brieven uit Berlijn
Het Codroproees tegen den Staat der
Nederlanden voor de Haagsciie rechtbank
TWEEDE BLAD
Vrü9ag 13 Januari 1933
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 9 Januari 1922.
Od de wilde speculatie, die de laat-
fte dal ine van de mark begeleidde en
Waaraan weken Lang, ten minste te
Berlijn, behalve het gewone beurspu-
bliek en de Lastgevers der bankier»
'tienduizenden en nog eens tiendui-
jgenden gelogenheidaspeculanten deel
namen. b een korte periode van luste
loosheid gevolgd. Het aantal slachtof
fers is natuurlijk legio geweest en ve
ten hebben de sclirik beetgekrogen.
pn de zaken- en berocpsspeoulantenwe
Eld waohtte, tot mon een beetjo meer
ik op de politieko toestanden zou
innen krijgen.
Hot is een dolle boel geweest. Wij
kennen zelf een aantal Heden, die van
pnancieale en economische vraagstuk
ken net zooveel besef hdluhen als oen
kat van noten kraken, maar die toch
eiken dag ln de 'buurt van do beurs
tvaren te vinden, hun beroep verwaar
loosden en slechts leefden in cijfers.
Menschen, die vroeger scholden op al
les wat handel is winkeliers die leef
den in worst-, ondergoed- of ijzerwa
re n verkooDorst srminologie, sprak en
pver niets dan dollarprijzen, gulden
koersen. hausse of baisse van A. E. G.,
Thale. Deutsche ErdöJ. Kleine em
ployés van fabrieken, staatsbureaux
en particuliere kantoren, zag men van
daag in spiksplinternieuwe dandy-
kleederen, met slopkousen en ziiden
zakdoeken zich te goed doen ln dure
restaurants, stralend van tevreden
heid over een gelukkigen zet, ©n mor
gen slopen se schuw naar liun lesse
naar en konden ze tlions van wan
hoop geen gedachten bij hun werk
houden omdat de groote winst door ver
der speculeer en een grooter ver'ies
nog was geworden. Dc nationale laag
heid. die ln dit gedoe zat, het feit, dat
duizenden zich verheugden - over het
Bprongsgewiize stiigen van dollar, gul
den en pond, dus over een ramp voor
Duitschlond. schijnt niet tot het be
wustzijn van de meesten te zijn door-
eedrongen.
Na de periode van rust hebben we
'vandaag weer een» een sensatiedag
aan de beurs gehad, natuurlijk met de
gebruikelijke nawerking op het groote
publiek. Nla den tijd van afwachten ia
er voor het eerst heden weer een
beetje teekening in den toestand geko
men en het gevolg was oen sprong
omlaag van den dollar van 186 op
166.
Als de beurs de graadmeter van do
politiek wordt genoemd, mag men
niet slechts op dc beweging aan één
beurs afgaan. De beurs is zeker ten
deele ook graadmeter voor de stem
ming onder het publiek en wat we
vandaag aan de Berlijnsche beurs za
gen gebeuren, was geenszins het ge
volg van beursberichten uit het bui
tenland. dus van een wisselwerking.
Integendeel. Met Amsto.-dam en
Zurich had men geen aansluiting kun
nen krijgen terwijl van New-York
bekend was. dat do laatste noteering
der mark weinig veranderd was, dat
de zakenwereld aldaar dus Zaterdag
nog geen reden tot bijzonder opti
misme teD aanzien van het Duitsche
betaalmiddel heeft kunnen vinden.
Er is echter op het ooeenblik eeen
volk zoozeer verpolitiekt, als het Duit
sche. waarmee we geenszins willen
beweren, dat het een juist politiek In
zicht heeft- Ieder ..doet" echter aan
politiek, vooral aan buitenlandsche en
onze kapper 's morgens bij het sche
ren. onze cigarettenhandelaar bij het
inpakken van zijn steeds duurder wor
dende zenuwbedervertjes, de dokter,
die naar den tong van de vrouw des
huizes komt kijken, zij allen, denken
de, dat een journalist en dan nog wel
een buitenlandsohe, er heel wat van
moet weten, beginnen een gesprek
over Lloyd Georges en Briands plan
nen en na een pa.tr zinnen zijn zij het
die doceeren, hetgeen vooral bij den
kapper de aangenaamste manier van
conversatie is
En de wijsheid, die men dan te hoo
ien krijgt 1
Ieder praat hier op het oogenblik
.over Cannes en natuurlijk heeft nie-
1 mand er ook maar emig bemin van.
Maar het hart ia er vol van en dus
babbelt men er over. En is het niet
zeer begrijpelijk? We willen hier niet
de vraag beantwoorden, of Duitsch-
land meer betalen kan, dan het voor
geeft. Maar als dit mogelijk is, dan
toch alleen door een betrekkelijk zeer
kleine groep van Duitschere óók onge
nadig onder de beLastingpere te schroe
ven. De groote meerderheid kermt al
lang onder het gevoelige knijpen van
dit noodzakelijke, maar weinig bemin
de instrument. Ëi die menschen, die
tenminste 99 percent van de bevolking
uitmaken, kermen niet alleen onder
den belastingdruk, maar ook onder de
duurte, die eveneens steeds nijpender
wordt. Men heeft het nog maar niet
kuunen opgeven te hopen op betere
tijden, op eindelijk stabiliteit ln in
komsten en uitgaven, ja zu'.fs op een
Li id, waarin men weer ongeveer zal
kunnen leven, zooals vroeger, toen
het nög vrede was, tluuie, nu het al
een kleine drie jaar zoogenaamd
wéér vrede ia En als een hon ierddui-
zendvouaig „zuster Anna, zie je nog
niets komen klinkt het in Duitach-
land in de eeuwig herhaalde vraag,
wat gii en hii en ik wel van de poli
tieke vooruitzichten denken.
Het is nu wel eenigsjdns merkwaar
dig. dat de huidige berichten over
Cannes, het feit, dat Rathenau en zijn
helpers daar zullen worden gehoord
en do voorwaarden voor een gedeel
telijk moratorium, hier zulk een plot
seling optimisme hebben ontketend.
Nog geen drie dagen geleden heerecli-
te bij velen zelfs een bar pessimisme,
zoodat we zelfs hoorden voorspellen,
natuurlijk door broodetende profeten,
dat de dollar nog wel op 400 zou ko
men. Ten deele is hier de all-Duitecke
pers de schuldige, die de heel© con
ferentie van Cannes als een verkie-
zingsmanoeuvres van Uoyd George
trachtte voor te stollen. Daartegen
over stonden ook wel weer andere ge
lijksoortige voorspellers, die de mee-
nine uitspraken, dat de mark binnen
kort de halve eoudwaande zou berei
ken, Deze krasse tegenstelling i» tee
kenend voor het er-maar-op-lqs politi-
aeeren. Maar de pessimisten waren in
de meerderheid. E/n nu in eens, een
vrij groot optimisme I Het bewijst
slechte hoe weinig waarde zulke stem
mingen hebben. Want de liooge hee-
ren in het heerlijke stadje aan de Ri
viera zouden slechte aantoon en dat ze
niet de mannen zijn, die do wereld
zullen redden, als ze m eons tot groot
optimisme in Duitechiand aanleiding
zouden geven, voor zoover zulk een
optimisme zich uit in en baseert op
een lagen stand van den dollar, die
plotseling wordt bewerkt.
Evenals plotselinge dalingen van
de mark steeds in werkelijkheid, een
grc->t nadeel voor Duitsohland zijn eo
we tot .ondanks de schijnbar© voor
spoed door verhoogde exporimogelijk-
heid. evenzeer zou een plotseling stij
gen een ramp worden, gelijk ln het
vorige jaar is bewezen. Slechts gelij-
deliik herstel kan groot© schokken ver
mijden. Er is echter weinig reden,
overdreven dilettantistisch optimisme
te koesteren, indien men d© voorwaar
den voor het moratorium bekiikt.
Wat aan den eenesn kant voondee-
Jüg voor de Duitsche bevolking zal
zijn, een verhoogde koopkracht van
de mark in het buitenland, wordt aan
den anderen kant opgeheven door de
vermindering van de koopkracht in
het binnaai and als gevolg van de
noodzakelijke stijging der prijzen
door verhooging van post- en spoor
wegtarieven en vooral vaai de steen-
kolenprijzen.
Het zall zaait der deskundigen zijn,
te onderzoeken of hier werkelijk de
factoren voor een geleidelijke comso-
Jidatio van do toestanden in Duitsch-
fland aanwezig zijn. Voor het groot©
publiek is het echter geen reden, om
al te gauw een dorado te verwachten
en het is de, tot dusver zeer gebrekkig
vervülde, taak van de Duitsche pers.
dit publiek er op voor te bereiden,
dat in het beste geval er slechte lang
zaam verbetering kan komen. Maar
dan ook zeker.
En daarom wordt de „man in the
street" hier voorloopig nog steeds ge
slingerd tusschen uitersten.
H. BL KOELENSMID.
KRABBELS
SCHAT GRAVEN.
Er zweeft een soort fascinatie om het
begrip „verborgen scbat", die voor dc
meeste monschen vrjjwcl onweerstaanbaar
is; maar in vele gevallen bebbou ijj, die
voor de verleiding toegaven, tonslotto bot
leven erbij ingeboet. Laten wij enkele
voorbeelden hiorvau eens nagaan.
Oak Island is een Idein eilandje tn de
bnurt van Nova Scotia. Het is een vast
staand feit, dat op dit kleino stukjo land
een geweldige hoeveelheid zilver en goud
juweolon on andero buit van een roofschip
uit do zoventiondo eeuw begraven ligt.1
Maar het was niet voor hot jaar 1800 dat
do eerste poging werd gedaan om dezo
schatten torug to vinden.
In dat jaar trokken drio mannen, waar
van een ceno beschrijving vhu do borg-
plaats had goëorfd van oen ouden zee
man, een vriend van zijn vader, naar het
eiland on bogonnon to graven onder oen
reusachtige eik vlak bij het strand. Op oen
diepte van zes meter ongeveer, stuitten
zjj op een grnoten platten steen en hun
hoop steeg. Op den steen was een ruwe
inscriptie, dio na schoonmaking hot vol
gende te lezen gaf:
„Drio meter ouder dezen steen zijn twee
millioen begraven."
De lezer kan zich een denkbeeld vormen
van de energie ou koortsachtige haast,
waarmede de manuen nu bogonncu to gra
ven. Zjj aten niet en sliepen niet, maar
groeven, of hun leven ervan afhing.
Plotseling, zonder de minste waarschu
wing, bezweek do put, die zjj gegraven
i hadden en do zee vnlde hot volgend oogen
blik de holte. Een der schatgravers vor-
dronk; eon tweodo kon zich nauwelijks
redden. Onverrichter zako keerden do
overgeblevenen naar huis terug.
Jaren later werd opnieuw eon poging
gewaagd en men groei' tot op oen diopto
van 20 meter. Jlior worden half vorgano
stukken van oen vat gevonden en ecnigo
stukken van een zware xilvoren ketting.
Toen, opnieuw, overstroomde de zee hot
gat en vulde het bijna tot den rand.
Ook deze poging moest opgegovon wor
den. Thans zal het noguia&ls beproefd
worden.
Misschien is het best gedocumonteerdo
verborgeu-schat-verhaal dat van Cocos-
oiland. In het jaar 1853 verwachtte do be
volking van Callao ieder oogenblik het
bombardement van do Pcruaanscbe vloot.
Dus verzamelde het stadsbestuur ln aller
ijl alle kostbaro voorwerpen en oen groote
som gelds die bjj de Dank was gedeponeerd
en plaatsten alles voor de veiligheid
boord van den Engelschen bark Mary Diou
dio toovallig in de haven lag.
De schat had oen ontzaggelijke waarde
en de bemanning van don bark kon do
verleiding van al dit gold niet weerstaan,
sloeg aan het muiten, vormoorddo allo
officieren en keerde don stoven zeewaarts.
Toen zjj Cocoseiland bereikten, kwa
men zjj overeen daar den schat to bogra-
ven. In hot geheel stopten zjj olf boot
ladingen ouder den grond, maar oen l'o-
ruviaansch schip was heil gevolgd en toon
do bark weer zoo wilde kiezen, word hjj
aangevallen. Do muiters vochten dapper,
maar hot schip werd buitgemaakt oil al
len werdon gedood op drio na.
Geen dezer drio Blaugde erin naar hot
eiland torug to keeren; maar oen, Thomp
son genaamd, liet zjjn geheim na aan een
man, Neaton genaamd, Dezo nam op zjjo
beurt een vriend, kapitein Bogue in het
geheim en deze tweo huurden een klein
schip, bereikten Cocoseiland en vonden
daar inderdaad do begraven scliat terug.
Zjj waren aan wal gegaan in oen kleine
boot en laadden deze nu met een waarde
van bjjna honderdduizend gulden. Bogoe
vulde ook nog al zjjn zakken. Toen zjj
naar hun schip terugroeiden, sloeg de
boot om. Bogue zonk door de zwaarte van
zyn zakken dadoljjk in de diepte. Heaton
brachter nauwelijks het levon af, ver
loor dé gebeele buit en moest wegzeilen
doordat het weer hoe langer hoe slechter
werd.
Later zocht Heaton zich oen andoren
metgezel, Baekett, maar voor hQ met dc
zen kon vertrekken stierf hjj. Hackett bc
reikte ten slotte hot kostbare eiland weer,
maar de teleurstelling was wreed. Een ver
schuiving had de geheelo rots boven do
scbat geschoven en alle konteekenen wa
ren verdwenen. Hackett overleefde deze
tragische verrassing niet.
Dus ligt do Cocoeschat, die reeds vor-
scheidene menschen het leven hoeft ge
kost nog altjjd op dezelfde plaats en zal
daar waarschijnlijk voor altijd bljjveu.
En tenslotte nog een derde voorbeeld,
even anthentiek als de voorgaande. Gedu
rende den Amerikaanscben burgeroorlog
(1860'64) beroofden de destjjds beruch
te gebroeders Reynolds een goudzending
in de bnurt van Denver en na do bewakers
te hebben neergeschoten, vluchtten zjj met
bjjna anderhalf millioen gulden aan ruw
Spoedig zat de Araerika3nsche cavale
rie hun op de hielon en do Reynolds-bonde
vluchtte in de wilde bergen van Colorado.
Do vervolgers bleven echter achter hen
aanzitten en in hun angst verborgen do
ers hun schat onder een grooteu pijn
boom. Als herkenuiugsteekeu sloegen zjj
in jagersmes in den stain on bralccn hier
in het handvat af.
Enkele dagen later overvielon de ver
volgers de bendo, welko op oen na allen
werden noergeschoton. Do oonige, dio ont
snapte had zich, zwaar gewond, weten to
verbergen en vond nog do kracht zich n
dichtbij zjjndo hut voort te slop
Den bewoners hiervan deelde lijj het go-
heim mede en Btierf dadoljjlt daarna. Dezo
Glasman gonaamd, was toon
zwanr gebouwde jonge man van 28 jaar.
Zevenendertig jaar later (due in het
jaar 1900) verscheen een gebogen oud
mannetje, met waterige oogen en eeu lan
witten baard in het dorpje Pino Grot-
den voet der bergen. Z\ju zakken wa
ren gevuld met ruw goud.
Zjjn naam was, naar hjj zeide, Anton
Glasman en toen hem gevraagd werd,
ar hjj het goud gevonden had, zei hjj:
,Ik heb de bergplaats gevonden. Jlet
bet goud dat do Reynolds in 1863 begroe
ven. Ik ben nu op weg naar den advo-
aat in Denver."
HÜ ging> maar niemand zal ooit weten
met welk doel, want nauwelijks was hjj ii
het advocatenkantoor op een stoel gaan
zitten, of hjj uitte een zucht, gleed v
den stoel en viel op den grond.
Hjj was dood toen men hem opraapte.
EEN SCHADELOOSSTELLING VAN RUIM TWEE MILLIOEN
CEVRAACD.
(Van
eigen verslaggever.)
Donderdagmiddag werden voor de
rechtbank to Den Haag de pleidooien
in het proces van Codro tegen den
Staat der Nederlanden gehouden. Een
proces, dat voor velen van groot ge
wicht is.
Onder hen die de zitting van dc
rechtbank bijwoonden, in het geheel,
de pers medegerekend (alleen „Haar
lem's Dagblad-" was vertegenwoordigd)
zes belangstellenden, waren de !hcer
E. H. Krelage en Jhr. F. Tcding van
Berkhout Jr., directeur der Haarlem-
sche Bankvereeniging.
Het ging om een uitkeering van een
aanzienlijke schadeloosstelling, daar
naar de roeeninrr van Codro de Staat
verplichtingen, die hij op zich zou heb
ben genomen, niet zou hebben nageko
men.
Er werd een bedrag van ƒ2.067.000
gevraagd.
Voor den Staat der Nederlanden trad
op mr. J. H. Telders en voor Codro
mr. J. Limburg.
Wij herinneren er aan dat in 1917,
toen het bloembollenbedrijf een groo
te crisis medemaakte cn vele bloem
bollenkweekers zich op den teelt van
groenten toelegden, opgericht werd
de Coöperatieve groentendrogerij, in-
makerij en handel voor de bloembol
lenstreek, ten einde den geheelen afzet
van groenten kan fcl^embollengrond,
hetzij in versdhen staat of gedroogd te
exploiteeren.
Om 2 uur werd de zitting geopend.
Het eerst pleitte mr. Limburg.
Pleidool-mr. Limburg.
Mr, Limburg begon zijn pleitrede
met de opmerking dat Codro van oor
deel is dat de Staat der Nederlanden
haar ernstig heeft mishandekl en dat
zij daarom redres bij deq rechter zoekt.
Hij ging voort met den feitelijken toe
stand te schetsen zooals Codro dien be
schouwt.
In 1917, aldus pl., is de coöp. vcree-
niging Codro opgericht in overleg en
met initiatief van minister Posthuma,
omdat dc bloembollenstreek er slecht
voor stond. Niet dient te worden ver
geten dat, indien de Staat de bloem
bollenstreek op andere manier had moe
ten helpen, dit den Staat schatten van
geld zou hebben gekost.
Van de Codro mocht oen ieder lid
worden cn geen bloembollenkweekcr
mocht worden uitgesloten. In >917 en
in 1918 stond 't er met de groenten-
voorziening slecht voor. Maar 't is to
gen de verwachting in medegoioopea.
Tusschen den Staat en Codro kwam
een contract tot stand, Codro nam op
zich de verplichting om 1/3 van hei
open land met aardapelen, kool enz.
te bebouwen en daarvan aan de Regoc-
ring te leveren en een gedeelte van 't
open land en de paden bleef over om
groenten te tcelen voor den uitvoer.
Codro nam dus op zich om te werken
voor de binnenlandsche voedselvoorzie
ning, maar dan benoden <te productie
prijzen.
Bovendien moest Codro een fabriek
en een zouterij laten bouwen. Al die
verplichtingen nam Codro op zich te
genover de verplichting van den Staat,
medegedeeld in een brief van 13 Fcbr.
1918 van minister Posthuma, waarbij
de Regeering op zich nam indien zij
den uitvoer verbood, de groenten die
Codro teelde over te nemen legen den
prijs die in hei buitenland er gemid
deld voor was bedoDgen. Tegenover dc
verplichtingen, die Codro op zich nam,
werden dus belangrijke voordeelen be
dongen. Er was, naar de meening van
pl., een overeenkomst die een weder
keerige was.
Over die verplichting van den Staat,
door pL aangeduid, gingen, aldus pl.,
de poppen aan het danscu. Einde 1918
kwam er eer uitvoerverbod van groen
ten. Tot December 1918 bleef de uit
voer van groenten stopgezet. Codro kon
in dien tijd geen consenten krijgen cn
kon dus de geteelde groenten met uil-
voeren. Daarna, ondanks alle pogin
gen, die daartoe werden gedaan, waren
de groenten niet meer te verkoopen.
Codro verzocht nu den Staat, krachtens
de overeenkomst de groenten over te
nemen. Maar de Regeenng wilde
daarin niet treden en zich dus niet
kwijten, aldus pl^ van «den eenlgen
plicht harerzijds. Evenmin wilde de
Regeering een schadeloosstelling ge
ven. Codro vraagt nu een ontbinding
van de overeenkomst en een schade
loosstelling.
Na aldus den feitelijken toestand to
hebben geschetst, zeide p). dat voor
al de Haarleinsehe Bankverceniging
or is ingeloopen. Deze toch, deelde
pl. mede had een crediet aan Codro
gegeven naar aanleiding van dc ver
plichtingen, die de Staat op zich had
genomen. Echter de Staat meende
zich van die verplichtingen to kun
nen onttrekken. Spr. gaat dan voort
met op te merken dat in dezo proce
dure de Staat allerlei juridische ver
weermiddelen trachtte op te werpen.
Niet eenig verweermiddel wordt aan
Codro gespaard. Eenige van die
Dingen dis niet Iedereen westi«'i,!tiJ"»; «„sdui.
ncn gaan, het hart in genieriDgea
ophalen.
iemand de hand boven het
hoofd houden, d.w.z. iemand be
schermen, met de hand boven het
hoofd, als hei ware om dc slagen af to
weren, die daarop zouden neerkomen/
Het gemeste kalf s I a c h-
n. Deze spreekwijze, aan dc gclij-
kenis van den verloren zoon ontleend,
wordt gebezigd, als men wil aanduiden,
cat voor een bijzonder welkom per
soon of voor eenige feestelijke gele
genheid het beste en kostbaarste wordt
opgezet.
Het kalfsvel volgen, d.w.z*
soldaat worden. Onder het kalfsvel ver
stond men reeds in dc 16e eeuw do
'.rommel, die met een kalfsvel v.as over
spannen.
ir de lamp rieken, zegt men
van redevoeringen, d:c vooraf bestu
deerd zijn, waarop men lang heeft zit
ten werken, eigenlijk tot laat ia den
avond als de lamp brandt; in 't alge
meen van eenig letterkundig v.ork,
waaraan veei tijd en inspanning is be
steed. De uitdrukking is ontleend aan
den redenaar Pylheas (pl.m. 340 jaar
v. Chr.), die van de redevoeringen vttn
den hem vijandig gezinden Demoste-
nes beweerde, dat zij naar de lampe-
pitten roken.
Het land hebben, d.w.z. onte
vreden, gemelijk, kort aangebonden
zijn; eigenlijk zoo gesterad zijn als een
zeeman op het land als een matroos
„die koortsen haalt op het land, eu
lucht schept op de vloeden" (Vondel:
Lof der zeevaart, vs. 6). Ook zegt men
erlijk het land hebben"
het land hebben als een
stie r", d.w.z. als een stier, die aan
een touw in de weide is vastgebonden,
en gewoonlijk zeer norscb, niet zelden
kwaadaardig is.
Pekelzonden, d.w.z. verouderde
zonden, die kleine vergrijpen, welke
lang geleden begaan zijn en in de pekel
als bewaard worden of gestraft te wor
den, du was de opvatting in de 17de
Thans verstaat men er onder
kleine zonden, die men opzout, als min
der het gemoed bezwarend.
In pontificaal zijn, d.w.z. op
zijn best gekleed zijn eigenlijk gezegd
van een bisschop, die in zijn pontifi
caal gewaad gekleed is, da; is in zijn
gewaad van Pontifex, dat is opperpries:
ter; vandaar „ia zijn pontificaal zijn'
in zijn staatsiekleed zijn
Iemand tantalisecren, d. i*
iemand kwellen., pingen ,door een lust
of een begeerte bi; hem op te wekken,
die niet kan worden bevredigd; aldus
genoemd naar Tantalus, o'ie door <le
goden veroordeeld was om in de onder
wereld eeuwig honger en dorst te Jij
den, hoewel hij midden in het water
stond, dat evenwel terugweek, als hij
wilde drinken, en een boom met vruch
ten beladen takken boven zijn hoofd
uitstrekte, die zich omhoog verhieven,
als hij ze wilde grijpen.
Iemand aan den tand voe-
iu, d.w.z. iemands kennis onderzoe
ken. Deze spreekwijze is ontleend aan
het keuren van paarden, waarbij men
naar de kroon of afwrijvingsvlakie van
de tanden den ouderdom bepaalt. Om
streeks het zevende jaar, wanneer de
paarden aftandsch worden, verdwijnt
bij hen een holte, de boon, in die vlak
te, roodat men mede hieraan hun
ouderdom kan keuren.
SPREEKWOORDEN EN HUN
AFLEIOINC.
Onze taal heeft een schat van
spreekwoorden cn spreekwijzen, die
dikwijls verkeerd verslaan worden en
waarvan ook velen den oorsprong niet
kennen. We willen er hier eenig© be
handelen, waarvoor wc de gegevens
ontleend hebben aan het uitgebreide
erk van Dr. F. A. Stoctt. We doen
een greep uit de 2200, die Dr. Stoetl in
zijn boek heeft verzameld.
Egyptische duisternis.
Deze uitdrukking is ontleend aan den
Bijbel en wel aan Exodus Xiat, „doe
seyde de Heerc tot Mose, strcckt uwe
hant uyt nae den hemel, eude daer sa!
duysternisse komen over Egypten-lant,
datmen de duysternisse lasten sal". De
Romeinen spraken van cimnieriac tenc-
brae; de Duitschers Aegyptische Fin-
sternissdc Engelschen Egyptian
(Memphïan) darkness.
Eene huishouding van Jan
Steen, een huishouden waar dc
grootste wanorde heersen!, regel en
nelheid ontbreekt; eigenlijk een huis
houden, zooals ze geschilderd zijn door
Jan Steen.
Ergens in groeien. Evenals
aten van verdriet en tegenspoed ver
magert. afvalt, zoo kan men van ge
noegen cn pleizier groeien. Vandaar
dat reeds in de middeleeuwen mees
ten en de groyen plezier hebben en
in de :7de eeuw groeien, eveneens
zich verheugen kon beteekenem zelfs
werd soms aangegeven hoeveel men
toenam in dikteergens een hand
dik spek of reuzel in groeien, dat
nog wel gebruikt wordt. Thans ge
bruiken wij het meestal in den zin van
zich verheugen in een anders leed,
zich op hatelijke wijze verheugen, ln
het Oost-Vlaamsch zegt men zich
vetten, zich verheugen in iemands
ongeluk. In het Friesch hij dij t wol
in foetyn 't fjouwerkant (vier
kant).
Ergens in grasduinen, d.w.z.
naar hartelust toetasten. te werk
gaan. Dit werkwoord heeft z'n ontstaan
te danken aan een verkeerde opvatting
van het meervoud grasduinen in de
verouderde uitdrukking in iets iu
grasduinen gaan; er lustig in te
gast gaan. Toen men de ware uitdruk
king hiervan niet meer verstond, moe',
men het tweede i n overbodig hebben
geacht en grasduinen voor een
werkwoord hebben gehouden.
Grasduinen, met gras begroeide heu
vels of duinen, worden beschouwd als
een bijzonder aangename en gezochte
na de vraag steleWat ie waar van
dat alles J
Beweerd wordt or ia niet gesteld
een wedevkeerige overeenkomst,
dat in do dagvaarding te stel
len was, naar de meening van pl. on-
noodig. Volgens hem is vaststaande
dat er is gesloten een wederkeerige
overeenkomst. Een recht tot ontbiu
ding is er, voert pl. aan iudien er is
een wederkeerige overeenkomst. De
ze is er en wel een privaatrechtelijke
wederkeerige overeenkomst- Het feit,
dat de Staat de verplichting harer
zijds tot overneming van de groenten
niet wil nakomen, maakt dat een ont
binding der overeenkomst kan wor
den geëischt.
Er wordt beweerd, dat dp overeen
komst is een publiekrechtelijke over
eenkomst, maar pl. betwist dat. In
dit verband zet pl. uiteen, dat do
verhouding tusschen de partijen niet
publiekrechtelijk is en dat 't object
dat ook niet is. Wel terdege is hier
oen privaatrechtelijke wederkeerige
overeenkomst van een eenvoudige
„teeltregeling spreekt do Staat in
haar dupliek, maar pl. gaat dat be
twisten. Men ziet nergens een teelt.-
regeling, waarbij de Staat een ver
plichting op zich neemt. Maar bier
neemt de Staat een verplichting op
zich en wel een van overneming van
groenteu wanneer er een uitvoerver
bod komt.
De Staat interpreteert in haar laat
ste conclusie, die van dupliek, dat do
verplichting van de Slaat wordt ge
denatureerd tot een abstentie van
straf volgens de Distributiewet. Te
gen dat betoog komt pl. met kracht
op. Het gaat z. i. niet alleen om een
hauteeren van de Distributiewet.
Met de bewering die de Staat doel,
zet zij de zaak op den kop. Uitvoe-
weermiddelen haalt pl. aan, die daai- rig zet spr. nog eens uiteen dat
hier heeft te doen met een zuiver pu
bliekrechtelijke wederkeerige over
eenkomst.
In de conclusie van dupliek aegt do
Staat dat men haar maar had moe
ten sotumeeren. Daartegenover zet
spr. uiteen dat van zijn kant men eeu
royaler opvatting van het contract
had en dat men eerst meende te moe
ten trachten na de intrekking van het
uitvoerverbod, de groenten te ver
koopen. Omdat, men dat dded, zegt
nu de Staat: gij hadt onmiddellijk
moeten sommeeren. Dut gaat toch
niet aan.
Bovendien voert pl. aan, heeft mi
nister van IJsselstcyn in een audio»-
ie van 2 October gezegd, dat hij er
niet aan dacht om over to nomen. Op
7 Januari 1921 geschiedde echter ter
overvloede een sommatie tot overno
ming van de groenten. Pl. resumeer!
do ingebrekestelling van den Staat
was op dat oogenblik niet noodig.
Dan komt pl. op tegen wat door hem
genoemd wordt de ïninuatae van den
Staaat dat Codro de overeenkomst
aanvaardde, omdat zij speculeerde op
een betereu prijs. Hij ontkent dat en
vrklaart dat Condro alleen trachtte
van do groenten af te komen.
D Staat beweert verder, dat de
overeenkomst van 13 Februari 1918
haar niet verplichtte tot een overne
ming. Echter, aldus pl., het is duide
lijk gezegd in de gevoerde correspon
dentie indien er komt ccn uitvoer
verbod, dan zal de Regeering in be
zit nemen. Maar nu zegt de Staat
dat dit alleen gold indien er zou ko
men een uitvoerverbod voor de Bin
nenlandsche voedselvoorzicninc, dat
or alleen dan van een inbezitneming
sprake zou zijn en dat in Sept. 1916
er sprake was van een uitvoerverbod
om een andere reden.
Echter zegt pl. daartegenover, dal
Feuilleton
De Avonturen
van Barnabas
naar het EngeJsch van
JEFFERY FARNOL
(geautoriseerde vertaling, nadruk
streng verboden).
26)
„O ja, dat is zoo jtunmor genoeg.
1zou.dt liet wel ^aet hom kunnen vin
den, want Barrymalna is oen flinke
kerl, niettegenstaande de woekeraars!
ja, u moest ook eens mot mijn vriend
:ken!iis molten, meneer".
„Dat zou me heel aangenaam «ijn",
zei Uarnahaa.
„Werkelijk, meneer, meent u dat?
Niels is eenvoudiger be6te.lt u maar
een sjeee. Maar wacht even, Barry is
niet heclemaal in orde vandaag, een
beetje somber, meneer. Jeugdige on
bezonnenheden brengen ous soms groo
te zorgen voornamelijk woekeraars,
meneer. Wacht u liever nog een dag
laten we zeggen, morgen ol Don-
derdag Vrijdag zou ook gaan.
„Zaterdag dan", zei Barnabas.
„Zeker, meneer, zocala u verkiest.
Zaterdag dan maar. Ik zal dan het
genoegen hebben u to komen afha
len'".
„St. James' plein, zei Barnabas,
„nummer vijf.
Maar nu kwam Peterby die den lieer
Smivole met niet al te vriendelijke
blikken had gadegeslagen, naar vo
ren.
„Meoeerl" zei hij, „mag Ik u aan
uw afspraak herinneren?"
„Die was ik niet vergeten, Peter
by goeden dag, mnee©r Smivole".
„Tol zieus, mon eer, het is mij zter
aangeiiuain geweest. Als u ooit in
Worcestershire mocht komen reken lk
er op dat u mijn gast zult zijn. Goe
den middag, meneer" E11. mot ©en
zwaai van zijn hoed hoog de heer
Smivole en wandelde weg. Toen hij
zich omdraaide oin achter Peterby
het logement in te gaan, moest Bar
nabas onwillekeurig nog oven stil
staan en naar de plek kijken waar de
kapotte handschoen van den Vis
count lag.
HOOFDSTUK XXVIII.
Wat onder andoro ha nkl e 11
over de boenen van een
knecht met een poe-
d e-r p r u i k.
In dat mooie book, do verhalen uit
do Duizend-en-cen-Nacht kan men le
zen over geesten goede geesten, boo-
ae geesten en gewone goceton; over
ringel en amuletten eu talismannen
en de wonderen dio zij verrichten.
Alaax nooit hebben de Djinns, of Ge-
nix grooter wonderen varnclit dan
Petorby met zijn rustig© oogon en
kalme stem. Want ais het verre Oos
ten krachtige tooveriuiddolou bozit,
heeft ook dix minder romantische
deel der weneid een toovernuddel dat
alle dingen mogelijk maakt en dat
bergen kan verzetten en waardoor
koningen tot slaven en slaven, konin
gen worden eu wij noemen het
Geld.
Aladdin had zijn wonderlamp en op
bevel van den Geest kwam er een pa
leis te voorschijn en bloeiden de
schoonste bloemen in de wildernis;
Barnabas had een volle beau's, en ziet!
Peterby ging er op uit cn do saai©
kamer in de Kroon iveranderdo in ©en
groot huis in het deftigste dool dor
stad.
Precies om vier uur in don middag
van den derden dag stond Barnabas
voor een grooten stuanden spiegel in
de kleedkamer van zijn nieuwe huw
en bekeek met een zekere kalme vol
doening zijn evenbeeld.
Zijn blauwe jas, met zilveren knoo-
pen, hoog van taille en met een om-
bggenden kraag, was een prachtstuk;
zijn zwarte tricotbroek, nauwsluitend
van heup tot enkel cn daar mot knoo-
pen cn lussen dichtgemaakt, deed don
goeden vorm van zijn boenen uitko
men zijn sneeuwwitte vest was zeer
orlaineel van maaksel en snit en zlin
das die ook Pelerby's handige vin
gers in keurige plooien was gelegd,
was werkelijk een meesterstuk, zooals
er nog nooit een Ln de stad gezien
was. Barnabas was een cell te dandy
geworden, van zijn krullcbol tot zijn
zijden kousen en glimmende schot,
nen en over het geheel waè hij nogal
tevreden over zichzelf.
„Maai- hij zit wel org nauw is 'v
niet, Peterby?" vroeg hij plotseling.
„Nauw, menoerl" herhaalde Barry
de kleermaker, op verwijtenden town,
terwijl hij Jiet hoofd schudde. „Onmo
gelijk, meneer".
„Nauw, meneer?" riep Petorby uit,
die op den vloer knielde en juist het
bewuete kleedingstuk had vastge
knoopt, „maai' meneer, nu u er toch
over spreekt zou ik eerder zeggen dat
ze te wijd zijn. Kunt u uw boon op
lichten met gebogen knie, meneer?"
„Met heel veel moeite wel, John".
„Daar hel) je het al, Barry", zet
Peterby overtuigd; „u moot e© min
stens nog een halve centimeter nau
wer maken".
„Nauwer maken?" riep Darnabas
verschrikt uit. „Neen, ik donk cr niet
aan geeiu millimeter! Ik kan mij er
zoo al nauwelijks in bewegen".
Peterby schudde vol twijfel hol
hoofd, maar op dit oogenblik werd er
zacht geklopt; de deur ging open cn
eeu bediende met een pocdorpruik
kwam binnen. Hii was een rustig.
iemand, eeu zeer hoogstaaiul iemand,
maar zijn karakter bleek hoofdzakelijk
uit zijn neus, die heel klein was en
zijn beentai, di© lang waren eu leer ij K
van vorm; iu zekeren zin waren het
welsprekende beenesj die konden he
ven en trillen uJs hun bezitter sterk
aangedaan of opgewonden was; maar
bovenal waven het hooghartige beo
liën, die deze miserabele wereld ver
achtten en olies wat er in is, zelfs
zichzelf wam de kuiten schenen
voortdurend moeite te doen om 0!kaai
den rug to© te koeren.
„Is u thuis, meneer?" vroeg hij op
volmaakt onverschilligen toon.
„Thuis?" herhaalde Barnabas,
„thuis?"
,,ls u thuis meneer?
„Thuis? Natuurlijk kun je dat niet
zien?"
„Ja, meneer", antwoordde de poe
derknecht, terwijl zijn been.cn onrus
tig werden.
„Waarom vraag jo het dan?"
„Er is een ccn man beneden,
meneer".
..Een man?"
„Ja, meneer. Hij zette z'n voet tus
schen de deur en wou hem niet weg
halen, ik moest hem wel binnen laten
011 hij wncJit nu in de vestibule, me
neer".
„Hoe ziet hij cr uit, wie is het?"
„Bakkebaarden meneer gaf den
naain Smivelo op een kaartje had
hij niet:" Weer onrust in de langil
beenen.
Vraag hem om «ven te wachten".
„Neem me niet kwalijk meneer, zei
u wachten?" (grootcre opwinding).
,.Ja. Zeg maar dat ik dadelijk be
neden kom". (Nog grooter© opwin
ding).
„Bedoelt u, dat u hem wilt ontvan
gen. meneer?" (onbeschrijflijk© op-
,,Ja", zei Barnabas, „ja natuurlijk'.
Do gepoederde knecht boog zijn
oogen stonden rustig ©u liij vertrok
zijn gezicht niet, maar z'n beenen! En
zijn neus wipte erger dan ooit toen hij
de deur achter zich dicht deed.
Intussehe stond de heer Smivole bo
lleden voor een spiegel, schijnbaar ge
heel verdiept in de beschouwing van
zijn bakkebaarden, wat hom veol vol
doening scheen te geven, want hij
streek cr langs met liefkozende vin
gers en glimlachte tevreden.
„Zes paai' zilveren kandelaars",
mompelde hij, „Perzisch© kleed en I
Zeldzame snuisterijen! Kostbare schil
derijenl Hij is een rijk man eeu ge-
heimzinuig© jonge Croesus, die bulkt
van het ge'.d! Vijf gulden? belache
lijk! we zullen er tien vau maken
en ja, laten we zeggen nog vijf
•voor dien knecht? Wel ja, nog vijf
voor dien okeligeil kerel daar komt
hij aan!"
Op dat oogenblik zou men hebben