Van onzen reizenden Redacteur HAARLEM'S DAGBLAD «TOEMSDAG 8 DECEMBER (921 TWEEDE BLAD Uit Velsens verleden. DE GESCHIEDENIS VAN EEN ONDERWIJZEÏR. In het jaar 1720 had de toenmalig© schoo'meeater en vooraaneer te Vcl- et'i). Jan de Grood, het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en werd in een gecombineerde vergadering van Ma gistraat en Kerke raad besloten, om twee hunner leden naar Den Haag te «enden, teneinde aan de Edelmogien- de Heeren van de Graefliikheids Re kenkamer dit overlijden bekend te maliën en tevens met het ootmoedig- liiJc verzoek „dat haar Ed. Mog. de gocthevt gelieven te hefbben van aan de Magistraat en Kerkeraed te vergunnen van na een ander school meester en vooraaiiger te mogen oan- eien en die aan haar Ed. Mog. voor te Bt ellen." l>it verzoek werd „seer gunstelijk toegestaen" en „nadat nu versoheyde schoolmeesters haar gaven hadden ge- loont" kwamen Magistraat en Kerke- raad weer 'büeen en lieten de keuzo vallen on Dirk de Zoete, schoolmees ter van Noordwiikerhout. Deze werd nu persoonlijk met een request van de hoeren naai- Den Haag geeondon. In dit. request wordt, do Zoete warm aanbevolener wordt in gezegd, dat ziin gaven, zoowel ton op zichte van de school ale van do kerk, de heeren zeer hebben voldaan en dat ze daarom verzoeken hem aan te stel len. Aan het slot van het request wordt „des Heoren Rijken Zegen" toege- wenscht over de „persoonen, familie ep bodlenlnge" van de Edelmogen- den. De zaak liep rw.ar wensohden 15en Januari 1721 kwam het antwoord van de Raden en Meesters van de Re keningen der Domeinen van de Bdel- mogenden, waarin dezen, gelet op „het goed rapport en de kennisee en deszelfs goed" comportementen end© bequaamheyt" Dirk de Zoete benoem den. Als voorlezer en koster zou hii een salaris genieten van f 120 verder zou hij van ieder huisgezin f 0.10 ontvan gen benevens paascheleren. Van leder „burgere kind" dat schrijven leerde, kon hii elk jaar 8 stuivore vorderen en van een dat leerde lezen, vijf stui vers. Dat kinderen van buiten eene ge meente tegenwoordig meer schoolgeld moeten betalen, dan die van de ge meente, ie ook al geen nieuws onder de zon, want Dirk de Zoete mooht van de eerste 10 stuivers eischen, als ze leerden schrijven, en zes als zij leer den lezen. Voor dit enorme salaris had hij zee lagen in de week van 911 en van 1—4 (".behalve dies Zaterdogmid- dags) school te houden. In de vrije uren van 111 had "rg te dragen, dat de kinderen, die niet naar huis gingen, „haar ordentelijk houden zon der toe te staan, dat ze raeen of onor- Ideliikheden plengen". Verder had hij er voor te zorgen, dat de kindoren na schooltijd „soeteliik" naar huis gin gen en beleefd waren tegen de ,men- schen. Hii had ze te dien einde op het Kerkhof „met de oogan te volgen tot dat. se uit siim geslgt si in." Vaoantie zou hii genieten vijf da- een met Pascheu, vijf met Pinksteren, twee dagen met Hemelvaart, drie da gen in de Kermis en veertien dagen met Kerstmi». Dan kwamen nog zün verplichtingen als koster, te weten den kerkdienst waarnemen; zorgen dat de kerk en banken bezerosohoon werden gehouden. Als er vergadering van den Kerke- raad werd gehouden, moest hij bij de hand wezen, om dc beVelen van het college op te volgenals er buueng wone vergadering was, moest hij per soonlijk den leder» zulks bekend ma ken. Des Zaterdags had hij zich bij der. dominé te melden om dezen te vragen, of er iels van Zijn Eerwaardes dienst .was. Plechtig en schriftelijk beloofde Dirk de Zoete „dit alles naauwkeuriglijlc te sullen int werk stellen". Zoo was dus Velsen weer in 't bezit van een koster en schoolmeester en liep dc zaak blijkbaar jaren tot weder- zijdsch genoegen. Maar in den zomer van 1730 gebeur de er iets verschrikkelijks. Meester ver dween, zonder orde op ziin zaken te hebben gesteld en zonder den Schout ,of den Kerkeraad te hebben gewaar schuwd. Dc kinderen die in die da gen wel niet beter zullen zijn geweest dan in deze zullen vermoedelijk niet hebben getreurd, maar de Kerkeraad verkeerde in groote ongerustheid, dat hij niet zou terugkeeren. Hij (lieerde echter wel terugwas slechts op reis gegaan, naar bij xeide om «ekeren De Valk te spreken. Uit een later stuk blijkt dat deze De Valk te Vianen woonde, en daarheen is dus vermoede lijk de reis geweest. Hoelang dat snoepreisje heeft ge duurd, is niet precies na te gaan, maar de straf -was geweldig. Schout en Sche penen plus de Kerkeraadsleden vonden het door De Zoete gepleegde niet alleen onbehoorlijk, maar ook en dit was misschien wel het ergste „ten ecne- maal strekkende tot desrespect van ons". En 200 viel dan de straf ge schorst voor den tijd van zes achter eenvolgende weken. Wel staat er niet bij, maar het Wijkt toch, dat tevens het salaris en do emo lumenten werden ingehouden. Meester liet echter niets van zich hooren en toen den löden Augustus de zes weken voorbij waren, kwamen Schout en Schepenen benevens de Ker keraad weer bijeen en verlengden de schorsing met acht dagen, zonder dat we dit besluit gemotiveerd vinden. Toen was de man murw gemaakt. Blijkbaar had hij zich tot nu toe kun nen redden met de inkomsten en le vensmiddelen, die een klein boerderijtje hem opleverden, maar thans 'was hij aan het eind. En hij schreef dan oojc reeds den volgenden dag een smeek brief, waarin hij meedeelde, d'at hij buiten staat was geraakt, om. met zijn vrouw en vijf kinderen te kunnen be staan en verzocht de „suspensie niet langer te prolongeren en hem, sup pliant te pardonneren van 't gene waarmede hij UEd. Agtb. en Eerwaar de ongenoege heeft gegeven, belovende in toekomende met meerder naerstig- heyt, zorge en vlijt, zijn ampt tot beter genoege v.aar te nemen". Het moet voor een man een heel ding zijn geweest, om zich tot het schrijven van zulk een smeekbede te zetten. Men beware echter het diep medelijden, dat men geneigd zou zijn met dezulke te hebben, tot later. De heeren lieten hem gelukkig niet lang in het onzekere. Reeds twee dagen later verscheen de resolutie, waarbij het verzoek werd toegestaan, maar het gemeente- en kerkbestuur maakte van deze gelegenheid misbruik, om aan het pardon eenige voorwaarden te verbin den. De man was hun klaarblijkelijk nog te onafhankelijk, want ze eisohten, dat hii zijn boerderij vóór de a.s. Mei maand zou he/bben tc verminderen tot op één of twee koeien „tot sijn eijgc menagie, sonder meer". Het melkboer spelen was dus uit. Ook mocht hij de kinderen niet meer gebruiken om de school aan te vegen, asch op te schep pen of de klokken te luiden, tenzij met het volle genoegen der kinderen. Men mag dus aannemen, dat hij vroeger de kinderen hiertoe gedwongeu had. Voorts werd hij verplicht er voor te porgen, dat er des Zondags in don (Winter stoven met vuur gezet wei-den tin de kerkbanken van d© urn gistras Is- personen en leden van den Kerkeraad ©n dat er vijf of zes stoven, al naar behoefte, aanwezig waren in de Doir- denlagscho cathecheeatie, Dan moest Rij er voor zorgen, dat de hekjes van het Kerkhof bij predica te of begrafenissen geopend en geslo ten werden en moest hij bij alle ktvkeJijke diensten befhoorl k in 't .zwart gekleed zijn. Men ziet het, do hoeren lieten zich hot jaarloon flink betalen, en daar aij er blijkbaar niet gerust op waren, dat meester te een of ander tijd er riet nog eens van door zou gaan, werd het hem verboden zonder hun voor kennis uit Velsen te gaan. Maar in Juli 1731 was het al weer mis Toen kwam aan het licht, waar om hij eigenlijk in het vorig jaar i; allo stilte naar Vianen was gegaan. (Daar was namelijk dooi- hem een zekere de Valk vaai een 1 eel ijk iets beticht en deze had zich die beschul diging zóó aangetrokken, dat rij .vrouw en kinderen had verlaten, om juni meer terug te kaeren. De Zoete ,haa onder eede ontkend, ooit die 1 e- fccl'uldiging te hebben geuit, dooli uit voiklaringen van „eerlijke lieden en jlèn verzoeke van den heer Drossaard der stnd Vianen beèedigt bleek dat hij vnlscii had gezworen. En mi werd het, Schout 011 Schepenen en den K jr- koraad toch te kras en vreesden zu da- „zoo lange hij d© korkedienst n schoof blijft waarnemen, do bloeyende veicadeving in ons© kerk zul te gronde gaaii, indien daarin niet tydelyk werd© voorsien". Hij werd dan ook kort en goed „gedeporteerd", d.(i. onlsijigear vara zijne bedieningen als voorlezer, kos ter en schoolmeester van Valseu. Dit vornis werd dein 21 en Juli bekrachtig'! (Nieuwe reeks.) No. 54 Op de schaats In Friesland. (Slot.) Men had mij in den trein al verteld, dat er in Heerenveen hardrijderij voor mannen was, maar het leek mij aar diger toe naar Dragten door te gaan, waar een wedstrijd voor vrouwen werd gehouden. Een „hardrietierij voor vrouwen", dat was in mijn herinnering zoo echt „Friesch", dat ik het nog eens wilde meemaken. Dus stapte ïk te Hee renveen altijd, nog met mijn schaat sen onder den arm en mijn jeugdig enthousiasme in mijn hart in de stoomtram voor Dragten. Ach, die reis met de stoomtram door Friesland met 15 gr. vorstl Zou het meest vurige en jonge enthousiasme er tegen bestand zijn geweest? Ik was zoo vol moed de reip begonnen 1 Toen wij door Heerenveen reden en ik den optocht van „hardrieders" de mu ziek voorop, het bestuur van Thialf, met lange ijsstokken gewapend, er ach ter door de straten zag trekken, was mijn Friescbe hart opgesprongen van louter jolijt! Zie, dat was daar op eens zoo'n edhi Friesch tafereeltje, zooals ik het mij ook herinnerde uit mijn jeugd. Ik zat er als een jongen naar te kijken, met blijde oogen, had zoo wel mee wil len loopen achter de Turksche trom aan naar de ijsbaan toe. Maar ik zat nu in de tram, op weg naar Dragten. en ook daar wachtten mij Friesche schaat senrijders-geneugten. Een hardrijderij van vrouwen II Ik zag ze in mijn ge dachten weer voor mij, in huin korte, blauwe of roodc onderrokjes en lichte onderlijfjes, klauwende tegen elkaar, alsof het leven er van afhing! I'k zag de keurmeesters met hun bordpapieren lijsten onder hun arm, in volle autori teit van „koninkje van één dag", def tig zwierend over de „hardrijders- baan", ik zag de Friesche mannen en Vrouwen, hangend met hedl hun li chaam over de „lijn", ik hoorde weer den tamboer zijn roffel voor iederen af rit slaan, zijn slag op de trom, eiken keer, als de rijdsters niet precies gelijk mochten afrijden de tetterende hoorn- rauziek, dc kleurige vlaggen, wappe rend hoog boven de door elkaar krioe lende menschenmassa, ik hoorde en zag dit alles in mijn verbeelding en was in afwachting van al die heerlijkheid op eens weer 16 jaar oud 1 Maar och, d'ie stoomtram, die stoom tram in Friesland!!! Dat zulke vervoer middelen in dezen tijd nog mogen blij ven bestaanDoor alle reten blaast de iwind en hoeveel reten zijn er niet in een ouden Frieschen tramwagen! «oodat je neus en je ooTeu bevriezen en je voeten als ijsklompen worden. Met •ons achten zaten wij daar, als Noord- poolreizigers naast elkander in diie train, diep in onze jassen gedoken, met de voeten trappend, in onze handen .klappend, zuchtend en blazend van de kou. En als we nu altijd nog maar verder waren gegaan. Maar dat is het kenmerkende van een Friesche tram, dat je bijna evenveel achter- als voor- uitrijdt! O, dat Gorredijk, wat heb ik het dien dag vervloekt 1 Het was, of wij er niet meer uitmochten, of ze er wd spelletje van maakten! Eerst 10 Meter achteruit, dan 30 Meter voor uit, daarna 10 minuten halt 1 Dan weet •achteruit, vooruit, achteruit^ Vooruit, still Een toeter op den hoorn van den conducteur dat ellendige, enervee- •jendc hoorngetoetcr van een Frieschen tramconducteur! en dan o ramp! achteruit, weer het dorp inl Na 20 Meter, hou, stop, stil! 50 Meter voor uit, stil! O, o, o, dat Gorredijk, dat Gorredijk I Later bij een hölte, die ze Driehoek noemen, kregen wij datzelfde pretje van voren af aan vooruit, ach teruit, stop! vooruit, toeter, stil I voor uil, achteruit, stop! En dat «lies in een onverwarmde tram bij een temperatuur van 15 graden onder ol Neen, daar kan het meest wanne enthousiasme niet te gen op. Bij elk„vooruit, achteruit, stop!" voelde ik mij 5 jaar ouder wor den en toen ik eindelijk in Dragten aankwam, was ik van 16 weer 46 ge worden, precies even oud, als toen ik '3 morgens uil Haarlem was Vertrok ken. Ik voelde, dat ik 'moe was, dat mijn voeten pijn deden, dat de felle Oostenwind snijdend in mijn gezicht blies, dat het naar, akelig, koud, guur, miserabel weer was, in het kort, ik voelde alios, wat een zes en veertig jarige voelen kan !Dat had de Friesche stoomtram mij aangedaan! Weg illu sies, weg jeugd, weg ijsvermaak 1 Tk had nog maar één verlangen boven op een vuurroode potkachel tc zitten 1 Van al mijn jeugdigen overmoed was niets en niets meer overgebleven! Maar wat moet je doen, als je naar Friesland bent gezonden om over ijs vermaak te schrijven en je in Dragten rit! Bij een potkachel kun je mijmeren en fantaiseeren, maar veel verder kom je niet. Dus trok ik een uur later, met mijn schaatsen onder den arm, ex weer op uitv Ik was geheel ontdooid en een sprankje hoop was er weer, dat het misschien toch nog worden zou als weleer. Twee jongens liepen voor mij uit. Jongens, waar is de bardriodeiij?" „Op de Langster Eel" was het ant woord. De wind woei fel uit het Oosten, Het was bijna een storm. „Is het ver van het dorp?" „Nee, niet verl Zoo wat 'n uurl" Niet verll I Zoo wat 'n uur I De wind giende langs mij heenl Een uur?l Er heen, zoo voor het windje weg, nee, dat •was niet erg, mear straks terug, tegen die Oosterstorm opl Ik rilde al bij de gedachte alleen. „Gaat meneer tf'r ook heen?" Ik 2ei, dat ik het voorrecht had. Dan moesten wij maar samen gaan en ge- .drieén gingen wij op stap: ik met de jeugid I A3 dadelijk merkte ik het onder scheid zij liepenj zoo hard ze konden, .terwijl ik „op m'n dooie gemak" wilde gaan. Zij hadden m a a r 4 uren om te rijden en moesten zich duis haasten, ik $d „wel" 4 uren en had dus den tijdl Bij de brug buiten het dorp was er weer groot verschil. Ik vond het ijs miserabel en stelde voor nog ,,'n endje ,te loopen", zij vonden de baan puik en waren dus tegelijk op het ijs. En om dat ik mij nu eenmaal aan hen had overgegeven, bond ik met mijn twee nieuwe jonge vrienden mijn schaatsen Wij begonnen te rijden „Meneer kan 't nog best Even was mijn ijdelheid gestreeld! ja, een menech is nooit ijdeler d'an op het ijs ik deed 'n paar stevige sla gen, de Oostenwind kreeg mij te pak ken, ik schoot vooruit 1 Mijn jonge •vrienden waren een en al verbazing .over den plotseling zoo jong geworden ouwen heer, zagen mij bewonderend na. Patsl daar lag ik lang uit op het ijs! Het zand op de 'baan had mijn vaar» zoo plotseling gestuit. Mijn lorgnet vloog van mijn neus, mijn hoed sprong voortgedreven door Iden wind hob belend, bobbelend over het ijs! De jon gens hem schaterend achterna. Ik, rid der van de droevige figuur, krabbelde langzaam en voorzichtig op. Ik was ©en gore, vuile sneeuwman gelijk. Ik betast te mijn stijve knie, mijn pijnlijken pols. De wind blies «neipend langs mijn ooren. Al mijn plezier in schaatsenrij den was geheel en al verdwenen. Vijf minuten later reden wij verder. Voorzichtig reed ik nu, slagje voor slagje, achter mijn jonge kornuiten aan, „Pas op, meneer, 'n ooheurl" Rats... ik zat er met mijn rechter- schaats natuurlijk al In, lag aJ weer lang uit op het ijs. „Wat valt meneer giauwl" lachte de jonaste van de twee. „Meneer moet wat steviger op z'n beenen staan meende de oudste. Dc krabbelde langzaam op. „Ala jullie eens teeem de 60 loopt en dan rttet een stijve knie 1" verweer de ik mii. Zij laakten mij vierkant in mijn ee- zicht uit. 'n Stijve kniel Wie voelde er nou wat van 'n stijve knie op het ijs 1 En zij' zij bleven immers eeuwig jongVoor hen zouden nooit, scheuren bestaan, nooit zand op het ijs, nooit stijve knieën, pijnlijke polsen, er was voor hen alleen maar ijs. ijs en noe eens ijs, al werden zij ook 80 jaar1 Och ja, zoo had ook ik eens gecladht Nu daoht ik alleen aan dc scheuren, het zand, den snijdenden wind, de felle kou. dein pijnlijken pols, de stijve knie en aan mijn tocht terug van 1 uur lang tegen een harde Oostertbriee. Zoo ia het verschil tuseohen oud en jong op het iie 1 We reden door en kwamen aan een sluis; moesten -- afstappen van het ijs. Ik wild© al afbinden. „Wat gaat meneer nou doen!" vroeg de jon pst,e verbaasd. „Mijn schaatsen afdoen 1" ant woordde ik. „Voor dot ends je?" „Dut kan meneer toch wel klu nen?" 1) Zij sprongen mii belden al vooruit op het land, de schaatsen onder de voe ten. Ik kreupelde achter hen aan. Au 1 Wat m'n rechterknie pijn deed en mijn linker qqIs 011 mijn beid© enkels ....Och, och. en dat noemen de men schel^ nou 'n plezier! Wij waren op een zeer br©ed§, vaart, met prachtic zwart ijs. Even vergat ik al de ellende en liet ik mij door den Oostenwind opnemen. Wij vlogen nu was de Friesche „hardriederij" zoo- aJa ik hoor ven vroeger nog kende. Ik hoorde muziek, een klingemde bel, ik zag twee kleine donkere figuren, „klauwende" naast elkaar, ik was wee<r „thuis". Toch was het niet alles precies als 30 jaar geleden. De belangstelling leek mij vrij wat minder maar dat aal wel voor een groot deel aan den feilen wind gelegen hebben en de kampende vrouwen zagen er netter, moderner en vooral -"V1 "enteruit, dan in mijn jeugd, yroeger reden de vrouwen op wedstrijden in hun on derrokjes en onder'iifjes en wanneer het heel erg spande, dan gebeucde bet wel eeins. nu ia, dat zelfs het onder rokje verdween. Heel esthetisch is het gezicht van twee naast elkaar hard- rijdende. klauwende vrouwen nooit, maar er ia nu bij deze wedstrijden meer „decorum" dan vroeger. De vtouw&d zien er in haar hlauwe lijfjes of in haar witte wollen jeraevs en zwarte rokjes aardig uit en een wed strijd van vrouwen maakt op een vreemdeling nu tenminste niet zoo sterk den indruk meer van een voor wereldlijke gebeurtenis als in vroeger dagen. Overigens waa er niets veran derd. Ik zag weer de mannen met de „kleeren over den arm", rijdend in lame©, breed© streken voor eiken rit oveir de baan, de keurmeesters met hun bordpapieren lijsten, de sleede met de nummers, de aamwijsvlant-em, de man bij die bel in Leeuwarden is het een tamboer alles, alles was nog precies, zooals ik het in mijn jon gensjaren had gezien. En wat lijken al die Fxiesohe hard- rijdsters op elkaar! Met hun licht blonde haren, den rose, gezonden 'blos, het blank© teint, de stevige en toch v'ugge figuren, zijn ze een mooi, krachtig ras. Men vertelde mij in Friesland nog van een jonge hardrijd- ster uit Almenum bij Harlingcn ik meen, dat zij Trienisje Hoekstra heette die jaren favoriet op do baan is geweest, omdat zij niet alleen de vlugste maar ook de mooiste was. Tot zij op een dag opeens was verdwenen. Trienteje was met een rijken En gelach man. die voor de ijseport in Friesland verblijf hield natuurlijk moet het een „Hngelscbe lord" zijn geweest de zee overgestoken en is nooit meer teruggekeerd. „Ja, Trientsje haalde nooit anders als eerste priezen I" zei mij mijn Friesche zegsman, en het was duide lijk. dat hii den „Enge'schen lord" als den ollerhoooeten prijs Ibeschouwdè. Moet ik nog meer van mijn bevin dingen In Friesland op de schaats" vertellen Van de hardrijderij voor mannen en vrouwen in Leeuwarden en van den Marktdag in Friesland's hoofdstad met alle boeren en boerin nen r.ov reedens" 2) Laat ik maar be kennen, dat ik persoonlijk meer op mijn schoenen dan op mijn schaatsen heb gestaan. Ik heb den tocht terug tegen een feilen Oosterbries over het ii» niet aangedurfd. Mijn twee jonge vrienden deden, wat zestienjarigen doen zij ziin teruggereden. Ik echter was 46 en... verstandiger. Ik ben dus teruggeloopen. Mijn illusies was ik toch al lang reeds kwijt. E11 toen ik, ha'f kreupel en hinkend daar over dat voetpad door het land naar Dragten liep. na a s t de ijsbaan, tegen den snijdenden Oostenwind op. de tranen in de oogen van de Icn. toen docht ik aan oJ mijn verwachtingen van 'smor- gens in miin heekje van den trein En ik zag tegelük af van mijn plan nen om Friesland nog eens te door kruisen per schaats. Die twee uren op het ijs hadden mii overtuigend ge leerd. diat een maiiseh van 46.... 46 en Ti iet meer 16 is! Di zag er voor goed van af „mijn jeugd nog eens te door leven." J. B. SCHUIL. 1) Klunen is do Friesche uifdruk- ding voor het met „schaatsen on der" over het land loopen om van de eene baan op de amderete komen. Een echte Frisohe ioven zaJ 'bij tochten zijn schaatsen bijna nooit a.f- bindetn. 2) Schaatsen. J. B. S. over het ii», mijn jonge vrienden en 1 fieI" 2,JQ> zonder eerst allerlei opwek- ik. Krits. krats, krits, krats, het was even 5 minuten misschien net als vroeger. „We zijn d'r biina 1" riepen mijn jeugdige makkers. Ik keek op. In de verte zag ik een zwarte, bewegende mierenhoop, en daarboven wapperde vlaggen het Feuilleton „Vertel me, wie bedoelt ge?" zoo'n beetje zat te dutten. Maar zijn der te hebiben gezien. WILLIAM HOI.T. 65. „Maar?" dunkt u vroeg de Linar, „wat u zijn vergissing. Ver klaart u die doordat liij te veel is uit geput „O1I10, ik geloof niet moer, dat hij zich vergifif, heeft". „Maar, dan in dit alies tocüi volko men onverklaarbaar?" „Dat ie ook zoo. We moeten beproe ven, licht in die duisternis te bren gen", „Maar hoe?" „Ja, dat weet ik ook nog niet, In leder geval zijn di Cava hier en ei£- nora Chiarina. Maar laten we eerst eens zien, waai- die dame vandaag op bezoek geweest is". iiij haalde het papiertje, dat zijn helper hem gegeven had .weer te voor schijn. De Linar las met hem mee. „Lieve hemel", riep hij, „dit adree (Wie- ben ik. Wat zouden zij daar ge daan hebben?.. Hiev", zei de Linaa-. „deze naam, j geest won werkzaam. Hij ging alles De piccolo kwom weldra terug. dokter Dupuy, bij is een oud studie makker van me". „Zoo? En sinds wanneer lidbl ge hem het laatst ontmoet?" „O dat is nog maar kort geleden, llïj heeft di Cava gelogeerd, dezo ie bij nem verpleegd". „Een medeplichtige van de Broe- deis?" „Wel neet), heelemaal niet. Wij brachten 'hem daar". En de Linar vertelde aan Turner 3o goheelo geschiedenis hoe zij het hcofd der Broeders hadden ontvoerd. Turner luisterde aandachtig. „Dus", zei hij, „die dokter Dupuy ifi vertrouwbaar, een volkomen eer lijk man". „Ja zeker „Dan dient gij dadelijk hem te be zoeken. En u moet trachten te adhter- halen, wat signora Chiarina daar ltwam doen". „Uitstekend", antwoordde de Li- nar, „dot wil ik gaarne doen. Als Dj.puv mij helpen kan, zal hij ook gunt» helpen. Binnen een paar- uren ben ik terug". nog wcc eens na, wat zijn helper Turner spitste de ooren om te venie- hein verteld had en zocht een oplos-1 men, welke boodschap de jongen té- sing te vinden voor de groote togen strijdigheid tnsschen diens veiddarm- terugbraoht. .Mijnheer Sheppardt verzoekt u op gen en de feiten Als Jolm niet al .zijn kamer te komen". „Maar gij hebt hem toch gezegd, dikwijls bewezen had een uitnemend. speurder te zijn, dan zon Turner di- j dat ik hem* hier wacht' reet geloofd hebiben. dat hij rich da-, _o del ijk op oen dwaalspoor had bega- Shèppard zei, dat, ik 'u zijn v&i 011 den verkeerden man had ge-[zou wijzen" zijn, maar die indruk maakt ons wan delend publiek tóch zeer stellig. Nau welijks echter zijn vaarten en kanalen in ijsvlakten herschapen of do schaatsen worden opgezocht, on dergebonden en het gaat er ran langs op een wijze, die ons vol ver bazing doet uitroepen: zijn dat onze landgenooten? Oud en jong, goede, middelmatige rijders en krabbelaars, al les krioelt door elkaar, dat het ccn lust is. En die gezichten, een en al tinte ling en opgewektheid, men is goed moedig en vergevensgezind, al 'onze zuurheid is afgelegd en als wij vallen, doen wij dat zelfs met een lachend ge zicht. Wanneer is de Hollander nu echt, op het ijs of als wandelaar? Op het ijs slaat hij nauwelijks adht op eea snerpenden Noord-Oostenwind, te voet is hij het nooit met het weer eens; het is altijd te koud of te warm, te droog of te nat, maar goed is het nooit. De ijspret neemt een belangrijke piaals m ons leven in, zoo zeiis, dat «1g meeste menschaar in de ge.egen- (beid gesteld worden er van te genie ten op uren, die anders voor dc ver vulling van de dagtaak bestemd zijn. De schooljeugd krijgt meerdere mid dagen vrijaf, immers het ijsvermaak is dikwijls van korten duur. hinderen vindon het al vroeg vanzelfsprekend, dat zij leeren schaatsenrijden; zij Jvragen dan ook niet: mag ia het ook iet-run, maar; wanneer ltrijg ik echaatsenV ln sommige plaatsen be- staaui comité s, die zicir ten doel stel- llen het verzamelen van oune, nog bruikbare, schaatsen om deze te distribueeren onder minder met aard- sclre goederen gezegende kinderen, al (Weer een bewijs, hoc men hel loeren schaatsenrijden beschouwt als )eis, dat bij de opvoed-.ng behoort. Voor zoover mij bekend, heeft nog nboia een commissie rich beijverd om zwem broeken, mitsgaders meisjespakken en badmutsjes voor arme kinderen bij'een te garen. En toch is het velo water- in ons land meer vloeibaar dan vast. Het ijsvermaak neemt dus bij ons volk wel een aeerbijzomderc plaats in. De traditie spreekt daarin natuur rijk ceai belangrijk woordje mee, doch daarnaast geloof ik den trek naar het ijsal klinkt het wat paradoxaal te moeten toeschrijven aan de om standigheid, dat er zoo weinig 11a een genheld ik, het schaatsenrijden ze beoefenen. Wanneer, telkens na een onderbreking van eenige jaren, weer eens gedegenheid bestaat eenige weken over dc gladde vlakten te zwieren, schijnt men het heel gewoon te vinden ter wille van deze gezond© aport zelfs (tijn werk gedeeltelijk te laten liggen. Want gezond is ucze spon, onge twijfeld zij vormt zelfs bet eenige middel om bij vinnige kouae lekker en door en door warm te worden. De ijssport bereikt in dit opzicht beter re sultaten dan d© beste Jaarsm a-haard, en de opmerking „ik vond bet van daag eigenlijk tc guur om te gaan rij den. maar ik ben toch blij, dat ik het maar gedaan bob. want ik ben er heer lijk van opgeknapt", is dezor dagen dan ook mee'Aaien geuit. Misschien zouden andere sporten en nu denk ik weer meer in het bijzonder a an het zwemmen er wel bij varen, wan neer voor de beoefening maar één of twee weken per jaar gelegenheid bestond. Ik geloof dan ook dat onder onze landgenooten zoo weinig zwem mers voorkomen, omdat er veel te veel gelegenheid bestaat bet zwemmen tc beoefenen. Men redeneert te veel al dus het water uioet nog iets boogêr in temperatuur worden, dan ga ik be ginnen. En wanneer dit na een weekje hot geval isnu ben ik net verkouden, maar als diat over- is, ga ik het toch leeren. Wanneer ten slotte die booze verkoudheid geweken ia, heef nren juist een zeer drukke week, dus de volgende dan maar. En zoo is er steeds weer iets, dat ons het uitstel len van een eerste bezoek aan de zwemschool gemakkelijk maakt. Met schaatsenrijden gaat lxot anders. Er is ijs. dus wij gaan verkouden of niet, tijd of geen iïid., vinnig koud of zacht vriesweer zonder wind, wij gaan. Ja, ma,ar wie ziin nu eigen'iik die „wii"? Ik geloof niet ver naast de waar heid te zijn, waarneer ik zeg, dat er bijna geen gezonde Hollanders te vin don zijn, die nooit schaatsen gereden hebben. Maar heb ik goed gezien, dat, het grootste quantum gevormd wordt door rijders beneden dc dertig jaar? Och, dat Is natuurlijk niet zoo vreemd maar is het aantal ouderen, dat zich nog op dc schaatsen vertoont niet wat heel erg klein? Mijn indruk van de laatste dagen is dan ook stellig, dat vele goede en middelmatige rij ders wel wat al te gauw besluiten om er maar niet meer aar, mee te doen en de ranke ijzers veel te vroeg aan de wilgen hangen. Schaatsen rijden te een echt Hollandsohe sport, eigen lijk de eenig© waaraan wij allemaal zonder onderscheid van rang, stand en leeftijd deelnemen en bij - nige voorzichtigheid lijkt het mij dun ook niet noodig, zoo tegen den veertig jarigen leeftijd zich van dit nuttig en opwekkend wintervermaak afzijdig te houden. Laten wij de traditie, dat een Hollander een goed schaatsenrij der is, hoe® houden en ons niet vrij willig to vroeg rangschikken ondé* ,,Oo, dot is in orde. Er is een ver binding". Wateen verbindi 1 ig „Ja zeker, als u hier op dien stoei waaraan niets bijzonders viel op te gaat staan en dat kleine schilderijtje merken. Het raam stond even open. wegneemt, dan vindt ge er- een heel Lichamelijke Opvoetilng. Lil. Schaatsen ,rliden. „Ons publiek, dat zoo sloom kan slenteren door onze winkelstraten, wor<it plotseling het kwiekste volk ter wereld als het de schaatsen onder de voeten heeft," aldus de heer Th. M. Roest van Limburg in zijn brochure, getiteld „Ons Volkskarakter". En zoo is het inderdaad, de wijze waarop de doorsnee-Nederlander zich te voet over den weg beweegt is afschuwelijk, is voor hen, die kende en tot eenige vlotheid prikke- lende omstandigheden te behoeven doorloop en. een voortdurende erger nis.Zoowel in de winkelstraten als op de buitenwegen sjokt ons volk rond met gezichten, waar de verveling dui delijk op te lozen staat, alsof iede»e pas hpn te veel is. Het zal wel niet zoo geheel gekleed op het bed en eliep den slaap der rechtvaardigen. Turner keek de koimer eens rond. Het was een gewone hotel kamer, Er was een smal ijzeren balkon voor, dat ook langs de ramen van dezelfde kleine opening". .John, je bent verdieping liep. liet. was door tus- riep Turner opgetogen. „Ga nog wat scliomhekken in afzonderlijke balkons Jiggen, je hebt maar ,\-n uurtje •-'•■sta- ,Ja zeker, mijnheer, maar mijnheer kamer verdeeld, liet was buiten al bijna duis pen. Als" ik jc noodig' hèb"" V. ter en Turner begaf zich voorzichtig je wel wakker". volgd. Maar hij werkte al een paar I Turner 2ag, dat do ander aarzelde. I op het balkon. Als hij hot ijzeren hek jaren met den jongen man samen en Blijkbaar vond hij het minder noodig'je overklojn, zou bij op liet balkon ko- h„ a-.» of gewensoht naar de kamer van mr. men, dat bij kamer 24 behoorde. Maar kleine hij wist, dat deze niet zoo gemakke lijk 011) den tuin geleid kon worden. Daar moest dus iets anders achter zitten. Lang daoht de detectleve hier over ua. Plotseling 6dirok hij op. Hij zag een heer op den ofoenkeKner toetre den en bemerkte wel, dat hij naar iemand vroeg. De oibev wenkte een piccolo en riep dozen toe: „Breng het kaartje van mijnheer uaar kamer 24 bij mr. Sheppard". De bezoeker bleef staan en keek eens rond. Turner had zich zoo ge wend, dat men zijn gelaat niet. goed zien kon. Bovendien begon in 't lioek- Hij ging opgewekt heen. blij mu oo\l je, waar hij zat, reeds een handelend te kunnen optreden en het ^duister tc heerschcn. Hij mom zoo on- hoofd vol gedachten en veronderstel- bemerkt mogelijk dén lieer, die naar John knikte en ging weer lie Turner nam heelt voorzichtig het schilderijtje weg, legde het „a. „ij noiiiu uCTiwiuc, «mu- Aïtruiu «si iiiinurijijc weg, legn. riet hheppard te «aan. Maar toch besloot j dii, leek hem nu nog veel te gevaar- zacht op tafel, klom toen weer on den lijk, wan', hij had dan alle kans te stoei en keek door de opening. liet hij deji piccolo te volgen. D» detectieve had die aarzeling be merkt. was" nu bijna donker, doch in kamer wotrden opgemerkt. Als het volkomen donker geweest 24 was het licht op en daardoor „Hm, rk geloof dat de goede man was, zou Turner ongetwijfeld aan het de detective in stam ecu blik ia de dien mr. Sheppar d niet te beet ver- raam van kamer 24 geluteterd hebben kamer te werpen, trouwt mompelde hij, „en hij kon en geprobeerd of er wat te zien was waarlijk wel gelijk hebben Toen de bezoeker goed en wel we-;. was, verliet ook Turner de eetzaal en Hij luisterde eesns aan don muur, die begaf zich naaa- de hal, waar zidh de de beide kamers scheidde. Maar deze - Do twee mannen, die er waren, za an hetgeen daar voor-viel. Maar ton aan tafel. Mr. Sheppard met het y,n.?r!0<?ï'1i£ moest hij er mee wachten, gezicht naar den wand gewond, waar achter Turner zicih ter oteervatie had opgesteld. Zijn bezoeker1 echt n zog wei, dat zij in elnMig geep rek waren, dat naar dc gelaatsuitdruk king van Sheppard to oorde-c'.en, edi tor niet van bepaald vroolijkou aard lift bevond. Bij de lift wachtte hij eenige oogen- blikken. Toen kwam de picoolo terug. „Jongen, breng mij uaar kamer 25" zsl Turner, „ik moet don heer( die daar is, spreken. - De jongen maakte geen bezwaar en llrï?c"- - mr- Slieppaa-d gevraagd had. op. Hij I bracht Turner naar boven en wees pard nog altijd en hij heeft, bozook. sprak,*" a^f"hij'Vij'n ^beaóeker tot uinei ïntuseclien bleef kalm zit- zou niets liever willen dan den man hem bedoelde ktuner. De detective gaf Ik zon ik weet niet wat geven ate ik iets wilde ovedhalen, wat dez- nog Zooftlft hu fin«T 1(,1 Vn «m* ovïmfik- wir«vmu>n Umfl, ,ut i„h» '-1—- aan en broren kon wat daar werd bespro-1 weigerde* i (I\'ordt vervolgd). scheen nog al dik, tenminste hij ver- met den rug naar hem toe. Turner nam daardoor niets. Opeens werd zijn assist and wakker, hij richtte ziöh dadelijk op. „Hè", zei hij, „is u hier?'» „Ja, jongen, ik keek hier maar kon zijn. Hij zag in dc oogen eens rond. Hiernaast, is die mr. Sliep-1 den schurk iets dreigends, terwijl <ie- narri rtrtty .-.IIUJ a„ l,;i 1. ten. Zooals hij daar lui in zijn gemak- herkennen, doeili dit lukte h«m niet. hem een, fooi, klopte even kei ij ken stoel zat, leek het ypel of hij En toch was hij overtuigd hem eer- opende de deur. John, zijn helper lagiken"'*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 5