HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN Van onzen reizenden Redacteur Naar Oberammergau. Stadsnieuws Arr. Rechtbank Ingezonden VERITY Co. VRIJDAG 25 AUGUSTUS 1822 TOEEDE BLAD No. 3082 De Nederlandsche Litteratuur na 1880 lil Elsevier's Algemcene Biblio theek, een verzameling handboekjes, afgewisseld door belle trie, is als No. 8 verschenen do Nederlandsche Litte ratuur na 1880, door Herman Robbers. Het ivas zeker een goede gedachte, eeai overzicht te geven van onze letterkun- de in de laatste 50 jaar, maar van dien samensteller vooral een daad. van moed. In nog geen negen vel druks iels aan te bieden, dat wel niet vol ledig was maar toch niet al te groote •hiaten vertoonde erger nog: in zulk een kleine ruimte meer te geven dan namen en titels, was ecu zwaar werk. Robbers heeft dat natuurlijk zelf ook iwel gevoeld en erkent het in een voorwoord: „mijn geschiedenis", zegt hij, „omvat dan toch niet minder dan veertig jaren en die jaren zijn, wat litteraire productie betreft, misschien de rijkste, althans de zwaarst gevul de, die Holland ooit heeft gekend". Waarsahtjnlijk heeft menige lezer, de ze verzekering gaame-als verontschul diging aanvaardende, van haar opti misme toch verwonderd gestaan. Rij ke litteraire productie? Dien indruk had hij van de laatste halve eeuw toch met gekregen. Nieuwsgierig gaat hij dus aan 't lezen. Na een korte .beschouwing over het wezen van de romantiek herinnert Robbers aan den tijd vóór 1880 aan de besten, die onze litteratuur toen bezat: Potgieter, Busken Huet, waarna Multatuïi de nieuwe periode opende, met Gorter (Mei) en van Looij (Feesten); hij vindt hierbij gelegen heid om antwoord te geven op de vraag, wat wij eigenlijk onder schoon heid verstaan. Niet een eigenschap van dingen, of begrippen, iets is niet mooi zooals het blauw is of rond of hard de wijsgeer Bierens de Haan zegt, dat do schoonheid is „van den beschouwenden geest", Robbers zou liever zeggen, dat zij ontstaat uit een zeker soort aanraking van dien geest met het andere, al het andere, hot concrete en het abstracte. De schoonheidsontroering is mysterie, zooals tenslotte in onze ziel alles mys terie is; het mysterie is in ons zelï." En daarna gaat de schrijver die be paling, waarvan hij natuurlijk wel voelt, dat zij voor den eenvoudige van geest tot wièn hij zich richt, wat vaag is, toelichten roet voorbeelden, die ik aan den aanstaanden lezer wegens hun uitvoerigheid wel verzoeken moet zelf na te gaan. De reden waarom er hier op gewezen wordt, is deze, dat Robbers althans hier wat meer geeft, don de opsomming, waaraan zijn boekje aan 't eind te gronde is ge gaan. Maar daarover later. Het spreekt van zelf, dat hij vrij diep ingaat op de beweging van do Tachtigers, de man nen van de Nieuwe Gids van wie hij de voornaamste noemt: Kloos, van Deijssel, Verwoij, van Eeden, Gorter, vaii Looij en A.ry Prins. Hoe hartelijk weet Robbers deze baanbrekers te be wonderen, uitzonderd den (het is wel merkwaardig) meest populaire 11, nu nog, van Eeden, dien hij wel een groot talent noemt, diat evoniwel later voor velen zoo onuitstaanbaar wor den zou om hel hol 1 andsch-betwet e- rige, schoolmeesterachtige en preeke- rige." „Wat daarenboven", zoo gaat hij voert, „vele litteratoren speciaal den tateren van Eeden zoo kwalijk ne men, is dat hij met zijn onmiskenbaar groote schrijversgaven, in bet bewust zijn en de zelfverblinding der popu lariteit, soms zoo erbarmelijk schrij ven kan, met zooveel valsch pathos en zooveel valsClie beelden." Niet omdat het hier een zoon van Haarlem geldt, zou ik graag dit felle oordeel willen amendeeren, maar om dat de figuur van Van Eeden, zoeken de zijn leven lang naai' vrede, rust en waarheid, tussohen al zijn aarze lingen en onzekerheden door, schep pende omdat hij het niet laten kon, clementer vonnis verdiende. Als er meer stadgenooten zijn, die deze scher pe toon leed doet, dan mogen zij zich verheugen in dn vereering die Robbers toont te hebben voor van Looij, den stillen schilder en schrijver, wiens achteruit geschoven huis op den Klei nen Houtweg niet alleen als een ge volg van een nieuwe rooilijn, maar meen- nog als het symboliek© teeken van zijn bescheidenheid zou kunnen gelden. Een derde baanbreker, van Deyssel, heeft maandenlang door Haarlems straten gewandeld en in een van onze tijdschriften daarvan in drukken gegeven, die weer een nieu wen kijk boden op dingen, ■welke wij Haarlemmers toch van haver tot kla ver meenden te kennen. En nu ik dan toch Haarlcmscho na men noem, mag ik even melding ma ken van Dr. P. H. van Moerkerken Jr., die door Robbers rnet groote .waardeering wordt aangewezen. Maar ik dwaal af, daar liet over zicht der Nederlandsche Letteren im mers niets met hare Haaplemsch© be oefenaars te maken heeft Over den Nieuwen Gids sprekende en over hen, die gelijk de zeven Zwaben aan een en dezelfde speer inrenden op de diuffe letterkundige voorkeur en afkeuring van dien tijd, kan de schrijver niet nalaten te spreken van de mindere goden uit dit réveil, Erena, NetsOher, Aletrino, van Groeningen en zooveel anderen, om dan te komen tot Coupe rus en in 't algemeen tot de roman ciers en novellisten uit de laatste ja ren der negentiende eeuw on hun too- neel werk: Emants, Heij ermans, van Noukuys, Mevr. Simons—-Moes, Jo- hun de Meester, van Hull zen, v-an Oordt en anderen. Dan komt hij aan de dichters, het pr-oza tot aan hot eer ste oorlogsjaar, oun te eindigen met den oorlogstijd en de poëzie der laat ste vijftien jaren. Als w© aan deze laatste hoofdstuk ken toe zijn sperren we toch do oogen wijd open en herinneren ons gelukkig nog juist bijtijds de allereerste blad zijde van de inleiding, waarop Rob bers zelf 'neerschreef: „zij (do verstan dige geleerden) beweren, dat men van een tijd dien men zelf heeft meege leefd, geen geschiedenis van e enige waarde of beteekenis geven kan, al was het maar alleen omdat men daartoe nog veel te te veel met de me'u- schelijke neigingen, voorliefden en vooroordeelon, tussch-en al dat meegeleefde instaat". Krasser qualifi- caties worden hier opzettelijk door stippels vervangen, omdat ik niet ge loof, dat de samensteller van dit boekje een onvriendelijk man .is integendeel, hij maakt ongeveer veer tig bladzijden lang den indruk van overmaat van vriendelijkheid, name lijk jegens de nu rneerendeels nog le vende en werkende letterkundigen. Bij het lezen van die bladzijden schoot me te binnen, hoe wij thuis, wanneer we op kindervisite gingen, de verma ning mee kregen om ieder beleefd een handje te geven. Het aantal boeken, dat de heer Robbers gelezen heeft moet ontzaglijk zijn en het aantal schrijvers, van wie hij meent e:n waardeereiid woord te moeten zeggen, is stellig Schrikwekkend voor menigen lezer, die dit boekje tot gids gekozen heeft en nu bespeurt, hoeveel pad-en (en paadjes) hij in den litterairen doolhof nog niet heeft opgemerkt. Het opsporen van namen, waarvan bij nog nimmer gehoord heeft, laat ik aan den aanstaanden lezer zelf over hij kan er een indruk van krijgen, als hjj weet, dat de naamlijst van do in het boekje genoemde Nederland sche auteurs er meer dan tweehon derd opgeeft. Meer dan tweehonderd letterkundigen in even veertig jaar! Moet daaruit van zelf niet volgen, dat hier met de ban ook de achterban op geroepen werd? Geen wonder, dat de schrijver zelf het een bonte verzame ling noemt en daaraan, in eenigszins komische wanhoop, toevoegt: „iete van algomeene strooming of richting er in te ontdekken, ik zet het u!" En toch zou het juist de voornaamste aantrekkelijkheid van het boekje zijn geweest, wanneer het ons een roode draad in de nieuwe litteratuur had kunnen aanwijzen. Gelukkig zegt hij dan, zich vermannende: „en toch, ja, geloof ik, dat langzaam maar onwe- derstaanbaar, het reeds opgemerkte streven naar strakkere, stillere stijl vormen, groojter soberheid en eenvou minder „woord"-cultuur dus, zich voortzet en verwijdt. „Naderhand ci teert hij ook nog de meening van Dirk Coster, waarmee hij tot op zekere hoogte instemt,: „dat onze letteren zich ontwikkelen van de natuur naar den geest?" Maar aan voorspellingen waagt hij zich niet. Daaraan mogen wij dus, als 't ons lust, zelf beginnen. Nadat wij het lit terair product van de geheel© cohorte der meer dan tweehonderd dames en heeren, met datgene wat wij boven dien al kenden (want ja, er zijn nog meer namen) al hebben gelezen! Maar komaan, laten we ons door die lijst niet laten afschrikken. Robbers zal niet verlangen, dat wij, zijn voorbeeld volgende, al die letters eten en wel toestaan, dat we een keus doen uit de massa, in verband met wat hij van de eenen en de anderen zegt. Dat is dan het zeer wezenlijke nut van den bere deneerden catalogus, die een groet deel van zijn boekje vormt. Rekenen we daarbij dan nog 'de beschouwing over den Nieuwen Gids-tijd en den optimistischen toon waarin dat alles geschreven werd, don mogen wij ten slotte zeggen, dat het bockjo "t nutti ge met het aangename vereenigt, zoo dat de opneming in do Elsevier-serie gelukkig ding is geweest. J. C. P. (Nieuwe reeks.) No. 100 Wij zaten 's avonds op een bank voor bet huis, mijn Oberammergauer gastheer en ikDe maan stond hoog boven de bergen en scheen over de Ammer, het kleine riviertje, dat mij met zijn brugjes en groene, lage oe vers in het teere avondlicht aan een iiollandsch vaartje deed deuken. Over den straatweg reden de auto-bussen en do rijtuigen in een lange file ons voorbij. Vergenoegd keek de Ober ammergauer naar dit drukke beweeg daar voor hem. „Zij hebben ons beklad, de Berlij ners, maar het is hun niet geluktZij zijn toch gekomen, de vreemdelin gen, evenals de vorige jaren zei hij met een breeden glimlach en hij wees met zijn groote Duitsche pijp naar eon vollen open Cook-wagen, die juist Ja, wel had hij het recht dit te zeg gen, mijn gemoedelijke gastheer. In groote drommen kwamen de vreemde lingen optrekken naar zijn dorp. De naam Oberammerga u heeft nog steeds den ouden tooverklank als van voor den oorlog. Zelfs de laster, dien men door heel de wereld over dit dorp en zijn bewoners heeft verspreid, heeft do vreemdelingen niet teruggehouden. Want niets dan laster is het geweest, wat men vau de Oberammcrgauers en hun „afzetterij" heeft geschreven en verteld. Twee weken had ik moeten wach ten, voor dat ik bij het Beiersche Reisbureau een plaats voor do Pas siespelen kon bekomen. Dagen te vo ren zijn steeds weer alle 6000 plaatsen besproken en zelfs op de dagen, dat „nagespeeld'' wordt, moeten honder den worden teleurgesteld. Toen ik uit Berchtesgaden in München kwam, zag ik hoe groot ook dit jaar de „trek" naar Oberammergau is. Verloden jaar was het in Beieren voldit seizoen is het gewoon ovorstroomd van vreem delingen, München is thans do stad van de reizigers. Wanneer je door do straten van München wandelt, is heb of al de menschen enkel voor hun ge noegen op de wereld zijn. Dicht op elkaar gepakt zitten zij in do hotel- bussen, de taxi's, de open Oook-wa- gens en de victoria's en wat er niet rijdt, loopt er met koffertjes of va liezen. In München krijg je den in druk, of de eene helft van het mensch- dom bestaat uit reizigers, de andere helft uit hotelportiers, grooms, pak jesdragers, turners, chauffeurs en koetsiers. Nergens, zelfs niet in Pa rijs, heb ik ooit een zoo talrijk inter nationaal reizigers-publiek gezien als dit jaar in de hoofdstad van Beieren. München is het moderne Babyion ge worden men hoort er alle talen door elkander spreken. Waren het verleden jaar meestal Hollanders en Scandhiaviërs, nu zijn hel vooral de Amerikanen en de Engelschen, die naar Beteren zijn gekomen en de meestcn van dezo vreemdelingen heb ben één en hetzelfde doelde Passie spelen te Oberammergau. Een Hollander, die deze maand niet in Münch.en is geweest, zal zich moei lijk een voorstelling van het reizigers verkeer in deze stad kunnen vormen. Ik sprak een landgenoot, die in zijn onschuld één uur vóór het vertrek van zijn trein een kaartje naar Amster dam wilde nomen. 112, zegge één hon derd en twaalf menschen stonden voor hem in de file voor het loket hij moest zijn heele reisp.an wijzigen, omdat de trein al lang vertrokken tóen hij eindelijk aan do beurt kwam. Ik zelf was zoo onnoozel geweest, mijn koffertje in de bewaarplaats af te gcuen. Bijna drie kwartier cuurdÊ het, wordat bij mijn terugkeer in 't stikvolle lokaal eindelijk geholpen werd en zeker zooi ik nog een half uur hebben mogen wachten, ais ik niet een 10 Mark-sohein Op ïfiijn recu had gelegd. Het StarnbergerBahnhof te Mun- ohen is de voorhal van. Oberamjuer- gau. Van het station vertrekken de extra-treinen naar het „Passiondoop" en diaar zie jo dius ook voor het eerst' bet eigenlijke Paseionspubliek in ,al zijn verscheidenheid. Amerika do mineert! Vooral de Amoribaansche vrouw is er heel sterk vertegenwoor digd. Je herkent ze onmiddellijk 0! aan haar afschrikwekkend© leelijk- heid of aan haar aantrekkelijke charme. Een tusschensoort schijnt cr hij de Amerikaansche vrouwen niet te be staan; bet is, of de vrouwelijke sese van bet reizend: Amerika alleen maar ondier deze twee helften kan worden ondergebracht. De eerste soort onderscheidt zich door groote, hoornen brillen, tanige gezichten, magere figuren en hoekige, bewe gingen zii zijn vrouwelijke carrica- turenwaarachter je ie onwillekeurig den wandelend mtedejespensdon naat denkt. De andere helft is elegant ge kleed, gedistingeerd en van woke- liik_ natuurlijke bevalligheid. Slechte In één opzicht komen deze twee zoo verschillendesoorten met elkaar overeen; zij zijn allen keurig ge- sohoeid en gehandschoend. Een Hol lander .die op dat punt in zijn land niet verwend wordt, valt dit onmid dellijk op. In oen overvallen. trein l>en ik van München nara Oberammergau ge reisd. Mannetje naast mannetje ston den wij in de zijgangen en ik was al heel iblii met een plaatsje op oen rechtstaand koffertje, wellje plaate twee Amerikaansche dames en ik broederiijk en zusterlijk om beurten met elkander deelden- Ik hoorde alle talen om mij heen, behalve Duitsch. Do ©enige, die Sn dezen Duitschen trein Duitsch sprak was de oond'ucteur. Do Duitschers zag ik, aki haringen in een ton, dicht op el kander gepakt in de derde en vierde klasse van een „Personenzug" zitten. De sneltrein naar Oberammergau de Vatutazug is enkel nog voor dc rijke vreemdelingen, die met hun. Marken smijten alsof het Pfenmgc zijn. Oberammergau 1 Het was opmerke lijk, hoe foscinoerend die naam op bijna alle vreemdelingen werkte! Zelfs de Engelschen en Amerikanen, due de Stemberger See het groote, wijde meer, dal daar zoo heerlijk en- der den blauwen hemel lag m,et een verwonderlijke onverschilligheid voorbij gespoord waren, verdrongen zich allen voor de ramen, zoodra het Passionsdorp tusschen het ge bergte zichtbaar werd. „Is it there? Oh nol Wonderfulll" riepen mijn beide Amerikaansche reisge- nooten, tnet wie ik de plaats op roijn koffertje gedeeld had. Hun lakonische kalmte was plotseling verdwenen cn zij staarden er naar in zulk een verrukking, alsof dat Beiersche dorp voor hen het lang verwachte beloofde land beteeken- dc. Alleen om do-Passiespelen en Ober ammergau zoo vertelden ze mij hadden zij de reis van Amerika naar Europa gedaan. Zij gingeu onmiddellijk na afloop weer over RoUeraam noar New-York terug. Voor de rest van Europa hadden zij blijkbaar niet de minste interesse. Voor deze twee Ame-, rikaansche dames beteekende Ober ammergau heel de oude wereld 1 Even later zag ik hen, stralend van geluk, op het perron naast een kruiet „Verbeeldt ul" riepen zjj mij toe. „Dit is Barrabas! Delightful, is it not?" Werkelijk, het is nieL de schulu van de Oberammcrgauers, wanneer er wel eens door sommige Duitschers met lichte ironie over het „veramerikaanschte Beiersche dorp" gesproken wordt. De eerste indruk, dien de Oberanxmer- gauers op den vreemdeling maken, is wel zeer verrassend. Oberammergau is tijdens de Passiespelen bet dorp van de lang-lokkige mannen. Zoodra je uit den trein stapt, sta je plots tussöhen allerlei oud- en nieuw-Testanientische, Ooster- sche figuren in Beiersche dracht. Mac- met prachtige, indrukwekkende Apostel-koppen dragen je bagage naar het rijtuig, een koetsier, die zóó een Rafael of Leonardo da Vinei tot model had kunnen dienen, rijdt je naar het Ver keersbureau. Zigeunerjongens met lange donkere krulharen, die tot over de schou ders hangen, fietsen je voorbij of dra- in lachend om je 'heen. Waar ben ik? vraag je je telkens eerst verwonderd af. Wat is dit voor een wonderlijke wereld? Want al weet je ook, dat je in Oberammerg-au bent, waar de spelers, oan zooveel mogelijk op de oude- en nieuw-Testamentische fi guren uit de Passiespelen te gelijken, hun haren maanden soms jaren lang hebben laten groeien, toch moet je deze vreemde omgeving gewennen. Een dorp van vegetariërs? Een hyper moderne kolonie? Een Zigeunerkamp? Aan dat alles denk je bij het eerste ge zicht. Je kunt je oogen niet afwenden van dien interessamen Dürer-kop me: de roode pet en je glimlacht onwillekeu rig, als je op den koperen baud het woord „Gepacktrager" leest. Voor de deur van een winkel slaan i oude heeren in zwarte jassen met elkaar te praten, die mij beiden zeer sterk aan wijlen Domela Nieuwcnhuis doen denken. Op een motorfiets zitten achter een stevi- gen Beier twee kleine jongens met cngelengezichtjes, die zoo uit een schil derij van Rubens schijnen te 2ijn ge sprongen. Drie oude mannen ia Beier sche boerenkleeding gaan mij voorbij en ik denk aan de drie wijzeu uit het Oosten.- Iioe vreemd, hoe zonderling is dit al les 1 Deze Passiespelers loopen daar rond als levende anachronismen te midden een moderne wereld vol snobisme. Daverend rijden auto-büssen en Cook- wagens door de levendige dorpsstraat, aan alle kanten hoor je het knallende klappen van zweepen, het schrille ge gil van claxons, geüniformeerde hotel- grooms en bedienden van reisbureaux loopen bedrijvig heen en weer, het is de joyeuse entree van de Amerikanen, de Engelschen, de Duitschers, de Denen, de Hollanders, de Zweden, dc Frau- schen, de Italianen, van alle vreemde lingen, die naar dit doip gekomen zijn om, er als van ouds de beroemde Passie spelen te zien. Voor (het Beiersche (Verkeersbureau houden wij halt. Ik treed cc binnen mijn billet en bewijs van logies in ont vangst te nemen. Want alles is Passionsdorp voortreffelijk georgani seerd. Ieder bezoeker ontvangt tegelijk met zijn kaart een „billet van inkwartie ring". Het mijne geeft aau: „Fremden- heim Seicz". Een klein blond meisje in Beiersch „dirndl-jakje" dringt zich vleiend tegen mij aan. „Wil ik den weg wijzen, mijnheer Aan de hand van mijn nieuwe vriendin netje ga ik het dorp verder in. Zij wil mijn bagage dragen, maar ik zeg haar, dat die te zwaar is voor zoo'n tolein ding! O, zij heeft er wel zwaarder ge dragen! Als een volmaakte gids loopt zij naast mij en ik luister lachend naar haar vroolijk gesnap. „Da geht der Johannes 1" zegt zij. Ik kijk om en zie een jongen man met een fijn besneden gezicht en lange, blon de haren, die waaien in den wind. „Hjj beet Breitsamterl" licht zij mij ia. „Hier wohnt Herr Anton Lang, der Christus spielt." Onwillekeurig blijf ik even staan. Een vriendelijke woning, half villa, half win kel! „Pension Daheïm" lees ik boven cc deur. Dan zie ik voor het raam een man met een waarlijk indrukwekkende Chris tus-kop. „Is hem dat, mijnheer Lang?" vraag ik.- ■Ja. ja, der Christus!" antwoordt het kind. Ik ga verder met mijn kleine geleid. „Speel jij ook mee?" informeer ik. ,jO ja. Ik beu engeltje van onzen lieven Heer!" zegt zij trotsch en zij ziet mij daarbij met haar blauwe oogjes hes! ernstig aan. Ik bad neiging om de kleine op te tillen en een kus ie geven. Dan staal zij stil en roept „Herr Scisz!" Een Beier met grijzen baard treedt naar buiten en begroet mij met een vriendelijk „Grüsz Gott!" „Grüsz Gott!" antwoord ik. Ik ben in mijn tijdelijk „Heim" re Oberammergau. Berchtesgaden, 19 Aug. 192a. J. B. SCHUIL; WIJZIGING DEE POLI TIE VER ORDENING. De afdeeüng Haarlem van do Nod. Banketbakkersveroonigmg heeft ann den gemeenteraad venzooht artikel 105 bis u Alg. PolitioverordeDöag te wijzigen. Dit artikel luidt: „Het '8 verboden om eou voor het publiek toegankelijke lo kaliteit, waarvoor verlof is verleend voor den verkoop van alcoliolhoudendo dran ken, andere dan sterken drank too to laten: le. personen beneden 16 jaar, an- dors dan in gezelschap van een meerder jarige." Vole banketbakkers hebben dit verlof on mogen nu volgens dat artikel ook geen gebakjes, koekjes of andere lekkernijen personen benedon de 16 jaar zonder geleide voorzetten. Vamdaar dat wijzi ging gevraagd wordt. 3 drie Midd ens tand sveroenigingen hier ter stede hebben hun instemming mot dit verzoek betuigd. PERSONALIA. - Ds. Westenburg uit Beverwijk is gekozen als Bondsvoorzitter van den Nod. Ohr. Geheel Onbhouderabond. Van gestolen fietsen. Des namiddags dienden weder een. paar fietsendiefstal-zaken. Twee Zaandammers P. S. en J. P. D. disökteu een verhaal op, raan do leden van de rechtbank maar heel weinig geloof" sloegen. Ze beweerden, dat ze ieder zich daar een fiets wederrechtelijk hadden toege ëigend, echter niet msj de bedoeling om zo to houden, maar om ©r een toertje mode naar Amsterdam te doen. Het was hun bedoeling, zeiden ze, na dien tooht do fietsen weder aan de eige naars terug to brengen. Doch.... het toeval wilde dat oen van hen te Amster dam doop eon politieagent werd aange houden, omdat hij zonder licht reed. Bjj dïo gelegenheid nam do politie do fietsen in beslag. En zoo, aldus bek]., kwam niets van hun nanvankelyk voor- Hot O. M. deed in zijn requisitoir op merken, dat D. reeds driemaal wegens ernieling is veroordeeld; doch dat 3. oor de» eersben keer voor de rechtbank noest komen. Naar aanleiding daarvan vorderde het i. M. tegen S 6 maanden en tegen D. 1 janr gevangenisstraf, voor beidon met aftrek van dc preventieve keek temp. Togen H. 3. die te Krommenie een fiets gestolen had, die daarna door hom te Am sterdam voor f 5 was verkocht werd 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van de provelitievc hechtenis gevraagd. Een bankbiljet gestolen. II. N. uit Voleadani had zich tc ver- ttwoordon wogene diefstal van een bankbiljet van f CO ten nadeelc van J. V. aldaar. Het O. M. dat mededeelde dat befel. rcods eenige keeren is veroordeeld en van oen aantal misdrjjvcn bovendien ver dacht is, noemde dezen beklaagde een ■heel gevaarleken dief. Het roquireerde togen hern 1 jaar on 6 maanden gevangenisstraf mc^ aftrok van de preventieve hechtenis. Van Ingezonden stukkengeplaatst of niet geplaatst,, wordt de kopie den inzender niet ternggegeven. Voor den inhoud dezer rubriek stelt as Redactie zich niet aansprakelijk. HULP GEVRAAGD VOOR VIER MILLIOEN WEEZEN. Op de groote internationale confe rentie van allo organisaties, die voor den Bteun aan de hongerenden in Rusland werkzaam zijn geweest, ge houden van 10 Juli te Berlijn, werd allereerst uitvoerig verslag uitgebracht over den toestand in de hongergebie- den en vervolgens de vraag ouder dc oogen gezien wat er na den nieuwer oogst nog voor steun zou moeten wor den geboden. Uit de gegevens, die op dit congres ju verstrekt, blijkt, dat er door de hongercatastrofo twee millioen e 11 s c h e n zijn gestorven. Gelukkig kon ook worden vastge steld, dat, hoewel de ellende nog zeer groot is, de allervreeselijkste nood, in den zin dat er dagelijks duizenden van honger stervon. voorbij was en dat na den nieuwen oogst, hoogsfc- waarschijnlyk aan de bevolking in de hongerdistricten het allernoodzake lijkste stukje brood kan worden ver strekt. Meer den twee millioen menschen in' de honger gestorven! Ontzettend En toch dringt de volla beteekenis ervan nog niet direct tot ons door Twee millioenHet getal zegt veel, maar het zegt lang niet alles. Het dringt immers niet direct tot ons door dat deze twee millioen gestorvenen, minstens vier millioen kinderen als zen hebben achtergelatenEn toch is dit do werkelijkheid. Vier millioen kinderen, die voortaan ou derloos, zonder do liefderijke zorgen vader en moeder door het leven moeten gaan. Vier millioen kinderen, waarvoor voortaan niet meer door vader en moeder wordt gearbeid En deze toestand in districten waar de hongersnood niet alleen de milli- oeneu heeft weggemaaid, maai na tuurlijk ook het economische leven totaal heeft ontwricht, het vee en de landbouwpaarden soms voor 90 pOt. heeft doen verdwijnen. Een ieder die over deze feiten na denkt, zal kunnen begrijpen dat alle vertegenwoordigers op de Internatio nale Conferentie het over de nood zakelijkheid van een krachtige voort zetting der steunbeweging eens wa ren. Do vertegenwoordiger van Dr. Nansen, de hoer Frik, zei o.a. „dat datgene wat tot dusver was gedaan, slechts „de kiem" mocht zijn waar uit een veel grooter en veel belang rijker hulpwerk moest ontstaan." Inwoners van Nederland Wij vragen n nuHelpt ons bij on ze poging om voor deze vier millioen kinderen iets te doen. De zorgen de hand van Vader of Moeder, het hui selijk geluk wordt door deze kinderen ontbeerd. Laten wij tracliten aan een gedeelte er van dit gemis zooveel mo gelijk to vergoeden. Het Algemeen Comité heeft in Tscheljabinak zijn kindertehuis staan, waar onder leiding van de twee Hol- landsche verpleegsters, reeds 200 kin deren worden verpleegd, gekleed en gevoed. Het verzoek is tot ons geko men de eerste jgren de verzorging van 3000 kinderen in Tscheljabiusk op ons to nemen. Wij zouden zoo gaar ne as,n dit verzoek voldoen en verzoe ken u met nadruk, stel ons*niet alleen in Btaat de 200 kinderen van thans te blijven verzorgen, maar maak het ons mogelijk onze zorg uit te breiden tot de 3000 kinderen van Tscheljabinsk. Dit kunnen wij alleen doen als wij in dit inenscblievcnd werk regelmatig gesteund worden door allen die voe len dat hier geholpen moet worden. Ieder kan wat missen! Zendt zoo spoedig mogelijk uw ga ve onder motto „voor de Russische weeskinderen" aan: Het Algemeen Comité tot steun aan de Hongeren den in Sowjet-Rusland. KantoorHulpgebouw Jaarbeurs, Rijnkade, naast het Hulppostkantoor Utrecht. Postrekening 47570. Feuilleton uit het Engelsch van FRED. M. WHITE. (Geautoriseerde vertaling). 51) Dat hen ik ook niet van plan, lei Lock. Ik ben benieuwd, wat Cioot zeggen zal, als ik hein vraag; hoe Gilmour dien avond van het ver- jaar-diner op het Moat Iiouse zoo on gemerkt is kunnen binnenkomen, en wie bem geholpen heeft, zich zonder dat de bedienden er achter kwamen, in avondcostuum te steken. Neen, daarop zal hij niet zoo ge makkelijk een antwoord weten te ge ven, zei Ellis maar Geoff, vertel den inspecteur nu de geschiedenis van de Broken Point-s. Rust deed het, en nadat Lock er nog even zijn meening over gezegd had, vertrok hij, daar hij, zooals hij zei, nog het een en ander te doen had. Hoewel het reeds laat was, konden de twee vrienden toch maar niet be- Bluiten, om naar bed te gaan. Blijf nog wat, zei Rust, toen Ellis eindelijk aanstalten maalde, om heen te gaan. Ik geloof niet, dat we een van beidon gemakkelijk den slaap zullen vatten. Het is een afgrijselijke avond ge weest, en er staat ons nog heel wat te wachten. Natuurlijk zal alles ein delijk wel in orde komen, maai- voor Vera zullen er nog heel wat moei lijke oogCiibHUken aanbreken, vrees ik. Daar zat ik ook al aan te den ken, zei Ellis. Het zal baar zeker, aangrijpen, als ze alles hoort, maar ze is gelukkig jong en sterk en Groot is ten slotte toch geen familie van haar. Ik zie er anders wel erg tegen op, om er met haar over te begin nen, Je zult het toch niet lang meer kunnen uitstellen, zei Rust. Als ik jou was, ging ik morgen maar een- naar Cray. Ik ga naar den Majoor en zal wel kunnen klaar spelen, dat Ve ra je op de bekende plaate ontmoet. Zal het drama op het Moat Hou se morgen afgespeeld worden, Geoff? vroeg Ellis nieuwsgierig. Ja, vermoedelijk wel. Ik heb Croot een briefje gestuurd, waarin ik hem geschreven heb, dat ik hem mor gen graag even wilde spreken, en als ik ga, gaat Majoor Langley met mij mee. Het zal wel niet lang meer du ren, of deze woont weer op het Moat House. Wat bedoel je? Weet dc Majoor dan, waar do bewijsstukken zijn? Ja, Jack. De Majoor heeft zijn geheugen weer geheel teruggekregen en weet precies, waar hij dë*papierexi vinden kan. Ze zijn in de bibliotheek van het .Moat House, en ik verheug me er zeer op, dat ik er bij zal zijn, ala hij ze te voorschijn haalt, al was het alleen maar, om te zien, welk een gezicht Croot zal trekken,. HOOFDSTUK XXIX. Ontmaskerd. Het was reeds bijna middernacht, toen Ellis voor het huis van Rust in een taxi sprong en den chauffeur be vel gai, hem naar het kantoor vau du Daily Telephone te brengen. Door al de gebeurtenissen van dien avond had. hij heelemaal vergeten, waarom bij zich voor die diefstallen op de Theems zoo gointeresseerd had. Opeens had hij echter bedacht, wat hem nu voor de courant nog dien nacht te doen stond. Hij wist maar al te goed, hoe gauw zulke dingen bekend worden, en dat, ate hij nog dien zelfden nacht een artikel in elkaar zette, een andere courant de Telephone zou voor zijn, en hij al zijn moeite voor niets 'ifau gehad hebben. Ik mag me wel haasten, Geof- 1 frey, had hij tot Rust gezegd, r— an ders komt het verhaal niet meer in de ochtendbladen, die naar buiten ver zonden worden. Morgen hoop ik je weer te spreken en van je te hooren, hoe het onderhoud tusschen .Croot en den Majoor is afgeloopen. Daarop nam hij haastig afscheid en trad een kwartier later het privé kan toor van den redacteur binnen. Me neer Donaldson scheen het niet bij zonder druk te hebben. Hij zat er juist over te zuchten, dat er in het Ochtendblad niet veel nieuws zou staan, maar toen hij J ack Ellis zag en de opgewonden uitdrukking op diens gelaat bespeurde, begreep bij, dat er een belangrijk bericht op komst was. Je hebt zeker groot nieuws, Ellis, zei hij. - Nou of ik, antwoordde Ellis. Het betreft de diefstallen op do Theems. De hoofdaanklager is gevat. Ik was bij zijn inhechtenisneming te genwoordig, en sedert heeft hij zelr- moord gepleegd. Dat is te zeggen, hij heeft het geprobeerd, doch hij leeft nog. De dokter zegt echter, dat hij den ochtend niet moer halen zal. We za ten den gevangene in een taxi, toen hij zich onverwachts tegeri het por tier wierp. Dit vloog open, en de man sloeg niet heE hoofd tegen den rand van het trottoir. Tot overmaat van ramp ging het achterwiel van onze taxi over zijn lichaam heen. Hij ligt op het oogenblik in het London Hos- interegscerd was, viel haar oog on- pital. U zou door de telefoon kunnen middelijk op zijn stuk. Met ing-ehou» Ik den adem las zij het geheel door, ter wijl zij onderwijl haar ontbijt liet koud worden. Toen zij het stuk uit had, begaf zij zich met wankelende schreden naar de bibliotheek. Croot. schrikte van iiiuu- doodsbleek© gezichtje. Wat scheelt er aan, kind'? riep, hij uit. O, vader, er is zoo iets vreese- lijkse gebeurd, bracht Vera met moei te uit. Gilmour is gisterenavond in hechtenis genomen in een gewelf on der uw kantoor. Er waren daur een beeleboel gestolen goederen opgebor gen, afkomstig van booten op da Theeros, O, ik k&n het u alles niet zoo precies vertellen, u moet het zelf maar lezen. Er staan kolommen vol van in de courant. Gilmour werd in een taxi naar het politiebureau gebracht, maar onderweg sprong hij er uit, hoe wel hij geboeid was, en en kree>g een vreesdijk ongeluk. Is hij dood? vroég Croot inct hee- eclie stem. Ja, vader, snikte Vera. Croot haalde diep adem. Hij was niet in het minst ontroerd door de tij ding van Gilmours tragischer dood. Ilii gevoelde zich integendeel zeer verlicht, want als Gilmour dood was, kon deze hem immers niet meer ver raden. (Wordt vervolgd.} hooren, hoe het nu met hem is. zal er een prachtig bericht van op stellen: onderaardsche gang, gewelg en meer yuü dat moois, precies ge schikt voor een film. Ate u mij even een typiste stuurt, zal ik zorgen, dat u dadelijk meï drukken kunt laten beginnen. Donaldson wreef zich vergenoegd de handen. Hij was zeer geïnteres seerd geweest in de diefstallen op de Theems, en hij was het ook, die Ellis inuertijd opgedragen had, te trachten, er alles vtm te weten te komen. Toen het ochtendblad van de Tele phone den volgenden morgen ver scheen, baarde het verhaal van de inhechtenisneming van Gilinohr veel opzien; Gilmours werkelijke naam werd genoemd en ook eenige bijzon derheden omtrö't zijn vei'leden. Aan het eind stonden nog een paar regels, waarin vernield werd, dat hij dien nacht nog overleden was. Iedereen wilde liet blad lezen, en in een oogwenk hadden alle krantenjon gens hun ochtendbladen van de Daily Telephone verkocht. Vera zat dien morgen alleen te ont bijten. Haar vader gebruikte zijn ont bijt in de bibliotheek. Zoodra Vera het ochtendblad van do Daily Telephone opensloeg, waarin zij, omdat Jack er aan verbonden was, altijd zeer ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1922 | | pagina 5