HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
De Oorlog.
ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1818 TWEEDE BLAD
Overzicht
Het offensief van de geassocieerden,
in deze week tot staan gekomen en
gevolgd door de gewone verhalen,
waai mee het Wolff-bureau, met an
dere woorden de legerleiding, de on
dergane nederlaag tracht goed te
praten. Niet tegenover de vijanden,
juaar ten gëbruike van de eigen vol
keren. De groote schaduwzijde van
het militairisme, van Duitsch
standpunt bekeken, is dat het zijn
cenige aantrekkelijkheid verliest,
wanneer hel eens een moment op
houdt met overwinnen. „Hoe is het
toch mogelijk", moet men zich in
Duitschland vooral wel afvragen,
„dat terwijl ons leger altijd voor
gesteld werd als iets onvergelijke
lijks iets dat zijn wedergade niet
had, de definitieve overwinning niot
alleen uitblijft, maar het leger zelfs
achteruit trekt?" Deze twijfel is des
te ernstiger, omdat tegenover de
enorme offers, die het Duitsche volk
brengen moet aan dooden, vermink
ten, geld, gezondheid.en gemak, ver
langd mag worden, dat „onze heer
lijke legers" overwinnen.
Dit is de reden van de kinderach
tige uitvluchten en verklaringen van
den laatslen terugtocht. Terugtrek
ken wordt achterwaarts concentree-
ren op vooruit gereed gemaakte stel
lingen, verloren kanonnen moeten
[grootendeeis onbruikbaar gemaakt
zijn; de vijanden onherstelbare ver
liezen geleden hebben en zoo meer.
Maar dat neemt niet weg, dat de
beide keizers in 't hoofdkwartier zijn
[samengekomen met Von Hindenburg
cb Ludendorff, ter bespreking van
den algemcenen toestand. Nu al
verluidt, dat daar besproken wordt
om voorstellen te doen tot vredeson
derhandelingen, zoodat. wij binnen
kort do eene of andere vuge poging
kunnen verwachten, die (dat is wel
zeker) door de geassocieerden zal
worden afgewezen. Te Washington is
al te kennen gegeven, dot van vre
desbesprekingen 'eerst zal kunnen
komen, indien de Duitsche legers
terugtrokken tot achter den Rijn,
met anuerc woorden: Noord-Frank
rijk en België verlaten. Amerika, dat
nu den doorslag geeft ten gunste
van de geassocieerden, zal natuurlijk
oc bii vredesonderhandelingen een
belangrijke stem in het kapittel heb
ben, zoodat, wanneer inderdaad
[blijkt dat Wilson dit als eerste voor
waard o stelt, Duilsclüand een terug
tocht naar hel eigen land, zeer ern-
ftig overwegen mag.
Voor het militairisme zou dit na
tuurlijk een doodeiijke slag beteeke-
nen, na al het gebral over vasten
voet in t vijandelijk laud en het als
vmistpand behouden van België.
Daarom gelooi' ik niet aan de in
williging. l)c Duitsche diplomatie
slaat i veel onder commando van
de mannen van het zwaard, om op
<1 8 voorwaarde een actie tot vrede
te kunnen voeren, gesteld dat zij
zelf het wilde. En het Duitsche rni-
[htairismo kent maar één ideaal:
sieren.' Altijd overwinnen. Dal is
ook noodig tot zijn zelfbehoud. An
ders zou de Duitsche burger immers
vragen: „wat. hebben wij nu gewon
nen niet de eerste militaire natie te
'zijn? Niets dan schade en schande".
lr.n hij zou zich van dat militairisme
afwenden, omdat het hem slecht ge
diend heeft.
Dat is juist, wat de wereld hoopt
;on verwacht. In Duitschlands eigen
belang tevens. Maar de kracht van
de militaire partij is nog groot
genoeg oin hot te verhinderen. Zoo
zullen dc Duitschers dus niet terug
trekken achter den Rijn en de Ame-
nkaansche legioenen zullen blijven
toestroomen en do oorlog zal toch
eindigen, zooals nu ieder al ziet, dat
hij eindigen moet: met een neder
laag van de Centralen, die voorna
melijk een nederlaag voor Duitsch
land beteekenen zal.
Geen verplettering! Een volk van
63 millioen zielen kaai niet verplet
terd worden en als het kon, zou liet
oniflehschelijk zijn. Laat ons toch
niet vergeten., dat de strijd, dien wij
op dit oogenblik bijwonen, niet gaat
tegen Duitsche menschen, maar te
gen Duitsche denkbeelden, be
lichaamd in Duitsche menschen. Wie
niet goed onderscheiden. kanr zal
meenen dat dit hetzelfde is, maar
hij vergist zich. Want er is geen en
kele reden, waarom ook de Duïtscher
niet vrij en onbelemmerd in de we
reld zou streven en arbeiden, zoo
dra hij de denkbeelden heeft laten
varen, die de oorzaak van dezen
oorlog zijn geweest. Die denkbeelden
zijn:
de overtuiging, dat Duitschland
de eerste plaats in de wereld ïnoel
innemen, boven alle andere volkeren
en dezen zijn inzichten, opvattingen
en ineeningen ingieten moet, goed
schiks of kwaadschiks;
de vergoding van militaire kracht
boven alles, zelfs boven wetenschap
en kunst, en do daaruit van zelf
voortvloeiende ineenL'ng, dat macht
gaat boven recht;
de aanbidding der autocratie, die
een struikelblok is voor de ontwikke
ling van gezonde democratische be
grippen en instellingen.
liet is duidelijk, dat deze drie
hoofdbegrippen met elkander verband
houden en in elkaar grijpen, zoodat
de vernietiging van het eene denk
beeld de verdwijning van het andere
teweeg brengt.
Zij zal niet gemakkelijk gaan, die
omwenteling in de hoofden, omdat
dio denkbeelden van ecuwen her er
vastwortelden en als dierbare train-
tie zijn overgebracht. Maar wij leven
snel in deze jaren van oorlog en er
is reden om te hopen. In ieder geval
zal het onmogelijk blijken te zijn,
na den oorlog dit groote millioenen-
volk met zijn ijver energie ter
zijde te schuiven en te doen, alsof
't niet bestond. Zelfs Léon Daudet, die
zich voorstelt, dat na den oorlog het
Duitsche Rijk niet meer zal bestaan,
maar in stukken uiteengevallen zal
zijn, zegt: „men kan de aanraking
met een buurstaat van 65 millioen
ziolen, zelfs wanneer die versnipperd
is, niet doen verdwijnen." En hij
voegt er bij: „de groote zaak is dat
deze aanraking en verbieding in de
toekomst zuilen zijn tot ons voordeel
en niet lot dat van de Duitschers en
hunne makkers, de Oostenrijkers
En zoo kom ik van zelf op de toe
komst van Frankrijk, het merk
waardige land, dat door zijn vijan
den al vier jaar Lang dood verklaard
is ep telkens weer de duidelijkste
teekenen geeft van krachtig leven.
Er zijn emmers vol krokodillentra
nen geschreid over dc vernietiging
van Frankrijk en hot geval wil,
dat Frankrijk in 't geheel niet ver
nietigd ^s. Het vecht met dezelfde
energie als vier jaar geleden,- (maar
met veel meer ervaring) om de in
dringers uit het land te jagen en is
er van overtuigd, dat dit eenmaal
gelukken zal niemand weet wan-
ueer, maar iedereen wil doorvechten
tot dat bereikt is.
En daarna? Dan heeft Frankrijk
geen mannen meer, beweren de lie
den van do krokodillentranen. Zon
derling beweren! Dan heeft Frank
rijk een wel gedunde, maar ook ge
staalde mannelijke bevolking. Victor
Giraud, een van beu, die de vraag
stukken van na den oorlog bekeken
hebben, schrijft daarover: als onze
overwinning toevallig was, zou zij
ongetwijfeld roemvol wezen, maar
zonder gevolg. De geest in de loop
graven moet den oorlog overleven,
de gec-st van xelfvorlooclieuing, eens
gezindheid, volharding, bescueidcn
en voortgezeUeu arbeid
De onheilkraaiera, dia /-Frankrijk
na den oorlog vervallen zien tot een
volk van den tweeden rang, zijn mo
gelijk dezelfde, die in 't begin van
den oorlog, de Fransche «ïacnteloos-
lieid verzonnen tegen da Duitsche....
wat moet ik zeggen.... volmaakuieid.
Zooals ze zich toen vergisten, zoo
vergissen zij zich nu weer. Frankrijk
komt moreel, economisch en politiek
sterker uit dezen oorlog te voor
schijn. De vrienden van Frankrijk
verheugen er zich op, dat zij dat zul
len zien.
Charles da Goffic, een bekende
Fransche journalist wijst er in een
van zijn opstellen in den bundel „la
Guerre qui passe", op, dat ook na
den oorlog Frankrijk op zijn hoede
zal moeten zijn tegen een nieuwen
aanval, ditmaal niet een met de wa
pens, maar een economische. „Vóór
den Men Augustus 11114 gaven de han
delsreiziger, oe metaalbewerker, de
financier, de hand aan den Herr
Doctor, den apotheker, scheikundige,
taalkundige, den physio-psycholoog,
aan al do vertegenwoordigers van
een op de spits gedreven „Kultur",
die vasten voet gekregen had tot in
de Sorbonne, in ons hooger onder
wijs en vandaar onze laatste natio
nale posities bedreigde", zegt le Gof
fic.
Léon Daudet heeft een book ge
schreven Hors du joug alle
man d, onder het Duitsche juk van
daan, waarin maatregelen aan de
hand worden gedaan om tegen Duit
sche economische overstrooming in
Frankrijk, na den oorlog, te waken.
Herstel van het bureau van inlich
tingen aan het Ministerie van Oorlog,
gestrenge herziening der naturalisa
tie, opheffing van vreemde informa-
tiebureaux, zoogenaamd voor han
del en nijverheid bestemd, het ont
nemen van mijnconcessies aan Duit
sche syndicaten, bewaking van eta
blissementen, geplaatst op strategi
sche 'punten of die belangrijk zijn
voor de nationale verdediging; zuivc-
xing van de Beurs en van zekere fi
nancieels kringen.
Ook in neutrale landen is men op
mogelijke overstrooming van buiten
bedacht. Meer fen meer wordt bij
voorbeeld in statuten van groote
maatschappijen voorgeschreven dat
de bestuurders Nederlanders moeten
z ij titot in de reglementen van het
■in Noordholland nieuw op te rich
ten hoogheemraadschap toe.
I. C. P.
Beis-indrukken
door
M. P. DE CÏ/ERCQ.
IV.
Op zee, vau Bergen naar
New-York,
Donderdag 4 Juli. Gisteren na de
lunch weerklonk geheel onverwacht
ds blijde mare van spoedig vertrek.
Door de teleurstelling verleden Za
terdag 'na dezelfde mededeeling on
dervonden, werd eerst getwijfeld,
doch inderdaad volgden dadelijk de
voorbereidende maatregelen aan
boord tot het verlaten der haven van
Bergen.' Eerst ging de reis weder
door verrukkelijk mooie fjorden en
reeds voor het diner (7 uur) bevond
de Frisia zich in volle zee. Duidelijk
bleek weldra hoezeer zeeziekte ook
door angst er voor ontstaat, want in
derdaad de zee was zoo kalm, dat het
op en neer gaan der stoomboot bijna
niet merkbaar bleek. Toch giDgen
aan- en na tafel zeer velen hunne
en het meest hare hutten opzoe
ken, zonder verder dien avond meer
er uit te voorschijn te komen-
Hedenmorgen ziet men gaande
weg de meeste passagiers evenwel
weder present, waartoe de kalm blij
vende zee ter dege medewerkt. Iu de
veranda staat nu de mededeeling, dat
passagiers radiotelegrammen kunnen
verzenden voor f 3.50 tot dertig woor
den en 5 cent voor elk woord meer.
De afgifte eener dusdanige depêche
geschiedt ten kantore van den marco
nist, op het sloependek hoven de le
klasse en toen ik ongeveer half tien
vanochtend mijn telegram aldus via
Bergen verzond, onderstelde de mar
conist dut het morgen in Holland
ontvangen zou worden.
Hoewel het gisterenmiddag erg re
gende, kwam de hofmeester de hier en
daar verspreide passagiers waar-
scuuwen, zicii even naar het parude-
dek uan bakboordzijde le begeven,
ten einde van den pracktigen zons
ondergang in volle zee te genieten.
De zon in volle glorie op korten af
stand der zee met hare prachtige
weerkaatsing op het onmetelijke zee
vlak, deed ons een verrukkelijk
schouwspel genieten. Door passa
giers met vérziende oogen werden he
den op zeer grooten afstand walvis-
schen gezien; geen wonder, want wij
zijn thans in liet walvisschen-gebied.
13 Juli 1916.
Allen zijn wij nog onder den
prettigen indruk van het concert,
gisteravond in de Social-Hall gege
ven en dat bijzonder goed voldaan
heeft De opkomst van het publiek
bleek boveu verwachting, de op
brengst der programma's bedroeg
tusschen f 400 en f 500, ten bate van
het Nutionaui Zeemansfonds, na
aftrek van een déél, af te staan aan
daarvoor in de termen vallende leden
der équipage van de „Frisia".
We ontvingen een programma,
tevens bewijs van toegang, waar
voor minstèns f 1 moest betaald
■worden en dat voor het diner door
drie alleraardigst getoileteerde da
mes verkocht werd. Alles uep vlot
van stapel en, volgens de verklaring
van deskundigen op muzikaal ge
bied, werd er bepaaid iets goeds ge
presteerd, vrij wat heter aan iu den
regel ten gehoore wordt gegeven op
de meeste dilettanten-liefdadigheids- j
concerten. Gerammel en gekraak,
tengevolge van harden wind mot
regen, deed wel eens iets van de mu
ziek of zang verloren gaan, maar
dit is nu eenmaai onvermijdelijk
aan boord van een groot stoomschip
op den Atlantischen Oceaan.
Het concert duurde van ruim 9
tot 11 uur en daarna begon de pro
menade der heeren met hunne da-
nies, de commandant Graat voorop.
Een zachte zomernucht begunstigde
deze wandeling, eindigende met een
dansje in do verandah. De feest
stemming zat er goed in en tot onge
veer vier uur heeft het uitvoeren
van allerlei dansen van nieuwen en
ouden stempel geduurd. Eensklaps
hoorde ik boven mijn couchette ge-
hol en gevlieg op het paradedek en
vernam zooeven, dat dit een gevolg
was van de mededeeling, dat iemand
een vliegmachine gezien had, die
later bleek een bijzonder helder ge
sternte te zijn.
Zooals te begrijpen is, maakt het
feest van gisteravond heden den
hoofdschotel uit der gesprekken,
want door totale afsluiting der ge
meenschap met de buitenwereld,
gepaard met gebrek aan bezigheid,
is nieuwe stof tot discours uiterst
welkom. Vanavond zal er in de
tweede klasse feest gevierd worden
en morgen hopen wij ie Halifax aan
te komen, tenminste de kapitein
heeft dit gezegd.
Gisteren en eergisteren zijn vlie
gende zeevisschen gezien, die op
onze reis van San Francisco naar
Java nog veel meer.zullen voorko
men. De jeugd amuseert zich o.a.
met het oplaten van vliegers, die
prachtig de hoogte ingaan en hoe
wel zij niet bijzonder groot zijn, u.l.
ii meter, toch reeds stevige handen
vereischen voor het vasthouden van
het vliegertouw.
De klokken worden iederen morgen
achteruitgezet volgens den waren
tijd en dit varieert van 35 tot 15 mi
nuten, naar gelang van do vaart van
het schip. Gisteren werd het radio-
telegram aangeplakt over de aan
varing van het stoomschip „Sloter-
dijk" waardoor dit stoomschip is
gezonken, terwijl de bemanning
gelukkig gered is. Eergisteren deed
deze tijding san boord reeds ue
ronde, ofschoon quasi telkens als
geheim, teneinde de passagiers niet
te verontrusten. Wat echter de on
rust of den angst betreft, die is veel
minder bij ons, dan hoogstwaar
schijnlijk bij menig familielid of
vriend aan land over ons. Alvorens
de reis te ondernemen, wisten wij
de gevaren daaraan, nu nog meer
dan anders, verbonden, maar wordt
een ieder overal niet steeds door tal
van gevaren omringd? Waarde lezer
of lezeres, zou u of ik niet tot de
Inzittenden der Electr. tram be
hoord kunnen hebben, die dat droeve
ongeluk bij Sloterdijk trof?
Terwijl lk tot hiertoe aan mijne
reisindrukken gevorderd ben en her
denk hoe het (elf uur des ochtends)
precies drie weken geleden is, dat tk
te Amsterdam op de „Frisia" kwam,
hoor ik een hevig lawaai met trom
en bel buiten. De schrijftafel verla
ten teneinde me op de hoogte te stel
len van de oorzaak, is het werk van
een oogenbüa.
Ik zie zoowaar een harlekiju of
clown, wiens komst door dat woeste
trommelen en schellen aangekondigd
wordt. Nadat er 2ich een groep
passagiers rondom dat 3tel verza
meld heeft, houdt het heidensch le
ven op en verkondigt de clown met
luider stemme de verontrustende
mare van het achterna zwemmen
der „Frisia" door de wilde beesten
van het circus Hagenbeek te Am
sterdam. De beesten zagen eerst da
gen na ons vertrek kans tot ont
vluchting, allen tegelijk, maar
daar zij narder kunner. zwemmen
dan de „Frisia" vaart, is het aan
die ontzettend woeste dieren ge-
lukt hedennacht aan boord te ko- i
men en zich in de tweede klasse
te nestelen. Het bevalt hun echter
niet hier aan boord, ze willen van
middag naar Amsterdam terug en
flaarom is er alleen voor
de passagiers le klasse gelegenheid
aan die roofdieren in de 2e kl. een
bezoek te brengen. Ze zitten achter
stevige tralies, dus heelemaal veilig,
mits men slechts niet te dicht bij de
tralies kome. Eerste rang 0.50,
tweede ratig f 0.20. Maar voortma
ken, voortmaken, voortmaken'. Er
is geen eten genoeg voor zulke vraat
zuchtige beesten, daarom moeten ze
straks weder wegzwemmen.
Na deze explicatie gaat
alarmmaker weder verderop,
teneinde op een andere plaat»
van dit belangrijk nieuws kond
te doen.
Ik oogenblikkelijk er heen. hoe
wel het stortregent In een tent van
zeildoek op het hoven-achterdek is
de menagerie te zien. Eerst moeien
wij 'n smal trapje af, waarbij de kas
sier gezeten, die na betaling een
bewijs van toegang afseeft. Dan nog
een gangetje door en dan komt men
lu de schaars verlichte kermis
tent, waar slechts eenige personen
tegelijk zich behoorlijk kunnen be-
wegen. Daar treffen wij den expli- j
cateur aun, die altijd door op het
groote gevaar wijst, indien toe- j
schouwers te dicht bij de hokken j
komen. Heel aardig bedacht: de
wilde (heren blijken uit een kin- j
derspeeldoos „losgebroken" te zijn;
<ze zyn nu weer in hokjes gevangen
gezet. De noodige namen staan er
boven. Het geheel is versierd met
„Keruysschilderijen
Bezoekers kunnen nog dcolnemen
aan een tombola, maar de prijzen I
zien er niet aantrekkelijk uit en ver
meerdering onzer bagage lijkt bo
vendien juist niet gewenscht.
Teruggekomen in de 1ste klasse j
roept iedereen: „Neen maar, diit
imoet je gaan zien!"
Oversight.
Volgens Fransche persbureau
Havas zouden de Duitschers sedert
het begin van den oorlog ongeveer
6.000.000 man verloren hebben aan
dooden, gewonden en vermisten,
waarvan het aantal dooden alléén bc
draagt 1.520.000.
Aan het Westelijk front kuipen
thans plaatselijke gevechten voor.
Het initiatief dezer kleine aanvallen
blijkt vooral van de Ententelegers
uit te gaan. Succesjes worden ge
hoekt. Zoo meldt de Fransche staf
terreinwinst ten W. van Roye en
ten N. van de Avre. Ten O. van
Armencouit hebben de Franschen
hun vroegere eerste linies weer bc-
zet. De Duitsche staf verzekert, dat
aanvallen der Entente-legers aan de
Acre geen eucces hadden.
De Engelschen zijn bij Thiepval de
Ancre overgestoken.
Havas verzekert, dat do Franschen
nu met hun geschut den weg Las-
bigny—Noyon beheerschen.
De Duitsche staf meldt, dat alia
aanvallen der Franschen tegen Las-
signy werden afgeslagen. Zesmaal
vielen de Franschen Donderdag
aan, maar ze hadden daarbij geen
succes.
De Daily Telegraph verneemt het
volgende van „een goed ingelichten
medewerker:
„Wat aangaat de plannen van den
vijand voor de toekomst wijst alles
er op, dat hij voor het oogenblik wil
blijven vechten ongeveer op de linie,
waarop hij nu teruggetrokken is.
Evenwel is het haast zeker, dal do
omstandigheid, dat de Franschen in
het bezit zijn van het plateau van
Lassigny, de Duitschers zal dwingen,
op dit deel van het front verder terug
te gaan, waarschijnlijk tot achter dc
Divette, een zijrivier van de Oise. De
Duitschers schijnen geen plan te
hebben achter Somme terug te trek
ken. Dat is, van ons standpunt be
schouwd, misschien nog wel zoo goed
als wanneer hij verder terugtrok,
want zijn tegenwoordige stellingen
zijn niet gunstig gelegen.
„De Britten staan zoo dicht bij het
kruispunt Ciiaulnes, dat de Duit
schers er geen gebruik van kunnen
maken, evenmin als zij gebruik kun
nen maken van den spoorweg van
Ham naar Péronnc. Toch is het voor
do Duitschers niet onmogelijk zich ta
verdedigen, ter plaatse, waar zij
zich nu bevinden. Hun verbindingen
worden door de vliegers der geallieer
den evenwel druk bestookt, en zoo
lang als zij ten Westen van de Somme
zullen blijven, zal hun verkeer aan
zienlijk worden belemmerd.
„Voorts mag het gezien de uit
nemende resultaten van de vorige
week worden betwijfeld of de Duit
schers in s!aat*zuUcn zijn nog een
offensief op groote schaal te onderne
men".
De oorlogscorrespondent van do
Vorwïrta becijfert, dat de Entente-
legers die sinds 15 Juli aan de Aisne
en bij Reims streden wel 150*000
man verloren hebben. Alleen 26.000
zijn door de Duitschers gevangen go-
nomen.
Reeds is gemeld, dat Amerika
voor den zomer van 1919 minstens
3.000.000 man in Europa zal heb
ben.
De Ainerikaansche generaal
Murch verklaarde: „Wij kunnen den
oorlog vvinneu.. Hoe lang dat zal
duren hangt uitsluitend af van wat
wij doen. Als wij maar een geringe
strijdmacht ever den Oceaau in
stand houden spelen we in de Duit-
scho kaart. Ik geloof, dat wij met een
Amerikaanseh leger van 4 millioen
man in Frankrijk, onder één opper
bevelhebber, door de Duitsche linio
kunnen breken waar het ons be
valt."
Andere sprekers wezen in den Se
naat op de juistheid van Wilson's
stelling, dat de beslissing in den
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Deze week deed zich liet geval
voor, dat ik iets aan dc krans moest
vragen. Wat het was, weet ik niet
meer, maar neen, laat ik niet
jokken, ik weet het nog heel goed:
mijn vrouw had een kaars noodig en
Haar we die niet bezaten en ook ner
gens konden krijgen, verzocht ze mij
wu daar eens werk van te maken,
'n een opwelling van verzet, zooals
'he bij een getrouwd man (liefst niet
te vaak) kan voorkomen, gaf ik ten
[antwoord: „Kan Greta dat niet. doen?"
iZe keek mij aan met evenveel ver
bazing als zij kon hebben getoond,
wanneer ik om dc maan of om een
heelen biefstuk had gevraagd en gaf
ten antwoord: „je weet toch wel, dat
ik Greta op den dag niet kan mis
sen". Ofschoon ik het nooit begre-
.pon licb, toch staat het feit vast: een
huisvrouw kun, wanneer zij er geen
lust in heeft, op den dag het dienst
meisje onmogelijk missen. Als ze ziek
of uiet vacantie of haar broer
houwt, dan is ze wel den heelen dag
■afwezig en loopt dc huishouding
wen, maar in normale tijden kan ze
«"mogelijk een halfuurtje gemist wor
den.
Ik aanvaardde dus mijn noodlot,
nagenoeg zonder morren en trok er
«P uit om een kaars te veroveren,
«u heb ik een eigenschap, die naar
'mor door veel mannen wordt ge
deeld: ze vinden hei vervelend, kl'ei-
pe hoeveelheden te koopen. Een
a?gon kaarsen, goed, een gros kaar-
ook nog, een pak kaarsen, des-
maar één kaars Neen,
«sar komt je valsche schaamte, waar
'J mannen sterk mee behept zijn,
v®en OP- Moet ik een winkelbedien-
a.n1 Wl'rk zetten voor één kaars?
r lachte me niet toe. Wat doe
J als jf> wat noodig hebt en het niet
Mende j"''"1'' vnia?t het aan je
lëj's ging ik naar mijn kantoor en
""'li Jiopmn op.
Geen antwoord.
„Juffrouw, wil u nog eens door
bellen?"
Steeds geen antwoord.
„Juffrouw, belt u nog eens, flink
lang!"
„Och", zei de juffrouw, „ze ant
woorden daar al een paar dagen
niet. De familie zal lilt de stad we
zen".
't Was waar, in Augustus is zooiets
wel zeer mogelijk.
Daar Hupstra niet aangesloten is,
stapte ik naar zijn hui». Da gordij
nen waren dichtgetrokken, maar ik
wist, dat ze dat wel meer deden, ook
al waren ze thuis, om ongewenschte
bezoeken te ontloopen.
Dus belde ik. Eerst gewoon, toen
nog eens gewoon, vervolgens buiten
gewoon, buitengewoner en extra bui
tengewoon. Het hielp niet. Wel
ik den knop van de hel in mijn hand.
In de aangrenzende huizen waren zoo
nu en dan al eens hoofden voor het
raam gekomen, waarvan ik vond, dat
ze buitengewoon argwanend keken.
Eindelijk stapte een vastberaden
dienstbode naar buiten en zei:
„Er ia niemand thuis".
„Is do familie voor langen tijd
uit?"
„Ze, kan ieder oogenblik thuisko
men".
„Hoe laat denkt u?"
„Dat weet ik niet".
De antwoorden waren heel vaag.
„Wil u het inij niet zeggen?" vroeg
ik.
„Nou", zei het meisje, „je moet
tegenwoordig zoo voorzichtig we-
Toen begreep ik het. Ze zag me
aan voor een inbreker, die onder
zocht, wanneer hij zijn slag zou kun
nen slaan, 't Was niet moeilijk, het
meisje genist te stellen. Daarna er
kende ze. dat dc familie pas met
September thuis kwam.
„Als q leis bijzonders heeft, kan
ik het adres wel opgeven
Ik dacht opnieuw aan hel verschil
tusschen con waggon kaarsen on één
kaars, gaf op mijn beurt een ontwij
kend antwoord en vertrok onder
dankbetuiging.
Ouder welken geheimziunigen
drang koerde ik mij nog eens om?
Wat is hot, dat ons duidelijk zegt: je
wordt nagekeken? Het was leerzaam
wat ik zng, maar niet vleiend,
t Dienstmeisje stond er nog, maar
met een politieagent, die ze, blijk
baar berouw voelende over haar ver
trouwelijke mededeeiingen betreffen
de de huize-Hupstra had aange
roepen. Samen keken ze mij
met sombere blikken aan. Voor
al dc agent sciieen mijn trekken
goed in zijn geheugen le prenten.
Sedert dat oogenblik lieb ik de onple
zierige gewaarwording, dat iedere
agent van politie met mijn signale
ment in den zak loopt en dat ik elk
oogenblik een dreunende stem zal
hoeren: „in naam der wet, gij ztjt
mijn arrestant!" omdat ik veel Lijk
op een inbreker die met valsche sleu
tels ergens binnengedrongen moet
zijn.
Goed. Dit hangt mij boven 't hoofd.
Er hangt zoovéél hoven ons hoofd en
't is maar goed, dat wc die heele ver
zameling niet zien kunnen. In elk ge
val had ik mijn kaars nog niet en
de eenigo kransgenoot die overbleef,
was neef Wouter.
Wouter, moet u weten, heeft wel te
lefoon, maar een zoogenaamd stil
nummer, llij staat dus niet in den
Gids" en wanneer een van de telefo
nisten zich heeft laten overhalen door
een van zijn kennissen om uunslui-
tiug te geven, dan antwoordt hij toch
niet. Wouter is het toonbeeld van een
zelfzuchtig man. Hij behoort tot de
niet zoo heel kleine categorie van
menschen, die wel wil vechten of
eten met een ander, wanneer hij al
leen stompen uitdeeleu en zich be
dienen mug: de ander kan dan in
middels vol bewondering toekijken.
Ook in Wouter» huis was alles
dicht. Maar toen ik belde klonk er
binnen een luid gebas. Ik kende dien
baszanger wel. Hij had mij eens in
mijn pantalon gebeten en zou zeker
dieper zijn doorgedrongen, wanneer
hij er maar den tijd voor had gehad.
Daar zijn baas, een zwager vau Wou
ter, bij de hand was, had het onheil
zich niot verder uitgestrekt; welis
waar vergat bedoelde zwager, mij
de beschadigde pantalon te ver
goeden. „Als ooit die hond weer in je
liuis komt, zet ik er geen voet meer
in", had ik tot Wouter gezegd. Een
ding was gelukkig: Wouter zelf
schuwde het dier en tante Kousje vond
groote beesten geen passend gezel
schap voor haar keurige meubels,
bloempotten en altijd onberispelijke
gordijnen. Hieruit volgde vanzelf, dat
ook Wouter en zijn vrouw afwezig
moesten zijn en blijkbaar den hond
geleend hsdden, om in hunne afwe
zigheid de inbrekers af te schrikken.
Daar dus iedereen afwezig was is
"ook mijn kaars afwezig gebleven en
niettemin bestaat mijn vrouw nog en
mijn huishouden ook; ziedaar een
ahdere merkwaardigheid van huis
moeders, dat ze zoo gemakkelijk bui
ten allerlei dingen kunnen, waarvan
ze eenmaal verzekerden, dut zo on
misbaar zijn „heusch, ik weel me
geen raad, als ik het niet krijgen
kan".
Intusschen, wie en wat er ook af
wezig moge zijn, de griep is aanwe
zig. Bijgenaamd de Spatmsche.
Vreemd maar waar: iedereen, die er
ziek vun wordt, is er op uit, om te
verzekeren dat het Spaansche griep
is. Griep alléén zou gewoontjes, alle-
daagsch klinken, Spaansche griep is
deftig, zooiets dat je gehad moet heb
ben om mee to tellen: een hoed naur
de laatste mode, een das In de mo
derne kleuren en de Spaansche griep.
Bijna zou ik dan ook afgunstig
wezen, dat de Spaansche griep tot
dusver mij met rust gelaten heeft. En
vooral de reden waarom dat ge
beurd is. "k Ben te oud. De ziekte,
kieskeurig als weinigen, bemoeit zich
alleen met personen tusschen 15 cn
45 jaar: wie jonger is, krijgt wel ver
schijnselen die er wat op lijken, maar
de echte, ware, in 't kort de officice-
le Spaansche griep niet. En lui bo
ven do 45 teilen, volgens dc Sp. Gr.
in 't geheel niet meer mee. Het 1»
beschamend. Ik zou er Sp. Gr. voor
over hebben om weer 40 te zijn en
nog wel een kleinighoidje uit mijn
portemonnaie bovendien. Helaas, het
is tegenwoordig gemakkelijker, door
zorg en kommer tien jaar ouder, dan
door het beste levens-elixer één jaar
jonger ie worden.
Wat helpt tegen de griep? Sommige
doctoren geven wat chinine, andere
geven niets dan den raad: u i t v 1 e-
r e nt Dat wil zeggen in bed onder
veel dekens. „Noem je dat vieren
zei de boer, nadat hij dezen raad
twee dagen had opgevolgd, „bij ons
thuis noemden we dat zweetenl" lk
vraag verschooning, maar de boer
zei het zoo. Natuurlijk hail hij van
transpireeren moeten spreken, dat is
hetzelfde, maar klinkt anders.
Ik weet van een gezelschap, waar
zelfs een motie tegen de Spaansche
griep aangenomen Ls, de moderne
manier van je verzetten tegen dingen,
die je toch niet veranderen kunt. Het
was een motie op rijm, wat een merk
waardigheid was en ze werd, tweede
bijzonderheid, door al de aanwezigen
iu de maat en gelijktijdig uitgespro
ken. 't Klonk bijzonder treffend en
indrukwekkend, maar dat het de
Spaansche griep aan 't schrikken
bracht, heb ik tot nu toe niet ver
nomen. De motie luidt als volgt:
Gij gramme, grove, groene, griep,
Die ongenoodigd, in *t geniep,
Deez' lage landen binnenliep,
En ruw ons tot ontroering riep,
Jo sloeg zoo sissend met jo zwiep,
Bracht benden in hun bed, braaf
diep
Gij grille, grauwe, greet'ge griep,
Je titel is toch: „trieste ttep".
Zoodra je zelf den doodslaap sliep,
Dan beet 't: „hoera!" en „hiep,
hiep, hiep!"
Het toeval heeft gewild, dat ik <len
dichter van deze motie dezer dagen
persoonlijk heb ontmoet Ilet was be
hoef ik het nog te zeggen, aan het
ziekbed van een wederzijdschon
vriend, die pas griep gehad had en
nu verkeerde in het eigenaardige
stadium, dat hij nog te slap was om
op stuun en te gezond, om nos
langer in bed te blijven liggen. Een
uur te voren had hij geprobeerd om
op to staan, maar 't ging niet. „Mijn
boenen", zoo zei hij schilderachtig,
„zijn van katoen en in mijn hoofd
hangt zooiets als een najaarsnevel
'k ben maar weer in bed getold!"
Ernstig en wijs knikte de dichter
met zijn hoofd.
„Weten jelui wel", zei hij en liet
zijn stem tot een zacht gefluister da
len. „waarom we nog geen versch
vleesch krijgen, dat on9 al zoo lang
beloofd is?"
„De veetelling begon ik.
Hij glimlachte. ,,Dat is de officiec
Ie reden. Maar er staan twintig dui
zend koeien gereed om geslacht te
worden ze hebben dc doodskleur
al op hun voorhoofd, de roode doods-
streep op hun aanstaanden biefstuk
de griep is onder hen uitgebroken,
eerst moeten ze herstellen, don komt
het versche vleesch
„Zou je denken?" vroeg de zieke,
wiens oogen schitterden bij het hoo-
ren van het tooverwoord „biefstuk".
De dichter knikte uitdrukkelijk.
„Ik weet het van een doorgaans goed
ingelicht kalf.
„Maar erger nog", zei hij en zijn
toch al fluisterende stem daalde nog
lot er bijna niets over was dan een
klank, gelijkende op de zucht van
den zefier op een vroegen zomermor
gen „is het jelui niot opgevallen,
dat het nieuwe Kabinet nóg altijd
niet klaar is".
„Zou jo denken, Vlat de gr.
suisde het bijna onhoorbaar uit den
mond van den zieke.
De dichter knikte bijna onzicht
baar.
„Marine, oorlog en koloniën heb
ben alle drie dc griep. Zoodra dut
voorbij is, komt het Ministerie in de
Staatscourant".
Wij luisterden aandachtig, eorbie.
dig en niet zonder ontzetting, naar
zijn wijze woorden.
FIDELIO.