Van onzen reizenden Redacteur Rubriek voor onze Jeugd HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 24 DECEMBER 1921 VIERDE BLAD (Nieuwe reeks.) No. 56 In de stad, waar Ik kind geweest ben. Zoo ben ik dan eindelijk weer geweest In de stad, waar ik als kind heb geleeld! Ik heb er rondgeloopen door straten, waar ik elk huisje, elk stoepje, elk paal tje, elk steentje bijna kende en nooit toch heb ik nil) meer ecu vreemdeling gevoeld als juist daar, in die omgeving, waar niets nnj letterlijk vreemd was. Kinderlijk blij was ik in een trein ge stapt, die mij naar 't stadje zou brengen, waar ik jongen was geweest- Moe zou ik er alles terugzien? Zou ik er veel veranderd vinden? Zouden de mensshen nnj nog kennen of zou ik een vreemde voor hen zijn? Wat had ik van het stadje gehouden en wat was ik er geluk kig geweest! De heele wereld draaide immers vroeger om dut zwarte puntje, op mijn atlas, aan de Zuiderzee. Ja, ja, ze zouden mij zeker nog kennen „den jongen van Skuul"! Was ik met mijn kornuiten, niet jaren lang de schrik mnn straat wat zeg ik - -van de heele stad geweest? Was ik niet over eiken paal gesprongen en ln eiken boom ge klommen, had ik niet op eiken muur ge zeten en aan eiken bel gehangen? Mad ik er mijn jeugd in mijn uitgelaten le vensvreugde niet tiendubbel gelecfdl Nu zou ik dat alles dus terugzien! Stil zat ik in het hoekje van mijn trein. De passagiers om heen spraken over dingen van den dag: ik echter hoorde niets, leefde enkel ln herinneringen. Wij waren liet laatste station voorbij. Hoe bekend was mij alles! De straatweg inet zijn schrale boomen, de steenfabrieken, het torentje van iMideum, de boerderijen, de groene weilanden, de rechte slooten, ik herkende liet alles, alles, alles! En bij na elk plekje huatstc zich onmiddellijk een herinnering vast. Wat al dingen, die ik geheel vergeten waande, stonden plots weer duidelijk voor mijn geest. Daar had je de iabriek, waar wij in heele da gen soins speelden en de „vrouw" ons met zooveel gulheid op spekpanne- koeken tractccrdc, dat ik dagen daarna er nog ziek van W3S, daar op dat ert woonde de boer, die ons eens meer dan een half uur lang had na gezeten,, over greppels cn slooten en weiden en wegen, en die ons dreigde te „verzuipen", om dat wij op zijn lanJ eieren hadden ge zocht, daar had je de sloten, waar wij in April altijd pols sprongen, de „groote Inham en de kleine Inham, de Pcttinger sloot, de Kikkersloot, al die slooten had den namen en Ik wist ze op eens weer met een verwonderlijke zekerheid. En dat. wat was dat? O ja, nu weet ik het weer! Dat was het huis, waarvan ze zeiden, dat het er spookte, omdat er een „heks" woonde. En op eens zag ik mij weer, mijn neus tegen de groezelige rui ten gedrukt om tc zien, of zij er ook zat, de heks! Ik hoorde weer duidelijk het waarschuwend: Pas op! Pas op! Daar heb jc ze! ik voelde weer dien' schok door heel mijn lichaam, dien nameloo- zen angst, dat iemand mij zoo hij mijn kraag zon pakken., het was als 'n ang stige droom, die ik geheel weer door leefde- De „Koegelbult", liet land, waar de schutterij vroeger eiken Maandag exer ceerde, den overweg, alles, alles herken de ik. Nog één minuut ik wist het nog precies! cn ik zon het station binnen rijden. waar ik als kind. zoo dikwijls en in zoo verschillende stemming had ge staan. Ik zag het op ecus voor mij, zoo als het in mijn jonge jaren was. Ik zag weer een hartelijkcn stationschef met zijn zwaren, donkeren baard en zijn vriende lijke oogen, de 2 kruiers, de eene 'n beetje krom gegroeid, de andere met 'n riugbaartjc, den kleinen blonden post bode. den dikken politic-agent, menschen, ie allen kende en die een heele we reld voor jc bctcckcnden. Ik dacht ook aan v ecl, wat mij eens heel dierbaar was geweest en nooit meer terug zou komen en er was even weemoed in mij om alles. I wat voor goed voorbij was. Ik stapte uit den trein en keek wat verrast nu om mij heen. Was dit liet oude station, was dit het perron, waar ik als jongen ook zoo dikwijls had gestaan? Ja, ja, het. was alles bijna nog gelijk aan vroeger: de wachtkamer, de kap, de pilaren, de •teenen.. en toch., en toch, was het of alles anders voor ine was geworden. Waar was de stationschef met de vollen.' donkeren baard cn de vriendelijke oogen; vaar was de kleine, blonde postbode, de i dikke agent, waar waren de twee krui- i ers, de kromgegroeide en de man het ringbaardje? Mad ik dan werkelijk gemeend ze weer tc zullen zien, had ik dan één Oogenblik gehoopt alles terug te zullen vinden, zooals het éénmaal was? Och neen, natuurlijk niet. Ik wist im mers, dal er 25 jaren tusschen lagen- En toch was het mij, of die kleine stations chef met zijn hel roode pel, die oubeken- de kruiers, die postbode met zijn zwar ten kruilebol en die magere politie-agent daar niet op dat oude bekende perron thuis hoorden, of zij indringers waren een omgeving, die enkel van mij was. Zij keken naar mij als een onbekende, groet ten mij als een vreemde. ln een trein cn van een afstand gezien, was alles mij dadelijk zoo intiem en zoo eigen geweest: nu hier op liet station, van nabij, was het mij zoo ver en zoo vreemd. Ik keek rond, als zocht ik om hulp. Misschien zou er toch nog één hier op het perron zijn, die mij herkende, die mij de hand zou reiken en zou zeg gen; Ben je het? Skuul? Welkom in je cude stad!" Maar er was niemand, die naar mij toekwam of nnj kende. Ik was een vreemdeling voor hen alien en allen waren vreemde voor mij. En wat ont- goeheld ging ik het station uit, hei stadje tegemoet. Uren heb ik er rondgedwaald iu mijn kleine oude stadje, door alle straten en steegjes en slopjes, waar ik vroeger, met mijn handen en mijn zakken, ilui- tend ot zingend, seheeuwend oi gillend als jongen zoo dikwijls doorgehold was. ik ben den weg weer gegaan, uien ik als kind 4 keer per dag ging, den weg van ons huis naar school en van school naar ons iiuis, ik heb weer langs de havens gedrenteld, waar ik zorgeloos en onbe kommerd als Jongen, hoog in de luclit, Doven in het topje van een mast oi op net uiterste puntje van een ra iieb ge zeten, ik ben weer bij nnjn oude H.B.c>. geweest en ik heb door de ruitjes van üe groote groene deur naar binnen ge gluurd als in mijn scliooljongenstijd, wanneer ik „eruit was gestuurdik heo weer voor mijn ouderlijk buis gestaan e met ontroering opgekeken naar de deui de ramen, het dak en het was, oi heel mijn jeugd tot nnj kwam O, die middag van blijde en weemoedige herinneringen! Wat was alles nnj eigen en wat was het mij vreemd tegelijk! Zoon wandeling door dc stad var jeugd! Js het niet, of alle huizen je wat tc zeggen hebben en iels in je wakker roepen. Daar in dat sombere huis woon de vroeger je allerbeste vrieud! Je kijkt even op de deur.een naam, die je zelis nooit hebt gehoord! Daar had je nog de- zelide paaltjes, waar wij als jongen al tijd overheensprongen, cn de ketting, waarop wij altijd tot grootte veront waardiging jler twee oude dames van het huis er naast, te schommelen zaten, als wij op hem wachtten. Ik zie weer de oude juffrouw met het grijze haar en hei zwarte mutsje naast bet horretje ver schijnen, spinnijdig kijkend en heilig ge barend, ik zie weer het dreigend waar schuwend vingertje heen en weer bewe gen. Ik kijk naar die ramen en het is mij, of zij zoo straks weer verschijnen zal, of ik weer die nijdige griecliende kleine oogjes zal zien en liet vinnige tik ken van den vingerhoed op de ruiten zal hooren. Eén oogenblik heb ik neiging om nog eens als vroeger op de ketting te gaan zitten eu te scüoraelen. Dan keer ik mij om en loop snel door. Och, daar heb je nog den goeden, ouden lantaarn, waaraan wij vroeger in een langen sliert stonden, als wij „ver los," het heerlijke verlos speelden. O jeugd, o zalige jeugd! Wat wisten wij van voetbal, van hoekey, van tennis, van openluchtspelen? Niels! En toch, speel den wij niet even uitgelaten, even vurig, even enthousiast als de tegenwoordige jongens? „Verlos"!!! Ik hoor het ons nog gillen, snerpend cn schel, ik zie ons daar weer door dat straatje hollen! Wat een vreugde, wat een genot! Daar heb je den banketbakkers-winkel, waar wij in diet „vrije kwartier" tusschen de Fransche les en de wiskunde, kantkoek kustekoek noemde je het in fries land kocht. Ik keek even naar binnen; liet was alles nog precies als vroeger! daar stonden nog dezelfde groene trom mels met in witte letters: Janhagel, weespermoppen, Allerhande, links, op de toonbank, daar aclitig nog dezellde kustekoek! Hier was de tijd dus blijven stilstaan, hier zou ik dus komen in liet rijk van de sphoonc slaapster, waar alles, alles was geble ven als voorheen- lk kon dc verzoeking niet weerstaan. Tingling, tingling, ting ling.. ja, ja, hetzelfde belletje! En dan die geur, dlegcur! Dat was nog net als vroeger. Zoo rook het in geen enkele andere bakkerij! Dat ik het nog zoo wist! Slof, slof! slof! slof! slof. slof! Och, groote teleurstelling, liet was een heel andere bakker, die verscheen. Wie was die man? Dien had ik nooit te voren ge zien en op eens voelde ik mij weer in die bekende omgeving een vreemdeling. „Wat blieft meneer?" cn dc man keek mii aan, alsof ik uit Nova Zcmbla kwam. Het „een ons kustekoek!" bestiert" mij op de lippen, ik had een gevoel, dat ik hopeloos belachelijk zou zijn, als ik het vroeg. Ietwat verlegen kocht ik een ons bon bons en ging den winkel uit zonder mijn koek. als vroeger in het vrije kwartier. Nu stond ik voor liet huis van onzen ouden diiecteur van de H B.S. Ik zag weer zijn goedig, vriendelijk gezicht, het eerwaardig figuur, zijn hoogen hoed! Ach ja, die huogc hoeden uit mijn jeugd, waar zijn ze gebleven? Ik zie ze nog al len voor mij. de „hooggehoeden", 2 wethouders, elke middag samen wandeling makend langs de haven, het hoofd van mijn eerste school, den direc teur van de H.B.S-, onzen leeraar in de wiskunde, en dan ook Bakker, „gekken Bakker", die een boekwinkeltje hield van wien men zei, dat hij malende v en zijn vrouw met den Statenbijbel op het hoofd sloeg! Zondags liep zoowat het heele stadje met de „kachelpijp", dan ging de eene helft van dc stad „opvisite", zat de andere helft tc wachten „op be zoek". Nu zag ik niets dan petten, slappe en vilten hoeden en zelfs een meneer zon der hoed! Alleen in een winkel stond als een antiquiteit zoo'n ouwe hooge zijen tentoongesteld. Wat kriebelden mijn vingers vroeger, als er sneeuw in de straten lag en ik zoo'n prachtige hooge zijen van een heel eerwaardig, deftig hoofd had gemikt, O. er wandelden in dc straten van mijn oude stadje liccl veel deftige, zeer eerwaar dige hooggelioede lieeren, die allen meen den, dat de aarde op zou houden te draaien, als zij er eens niet meer waren. En zie, nu ik daar terug was. wandelde er geen van deze deftigheden meer en de aarde draaide nog! Daar stond ik voor het politiebureau! Weer allerlei nieuwe herinneringen. Was ik niet eens „opgebracht", omdat Mie, de palingjuffrouw in het vischtentje op de Voorstraat in haar kuiten had ge prikt! Ik kende ze vroeger alle acht, maar vrienden waren wij niet! Wij jon gens. zagen ze liever van achteren dan van voren- Alleen Tus, de goeie, oude Tus, die eigenlijk te goed voor deze we reld was, die geen proces-verbaal kon opmaken uit pure meelij met zijn medc- menschcn en die zoo veel fijner tact had zich altijd om te draaien, als wij het graag wilden! Tus, die vliegers met ons op liet en sneeuwballen met ons gooide en iederen jongen „Kobus" noemde. Kom nu nog eens om, oin zoo'n braaf, edelaardig politie-agent.' Goeie, beste Tus, ook jou heb ik gemist bij mijn om zwervingen door mijn oude stad. Naast het politiebureau zag ik weer het ,hok", waar de „dronken kerels" in wer den gestopt en dat dus voor ons. jon gens, liet meest interessante gebouw van het stadje was. Wat een evenement, wat een gebeurtenis, als er ten man werd opgebracht! Als de kippen er bij, heele- maal met je neus vooraan! Hoe dikwijls had ik, met mijn oor tegen het sleutelgat gedrukt, daar voor die zelfde groene deur gestaan om wat te hooren! En och hoe vaak ben ik niet 's nachts wakker geschrikt, wanneer ik in angsti- gen droom het dronkcmansgchuil weer hoorde, dat daar op die plaats tot mij was doorgedrongen! wandelde verder, mijn hoofd vol herinneringen. Daar stond vroeger het postkantoor en daaroch ja, nu weet ik het weer, daar in dien groentewinkel woonde het mooiste meisje uit onze stad. Ik zag ze duidelijk weer voor mij met aar ravenzwarte haren, haar donker bruine oogen, haar slank, mooi figuurtje. Zou zij er nog wonen? Nieuwsgierig gluurde ik naar binnen. Blijft een man niet altijd een man cn is een mooie vrouw altijd een weelde voor het oog? Nog eens haar zien en dan;; uu ja, sterven wel niet, maar toch met een mooie herin nering straks teruggaan, naar Haarlem- Ik tuurde en tuurde, ja wel, daar ston den 2 vrouwen met elkaar te praten, een blonde en een zwarte! Toen op eens ben ik heel gauw gevlucht. Ik had haar her kend; een dik, 2waar vrouwmensch in een slonzig jak, dc haren slordig cn in pieken hangend over het voorhoofd! De daarj oogen waren nog dw elfde, maar verder was er niets meer overgebleven van het meisje, dat eens het mooiste in ons stadje was. Had Ik maar nooit naar bin nen gegluurd! ZG zou tot aan tnij'n laat ste snik het bccldschoone kind uit den groentewinkel voor me zijn gebleven! Nu is zij voortaan, helaas! de dikke, slonzige vrouw met de slonzige haren en liet groe zelige jak! Even verdermijn ouderlijk huis! Hoe bekend en hoe dierbaar was mij hier alles! Daar had je nog den verfwlnkel, waar „Hette met de ezelsooren" vroeger achter de toonbank stond, dc knecht, die mij altijd een stuk drop gaf. als ik zon der kwade bedoelingen naar binnen stapte en mij met alle mogelijke scheld namen van de wereld ontving, als ik handenwrijvend zijn vaste manuaal onder zijn oogen verscheen. De winkel er nog, maar Hclte was verdwenen, haar lieve, zachte stem, voor wie ik zoo'n kinderlijke groote genegenheid koesterde en daar naast, daarnaast, het vriendelijke huis, waar ik jong, geheel en al jong was geweest! Wat al herinneringen gingen er door mijn hoofd, herinneringen kindervreugd, maar ook aan kinderlceci. lk legde mijn hand op dc leuning van het bordes, zooals Ik liet vroeger zoo dikwijjs had gedaan. Het was mij, of het huls me vroeg om binnen te komen. Even was er ccn oogenblik van weifeling! Toen zag ik een onbekend vrouwengezicht voor het raam; een paar verwonderde oogen keken naar mij en het was, oi ze zeiden: „Wat doet die vreemdeling daar?" Langzaam ben ik doorgeioopen; ik had niet den moed naar binnen te gaan. Mijn goede, oude stad. je was liet en je was het niet- Als een droom fs het! geweest, die wandeling door je straten, langs de havens en je grachtjes. Is zoo cn ook de gemoedelijke eigenaar met zijn 1 niet ons heele leven, als wij er op terug- onafscheidelijke lange Qoudschc pijp was zien: een droom? al lang dood. Daar had jc het ..Spooke- J. B. SCHUIL, steegje", dat ik als heel kleine jongen 's avonds niet dan in den looppas voorbij lDen belangstellenden lezer, die mij durfde gaan. doodsbang altijd, dat het onlangs zijn verzen heeft gestuurd, wordi spook mij aan mijn jasje zou trekken', vriendelijk verzocht zijn adres en naam Daar had je liet groote, deftige heeren- aan mij bekend tc maken. Het spreekt huis, waar heel vroeger de burgemeester vanzelf, dat ik er nooit „misbniik" van woonde en de burgemeestersvrouw met zal maken. J. B- S. Raadsels alle ingeioodea (T)eie riadteU xiiu alle ingeioadea doot jongen* en meisje» die „Vooi Onxe Jeugd" les«n Pe namen der kindereu. die nnj v<\6r WnenniagmtddaK 4 uur goede oplosainge». senden. worden in bat voterende nummer bekend gemaakt.) Iedere maand worden onder da baat» uplonera twoo boekan in prachtband var loot. 1. (Ingez. door Zwartoog en Vlin dertje). Mijn geheel is een spreekwoord van 5 woorden of 25 letters. I 2 3 is niet gevuld. 6 7 8 is een soort ton. 21 22 23 24 is een vogel. 18 13 20 is een paard II 16 12 15 is een bloem. 4 5 19 24 is de stam van lezen. 9 25 9 10 moet ieder schepsel. 14 17 10. 2. (Ingez. door Jacoba v. Thienen). Mijn geheel is een plaats in N-Hoiland van 7 letters. 1 2 3 4 heeft mensch en dier. 1 6 5 7 is een duinplant 2 3 4 is een bloeiwijzc. 3. (Ingez. door Mciki). Ik ben een meisjesnaam. Geef me een ander hoofd en ik word een bloem- 4. (Ingez. door Priktolletje en Appel- steeltie). Zet achter den naam van een zeer be kend dichter den naam van een plantsoen en ge krijgt een zeer gclicfdkoosd plekje in Amsterdam. 5. (Ingezonden door Bakkruidje). Een ijzeren paardje met een vlassen staartje. Hoe harder dat het paardje sjort, hoe korter dat het staartje wordt. 6- Orakeltaal. a. Ingez. door Lina Punt. Wat leest ge hieruit? Aa lataal. Papa tliaar man. Ramdth ooi Sikeetmec. b. (Ingez. door Wilgenroosje)- On zeko eli epe nzcv iel, di eko erenth etve ena. Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorige week zijn: 1. Hamer-Amer. 2. Doe wel en zie niet om. 3. Bretagne- 4. Park-krap. 5. Zij-bij. .6. Rotterdam. Goede oplossingen ontvangen van: Roosje 6, Goudhaantje 6, Nikkertje 6. Spartaan 6, Zwartoog en Vlindertje 5. Framboos 6, Abrikoos 6, Priktolietje 6, Appelsteeltje 6, Secnndo Cravate 6, Lathyrus 5, Theeroos 6, Michiel de Ruy- ter 6, Vergeet mij nietje 6, Zeester 6, Ali Baba 6, Mciknopje 6, Wilgenroosje 6, Fuchsia 6, Korenbloem 6, Melatti 6, Len tebode 6, Sneeuwballetje 6. Willy van Rotterdam 6, Friso 6. Dik Trom 0, Hein Stavast 6, Willem III 6. Denappeltje 6, Ganzebloejn 6, Rijstepikkertje 6, Jople Slim 6, Anemoon 6, Sprietel 6, Oniates b, Lucia Gerritsen 6, Moutbretla 6. Poese moedertje 6, Hyacinth 6, Vliegende Hol lander 6, Lachebekje 5, Vliegenier 6, Vrijer 5 ??5. Bellefleur 6. Victoria 5. Minerva 6, Goudvink 6, Excelsior 6, Na poleon 6, Zonneplt 6. Brem 6, Goud kopje 6, Prinses Attalanta 6, Dikkie Big- mans 6,, D. en P- Oscliatz 6, Matroos o. Boterbloempje 0, -Sportman 6. Made liefje 6, Controleur 0, Kerstboompje o. Blondkopje 6, De Scltipperin 6, Elzekatjc Prins Salomo 5, Kerstkindje 4, Floris V 2, Pietje Bell 2, Mignon 6, Robbedoes 6, Edelweiss 6, Risico 6. Viooltje 6, Duin- roosje 6, Tiekie cn Picne 6, Stokvruchtji 6, Bakkruidje 6, Biocmenfee 6, Rozen knopje 6, Lenteknopje 6, Camponula 6, Schipper 6, Kruizemuntjc 5, Zonnebloem 5, Klaproos 6, Dolle Hans 6, Johan Bec- kelaar o, Jacobus Beekelaar 6, Wilde Bob 6, S. Harmse o. Orchidee 6, Melki 6. Zwartoogje 6, Lina Punt 0. Vissclier 6, Voetballer 6, Roel de Bakker 6. W. v- d. Linden 2. lie nisnwe Wedstrijd Ziezoo, we steken maar weer van wal. Hebben jullie dat ook wei eens in deze donkere, triestige dagen, dat jc zoo'n stil verlangen krijgt naar de lente, naar groen en bloemen? Is 't niel heerlijk nu te denken aan geurende rozen, kleurige viooltjes, bonte veldbloemen? Welnu, laten we dat eens gaan doen- Een zomer- wereld om ons heen gaan tooveren. Kom, we gaan een reuzekrans vlechten van al les, wat we maar hebben zien groeien en bloeien. Ook al zagen wc het maar op een plaatje. Wat ik bedoel? Luister. Zul len we beginnen met de koningen der bloemen, de roos? De volgende bloem plant, kruid, heester, boon of vrucht moet nu met s beginnen, b.v. sinaasappel, dan finde, eik, Arastanje, els, sneeuwoal/, lathy rus, spirea, enz. De volgende naam be gint dus steeds met de eindletter van de vorige. Iedere naam mag maar eenmaal voor komen. Latijnsche namen tellen niet mee. Wie den 1 angsten ketting heeft, krijgt den Isten prijs. De volgende den 2den, de daaropvolgende den 3den. Ik verdeel jullie weer in 2 afdeelingen. Jongens en meisjes tot en inet 11 jaar behooren in Afdeeling 2 thuis- Wat bo ven 11 jaar is, hoort in Afdeeling 1, 15 Januari moeten de Inzendingen in mijn bezit zijn, voorzien van naam en leeftijd. De 1ste prijs in beide afdeelingen Is een prachtig scheurkalender voor de Jeugd van Jacob van Campcn. De 2de prijs in beide afdeelingen is een boek in prachtband. De 3de prijs in beide afdeelingen Is een schrijfgarnituur. Roep nu maat in je herinnering wak ker een heerlijke bloeiende cn groeiende natuur. LAN8S EEN OIWES „Voor vandaag is dc opzittcrij aige- loopen," commandeerde de dokter. „Straks, als je uitgerust bent. zal moeder je den briet' wel voorlezen. Goed eten en rustig zijn, daaruit bestaat mijn medi cijn." dichtte de oolijke dokter. Toen liij afscheid genomen had, vroeg Greet al gauw: „Toe, moedertje, leest u den brief voor." „lk aal hein eerst zelf lezen, of er niets in staat, dat mijn woelwatertje kan op winden." Terwijl mevrouw Huyser het epistel las, bestudeerde Greet moeders gezicht- Moeder lachte zoo vroolijk, 't was vast een leuke brief. „Luister maar. Bep schrijft allcgezd- ligst. Lieve Greet, O, kind wat stond ik paf, dat ju ook de roodvonk hadt. Aan den eencn kant vond ik het fijn, (schandelijk hé) want ik dacht: nu komt ze hier ook. Maar toen dokter Durer me vertelde, dat Je door je eigen moedertje verpleegd zou worden, had ik nog meer meelij met mczell dan met jou. Je moot nu niet denken, dat het hier zoo vreesehjk is. Heeleinaal niet. We hebben een eciit gezellig stel zusters en er zijn een paaf patientjes, waar ik alle dagen pret mee heb. 't Js wel eens taai, omdat je geen bezoek mag hebben. Oom Wiel komt alle dagen voor 'i glas. 'k Hou nu veel meer van hem dan vroe ger. Je zult zeggen: Liefde op een af stand. Maar met die kou vond ik het toch een heel offer. Hij stond met zijn voeten te trappelen cn inet zijn mond tc ademen, want onze ruiten waren bevroren. Maar op Sint Nicolaasavond hebben ze hier zoo'n pret gehad. Toen is de goede bis schop in hoogst eigen persoon in de barak geweest. Hij vroeg, of aJlcn braaf waren- 't Spijt me vreesclijk, dat ik er toen nog niet was. Ze hebben toen zulke leuke cadeautjes gehad. Stel je voor. 't waren allemaal zelf gemaakte umgen van kinderen van de Kinder-Rubriek van Haarlem's Dagblad. Stom, we lezen het altijd en dat we nooit mee gedaan heb ben. Nu was er met Sint zooveel, dat er met Kerstmis nog wat is uitgedeeld. Ik kreeg een beeldige zakdoeken-sachet. Er was een groote Kerstboom in de hal, maar wij stiimpero's van de barak moch ten er niet naar toe. Dc patiënten, die niet ernstig waren, werden met bed en al naar de hal gedragen. Die mevrouw van de Rubriek was er ook cn de Direc trice heeft toen gevraagd, of ze alle kin deren van de Kinder-Rubriek nog eens Hartelijk wou bedanken voor hun goede gaven. Een meisje naast mij hoeft een zeli aangeklecden pop gekregen, of eigenlijk krijgt ze hem pas als ze naar huis gaat. Alles moet hier ontsmet wor den en de pop zou er misschien niet mooier op worden. Er werd zoo mooi orgel gespeeld en gezongen ill de hal. dat we 't hier konden hooren. Ik heb er een deuntje van liggen huilen. Over een paar dagen mag ik uit bed en over ccn paar weken mag ik misschien al naar huis. Maar dokter Durer zegt, dat it eigenlijk naar een boer moest om ecus goed vetgemest te worden. Nu praat ik niet meer over mezelf. J< knapt ook een beetje op, hé Wat heer lijk toch, dat je moeder voor Jc zorgt. Ik iieb zoo naar van je gedroomd, of eigen- iijk prettig voor jou, maar akelig voor mezelf. Ik zag je nooit meer. want je ging weer terug naar dat prettige dorpje. En toen riep ik zoo hard: Greet, dat de heele barak er wakker van werd en ik zelf ook. Hé, kon je maar een brief te rugschrijven aan Je vriendin Bep. (Wordt vervolgd-} Brievenbus Brieven aan de Redactie van de Kin- éer-Afdeeling moeten gezonden worden •an Mevr. BLOMBERG—ZEEMAN, d. Vinnestraat si rd. (In de but gooien iood«r Nieuweling is Corrfe Trlmbach, Lange Veerstraat 32, Haarlem. Ali Baba. Ja, ik vind je ruii nog zoo kwaad niet. Nu maar niet op rcfof uit gaan. Zooals je ziet, staat het eerste deel van je orakeltaal reeds in de Rubriek. Roosje. Stakkerd, heb je het zoo druk. De vacantie is In aantocht. Die gedachte verzoet veel. Lathyrus. Heb je nog wel eens wat van Alpenviooltje gehoord? Je kunt al keurig lakken, 't Spijt me zoo voor je allen, dat het jaar zoo droevig sluit- Jul lie zullen zeker nog vaak over dlc lieve grootmoeder spreken. Ik vind liet heel prettig op onze tentoonstelling met moe der te hebben kennis gemaakt. Butterfly, 't Doet me genoegen, dat de dames in haar schik waren met dc ca deautjes. Ik hoop, dat je Donderdagavond ook genoten hebt. 't Zou wel jammer zijn. ais de schaatsen nu niet gebruikt konden worden. Maar de winter moei eigenlijk nog komen. Framboos. Wat zal die baby er snoe zig uitzien! En jij hebt natuurlijk heer lijke warme voetjes- Dus de volgende week krijg ik je raadsel. En hoe gaat he' met de piano? Zwartoog en Vlindertje. Jc raadsels zijn goed. Waren de feesten gezellig? Prettig, dat jullie nog een paar dagen naar Amsterdam gaan. Die Zwartoog zit midden in de pretjes. Als dc Varkens hoeder gespeeld wordt, hoop ik te komen kijken. Krijg ik de volgende week weer zoo'n langen brief? Spartaan. Dat boerinnetje was ook snoezig. Ik beloof je, dat ik ook eens een jongensverhaal zal schrijven. Maar vind je niet, dat er een heelehoel verhalen zijn, b'euilleton De Avonturen ven Barnaoas naar het Engelsch van JEFFEllY FAJtNOL (geautoriseerde vertaling, nadruk streng verboden lü) „Mylordl" zei ze en zweeg. „Dag, Cieniem je, je ziet er knap per uit dan ooit! stotterde de Vis count. „O, tnylord!" nep zo uit en terwijl ze zich omdraaide docht Barrabas te zien dal ze tranen in dc oogeu Livi. „Hebben wc jc laten schrikken, Clemency? Vergeef ine, maar ik, dat is to zeggen wij lubben razenden hon ger. Enne dit is eon vriend van ine, meniieer Bovorley juffrouw Cle mency Dare. En Clemency, ik heb nog niet ontboten!" Maar toen hu zag dat ze hot hoofd nog af go wemd hield, liep Horatio op haar toe en als ©cn oude vriend, ge- moedlijk maar toch eerbiedig, nam hij haar baud die zo zoo slap liep han gen eai kook haar in het blozende ge zichtje en toen ontdekte hij een traan die op haar wang lag. „uon Clemency", riep iuj un mei een slem waaruit plotseling aJle spot verdwenen was oen Glemcncy, je huilt! Wat as ei' aan de hand, lieve kind?" Toen hij haar vorw&rring zag keer de JBarnanas zich om en liep naar het andere eind van de keuken, en daar z.ig hij twee dingen ouuer do taJel liggen. Hij bukte zich ai raapte ze duuelijk op. Het war ui een paai- klei ne, onbcteukuienue dingetjes, name lijk Oen iu elkaar getrommeld papier en oen mooie, gcdre.cn knoop, maar toen Barnabas üui knoop goed b.keek keek iuj dreigend eu liet de twee din gen in zijii zak glijden. „Too nu, Cieim.ncydrong Hora tio aan, „wat scheelt cr aan?'' „Heusch niets, mijnheer, werkelijk niets „Jawel, cr is wel iets! O, wat zien je oogen rood je schoonheid „Schoonheid!riep ze uu, en draai de zich naar hem om met gebalde vuisten en schitterende oogen. „O, ik haat dat allemaal, ik haat het!" En met deze woorden stampte ze met haar kleine voetje op den grond en liop de keuken uit, terwijl zr de deur achter zich dicht smeet. „Neen maar!" zei Horatio terwijl hi, zijn hoed afzette en met de hand door de haren streek, „heb je ooit zulk een onberekenbaar wezentje ge zien, Bov? Ik ken Clemency nu ai ccn necKn tijo, mate Kerei, maar zóu hen li. ha..d- nog nooit gezien! wat zou ei toen aan d« Maar juist op uit oogooblik ging de deur van de keuken Ojgsn en kwam er ecu mali binnen. Net ais de boots man had jiij vroohjke oogen, tn veeJ naar op zijn gezicht, maar daar hiela ook alle geiijtwuiis op, want, tei-wijl de bootsman een wei kante kerel was, was deze man rond hij inai een ron-l uoofd, eon rund gezicht eu ron de oogen. Toen hij Hor.aio zag glim lachte hij vergenoegd; hij slo g aan legen zijn vooriicofo met twee vingers en ging in de houding staan. „lleJi ik ooit, mijiaicer, bent u liet?" riep hij uit terwijl Iuj de hand schud de die de V'isoount liem to stak. „Maar die aap van een jong n neem nnj niet kwalijk, ik bedoel uw livreiknecht zei d..t u precies om negen uur zou komen cn nu is bet al bijna tien uur en „Ja, bet is waar, Jack, maar zoo wel hij als ik hadden buiten mijn va der gerekend. Mijn vader hm m'n vader was het vanochtend niet heele- maal met me eens n daarom ben ik nu zoo laat en ik heb niet ontbeten, en mijn vriend, jjjoneer Beverley, is al oven uitgehongerd als ik. Bev, jon gen, „dit is een heel oude vriend van mij, Jack Truclone, die Trafalgar op het schip van mijn oom gevochten heeft". „Uw dionai", iiumicw z©i Jack, terwijl Iuj Barnabas begroette. „De Beiisarius'g.itn.aciite Barna bas. „Ja, ja", zei Jack, terwijl hij het ronau hoofd schudde, „de arme Bul ly Sawyer! Maar a*s u honger licht..." „Geweidigi" zei HorUUo, „maar ver tel n>e eerst een» Jac, wat scheelt Cle mency?" „Giemency? Waar is dat nichtje var» me toch?" „Ze is weggeloopun, Jack. Toen ik haar vond was zie ln tranen en >k had nauwelijks tien woorden leg- n haar giazegd oi ze liep weg". „Tranen mijnh.er! Bu ze zuchtte zeker ook? Is hei niet, zuentte zo niet?" „Och ja, misschien heeft ze ook wel ceucht, maar „Dan is liet niets anders dan een beetje verliefdheid, menen' z.i Jack terwijl hij zijn ronde hoofd schudde. „Verliefd!" rtep Horatio verbaasd uit „Ja, verliefd. Nichtjes zijn moeilij ke dingetjes en ze laten zich soms heelemaal meeslopen door de liefde, om zoo te zoggen, maar 't is toch eigenlijk niet meer dam natuurlijk. Het is niet gemakkelijk om een moe derloos nichtje op te voeden, heeren neven, daar kan ik niet over oor- deelen want daar hol» ik nooit iets mee te maken gehad maar nic-bics lieve help, ik zou or eon boek over kunne XMChrijven, ten minste ale nv sciirijven kou; wam zooa-s ik u al uiiiwijls verteld heat, my.uru, loon u nog maar een kleinen jonce» was, die hier op bezoek kwam met «en boots man oi mei zijn edele den kapn .ui en toen w;.s u nog niet ouuer dan uw stalknecht, maar veel lai-ger, wat ik u ootv ai vaak verte.u heb, ik merk zulke dingen .utijd lw el goed op en ik heii mijn nicht Clem nut in mooi e® ieeljjk weer me.go.uaakt zonder er achter te komen wat voor slag menschen mci.iee eigenlijk zijn. Dus als u me vertelt dat ze huilt cn ook zucht dan durf ik wel te zeggeu, dat ze verneld is, daar kunt u van op aan, my lord". „Verliefd!" riep de Viscount weer uit, terwijl hij het voorhoofd in diepe rimpels trok. „Aiaar op wie rou ze dan tocb ln vredesnaam verliefd zijn?" „Ja, mylord, dat durf ik niet te zeggen, dat hc-h ik nog niet gemerkt, maar als u liet goed vindt zal ik nu het ontbijt eens bestellen Daarop maakte dc herbergier van de „Gevlekte Koe" het raam open en riep met iiridor stom over het erf: „Aiiooii Oliver, Penelope, Bess voor t ontbijt zorgen ontbijt voor mylord Horatio en zijn vriend. Ze staan allemual te kijken naar dien kwajongen neem mij niet kwalijk naar dien staljongen rvan u liy is wel klein, uiao- hij mag wevn. en iuj is vtü uug mei z n tong ais met i'n v uisten. Er kwutuen ii two. 'iieiisuucisjes binnen, met <_en kleur door «ie haast, maar beiden keurig netjes, met helde re oogen en kicine voetjes, die al spoedig eeu wit tafe.laki-u op tafel hauden gespreid en er het Vieescu, het brood, dc kaas en ccn kosten;ko nam op iieeizetteu. Horatio ging da- utlijK aan taiei zitten, Urwij. hun gastheer, vrooLijker uar. ooit, met zijn vingtrs op u t voedsel wees hem .-fcivdde, hoe pr;u lutg het wtl was. Toen z jn gasten u-geuo.cr elkaar wa ren gezetai sloeg mj weer aan met twee vingers, g.r.g even in de hou ding staau en liet hen alteen. HOOFDSTUK XI. Over gebalde vuisten en over een zelfzuchtig man, die een vredesapostel Hoewel de conversatie op zichzelf 'n heel plezierig ding is, zijn er i.e. tijden waarop een gesprok allerminst past. Als wijn de tongen los maakt, dan is good voedsel wel datgene wat de mensohen op do plezierigste en meest afdoende wijze P t .wijgen brengt, want welke mail zal ©r toe kun nen komen, als hij honger heeft mi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 11