RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Raadsels Feu i 11 e t o n loor het lot verMenfè DERDE BLAD ZATERDAG II September ID18 'Deze raadsels zijn alle ingezonden door jongens en incisies, die „Voor Ouzo Jengel" lezen. De namen der kinderen, die mij vóór Woensdag middag 4 uur goede oplossingen zen den, worden in het volgende nummer bekend gemaakt.) Iedere maand worden onder de beste oplossers twee boeken in pracht band verloot. (Ingez. door Cowboy.) Ik beu een plaats in Noord-Holland, neem mijn hoofd weg en ik blijf een plaats in Noord-Holland. 2. 'Ingez. door Era bong Plosso.. Ik ben een spreekwoord van 21 let ters en 4 wooroen. 12, 13, 14 is een hemellichaam. 1, 2 is een voorzetsel. 19, 20 is een persoonlijk voornaam woord. 5. 3, 9, 10 is niet recht. Een 4, 5, 5, 6 gebruikt de landbou wer. 16. 7 is ecu voegwoord. lieu 11, 2, 8 is een deel van een boom. 17. 18, 19, 20, 21 is de 1ste persoon van het werkwoord schijnen. 3. {Ingez. door Dandelion.) Mijn 1ste is een meisjesnaam, mijn gehee] ligt in mijn 2de. Mijn geheel is een plaats in Drente. 4. (Ingez. door Ganzebloem.) Mijn geheel bestaat, uit 8 letters noemt u een gevaarlijk dier, dat in tropische gewesten voorkomt. Waar 2, 3, 5, 4 is, is ook vuur 6, 7, 1 is met. dun. 4, 7, 8 is vochtig en koud. 5. (Ingez. door Albrccht Hciliugeu.) Ik ben een spreekwoord van 37 let ters. 4, 23, 11, 16 is eou meisjesnaam. 25, 19, 27, 25, 8 is een familielid. 4. 5, 6 is de verleden tijd van mo gen. 2, 3 is een voegwoord. 1, 18, 4, 18 is een ander woord voor moeder. 1, 7, 9, 22, 13, 30 doet men paar den. 25, 1, 26, 29, 17 is een jongens naam. Een 34, 35, 27 bestaat uit woorden. 20, 5, 28 draait. 14, 32, 36, 37 is een grondsoort. 31, 18, 33, 29, 20 verzorgt kleine kinderen. 10, 19, 9, 12 is in ons huis. 21, 20, 23, 24 is een getal. 12, 13, 14, 15, 16 is een werkwoord. 6. (Ingez. door Karei V.) Ik beu een plaats in Dmtschland van 8 letters. 2, 3, 4, 2 is een meisjesnaam. 1, 2 is een andere naam voor moe der. 5, 2, 8 smaakt lekker. 5, 2, 2, 4 is geen hen. 5, 6, 7, 3 is een jongensnaam. Raadseloplossingen De raadsel-op!o singen der voiige wec-k zijn 1. Kanton karnton. 2. Haarlem's Dagblad. 3. Druif Duit. 4. Nieuwpoort.. 5. Dana Dina. 6. Goes Does. Goede oplossingen ontvangen van. Meiklokje 5, F. Gchl 6, Conie, Wim en Piet. Dekker 5, Keizer Nero 5. Schapenbloempje 5, Dandelion 6. Americain Bov 6, Tiekie 6, Piene 6. GELDROPJE, God. Sckalkburgei - kade 60, vraagt Broer' te leen. DTBKJE DEN HOLLANDER, Wes tergracht 27 z., heeft voor den wed strijd poppekleertjes gemaakt. Ze vraagt of er ook iemand is. die een kastje of koffertje te missen heeft, om ze net jee in te schikken. DIK TROM, Vaartetraat 4. vraagt, blauwe IJsco-beertjes en geeft er roo- de voor terug; 1 tegen 1. Sint Nicolaas-wedstrijd. Van MEIBLOEMPJE, oud 11 jaar kreeg ik een keurig opgeknapt boek. Op de Boerderij. Door Roodkapje, oud 12 jaar. De zou scheen helder en geen wolkje was er aan den ganschen horizon te zien. Het beloofde een prachtige zo merdag te worden, dien dag, waarnaar ik sinds geruimen tijd zoo had ver langd* want eindelijk was de dag daar. waarop ik bij oom en tante op de boerderij mocht komen logee- ren. Vlug stapte ik mijn bed uit, want ik wilde dien dag geen slaapkop of luilak zijn. Des avonds zou vader mij wegbrengen. Reeds vroeg pakte ik mijn goed in den koffer en maakte ik mij reisvaardig. Doch hoe meer de avond naderde, hoe meer ik verlangde naar het uur van vertrek en toch ook weer wenschte ik bij moeder te blij ven, die ziek te bed lag. De zucht naar het vreemde, naar net bui ten teven, jvas sterker en toon vader thuis kwam, was alles klaar voor het vertrek. Na een hartelijk af scheid van moeder genomen te lieb- wandelden vader en ik naar de Zomervaart. Den koffer had vader reeds op de fiets gebonden en zoodra we de ongelijke keien gepasseerd wa ren en een mooie grintweg zich voor ons uitstrekte, zette vader mij op de fiets, sprong er zelf ook op en voort. snoepje uit voor hen, wat onder blij gejuich verdeeld werd. Daarna moes- (Wordt vervolgd.) ten ze naar bed. ging het. met een fliuke vaart. Hoe heerlijk was dat ritje, in de frissche avondlucht, maar toch begon het mij eindelijk te vervelen. „Zijn we er nog niet gauw!' vroeg ik aan vader. ..Nu, nog een paar minuten," was het antwoord, „ziet ge daar die boer derij met die drie hooibergen?" „Jawel vader." „Nu, daar wonen oom en tante en dat is de boerderij waar je ecu weekje mag logeeren." Eenige minuten later waren we voor de boerderij.. Wat een koloseaal ge bouw. Het woonhuis met de daar achter aaneengebouwde stallen en schuren. Ongeveer een lengde van 80 meter en een breedte van 8 meter. Vader ging liet erf op en laiigB de voorzijde naar liet achterhuis. Oom en tante hartelijk te begroeten en de kinderen .er waren er drie) hartelijk s liet eerste werk. Daar na noodigde tante ons uit een boter ham te eten, wat wij gaarne deden, aangezien do lange rit ons hongerig had "«maakt. ,,0, Tante, wat heerlijk, eigen ge bakken brood, van zuivere tarwe. En daar mocht ik van eten, zooveel ik maar lustte. Dat was hee] wat andere dan thuis. Nu, ik heb mijn best gedaan. Daarna gingen oom, va Mieke Wentholt 6, Anemoon 6, Mos- j der ca ik de boerderij bekijken, het roosje 6, Lelie 6, C. Philippo 6, Goud- huis, de stallen, de schuren en den rein et 6, Bloemenfec 6, Bloemenklok-boomgaard. Wat was het heerlijk rus- je 6, Waternimf 5, Boecbfee 5, Bloe-tig en stil in den zoeleu zomeravond, menmeisje 6. Jan van Wort 6, Bosch Net kwam nog een groote wagen met viooltje 6, Christiaan de Wet 6, Pietje 1 hooi uit het land binnenrijden en Brievenbus Nieuwelingen zijn SJOERDJE PINGUELE, oud 11 jaar, Paul Kru- gerkade 55, SchotenANNIE WEI DE, oud 11 jaar, Colensostraat 60 r.. Schoten CORR1E, WIM en PIET DEKKER, oud 10, 11 en 13 jaar, Breestraat 24. SCHAPENBLOEMPJE. Ja, hoor. als je inzonding klaar is, dan breng ie haar maar. Ben je al wat aan het huiswerk gewend? TIEKIE Je raadsel is goed. HET ZUSJE VAN J. v. W. Met heel veel genoegen las ik ie briefje. Arm kind, dat je al zoo veel maariuen te bed ligt. Maar wat een zegen, dat je toch in je voelt den lust om iets voor andereu te willen doen. Je zelfgemaakte legkaarten zul len zeker welkom zijn en ook de ge fabriceerde ballen. Je mag mo liegt nog eens schrijven, hoor! BLOE MENMEISJE. Je mag do raadsels in zenden, net wanneer je wil. Ook strik vragen zijn welkom. WATER NIMF. Lieve kind. ik heb al een Bloe- inenfee, dus je zult een anderen naam moeten kiezen, óf nimf blijven, BLOEMENFEE. Je raadsels zijn goed. Prettig, dat je zoo opschiet met En- gelsch. En het is heel verstandig, dat S tijdig naar bed gaat. ONRUST oe is net nu met moeder J Als 't goed blijft gaan, mag ze zeker gauw i huis. Ik kan me voorstellen, dat verlangt naar moeder's thuiskomst. PAPAVER mag haar schuilnaam nou- den. Leuk, dat je ook met den wed strijd meedoet. MAARTEN LU THER. Heel -aardig vind ik, dat moe der jgji zus een pop gaan aanklee- den. Poppen zijn toch altijd zulk wel kom speelgoed. Nu je weer op school bent, zijn de uit-avoudjes zeker afge- loopen. GOUDREINET. Die vriendin van jou heeft een siandje verdiend, maar vergeetachtigheid is een lastige kwaal, waar we allen wel eens aan lijden. LELIE. Je raad sels zijn goed. TIEKIE EN PIENE. Ik hoop niet jullie, dat we voor loopje geen rege-ndropje meer te zien krij gen. CHRISTIAAN DE WET. Weet je ai, wat je maken zult? ASSCHE- POESTER. Jij bent al vlug aan den gang gegaan. Ik vind het aardig, dat Dikkerdje' ook probeert om iets te maken. Haar raadsels mogen meetel len. GELDROPJE. Natuurlijk mag Waterjuffer weer meedoen. Ik reken de er a! zoo'n beetje op, dat je met dezen wedstrijd mee zou doen. JANNY L. Ben je al aan het zoekt •eweest? Is de reis naar Artis nog loorgegaan? En keek Frida niet op van de verrassing? GERMANLA. Heb je ai aardige dingetjes bedacht? Zoodra ik het een beetje minder druk heb. voldoe ik aan je verlangen. ZEPHIR. Als je per maand meer dan het halve aantal raadsels goed hebt. mag jo meeloten. SNEEUWKLOK JE. Bon je nu weer heelemaal in or de? En wat ga je een heerlijk feeet tegemoet. Gezellig, zeg, zoo'n heele fa milie over. Je raadsel ia goed. F. G. Het is daar hij jullie een konijnen- briek. ZWANEBLOEM. Een paar gebreide wollen handschoneen zijn be slist een zeer welkom geechenk. Je raadsels zijn goed. AART O. Ja. hoor, ik boop, dat je spoedig een raad- •"•lprijs krijgt. Heb je al iets bedacht sto°ül"u't gilde schel op tusschen richels van het ijzeren gevaarte en overdonderde de morgen-stilte mot lawaaierig hol rommelend geluid. Een snerpeude, schreeuw van de voor den St.Nicolnuswedstrijd? theo DOOR J. O. Jij kunt immers zoo aar dig teekenen? Maak dan b.v. een mooie wandversiering of een boeken legger, of beschilder een potje, dat als bioemvaasje kan dienen. BEGO NIA. Die prentenboekjes mag je beat sturen. TEDDY DEAR. Jammer voor je, dat je je goede hulp kwijt bent. Hoe is het met Billy Dear? Kun je nu al Duitsche letters lezen WAGNER Nog wel gefeliciteerd met ie verjaardag. Is de aag prettig bij gegaan? PETIT GERARD. Lv- dia is een schuilnaam. Wie er zich achter verschuilt, mag ik niey ver klappen. MEIKLOKJE. Heb ook braaf pret gemaakt WILLEM VAN ORANJE. Je raadsel is goed. Je mag wel een teekening maken, maar die moet zoo zijn, dat zc als wandver siering dienst kan doen. Jan mag meedoen en hij mag zijn schuilnaam houden. Je ruil-aanvraag kan ik niet plaatsen, omdat je geen adres op geeft. joost Van den von del. Prettig.- dat het boek in je smaak valt. Een zak knikkers en wandversieringen zullen zieker welkom zijn. AVONDSTER, lleb je je ver maakt bij tante? Wat maak jij? JO en TEUN B. Jullie zullen ook wel blij dat het weer wat gaat zomeren. Wat zal het in 't bo6ch nat geweest zijn? SJOERDJE P. Je bent wel kom en je mag ook wat graag mee doen met den wedstrijd. Kies solf maar uit die drie schuilnamen. Ze zijn er geen van drieén. ANNIE W. Zeker, mag je meedoen met den St. Nic.-wedstrijd. Kies zelf maar uit de opgegeven schuilnamen. Mevr. BLOMBERG-ZEEMAN. het klaterend irein-geronkel. Ann de haven-zijde was liet of de mist nog dikker was; een scherpe, ijzige kilte doorstroomde de lucht, de masten en schoorsteen-pijpen van de lading het zwaarst Haarlem, 21 Sept. 1918. Bloemhofstraat 5. Te Oul iark. Zoo 's Zondags krijgen jullie z lekker bouf Labeur 4, Konijntje 4, Marmotje Sneeuwklokje 4. Zepkir 6, Germania 6. Jannv Leeflang 6, Napoleon 6. Geldropje 6. Conducteur 6, Assche- po«ner 4. Dikkerdje 4. Dora en Jopie Fabel 4, Da Costa 6, Annie Weide 6. Sjoerdje Pinguele 6, Jo en Teun Rei- merink 6, Harmen de Vries 6, Avond ster 5, Bleekneusje 6, Joost, van den Vondel 5, Willem van Oranje 6, Petit Gerard 6, Wagner 6, Teddy Dear 5, Begonia 4, Zwanebloem 6, Th. J. O vermeer 6. Aart Overmeer 6. De tweeling 5, Meibloempje 5. Roeki 6. Truusje Bakker 6, Jasmijn 5, Krekol- t]e 5, Willem Teil 5, Leidenaar 6, Controleur 6, Kerstboompje 6, Sol daat. 6, Lourens Coster 6, Sneeuwwit je 6. Roodkapje 6, Arend 6, Rudolf Oschatz 6, Dik Trom 6, Piet Oschatz 6, C. L. J. den Hollander 5, Dirkje den Hollander 5. Hortensia 6, Spirea 6, Orchidee 6, M. v. Mansum 6, P. en B. v. d. Boogaard 6. Raiirubrlek CORRIE DEKKER. Breestraat 24, vraagt „Dick Trom" te leen. SCHAPENBLOEMPJEe Breestraat 28 z., vraagt ,,De Zoon van Dick Trom". mocht ik helpen het paard uitspan nen en in de weide brengen. Daar liepen nog acht andere paarden en een veulen. Wat waren aie paarden dik en vetheel wat flinker dan de dieren van de stalhouders in de stad. En sterk dat ze zijnMaar dat moet bouw hebben jullie nu gymnastiek? ook, zegt oom, want ze moeten hard i SNEEUWWITJE. Jij kimt nog ce en zwaar werken. Vooral wanneer net I vlug een boek uit lezen. Weet jo bouwland' geploegd moet worden. Er wat je maken zult? Ik ben heel be- wel eens eon lekker boutje, hé! MARINUS VAN M. Hot. doet me heel veel genoegen, dat jullie alien het zoo prettig vinden aan dezen wed strijd mee te werken. DIRKJE DEN H. Misschien is er wef een goe de fee, die je het verlangde bezorgt. Wat zijn die vader en móéder goed op je, om je alweer een nieuw boek le geven. - COR L. J. DEN H. Vast wel gefeliciteerd met je verjaardag. Wat heerlijk, dat je juist op aien dag verhoogd wordt Dat is al een heel mooi verjaarscadeautje. ROOD KAPJE. Het doet me plezier, dat het boek in je smaak valt. In welk ge- maar één koe, die oom hield voor melk en boter voor eigen gebruik. De andere beesten waren verkocht, om dat het bouwbedrijf beter betaald wordt dan de. melkproducten. De ap pelen- en pereboomen in den boom gaard d door de ineuwd naar je rapport. WILLEM TELL. Jo hebt mooi met je pen ge-| schreven. Als je figuurzagen kunt, kan je heel wat aardige voorwerpen; fabricceren. Misschien krijgt jouw op-1 en ydtuuumi_-ii ju uou uuoiii- stel ook nog wel een plaatsje. droegen niet veel vruchten, j TRUÜSJE B. Ja,* bewaar je postpa- uwj «e kpude nachtvorsten in het pier maar voor feestelijke gelegenne-j voorjaar; maai- des te meer de bes-den. Wat heb je bedacht voor den' sen-, pruimen- en notenboomen. Vlak wedstrijd ROEKI. Het is hee! aar- bij het. huis staat een reusachtige no- j dig van zus, dat ze ook mee wil doen tenboom, zwaar beladen met jongemet den wedstrijd. Wat wil Dietsje vruchten. Ik raapte er een op en gaf i maken MEIBLOEMPJE. Leuk. die aan vader, om moeder fce laten dat er meer Rubriekertjes bij je in de als hij thuis kwam, maar dat heeft vader natuurlijk vergeten, want «en week later was zij nog in vader's zak. Na alles goed bekeken te heb ben, gingen wo weer naar huis en begon ik den koffer uit te pakken, geholpen door neef Pieter en mijn beide nichtjes. Daar kwam nog een Idas zitten. Als de doos van het spek weer netjes is, stuur het me dan maar. Knap speelgoed, waar niets aan ge daan behoeft, te worden, is natuurlijk I ook heel welkom. Maar het geldt niet voor een inzending van jezelf. Je ver haaltje bevat wel wat goeds, maar is toch minder geschikt voor de Ru-' door CONST. DE RAYMOND. In de vroege morgen-donkerte schreed hij van huis. Z'n korte, duffelsche jekker toe- geknoopt tot deu hals; de ruige mute tot over de ooren getrokken; de hau- den in wit-wollige wanten; de voeten in logge laarzen geschoeid. Aan de linkerhand bengelden blikken drin- kenskan en grauw linnen zakje met brood. Een kort, doorgerookt emo- kertje stompte in laag gehakte rech- 'terfcoekplooi van z'n grol-breedert mond. Een koude, doordringende mist omhuiverde hem en berijpte z'n grijs-rossigen kinbaard en grof-bor- stelige wenkbrauwen met wit-ste- kelig ijs-dons. Het zwak door den neveligen morgenschemer brekend kiaalicht werd door 'de kille mist-laag ver doezeld. De huizen-complexen, met de vervaagde contouren, blokten on zeker in wazig verschiet; oranje achtige lichtplekjes van vensters en lantaarns flikkerden zwak door den dik-bemisten nevel. In de verte rom melden dof-hotsende melk- en bak kerskarren en rumoerde de bedrij vigheid van vroege stadsdrukte; op de verlaten kade was het rustig en klonk alleen de holle, log»bclaarsde stap van den man op weg naar het werk. Hij liep zwaar en moeilijk, toch telkens probeerend met vluggeren tred .als vreesde hij te laat te zullen komen. Als de groote stoomer binnen was, zou Maandag vroeg met lossen worden begonnen, daar wilde hij bij zijn, in de hoop te wor den aangenomen. Het werk was den laatsten tijd slap geweest ln de ha ven; hoogst zelden kwam er een boot binnen en dan gingen de vaste mannen voor. Hij behoorde Binds lang tot de lossen, kon het zware werk niet zoo goed meer doen; hij werd ouder, dat voelde hij wel. Maar hij wilde toch probeeren; als ze hem nemen wiiden, zou hij volhouden, dat moest, ze konden thuis nog niet buiten hem, zijn ver diende loon kwam nog zoo goed te pas. Zijn vrouw ging uit werken, vier dagen in de week, daarvan leef den ze, met een ziek kind, een na komertje; de andere kinderen waren getrouwd, hadden zelf een huishou den en het ook niet breed. Daarom, zoolang hij kon, moest hij. Bij de brug sloeg hij links af, de viaduct onder door. Een vroeg-trein kwam binnen; het roezemoezig wiel- geratel dreunde steeds nader en bo ven de viaduct gekomen, daverden de bonkerende waggons over de stalen schepen en stoombooten verloren zicj» op ccnigen afstand boven het dek in de nevellaag; hel uitzicht was t°t op een paar meters beperkt. Op den steiger bij loods C. ston den eenige mannen in gesprek; enke len liepen op en neer met de handen diep in de broekzakken, schouder- schurkend vap de koude; weer an deren trachtten de handen in warm- te-tinteling te brengen, door ze krachtig tegen de schouders te slaan. Hal daar hè je Tienus ook! riep er een, den ouden man'bemer kend. Nog niet binnen, mannen? vroeg deze, zich tusschen de groep pratenden begevend. Nee jong. dat zit 'm in den mist denk 'k. Dat ken wel, zei Tienus. Wat zou je denken, vroeg hij aan een voorman, zou 'k er bij zijn? Tja! zei hij, je weet hoe de baas der over denkt, hè! Maar, wie weet/ misschien komt-ie 'n manne tje te kort. In elk geval de boot ister nog niet. Dus wachten maar zoolang. Wachten, ja, dat moesien zij al len. Wachten op den killen, misti- gen steiger, totdat de boot binnen was. Dan zou de baas oplezen wie er Id moest van de vaste werkers en die er dan niet waren, werden voor dien dag uitgeschakeld. Was er nu gebrek aan volk, kwam er een te kort, dan hud'Tienus kans nog in te kunnen vallen, wellicht soms voor een licht werk, dat hij zou kunnen volhouden. Zoo wachtten zij den geheelen mor gen, trappelend van koude en onge duld, want de mist- scheen steeds doordringender en kouder te wor den. Tegen twaalfven gingen de meeste mannen schaften in liet lokaal van den Volksbond, om een kop warm drinken te bemachtigen. Eu na den middag toen de boot nog altijd niet binnen was, tippelden enkelen nu en dan naar een kroeg in de buurt om een slok jenever voor de koude voeten. Doch Tienus verwijderde zich niet; hij kauwde 'n stuk brood,waar op een schraapseltjc margarine, en nam een slok koffie uit z'n kruik, die ijskoud aanvoelde, want geld voor warm drinken liad-ie niet en jenever dronk-ie nooit, al zou-ie er de cen ten voor hebben gehad. Maar hij zou toch niet van den steiger zijn weg gegaan, in zoo'n oogenblik immere zou de baas kunnen komen, waar door hij de kans zou beloopen geen werk te krijgen. Eindelijk, laat in den middag kwam het bericht, dat de boot bin nen was, telegrafisch was het ge meld. Langzaam werd het kanaal opgesloomd, voorzichtig, daar de vaart mot den mist veel beleid eischte. Eerst laat, tegen den avond gaf 'n dof bromgeluid van een stoomfluit, grover en luider dan de andere sig nalen, welke gedurig in den mist op het water waren gehoord, kennis, dat de boot voor de kade was geko men. Geluiden van rammelende stoom- lleren, kettinggerinkel, en schreeu werige bevelen aan de bemanning, drongen tot de kade door. terwijl er van het schip nog niets te bemerken was. Plots plompte de groote, logge romp van het stoomschip door den waierigen neveldamp en nam bij het naderen van den steiger gigantische vormen aan. „Swansea" stond met gouden letters op den voorsteven. Een druk beweeg op het schip en op de kade gaf met de schei op laaiende commando's van de stuur lieden en voormannen een luidruch tige herrie. De bazen verdeelden het volk over de ruimen: voor, midscheeps en ach ter; zoo spoedig mogelijk moest met lossen worden begonnen. Tienus was er bij. Eigenlijk was hij oud, concludeerde de baas, maar hij nam hem, moest hem ne men, omdat een paar vaste werkers, het lange wachten moedCj aan den drank waren gegaan. Hij was aan gewezen voor het voorruim, dat al leen steenkolen inhield, in het mid den en achter zat stukgoed, dat had lnj liever gewild, steenkolen werk was zwaar. zeer zwaar, maar hij had geen keus. Het begin van dit werk was het moeilijkst, hier in letterlijken zin, daar liet zoogenaamd inbreken vac Ieder werkman in het ruim had tot taak zijn mand te vullen, door de kolen met een puntschop uit den voor raad te scheppen: was nu eenmaal een tamelijke opening in de lading, dan kon de mand tegen de schuin- oploopende helling van den wand van het gat worden geplaatst, waar door dan al scheppende, de kolen meer vallende de mand vulden. Bij beurten werd elke gevulde mand, met-eer, touw met haak, door de stoom lier omhoog gehaald. Tienus had veel moeite, bij te blijven, tel kens als het zijn beurt was, bleek zijn mand slechts ten deele gevuld, hetgeen stagnatie gaf en geschreeuw, van den voorman. De maats hielpen hem zooveel mogelijk, schepten dan vlug op zijn mand nog een paar scheppen, doch zij moesten zich dan weer haasten hij hun eiaen mand. Tienus werkte als een paard, peu terde zoo krachtig mogelijk in die kolenlaag, om een gat te krijgeu, maar het vlotte niet; telkens stuitte zijn schop op groote bonken, onder het fijn bedolven, die he: indringen beletten. Jekker en pet, drinkkan en brood- zakje lagen in een hoek van het rui:n op de kolen. Hij werkte blootshoofds, in blauw boezeroen, met lossen hals kraag en opgestroopte mouwen, doch liet zweet gutste hem van liet hoofd, langs den hals, tot over de hor.-t. Armen, handen en hoofd waren roetzwart; hij hijgde zwaar; zijn adem werd schier benomèn, zijn keel was droog en schor door dn» scherpen, stekeligen, hevlg-kilteleil- den kolenstofwalm, die gestadig in 't ruim onder het dek bleef linngvn. Het rumoerige gekletter van de stoomlieren," niet de zuchtende stoompuffingen, geknerp van katrol len en ijzer-geramrael, overstemden )iet schep-gerommel en het dof ge- rol der kolenstortiugen in het ruim. Tienus was aanhoudend achter met hel vullen -van z'n mand. Ook miste hij telkens den haak van het touw. Hij zag 'm niet, Z'n oogen waren schier blind van «le brandende kolenstof-deeltjes. Toe dan, Tienus! schreeuwde -ie voorman aan dek. Jawel! Jawel! werd uit het ruim teruggeroepen, *n beetje zacbies an, hè! 't Is 'n ouwe man. De maats hielpen hem zooveel mogelijk, maar zij moesten ook aan hun eigen mand denken. Hadden ze eerst maar 'n gat, want dat Snbr u was zoo vermoeiend. Het werd smoorheet in dat don kere, benauwde ruim; de kille mist buiten drong hier niet door. Tienus had geen drogen draad meer aan het lijf: hij gevoelde zich slap en zijn spieren leken verlamd; het doezelde in zijn -hoofd. Versuft als hij was, kwam hij te veel onder de mand, die Juist werd opgehaald. (Een brok steenkool, dat van de schommelende mand viel, trof hem aan het hoofd; een roode straal si - pelde door de zwarte laag op het voorhoofd tot over de wangen. Pas op! riep een zijner maats, niet onder de mand komme, ouwe!... Gaan daar maar effe zitte,... zool La maar schiete je mand voor 'n poossie! De oude man ging achter in het ruim zitten op de kolen en trachtte het bloed met z'n zakdoek te stelpen. Eenige keeren was de mand van den oude niet gevuld en dus niet om- hoog gekomèn, waarop de voorman den baas had gewaarschuwd Kort daarna liet een jonge kei :1 zich in het ruipi zakken om liet werk van Tienus over te nemen. Tienus moest boven komen. Z'n wond met een rooden zakdoek verbonden, klom hij uit het ruim, mei z'n jekker, z'n drinkkan en linnen zakje over den Trek je jekker maar an, Tie nus, zei de baas, je hebt gedaan, hoor!... Het gaat niet langer.... Daar heb-ie je centen... Twee rijksdaal ders... Je hebt ze eigenlijk niet ver diend... nou afijn! Waarom.... waarom mot ik r uit ,baas? stotterde Tienus. Waarom?... Omdat je te oud bent... Wel verdraaid, ik kan j« met naar liet Engclsch van CHARLES GAROICE. 4) Het is in orde, meneer, zei de fatsoenlijkste onder hm. Het was een eerlijk gevecht en hij heeft niet meer gekregen dan hij verdiende. -- Nu, onthoudt dan in het ver volg, dat ik hier baas en dat de eer ste man, die voorbij deze rij boomeu komt, hij wees op eenige boomen, die pp een honderd meter van de hut der Vera ons stonden, met mij .te doen krijgt. De manDcn verwijderden zich, den matroos met zich voerend. Manne ring wankelde en greep Fleming bij den arm. Mannering, je bent gewond, maar wat heb je prachtig gevochten, zei deze. Het was wel verkeerd van je, man, maar wat heb lk je bewon derd! HOOFDSTUK II. Nina kwam uitedc hut en liep vlug op hen toe. Haar gelaat was nog bleek, maai' haar oogen glansden on der de donkere wimpers. Is u is u gewond? vroeg ze op gedempten toon. het heeft niet veel te beleeke- nen, zei Mannering, terwijl hij zijn jas opzocht Hoe kun je het zeggen, Manne- "ring? riep Fleming verwijtend uit. Het geeft niets, of je je jas al aan trekt; de wond moet eerst verbonden worden. Je kunt het nauwelijks een wond noemen, merkte Mannering op. Gaat u maar eens mee naar de hut, zei Nina, op den toon, dien een vrouw tegen een man aanslaat, als zij gehoorzaamd wil worden. Zij gingen naar de hut van de Ver- nons, waar Nina wat water in een blikje schonk en de messnede onder zocht Het is een vreeselijke snede, zei ze binnensmonds. lk weet niet wat ik daaraan doen moet O, als het maar eens goed uit- gcwusschen is, dan zal het wel mee vallen, sprak Mannering op tychti- gen toon. Zij kon niet nalaten te huiveren, toen zij het bloed uit de wond wiesch maar haar hand was vast, schoon haar lippen trilden. Ik ben blij, dal u hem niet ge dood hebt, ofschoon ik één oogen blik bijna wenschte. 5Vai moet u sterk zijn! voegde zij er zacht er aan toe. Heeft u ons dan zien vechten? vroeg Maunering afkeurend. lk zei immers, dat u de deur zou sluiteD. Dat heb ik ook gedaan, maar ik keek door een kier. Er viel een schaduw op den drem pel en de dokter trad binnen. De man was oud en gebogen, maar ver keerde op dat oogenblik in 'een staat van opgewondenheid, die hem jeug dige kracht scheen te verleenen. Nina, waar is meneer Manne ring? O, ben je daar? zei hij. lk heb nieuws, groot nieuws voor je, Mannering. Wat doe je toch? Wat is er gebeurd? vroeg hij gein-iteerd. Meneer Mannering is gewond, vader, antwoordde Nina, even van haar work opkijkend. De mannen wilden de kist stelen eh en meneer Mannering W'ut? Een vechtpartij! viel hij haar ongeduldig in de rede. Laat mij maur eens zien. Hij duwde het meisje op zij en bBkeek de wond. Een messteek hè? Alleen maar een vleescliwond. Gocf me even een stuk linnen. Scheur het maar van de mouw van het hemd af. Waarover ontstond de twist? En dat juist op een oogen blik, dat je al je kracht en kalmte noodig hebt! Mannering, Fleming, ging hij voort, terwijl hij de wond varzorade. ik heb de meest buiten gewone ontdekking gedaan. Een speld, Nina. Wat, heb je geen veilig heidsspeld? Na een oogenblik zoeken vond ze er een. Speld dat hier eens vast. Haar koele, zachte vin gers beroerden Mannerings arm vol teeder medelijden. Zoo is het goed. Dat zal wel weer gaan. Wie volgt. Hè? W'al? Ik dacht, dat ik in het zie kenhuis was. Hoe ben je aan die wond gekomen? Dat doet er ook niet toe. Kijk eens hier, Manneringi Hij trok de ledige kist, die als tafel dienst deed naar zich toe en keerde zijn zak er op om. Kijk eens goed! riep hij opge wonden uit. Weet je, wat dit zijn? Wacht. Sluit eerst de deur. Nina deed de deur dicht en voegde zich toen weer bij de anderen, maar schoon een oppervlakkig toeschouwer gemeend kon hebben, dat zij naar de steenen op de tafel keek, had zc in werkelijkheid slechts oogen voor Man- nering. Ja, bekijk ze maar goed, zei de dokter. Neem er eens een in je hand, dan kun je hem beter bekijken. Mannering nam werktuigelijk een van de steenen van de tafel. Zijn ge dachten waren echter elders, bij de mannen, liij vroeg zich af, hoe lang ze rustig en voor rede vatbaar zou den blijven. Nu? vroeg de dokter ongeduldig. Z« zien gr uit als gewone stee nen, dokter, zei Mannering met op- getrokken wenkbrauwen. Tut-tut man, waar heb je school gegaan? vroeg dokter Vernon min achtend. Het is gouderts. Goud, zeg ik je. Hij keek ietwat ongerust naar de deur. Het is goud. We zijn rijk, schatrijk. Ik heb ze in de vallei bij den heuvelrand gevonden. Er is daar goud in onmetelijke hoe veelheid! Zijn ïnet bloed doorloopen oogen keken met koortsachtige opgewonden heid van den een naar den ander, en zijn afhangende onderlip trilde, als of hij eeu beroerte gehad had. Fleming eu Mannering keken elltaur veelbcteekenend aan. Ilun blik zei: Hij is krankzinnig geworden. In onmetelijke hoeveelheid! Het ligt voor het meerondeel aan liet uiterste einde van de vallei en dicht aan de oppervlakte. Het is heel ge makkelijk te krijgen. Ik geloof wer kelijk. dat liet heele eiland goudhou dend is. En dut alles is voor ons. Nu», Manneiing, Fleming, we zijn rijk; mlllionaiis, multi-millionairs! Oef, wat is het heet! Hij streek ztch met de hand lungs het kianuue voor hoofd en zonk bij nu ineen op zijn stoel. Nina ging naar hem toe cn legde haar hand op z>jn schouder. U is moe, vader; u moet w at gaan rusten. Rustel»! Onzin! Je praat, naar dat je wijs bent! Je begrijpt <u niets van, Nina. Ik zeg je, liet is alles goud. Ik kan me niet vergist hebben. We zijn gestrand op een gondlapdl Mannering, Fleming, we zulten eer lijk deden. Eigenlijk behoort het alles jou toe Mannering, want zonder j"U zouden we het eiland nooit levend be reikt hebben. Goud, onnoemlijk vrel goud! Nina, ik ik heb dorst lk heb te veel in de zon geloopen. Water geef me water! Hij snakte naar adem, en had kramptrekkingen in het gelaat. Man nering liep de hut uit en haalde wa ter; de dronk bracht den ouden man weer wat bij. Gaat u nu weg, zei Nina zacht. Ik zal hem zien te overreden om wat te gaan liggen. Morgen zal hij wel weer beter zijn. Zij reikte Maunering de hand en fluisterde: Goeden nacht en dunk voor uw hulp! Niet te dunken, juffrouw Nina, was het echt Engelsche antwoord. Zou jc denkeu, dat die ontdek king van den dokter iets om het lijf had? vroeg Fleming aarzelend, toen hij en Mannering zich naar hun hut begaven. (Wsrdt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1918 | | pagina 9