BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
Alleen op de Wereld
83e Jftarrmsg
ZATERDAG 25 MAART 1918
No 10
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Het Rijke Natuurleven
NOODIGE INSPECTIE.
Nog oon paar weken hoogstens kun
nen we onze vruchtboom en inspeotee-
ren, om hen te ontlasten van een heel
leger van toekomstige vijanden, de
rupsen der Wiivlakvlinders.
Zijn de bladeren uit de bruine knop
pen gekropen, dan ie er zoon frissche
teere sluier om de takken gehangen,
dat dc eieren van deze schrijnbaar zoo
onschuldige nachtvlinders nog maar
zelden opvallen en bovendien zi.in do
jonge rupsen dan wellicht al ontsnapt
Wie nu zijn appel of peer eens flink
nagaat, ziet vaak een paar grijze ver-
BchrompeJJde blaadjes zitten in de
oksels van een paar zijtakjes. Zoo
van buiten af lijkt het hooi gewoon,
maar bijna altijd zijn de bladeren
aaneen geweven en Ligt er een vuil»
grijze cocon tusschen, dicht bezet met
kleine rupseneieren.
Wanneer we dezen oooon een tijdje
laten liggen, kruipen uit de eitjes de
kleine rupsen, die in 't eerst nog wei
nig beteekenen, maar bij doelmatige
verzorging uitgroeien tot prachidie-
ren. Een vijftal prachtige, blauwe
haarbundels versiert bet lichaam en
geeft het iets voornaams. Bovendien
staan op den rug nog vier bruine
borstels.
In een kistje, flesch of toweekbak
gedaan met wat bladeren van appel,
peer hazelaar of wilg, groeien de
dieren verimaend gauw en dan kun
nen we hen weldra hun eenvoudige»
ooron zien weven, waarin de kleine
rupsenpage in een onaanzienlijke
bruine pop verandert. De dieren, die
u>H deze cocons worden geboren, zijn
heel verschillend van gedaante. Al
tijd zijn het nachtvlinders, maar de
eone helft heeft veel van een larve,
eooals we die bij sommige kevers zien,
pint, breed en ongevleugeld. Alleen
een paar kleine beweeglijke stompjes
doen nog iets aan vleugels denken.
Dat zijn de wijfjes. De mannetjes zijn
gewone uiltjes, wel mooi, zooals ie
dere vlinder, maar lang niet zoo op
vallend als de rupsen.
De wijfies kunnen zich nooit ver voni
de cocons verwijderen en bijna altijd
leggen ze hum eieren op de blaadjes of
op liet spinsel der cocons en zoo is
het begrijpelijk, dat we bijna altijd
eieren, cocons en poppen bijeen vin
den. De witvlakvlinder levert een
paar generaties per jaar en een klei
ne berekening leert ons, dat het vin
den en verwijderen van een enkelen
oocon het vormen van een heel rup-
senleger voorkomt.
Van de dierenwereld om ons b
Is nog niet veel meer te vermelden dan
vorige week. De paar zonnige, warme
dagen deden wonderen, maar de sner
pende, koude winden hebben verderen
opbloei «n verder ontwaken tegenge
houden.
Weel wat moods had do zon buiten
al gewekt
Zoo staat de ribes nu hier en daar
al in bloei. Het ls een heester, die
heel den langen zomer niets anders
geeft dan wat vulling, maar die dan
ook in het vroege voorjaar dubbel
doet genieten. Als hi Februari de
dikke knoppen wat gaan uitzetten,
noem ik wat takjes in huis en wat
eenige weken daarna vrij vlug en in
bet groot buiten gebeurt, kan ik dan
thuis heel langzaam genieten.
Telkens ontworstelt zidh een frisch
groen blaadje aan de omknelling der
knopschubben en half opgevouwen,
als een geplooid doekje, verheft bet
zich langzaam op het dunne steeltje.
Zoo verandert iedere knop in een
bladert uiltje en daar tusschen kromt
zich dan het roocLe bioemtrosje om
laag.
Tot volkomen ontwikkeling komt
het zelden en heel eigenaardig is het,
dat de bloempjes, die zich nog ope-
i, bleekrose zijn ook al komen ze
van oen struik met levendig roodge
kleurde bloemen.
De echte lentegloed kan de kachel-
warmte er niet opbrengen, dat moet
de voorjaarszon doen, die wonderda
dige kracht heeft, blijkemd uit het
meest nietige In de natuur.
Iets anders is het met de muur
bloemen. Die zijn al volkomen klaar
en overal komt het fluweelzachte der
bloemen al tusschen de kelkblaadjes
doorkijken.
Zon hebben ze echter noodig, maar
als dat niet gauw genoeg gaat, kun
nen we thuis hot echte lentefeest al
beginnen te vieren, want de muur
bloemen,, gewillig en niets eischend
als ze zijn, openen rich daar en in
een paar dagen verspreiden tiental
len blormen haar heerlijke voorjaars
geuren door de kamer.
Buiten zullen ze weken en weken
achtereen haar welriekende kelkjes
blijven openen en al zal April met
haar guur weer, met haar snerpende
winden en haar hagel en sneeuw alle
krachten inspannen, de muurbloe
men -verdragen alles en het eerste zui
denwindje en de eerste zonnestralen
zulLcn haar weer doen opbloeien tot
grooter schoonheid.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
MODE EN KLEEDING.
Trots de vele tegenwerpingen, die
er tegen de nieuwe mode gemaakt
zijn, verheugt zij zich reeds in een
vrij groot suocès. Do nauwe rokken
behooren al reeds tot de uitzonderin
gen, evenals de lage halzen en korte
mouwen. Weliswaar worden er nog
steeds veranderingen aangebracht,
doch heit nieuwe lijnen beeld ls er voor
goed in!
Gelukkig, dat onder de laatste ver
anderingen, ook verbeteringen zijn
waar te nemen, als: het langer wor
den van den overdreven korten rok,
die in het vorige najaar en den afge-
loopen winter gedragen werd; en
waarmede de meeste dames er be
lachelijk uitzagen. Het is te hopen, dat
men nu ook ten opzichte van de mou
wen en de tailles niet in leelijke ui
tersten zal vervallen, maar zooveel
mogelijk den gulden middenweg be
wandelen.
De mantelmode biedt tegenwoordig
zeer veel verscheidenheid. Behalve de
mantels die bij de tailleurs hooren en
don onontbeerlijken regenmantel,
heeft man nog de z.g. ulsters of mor
gen jassen, de gekleeds zijden namid
dags en avondmantels! De laatste mo
dellen im die z.g. ulsters dl© ook
voel voor sport en autorijden benut
worden zijn zéér verschillend van
vorm en lengte. Men brengt losse, kor
te modellen, die eren over de heupen
reiken, half-lange en geheel lange
mantels. Tot de stoffen waaruit
vervaardigd zijn, behooren bet klas
sieke cover-ooat, laken en serge, be
nevens enkele gemengde Engelsche
stoffen. De mouwen zijn eveneens
verschillend. Men brengt zoowol de
raglan-modellesn, als de ingezette
mouw; sommige zonder, andere mèt
meer of minder ruimte in den kop.
Die ruimte wordt met rimpels of
platte plooien in hét armgat gewerkt
Met de mouwen is het nog een gesta
dig zoeken en het is nog niet met
zekerheid te zeggen, welk model het
meest gedragen zal worden.
Over de gekleede zijden mantels,
die zoo wei bij het namiddag- als
avondtoilet gedragen zullen worden,
had ik het reeds in een vorige cau-
e en sedert zendt men ons nog
de officiers cape van gekleurd laken,
die eveneens als avondmantel zal
dienst doèn.
Men gaat er rpeer en meer toe over
de tailles over den rok te dragen, een
dracht waarbij de zijden cemturee,
die de meesten onzer gaarne dragen,
overbodig worden.
Ook de vestan, jakjes, bretelle-gar-
neeringen enz. worden over den rok
gedragen. Die orerjakjes zijn zeer ver
schillend van model, waardoor or
voor elk on leeftijd geschikte te vin
den zijn. Ze worden veelal met tres of
soutacho-garneeriug versierd. Voor
zware figuren moeten die over jakjes
en vesten op vrij stevige voering ge
werkt worden en van steunbaleinen
voorzien zijn. Men make ze vooral
niet te nauw in de taille om rimpelen
te voorkomen.
Voor tailleurcostuuans is nog steeds
de klokrok bet model bij uitnemend
heid. Hoe breeder de stof is, hoe ron
der men de banen kaïn knippen en hoe
wijder de rokzoom wordt Op de rok-
zoomen worden een of meer tnesban»
den genaaid, in welk geval die tres-
garneer ing zich ook op dm mantel
herhaalt. Voor de meer gekleede toi
letjes ls vooral d© tafzijde, éolienne,
faille en gebloemde zijde aan.de orde.
Beeldig mooi staat de zwarte tafeijde
die als het ware met KLelne bouquetjes
bezaaid is.
Een mode, die weinig in den smaak
valt, dodh met kracht gelanceerd
wordt, is de panier-rok. De groote
magazijnen hebben het er op ge
waagd hiervan verschokten modell<m
in te slaan, doch het zal moeten blij
ken of deze Lodewijkm-mode niet
slechts geaccepteerd en gedragen
zal worden door haar, wier doel het
is, door bu itensporieje kleeding de
aandacht op haar persoon te vestigen!
Wat milj' betreft., Ik vind die z.g.
stijl toiletten slechts In de balzaal ge
oorloofd en dan liefst nog op een ge-
costumeerd bal.
Een mode die meer practisch dan
mooi is, vind ik die van de zakken.
Vooral de ruime zakken, die bovenop
gekleede rokken en mantels genaaid
zijn en waarvalk de bovenranden
somtijds nog med soutache of borduur
sel versierd zijn, kan Ik mijne lezen
sen niet aanbevelen. Nu onze rokken
weer in ruime p looier) vallen en som
mige uit drie au Wijf banen worden
samengesteld, kan er gemakkelijk een
schuine zak in een der naden wor
den aangebracht
Allerliefst zijn de modem© hoeden.
De vormen zijn zéér verschillend en
de garneering sober en smaakvol. Zij
den hoedjes, worden veelal met tule
strikken Lu dezelfde nuance gegar
neerd. Men brengt die strikkou uit
sluitend van aohtorem aan! Aardige
kleine stroohoedjes gn.rnoeri man met
rozen of andere mooie bloemen; die
bloemen worden evenwel niet op den
rand, maar langs den bol gegarneerd,
net allernieuwste hoed model is het
schotelmodel, z.g.n. Ninlche, ze wor
den voorover m het gezicht gedragen,
de achterrand naar boven geslagen
wordt met een cache peigne van bloe
men versierd en smalle, fluweel en
brides die over den bol genaaid
worden voltooien hot lieve, echt
jeugdige- model!
MARIE VAN AMSTBIv
Amsterdamsche Kout
212.
Zebedëus: Wat jij zegt, be-
'ijst, dat je kinderlijk, naïef en ou-
noozêl bent.
Hendrik- Wanneer een an
der dan Zebedëus het zei. zou ik me
kwaad maken. Hij is mij echter geen
antwoord waard.
ZebedèUG: Meneer do orde
bewaarder. roept u Hendrik tot de
orde; dit gaat al te ver.
De ordebewaarder: Ik vind
in tegendeel, meneer Zebedëus, dat u
te ver over de schreef bent gegaan.
Zebedëus: En ik, dat u voor
ordehewaarder niet deugt.
Deze schoon© conversatie werd niet
gevoerd tijdens do zitting van die
vroedschap eeaier geweldig platte-
landöche negorij, zooals de argclooz©
lezor wellicht denken zou, maar te
midden der wijze vaderen die als
overlieden gesteld zijn over de bur
gerij van Nedorlandsch hoofdstad.
De namen, door bovenstaande on
mogelijk te ontcijferen pseudo's aan
geduid zijn reep. die van Prof. Fa
bius, wethouder, Den Hertog en bur
gemeester Teilegen.
Zóóver zijn we dan nu al gekomen,"
dat zulke hoogst fatsoenlijke lieden
als d« prof.'en de wethouder elkan
der no o aller-oneticlitol ijkst te lijf
gaan en dat de personificatie der eer-
bied-voor-'t gezag, de prof. den bur
gemeester ronduit in 't gezicht zegt
dat hij in zijn voorzitterstaak te kort
schiet en de orde niet handhaven
kan in den Raad.
Het is een bedenke!ijk toeken!
Dat een man als Prof. Fabius met
een gezicht als een biet den wethou
der voor onnoozel zit uit te schelden
en don raadsvoorzitter ja, eigenlijk
voor een sul.
Het ging over 't gemeentelijk subsi
die aan de school voor elechthooren
den, die trouwens elk jaar gemeente
lijk subsidie krijgt.
Maar nu is kort geleden tusschen
het bestuur van dezo school en d© afd.
Amsterdam van den Bond van Ned.
onderwijzers een conflict ontstaan.
Het onderwijzend pereoneel aan die
sohool had, meen ik, wenschen geuit
betreffende de arbeidsvoorwaarden.
De afdeel!ng van den bond wenschte
daarover mot het schoolbestuur te
onderhandelen, maar het schoolbe
stuur stelde zich op het wol wat ul te
conservatieve standpunt d© vakorga
nisatie naet te erkennen.
Nu ging men in den Raad niet eens
zoover de eubsidie-verleeming van de
al of niet erkenning der vak ve reen 1-
ging afhankelijk te stellen, maar de
heer Matthijsen en de wethouder voor
onderwijs gaven over de houding v an
hot schoolbestuur hun afkeuring te
kennen.
Dit nu maakte professor die van
vakorganisatie niets hebben moet,
erg boos.
Maar gaf heim dit het recht uit zijn
slof te schieten aooals hij gedaan
heeft?
In een gemeenteraad, die Inder
daad de zuivere afspiegeling is van
de geheel o burgerij, en waarin ai Je
meeningen on stroomingen tot uiting
moeten komen is natuurlijk plaats
voor een figuur als Prof. Fabius.
Maar liet blijkt toch wel, juist in
den Amsterdamsohen Raad dat d©
vloedgolf van vrijer begrip en demo
cratischer inzicht zoo hoog over de
rotsvastheid der geijkte opvattingen
van dezen professor heewSaan, dat
hij scans zelfs een anachronisme lijkt,
op de eon of andere zonderlinge wijze
in onzen tijd verzeild geraakt.
En dat prikkelt Professor dan
maakt hem boos. Vandaar 't is al
meer gebeurd felle uitvallen van
zijn kant, die tot een onverkwikke
lijke discussie aanleiding geven als
ik hierboven schetste.
Nu ik toch over den Raad schrijf
mag ik niet nalaten even te vertellen,
dat we o,p het kantje af behoed zijn
voor een nieuwe de Hoeveelste -
waterleid ungbhunder. D© heer Reinii
D. Verbeek zou zeegen: het zooveelste
bedrijf van het waterleiding-drama.
B. en W. wilden den Raad in het
late avonduur nog doen besluiten om
in beginsel te bepalen met het Rijk
onderhandelingen aan te knoopen ten
einde het gevreesde tekort aan duin
water in de toekomst, door rivierwa
ter aan te vullen.
Men weet, dat de afgetreden direc
teur van bet gemeente waterleiding
bedrijf, de lieer Pennink, vreest voor
verzouting van het duinwater en
daardoor voor een te verwachten te
kort aan drinkwater in Amsterdam.
Hij wil dit tekort aanaullen door de
duinen met Lekwater te besproeien.
De geleerden zijn het over een en
ander natuurlijk niet eens.
Maar dat tot daaraan toe.
De nieuw benoemde directeur, de
heer Van Royem is, naar hij zich in
gesprekken cn in krantenartikelen
heeft geuit, het in groote trekken met
zijn voorganger eous.
Officieel, als directeur, heeft hij
zich echter nog niet kunnen uitspre
ken en nu zou het toch wel wat tieel
mal geweest zijn van den gemeente
raad overhaast een besluit te nemen
en eten directeur voor een fait accom
pli tc stellen.
De mogelijkheid is immers niet uit
gesloten dat de heer Van Roy on in
détails een afwijkend oordeel zou
hebben.
Gelukkig is de gemeenteraad niet
meegegaan met het ditmaal zoo
haastig gebakerde college van B. en
W. en zijn we er voor behoed dat vlie
gensvlug een besluit werd genomen
<&t den nieuwen directeur, die toch
de verantwoordelijke man is voor het
bedrijf wel eens leelijk in ongelegen
heid had kunmeai brengen.
We zullen nu u heeft het bij 't
lezen van dezen brief a] wel verno
men twee pokkenba rakken krij
gen.
Of liever: een observatie-inrichting
voor scheepsvolk en een inrichting
buiten do stsd voor patiënten lijden-,
de aan een gevaarlijke besmettelijke
riekte.
Eindelijk, zuchten we.
Het heeft ln broeden kring erger
nis gewekt dat pokkenlijders in de
barakken achter het Wilhelmina-
gasthuis om zoo te zeggen vlak aan
de straat lagen. Dat zelfs de politie
nieuwsgierigen, die te dicht bij kwa
men, heeft inoefen verjagen.
liet is voorgekomen, dat menschen
tegen het hek aangedrukt stonden,
terwijl aan den anderen kant van het
hek, óók daar tegen aan mandien met
kleereh van patiënten stemden.
Nadat die toestand dagen en dagen
geduurd had heeft men er ten slotte
een schutting geplaatst en een vasten
politiepost.
Maar het publiek zoekt verband
tusschen deze feiten en het opmer
kelijke, dat een aantal pokkengev al
len juist in den omtrek van het Wïi-
helminogasthuis zich heeft voorge
daan.
Hoe dit echter zij, een ziekenhuis
voor besmettelijke rieken buiten
de stad is een e-iseh van dringende
noodzakelijkheid en het pleit niet
voor cms gemeentebestuur, Ln casu
voor den wethouder, die don gezond
heidsdienst tot onderwerp van zijn
speciale bemoeiing heeft, dat hiermee
al niet lang een begin is gemaakt.
Maar onze gezondheidsdienst schijnt
het nu eenmaal niet noodig te achten
voorzorg te treffen. Ik heb daar kras
se staaltjes van gehoord.
Onze gezondheidsdienst is ton
©enenmale niet berekend op plotse
linge gebeurtenissen, die ernstige
voorzieningen eischen.
En dat kan op den duur fataal
worden.
Het is te hopen dat het voorkomen
van pokkengevaDen een les moge zijn
dat in het algemeen, door den ge
zondheidsdienst betere maatregelen
van voorzorg worden getroffen.
AMSTERDAMMER.
Van de Residentie en baar
bewoners,
CCCL.
In de warme dagen, dié nu weer
achter ons liggen, heb ik den Haag
niet herkend. Den Haag eigenlijk wol,
maar niet de bewoners van die schoo
ns 6tad. Zij hadden allen een verdie
ping uitgetrokken en dat deed met
Ln de omgeving. Over dat uittrekken
van de bovenste laag moet ik even
wat zeggen. Vrees niet lezer, dat ik
minder net zal worden, nu ik de Ha
genaars ouder de microscoop ga leg
gen, ontdaan van hun opperste kJec
ding.
ln hun onderste opperkleeding za
gen da Hagenaar» er heel wat min
der mooi dan gewoonlijk uit. Er zijn
hier veel bewoners van de stad der
sleden, die kunnen prat gaan op niet
meer dan een pak, dat met succes in
de buitenwereld getoond kan werden»
ln den winter is dat pak de dikke
jas. Die zien wo hier in de meest ver
scheiden vormen. Maar steeds keurig,
steeds correct. Wat onder die opper»
jaargetijde mot aan de beschouwing
van <ie medemcnschen bloot te staan.
De plotselinge warmte nu bracht een
revolutie teweeg in bet kleedingvraag.
stuk. In eens moesten de dikke jas
sen uit en hoe lastig het ook in te
veel gevallen ging, het onderkleed
móest blootgesteld worden aan de
buitenwereld. Het viel niet mee. Men
schen, die we steeds zien in de keu
rigste jassen, droegen daar ineens
verschoten oollierts en andere pak
jes, die hun besten tijd gehad had
den. Kale mouwen, schouders waar
de snit uit was, w© hebben ze kunnen
bewonderen in de straten, in de kof
fiehuizen, op de trams. Het optreden
van Hagenaars-van-geboorte was ver
anderd. Veel zelfbewustheid maakte
plaats voor oon liever-met-g©zn-.ii-
worden ©n loojien werd verkozen bo
ven het plaats nemen in volle tram.
Hoeveel onrust in die dagen heersch-
te, hoeveel in stilte geleden is, het
zal nooit uit te maken zijn. maar het
was veel. Gelukkig maakte de lento
een eind aan "it gemartel en bracht
een ouderwetech kouden da?. Door
hoeveion dl© koude dag in stilte ge
zegend is, waag ik niet te benade
ren. Maar d© lento deed de stad weer
even keurig gestoffeerd als voorheen
zijn en de houding van het publiek
was als van ouds. Gelukkig. Do ge
volgen waren anders nie* uit geble
ven. Want een Hagenaar staat voor
niets, als het bekomen van keurige
kleeding een aiech wordt.
Het verslag over de genieent el ijko
Inkomstenbelasting over 191-1 is ver
schenen en daaruit is veel t© lezen,
dat voor den Haag van groot belang
is. In de allereerste plaats, het crisis
jaar heeft op de opbrengst van de
belasting heel weung invioed gehad.
Van 1912 tot 1913 ging de opbrengst
met ongeveer twee ton vooruit en van
1913 op 1914 met een bedrag, dat
slechts een kleine f 40.000 kleiner
was, wat op een totaal van ruim G
millioen een bitter beetje uitmaakt.
Dat het getal van personen uit hot
buitenland, die rich hier vestigden,
een vermeerdering zou ondergaan
was te verwachten maar het bedrag,
dat zij aan totaal bedastbaar inkomen
gaven, was niét bijster veel. Wc) is
opvallend, dat terwijl in 1913 een be
drag van 5 12 milLioen aan belast
baar inkomen naar het buitenland
gin?, dit in 1914 slechts 3 millioen cn
7 ton bedroeg. De oorzaak daarvan
is natuurlijk de oorlog, die meebracht
dat veel van de verbindingen werd.n
afgesneden. Over de vestiging kan de
wethouder van Financit-n tevreden
zijn. Met inkomens boven de f 5000
vestigden zich hier 29 personen mo r
dan er vertrokken, boven de 1 G00O
82, boven do f 10.000 3, boven de
f 20.000 9. boven de f 30.000 3. boven
de f 40.000 5. boven de f 64.999 2. ter
wijl er, met een inkomen boven de
f 50.000 één meer ging dan er kwam.
Dc groote trek naar do omliggende
FEUILLETON
van
HECTOR MA LOT.
127)
Maar wat wilt gij dan dat wij
doen zullen
Naar Frankrijk terugkeeren.
Onmogelijk.
Ouidat uw plicht u noopt bij
uwe familie te bliiven maar als het
uwe familie niet is, wat weerhoudt u
dan
Niets is erger dan twijfel. En hoe
wel ik niet wilde twijfelen, twij
felde ik toch.
Was die vader mijn vader? Was
die moeder mijn moeder Waren die
kinderen mijn broers en zusters
Hot was vreeselijk dit te moeten
erkennenik had nog minder smart
en gevoelde mij nog minder ongeluk
kig. toen Lk alleen was.
Wie sou ooit gedacht hebben, toen
Ik in eenzaamheid weende, omdat ik
geen familie had. dat ik nog ramp
zaliger wazen zou. als ik er wél eene
had
Hoe zou ik licht vinden Hoe zou
Ik ooit de waarheid! vernemen
Voor die vragen stond ik stil. an
der het drukkend besef van mijn on
macht. en ik zei lot mij zeiven. dat
ik vruchteloos mijn leven lang met
het hoofd zou bonzen op dien muur,
die geen .uitgang aanbood.
Toch moest ik zingen, deuntjes
spelen, waarop men dansen kon. en
aartlig zijn, terwijl >k ln miin hart
zoo diep bedroefd was.
De Zondagen waren mijn geluk
kigste dagen, omdat er des Zondags
te Londen geen muziek op straat mag
worden gemaakt dan kon ik mij
ongestoord aan mijn droefheid over
geven. als ik wandelde met Mattia en
Capi. Hoe weinig was er in mij nog
over van den knaap, die ik eenige
maanden geiteden was
Op een van die Zondagen, toen ik
mij gereed maakte om met Mattia uit
to gaan, hield mijp vader mii thuis
en wide, dat ik hem dien dag be
hulpzaam moest wozem. Hij liet
Mattia alleen uitgaan. Miin groot
vader was nog niet beneden mijne
móeder was uitgegaan met Kate en
Annie en miin broers liepen op straat:
miin vader en ik waren dtfa alleen
thuis.
Een uur lang waren wij alleen ge
weest. toen men aan de deur klopte:
miin vader cine openen en keerde
terug met een heer. die niets geleek
op de vrienden, welke hij gewoonlijk
ontvingdit was inderdaad een heer.
Iemand dien men in Engeland een
gentleman noemt Hij was nét-
les gekleed «n hij had oen voornaaim
voorkomen en een trotsch gelaat, met
eenicszins vermoeide trekken. Hij
moest ongeveer vijftig jaar zijn. Wat
mij het meest in hem trol was rijn
glimlach dan openden zich zijne
lippen en vertoondep zich twee rijen
puntige tanden als van een joncen
hond. Dit maakte een eigenaardigen
indruk en ik vroeg mii af. of het
eigenlijk wel een glimlach was. dan
wel een beweging om te bijten.
Terwijl hii met mijn vader En-
celsch sprak, wierp hii telkens een
blik naar mij maar als hij den mij
nen ontmoette, wendde hij de oog en
terstond af.
Nadat hij een poos lang met mijn
vader gesproken had. wisselde hij
het Engelsch met het Fransch, dat
hii vloeiend en bijna zuiver sprak.
Is dat de knaap, waarvan ge
me gesproken hebt zeide hij tot
mijn vader, met den vinger naar mij
wijzend. Hij schijnt een gezonde
jongen te zijn.
Ben je gezond? vroeg de
voorname heer.
Ja. mijnheer.
Ben je nooit ziek geweest
Ik heb eens een bloedspuwing
gehad.
Zoo, zoo, boe kwam dat
Ik had "s nachts in de sneeuw
geslanen miin meester ia dien nacht
van koude gestorven Lk heb er maar
een bloedspuwing van gekregen.
Is dat lang geleden
Drla laar.
En heb je later nooit gevolgen
van die ziekte ondervonden
Neen,
Geen vermoeidheid, geesn affee-
mat gevoel Zweette je 's nachts erg?
Neen. nooitals ik mij moe ge-
voalde. was het omdat Ik lang geloo-
pen had maar ziek was Ik er niet
van.
En kunt ge goed tegen ver-
Dut moet ik wel.
Hii stond op en kwam naar mij
toehii voelde miin armen, legde
toen zlin hand op miin hart en ver
volgens tegen miin borst en beval
mii dieD adem te halen, alsof ik hard
had eeloopen toen liet hij mij ook
hoesten.
Toen dit afgelooj>en was, zag hij
mij aandachtig aan en toen vooral
kwam de gedachte bij mii op. dat
hii bijten wilde, zoo dreigend was
zijn glimlach.
Zonder verder iets te zeggen, zette
hil ln het Engelsch het gesprek met
miin vader voortdaarop gingen rij
samen heen. niel naar do straatdeur,
maar naar den etal.
Toen ik alleen was. vroeg ik mlj-
zelven af, wat al die 'vragen van den
voornamen heer beteekenden Wilde
hii mii in ziin dienst nemen? Maar
dan moest ik schelden van Mattia
en Capl I Bovendien had ik het vaste
besluit genomen, om nooit meer bij
Iemand in dienst te zijn. zoomin van
dien gentleman, aan wien ik nu al
een hekel had. als van een ander,
wien ik misschien genegen zou zijn.
Na verloop van eenigen tijd kwam
miin vader terug. Hij zei. dat hij uit
moest, en dat hii mii dus naet noodig
had ik kon dus ook uitgaan, zei-
de bij.
Ik had er volstrekt geen lust ln
maar wat moest ik in dit treurig huis
Heginnen Ik kon evengoed gaan
wandelen als hier blijt en en mij ver
velen.
Daar het regende, ging ik naar
onzen wagen om mijn schapevacht te
halen hoe verwonderd was ik, daar
Mattia te vinden ik wilde iets tegen
hem zeggen, maar hij legde de hand
op miin mond en sprak op fluisteren
den toon
Maak de staldeur openmen
mag niet weten, dat ik den wagen
was.
Eerst toen wij op straat waren,
besloot Mattia te spreken
Weet gij. wie die heer ls, die
straks bij uw vader was vroeg
hij. De heer James Milligan, de
oom van uw-vriend Arthur.
Daar ik midden op straat bi eel
staan, nam hij mij hij den arm. en
vervolgd© hij
Daar het mij verveelde. Rlleen
door die sombere straten te loopen.
od zoon triestigen Zondag, ben lk
maar naar huis gegaan om te gaan
slapen en ben toen in miin bed gaan
liegen maar ik heb niet geslapen
Uw vader kwam met een heer in den
stal en Lk hoorde wat zii zeiden, zon-
deT bepaald te luisteren. ..Zoo stevig
als ijzer en staal", zeide de heer;
..tien anderen zouden dood zijn go-
gaan hij heeft er maar een bloed
spuwing van gekregen". Toen be-
greep ik. dat men over u sprak en
luisterde lk maar het gesprek nam
een andere wending. ..Hoe gaat
het met uw neef T' vroeg uw vader.
..Beter hii zal er nog wel van op
komen drie maanden geleden had
den alle dokters hem opgegeven; zijn
goede moeder heeft hem nog gered
door hare oppassingo. 't is e>en goe
de moeder, die mevrouw Milligan.'
■Gij kunt denken hoe ik miin ooron
spitste, toen ik dien naam hoorde.
„Dus als uw rieefie beter wordt", ging
uw vader voort, „ziin al uwe voor-
aorgen overbodig ..Voor het
oogenblik misschien", antwoordde do
heer. „maar lk kan niet aannemen,
dat Arthur in het leven blijft dat
zou een wonder ziin en wonderen ziin
er niet meer maar als hij sterft,
moet ik taker zijn. dat er geen an
dere opdaagt. en moet ik. Jaines
Milligan. de eenice erfgenaam zijn."
„Wees gerust", zeide uw vader,
„dat zal gebeuren daar sta ik u
voor in." „lk reken op u'\ zeide
d© gentleman. En hii voegde er
noe iets bii dat ik niet juist begreep,
maar dat mii toescheen te beteekenen:
Voor het oogenblik zullen wil tien.
wat ons te doen staaL" Toen clo-r hij
heen. (Wordt vervolgd