BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD De Huisvrouw Vrede Een Luxe-Trein Een drama in drie bedrijven ZATERDAG 24 DECEMBER 1921 LECTUUR VOOR DE KERSTDAGEN Als zij 's morgens circa zeven. In de kou is opgestaan Vangt de zestien-uur'ge dagtaak Voor de nijv're huisvrouw aan. M3n ontbijten, kind ontbijten. Zelf ontbijten, hè da's klaar, Ondertusschen komt de melkboer, (Twee-en-halve Liter maar.) Ruimen, wasschen, baby kleeden. Luiers spoelen bij de vleet. Groenteboer (neem roode kool maar. Waar mijn man zoo graag van eet). Kruidenier (jam. zeep en soda. Suiker, sago, een pond zout). Slager (een pond osselappen Waar mijn man zooveej van houdt). Dan een boodschap, liet kan net nog Op de fiets voor gauwigheid, 't Is vandaag (als daag'lijks) waschdag. En zij heeft niet veel incer tijd. Thuisgekomen aan het rekken Straks aan 't strijken van de wascb, En tenslotte nog aan 't vouwen. Er komt heel wat aan te pas Er is juist nog even tijd om Met de baby uit te gaan 't Kindje moet tocii in de lucht, maar Gauw (zij hoort het twaalf slaan). Omstreeks een uur koffiedrinken O, er is geen boter meer, Rennen naar den boterwinkel Vijf minuten, heen en weer. Als de man heeft afgegeten En het kindje heeft gehad Als de dienstbode voorzien is. Krijgt de huisvrouw ook nog wat Baby, die begint te drenzen, Wordt met spoed naar bed gebracht, Dan nog snel wat naaiwerk afdoen Dat te lang reeds heeft gewacht. Kousen stoppen, sokken maken Roept daar 't kindje? 's Is haar tijd. Baby wasschen en verkleeden Dan ter keuken naar de meid Die op koken nog geen kijk heeft Dus, de huisvrouw assisteert In de hoop, dat in de toekomst, D'ander het wellicht nog leert Plofe visite, in die drukte Maar steeds welgemoed van zin Gaat z'een half uur zitten praten Met haar boezemvijandin. Als de gast weer is verdwenen Moet de kachel opgepookt Dan aan 't eten, zij eet slapjes Wijl zij 't zellcf heeft gekookt Na het eten moet de baby Vlug naar bed, het kind is moe Nachtgoed halen, kleertjes uitdoen Wasschen en naar boven toe. Er is nog wat te verstellen Aan een jurk of aan een jas Als dat klaar is, krijgt zij tijd voor, 't Strijken van de kinderwasch. En tot slot moet 't kasboek kloppen Elf cent ontbreekt eran, Waaraan zijn die uitgegeven? Credit kaspost: orgelman. Nu is alles afgeloopcn Buiten klinkt een luide Bom! 's ls de eerste slag van elf En de zestien uur zijn om (EEN KERSTVERTELLING) door Const, dc Raymond. 't Was kerstavond. Zonder maar toch grimmig koud en guur. Al ge- ruimen tijd had net geducht gevoren, zoodat «1e wateren reeds eenige weken, met een dikke ijslaag waren bedekt. Een striemende oostenwind maakte het verblijf buiten schier onmogelijk; in de woningen was het alleen dragelijk wanneer kachel of haard flink van brandstof bleef voorzien. Een avond om thuis te blijven dus, en het zich zoo gezellig mogelijk te maken. Het kerstfeest leende zich daar bijzon der toe, dat feest van gezellige huiselijk heid, het mooie feest, dat spreekt van liefde en verdraagzaamheid, van verge ven en vergeten, van broederschap en vrede op aarde. Anton Deriel maakte met z'n vrouwtje elk Jaar heel wat werk van het feest. Vooral toen hun eenlg kind, hun zoontje Wim, eenigszins begrip begon te krijgen, werd er steeds een kerstboom versierd, en van flonkerende lichtjes voorzien, be nevens van tal van geschenken. Elk jaar werden Wim en de boom grooter, en nu Wim zeven was geworden, reikte de boom bijna tot den zolder, 't Was tel kens voor de ouders een genotvolle be zigheid geweest, die toebereidselen voor het feest En wanneer zij door de resul taten van hun gezamenhjken arbeid op den kerstavond aanschouwden, en de boom schitterde niet vele kaarsjes, wier trtlvlammetjes lichtglimpjes wierpen op de blikkerende versierselen van den boom, cn de opgetogen Wim de versna peringen en cadeautjes bewonderde, dan was dit voor Anna en Antoon een zeer gelukkig «ogenblik, dan zagen zij met groote dankbaarheid op hun arbeid te rug, dan straalden hun oogen van liefde en bIJjbeld met het leven, dan hoopten zij vurig, dat niets hun geluk zou ko men storen. Dit jaar haperde er evenwel iets. Het werk had niet zoo willen vlotten. Dat was feitelijk wel eenigszins te voorzien geweest. Want ofschoon zien aan hun huwelijksheme! hoogst zelden duistere wolkjes vertoonden ze hielden heel veel van elkaar en waren uit zuivere liefde tot elkander gekomen hadden ze nu, eenige weken vóór het ieest, wat gekibbeld, om een kleine kwestie, die dat niet waard was. Maar toen hadden zij van beide kanten gekopt, waren iewat stug geworden en geen van beiden scheen tot eenige toenadering bereid, met het gevolg \an deze onaangename verstandhouding, dat het versieren van den kerstboom cn de voorbereidingen daartoe 111 een slechte harmonie hadden plaats gehad. Zelis thans, nu de kerst avond reeds was ingetreden, was de bui nog niet over. Mijnheer was nog obstinaat, kon geen tegenspraak velen; mevrouw bleek nog erg kort en afgemeten. We zullen de kaarsjes vanavond maar wat vroeger aansteken! sprak mijnheer, zoo laat maken we het van avond toch niet. Mij best! was het antwoord van mevrouw. Ja, als je 't nog wat vroeg vindt zeg hel dan! Ik zei toch dat 't mij best was. Jawel, maar de manier waar op jij dat zegt. Anna haaiue de schouders op, terwijl ze Pezig was een di&ke tak hulst tc schikken in een gele buik-vaas. Liat kan een gezellige boel worden, vervolgd mijnheer, maar als je mij nu met aile geweld den avond wilt vergal len, a la oonne hcurc. Maar denk dan ten minste om ons kind, om Wim! Anna keek nu even op, en met haar ernstige, droeve kijkers haar man aan. Je hebt gelijk, zei ze, de kleine jongen mag er geen schade van heb ben. Weet je wat ili doe? klonk het kor relig terug, ik verzoek meneer van bo ven oi-ic oen avond hier wil passeeren... misschien bijt-ie wel toe.... dan is er ten minste iemand voor het gesprek gaanue te houden'k Zal es zien of-ie tiJuis is! ja, jal riep kleine Wim, la meneer van bove nier konune, pa, dan kau-ie de kerstboom es zien. ue lamille Deriel had op de tweede verdieping eenige kamers over, welke zij vernuu ru nadoen aan een alleenstaand neer, uic een administratieve betrekking oekleedde aan een der fabrieken om üe stad. l.c was verder heel weinig van hem bekend. Hij was als commensaal uiterst correct cn had nooit aanmerkingen. Hij ging kalin en bescheiden zijn eigen gan getje, waarschijnlijk zonder vrienden ol kennissen, want bezoek kreeg hij nooit. Van zijn verleden was niets be kend; hij sprak er zeli nooit over, en gelijk reeds meermalen was opgemerkt, nad hij ook liever, dat anderen dat niet deden. Zijn naam was Hamerblad, doch hij werd als commensaal in den huize Deriel niet anders aangeduid als „me neer van boven", omdat de kleine Wim iiern als zoodanig betiteld had. Bij feestdagen, als thans, was hij meestal tnuis, doch hij scheen absoluut geen belioeite te hebben zich eens extra te vergasten op een cif ander. Ietwat zonderling leek de heer Hamer- blad wel. Toch, de commensaal had dit maal het aanbod dankbaar aanvaard; hij wilde gaarne eenige oogenblikken in den gezelligen buiselijken kring der familie vertoeven. Ook Wim was blij verrast, dat me neer van boven naar beneden was ge komen om den mooien kerstboom te ko men zien, en zooals kinderen eigen is, wal bij dadelijk zeer amicaal met den iiee.- Hamerblad. Voor de ouders was de situatie gered. Men sprak over alles. In het onbepaalde. Over het feest, den kerstboom, de vreugde der kinderen bij zulke gelegenlieden. lot intimiteiten leid de het gesprek niet. Men kon zich tot algemeenheden beperken. De echtelieden hadden tegenover elkander slechts de ge wone beleeidheid in acht te nemen. Van een min of meer goede onderlinge ver standhouding tusschen hen, behoeiden ze niet te laten blijken. En dat deden ze ook niet. Ze bleven correct, doch koud. Het oogenblik was gekomen, dat Wim naar bed moest, z'n oogjes vielen dicht van den siaap. En locn de vrouw des huizes daarna warmen wijn serveerde, vroeg ze den bezoeker, op den kleinen woelige doe lend, oi ze hem niet vreesehjk druk vond- Och, was 't kregelig antwoord van haar t •.iitvricnd, hoe kun je dat nu aan mijnheer vragen, die nooit getrouwd is geweesten omtrent kinderen Im mers geen endervinding heeft Ho! ho! meneer, viel Hamerblad in, dat is wat stout beweerdlaat ik u zeggen, dat ik wèl getrouwd ben ge weest en ook kinderen heb gehad. Wablicf? verschrikte Anton, u ge trouwd? De lieer Hamerblad knikte zuchtend. Twaalf jaar zelfs, zei hij, en twee kinderen gehad, die echter, ongeveer tien jaar oud zijnde, overleden zijn en m'n vrouw is ook overleden, zoodat 'k weer alleen benal jaren trouwens Maar 'k verveel u met m'n sombere ge schiedenisexcuseer me, dat Tt van dit onderwerp afstap Maar mijnheer Hamerblad, we zou den juist zoo gaarne nog wat verne men, omtrent uw huwelijksleven, zou u niet zoo goed willen zijn voort te gaan? vroeg Anton. Hè ja mijnheer! vlei ook Anna bij, vertel u ons daar iets meer van? Zooals u dan wilt, hernam de com mensaal, en nadat hij de sigaar door Anton aangeboden, had aangestoken, be gon hij zijn geschiedenis. Toen we trouwden hadden we elkaar hartelijk lief, en ons huwelijksleventje ging kalm en onbezorgd verder. We ble>en bevrijl van ziekten en rampen, en toen ons eerste kind werd geboren, een jongen, gezond cn sterk, kwam het meisje, wel niet zoo krachtig, blijkbaar, maar toch ook gezond. Wij werden be nijd door familie en kennissen om ons geluk. En werkelijk ons huwelijkskar retje rolde zoo genoeglijk over den le vensweg, dat we ons niet konden voor stellen, dat we eigenlijk ooit een struikel blok op dien weg zouden ontmoeten. Maar helaas! dat gebeurde eerder dan we beiden vermoed hadden. Want er is ten slotte zoo bitter weinig voor noodig, om zoo'n hindernis, die er nu eenmaal niet is, toch te willen zien in elke, nietig-klcine oneffenheid op ons le venspad Hoe het nu precies geschied is?Och, 't is al zoo lang geleden- En wat doet liet er ieitclijk toe? Maar het gebeurde, dat we voor het eerst oneenigiicid kregeneen kleine kwestieOm wat?.... In elk geval. om 'n futiliteit!Om niet!En toen we ons kort daarna wilde verzoe- neu, 't was toch eigenlijk te mal't moest uit zijn.... toen kwam er weer iets tusschenwaardoor onze ver standhouding nog slechter werd. En wat ernstiger waser scheen geen kans meer, dat de vrede ooit weer zou wor den geslotenIk althans wilde van geen enkele toenadering meer weten. De laster deed de rest Van toen ai leefden we. zonder voor de wet gescheiden te zijn, niet meer met elkanderMijn vrouw is vertrok ken'k Heb haar nooit meer terug gezienEenige jaren na het vertrek van m'n vrouw, zijn dc kinderen ge storvenKort na elkanderde jon gen door een valhet meisje scheen toch te zwak te zijnVan dien tijd ai is mijn zwerversleven begonnen ik heb alles, wat mij nog aan meubelen restte verkocht, cn sindsdien Icet ik op kamersdan hierdan daar! Verveel 'k u niet? Onderbrak de verha- ler z'n geschiedenis even, een veronder stelling. die op de gelaatsuitdrukking van het echtpaar Deriel niet te lezen was. integendeel!.... Qaat u door! Ani meerde de gastheer. Ja, ja! vertelt u verder, assieblieft, verzocht ook Anna. Nu dan, vervolgde dc commensaal, toen 'k op 'n zekeren kerstavond op m'n kanier was, wilde ik dien benutten, door vast eenige algemeene voorwerpen, zooals kistjes, doosjes,. en mandjes bij elkaar te zetten, cn gedeeltelijk in te pakken, daar ik met 1 Januari weer eens voor de zooveelste maal een nieuw kost huis zou betrekken.... En daarbij kwam in mijn handen een kartonnen doos waar op met blauw potlood „te vernietigen" geschreven stond. Ik schrikte even dat was de doos. waarin ik de brieven had bewaard, welke mijn vrouw mij had geschreven, in onzen engagementstijd, daar wij toen in verschillende plaatsen verblijf hieldenik had die brieven steeds bewaard, met nog eenige kleine herinneringeneen paar vejdroogde bloemeneen vlechtje haaren een stukje lint van de baljapon, waarin zc voor het eerst met mij had gedanst.... epistels en kleinigheden voor een ander van geen waardeMaar hoe gemak kelijk hadden ze niet weg kunnen ra kenik had die souvenirs en brieven al lang zelf moeten vernietigener stond niets bijzonders in, maar het ging een ander toch niet aanwaarom lan ger gewacht, ik besloot, de brieven al thans, te verbrandenEn het was even koud als nu, de kachel stond gloeiend't zou zóó gebeurd zijn ik zou ze bij tientallen op 't vuur werpen om ze voor onbescheiden blikken te be veiligener waren er ongeveer hon derddie van het begin van den ver lovingstijd lagen bovenopReeds had ik er een stuk ot tien in m'n handen, ge reed om op de brandende kolen te gooien, toen ik den bovensten brief uit de enveloppe lichtteonwillekeurig was Ik begonnen te lezenOok den tweeden brief las iken den derde... den vierdeen zoo vervolgensik las steeds verder.ik kon er niet mee eindigenEn langzamerhand kwam er een zwaar beklemd gevoel over mij„.. Hoe lang was het geleden, dat deze brieven werden geschicven?ik had ze nadien nooit meer ingezienvol gens het jaartal was het vijf en twintig jaarHoc was 't mogelijk?Vijf en twintig jaar?'t Was alsof het in die brieven vermelde gisteren ge schreven was.... Vijf eu twintig jaar... een kwart eeuwHebben wij dan werkelijk geen idee omtrent den tijd? overpeinsde ikEn ik bleef door lezenwant ik kreeg uit die brieven den indruk, dat ik mijn vrouw steeds verkeerd had beoordeeldUit die brieven leerde ik pas haar liefdevolle hart en haar juiste karakter kennen.... Reeds bij den eersten brief was mij dat bijzonder opgevallenmaar telkens cn telkens werd liet mij duidelijker, steeds meer bewust, dat een vrouw, die zóó had lieigchad. geen slecht karakter kon hebbenEn steeds las ik verder... Tot diep in den nacht.... Wie weet straks zou 'k mogelijk toch nog 'n minder liefdevol schrijven ontmoeten, waaruit Ik haar karakter van later zou kunnen af leidenmaar neen alle brieven.... tot den laatstevloeiden over van een reine, onschuldige liefdeHoe was 't mogelijk, dat 'k dat zoo weinig had beseft?.... Hoc was 't te begrijpen, dat mij dit, nu. na vijf en twintig iaar. pas helder en klaar voor oogen stond.... Het was maar al tc duidelijkDe schuld lag aan mij.... geheel aan mij. Ik was blind geweestof had niet willen zienik had slechts geluisterd naar valschc verdachtmakingen Toen ik den laatsten brief In liet vuur had gegooid, was 'k opm'n hoofd viel snikkend op m'n handenik schreide als 'n kindDie kerstnacht vergeet 'k nooit! Rusten kon 'k niet 'k Ben er uit gegaandoelloos.... ik kon niet denkenIk liep als 'n be- schonkene te dwalenEerst tegen den morgen knapte 'k wat opm'n hoofd werd iets helderderen toen had *k een planik zou m'n vrouw gaan op zoeken zoeken totdat Tc haar had weergevondenik wilde haar vergif fenis vragenais ze inij zou kunnen vergevenmijn schuld eerlijk biech ten Helaas! toen 'k in de plaats kwam, waar ze het laatste had gewoond, bleek zc reeds een jaar geleden gestorven te zijn. Kort daarop verliet de heer Hamer blad onder beleefde dankzegging voor den aangenamen avond, de familie De riel. Toen Anton, die den gast had uit gelaten. weer binnenkwam, zag hij juist, dat z'n vrouwtje haar oogen bette met haar kanteel zakdoekjeZe scheen diep bewogenHij zag haar meelij dend aan, deed een paar stappen in haar richting en opende z'n armen. Zij keek opeen zenuwachtig tril len van haar mondhoeken verried haar gemoedsgesteldheid'n Oogenblik aarzelde ze nogToen wierp ze zich snikkend in de armen van Anton, die haar vast tegen zich aandrukte, en haar dc tranen van de wangen kustetel kens en telkens weer. O, Anton!vergeef me, snik te ze. Anna, m'n lieveling! troostte hij, haar vaster en vaster omklemmend, we zullen alles vergeven en vergeten. Als je lange Jaren In een primitief land hebt doorgebracht, als je het wel en wee van een Zuid-Amerikaansche Republiek door en door hebt leeren kennen, dan is het altijd weer even eigenaardig hier in Holland terug te keeren. Want door vergelijking koin je dan tot allerlei ontdekkingen. En een van de eerste dingen die je dan opvat ten, is misschien wel dat de West-Euro- peesche samenleving ons wel heel wat beschaving heeft gebracht, maar aan den anderen kant er toch ook de oor zaak van is dat ons practiscb leven een te fijn raderwerk is geworden dat bij het minste of geringste defect dikwijls hopeloos in de war kan loopen. En het eigenaardige daarvan is dat de menschen ook zoo verfijnd zijn geworden, dat zij er onmiddellijk onder gebukt gaan wan neer het een of andere niet naar wensch loopt. Ik bedoel dit, dat als de kunst van te leven erin bestaat je in het onver mijdelijke tc schikken en toch je vroo- lijkheid te blijven behouden, dat wij het in die Kunst dan veel minder ver heb ben gebracht dan de overgrootc meer derheid van de bevolking van Midden- en Zuid-Amerika. Ik heb daarvoor ge noeg voorbeelden bij de hand. Laten wij het treinvervoer maar eens nemen. Ver leden jaar liepen de treinen hier in Hol land over het geheel erg slecht- Wat was daar het gevolg van? Door geheel Nederland duizenden die 's morgens te laat op hun werk kwamen, duizenden die zich niet aan hun afspraken konden houden cn daardoor dikwijls verhinderd werden goede zaken af te sluiten. De gevolgen daarvan waren natuurlijk al- Voor de nijv're huisvrouw aan gemeene ontstemming, klachten, rappor ten enz. Van alle reizende Hollanders is er zeker wel niet één geweest die niet minstens één keer gedurende het vorig jaar mopperend op een perron heeit heen cn weer gedraafd, omdat zijn trein er nog niet was. En zoo kom ik dan op mijn onder werp. Ik zal eens wat vertellen van het treinvervoer In de Dominicaanscbe Re publiek en daarbij vooral ook den na druk leggen op de wijze waarop het pu bliek daar dergelijke zaken opvat Ik zal dan verteilen van de spoorlijn die de groote tabaksstad Santiago over de bergen heen verbindt met het haven stadje Puerto Plata. Toen ik pas in Santrago woonde, was er van een trein verbinding heelemaal geen sprake. Er was toen juist een revolutie achter den rug en de spoorbaan had daarbij zoo te lijden gehad dat er geen kwestie van was te kunnen reizen. Dus reisde men eenvoudig niet. Als het hoog noodig was kon je altijd nog te paard gaan, overi gens werd er geduldig gewacht op de dingen die komen zouden. En die kwa men, ook wel. De Noord-Amerikaan- sche troepen, die sedert de laatste re volutie de republiek in bezit hadden ge nomen, hadden natuurlijk groot belang bij de spoorwegen. Er werd eenigen tijd vrij behoorlijk aan gewerkt en na ver loop van een maand of vier was het weer zoover dat je per trein van San trago naar Puerto Plata kon gaan. Ik had juist omstreeks dien tijd zaken te regelen in laatstgenoemde stadje, zoodat ik besloot ook maar eens van den trein gebruik te maken. Bij informatie in het hotel, bleek mij dat er heelemaal geen vaste dienstregeling bestond, ik moest maar bij den stationschef aanvragen. De stationschef zeide: „Sénor, als er vandaag nog een trein aankomt gaat er ook een weg. maar ik vermoed wel van niet want bi» liet dorpje Navarete is de locomotief ontspoord, zoodat er de eer ste dagen wel geen verkeer zal zijn. Maar komt w morgen eens Iioorcn." Dat was weinig bemoedigend. Den volgen den morgen vroeg had ik meer geluk. „Sénor", zei dc chef op opgewekten toon, „U bent een geluksvogel, de baan is weer hersteld cn morgen om acht uur gaat er een trein want de bevelhebber van de Amerikaansche troepen. Majoor Shau, inoet naar Puerto Plata." Dat leek mij een prachtgelegenlieid want dacht ik, als de opperbevelhebber meegaat is het toch wel zoo goed als zeker dat wij zonder oponthoud,, behou den en wel in Puerto Plata zullen aan komen. Om kwart voor achten precies was ik aan het station en jawel hoor, daar stond de trein voor vertrek gereed. Ik had toentertijd dat voertuig nog nooit gezien en was dus met de bijzon derheden weinig bekend. Ik zocht dus naar een personenwagen. Die was er niet en toen ik er naar vroeg werd mij geantwoord, dat al die wagens in de re volutie onherstelbaar vernield waren. Ik moest dan maar zoo welwillend zijn in een niet heelemaal volgeladen goede renwagen plaats te nemen. Toen ik daar binnen trad waren er vijf passagiers. De opperbevelhebber zat op een zak met koffie, rechts en links geflankeerd door een oppasser die elk op een baal cacao- boonen hadden plaats genomen. Verder was er een Dominikaansche juffrouw, met Zondagschc withe kleeren aan die zelf een soort van keukenstoeltje had meegenomen en de vijfde passagier was een jongmensch dien ik wel eens als bediende in een kruidenierswinkel in Santiago had gezien. Elk van de viji zei op zijn beurt dat het warm was en de juffrouw die dik gepoederd was wuifde zichzelf onophoudelijk toe met een klein waaiertje. Temidden van dit gezelschap vleide ik mij neer op een zak die bananen scheen te bevatten. Nu hebben de treinen in de Domini kaansche Republiek vele gebreken, zij rijden niet snel en komen daardoor uren, soms wel eens een dag, te laat aan- Maar zij vertrekken op tijd van het beginpunt. Zoo ook deze keer. Klokslag acht werd er gefloten en daar stoof de trein weg. Dat gaat goed dacht ik en de opperbevelhebber was blijkbaar ook erg tevreden want hij begon een genoegeiijk gesprek. Hij vertelde dat hij naar Amerika teruggeroepen was orn vervangen te worden door een kolonel. Hij was een groot bewonderaar van het Dnitsche volk en daar wij toen Decem ber 1916 schreven, dus eenige maanden voor Amerika in den oorlog ging, heb ik het vermoeden dat hij juist wegens zij» Duitsche sympathiën, die tevens ook besmettelijk bleken te zijn voor de lagere officieren, vervangen werd. Onder al die verhalen ging de trein er goed van door. Maar wij wisten niet wat ons te wachten stond. Want wij waren nog maar in dc laagvlakte. Nauwelijks begon het bergland of daar verloren wij onze snelheid. Als de lo comotief tien minuten tegen de helling opgetrokken had was zij geheel en al bulten adem en dan stonden wij stil. En dan dat lange wachten aan die ontelbare kleine stations. Dan ontsponnen zich eindeloozc debatten tusschen het trein personeel en den stationschei over aller lei onmogelijke kleurigheden. Eu de locomotief moest voortdurend water en kolen nemen, terwijl het ook al niet be vorderlijk was voor de snelheid van de ze voedselvoorziening van de locomo tief dat er aan de kolenstations geen water was en er aan de waterstations geen kolen waren. Zoo sukkelden wij door tot het hoog ste station van de baan, La Cumbre. Daar stopte de trein met een energieke schok, alsof hij zeggen wilde: „Verder ga ik niet." Dat was zoo on geveer drie uur 's middags. Het werd ons duidelijk gemaakt dat wij voorloo- pig niet zouden vertrekken. Het trein personeel kon ons daarvoor geen andere reden opgeven dan dat zij moesten eten en zij rieden ons aan dat ook te gaan doen. Stel je nu zoo iets eens voor hier in Holland. Dat je b.v. gauw even naar Amsterdam inoet voor zaken en je In Halfweg iets dergelijks gebeurt. Je zou op je iioofd gaan staan van woede. Maar daar wordt dat allemaal philoso- fisch behandeld. De vriendschap met den opperbevelhebber kwam mij nu zeer goed van pas. Er was Amerikaansche bezetting in het kleine plaatsje en al spoedig hadden wij onderdak gevonden in een officierstent, waar de alleraardig ste kapitein ons onthaalde op brood inct warme ham en op guitaarmuziek. Daar brachten wij een groot uur gezellig door. Die kapitein heette Barry en ik herin ner mij nog dat het diepen indruk op mij maakte toen ik een jaar later hoorde dat hij in Frankrijk gesneuveld was. Toen wij dien middag in de Domini- caansche bergen zijn gast waren was hij nog pro-Duifsch. Daarna ging het maar weer verder, in onzen hortenden stootenden goede renwagen. Bij het plaatsje Perez moes ten wij uitstappen. De baan liep daar over een houten hulpbrug over de rivier- De groote ijzeren spoorbrug was in de revolutie opgeblazen en de houten brug kon de locomotief niet dragen. Iets der gelijks op het gebied van spoorweg- exploitatie heb ik van mijn leven niet weer gezien. De brug lag tusschen twee heuvels in, de goederenwasem, met lading en al werden op de eene helling losgelaten, liepen dan vanzelf met don derend geraas naar beneden cn de brug over. Aan de andere kant hepen zij op de verkregen snelheid tegen de helling op, aan alle kanten stonden de rem mers klaar oin op de wagens te springen en de remmen aan te draaien. Een an dere locomotief, die natuurlijk weer een half uur op zicii liet wachten, werd er dan voorgespannen en voorts ging het maar weer, een nieuw avontuur tege moet. Onwillekeurig kwamen wij. bij het zien van die heen en weer schomme lende goederenwagens over dien houten brug, de assuradeurs op de Amsterdam- sche Beurs voor den geest. Geen won der dat men dc Koopw aar in die landen dikwijls niet verzekerd kan krijgen. inmiddels is het vijf uur geworden. De opperbevelhebber ls ongeduldig ge worden en klaagt over den langen duur van de reis, dc juffrouw klaagt niet over den langen duur maar over dt warmte en dc kruidenier slaapt languit over de koffie- en cacao-zakken. Maar door het algemeene gemopper ontwaakt hij en nadat hij ons een tijdje heeft aan gehoord, gaat hij iets buitengewoon wijsgeerigs zeggen. Hij neemt het op voor de spoorwegmaatschappij van zijn vaderland, hij zegt niet tc begrijpen waarover wij tocli zoo mopperen. Waar ter wereld heb je een reisgelegenheid aJs deze, waarbij je in goederenwagen» mag reizen, waar je overal mag rooken, waar er gestopt wordt als je maar wilt. Als je honger hebt wacht de trein tot je verzadigd bent; zooevcn bij dien houten brug in Perez hadden wij een bad kunnen nemen in dc rivier cn de trein zou heusch niet zonder ons zijn vertrokken. Dat zijn voor ons heele maal nieuwe gezichtspunten, daar had den wij niet aan gedacht, en de kruido spreekt dit alles met zulk een over tuiging uit en met zulk een ernst, dat wij er stil van worden. En de opperbe velhebber denkt aan het geagiteerde le ven van New-York en ik denk aan Hol land en plotseling wordt het groote ver schil ons duidelijk. Er is een spreek woord dat deze menschen niet kennen, „tijd is geld". Als je op reis bent komt het er niet op aan of je vandaag aan komt of morgen. En de geheele samen leving in de Dominikaansche Republiek is daarop Ingericht. Dat Is het tropen- land, wat heb je eraan Je levensvreug de te bederven door dc jacht naar het geld. De grond brengt voort. Niemand sterft van honger. Öm elf uur 's avonds komen wij aan in het plaatsje Barabas. De trein stopt weer plotseling en langen tijd hooren wij niets. Dan gaat een van ons op onder zoek uit en komt terug met dc mede- deeling dat de tocht vanavond niet wordt voortgezet. Nog slechts één bergrug scheidt ons van Puerto Plata. Het is echter begonnen te motregenen en daardoor is het rijden op de berg hellingen te gevaarlijk geworden. Voor al de laatste daling tot Puerto Plata is te vreezen. De opperbevelhebber is ver baasd. Zelfs zijn aanwezigheid hier is zonder invloed. Dan komt er plotseling een Ame.Vaansche ingenieur met de boodschap dat de stationschef een plat wagentje met twee negers ter beschik king stelt om vanavond nog naar Puerto Plata te gaan. Wij hebben dus te kiezen, óf dit aanbod aanvaarden óf op de Koffie- eu cacaobooncn slapen. De kruidenier heeft dit laatste al gekozen, hij slaapt al achter in den wagen. De juffrouw heeft in dit plaatsje familie wo nen en de opperbevelhebber met zijn op passers willen ook maar liever hier blijven. Wij, de Ingenieurs en ik, trekken er dus met het wagentje en de negers in den regen op uit. Nooit zal ik die nach telijke tocht vergeten. Toen wij aan do andere zijde in duizeling wekkende vaart over de glibberige rails naar bene den suisden en in de scherpe bochten, waar het aan weerzijden vol lag met overblijfsels van ontspoorde treinen, maar nauwelijks konden remmen, heb ik eenige malen op liet punt gestaan er maar af te springen. Maar wij zijn ten slotte toch nog be houden aangekomen. Toen was lief 's nachts drie uur. zoodat wij over dien afstand, die maar ongeveer veertig Ki lometer is. negentien uur hadden ge daan. Het reizen In dc Doiniuicaunsche Re publiek is sedert dien wel verbeterd, maar als ik mij niet vergis duurt het nog altijd wel vier of vijf uur om van San trago naar Puerto Plata te gaan. Ea daar is iedereen in dat land tevreden mee, ook al zou het nog langer duren. Of wij hier in Holland ooit zulk een graad van tevredenheid zullen bereiken daar is. dunkt mij. weinig kans op. Maar het Is in elk geval niet kwaad «tens te weten op welke wijze andere volkeren hun geluk maken. J. C- v. D. Geachte mevrouw Jansen. Ik kan het genoegen, dat de ultnoodi- ging voor een whistavondje te Uwcnt mij verschaft heeft, nauwelijks onder woorden brengen. Ik zal er met vreugde van gebruik maken. Ik verheug mij er altijd op Uwe bekoorlijke dochter te ont moeten en Uw man, die zulk een schit terend spreker is. Hoogachtend. P. SMIT. II. Beste Jan. Dat oude vervelende menseh van Jan sen en haar akelige dochter hebben mi] uitgenoodigd voor een van hunne stom me whistavondjes. Ik zou veel liever bij jou komen; maar Smit. die vrecselijke oude zeurkous, is een van mijn beste klanten cn ik zal dus wel moeten gaan Tot ziens, als ik er levend afkom. JE PIET. III. Beste Piet. Je bent ccn beetje in dc war geweest In de enveloppe aan mijn adres vond ik een briefje aan een zekere mevrouw Jansen. Ik stuur het hierbij terug. Ik ver onderstel, dat zij het voor mij bestemd» briefje heeft gekregen. Ik vraag mij af. of Je nog naar haai whistavondje gaat JE JAN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 15