Van onzen reizenden Redacteur
HAARLEM'S DAGBLAD
«TOEMSDAG 8 DECEMBER (921 TWEEDE BLAD
Uit Velsens verleden.
DE GESCHIEDENIS VAN EEN ONDERWIJZEÏR.
In het jaar 1720 had de toenmalig©
schoo'meeater en vooraaneer te Vcl-
et'i). Jan de Grood, het tijdelijke met
het eeuwige verwisseld en werd in een
gecombineerde vergadering van Ma
gistraat en Kerke raad besloten, om
twee hunner leden naar Den Haag te
«enden, teneinde aan de Edelmogien-
de Heeren van de Graefliikheids Re
kenkamer dit overlijden bekend te
maliën en tevens met het ootmoedig-
liiJc verzoek „dat haar Ed. Mog. de
gocthevt gelieven te hefbben van aan
de Magistraat en Kerkeraed te
vergunnen van na een ander school
meester en vooraaiiger te mogen oan-
eien en die aan haar Ed. Mog. voor te
Bt ellen."
l>it verzoek werd „seer gunstelijk
toegestaen" en „nadat nu versoheyde
schoolmeesters haar gaven hadden ge-
loont" kwamen Magistraat en Kerke-
raad weer 'büeen en lieten de keuzo
vallen on Dirk de Zoete, schoolmees
ter van Noordwiikerhout.
Deze werd nu persoonlijk met een
request van de hoeren naai- Den Haag
geeondon. In dit. request wordt, do
Zoete warm aanbevolener wordt in
gezegd, dat ziin gaven, zoowel ton op
zichte van de school ale van do kerk,
de heeren zeer hebben voldaan en dat
ze daarom verzoeken hem aan te stel
len. Aan het slot van het request wordt
„des Heoren Rijken Zegen" toege-
wenscht over de „persoonen, familie
ep bodlenlnge" van de Edelmogen-
den.
De zaak liep rw.ar wensohden 15en
Januari 1721 kwam het antwoord
van de Raden en Meesters van de Re
keningen der Domeinen van de Bdel-
mogenden, waarin dezen, gelet op
„het goed rapport en de kennisee en
deszelfs goed" comportementen end©
bequaamheyt" Dirk de Zoete benoem
den.
Als voorlezer en koster zou hii een
salaris genieten van f 120 verder zou
hij van ieder huisgezin f 0.10 ontvan
gen benevens paascheleren. Van leder
„burgere kind" dat schrijven leerde,
kon hii elk jaar 8 stuivore vorderen
en van een dat leerde lezen, vijf stui
vers.
Dat kinderen van buiten eene ge
meente tegenwoordig meer schoolgeld
moeten betalen, dan die van de ge
meente, ie ook al geen nieuws onder
de zon, want Dirk de Zoete mooht
van de eerste 10 stuivers eischen, als ze
leerden schrijven, en zes als zij leer
den lezen.
Voor dit enorme salaris had hij zee
lagen in de week van 911 en van
1—4 (".behalve dies Zaterdogmid-
dags) school te houden. In de vrije
uren van 111 had "rg te dragen,
dat de kinderen, die niet naar huis
gingen, „haar ordentelijk houden zon
der toe te staan, dat ze raeen of onor-
Ideliikheden plengen". Verder had hij
er voor te zorgen, dat de kindoren na
schooltijd „soeteliik" naar huis gin
gen en beleefd waren tegen de ,men-
schen. Hii had ze te dien einde op het
Kerkhof „met de oogan te volgen tot
dat. se uit siim geslgt si in."
Vaoantie zou hii genieten vijf da-
een met Pascheu, vijf met Pinksteren,
twee dagen met Hemelvaart, drie da
gen in de Kermis en veertien dagen
met Kerstmi». Dan kwamen nog zün
verplichtingen als koster, te weten
den kerkdienst waarnemen; zorgen
dat de kerk en banken bezerosohoon
werden gehouden.
Als er vergadering van den Kerke-
raad werd gehouden, moest hij bij de
hand wezen, om dc beVelen van het
college op te volgenals er buueng
wone vergadering was, moest hij per
soonlijk den leder» zulks bekend ma
ken. Des Zaterdags had hij zich bij der.
dominé te melden om dezen te vragen,
of er iels van Zijn Eerwaardes dienst
.was.
Plechtig en schriftelijk beloofde Dirk
de Zoete „dit alles naauwkeuriglijlc te
sullen int werk stellen".
Zoo was dus Velsen weer in 't bezit
van een koster en schoolmeester en
liep dc zaak blijkbaar jaren tot weder-
zijdsch genoegen.
Maar in den zomer van 1730 gebeur
de er iets verschrikkelijks. Meester ver
dween, zonder orde op ziin zaken te
hebben gesteld en zonder den Schout
,of den Kerkeraad te hebben gewaar
schuwd. Dc kinderen die in die da
gen wel niet beter zullen zijn geweest
dan in deze zullen vermoedelijk niet
hebben getreurd, maar de Kerkeraad
verkeerde in groote ongerustheid, dat
hij niet zou terugkeeren. Hij (lieerde
echter wel terugwas slechts op reis
gegaan, naar bij xeide om «ekeren
De Valk te spreken. Uit een later stuk
blijkt dat deze De Valk te Vianen
woonde, en daarheen is dus vermoede
lijk de reis geweest.
Hoelang dat snoepreisje heeft ge
duurd, is niet precies na te gaan, maar
de straf -was geweldig. Schout en Sche
penen plus de Kerkeraadsleden vonden
het door De Zoete gepleegde niet alleen
onbehoorlijk, maar ook en dit was
misschien wel het ergste „ten ecne-
maal strekkende tot desrespect van
ons". En 200 viel dan de straf ge
schorst voor den tijd van zes achter
eenvolgende weken.
Wel staat er niet bij, maar het Wijkt
toch, dat tevens het salaris en do emo
lumenten werden ingehouden.
Meester liet echter niets van zich
hooren en toen den löden Augustus de
zes weken voorbij waren, kwamen
Schout en Schepenen benevens de Ker
keraad weer bijeen en verlengden de
schorsing met acht dagen, zonder dat
we dit besluit gemotiveerd vinden.
Toen was de man murw gemaakt.
Blijkbaar had hij zich tot nu toe kun
nen redden met de inkomsten en le
vensmiddelen, die een klein boerderijtje
hem opleverden, maar thans 'was hij
aan het eind. En hij schreef dan oojc
reeds den volgenden dag een smeek
brief, waarin hij meedeelde, d'at hij
buiten staat was geraakt, om. met zijn
vrouw en vijf kinderen te kunnen be
staan en verzocht de „suspensie niet
langer te prolongeren en hem, sup
pliant te pardonneren van 't gene
waarmede hij UEd. Agtb. en Eerwaar
de ongenoege heeft gegeven, belovende
in toekomende met meerder naerstig-
heyt, zorge en vlijt, zijn ampt tot beter
genoege v.aar te nemen".
Het moet voor een man een heel ding
zijn geweest, om zich tot het schrijven
van zulk een smeekbede te zetten. Men
beware echter het diep medelijden, dat
men geneigd zou zijn met dezulke te
hebben, tot later.
De heeren lieten hem gelukkig niet
lang in het onzekere. Reeds twee dagen
later verscheen de resolutie, waarbij
het verzoek werd toegestaan, maar het
gemeente- en kerkbestuur maakte van
deze gelegenheid misbruik, om aan het
pardon eenige voorwaarden te verbin
den. De man was hun klaarblijkelijk
nog te onafhankelijk, want ze eisohten,
dat hii zijn boerderij vóór de a.s. Mei
maand zou he/bben tc verminderen tot
op één of twee koeien „tot sijn eijgc
menagie, sonder meer". Het melkboer
spelen was dus uit. Ook mocht hij de
kinderen niet meer gebruiken om de
school aan te vegen, asch op te schep
pen of de klokken te luiden, tenzij met
het volle genoegen der kinderen.
Men mag dus aannemen, dat hij
vroeger de kinderen hiertoe gedwongeu
had.
Voorts werd hij verplicht er voor te
porgen, dat er des Zondags in don
(Winter stoven met vuur gezet wei-den
tin de kerkbanken van d© urn gistras Is-
personen en leden van den Kerkeraad
©n dat er vijf of zes stoven, al naar
behoefte, aanwezig waren in de Doir-
denlagscho cathecheeatie,
Dan moest Rij er voor zorgen, dat
de hekjes van het Kerkhof bij predica
te of begrafenissen geopend en geslo
ten werden en moest hij bij alle
ktvkeJijke diensten befhoorl k in 't
.zwart gekleed zijn.
Men ziet het, do hoeren lieten zich
hot jaarloon flink betalen, en daar
aij er blijkbaar niet gerust op waren,
dat meester te een of ander tijd er
riet nog eens van door zou gaan, werd
het hem verboden zonder hun voor
kennis uit Velsen te gaan.
Maar in Juli 1731 was het al weer
mis Toen kwam aan het licht, waar
om hij eigenlijk in het vorig jaar i;
allo stilte naar Vianen was gegaan.
(Daar was namelijk dooi- hem een
zekere de Valk vaai een 1 eel ijk iets
beticht en deze had zich die beschul
diging zóó aangetrokken, dat rij
.vrouw en kinderen had verlaten, om
juni meer terug te kaeren. De Zoete
,haa onder eede ontkend, ooit die 1 e-
fccl'uldiging te hebben geuit, dooli uit
voiklaringen van „eerlijke lieden en
jlèn verzoeke van den heer Drossaard
der stnd Vianen beèedigt bleek dat
hij vnlscii had gezworen. En mi werd
het, Schout 011 Schepenen en den K jr-
koraad toch te kras en vreesden zu
da- „zoo lange hij d© korkedienst n
schoof blijft waarnemen, do bloeyende
veicadeving in ons© kerk zul te gronde
gaaii, indien daarin niet tydelyk
werd© voorsien".
Hij werd dan ook kort en goed
„gedeporteerd", d.(i. onlsijigear vara
zijne bedieningen als voorlezer, kos
ter en schoolmeester van Valseu. Dit
vornis werd dein 21 en Juli bekrachtig'!
(Nieuwe reeks.)
No. 54
Op de schaats In Friesland.
(Slot.)
Men had mij in den trein al verteld,
dat er in Heerenveen hardrijderij voor
mannen was, maar het leek mij aar
diger toe naar Dragten door te gaan,
waar een wedstrijd voor vrouwen werd
gehouden. Een „hardrietierij voor
vrouwen", dat was in mijn herinnering
zoo echt „Friesch", dat ik het nog eens
wilde meemaken. Dus stapte ïk te Hee
renveen altijd, nog met mijn schaat
sen onder den arm en mijn jeugdig
enthousiasme in mijn hart in de
stoomtram voor Dragten.
Ach, die reis met de stoomtram door
Friesland met 15 gr. vorstl Zou het
meest vurige en jonge enthousiasme er
tegen bestand zijn geweest? Ik was
zoo vol moed de reip begonnen 1 Toen
wij door Heerenveen reden en ik den
optocht van „hardrieders" de mu
ziek voorop, het bestuur van Thialf,
met lange ijsstokken gewapend, er ach
ter door de straten zag trekken, was
mijn Friescbe hart opgesprongen van
louter jolijt! Zie, dat was daar op eens
zoo'n edhi Friesch tafereeltje, zooals ik
het mij ook herinnerde uit mijn jeugd.
Ik zat er als een jongen naar te kijken,
met blijde oogen, had zoo wel mee wil
len loopen achter de Turksche trom aan
naar de ijsbaan toe. Maar ik zat nu in
de tram, op weg naar Dragten. en
ook daar wachtten mij Friesche schaat
senrijders-geneugten. Een hardrijderij
van vrouwen II Ik zag ze in mijn ge
dachten weer voor mij, in huin korte,
blauwe of roodc onderrokjes en lichte
onderlijfjes, klauwende tegen elkaar,
alsof het leven er van afhing! I'k zag
de keurmeesters met hun bordpapieren
lijsten onder hun arm, in volle autori
teit van „koninkje van één dag", def
tig zwierend over de „hardrijders-
baan", ik zag de Friesche mannen en
Vrouwen, hangend met hedl hun li
chaam over de „lijn", ik hoorde weer
den tamboer zijn roffel voor iederen af
rit slaan, zijn slag op de trom, eiken
keer, als de rijdsters niet precies gelijk
mochten afrijden de tetterende hoorn-
rauziek, dc kleurige vlaggen, wappe
rend hoog boven de door elkaar krioe
lende menschenmassa, ik hoorde en zag
dit alles in mijn verbeelding en was
in afwachting van al die heerlijkheid
op eens weer 16 jaar oud 1
Maar och, d'ie stoomtram, die stoom
tram in Friesland!!! Dat zulke vervoer
middelen in dezen tijd nog mogen blij
ven bestaanDoor alle reten blaast de
iwind en hoeveel reten zijn er niet
in een ouden Frieschen tramwagen!
«oodat je neus en je ooTeu bevriezen
en je voeten als ijsklompen worden. Met
•ons achten zaten wij daar, als Noord-
poolreizigers naast elkander in diie
train, diep in onze jassen gedoken, met
de voeten trappend, in onze handen
.klappend, zuchtend en blazend van de
kou. En als we nu altijd nog maar
verder waren gegaan. Maar dat is het
kenmerkende van een Friesche tram,
dat je bijna evenveel achter- als voor-
uitrijdt! O, dat Gorredijk, wat heb ik
het dien dag vervloekt 1 Het was, of
wij er niet meer uitmochten, of ze er
wd spelletje van maakten! Eerst
10 Meter achteruit, dan 30 Meter voor
uit, daarna 10 minuten halt 1 Dan weet
•achteruit, vooruit, achteruit^ Vooruit,
still Een toeter op den hoorn van den
conducteur dat ellendige, enervee-
•jendc hoorngetoetcr van een Frieschen
tramconducteur! en dan o ramp!
achteruit, weer het dorp inl Na 20
Meter, hou, stop, stil! 50 Meter voor
uit, stil! O, o, o, dat Gorredijk, dat
Gorredijk I Later bij een hölte, die ze
Driehoek noemen, kregen wij datzelfde
pretje van voren af aan vooruit, ach
teruit, stop! vooruit, toeter, stil I voor
uil, achteruit, stop! En dat «lies in een
onverwarmde tram bij een temperatuur
van 15 graden onder ol Neen, daar kan
het meest wanne enthousiasme niet te
gen op. Bij elk„vooruit, achteruit,
stop!" voelde ik mij 5 jaar ouder wor
den en toen ik eindelijk in Dragten
aankwam, was ik van 16 weer 46 ge
worden, precies even oud, als toen ik
'3 morgens uil Haarlem was Vertrok
ken. Ik voelde, dat ik 'moe was, dat
mijn voeten pijn deden, dat de felle
Oostenwind snijdend in mijn gezicht
blies, dat het naar, akelig, koud, guur,
miserabel weer was, in het kort, ik
voelde alios, wat een zes en veertig
jarige voelen kan !Dat had de Friesche
stoomtram mij aangedaan! Weg illu
sies, weg jeugd, weg ijsvermaak 1 Tk
had nog maar één verlangen boven op
een vuurroode potkachel tc zitten 1 Van
al mijn jeugdigen overmoed was niets
en niets meer overgebleven!
Maar wat moet je doen, als je naar
Friesland bent gezonden om over ijs
vermaak te schrijven en je in Dragten
rit! Bij een potkachel kun je mijmeren
en fantaiseeren, maar veel verder kom
je niet. Dus trok ik een uur later, met
mijn schaatsen onder den arm, ex weer
op uitv Ik was geheel ontdooid en een
sprankje hoop was er weer, dat het
misschien toch nog worden zou als
weleer.
Twee jongens liepen voor mij uit.
Jongens, waar is de bardriodeiij?"
„Op de Langster Eel" was het ant
woord.
De wind woei fel uit het Oosten, Het
was bijna een storm.
„Is het ver van het dorp?"
„Nee, niet verl Zoo wat 'n uurl"
Niet verll I Zoo wat 'n uur I De wind
giende langs mij heenl Een uur?l Er
heen, zoo voor het windje weg, nee, dat
•was niet erg, mear straks terug, tegen
die Oosterstorm opl Ik rilde al bij de
gedachte alleen.
„Gaat meneer tf'r ook heen?"
Ik 2ei, dat ik het voorrecht had. Dan
moesten wij maar samen gaan en ge-
.drieén gingen wij op stap: ik met de
jeugid I A3 dadelijk merkte ik het onder
scheid zij liepenj zoo hard ze konden,
.terwijl ik „op m'n dooie gemak" wilde
gaan. Zij hadden m a a r 4 uren om te
rijden en moesten zich duis haasten, ik
$d „wel" 4 uren en had dus den tijdl
Bij de brug buiten het dorp was er
weer groot verschil. Ik vond het ijs
miserabel en stelde voor nog ,,'n endje
,te loopen", zij vonden de baan puik en
waren dus tegelijk op het ijs. En om
dat ik mij nu eenmaal aan hen had
overgegeven, bond ik met mijn twee
nieuwe jonge vrienden mijn schaatsen
Wij begonnen te rijden
„Meneer kan 't nog best
Even was mijn ijdelheid gestreeld!
ja, een menech is nooit ijdeler d'an op
het ijs ik deed 'n paar stevige sla
gen, de Oostenwind kreeg mij te pak
ken, ik schoot vooruit 1 Mijn jonge
•vrienden waren een en al verbazing
.over den plotseling zoo jong geworden
ouwen heer, zagen mij bewonderend na.
Patsl daar lag ik lang uit op het ijs!
Het zand op de 'baan had mijn vaar»
zoo plotseling gestuit. Mijn lorgnet
vloog van mijn neus, mijn hoed sprong
voortgedreven door Iden wind hob
belend, bobbelend over het ijs! De jon
gens hem schaterend achterna. Ik, rid
der van de droevige figuur, krabbelde
langzaam en voorzichtig op. Ik was ©en
gore, vuile sneeuwman gelijk. Ik betast
te mijn stijve knie, mijn pijnlijken pols.
De wind blies «neipend langs mijn
ooren. Al mijn plezier in schaatsenrij
den was geheel en al verdwenen.
Vijf minuten later reden wij verder.
Voorzichtig reed ik nu, slagje voor
slagje, achter mijn jonge kornuiten
aan,
„Pas op, meneer, 'n ooheurl"
Rats... ik zat er met mijn rechter-
schaats natuurlijk al In, lag aJ weer
lang uit op het ijs.
„Wat valt meneer giauwl" lachte
de jonaste van de twee.
„Meneer moet wat steviger op z'n
beenen staan meende de oudste.
Dc krabbelde langzaam op.
„Ala jullie eens teeem de 60 loopt
en dan rttet een stijve knie 1" verweer
de ik mii.
Zij laakten mij vierkant in mijn ee-
zicht uit. 'n Stijve kniel Wie voelde
er nou wat van 'n stijve knie op het
ijs 1 En zij' zij bleven immers eeuwig
jongVoor hen zouden nooit, scheuren
bestaan, nooit zand op het ijs, nooit
stijve knieën, pijnlijke polsen, er was
voor hen alleen maar ijs. ijs en noe
eens ijs, al werden zij ook 80 jaar1
Och ja, zoo had ook ik eens gecladht
Nu daoht ik alleen aan dc scheuren,
het zand, den snijdenden wind, de
felle kou. dein pijnlijken pols, de stijve
knie en aan mijn tocht terug van 1
uur lang tegen een harde Oostertbriee.
Zoo ia het verschil tuseohen oud en
jong op het iie 1
We reden door en kwamen aan een
sluis; moesten -- afstappen van het
ijs. Ik wild© al afbinden.
„Wat gaat meneer nou doen!"
vroeg de jon pst,e verbaasd.
„Mijn schaatsen afdoen 1" ant
woordde ik.
„Voor dot ends je?"
„Dut kan meneer toch wel klu
nen?" 1)
Zij sprongen mii belden al vooruit
op het land, de schaatsen onder de voe
ten. Ik kreupelde achter hen aan. Au 1
Wat m'n rechterknie pijn deed en
mijn linker qqIs 011 mijn beid© enkels
....Och, och. en dat noemen de men
schel^ nou 'n plezier!
Wij waren op een zeer br©ed§, vaart,
met prachtic zwart ijs. Even vergat
ik al de ellende en liet ik mij door den
Oostenwind opnemen. Wij vlogen nu
was de Friesche „hardriederij" zoo-
aJa ik hoor ven vroeger nog kende. Ik
hoorde muziek, een klingemde bel, ik
zag twee kleine donkere figuren,
„klauwende" naast elkaar, ik was
wee<r „thuis".
Toch was het niet alles precies als
30 jaar geleden. De belangstelling
leek mij vrij wat minder maar dat
aal wel voor een groot deel aan den
feilen wind gelegen hebben en de
kampende vrouwen zagen er netter,
moderner en vooral -"V1 "enteruit,
dan in mijn jeugd, yroeger reden de
vrouwen op wedstrijden in hun on
derrokjes en onder'iifjes en wanneer
het heel erg spande, dan gebeucde bet
wel eeins. nu ia, dat zelfs het onder
rokje verdween. Heel esthetisch is het
gezicht van twee naast elkaar hard-
rijdende. klauwende vrouwen nooit,
maar er ia nu bij deze wedstrijden
meer „decorum" dan vroeger. De
vtouw&d zien er in haar hlauwe lijfjes
of in haar witte wollen jeraevs en
zwarte rokjes aardig uit en een wed
strijd van vrouwen maakt op een
vreemdeling nu tenminste niet zoo
sterk den indruk meer van een voor
wereldlijke gebeurtenis als in vroeger
dagen. Overigens waa er niets veran
derd. Ik zag weer de mannen met de
„kleeren over den arm", rijdend in
lame©, breed© streken voor eiken rit
oveir de baan, de keurmeesters met
hun bordpapieren lijsten, de sleede
met de nummers, de aamwijsvlant-em,
de man bij die bel in Leeuwarden
is het een tamboer alles, alles was
nog precies, zooals ik het in mijn jon
gensjaren had gezien.
En wat lijken al die Fxiesohe hard-
rijdsters op elkaar! Met hun licht
blonde haren, den rose, gezonden 'blos,
het blank© teint, de stevige en toch
v'ugge figuren, zijn ze een mooi,
krachtig ras. Men vertelde mij in
Friesland nog van een jonge hardrijd-
ster uit Almenum bij Harlingcn ik
meen, dat zij Trienisje Hoekstra
heette die jaren favoriet op do baan
is geweest, omdat zij niet alleen de
vlugste maar ook de mooiste was. Tot
zij op een dag opeens was verdwenen.
Trienteje was met een rijken En gelach
man. die voor de ijseport in Friesland
verblijf hield natuurlijk moet het
een „Hngelscbe lord" zijn geweest
de zee overgestoken en is nooit meer
teruggekeerd.
„Ja, Trientsje haalde nooit anders
als eerste priezen I" zei mij mijn
Friesche zegsman, en het was duide
lijk. dat hii den „Enge'schen lord" als
den ollerhoooeten prijs Ibeschouwdè.
Moet ik nog meer van mijn bevin
dingen In Friesland op de schaats"
vertellen Van de hardrijderij voor
mannen en vrouwen in Leeuwarden
en van den Marktdag in Friesland's
hoofdstad met alle boeren en boerin
nen r.ov reedens" 2) Laat ik maar be
kennen, dat ik persoonlijk meer op
mijn schoenen dan op mijn schaatsen
heb gestaan. Ik heb den tocht terug
tegen een feilen Oosterbries over het
ii» niet aangedurfd. Mijn twee jonge
vrienden deden, wat zestienjarigen
doen zij ziin teruggereden. Ik echter
was 46 en... verstandiger. Ik ben dus
teruggeloopen. Mijn illusies was ik
toch al lang reeds kwijt. E11 toen ik,
ha'f kreupel en hinkend daar over dat
voetpad door het land naar Dragten
liep. na a s t de ijsbaan, tegen den
snijdenden Oostenwind op. de tranen
in de oogen van de Icn. toen docht ik
aan oJ mijn verwachtingen van 'smor-
gens in miin heekje van den trein
En ik zag tegelük af van mijn plan
nen om Friesland nog eens te door
kruisen per schaats. Die twee uren op
het ijs hadden mii overtuigend ge
leerd. diat een maiiseh van 46.... 46 en
Ti iet meer 16 is! Di zag er voor goed
van af „mijn jeugd nog eens te door
leven."
J. B. SCHUIL.
1) Klunen is do Friesche uifdruk-
ding voor het met „schaatsen on
der" over het land loopen om van de
eene baan op de amderete komen.
Een echte Frisohe ioven zaJ 'bij
tochten zijn schaatsen bijna nooit a.f-
bindetn.
2) Schaatsen.
J. B. S.
over het ii», mijn jonge vrienden en 1 fieI" 2,JQ> zonder eerst allerlei opwek-
ik. Krits. krats, krits, krats, het was
even 5 minuten misschien net
als vroeger.
„We zijn d'r biina 1" riepen mijn
jeugdige makkers.
Ik keek op. In de verte zag ik een
zwarte, bewegende mierenhoop, en
daarboven wapperde vlaggen het
Feuilleton
„Vertel me, wie bedoelt ge?"
zoo'n beetje zat te dutten. Maar zijn der te hebiben gezien.
WILLIAM HOI.T.
65.
„Maar?"
dunkt u
vroeg de Linar, „wat
u zijn vergissing. Ver
klaart u die doordat liij te veel is uit
geput
„O1I10, ik geloof niet moer, dat hij
zich vergifif, heeft".
„Maar, dan in dit alies tocüi volko
men onverklaarbaar?"
„Dat ie ook zoo. We moeten beproe
ven, licht in die duisternis te bren
gen",
„Maar hoe?"
„Ja, dat weet ik ook nog niet, In
leder geval zijn di Cava hier en ei£-
nora Chiarina. Maar laten we eerst
eens zien, waai- die dame vandaag op
bezoek geweest is".
iiij haalde het papiertje, dat zijn
helper hem gegeven had .weer te voor
schijn.
De Linar las met hem mee.
„Lieve hemel", riep hij, „dit adree
(Wie- ben ik. Wat zouden zij daar ge
daan hebben?..
Hiev", zei de Linaa-. „deze naam, j geest won werkzaam. Hij ging alles De piccolo kwom weldra terug.
dokter Dupuy, bij is een oud studie
makker van me".
„Zoo? En sinds wanneer lidbl ge
hem het laatst ontmoet?"
„O dat is nog maar kort geleden,
llïj heeft di Cava gelogeerd, dezo ie
bij nem verpleegd".
„Een medeplichtige van de Broe-
deis?"
„Wel neet), heelemaal niet. Wij
brachten 'hem daar".
En de Linar vertelde aan Turner
3o goheelo geschiedenis hoe zij het
hcofd der Broeders hadden ontvoerd.
Turner luisterde aandachtig.
„Dus", zei hij, „die dokter Dupuy
ifi vertrouwbaar, een volkomen eer
lijk man".
„Ja zeker
„Dan dient gij dadelijk hem te be
zoeken. En u moet trachten te adhter-
halen, wat signora Chiarina daar
ltwam doen".
„Uitstekend", antwoordde de Li-
nar, „dot wil ik gaarne doen. Als
Dj.puv mij helpen kan, zal hij ook
gunt» helpen. Binnen een paar- uren
ben ik terug".
nog wcc eens na, wat zijn helper Turner spitste de ooren om te venie-
hein verteld had en zocht een oplos-1 men, welke boodschap de jongen té-
sing te vinden voor de groote togen
strijdigheid tnsschen diens veiddarm-
terugbraoht.
.Mijnheer Sheppardt verzoekt u op
gen en de feiten Als Jolm niet al .zijn kamer te komen".
„Maar gij hebt hem toch gezegd,
dikwijls bewezen had een uitnemend.
speurder te zijn, dan zon Turner di- j dat ik hem* hier wacht'
reet geloofd hebiben. dat hij rich da-, _o
del ijk op oen dwaalspoor had bega- Shèppard zei, dat, ik 'u zijn
v&i 011 den verkeerden man had ge-[zou wijzen"
zijn, maar die indruk maakt ons wan
delend publiek tóch zeer stellig. Nau
welijks echter zijn vaarten en kanalen
in ijsvlakten herschapen of do
schaatsen worden opgezocht, on
dergebonden en het gaat er
ran langs op een wijze, die ons vol ver
bazing doet uitroepen: zijn dat onze
landgenooten? Oud en jong, goede,
middelmatige rijders en krabbelaars, al
les krioelt door elkaar, dat het ccn lust
is. En die gezichten, een en al tinte
ling en opgewektheid, men is goed
moedig en vergevensgezind, al 'onze
zuurheid is afgelegd en als wij vallen,
doen wij dat zelfs met een lachend ge
zicht. Wanneer is de Hollander nu echt,
op het ijs of als wandelaar? Op het
ijs slaat hij nauwelijks adht op eea
snerpenden Noord-Oostenwind, te voet
is hij het nooit met het weer eens; het
is altijd te koud of te warm, te droog
of te nat, maar goed is het nooit.
De ijspret neemt een belangrijke
piaals m ons leven in, zoo zeiis, dat
«1g meeste menschaar in de ge.egen-
(beid gesteld worden er van te genie
ten op uren, die anders voor dc ver
vulling van de dagtaak bestemd zijn.
De schooljeugd krijgt meerdere mid
dagen vrijaf, immers het ijsvermaak
is dikwijls van korten duur. hinderen
vindon het al vroeg vanzelfsprekend,
dat zij leeren schaatsenrijden; zij
Jvragen dan ook niet: mag ia het ook
iet-run, maar; wanneer ltrijg ik
echaatsenV ln sommige plaatsen be-
staaui comité s, die zicir ten doel stel-
llen het verzamelen van oune, nog
bruikbare, schaatsen om deze te
distribueeren onder minder met aard-
sclre goederen gezegende kinderen, al
(Weer een bewijs, hoc men hel loeren
schaatsenrijden beschouwt als )eis,
dat bij de opvoed-.ng behoort. Voor
zoover mij bekend, heeft nog nboia
een commissie rich beijverd om zwem
broeken, mitsgaders meisjespakken
en badmutsjes voor arme kinderen
bij'een te garen. En toch is het velo
water- in ons land meer vloeibaar dan
vast. Het ijsvermaak neemt dus bij
ons volk wel een aeerbijzomderc plaats
in. De traditie spreekt daarin natuur
rijk ceai belangrijk woordje mee, doch
daarnaast geloof ik den trek naar het
ijsal klinkt het wat paradoxaal
te moeten toeschrijven aan de om
standigheid, dat er zoo weinig 11a een
genheld ik, het schaatsenrijden ze
beoefenen. Wanneer, telkens na een
onderbreking van eenige jaren, weer
eens gedegenheid bestaat eenige weken
over dc gladde vlakten te zwieren,
schijnt men het heel gewoon te vinden
ter wille van deze gezond© aport zelfs
(tijn werk gedeeltelijk te laten liggen.
Want gezond is ucze spon, onge
twijfeld zij vormt zelfs bet eenige
middel om bij vinnige kouae lekker
en door en door warm te worden. De
ijssport bereikt in dit opzicht beter re
sultaten dan d© beste Jaarsm a-haard,
en de opmerking „ik vond bet van
daag eigenlijk tc guur om te gaan rij
den. maar ik ben toch blij, dat ik het
maar gedaan bob. want ik ben er heer
lijk van opgeknapt", is dezor dagen
dan ook mee'Aaien geuit. Misschien
zouden andere sporten en nu denk
ik weer meer in het bijzonder a an het
zwemmen er wel bij varen, wan
neer voor de beoefening maar één of
twee weken per jaar gelegenheid
bestond. Ik geloof dan ook dat onder
onze landgenooten zoo weinig zwem
mers voorkomen, omdat er veel te veel
gelegenheid bestaat bet zwemmen tc
beoefenen. Men redeneert te veel al
dus het water uioet nog iets boogêr
in temperatuur worden, dan ga ik be
ginnen. En wanneer dit na een
weekje hot geval isnu ben ik net
verkouden, maar als diat over- is, ga ik
het toch leeren. Wanneer ten slotte
die booze verkoudheid geweken ia,
heef nren juist een zeer drukke week,
dus de volgende dan maar. En zoo is
er steeds weer iets, dat ons het uitstel
len van een eerste bezoek aan de
zwemschool gemakkelijk maakt. Met
schaatsenrijden gaat lxot anders. Er is
ijs. dus wij gaan verkouden of niet,
tijd of geen iïid., vinnig koud of zacht
vriesweer zonder wind, wij gaan. Ja,
ma,ar wie ziin nu eigen'iik die „wii"?
Ik geloof niet ver naast de waar
heid te zijn, waarneer ik zeg, dat er
bijna geen gezonde Hollanders te vin
don zijn, die nooit schaatsen gereden
hebben. Maar heb ik goed gezien, dat,
het grootste quantum gevormd wordt
door rijders beneden dc dertig jaar?
Och, dat Is natuurlijk niet zoo vreemd
maar is het aantal ouderen, dat zich
nog op dc schaatsen vertoont niet
wat heel erg klein? Mijn indruk van
de laatste dagen is dan ook stellig,
dat vele goede en middelmatige rij
ders wel wat al te gauw besluiten om
er maar niet meer aar, mee te doen
en de ranke ijzers veel te vroeg aan
de wilgen hangen. Schaatsen rijden
te een echt Hollandsohe sport, eigen
lijk de eenig© waaraan wij allemaal
zonder onderscheid van rang, stand
en leeftijd deelnemen en bij - nige
voorzichtigheid lijkt het mij dun ook
niet noodig, zoo tegen den veertig
jarigen leeftijd zich van dit nuttig
en opwekkend wintervermaak afzijdig
te houden. Laten wij de traditie, dat
een Hollander een goed schaatsenrij
der is, hoe® houden en ons niet vrij
willig to vroeg rangschikken ondé*
,,Oo, dot is in orde. Er is een ver
binding".
Wateen verbindi 1 ig
„Ja zeker, als u hier op dien stoei
waaraan niets bijzonders viel op te gaat staan en dat kleine schilderijtje
merken. Het raam stond even open. wegneemt, dan vindt ge er- een heel
Lichamelijke Opvoetilng.
Lil.
Schaatsen ,rliden.
„Ons publiek, dat zoo sloom kan
slenteren door onze winkelstraten,
wor<it plotseling het kwiekste volk ter
wereld als het de schaatsen onder de
voeten heeft," aldus de heer Th. M.
Roest van Limburg in zijn brochure,
getiteld „Ons Volkskarakter". En zoo
is het inderdaad, de wijze waarop de
doorsnee-Nederlander zich te voet over
den weg beweegt is afschuwelijk, is
voor hen, die
kende en tot eenige vlotheid prikke-
lende omstandigheden te behoeven
doorloop en. een voortdurende erger
nis.Zoowel in de winkelstraten als op
de buitenwegen sjokt ons volk rond
met gezichten, waar de verveling dui
delijk op te lozen staat, alsof iede»e pas
hpn te veel is. Het zal wel niet zoo
geheel gekleed op het bed en eliep
den slaap der rechtvaardigen.
Turner keek de koimer eens rond.
Het was een gewone hotel kamer,
Er was een smal ijzeren balkon voor,
dat ook langs de ramen van dezelfde
kleine opening".
.John, je bent
verdieping liep. liet. was door tus- riep Turner opgetogen. „Ga nog wat
scliomhekken in afzonderlijke balkons Jiggen, je hebt maar ,\-n uurtje •-'•■sta-
,Ja zeker, mijnheer, maar mijnheer
kamer verdeeld, liet was buiten al bijna duis pen. Als" ik jc noodig' hèb"" V.
ter en Turner begaf zich voorzichtig je wel wakker".
volgd. Maar hij werkte al een paar I Turner 2ag, dat do ander aarzelde. I op het balkon. Als hij hot ijzeren hek
jaren met den jongen man samen en Blijkbaar vond hij het minder noodig'je overklojn, zou bij op liet balkon ko-
h„ a-.» of gewensoht naar de kamer van mr. men, dat bij kamer 24 behoorde. Maar kleine
hij wist, dat deze niet zoo gemakke
lijk 011) den tuin geleid kon worden.
Daar moest dus iets anders achter
zitten. Lang daoht de detectleve hier
over ua.
Plotseling 6dirok hij op. Hij zag
een heer op den ofoenkeKner toetre
den en bemerkte wel, dat hij naar
iemand vroeg. De oibev wenkte een
piccolo en riep dozen toe:
„Breng het kaartje van mijnheer
uaar kamer 24 bij mr. Sheppard".
De bezoeker bleef staan en keek
eens rond. Turner had zich zoo ge
wend, dat men zijn gelaat niet. goed
zien kon. Bovendien begon in 't lioek-
Hij ging opgewekt heen. blij mu oo\l je, waar hij zat, reeds een
handelend te kunnen optreden en het ^duister tc heerschcn. Hij mom zoo on-
hoofd vol gedachten en veronderstel- bemerkt mogelijk dén lieer, die naar
John knikte en ging weer lie
Turner nam heelt voorzichtig het
schilderijtje weg, legde het
„a. „ij noiiiu uCTiwiuc, «mu- Aïtruiu «si iiiinurijijc weg, legn. riet
hheppard te «aan. Maar toch besloot j dii, leek hem nu nog veel te gevaar- zacht op tafel, klom toen weer on den
lijk, wan', hij had dan alle kans te stoei en keek door de opening. liet
hij deji piccolo te volgen.
D» detectieve had die aarzeling be
merkt.
was" nu bijna donker, doch in kamer
wotrden opgemerkt.
Als het volkomen donker geweest 24 was het licht op en daardoor
„Hm, rk geloof dat de goede man was, zou Turner ongetwijfeld aan het de detective in stam ecu blik ia de
dien mr. Sheppar d niet te beet ver- raam van kamer 24 geluteterd hebben kamer te werpen,
trouwt mompelde hij, „en hij kon en geprobeerd of er wat te zien was
waarlijk wel gelijk hebben
Toen de bezoeker goed en wel we-;.
was, verliet ook Turner de eetzaal en Hij luisterde eesns aan don muur, die
begaf zich naaa- de hal, waar zidh de de beide kamers scheidde. Maar deze
- Do twee mannen, die er waren, za
an hetgeen daar voor-viel. Maar ton aan tafel. Mr. Sheppard met het
y,n.?r!0<?ï'1i£ moest hij er mee wachten, gezicht naar den wand gewond, waar
achter Turner zicih ter oteervatie had
opgesteld. Zijn bezoeker1 echt n
zog wei, dat zij in elnMig geep rek
waren, dat naar dc gelaatsuitdruk
king van Sheppard to oorde-c'.en, edi
tor niet van bepaald vroolijkou aard
lift bevond.
Bij de lift wachtte hij eenige oogen-
blikken. Toen kwam de picoolo terug.
„Jongen, breng mij uaar kamer 25"
zsl Turner, „ik moet don heer( die
daar is, spreken.
- De jongen maakte geen bezwaar en
llrï?c"- - mr- Slieppaa-d gevraagd had. op. Hij I bracht Turner naar boven en wees pard nog altijd en hij heeft, bozook. sprak,*" a^f"hij'Vij'n ^beaóeker tot
uinei ïntuseclien bleef kalm zit- zou niets liever willen dan den man hem bedoelde ktuner. De detective gaf Ik zon ik weet niet wat geven ate ik iets wilde ovedhalen, wat dez- nog
Zooftlft hu fin«T 1(,1 Vn «m* ovïmfik- wir«vmu>n Umfl, ,ut i„h» '-1—- aan en broren kon wat daar werd bespro-1 weigerde*
i (I\'ordt vervolgd).
scheen nog al dik, tenminste hij ver- met den rug naar hem toe. Turner
nam daardoor niets.
Opeens werd zijn assist and wakker,
hij richtte ziöh dadelijk op.
„Hè", zei hij, „is u hier?'»
„Ja, jongen, ik keek hier maar kon zijn. Hij zag in dc oogen
eens rond. Hiernaast, is die mr. Sliep-1 den schurk iets dreigends, terwijl <ie-
narri rtrtty .-.IIUJ a„ l,;i 1.
ten. Zooals hij daar lui in zijn gemak- herkennen, doeili dit lukte h«m niet. hem een, fooi, klopte even
kei ij ken stoel zat, leek het ypel of hij En toch was hij overtuigd hem eer- opende de deur. John, zijn helper lagiken"'*