voorkomen en een trotsch gelaat, met eenicszins vermoeide trekken. Hij moest ongeveer vijftig jaar zijn. Wat mij het meest in hem trol was rijn glimlach dan openden zich zijne lippen en vertoondep zich twee rijen puntige tanden als van een joncen hond. Dit maakte een eigenaardigen indruk en ik vroeg mii af. of het eigenlijk wel een glimlach was. dan wel een beweging om te bijten. Terwijl hii met mijn vader En- celsch sprak, wierp hii telkens een blik naar mij maar als hij den mij nen ontmoette, wendde hij de oog en terstond af. Nadat hij een poos lang met mijn vader gesproken had. wisselde hij het Engelsch met het Fransch, dat hii vloeiend en bijna zuiver sprak. Is dat de knaap, waarvan ge me gesproken hebt zeide hij tot mijn vader, met den vinger naar mij wijzend. Hij schijnt een gezonde jongen te zijn. Ben je gezond? vroeg de voorname heer. Ja. mijnheer. Ben je nooit ziek geweest Ik heb eens een bloedspuwing gehad. Zoo, zoo, boe kwam dat Ik had "s nachts in de sneeuw geslanen miin meester ia dien nacht van koude gestorven Lk heb er maar een bloedspuwing van gekregen. Is dat lang geleden Drla laar. En heb je later nooit gevolgen van die ziekte ondervonden Neen, Geen vermoeidheid, geesn affee- mat gevoel Zweette je 's nachts erg? Neen. nooitals ik mij moe ge- voalde. was het omdat Ik lang geloo- pen had maar ziek was Ik er niet van. En kunt ge goed tegen ver- Dut moet ik wel. Hii stond op en kwam naar mij toehii voelde miin armen, legde toen zlin hand op miin hart en ver volgens tegen miin borst en beval mii dieD adem te halen, alsof ik hard had eeloopen toen liet hij mij ook hoesten. Toen dit afgelooj>en was, zag hij mij aandachtig aan en toen vooral kwam de gedachte bij mii op. dat hii bijten wilde, zoo dreigend was zijn glimlach. Zonder verder iets te zeggen, zette hil ln het Engelsch het gesprek met miin vader voortdaarop gingen rij samen heen. niel naar do straatdeur, maar naar den etal. Toen ik alleen was. vroeg ik mlj- zelven af, wat al die 'vragen van den voornamen heer beteekenden Wilde hii mii in ziin dienst nemen? Maar dan moest ik schelden van Mattia en Capl I Bovendien had ik het vaste besluit genomen, om nooit meer bij Iemand in dienst te zijn. zoomin van dien gentleman, aan wien ik nu al een hekel had. als van een ander, wien ik misschien genegen zou zijn. Na verloop van eenigen tijd kwam miin vader terug. Hij zei. dat hij uit moest, en dat hii mii dus naet noodig had ik kon dus ook uitgaan, zei- de bij. Ik had er volstrekt geen lust ln maar wat moest ik in dit treurig huis Heginnen Ik kon evengoed gaan wandelen als hier blijt en en mij ver velen. Daar het regende, ging ik naar onzen wagen om mijn schapevacht te halen hoe verwonderd was ik, daar Mattia te vinden ik wilde iets tegen hem zeggen, maar hij legde de hand op miin mond en sprak op fluisteren den toon Maak de staldeur openmen mag niet weten, dat ik den wagen was. Eerst toen wij op straat waren, besloot Mattia te spreken Weet gij. wie die heer ls, die straks bij uw vader was vroeg hij. De heer James Milligan, de oom van uw-vriend Arthur. Daar ik midden op straat bi eel staan, nam hij mij hij den arm. en vervolgd© hij Daar het mij verveelde. Rlleen door die sombere straten te loopen. od zoon triestigen Zondag, ben lk maar naar huis gegaan om te gaan slapen en ben toen in miin bed gaan liegen maar ik heb niet geslapen Uw vader kwam met een heer in den stal en Lk hoorde wat zii zeiden, zon- deT bepaald te luisteren. ..Zoo stevig als ijzer en staal", zeide de heer; ..tien anderen zouden dood zijn go- gaan hij heeft er maar een bloed spuwing van gekregen". Toen be- greep ik. dat men over u sprak en luisterde lk maar het gesprek nam een andere wending. ..Hoe gaat het met uw neef T' vroeg uw vader. ..Beter hii zal er nog wel van op komen drie maanden geleden had den alle dokters hem opgegeven; zijn goede moeder heeft hem nog gered door hare oppassingo. 't is e>en goe de moeder, die mevrouw Milligan.' ■Gij kunt denken hoe ik miin ooron spitste, toen ik dien naam hoorde. „Dus als uw rieefie beter wordt", ging uw vader voort, „ziin al uwe voor- aorgen overbodig ..Voor het oogenblik misschien", antwoordde do heer. „maar lk kan niet aannemen, dat Arthur in het leven blijft dat zou een wonder ziin en wonderen ziin er niet meer maar als hij sterft, moet ik taker zijn. dat er geen an dere opdaagt. en moet ik. Jaines Milligan. de eenice erfgenaam zijn." „Wees gerust", zeide uw vader, „dat zal gebeuren daar sta ik u voor in." „lk reken op u'\ zeide d© gentleman. En hii voegde er noe iets bii dat ik niet juist begreep, maar dat mii toescheen te beteekenen: Voor het oogenblik zullen wil tien. wat ons te doen staaL" Toen clo-r hij heen. (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 13