HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN De Oorlog. ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1818 TWEEDE BLAD Overzicht Het offensief van de geassocieerden, in deze week tot staan gekomen en gevolgd door de gewone verhalen, waai mee het Wolff-bureau, met an dere woorden de legerleiding, de on dergane nederlaag tracht goed te praten. Niet tegenover de vijanden, juaar ten gëbruike van de eigen vol keren. De groote schaduwzijde van het militairisme, van Duitsch standpunt bekeken, is dat het zijn cenige aantrekkelijkheid verliest, wanneer hel eens een moment op houdt met overwinnen. „Hoe is het toch mogelijk", moet men zich in Duitschland vooral wel afvragen, „dat terwijl ons leger altijd voor gesteld werd als iets onvergelijke lijks iets dat zijn wedergade niet had, de definitieve overwinning niot alleen uitblijft, maar het leger zelfs achteruit trekt?" Deze twijfel is des te ernstiger, omdat tegenover de enorme offers, die het Duitsche volk brengen moet aan dooden, vermink ten, geld, gezondheid.en gemak, ver langd mag worden, dat „onze heer lijke legers" overwinnen. Dit is de reden van de kinderach tige uitvluchten en verklaringen van den laatslen terugtocht. Terugtrek ken wordt achterwaarts concentree- ren op vooruit gereed gemaakte stel lingen, verloren kanonnen moeten [grootendeeis onbruikbaar gemaakt zijn; de vijanden onherstelbare ver liezen geleden hebben en zoo meer. Maar dat neemt niet weg, dat de beide keizers in 't hoofdkwartier zijn [samengekomen met Von Hindenburg cb Ludendorff, ter bespreking van den algemcenen toestand. Nu al verluidt, dat daar besproken wordt om voorstellen te doen tot vredeson derhandelingen, zoodat. wij binnen kort do eene of andere vuge poging kunnen verwachten, die (dat is wel zeker) door de geassocieerden zal worden afgewezen. Te Washington is al te kennen gegeven, dot van vre desbesprekingen 'eerst zal kunnen komen, indien de Duitsche legers terugtrokken tot achter den Rijn, met anuerc woorden: Noord-Frank rijk en België verlaten. Amerika, dat nu den doorslag geeft ten gunste van de geassocieerden, zal natuurlijk oc bii vredesonderhandelingen een belangrijke stem in het kapittel heb ben, zoodat, wanneer inderdaad [blijkt dat Wilson dit als eerste voor waard o stelt, Duilsclüand een terug tocht naar hel eigen land, zeer ern- ftig overwegen mag. Voor het militairisme zou dit na tuurlijk een doodeiijke slag beteeke- nen, na al het gebral over vasten voet in t vijandelijk laud en het als vmistpand behouden van België. Daarom gelooi' ik niet aan de in williging. l)c Duitsche diplomatie slaat i veel onder commando van de mannen van het zwaard, om op <1 8 voorwaarde een actie tot vrede te kunnen voeren, gesteld dat zij zelf het wilde. En het Duitsche rni- [htairismo kent maar één ideaal: sieren.' Altijd overwinnen. Dal is ook noodig tot zijn zelfbehoud. An ders zou de Duitsche burger immers vragen: „wat. hebben wij nu gewon nen niet de eerste militaire natie te 'zijn? Niets dan schade en schande". lr.n hij zou zich van dat militairisme afwenden, omdat het hem slecht ge diend heeft. Dat is juist, wat de wereld hoopt ;on verwacht. In Duitschlands eigen belang tevens. Maar de kracht van de militaire partij is nog groot genoeg oin hot te verhinderen. Zoo zullen dc Duitschers dus niet terug trekken achter den Rijn en de Ame- nkaansche legioenen zullen blijven toestroomen en do oorlog zal toch eindigen, zooals nu ieder al ziet, dat hij eindigen moet: met een neder laag van de Centralen, die voorna melijk een nederlaag voor Duitsch land beteekenen zal. Geen verplettering! Een volk van 63 millioen zielen kaai niet verplet terd worden en als het kon, zou liet oniflehschelijk zijn. Laat ons toch niet vergeten., dat de strijd, dien wij op dit oogenblik bijwonen, niet gaat tegen Duitsche menschen, maar te gen Duitsche denkbeelden, be lichaamd in Duitsche menschen. Wie niet goed onderscheiden. kanr zal meenen dat dit hetzelfde is, maar hij vergist zich. Want er is geen en kele reden, waarom ook de Duïtscher niet vrij en onbelemmerd in de we reld zou streven en arbeiden, zoo dra hij de denkbeelden heeft laten varen, die de oorzaak van dezen oorlog zijn geweest. Die denkbeelden zijn: de overtuiging, dat Duitschland de eerste plaats in de wereld ïnoel innemen, boven alle andere volkeren en dezen zijn inzichten, opvattingen en ineeningen ingieten moet, goed schiks of kwaadschiks; de vergoding van militaire kracht boven alles, zelfs boven wetenschap en kunst, en do daaruit van zelf voortvloeiende ineenL'ng, dat macht gaat boven recht; de aanbidding der autocratie, die een struikelblok is voor de ontwikke ling van gezonde democratische be grippen en instellingen. liet is duidelijk, dat deze drie hoofdbegrippen met elkander verband houden en in elkaar grijpen, zoodat de vernietiging van het eene denk beeld de verdwijning van het andere teweeg brengt. Zij zal niet gemakkelijk gaan, die omwenteling in de hoofden, omdat dio denkbeelden van ecuwen her er vastwortelden en als dierbare train- tie zijn overgebracht. Maar wij leven snel in deze jaren van oorlog en er is reden om te hopen. In ieder geval zal het onmogelijk blijken te zijn, na den oorlog dit groote millioenen- volk met zijn ijver energie ter zijde te schuiven en te doen, alsof 't niet bestond. Zelfs Léon Daudet, die zich voorstelt, dat na den oorlog het Duitsche Rijk niet meer zal bestaan, maar in stukken uiteengevallen zal zijn, zegt: „men kan de aanraking met een buurstaat van 65 millioen ziolen, zelfs wanneer die versnipperd is, niet doen verdwijnen." En hij voegt er bij: „de groote zaak is dat deze aanraking en verbieding in de toekomst zuilen zijn tot ons voordeel en niet lot dat van de Duitschers en hunne makkers, de Oostenrijkers En zoo kom ik van zelf op de toe komst van Frankrijk, het merk waardige land, dat door zijn vijan den al vier jaar Lang dood verklaard is ep telkens weer de duidelijkste teekenen geeft van krachtig leven. Er zijn emmers vol krokodillentra nen geschreid over dc vernietiging van Frankrijk en hot geval wil, dat Frankrijk in 't geheel niet ver nietigd ^s. Het vecht met dezelfde energie als vier jaar geleden,- (maar met veel meer ervaring) om de in dringers uit het land te jagen en is er van overtuigd, dat dit eenmaal gelukken zal niemand weet wan- ueer, maar iedereen wil doorvechten tot dat bereikt is. En daarna? Dan heeft Frankrijk geen mannen meer, beweren de lie den van do krokodillentranen. Zon derling beweren! Dan heeft Frank rijk een wel gedunde, maar ook ge staalde mannelijke bevolking. Victor Giraud, een van beu, die de vraag stukken van na den oorlog bekeken hebben, schrijft daarover: als onze overwinning toevallig was, zou zij ongetwijfeld roemvol wezen, maar zonder gevolg. De geest in de loop graven moet den oorlog overleven, de gec-st van xelfvorlooclieuing, eens gezindheid, volharding, bescueidcn en voortgezeUeu arbeid De onheilkraaiera, dia /-Frankrijk na den oorlog vervallen zien tot een volk van den tweeden rang, zijn mo gelijk dezelfde, die in 't begin van den oorlog, de Fransche «ïacnteloos- lieid verzonnen tegen da Duitsche.... wat moet ik zeggen.... volmaakuieid. Zooals ze zich toen vergisten, zoo vergissen zij zich nu weer. Frankrijk komt moreel, economisch en politiek sterker uit dezen oorlog te voor schijn. De vrienden van Frankrijk verheugen er zich op, dat zij dat zul len zien. Charles da Goffic, een bekende Fransche journalist wijst er in een van zijn opstellen in den bundel „la Guerre qui passe", op, dat ook na den oorlog Frankrijk op zijn hoede zal moeten zijn tegen een nieuwen aanval, ditmaal niet een met de wa pens, maar een economische. „Vóór den Men Augustus 11114 gaven de han delsreiziger, oe metaalbewerker, de financier, de hand aan den Herr Doctor, den apotheker, scheikundige, taalkundige, den physio-psycholoog, aan al do vertegenwoordigers van een op de spits gedreven „Kultur", die vasten voet gekregen had tot in de Sorbonne, in ons hooger onder wijs en vandaar onze laatste natio nale posities bedreigde", zegt le Gof fic. Léon Daudet heeft een book ge schreven Hors du joug alle man d, onder het Duitsche juk van daan, waarin maatregelen aan de hand worden gedaan om tegen Duit sche economische overstrooming in Frankrijk, na den oorlog, te waken. Herstel van het bureau van inlich tingen aan het Ministerie van Oorlog, gestrenge herziening der naturalisa tie, opheffing van vreemde informa- tiebureaux, zoogenaamd voor han del en nijverheid bestemd, het ont nemen van mijnconcessies aan Duit sche syndicaten, bewaking van eta blissementen, geplaatst op strategi sche 'punten of die belangrijk zijn voor de nationale verdediging; zuivc- xing van de Beurs en van zekere fi nancieels kringen. Ook in neutrale landen is men op mogelijke overstrooming van buiten bedacht. Meer fen meer wordt bij voorbeeld in statuten van groote maatschappijen voorgeschreven dat de bestuurders Nederlanders moeten z ij titot in de reglementen van het ■in Noordholland nieuw op te rich ten hoogheemraadschap toe. I. C. P. Beis-indrukken door M. P. DE CÏ/ERCQ. IV. Op zee, vau Bergen naar New-York, Donderdag 4 Juli. Gisteren na de lunch weerklonk geheel onverwacht ds blijde mare van spoedig vertrek. Door de teleurstelling verleden Za terdag 'na dezelfde mededeeling on dervonden, werd eerst getwijfeld, doch inderdaad volgden dadelijk de voorbereidende maatregelen aan boord tot het verlaten der haven van Bergen.' Eerst ging de reis weder door verrukkelijk mooie fjorden en reeds voor het diner (7 uur) bevond de Frisia zich in volle zee. Duidelijk bleek weldra hoezeer zeeziekte ook door angst er voor ontstaat, want in derdaad de zee was zoo kalm, dat het op en neer gaan der stoomboot bijna niet merkbaar bleek. Toch giDgen aan- en na tafel zeer velen hunne en het meest hare hutten opzoe ken, zonder verder dien avond meer er uit te voorschijn te komen- Hedenmorgen ziet men gaande weg de meeste passagiers evenwel weder present, waartoe de kalm blij vende zee ter dege medewerkt. Iu de veranda staat nu de mededeeling, dat passagiers radiotelegrammen kunnen verzenden voor f 3.50 tot dertig woor den en 5 cent voor elk woord meer. De afgifte eener dusdanige depêche geschiedt ten kantore van den marco nist, op het sloependek hoven de le klasse en toen ik ongeveer half tien vanochtend mijn telegram aldus via Bergen verzond, onderstelde de mar conist dut het morgen in Holland ontvangen zou worden. Hoewel het gisterenmiddag erg re gende, kwam de hofmeester de hier en daar verspreide passagiers waar- scuuwen, zicii even naar het parude- dek uan bakboordzijde le begeven, ten einde van den pracktigen zons ondergang in volle zee te genieten. De zon in volle glorie op korten af stand der zee met hare prachtige weerkaatsing op het onmetelijke zee vlak, deed ons een verrukkelijk schouwspel genieten. Door passa giers met vérziende oogen werden he den op zeer grooten afstand walvis- schen gezien; geen wonder, want wij zijn thans in liet walvisschen-gebied. 13 Juli 1916. Allen zijn wij nog onder den prettigen indruk van het concert, gisteravond in de Social-Hall gege ven en dat bijzonder goed voldaan heeft De opkomst van het publiek bleek boveu verwachting, de op brengst der programma's bedroeg tusschen f 400 en f 500, ten bate van het Nutionaui Zeemansfonds, na aftrek van een déél, af te staan aan daarvoor in de termen vallende leden der équipage van de „Frisia". We ontvingen een programma, tevens bewijs van toegang, waar voor minstèns f 1 moest betaald ■worden en dat voor het diner door drie alleraardigst getoileteerde da mes verkocht werd. Alles uep vlot van stapel en, volgens de verklaring van deskundigen op muzikaal ge bied, werd er bepaaid iets goeds ge presteerd, vrij wat heter aan iu den regel ten gehoore wordt gegeven op de meeste dilettanten-liefdadigheids- j concerten. Gerammel en gekraak, tengevolge van harden wind mot regen, deed wel eens iets van de mu ziek of zang verloren gaan, maar dit is nu eenmaai onvermijdelijk aan boord van een groot stoomschip op den Atlantischen Oceaan. Het concert duurde van ruim 9 tot 11 uur en daarna begon de pro menade der heeren met hunne da- nies, de commandant Graat voorop. Een zachte zomernucht begunstigde deze wandeling, eindigende met een dansje in do verandah. De feest stemming zat er goed in en tot onge veer vier uur heeft het uitvoeren van allerlei dansen van nieuwen en ouden stempel geduurd. Eensklaps hoorde ik boven mijn couchette ge- hol en gevlieg op het paradedek en vernam zooeven, dat dit een gevolg was van de mededeeling, dat iemand een vliegmachine gezien had, die later bleek een bijzonder helder ge sternte te zijn. Zooals te begrijpen is, maakt het feest van gisteravond heden den hoofdschotel uit der gesprekken, want door totale afsluiting der ge meenschap met de buitenwereld, gepaard met gebrek aan bezigheid, is nieuwe stof tot discours uiterst welkom. Vanavond zal er in de tweede klasse feest gevierd worden en morgen hopen wij ie Halifax aan te komen, tenminste de kapitein heeft dit gezegd. Gisteren en eergisteren zijn vlie gende zeevisschen gezien, die op onze reis van San Francisco naar Java nog veel meer.zullen voorko men. De jeugd amuseert zich o.a. met het oplaten van vliegers, die prachtig de hoogte ingaan en hoe wel zij niet bijzonder groot zijn, u.l. ii meter, toch reeds stevige handen vereischen voor het vasthouden van het vliegertouw. De klokken worden iederen morgen achteruitgezet volgens den waren tijd en dit varieert van 35 tot 15 mi nuten, naar gelang van do vaart van het schip. Gisteren werd het radio- telegram aangeplakt over de aan varing van het stoomschip „Sloter- dijk" waardoor dit stoomschip is gezonken, terwijl de bemanning gelukkig gered is. Eergisteren deed deze tijding san boord reeds ue ronde, ofschoon quasi telkens als geheim, teneinde de passagiers niet te verontrusten. Wat echter de on rust of den angst betreft, die is veel minder bij ons, dan hoogstwaar schijnlijk bij menig familielid of vriend aan land over ons. Alvorens de reis te ondernemen, wisten wij de gevaren daaraan, nu nog meer dan anders, verbonden, maar wordt een ieder overal niet steeds door tal van gevaren omringd? Waarde lezer of lezeres, zou u of ik niet tot de Inzittenden der Electr. tram be hoord kunnen hebben, die dat droeve ongeluk bij Sloterdijk trof? Terwijl lk tot hiertoe aan mijne reisindrukken gevorderd ben en her denk hoe het (elf uur des ochtends) precies drie weken geleden is, dat tk te Amsterdam op de „Frisia" kwam, hoor ik een hevig lawaai met trom en bel buiten. De schrijftafel verla ten teneinde me op de hoogte te stel len van de oorzaak, is het werk van een oogenbüa. Ik zie zoowaar een harlekiju of clown, wiens komst door dat woeste trommelen en schellen aangekondigd wordt. Nadat er 2ich een groep passagiers rondom dat 3tel verza meld heeft, houdt het heidensch le ven op en verkondigt de clown met luider stemme de verontrustende mare van het achterna zwemmen der „Frisia" door de wilde beesten van het circus Hagenbeek te Am sterdam. De beesten zagen eerst da gen na ons vertrek kans tot ont vluchting, allen tegelijk, maar daar zij narder kunner. zwemmen dan de „Frisia" vaart, is het aan die ontzettend woeste dieren ge- lukt hedennacht aan boord te ko- i men en zich in de tweede klasse te nestelen. Het bevalt hun echter niet hier aan boord, ze willen van middag naar Amsterdam terug en flaarom is er alleen voor de passagiers le klasse gelegenheid aan die roofdieren in de 2e kl. een bezoek te brengen. Ze zitten achter stevige tralies, dus heelemaal veilig, mits men slechts niet te dicht bij de tralies kome. Eerste rang 0.50, tweede ratig f 0.20. Maar voortma ken, voortmaken, voortmaken'. Er is geen eten genoeg voor zulke vraat zuchtige beesten, daarom moeten ze straks weder wegzwemmen. Na deze explicatie gaat alarmmaker weder verderop, teneinde op een andere plaat» van dit belangrijk nieuws kond te doen. Ik oogenblikkelijk er heen. hoe wel het stortregent In een tent van zeildoek op het hoven-achterdek is de menagerie te zien. Eerst moeien wij 'n smal trapje af, waarbij de kas sier gezeten, die na betaling een bewijs van toegang afseeft. Dan nog een gangetje door en dan komt men lu de schaars verlichte kermis tent, waar slechts eenige personen tegelijk zich behoorlijk kunnen be- wegen. Daar treffen wij den expli- j cateur aun, die altijd door op het groote gevaar wijst, indien toe- j schouwers te dicht bij de hokken j komen. Heel aardig bedacht: de wilde (heren blijken uit een kin- j derspeeldoos „losgebroken" te zijn; <ze zyn nu weer in hokjes gevangen gezet. De noodige namen staan er boven. Het geheel is versierd met „Keruysschilderijen Bezoekers kunnen nog dcolnemen aan een tombola, maar de prijzen I zien er niet aantrekkelijk uit en ver meerdering onzer bagage lijkt bo vendien juist niet gewenscht. Teruggekomen in de 1ste klasse j roept iedereen: „Neen maar, diit imoet je gaan zien!" Oversight. Volgens Fransche persbureau Havas zouden de Duitschers sedert het begin van den oorlog ongeveer 6.000.000 man verloren hebben aan dooden, gewonden en vermisten, waarvan het aantal dooden alléén bc draagt 1.520.000. Aan het Westelijk front kuipen thans plaatselijke gevechten voor. Het initiatief dezer kleine aanvallen blijkt vooral van de Ententelegers uit te gaan. Succesjes worden ge hoekt. Zoo meldt de Fransche staf terreinwinst ten W. van Roye en ten N. van de Avre. Ten O. van Armencouit hebben de Franschen hun vroegere eerste linies weer bc- zet. De Duitsche staf verzekert, dat aanvallen der Entente-legers aan de Acre geen eucces hadden. De Engelschen zijn bij Thiepval de Ancre overgestoken. Havas verzekert, dat do Franschen nu met hun geschut den weg Las- bigny—Noyon beheerschen. De Duitsche staf meldt, dat alia aanvallen der Franschen tegen Las- signy werden afgeslagen. Zesmaal vielen de Franschen Donderdag aan, maar ze hadden daarbij geen succes. De Daily Telegraph verneemt het volgende van „een goed ingelichten medewerker: „Wat aangaat de plannen van den vijand voor de toekomst wijst alles er op, dat hij voor het oogenblik wil blijven vechten ongeveer op de linie, waarop hij nu teruggetrokken is. Evenwel is het haast zeker, dal do omstandigheid, dat de Franschen in het bezit zijn van het plateau van Lassigny, de Duitschers zal dwingen, op dit deel van het front verder terug te gaan, waarschijnlijk tot achter dc Divette, een zijrivier van de Oise. De Duitschers schijnen geen plan te hebben achter Somme terug te trek ken. Dat is, van ons standpunt be schouwd, misschien nog wel zoo goed als wanneer hij verder terugtrok, want zijn tegenwoordige stellingen zijn niet gunstig gelegen. „De Britten staan zoo dicht bij het kruispunt Ciiaulnes, dat de Duit schers er geen gebruik van kunnen maken, evenmin als zij gebruik kun nen maken van den spoorweg van Ham naar Péronnc. Toch is het voor do Duitschers niet onmogelijk zich ta verdedigen, ter plaatse, waar zij zich nu bevinden. Hun verbindingen worden door de vliegers der geallieer den evenwel druk bestookt, en zoo lang als zij ten Westen van de Somme zullen blijven, zal hun verkeer aan zienlijk worden belemmerd. „Voorts mag het gezien de uit nemende resultaten van de vorige week worden betwijfeld of de Duit schers in s!aat*zuUcn zijn nog een offensief op groote schaal te onderne men". De oorlogscorrespondent van do Vorwïrta becijfert, dat de Entente- legers die sinds 15 Juli aan de Aisne en bij Reims streden wel 150*000 man verloren hebben. Alleen 26.000 zijn door de Duitschers gevangen go- nomen. Reeds is gemeld, dat Amerika voor den zomer van 1919 minstens 3.000.000 man in Europa zal heb ben. De Ainerikaansche generaal Murch verklaarde: „Wij kunnen den oorlog vvinneu.. Hoe lang dat zal duren hangt uitsluitend af van wat wij doen. Als wij maar een geringe strijdmacht ever den Oceaau in stand houden spelen we in de Duit- scho kaart. Ik geloof, dat wij met een Amerikaanseh leger van 4 millioen man in Frankrijk, onder één opper bevelhebber, door de Duitsche linio kunnen breken waar het ons be valt." Andere sprekers wezen in den Se naat op de juistheid van Wilson's stelling, dat de beslissing in den Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Deze week deed zich liet geval voor, dat ik iets aan dc krans moest vragen. Wat het was, weet ik niet meer, maar neen, laat ik niet jokken, ik weet het nog heel goed: mijn vrouw had een kaars noodig en Haar we die niet bezaten en ook ner gens konden krijgen, verzocht ze mij wu daar eens werk van te maken, 'n een opwelling van verzet, zooals 'he bij een getrouwd man (liefst niet te vaak) kan voorkomen, gaf ik ten [antwoord: „Kan Greta dat niet. doen?" iZe keek mij aan met evenveel ver bazing als zij kon hebben getoond, wanneer ik om dc maan of om een heelen biefstuk had gevraagd en gaf ten antwoord: „je weet toch wel, dat ik Greta op den dag niet kan mis sen". Ofschoon ik het nooit begre- .pon licb, toch staat het feit vast: een huisvrouw kun, wanneer zij er geen lust in heeft, op den dag het dienst meisje onmogelijk missen. Als ze ziek of uiet vacantie of haar broer houwt, dan is ze wel den heelen dag ■afwezig en loopt dc huishouding wen, maar in normale tijden kan ze «"mogelijk een halfuurtje gemist wor den. Ik aanvaardde dus mijn noodlot, nagenoeg zonder morren en trok er «P uit om een kaars te veroveren, «u heb ik een eigenschap, die naar 'mor door veel mannen wordt ge deeld: ze vinden hei vervelend, kl'ei- pe hoeveelheden te koopen. Een a?gon kaarsen, goed, een gros kaar- ook nog, een pak kaarsen, des- maar één kaars Neen, «sar komt je valsche schaamte, waar 'J mannen sterk mee behept zijn, v®en OP- Moet ik een winkelbedien- a.n1 Wl'rk zetten voor één kaars? r lachte me niet toe. Wat doe J als jf> wat noodig hebt en het niet Mende j"''"1'' vnia?t het aan je lëj's ging ik naar mijn kantoor en ""'li Jiopmn op. Geen antwoord. „Juffrouw, wil u nog eens door bellen?" Steeds geen antwoord. „Juffrouw, belt u nog eens, flink lang!" „Och", zei de juffrouw, „ze ant woorden daar al een paar dagen niet. De familie zal lilt de stad we zen". 't Was waar, in Augustus is zooiets wel zeer mogelijk. Daar Hupstra niet aangesloten is, stapte ik naar zijn hui». Da gordij nen waren dichtgetrokken, maar ik wist, dat ze dat wel meer deden, ook al waren ze thuis, om ongewenschte bezoeken te ontloopen. Dus belde ik. Eerst gewoon, toen nog eens gewoon, vervolgens buiten gewoon, buitengewoner en extra bui tengewoon. Het hielp niet. Wel ik den knop van de hel in mijn hand. In de aangrenzende huizen waren zoo nu en dan al eens hoofden voor het raam gekomen, waarvan ik vond, dat ze buitengewoon argwanend keken. Eindelijk stapte een vastberaden dienstbode naar buiten en zei: „Er ia niemand thuis". „Is do familie voor langen tijd uit?" „Ze, kan ieder oogenblik thuisko men". „Hoe laat denkt u?" „Dat weet ik niet". De antwoorden waren heel vaag. „Wil u het inij niet zeggen?" vroeg ik. „Nou", zei het meisje, „je moet tegenwoordig zoo voorzichtig we- Toen begreep ik het. Ze zag me aan voor een inbreker, die onder zocht, wanneer hij zijn slag zou kun nen slaan, 't Was niet moeilijk, het meisje genist te stellen. Daarna er kende ze. dat dc familie pas met September thuis kwam. „Als q leis bijzonders heeft, kan ik het adres wel opgeven Ik dacht opnieuw aan hel verschil tusschen con waggon kaarsen on één kaars, gaf op mijn beurt een ontwij kend antwoord en vertrok onder dankbetuiging. Ouder welken geheimziunigen drang koerde ik mij nog eens om? Wat is hot, dat ons duidelijk zegt: je wordt nagekeken? Het was leerzaam wat ik zng, maar niet vleiend, t Dienstmeisje stond er nog, maar met een politieagent, die ze, blijk baar berouw voelende over haar ver trouwelijke mededeeiingen betreffen de de huize-Hupstra had aange roepen. Samen keken ze mij met sombere blikken aan. Voor al dc agent sciieen mijn trekken goed in zijn geheugen le prenten. Sedert dat oogenblik lieb ik de onple zierige gewaarwording, dat iedere agent van politie met mijn signale ment in den zak loopt en dat ik elk oogenblik een dreunende stem zal hoeren: „in naam der wet, gij ztjt mijn arrestant!" omdat ik veel Lijk op een inbreker die met valsche sleu tels ergens binnengedrongen moet zijn. Goed. Dit hangt mij boven 't hoofd. Er hangt zoovéél hoven ons hoofd en 't is maar goed, dat wc die heele ver zameling niet zien kunnen. In elk ge val had ik mijn kaars nog niet en de eenigo kransgenoot die overbleef, was neef Wouter. Wouter, moet u weten, heeft wel te lefoon, maar een zoogenaamd stil nummer, llij staat dus niet in den Gids" en wanneer een van de telefo nisten zich heeft laten overhalen door een van zijn kennissen om uunslui- tiug te geven, dan antwoordt hij toch niet. Wouter is het toonbeeld van een zelfzuchtig man. Hij behoort tot de niet zoo heel kleine categorie van menschen, die wel wil vechten of eten met een ander, wanneer hij al leen stompen uitdeeleu en zich be dienen mug: de ander kan dan in middels vol bewondering toekijken. Ook in Wouter» huis was alles dicht. Maar toen ik belde klonk er binnen een luid gebas. Ik kende dien baszanger wel. Hij had mij eens in mijn pantalon gebeten en zou zeker dieper zijn doorgedrongen, wanneer hij er maar den tijd voor had gehad. Daar zijn baas, een zwager vau Wou ter, bij de hand was, had het onheil zich niot verder uitgestrekt; welis waar vergat bedoelde zwager, mij de beschadigde pantalon te ver goeden. „Als ooit die hond weer in je liuis komt, zet ik er geen voet meer in", had ik tot Wouter gezegd. Een ding was gelukkig: Wouter zelf schuwde het dier en tante Kousje vond groote beesten geen passend gezel schap voor haar keurige meubels, bloempotten en altijd onberispelijke gordijnen. Hieruit volgde vanzelf, dat ook Wouter en zijn vrouw afwezig moesten zijn en blijkbaar den hond geleend hsdden, om in hunne afwe zigheid de inbrekers af te schrikken. Daar dus iedereen afwezig was is "ook mijn kaars afwezig gebleven en niettemin bestaat mijn vrouw nog en mijn huishouden ook; ziedaar een ahdere merkwaardigheid van huis moeders, dat ze zoo gemakkelijk bui ten allerlei dingen kunnen, waarvan ze eenmaal verzekerden, dut zo on misbaar zijn „heusch, ik weel me geen raad, als ik het niet krijgen kan". Intusschen, wie en wat er ook af wezig moge zijn, de griep is aanwe zig. Bijgenaamd de Spatmsche. Vreemd maar waar: iedereen, die er ziek vun wordt, is er op uit, om te verzekeren dat het Spaansche griep is. Griep alléén zou gewoontjes, alle- daagsch klinken, Spaansche griep is deftig, zooiets dat je gehad moet heb ben om mee to tellen: een hoed naur de laatste mode, een das In de mo derne kleuren en de Spaansche griep. Bijna zou ik dan ook afgunstig wezen, dat de Spaansche griep tot dusver mij met rust gelaten heeft. En vooral de reden waarom dat ge beurd is. "k Ben te oud. De ziekte, kieskeurig als weinigen, bemoeit zich alleen met personen tusschen 15 cn 45 jaar: wie jonger is, krijgt wel ver schijnselen die er wat op lijken, maar de echte, ware, in 't kort de officice- le Spaansche griep niet. En lui bo ven do 45 teilen, volgens dc Sp. Gr. in 't geheel niet meer mee. Het 1» beschamend. Ik zou er Sp. Gr. voor over hebben om weer 40 te zijn en nog wel een kleinighoidje uit mijn portemonnaie bovendien. Helaas, het is tegenwoordig gemakkelijker, door zorg en kommer tien jaar ouder, dan door het beste levens-elixer één jaar jonger ie worden. Wat helpt tegen de griep? Sommige doctoren geven wat chinine, andere geven niets dan den raad: u i t v 1 e- r e nt Dat wil zeggen in bed onder veel dekens. „Noem je dat vieren zei de boer, nadat hij dezen raad twee dagen had opgevolgd, „bij ons thuis noemden we dat zweetenl" lk vraag verschooning, maar de boer zei het zoo. Natuurlijk hail hij van transpireeren moeten spreken, dat is hetzelfde, maar klinkt anders. Ik weet van een gezelschap, waar zelfs een motie tegen de Spaansche griep aangenomen Ls, de moderne manier van je verzetten tegen dingen, die je toch niet veranderen kunt. Het was een motie op rijm, wat een merk waardigheid was en ze werd, tweede bijzonderheid, door al de aanwezigen iu de maat en gelijktijdig uitgespro ken. 't Klonk bijzonder treffend en indrukwekkend, maar dat het de Spaansche griep aan 't schrikken bracht, heb ik tot nu toe niet ver nomen. De motie luidt als volgt: Gij gramme, grove, groene, griep, Die ongenoodigd, in *t geniep, Deez' lage landen binnenliep, En ruw ons tot ontroering riep, Jo sloeg zoo sissend met jo zwiep, Bracht benden in hun bed, braaf diep Gij grille, grauwe, greet'ge griep, Je titel is toch: „trieste ttep". Zoodra je zelf den doodslaap sliep, Dan beet 't: „hoera!" en „hiep, hiep, hiep!" Het toeval heeft gewild, dat ik <len dichter van deze motie dezer dagen persoonlijk heb ontmoet Ilet was be hoef ik het nog te zeggen, aan het ziekbed van een wederzijdschon vriend, die pas griep gehad had en nu verkeerde in het eigenaardige stadium, dat hij nog te slap was om op stuun en te gezond, om nos langer in bed te blijven liggen. Een uur te voren had hij geprobeerd om op to staan, maar 't ging niet. „Mijn boenen", zoo zei hij schilderachtig, „zijn van katoen en in mijn hoofd hangt zooiets als een najaarsnevel 'k ben maar weer in bed getold!" Ernstig en wijs knikte de dichter met zijn hoofd. „Weten jelui wel", zei hij en liet zijn stem tot een zacht gefluister da len. „waarom we nog geen versch vleesch krijgen, dat on9 al zoo lang beloofd is?" „De veetelling begon ik. Hij glimlachte. ,,Dat is de officiec Ie reden. Maar er staan twintig dui zend koeien gereed om geslacht te worden ze hebben dc doodskleur al op hun voorhoofd, de roode doods- streep op hun aanstaanden biefstuk de griep is onder hen uitgebroken, eerst moeten ze herstellen, don komt het versche vleesch „Zou je denken?" vroeg de zieke, wiens oogen schitterden bij het hoo- ren van het tooverwoord „biefstuk". De dichter knikte uitdrukkelijk. „Ik weet het van een doorgaans goed ingelicht kalf. „Maar erger nog", zei hij en zijn toch al fluisterende stem daalde nog lot er bijna niets over was dan een klank, gelijkende op de zucht van den zefier op een vroegen zomermor gen „is het jelui niot opgevallen, dat het nieuwe Kabinet nóg altijd niet klaar is". „Zou jo denken, Vlat de gr. suisde het bijna onhoorbaar uit den mond van den zieke. De dichter knikte bijna onzicht baar. „Marine, oorlog en koloniën heb ben alle drie dc griep. Zoodra dut voorbij is, komt het Ministerie in de Staatscourant". Wij luisterden aandachtig, eorbie. dig en niet zonder ontzetting, naar zijn wijze woorden. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1918 | | pagina 5