HMRIEM'S OffiftM Parijs Brieven uit ZES0E BlAD Zater.ag 31 Decembir 1921 Particuliere Correspondentie vin "portera's Dagblad. Parijs, December. "We stonden te bibberen onder do Are de Triompbe en ondervonden al do ellende van vroeg opstaan. Een sinistere, donkere dag loent in de poort. Boeren van bui ten staan met ontbloote hoofden hardop do teksten te lezen, welke in guldon lettor» gedrukt zijn op do vorregende kans-linton, ter'huldiging van den Onbekenden Soldaat. Fotografen, hlm-operateurs en verslagge ver? van boulevard-blaadje» schuilen bij el kaar cu praten, diep gedoken in bun jas kraag. Daar ia-io, zegt er een. ,,Ie" dat is Z. K. tl. Prins Hendrik, dio i een auto stapt, vergezeld van H. 11. gezant, jhr. Loudon. Knarsend houdt eD fiacre stil, waarin (cn krans wordt rnee- voerd. Do plechtigheid is heel on-offideel mag dan ook eigenlijk geen „plechtig- i l" boeien. 'o Prins onderhoudt zich even met een ror vau don genoraleu staf en eenige ■lui van de Nederlandsche legatie. De i wordt naderbij gebracht. Prins zoekt links maar ziet geen zoekt rechts en men geeft et gevaarte over. Ken wachter klost 'sn gedenksteen hoen cn met r.'n /ordt het. ding neergegooid de omen. het rood-wit-blauw lint: *i des Pays-Bas. ■slnggcvers verdringen zich om de oorden te noteeren op hun blok- 'nema-opernteura draaien zich note even staan, baalt J tl r alsof hij spreekt, igtoclit aanvaard herkent, dringt zich o kettingaisluiting ■'erbij I. v* wint hortos :h weer con - iomphel Pardot de Fraos-oh© ver. dagge ver wis ..trig beter. Maar dat neemt, allemaal niet weg dat i k gevangen te-n tjfiuoiiien door een llecklenburger rc$inii»«t. En voort dispu:eeren en discussieeren ze, maar w ij toe'.itcu do poort uit. 'aMiddags gingen we op de thee bij on zen gezant, '-.n werden ontvangen door den heer en mevrouw Loudon on Z. K. H In Nederland is het mc meermalen opge vallen, dat dc .meneer van-de krant'" ah een Instigc noodzakelijkheid wordt, be echouwd cn ,inls niet. van de fnInllie,,. Tot troost krijg je diui.de Kimnuuiing mco ,,on een mooi stukkic te schrijv-o", terwijl d. vaderlijke raadgever je dan nog even apart neemt en met 'n geluid als gaat het over 'd schande-zaakje, vraagtvan welke krant is u ook weer? Dergelijke omstandigheden veraangenamen niet her leven van een ver slaggever. Onze Parijsehe gezant, toont, tel-1 kenmale onze noodzakelijkheid te beseffen en wat ons (ik praat niet in p'nrnlis majestatis) zeer treft, dat de heer London ons niet al3 de zwarte schapen kenmerkt, maar ons behandelt, nu ja. zooals werke lijk een gastheer dut hehonrt te doen. Doch waar er, zooals ik hierboven zei nog wol eens het eon of ander »ali *a.n te nier keu on onze helmn-Mine 'ook op ons zelf) daar merken we dit reit op. Do heer Loudon stelde ons dan ook als zijn gast aan Z. K. H. voor, die voor iedereen een vriendelijk woord had. Toen schoven we in de file door naar Andere zalen waar „toute la eolonie" zich om du theetafel verdrong. O, heerlijk tafereel uit vervlogen dagen. Eerst een handje hier, een handje daar on dan stil genieten je wanend in de foyer van een Hollandsehen schouwburg op een weldadigheidsavond. 1 Ahlieve mevrouwtje kijk daar beo je Ans ook teen ik nog in ljimabi, gedetacheerd was. maar het muziekleven! is voél is véél, veel beter heeft u mijn corn dalle Gijs" nog gekend''... hij is vanmiddag bh Millerand Beweent... Ken woordje hier, een woordje daar, zon der onbescheidenheid, zonder luistervin ken maar zóó grappig, zóó intiem ,,nls van ouds". En vooral doet eeD mensch dat goed, zoo even in het vaderland te gaan buurten als het tegen 5 December loopt en familie en vrienden aebter de boter letters weet, gevoelig zingend ,,6int Ni klaas kapoentje, leg wat in mijn schoen tje - Zoo hebben wij toch onzo Sint Nicolaas- fuif gehad. Dit jaar zou niet eindigen zonder nog een plechtigheid. De Oentenaire de Flaubert. En daarvoor kregen we een kaart, een vriendelijke nitnoodiging van den charman- ten Léon Bérnrd, de minister van Schoone Kunsten. Het is niet zijn srbuld, dat het zoo'n on gelooflijk vervelende beweging werd, zoo, dat je er nooit meer toe znl komen om Flaubert de eer te bewijzen welke hem toe komt, n.l. om zijn madame Bovary, Sa- Jamenbo of Eduentio Sentiraentale of Ten- talion de Saint-Antoine te herlezen. We waren dan tegen tweoén opgetrom meld jn het Luxembourg. Menschen, die bet de moeite waard vin den om voorgesteld te worden aan Paul Bourget, Edmond Haraucourt, Claude Mo net, madame Pascal en nog een stelletje leden van de Académie, zullen zich er ge amuseerd hebbenzij die er van doordron- gen zijn, dat de geniaalste mannen buiten 1 de Académie staan, omdat bun stand hun daar geen plaats verschaft, zullen zich doodeljjk verveeld hebben cn geërgerd hoe redenaars altijd gelegenheid vinden op od dubbelztnnigo wijze zich zelf meer roem to geven dan den man, dien zo komen Haraucourt, voorzitter van de Socièté des Gens de Lettres, las zijn rede voor, waar in hij zich verwaardigt een bewonderaar van Gustave Flaubert te zijn. Paul Bourget. vervolgens aan 't woord komend, liet zich door hot auditorium geruiinen tijd bewonderenzijn rede, wel ke hij voorlas, was onverstaanbaar. dat was toch wel jammer, want wat hij op zijn papiertjes had geschreven, was beter dan zijn besten romanvooral de passages, welke hij uit het werk van Flaubert ci teerde, waren meesterlijk. En toen kwam nog mijnheer Mockel aan 't woord, die sprak namens de Franseh schrijvende Belgische auteurs en de Acn- démie de Belgique. Hij hield 'n rede, wel ke een Vlnam de haren ten berge zou doen reizen Enfin, dat doet er minder toe. Wat we ons meer aantrokken, dat Albert Mock-I al even vervelend was als zijn voorgangers. Toen gingen we in optocht naar den tuinhet beeld was al onthuld. Een buste van Flaubert op een pilaar en daaronder een bank, waarvan gauw een paar morsige kindertjes werden weggejaagd, toen de hooge hoeden naderbij kwamen. Weer flikkerde in alle hoeken het Blitz- licht om al die gevoelige menBchen op een gevoelige plant to brengen. Zoo is het feit herdacht, dat honderd jaar geleden een afschuwelijk leelijk kind je ter wereld kwam tot. vreugde zijner moeder en heel het menschdom: Gustave Flaubert Het zenuwachtig heen en weer rennende hondje, dat uit nervositeit verpoost tot groote hilariteit, het fikkie, dat snoodeliik ingesloten wordt door de hoog-gedopte rij gelegenheidsgnngers. ontbrak ook ditmaal niet op het executie-terrêiu H. A. TH. LEST URGE ON. t Sport ea Wedstrijden WIELRIJDEN. DEN 24-UURS RIT De A. S. C. „O-ympia" te Amster dam is van pLan, in het komende voor gaar een 24-uurs rit te organiseeren, zoowel voor renners als voor toe risten. (Tel.) DE REVUE DER SPORTEN. De Revue der Sporten van 28 De cember heeft als boofdarlikci „Harts tocht, door de sport ontketend" door Leo La.uer. Verder artikelen „Nu de N. W. B. vergaderd heeft „Onze lieve jeugd"; „Als 't maar tvaar is.. „Kerstliedje", „Japan- f wnr.-telaars' enz. i al rij e sier lijke photo's eieren den tekst, o.a. de twee pagina's met portretten 'van sportlui, die in 1921 dc aandacht heb ben getrokken en de caricalinirteejce- ning van den Blauw-Wit-speler Van der Kluft door Cocheret. tisch is. De tegenstelling kan geleide lijk verminderen, laten wij hopen een maal verdwijnen, door het toenemen der ontwikkeling, waarnaar onzo tijd streeft. Dio ontwikkeling wordt bevor derd door met aandacht te lozen en zich rekenschap te geven van wat nten leest. Dan eerst heeft men het ware genot er van. En dat is niet. gering. H. J. STRATEME1JER. 't Js, ais dit episteltje u bereikt, Oudejaarsavond en morgen Nieuw jaar. De momenten, waarin men om kijk houdt naar het Verleden en goede wenschen uit voor de Toekomst. Lie ver dan kritiek uit to geven op eenige boeken van den winteroogst, houd ik heden een praatje over onze boeken in 't algemeen. Onze boeken, dat zijn: de boeken van den Nederland- j schcn stam want als wij tegenwoor dig over onze literatuur spreken, mo gen de Nederlandsche schrijvers aan gene zijde van de Schelde niet verge ten worden. Op Oudejaarsavond zijn wij geneigd tot kalmte en mildheid in ons oordeel, geneigd ook tot meer saamhoorigheïds- bescf dan op een gewonen door de- weeksclicn dag het geval pleegt te zijn- Er wordt al te vaak wat te luchtig geredeneerd over do Nederlandsche literatuur. Sommigen praten er zou geringschattend over en zoo luchtig, en vooral te zeer generaliseerend. als of allo moderne Hollandsche boeken koekjes waren, van één deeg gebakken Dc overvloed van vertaalde werken, die verre de .binnenlandsche produc tie overtreft, is het onweerlegbaar be wijs, dat de binnenlandsche lectuur minder wordt gelezen dan de import. Onze nationale" eigenschap, dat wij bizondere voorliefde hebben vooi al wat uit het buitenland komt een eigenschap die trouwens niet zoo uit sluitend Hollandsch is als men soms denkt is hiervan wellicht de hoofd oorzaak. Maar niet de eenige. Wij leven in een klein land, eu er wordt hier veel gelezen, door een min derheid uit liefde voor do literatuur, door de meerderheid enkel als tijdkor ting. De ideale toestand is, dat buide motieven samen gaan, wat nu slechts bij enkelen het geval is, maar meer en meer het geval dient te worden. Men hehoeft niet in Oudejaa.o- avondstemming te verkeeren om dezen wensch uit te spreken met een opti misme, dat hoopvol de toekomst tege moet ziet. Er zijn feiten, die dat optimisme steunen. In den tijd, toen er de meeste actie en beroering was in onze „repu bliek der tetteren" een beweeglijk, maar klein republiekje in den Nienwe-Gids-tijd, dien de ouderen on der ons zich levendig herinneren, bleef een zeer groot deel van ons volk, ook in „do betere kringen", even ijskoud voor dat nieuwe als de studeeveiuh jeugd van elke categorie zich er warm over maakte. Ik hoor 't nóg een def tige dame in een Haagschen boeken winkel met. vol bravour zeggen: „Die Hollandsche boeken lees ik nooit1" Zulke dwaze eenzijdigheden hoort men tegenwoordig niet meer, althans met zoo luid. De tijden zijn veranderd, de belangstelling in het Nederlandsche boek is toegenomen in vete kringen het groot aantal herdrukken en de ge publiceerde oplagen bewijzen dat. De klacht over de weinigo animo om boeken te koopeD, welke nog onlangs van uitgeverszijde werd vernon.eu, geldt meer de algemeene flauwheid van de markt voor al wat luxe-artikel heel, dan gebrek aan belangstelling voor moderne literatuur. Leesbiblio theken. leeszalen en dergelijke inrte' tingen hebben geen reden tot klagen. Toch blijft 't eene beetje mode, «wei de weinige populariteit van inzonder heid het vadevlandsohe romanwerk te klagen. Bij die klachten wordt ailcrwege de fout begaan, oppervlakkig te geDera- liseeren, zooals ik reeds opmerkte. Ik noem ten betooge, dat er veel ver scheidenheid is in onze tegenwoordige romans, slechts eenige namen Coupe rus, Querido, Ina Boudier, Heijcr- mans, Karei Wascli, «Sinclair, Kees eu Carry van Bruggen, en van over de ScheldeBaekelmans, Streuvels, Ka- rel van de Woestijnc. Felix Timmer mans. Ik zon er nog meer kunnen noemenmaar 't lijstje is groot en bont genoeg om aan te toonen, dat er geen reden bestaat om te beweren, «lat al onze modernen met één sop be go ten zijn. En telkens ontmoet men cicu- wo namen en nieuwe pogingen, al of niet geslaagde, om iets anders te schrijven dan de anderen. Buitendien wijst ook het verschijnsel, dat vele boeken van ouderen datum worden herdrukt, op een streven naar veelzij digheid. Geheel Ongegrond zijn evenwel de klachten niet. Ten eerste zijn er vcr- seheideue schrijvers, die niets nieuws Lebben te brengen, zoomin wat onder werp als vorm betreft, die terend op ouden roem cn op erkende virtuositeit zichzelven herhalen en daardoor lich telijk vervelen. Toujours perdrix 1 Ook patlijs, oes ters en champagne, zoowel als zuur kool en erwtensoep kan men mo«?de worden. Dan ook zijn er veten van den tweeden rang, schrijvers zonder oor spronkelijkheid, die bewust en onbe wust bekende modellen navolgen, in schetsen, novellen en romans. Ook in de nieuwere wijsgeerigc en „geestelijke" richting verklaarbare reactie op het uitgebloeide realisme t-n naturalisme zijn do navolgers tal rijk. Van Eeden wordt geïmiteerd, zelfs in zijn eigenaardige spelling. Vooral in do ten onzent allerzwak ste afdeeling van de literatuur, het tooneelspel is herhaling van zichzel ven en anderen zeer merkbaar en hinderlijk. Zoo komt er heel veel op de markt, dat niets bizonders, niets persoonlijks geeftdat wel vlot en voor een oogeu- blik amusant en boeiend is, maar geen andere indrukken wekt danmeer ge hoord of gezien. Met name het onophoudelijk herha len van beschrijvingen ecner Holland sche burgerlijke of klein-burgerlijke omgeving, als métier voor een naar nhooger" strevenden jongeling of een „onbegrepen" jongedochter, begint te vervelenal wordt een beproefd pro cédé aangewend, allés verslijt, alles heeft zijn tijd. Wij zijn ook beu geworden var. al dio ingelaschte lyriek, en traditio- neele landschap- en natuurbeschrijvin gen; het eeuwig klateren, kletteren, plassen en plensen van den naarget:-- tigen voor- en najaarsregen het on vermijdelijk „donderen" van treinen en wat daarbij behoort zoodra inoet worden meegedeeld, dat de held of heldin zich verplaatst, per sp»«,r trein. Vele ik durf wel zeggendo meeste onzer romans zijn te veel op gevuld met dergelijke bijkomstiglie- deu- dio al gauw overbodigheden wor den voor den ervaren lezer. (Dit treft met alleen den Nederlandschen ro man ook dc Duitsclie en Engelsch.; zijn daar sterk in). Menig boek zou veel meer indruk maken, als het gere duceerd werd tot de helft der grootte. lM' 38 3n onze romans (de uitzonde ringen niet tc na gesproken) een ge brek aan fantasie, aan werkeiijk krachtigo verbeelding, zoowel in het ontwerpen van den gebeelen bouw als in de teekemng der personen en ge- beuitenissen. Dit is almede een redón waarom buitenlandscho boeken, waar- andere omgevingen, andere tigu- -~.i worden in beeld gebracht, veter voorkeur hebben. Het navolgen van buiten landsc.he voorbeelden, in „oorspronkelijke" de fectieve- en avonturenromans is slechte een hulpmiddel, geen radicale oplossing. De echte fantasie zit niet m uiterlijkheden, niet in het verhaal tje. Het „verhaal" als zoodanig kan zeer ariivtiek zijn, maar daarvan le- r' onze moderne literatuur weinig I/et b< uaunseizoen 1U2J22 heeft, naast veel onoorspronkelijks, ook een en ander gebracht, dat nieuw en frisch er uitziet. Bepaalde verrassin gen vallen er niet te noteeren. De we reld, niet enkel ons wereldje tusscbeu /cms en Schelde, wacht op een nienwe literatuur, een literatuur die weergeeft wat er na de oorlogsjaren in de geesten omgaat, maar dat nog niet geklaard en gekristalliseerd is in passenden vorm. Misschien, dat het nieuwe jaar ons verder brengt. Maar één ding mogen wij niet ver geten en 't wordt zoo dikwijls ver geten door lezers, zelfs door hen, «Jie over onze letteren schrijven dat de- schoonheid van het woord een onmis bare voorwaarde is voor al wat op ro man- of verskunst lijkt. Het woord al leen kan het niet doen zonder de ge dachte, maar de gedachte behoef; het woord om indruk te maken. En in den literairen vorm behoeft zeker dc Nederlandsche literatuur niet aehic.- te staan, bij de buitonlandsclie. Dat die vorm voor veten te moeilijk zwaar is, kan niet als verwijt gei den. 't Belet alleen dc populariteit. En populariteit is mede een onmisbare fettor voor den bloei van kunst, die uiteraard persoonlijk en aristokra- Terug. (Een lOudcjaarsavond-vertclling.) Vrouw Joele gooide nog wat hout op het knappend vuur in dc haard, 't Was guur. De Noord-Wesiersionu gierde om de hut en deed de ruiten ramme len. Het vertrek, spaarzaam, -verlicht door een zwak brandende petroleura- lianglamp, was in het half-duisier ge huld. Op de tafel lag een boek. waarin vrouw Joele had zitten lezen, doch zü was wat ongeduldig, aanhoudend drib belde ze door dc kamer, dan weer ging ze n'aar de deur en luisterde; een en kele maal opende ze de deur, deed een paar stappen naar buiten en zag in de richting van het havenhoofd. Zij verwachtte haar zoon, haar Ja- kob^ die met den botter uit was, op dc vischvangst, maar al terug had moeten zijn, zooals altijd, wanneer er Zon- of feestdagen kwamen. Dan was hij den dag te voren bijtijds weergekeerd, des I ïorgens, soms 's middags, maar steeds -óór het vallen van den avond. Daar om had ze hem nu ook al den gcheclen dag verwacht, want het was Oudejaars dag en bij het scheiden van het oude en het begin van het nieuwe jaar was Jakob nog altijd thuis gètoeest. 't Was waar de storm maakte het binnenko men in de haven niet gemakkelijk, maar haar zoon was een bekwaam zee man hij kende de kust en de gevaren daaraan verbonden bij stormweer; dat zou hem niet weerhouden een poging te wagen vrees kende hij niet. Zoo trachtte ze zich telkens weer gerust te stellen ze nam haar bock weer op probeerde tc'lézen, haar geest wat afleiding tc verschaffen. Doch haar gedachten dwaalden telkens af, dan gaf ze zich weer over aan haat overpeinzingen, zooals gewoonlijk op Oudejaarsavond. Dan doemden weer de oude herinneringen bij haar op van vroeger, heel lang geteden alblijde en droeve beelden zweefden voor haar geestzij had veel stof tot dankbaar heid, maar ook hoe bloedde haar hart, door de droeve en onherstelbare ver liezen, die ze in den loop der jaren had geleden, door dierbaren, welke haar door den dood werden ontrukt. Maar toch, de dichter van het boek, waarin ze las, den blik opwaarts bef fend, naar het vast gestarnte aan het firmament, roept blijmoedig uit „Het vast gestarnt Blijft op uw graf ons troostvol tegen blinken. Ja, hel gestarnt'! thans spreidt ge uw schilt'rendst licht; Thans roept ge on» toe, als we op dien luister staren „Kom, sterflijk mcnsch het oog naar mij gericht Mijn glans alleen verzinkt niet met uw jaren. Hier wacht ook U een ecuwig frissche jeugd Geen wiGtcrstorru zal hier uw lente zangen, a tooi des doods uw uitgebloeide vreugd. Geen langè nacht uw korten dag ver vangen." De klok wees tien. Nog slechts een paar uren en het jaar had zijn loop volbracht, was vergaderd bij dc vele duizende voorgangers. Vrouw Joele kon het niet langer uithouden in huis zij knoopte een groote wollen doek oni hoofd en schouders, verwisselde ham muilen voor een paar grove leeren schoenen cn stapte naar huiten op weg naar de haven. Zij had heel veel moeite op de been blijven de wind woei haar recht in het gelaatnu cn dan moest zc stil staan om op adem te komen. Dan ging weer moeizaam voort, kort langs d.e visschershuttcn, die schudden cn trilden door den wind. Toen ze aan de haven kwam, ston den eenige visschcrs en sjouwerlieden geleund tegen het huisje van den ha venmeester, aan de luw-zijde, ten einde beschermd te zijn tegen den wind. Bij het naderkomen zagen zij dadelijk, dat het vrouw Joele was. Zij raadden wel, wat ze kwain doen. Informeeren naai de „Vrouw Johanna". Of Jakob Joele al binnen was? Maar daar was immers geen kans toe. Hij had er van morgen al kunnen zyn, betoogde dc vrouw. Jawel, jawel, vrouw Joele, daat bedde gelijk an, maar niet met. zulk stormweerzoo'n vliegende storm uit het Noord-Westen.... als-tie op weg naar huis is geweest, zal-dic terug hebben gctroetcnden kop van de schuit weer op zee hebben gegooid.... Zeker, vrouw Joele, sprak ook de havenmeester, met zulk weer is het na- dcien van de kust te gevaarlijk. Jakob is niet bang, mompelde d« Nee, nee, dat weten we wel..— maar dat zou toch roekeloos zijn Zóó z'n leven en dat van anderen te wagen. 'k Verwacht em tóch nog, hield de oude vrouw koppig: vol't Is oudejaarsavonddan was-ie altijd binnen. Maligheid, vrouw Joele, zie eens oaar die woeste golvendal koken- het schuim sp'attcrt te gen den dijkals-ie x'n leven lief het, blijft-ie op 2ecWie weet, mor gen vroeg, als de wind wat luwt dan is 't mogelijkMaar in het ouwejaar moet je maar niet meer op hem rekenen. Vrouw Joele, ga naar huis, raad de ook de havenmeester haar aan, do hemel verhoede, dat 't geen droeve naclit werd".... de ouwejaars-avond is al somber genoeg. Daarop strompelde de vrouw weer ir kar hut. Met den wind achter haar. kreeg ze telkens stooten in haar noest voort, zoo vlug als haar bcenen dit toelieten. Bij haar thuiskomst brandde het vuur nog in de schouw. Met een paar dorre takken flikkerde 't dadelijk weer op. Zo was koud geworden van baar reis naar de haven. Koesterend hield ze haar ver kleumde handen boven de knajipendo blokken. Haar voeten had ze weer in de wollen pantoffels gestoken. De ketel boven het vuur raasde in eentonig gezoempufte al maar lichte, dazige stoomwlokjes uit den tuit en verspreidde een heerlijke geur door het ertrek. Vrouw Joele staarde in den vlam- raenden vuurgloed, een weldadige doorgloeide haar lichaam langzamerhand was de vermoeidheid haar de baas, haar oogledenvielen af dicht, de slaap kreeg de over hand en weldra was ze in diepe rust verzonken. Toen dwaalde haar geest naar het vele, dat voorbij was gegaani Ze blikte in hei verleden, of het lic- Ze was weer met haar gezin, toen haar man nog leefde cn dc kin deren klein waren. Vreemd! Altijd droomde ze zoo. Altijd waren allen aanwezig. Nooit ontbrak er een. Daar was weer Dirk, de oudste, die met z'd schip in een storm was gebleven, hij de anderen, met man en muis ver gaan. Ook Willem was er, die volgde op Dirk, en die zoo ongelukkig was ge- op z'n eerste reis uit de ra van het schip buiten boord te vallen, en jammerlijk verdronk, ondanks de pogingen hem te redden. En haar dochter Aafje, die nu getrouwd was, en weg, heel in hel Zuiden woonde. En aaar man zag ze weer in het vertrek, spelen met den kleinen Jakob, «ten ohgs'.e, die toen haar man nog ge- :ond cn sterk was, pas naar dc school ging. Allemaal beelden uit lang ver logen tijden. Maar die zc altijd weer teriig zag in haar droomen. lmusscnen kropen de ivijïcrs van kluk voort cn liep het jaa'f ten ein de. Kwart voor twaalf wezen zc, toen door een heftig gebons op der deur v Joele wakker schrikte. Hola! Holal Ben je nog wakk moeder? werd buiten geroepen. Verrast stond de oude vrouw7 plots., overeind. Had ze goed gehoord? Zou het mogelijk 2Ün?Jawel! Jawel! Daar hoorde zc weer het kloppen. Ik ben er!Ben jij bet, Ja kob? vroeg ze. Vlug was ze bij de deur, om den grendel weg te schuiven. O, genadige hemel IBen je het toch, Jakob? Zooals je ziet, moeder!.. Spring levend En nog nèt op tijd om het ouwe cn nieuwe te vieren.. Heb-ie de oliebollen en de sokolamelk? vroeg hij lachend. Zeker, m'n jongen, antwoordde de oude vrouw, die haar oogen nauwe lijks kon gclooven, nu ze haar jongen, haar eenige, weer in haar bezit had. Ja. wij hebben een hcele dobber gehad, eer wc dr haven te pakken had den, sprak Jakob, terwijl hij z'n Zuid wester afzette cu zich van x'n olicjas ontdeed, 'n zware dobber, dat wil 'b je wèl zeggen.... ik had al van mor gen voorgaals denken te komen maar wc waren te ver om de Noord ge gaan.. We troffen 'n prachtige school •isch.. en 'n schitterende vangst, tus- INUK/.ONDÜN IP eisiïleton De Avonturen van Barnabas naai' het Engelsch va® JEFFERY FARNOL (geautoriseerde vertaling, nadruk streng verboden). 15) Toéu zij elkaar de hand geschud hadden draaide John Peterby zich weer om en liep den weg af, anet lich ten tred en het hoofd omhoog. Maar Barnabas bleef in do sloot jatten, en staarde voor zich uit; hij keel. steeds sombérGtr, en na een poosje viel zijn oog op het „kostbare boekwerkdat naast hem lag. Dij nam liet op', hield het e« n oogenblik in de hand ©n gooide het toen over de heg aan den aiulere-n kant; toen hij dat gedaan had lachte hij plotseling bard «;n balde dc vuisten. „0!" riep hij uit, „©cn godin en een duivel!" en weer begon hij in do ruimte te staren. HOOFDSTUK XVIII. Barn a h a s gaat n a-a r d e schu-u'r van C-ak sh o 11. De zon «tand al laag toan Barna bas de struiken opzij boog én de wenk brauwen fronsend, om zich heen ko k. Ilij stond op een groen, open plekje een groene oase die aan alle kan ten door boschjes omgeven was. Voor zich uit zag hij de schuur van Oaks- hoti, een oud geobuw, met een ver vallen rieten dak, zonden' deuren een toonbeeld van verwaarloozing, met scheuren in «lo oude muren. Op den drempel groeide onkruid en de lucht die er hing was vochtig, zwaar en bedorven: Het was ©est echt, ccmaaam plekje, geheel vam de wereld afgesloten, vol komen onzichtbaar voor de omgeving eon plek die geknipt was voor *n ge heime samenkomst. En Barnabas die ui de schaduw van de open deur was gaan staan, fronste nog erger de wenkbrauwen. De avond viel, on ovc-ral uit het boech, van gros en bloemen kwanten zoete geuren, terwijl in het struikge was vlak bij een nachtegaal zong; maar Barnabas keek ste-..is somber der en boozor en klemde zijn hand vaster om den dikken stok die hij bij zlcli had een zware stok, dio bij van do iteg had afgesneden achter weg. Plotseling hield d.o nachtegaal op m-(-t zingen. In plaots daar van lmod. d© hij geritsel vim bladeren dot dich ter c-n di -hter bij kwam. Maar Bnrnn- bas bewoog zicli niet. zelfs niet toen ue tekivoit tut elkaar werden gvLvtun cn er oen mm) op da open plek stapte etai hmge, smrlijk gékteeiic muu, die, nadat Jiij even had stil gestaan om om zxcJi heen te kijkt 11, \erder liep naar de schuur toe. ilij zwaaide mot zijn wandOiStok met kw.'iSieu en neuriede «zachtjes in zichzelf. Toen hij origeveui' e<n meter van Barnobus ai was, zag hij hein, en bleef staan. „Aha!" riejj hij zachtjes tut, waar op het tweetal elkaar iii e©11 dreigende stilte bleven aankijken. „En wie is uï" vroeg hij eindelijk, terwijl hij Bamabos nog steeds strak aankeek. „Mijnheer", zei Badnobas, di© nog stee-ds in de deuropening stond, „ik geloof dat uw Haam Chiche:-tor is". „Nu?" „Sta m«j-too.dat ik u de knoop van uw jas terug gééf!" -en liarnnbus stak hem het bewuste voorwerp toe, maar Chichester nam niet eens de moeite om er naar te kijken. „Wat zoekt u, hier?" \roog hij met zachte stem. „Ik wou u zoggen dut dit sombere oord gewoonlijk de schuur van Oats- hott genoemd wordt". „En?" „En u waarschuwen «lat «l.- schuur van Oakshott Oen ongezond oord Is -voor menschen ven uw soort, me neer". „ITm!" zei Chichester zonder een dreiging?" „Laten we liever zeggen con waar schuwing". „Dus net is een bedreiging! „Ecu waarschuwing!" Jierhualde Barnabas. „Loop naar de maan met die waar schuwing!" Al dien tijd hadden ze zich gooit van beiden be Wogen en zocht gesproken; maar nu begonnen de smaik- neusvleugels vam «k-u heer Chichester te trillen en zijn oogen schitterden onder de half gesloten oogiedcn. Bamaobs stapte uit dc deur opening eu zwaaide met den zwaren stok in zijn hand. „Laat mij u dan een raad geven", zei hij. „Laat ik u aanraden zoo spoedig mogelijk uit deze cemzaam- tteid weg to gaan. Chichester lachte ©en zochten lach. „Zoo!" zei hij, „zoo, is hot dat". „Ja", knikte Barnabas, terwijl hij nar Chichester's rechterhand keek een blanke, met veel ringen bedekte hand, waarvan dc long?, dunne vin gors speelden met 'te versierselen van zijn horlogeketting, „ja «lus neem uw knoop mee cn ga heen!" Chichester kook naar den zwaren stok, naar «te sterke hand, rlc breede schouders'en het vastberaden gezicht van-hesn dio '<len str.k vast hield, cn hij lachtQ weer, ©n r.i Inchendt brxvz „Uw bezorgdheid voor mijn g-'zo.nl- itetil is aandoenlijk, meneer wtrkeiij! aandoenlijk on ik moet u bedan ken. Mijn gezondheid is mij veel waard, lit hoop mijn schuld uan u spoedig al' tc doeu- Wat u zegt is waar liet is hier een sombere ongezonde plek. Goeden avond! En terwijl ltij dat zeidc keerde Chichester zioh om. Maar op dat zdfde oogenblik" sprong Bar nabas vlug en licnt als een panther, op hem toe; hij- liet zijn 9tok vnliejj, greep de slanke, met ringen bedekte -hand, draaide do pois oin en wrong hem het wapen uit dc hand. Chiches- ter bleef onbewegelijk staan, met b!ee- ke lippen en zwijgend, maar zijn ge zicht voorspelde niets goeds. „Aha!" zei Barnabas, terwijl hij naar bet pistool keek dat hij vast hield, „ik dacht wel dat u zich niet in zulk een eenzaam bosch zouilt bc- g<iv<-n zonder eeu dergelijk voorwerp. Zooals u ziet loopt er aan uw linker hand een pad, een pad met voel boch ten Ik zal daarom met u meegaan, om er voor te zorgen dat u niet ver dwaalt en per ongeluk hier weer tc- rng komt". Zonder ccn woord te zeggen keerde Chichester zich oin en liep het. be doelde pad op; liij liep vlug, noch langzaam cn keek geen onkale tonal cm naar Barr.nbas die achter hem liep en «lé takken cn doornen waar i!j .L-r.vog aan u..l. «te nen hem ook tri et tc kunnen «v.e.en. Steeds verder Itepcn ze, tot het pat.jé overging in oen flinke laun, cn tot de laan eindigde bij oen groot, hok. Toen ltij het licit open gemaakt had, ging Cliich<v«teT er door on liep den giooten weg op. Een oogenblik keek liij Barnabas aan, vilsof hij zijn ge zicht en gestalte geheel in zich op wilde nemen; en toennog steeds zon der een woord te zeggen, liep hij dood niet vlug on niet langzaam en zwaaiend met zijn wandelstok ter wijl Barnabas, tegeti het hek geleund, hem nakeek tót de lange, slanke man in du duisternis verdwenen was. Barnabas zuchtte en grijnsde min achtend, toen hij zich weer bewust word van het pistool dat hij in do Jiand hield. Ilij wilde het weggooien, maar stak liet in plaats daarvan in zijn zak, want hij jiennnerde zich de onheilspellende uitdrukking in de oogen van Chiclicstcr. HOOFDSTUK XIX. Barnabas ontmoet voor d c tw*e ode maal I.ad tt C 1 e o n e. Het was <lonk«r tusschen de boo- men, maar aan zijn linkerhand kwam do maan op on vulde het bosch met oen geheimzinnig licht, waarin alles een heel and©! aanzien scheejt te krij- cen; «te boom «ut brocnm wnomde. mU-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 22