TWEEDE BLAD
Vrijdag 6 October 1922.
INSTANTANÉS
ZE BECTUÜRI
Binnenland
Sport en Wedstrijden
Onze Lachhoek
De Journaliste
de weerspannige
kapiteinsvrouw.
(Nadruk verboden.)
Onze majoor was een gestreng chef!
Hij was een man van den ouden stempel,
xeer gehecht aan het „decorum" en bij
sonde.- gesteld op „uiterlijke vormen".
.Wanneer iemand het ongeluk had met
een lossen knoop aan zijn attila voor
hem te verschijnen, keek hij den schul
dige aan, alsof deze de groots ie misdaad
op zijn geweten had.
„Meneer," klonk het dan uit zijn ge-
strengen mond, „hoe komt u er bij
«nn ongekleed onder mijn bogen te ko
men?" en als de hander, van het slacht
offer dan zenuwachtig langs de uniform
jas tastten, volgde daarop „U is lieele-
maal naakt, meneer!"
Op correcte kleeding was onze majoir
bijzonderlijk gesteld. Niet alleen bij de
officieren, maar ook bij de officiers-
dames. Het was onzen majoor een gru
wel, wanneer hij een dame in het ofti-
cierskampement na vijf uur 's middags
in sarong en kabaja ontdekte. „Sarong
en kabaja is de kleeding voor een In-
landsche vrouw, met voor een Europee-
sehe dame!" placht hij dikwijls te zeg
gen en de meeste officiersvrouwtjes,
die den majoor deze opinie meermalen
luide hadden hooren verkondigen, zorg
den cr dan ook altijd voor om „ge
kleed" te zijn op het uur, dat de garni
zoen scommandant door het kampement
wandelde.
Een was er echter, die zich van de
op.n-e van Zijn HoogEdelGe;trenge ab
soluut niets aantrok; het was de vrouw-
van kapitein Van Baaien. Mevrouw Van
Baaien was laat ik zeggen van
„bruin aangezette" kleur. Zij voelde zien
het meest op haar gemak in sarong en
kabaja en veiwisselde die Indische
dracht niet dan bij hooge noodzakelijk
heid voor het Euiopeèsch costuum. En
omdat kapitein Van Baaien we! wist, dat
een gouden kraaff nooit zijn hals zou
omsluiten, deed hij absoluut geen moeite
zijn cchtgenoote tot andere meer Wes
ter-c'e gedachten te brengen.
„Mij mag hij commandeuren, maar
over mijn vrouw heeft hij niets te ver
tellen!" placht kapitein Van Baaien al
tijd te zeggen, wanneei hel gesprek op
de geprononceerde en zoo dikwijls uit-
gesjjroken verlangens van onzen majoor
en chef kwam. En zoo moest de majoor
tot zijn voortdurend© ergernis het altiid
maar weer aanzien, dat een van de offi
ciersdames tegen zijn hoogen wil om
6 uur nog in sarong en kabaja in dz
voorgalerij van een kapiteinswoning zat
en zelfs op dat uur nog wc! in deze
dracht met haar echtgenoot door het
offic erskampement flaneerde. Totdat h.<
besloot met kracht aan deze „onwelvoe-
gclukheid" een einde te maken.
0;> een morgen waren wij allen opgc-
coi: - andeerd voor een „vertrouwelijke
ifliciercn-bijeenkomst" bij den garm-
iocii- commandant.
Ik ben benieuwd, wat het nou weer
zal zijn!" bromde kapitein Van Baaien
en, kapitein Van Doissen, die onge
trouwd was en wat zijn promotiekan
sen betrof, in dezelfde omsiandigheden
verkeerde als zijn vriend Van Baaien,
merkte lachend op ,,'t Is om de sarong
tn kabaja van je vrouw te doen, wat 'k
ie zeg!"
De majoor trad binnen en het was
»nmiddellijk aan zijn streng gezicht te
lien, dat gewichtige dingen hem de laa:-
ite (legen hadden bezig gehouden.
„Mijne heeren," zoo ongeveer sprak
Zijn HoogEdelGestrenge, „ik heb u hier
bij elkander laten roepen voor een ern
stige 2aak. Eigenlijk moest deze bijeen
komst overbodig zijn. Het moest immers
niei noodig zijn, dat ik u, mijne hes-
ren, uitdrukkelijk mijn verlangen ken
baar maakte, dat in het kampement ook
door de officieisdames het dccoium moot
worden bewaard. Het komt nog herhaal
delijk voor, mijne heeren, dal ik, on
danks mijn meermalen in die richting
uitgesproken wensch in deze zaak, ofii-
ciersdames ongekleed in het kampemeut
aanr.ef. Ja, mijne heeren, ik zeg opzet
telijk „ongekleed", want sarong en ka
baja kan ik geen geklcede dracht voor
een Europeesche dame noemen. Ik wil
in dezen kring thans geen namen noe
men, maar ik sta er op, dat van stonde
af aan hieraan een einde komt. Ik hoop
dus, dat de heeren mij begrepen hebben
sn dat ik niet genoodzaakt zal zijn
xndere, strengere maatregelen te Cre."-
Jea!"
De majoor gaf een korten, nijdigen
slag met zijn karwats tegen zijn been.
Even keek hij kapitein Van Baaien met
ten vcelbeteckcnenden blik aan. Toen
zei hij; „Dank u, heeren!" en vei-
dween.
Een oogenblik was ïet stil onder de
verzamelde officieren. Daarop zei kapi
tein Van Baaien laconiek „Nou heeren,
jullie hebt het gehoord! Die order moe
ten wij dus maar overbrengen!" en hij
ging, glunder lachend, met zijn vriend,
kapitein Van Dorssen, heen.
Dienzelfden middag, om half zes, reed
dc garnizoenscommandant te paard door
het officierskampcment; Met welgeval
len ging zijn oog naar elke officiers-
dame, die „gekleed" in baar voorgalerij
zat en welwillend en vriendelijk klonk
telkens weer zijn groet „Goeien mid
dag, mevrouwtje!"
Totdat hij kwam aan het huis van ka
pitein Van Baaien. Het was, of zijn
paard van louter schrik stokte. De ma
joor werd vuurrood. In een schommel
stoel, vlak voor aan de straat, had hij
mevrouw Van Baaien in sarong en ka
baja in haar voorgalerij ontdekt. Hij
zette zijn paard aan en in draf reed hij
de kapiteinswoning voorbij, zonder ver
der naar binnen te zien. Maar thuis ge
komen, greep de majoor papier en pen
en, bevend van woede, schreef hij een
grooten dienstbrief, met in den linker
hoek „Zeer vertrouwelijk", aan den ka
pitein van de weerspannige vrouw. En
reeds om zeven uur stond cr een ordon
nans met een dikke, verzegelde enve
loppe waarop „Geheim" en „Persoon
lijk" in de voorgalerij van het huis van
kapitein Van Baaien.
Wat er verder is gebeurd lusschen den
majoor en den kapitein, heb ik pas later
gehoord, toen kapitein Van Baaien
reeds jaren gepensionneerd was.
„Weet je nog van onzen ouden ma
joor?" zei hij, toen ik hem en zijn
vrouw in Batavia een bezoek bracht.
Mevrouw Van Baaien zat, als altijd, in
sarong en kabaja in een schommelstoel
te schommelen.
„H'j stuurde mij een brief, waant
tegenover mij zijn hooge ontevredenheid
uitdrukte over het niet opvolgen
zijn lastl Toen ben ik den volgenden
morgen bij hem op het rappott gekomen
en ik heb hem gezegd „Majoor, ik heb
uw order aan mijn vrouw overgebracht,
maar d'er is niks met haar aan te van
gen! Zij vertikt het! Ik heb het al 20
jaar met haar tevergeefs geprobeerd
Over mijn soldaten heb "ik wat te vertel
len, maar ik kan mijn .-rouw moeilijk
in de provoost stoppen 1"
„En de majoor?" vroeg ik,
„Hij vloekte, maar hij heeft mij nooit
meer een vertrouwelijken brief over mijn
vrouw gestuurd!"
„Hij commandant van mijn man, n
niet van de vrouw!" zei mevrouw Van
Baaien, en zij kirde nog van plezier.
Toen begreep ik iegelijk, hoe het
kwam, dat de majoor nooit meer met
één woord over het tenue der dames had
gerept en wij mevrouw Van Baaien ook
na de vertrouwelijke bijeenkomst altijd
middags in sarong en kabaja op dc
voorgalerij van haar huis hadden gezien.
J, B. SCHUIL.
maar iu ous vaderland is het „boekjes-
maken een ziekte. Zoo menigmaal, als
ik ean roman heb opgeslagen en eenige
pagina's gelezen, zie ik in mijn verbeel
ding een heer o£ dame, met gefronste
wenkbrauwen en somber in de leegte sta
rende oogeu, zuigend of bijtend op den
penhouder.
Waar zullen! wij 't nu eens over hebbent
W'at zullen wy nu weer eens verzinnen?
Eu als wij verder i» het boek zyn, bezig
met te volgen wit de heer of dame ten
slotte heeft verzonnen, komt bij de een
of andere plotselinge wending weor dat
vizioen -zich tnssehen ons en do pagina
schuiven; de peinzende blik verraadt
dan: Hoe moet ik hier injjn draai ne
men f Inderdaad zien vele romans er uit,
of de auteur, die wat stof had voor een
eerste hoofdstuk, er maar op los begon te
schrijven op hoop van zegen, tot hem
weer iets anders inviel.
Deze manier van een roman te maken
b(j stukken en brokken, komt natuurlijk
voor by jonge, onervaren mcnschen, die
op geen stukken na weten, wat er vast
zit aan het schrijven van Literatuur; die
maar meeneu, dat veertien versregels in
tweemaal vier en tweemaal drie gerang
schikt, een sonnet vormen, en dat elk
boek, waarin iets van oen liefdesavon
tuur verteld wordt, een roman is.
't Moeizaam knoeien om weer een ro
man in elkaar te peuteren, komt echter
ook voor bij recidivisten, die met moeite
een of tweemaal een roman hebben gefa
briekt en schoon uitgepraat zjjn, maar 't
toch nog eens willen probeeren, steunend
op dc verkregen rejiutatie.
't Handigst zjjn zy, die feitelijk steeds
zich zelven herhalen, met dezelfde pop
petjes goochelen, hen een ander pakje
aantrekken en een ander malligheidje la
ten begaan. Moet 't dikwijls gobeuren,
dan wordt dat verzinnen van een verwik
keling, een intrige, een avontuur ook al
gewoonte. Trouwens, voor wie een goed
geheugen heeft, valt cr geisgeg te putten
nit boeken die men vroeger gelezen heeft.
Do leer der „permutaties en combina
ties'' vindt ook haar toepassing in dc
literatuur. Denk eens aan het „eeuwige
trio": hij, zy ende andere. Wat zyn
daarmee niet een massa romans en too-
neclstukkeu gemaakt. En wordt het ge
tal grooter, uitgebreid mot eeneige vaste
nummers, als daar zyn: het tweede huwe
lijk, met het ongelukkige kind; de in
stilte verliefde zuster; het meisje met
een verledenjde edelaardige jeuglmak-
ker, enz., enz., dan loopt 't aantal com
binaties tot in 't oneindige.
Het spreekt vanzelf, dat al deze figu
ren op literaire wijze kunnen bewerkt
worden; dat elke sbhryver het recht
heeft, ze te gebruiken, al was 't ook voor
den duizeudsten keer. Niemand zal hem
dat recht betwisten, inite hy in en
door zyn boek bewyst, dat de figuur
werkelyk voor hem leeft; dat hy haar in
derdaad noodig had als drager van do
schoonheid, die hy wilde geven iu woord
gedachte, schildering, beschrijving, ont
leding.
't Is een eigenaardige en teekenende
uitdrukking, die van een boek zegt: „Het
riekt naar de lamp". Dit wil zeggen:
is niet frisch, niet levend, niet gebo-
in de vrye natuur en in de vryo"ver
beelding; het is uitgebroeid onder de
schryflamp, binnen vier muren, afgeslo
ten van het leven, 't is moeizaam in el
kaar gepeuterd.
die het tegenovergestelde te k-nn.i, geelt:
„Het riekt naar de aarde": dat beteekent:
't draagt nog den frisschen geur der vel
den, het komt, als de bloem en de plaat,
uit de natuur. Wy namen de uitdrukking
over van de Dnitsohe literatoren (niet t.n
verwarren met voorwereldlijke Simplieis-
simus-luitenants), die „Erdgeiuch ou
den in de boerenromans van eigen bodem
en van de Skandinavitrs.
Wy hebben niet veel boeken met „aard-
geur", al ontbreekt in een roman van
eenigen omvang, waarin alle kleine le
vensgebeurtenissen geoxploiteerd worden,
zelden de bloeiende hei, het geurende den-
nenboscsh, naast de kruinende zee en ette
lijke andere vaste rcquisïeten.
By voorkeur echter laten vooral onze
tweedehandsch-romaneiors en -romancières
hunne oude poppetjes dansen in luxueuze
omgeving, opdat de lezer overtuigd wor
de, dat de sohryver weet hoe de wereld
er uitziet, en zelf gauw wat namon
van meubels, snuisterijen etc. iu zyn
hoofd plakt om er bij gelegenheid mee to
geuren.
Beschrijvingen van mensdhen en din
gen (lie iwn gezien hoef*, worden in den
roman onaeiuakgcbracht. Dit is op zich
zelf niet te veroordeelen, die beschrijvin
gen kunnen als décors de geschiedenis
verlevendigen, opluisteren, in den wer-
kelyken zin; doch ze moeten inderdaad
zooals men dat noemt: ingevlochten of
ingeweven zyn, niet er aangeplakt of
ingclascht zonder verband. Men mag. om
iets voor-de-hand liggende te nemen, de
beschrijving geven van een dames- of
hecren-costuom of gewaad u( dezen tyd,
zoo goed als mevrouw Bosboom, Van Len-
nep en anderen, het habyt uit vroeger
eeuwen beschreven; maar de man of de
vrouw in het boek mag niet ecu manne
quin of ledepop zyn, enkel gesehnpen om
hel costuum te dragen. Er moet m.a.w.
steeds verband zyn tnssehen de persoon
lijkheid en al wat daaromheen wordt ge
groepeerd of tot versiering aangebracht.
Er mag niet, na zwaar gepeins een ver
telseltje worden verzonnen, alleen om de
beschrijvingen te kunneD loozen. Want
oen roman schryven is iets heel anders
dan opstelletjes, BChetsen of hoe men 't
noemen wil met een los draadje aan el
kaar te rygen. De kracht van het lit.e-
rairo kunstwerk, inzonderheid van al
wat men onderbrengt in het zeer rokbaro
begrip „roman", steekt noch in de niter-
lyke gebeurtenissen, noch in do beschrij
vingen; die kracht is in het menscheljjke
van de figuren, in het psychologische
dier figuren, in dc karakterteekening, in
de conflicten tusschen individuon onder
ling of met do maatschappij, in de bot
singen lusschen belangen en meec.ngsn.
Dat alles moet, door middel van schoone
stijlvormen en taalschoon zonder welke
vorm goen literatuur mogelijk is,
boeiend mogelijk verhaald, zoodanig dat
do lezer, ook al is het pure fantasie,
dc illusie ondergaat, iets werkelijks
;e zien gebeuren.
Waar aldus het uitwendige cn het in
nerlijke zyn vercenigd tot een harmonisch
geheel, kan de lezer zich alsl 't ware
overgeven aan het kunstwerk en er de
bekoring en ontroering van ondergaan.
't Is daarom duidelijk dat iemand, die
wat stof bijeen heeft voor een interessan
te beschrijving, een paar pakkende tafe
reeltjes, een paar typen enz., zoo maar
niet aan een roman kan beginnen. Als de
opzet goed is, wil 't wel gebeuren, dat aï'
schrijvend de lust eu ook de ingeving
komt, maar 't is en blijft een gevaar
lijk kunstje, zoo maar op goed geluk af
te beginnen. Het werk draagt er dan
later allicht de sporen van, waar het
hokte en de pennehouder naar de mond
werd gebracht.
't Is natuurlijk hot verhaaltje, dat 't
meeste hoofdbreken kost; want dat
haaltje moet den gang er in houden by
den lezer. En, op enkele uitzonderingen
na, zyn de Nederlandscbe schrijvers geen
groote meesters in 't vertellen. Dit is al
een der redenen, waarom onze
deruc romans zoo décoratief zyn en daar
door velen „saai" worden gevonden.
Die appreciatie is echter in haar alge
meenheid zeer eenzijdig, vooral wanneer
men d&oxaan verbindt een overdreven
vereering voor een soort lectuur, die en-
:1 verhaal is.
Vertellen is op zichzelf een kunst, die
bijvoorbeeld tot gelding komt in sprook
jes, of simpele geschiedenisjes schoon
voorgedragen. Maar het lange ver
haal kan zelden artistiek zjjn, als andere
factoren ontbreken, die het tot literatuur
maken.
Wy moeten hier onderscheiden tus
schen wat kunst is en wat tijdkorting.
Door de verfijning van de moderne
schrijfkunst is een groot deel van het le-
pabliek afkeerig geworden van liet
literaire werk, en heeft zich gewend tot
een genre van romajis, die uitsluitend
boeien door het verhaal, door het avon
tuur, maar die met literatuur niets go-
meen hebben, behalve den boekvorm.
Ze kunnen, evenals een spel, een ver
tooning, een gramofoon of andere aar
digheid iedcresn 'n poosje vermaken,
zelfs den literator, die soms wat licht
amusement vraagt. Dat soort werk heeft
zjjn eigen verdienste, het is, mag men wel
zeggen, levensbehoefte voor velen; er
behoort fantasie en vernuft toe, het te
slelleu. Wie dat kan verdient de hulde,
gebracht aan ieder, die zyn werk goed
verricht. Maar men beschouwe het niet
als literatuur, d.w.z. als kunstwerk; wyl
een geheel andere taak heeft te ver
vullen dan het boek van artistieke be-
teekenis.
H. I. STRATEMIJER.
WATERPOLO.
Schorsing.
De bekende middenvoorspeler en
docKchutber G Bohki iclcr is door
het bestuur van den N. Z. B. voor een
jaar geschorsi.
Deze uitspraak staat in verband met
enkc'c minder spotieve vifcU ngm van
den heer Bohlander tegen een jurylid
van den Bond tot het Redden van
Drenkelingen tijdens een zwemfeest
an de Haagsche Reddingsbrigade op
7 September j.l. Hij zwom aldaar als
lid van de Amsterdamsche Reddings
brigade. Deze vereeniging is geen lid
van den N. Z. B., terwijl de Neder-
landsche Bond tot het Redden van
Drenkelingen een geheel afzonderlijke
bond is, geen sportbond n.l., en als
:oodanig dus geheel buiten den N. Z.
B- staat.
Naar de N. R. Ct. verneemt, is
Bohlander voornoemd niet geschorst
door den Reddingshond, pp vri- ns wei-
een eventueele schorsing feitelijk gele
gen zou hebben. Deze bemoeiing van
het bestuur van den N. Z. B. met een
andermans zaken lijkt het blad wel
eenigszins vreemd. Tlians, nu het Ne-
derlandsch zevental is vastgesteld,
dat Zondag n,s. den landenwedstrijd
tegen Frankrijk zal hebben te spelen,
missen wij daarin den naam van onzen
Nederlandschen doelschutter, wiens
plaats zeker was. Deze schorsing
drukt dus al zeer -poedig op onze na-
t cnalc sport. Een scho'-siug vaneen
jaar beteekent niet alleen voor Boh
lander een groote straf, dpeh ook voor
zijn vereeniging, het I-J, aangezien de-
speler thans uitgesloten is van alle
competities en buitenlandsche wedstrij
den tot einde September 1923. Het wil
het blad voorkomen, dat voor het in
een vlaag van onbedachtzaamheid be
zigen van enkele voor een jurylid
minder aangename woorden, welk ju
rylid intussclien zijn klacht herriep,
de strafmaat wel wat ruim genomen
is. Daargelaten nog, of een bondsbe-
stuar het recht heeft handelingen
van een persoon buiten dc sfeer van
de door dat bestuur behartigde be
langen te bestraffen-
Het bestuur der zwem vereemging
het IJ heeft een protest ingediend te
gen deze beslissing van het bondsbe-
stuur en daarop antwoord verzocht
vóór Zondag a.s., waardoor het mo
gelijk zou zijn, dat Bohlander alsnog
in den landenwedstrijd uitkomt.
Nu de Polocommissie rekening heeft
gehouden met de uitgesproken schor
sing en niet met het protest van het.
IJ, is een medespelen echter niet goed
meer mogelijk. Het Fransche zeven
tal zal gnuifon bij het vernemen van
deze straf, omdat het aldus van den
gevaarlijksten tegenstander op den lan
denwedstrijd is ontslagen.
ROEKELOOS. Een 19-jarige
jongeman te Rotterdam wilde op r en
in tx-weging zijnden tramwagen van
lijn 10 springen met het noodlottig
gevolg, dal hij in botsing kwam met
een lantaarnpaal en ten gevolge
daarvan een hersenschudding
kwam.
VOLKENBOND EN VREDu.
I11 een bijzondere bijeenkomst in
Den Haag ter gelegenheid van de algo-
meene vergadering van de Vereeniging
oor Volkenbond en Vrede op a s. Za
terdag zal prof. dr. .lir. J- W. XL.
van Eysinga Nederlandsch gedele:
geerde naar de gehouden Volken
bondsvergadering te Genève, mode-
deeliugen doen over die vergadering.
Prof. Rudolph Laan uit Hamburg zal
het woord voeren over het vraagstuk
der minderheden.
OP HET HUIS DOORN.
Om het Huis Doorn gaat een andere
wind waaien, zegt het libld. Tot
dusver leefde ex-keizer Wilhelm daar
zeer op zich zelf. Slechts enkele uit
verkorenen uit de omgeving werden af
en toe op „Het, Huis te Doorn" ont-
angen, en aan enkelen werd af en toe
ien tegenvisite gebracht.
Woensdag was nagenoeg de gansehe
elite uit Doorn en omgeving tot een
thee genoodigd. Ruim een 40-tal, uit
verschillende kringen, had deze uït-
noodiging aangenomen.
De ex-keizer was zcer ingenomen,
dat zoo velen zijn uitnoodiging hadden
aanvaard, m. a- w. hem als Doornseh
Burger erkenden. Hij hoopte, dat wan
neer hij binnenkort getrouwd zou
zijn, men hem dikwijls zouden komen
czoeken.
Onder de aanwezigen werden opge
merkt de heeren graaf Van Lijnden
van Sandenburg, Baron Schimmelpen-
ninek van der Oye, prof. jhr. Van
der Wijck, baron Van Tuyll van Se-
rooekerken, F. Labouchère, Jhr. de
Pesters, Jhr. van Riemsdijk, enz. enz.
de meesten met dames.
De heer Labouchère, oud-bcwoner
van Het Huis Doorn, werden de voor
naamste veranderingen in bet Huis ge
toond. De ex-Keizer onderhield zich
druk met al zijn gasten.
EEN AANKLACHT TEGEN Mr-
TROELSTRA.
Bij het bericht ontleend aan de Te
legraaf, opgenomen in ons vorig
teekent Het Volk aan.
bevoegde zijde wordt ons hier
omtrent medegedeeld, dat deze aan
klacht een incident betreft, voorgeval
len in een conferentie ten kantore der
heeren Lazard en Yan Baaien te Am
sterdam.
Deze heeren zijn sinds lang weiger
achtig in de betaling van circa 12.000
aartoe de onder hunne directie
staande „Ned. Algemeene" verzeke
ringsmaatschappijen als hervefzeke-
raars jegens de „Neerlandia" ver
plicht zijn en de chicanes, daarbij door
hen gemaakt, leidden tot het bedoelde
incident.
Uit den aard der zaak kan overigens
waar deze kwestie onderwerp van ge
rechtelijk onderzoek uitmaakt, thans
niet nader op de beweerde feiten
worden ingegaan. Alleen verklaarde
Troelstra, niets te hebpen gedaan,
waartoe hij niet, zoowel moreel als
wettelijk, waB gerechtigd.
TREURIG. Tc Ede is Woensdagmid
dag een anderhalfjarig kind van D. in
oen waschpot met water verdronken.
DE BBüID WAB ZOEK. Woensdag
morgen zou cc' paartje te Deventer
het liuwelyk treden, maar op het aller
laatste oogenblik kwam do bruidogoa
de onaangename ontdekking, dat zyn
bruid spoorloos verdwenen was. De brui
degom is ylings naar elders vertrokken
om de voortvluchtige zoo mogelijk nog
op te sporen.
HET PALEIS OP DEN DAM.
Prof. J. A. v. d. Kloes, geeft in „Bouw
stoffen'1 oen uiteenzetting van dec be-
denkelyken toestand, waarin het Pales
op den Dam te Amsterdam verkeert. „Het
geheele gebouw is uit het oogpunt
constructie een opeenstapeling van fou
ten en nn één groot wrak", zoo heeft
prof, v. d. Kloes vroeger reeds geschre
ven en hy voegt er aan toe:
„Bloopen kost altijd geld, tenzy de af
braak stukken van waarde bevat, die de
kosten van afbreken geheel of gedeelte
lijk goed makeu. Ik horinner my dat op
de slikken van het Wanty to Dordrcchf
jaren lang karkassen van houten schepen
hebben gelegen, die het verder afbreken
niet meer waard waren en die men daar
om aan hnn lot overliet. Bloopen van het
Paleis zou zeker egn schat van geld kos
ten; het is thans niet aan de orde, maai
hecht en hecht is twee, cn aan zyn lot
overlaten zou het 't bestaande gev
voor de openbare veiligheid in versnelde
mate verhoogen.
Jantjes opmerking.
Jantje begon te lachen, toen de on
derwjjzer een verhaaltje had voorga-
lezen van een man, die drie keer d»
rivier was overgezwommen.
Waarom lach jij zoo, Jantje. Go
loof je soms niet, dat een geoefem
zwemmer dat 2011 kunnen?
O, jawel mijnheer, maar ik ver
wonder er me alleen maar over,
waarom Lij het niet vier keer deed,
dan zou hij tenminste weer aan der
kont zijn geweest waar z'n kleercn
lagen.
Verzuchting.
Dame Ja, inijn man is fabri
kant van papiermanden; ik vind hel
zulk een gewoon iets.
Niet gewaardeerd dichter: Er zit
andere lieel wat poëzie in papier
manden!
Ik kan niet tegenspreken, dat het on
derhoud van het Paleis langen tyd veel
to wenschen heeft overgelaten, doch dit
niet de eenige oorzaak van den toe
stand, waarin het thans verkeert. De kie
van het verderf waren er van den
aanvang af in gelegd door verkeerde
wyzen van bouwen; onnoodig veranke-
•en van natuursteen, gebruik van t«
kalkryke tras- en rood-cement-mortelsi
opvoegeu met veel te vette, sterk krim
pende specie, dakgoten op de muren lig
gend, verkeerde behandeling van natuur
steen, enz., enz., inwatering op de groot»'
denkbare schaal.
Als gc er ooit toe mocht komen lezer,
n het Paleis te bezichtigen, stel u dan
eens enkele oogcnblikken op aan een op
een binnenplaats uitziend venster. Overal
vastgekramde en andere nog los zittende
roote scherven.
Indertijd heeft Prof. Franco op myr
oorstel on in overleg met my ec-n ver
plaatsbare ijzeren torenkraai] ontworpen,
waarmode de muren op alle punten aan
alle zyden bereikbaar zouden zyo. Het
ontwerp vond geen bjjval en rost nu ii
de archieven.
Een der laatste keeren, dat ik in hel
Paleis was, bezocht ik voor het eerst het
onderstuk van een klokketoren, binnon
het gebouw. Toen is my do schrik voor
goe-d om het hart geslagen. Doorgaand
in bov entot onder gespleten zandstee
m py'lers.
De tjjd ontbreekt rojj op het oogcablil
om verder op het onderwerp in te gaan.
Alleen dit nog: niemand weet hoe het ge
bouw eigenlyk iu elkaar zit. Teekeain-
gen, opmetingen ontbreken. Maar ik ver
zeker u, wie daaraan beginnen, zullen wa»
vinden!
De in de laatste jaar of tien uit go
oerde werken hebb-.-n -katten verslon
den en toch was en bleef het lapwerk,
waarop telkens ander lapwerk moet vol-
gen.l) Waarlijk alleen een geregelde
dienst als afdeeling an gemeentewerken
kan den omvang van het kwaad doei
overzien en den grondslag leggen tot stel
selmatig herstel en vernieuwing. Ik ben
blij dat het gevaarte niet myn eigen-
1) Er is juist weer f 100.000 voor jnar-
ljjksch werk beschikbaar geste1.-:.
EEN BATAVENGRAF BIJ AMERS
FOORT. Op de heide tueechen
Soest, en den Utrechtsdien weg bij
Amersfoort zijn, onder leiding van
den heer H. .Martin, eenige grafheu
velen opgegraven. Reeds hadden op-_
gravingen van den heer Pleyte, eer^'
tijds directeur van 'eRijksmuseumvan
Oudheden te Leiden, aangetoond,
dan men hier vermoedelijk met eer
„neolithisch monumentte doen had.
Op initiatief van den heer Croockewit,
conservator van het museum Flehitc.
te Amersfoort, zijn nu die opgravin
gen weder ter hand genomen.
Een tweetal fraaie urnen, gevuld
met beenderen en houtskool, zijn
reeds gevonden. Ook het grondonder
zoek heeft verrassende resultaten op
geleverd omtrent den bouw van den
grafheuvel.
Deze bestond oorspronkelijk uit een
lichte welving van den grond, een
pl.m. 11 c.M. dikke zandgrondlaag.
waarop een humus!aag van ongeveer
9 c.M. Om dit heuveltje was een bree
de greppel gegraven, aangeduid door
oen steenkrans. Uit de gemaakte
rechte doorenede is dit alles duidelijk
te zien. Ook zyn plaatsen teruggevon
den, waar de lijken werden verbrand
Men vindt hier nog tal van urnen er
ook losee heenderen, die niet in
urn en zijn bijgezet. De urnen zijn cy-
lindervormig en vail grof aardewerk
en belmoren thuis in de groep var
Rata&fsch aardewerk. Zij werden vrij
wel geheel gaaf te voorschijn gehoak
en zullen overgebracht worden naar
het museum Flehite, te Amersfoort.
Het Zuidelijk deel van den heuvel
is bijna gehoel afgegraven. Allee i«
nauwkeurig in kaart gebracht en zaJ
bovendien in de kadastrale kaart woi
den aangeteekend. Het terrein is ge
heel afgezet en niet voor publiek toe
gankelijk. Door te trappen op de al
gravingen zouden belangrijke gogo-,
veils verloren gaaji voor de verdere
blootlegging van dit Bataven-graf.
Feuilleton
Naar het Engelsch van
Mrs. C. N. WILLIAMSON.
25)
Een politieagent, wien zij er naar
▼roes, verstond haar niet. Zij ging
een apotheek binnen, kocht daar iets
voor de leus en vroeg om Inlichtin
gen. Ook de apotheker begreep niet,
wat zij wilde. Eindelijk ging rij een
Bank binnen. Daar gelukte het haar
eindelijk, zich verstaanbaar te ma
ken. -
„Ach, eine Leihbank", zei een der
heeren, die achter een loketje zat.
„Zeker, zeker, mijn klerk zal u wr
even den weg wijzen".
Aan de Bank van Leening geko
men, beleende Lucille eenige zilve
ren toiletartikelen, een diamanten
broche, en een paar gouden manchei-
knoopen benevens haar paraphiie
met gouden knop en ontving voor al
les samen de som van honderd mark.
Zij was heel blij met het geld, dat
iij met de beleeningsbriefjes veilig in
haar porteraonnaie borg. In een half
uur was rij in Wiesbaden en infor
meerde aan hét Kaiserhof, of me
vrouw North ei- nog was. Maar deze
was reeds vertrokken.
Ilet was Lucille, of zij door den
grond ging, doch toen de hotelhou
der haar vertelde, dat die gnadige
Frau naar SchJangenbad vertrokken
was, waar zij drie weken dacht te
blijven, vatte liet meisje weer moed.
Daar zou zij Marion dan toch zeker
vinden. Als rij met den trein naar
Eltville ging, had de hotelhouder
haar gezegd en vandaar met de tram,
kon zij in anderhalf uur in Schlan-
genbad zijn.
Nauwelijks had Lucille het hotel
verlaten, of het begon te stortrege
nen, en zij was bijna doorweekt, voor
zij een tram kon nemen.
Gelukkig scheen de zon weer, toen
zij in Sclilangenbad aankwam, en de
zonnèschijn en het prachtige natuur
schoon deden haar zoo weldadig aan-
dat zij geheel tot zichzelf kwam. Zij
had in Wiesbaden gehoord, dat me
vrouw North in het Victoria Hotel
gelogeerd was, rn daarheen begaf zij
zich dus en zie, de eerste persoon,
die zij op een dor balcons zog zitten,
was Marion Bridges.
HOOFDSTUK XXIII.
Marions besluit.
Het was Marion, maar niet de Ma
rion, die Lucille gekend had, het
bleeke schepseltje met de droevige
oogen.
De acht weken, cic Marion op reis
was geweest, hadden haar veran
derd in een blozend jong meisje met
schitterende oogen, dat een kreet
van blijdschap slaakte, toen zij haar
aangolieden juffrouw Ames in het
oog kreeg.
Mevrouw North ontving Lucille, als
kennis van Lady Knight, allervrien
delijkst en betuigde haar leedwezen,
dat juffrouw Ames niaar zoo kort in
Schlangenbad blijven kon. Zij gaf
daarop Marion vrij af tot aan het
avondeten.
„Waar kunnen wc ongestoord sa
men praten?" vroeg I.ucille, toen zij
met Marion het Victoria Hotel ver
liet. „Ik heb je een gunst te vragen,
en dat is ook de reden, die mij hier
heen heeft doen komen".
Marion keek haar verbaasd en
eenigszins angstig aan.
„Een gunst?" vroeg zij op onge-
loovigen toon. „Meent u dat heusoh?
Ik zou het heerlijk vinden, iets voor
u te kunnen doen. Me dunkt, het zal
het beste zijn, dat we naar de Nas-
sauer Allee gaan. Et staan daar ban
ken onder de boomen en we kunnen
er rustig zitten, terwijl u mii vertelt,
waarmee ik u helpen kan. Er is mu
ziek bij de Trinkhalle en alle men-
sclien zitten op het terras koffie te
drinken, dus zal de Nossauer Allee,
heelemaal verlaten zijn".
Terwijl de meisjes op een bank
plaats namen, zei Lucille:
.Je ziet er veel beter uit, Marion,
maar begin je je ook al wat geluk
kiger te voelen?"
,,Ik ben tevreden", antwoordde de
ze. „Het is.hier alles zoo rustig en
vredig, en ik heb sonis een gevoel,
alsof al liet verdriet, dat ik gohad
heb, slechts een droom is geweest.
Maar zegt u mij nu tooli, wat ik voor
u doen kan. U weet niet, hoe dank
baar ik u nog altijd ben, en hoe
graag ik u dat zou willen bewijzen".
„0, ik hoop zoo, dat je mijn ver
zoek zult willen inwilligen. Er hangt
zooveel voor mij van af".
Marion zag Lucille ernstig aan en
wachtte.
Deze wist niet recht, hoe zij begin
nen zou. Ze vond het zoo vreeeelijk,
Marion's wonde, misschien weer open
te rijten.
„O, Marion", barstte zij eindelijk
uit, „het hangt er heelemaal van af,
of je meer om mij geefl. dan om den
man, die getracht hoeft, je leven te
bederven".
Marion verbleekte. ,,lk ik lo-
grijp u niet", stamelde zij.
„Ik wil niet wreed zijn", viel Lu
cille haar in de rede, „maar je hebt
hem toch niet meer lief, is het wei?"
Marion wondde het hoofd eenigs
zins af.
Ik probeer er alleen maar aan te
denken, hoe good hij dikwijls voor
nnj geweest is, en sedert ik hier in
deze mooie natuur ben, is het mij,
alsof alle bitterheid uit myn hart
verdwenen is. Ik heb hem niet meur
lief, doch ik wensch hem geen kwaad
meer toe. Maai' waarom bent u eigen
lijk over hem tegem mij begonnen?
Uw verzoek kan toch niets met hem
te maken hebben".
„Ja, het heeft juist met hem te ma
ken".
„En u weet niet eens zijn naam".
„Dien weet ik wel, Marion. Ik wist
hem reeds, voor dat je wegging".
„Maar wat wil u dan, dat ik voor u
doe?" vroeg Marion op doffen toon.
Alle kleur was uit haar gelaat gewe
ken.
„Eerst moet ik Je iets vertellen,
Marion. Er is een man, wien ik heel
veel verschuldigd ben. Hij heeft mij
voortgeholpen, mij vrienden heoorgd
en alles voor mij godaan, wat hij kon
om mijn verblijf in Ionden te ver
aangenamen. Meneer Askew, nu,
doet op het oogenblik al zijn bost, om
mijn vriend zijn positie te doen ver
liezen in dé hoop in plaats van hem
benoemd te zullen worden. Hij doet
dit op een lage, verachtelijke wijze.
Binnen enkele dagen wordt de zaak
beslist, en Askew zal zeker in zyn
plannen slagen, tenzij jij me helpt
Je bezit, zooals jc mij indertijd ver
teld hebt, papieren, die, als anderen
ze in handen kregen, hem voor goed
zouden cornpromitteeren. Ik beloof je
echter, dat als je zo mij geeft, ik zt
slechts aan een enkelen persoon, dien
ik vooruit zal laten beloven, er ver
der geen ruchtbaarheid aan te re
ven, Kil laten zien. Het zou verhin
deren, dat meneer Askew mijn vriend
zijn plaats als redacteur ontstal'
Marion antwoordde niet dadelijk,
maar Lucille hoorde aan haar gejaag
de ademhaling, dat zij heftig ont
roerd was.
Eindelijk fluisterde zij: „O, juf
frouw Ames, juffrouw Ames, dat kan
ik niet doen! Als u mij toch maai
iets anders gevraagd hadt! Mijn eiren
geluk zou ik voor 11 willen opofferen,
maar het zijne niet".
„Dus je wilt me n!et helpen?"
„Ik kan niet, ik kan niet", kreunde
Marion.
De tranen sprongen Lucille in dc
oogen. Ze was zoo hitter teleurgesteld
dat haar de kracht ontbrak, nog lan
ger met Marion over de zaak te spre
ken.
„Adieu, Marion", fluisterde zii.
..mijn réiv is du« verjreefsch gewerot"
en zij wendde zioh a? en liep hanrtl*