m
m
M
m
i
m
éi
t
h
1
a
j'i
ÜS
a
r
m
-
INCEZONOEN M ED ED EELIN GEN
a 60 CtB. per regel.
Genezing door kruiden
«Teer elke alefcto vereohillend mlddo
Saikerziskts.BIOGdarmoBde. Impo-
tcntia. Asthma. Heest. BroncbltK.
Btisamatisk, jicht. Zsaawziekte,
Krittika teeltijd, mstoppmg,
Puisten, eczeem, Jeuk,
iaënWooden
i en Zweren, Ziekten van
Baard, Haar, Anue, enz
Zelfs indien gij alle vertrouwen in
reesmiddeleD verloren hebt, aarzel
toch niet om bij den beer Snabi-
lie, Groote Markt 7, Rotterdam,
jratis brochure No. 94 omtrent
Jiroducten van Dr. Damman, specla-
teit voor kruidenbebandelutg aan te
vragetn, waarbij tevens gevoegd de
>e wij zen van genezingen in de meeat
ernstige en verouderde gevallen. Ver
zoeke duidelijk aan te geven voor
welke ziekte.
dieu, eerlijk als goud, Helder als het zon
licht. Hij kwam uit het Zuiden, waar nog
een sterke code van ridderlijkheid
bestaat. New-York had hem bekoord,
maar niet bedorven. Hij had die ouder-
wetsche, ridderlijke eerbied voor vrou
wen. die.... Eureka!.... ik had het ge-
voudenl Eerst even nader in mijn ge
dachten formuleeren. Ik lachte in me
zelf bij de gedachte dat ik dien besten
Toni Hopkins zoo moest bedriegen.
Toen schudde ik hem door elkaar tot
lijn ooren flapten. Hij opende lui zijn
oogen. Ik nam een uitdrukking van ver
wijt en minachting aan en sprak
„Luister naar mij, Hopkins," zei tk op
snijdenden toon, „jij en ik zijn goede
vrienden geweest, maar je moet be
grijpen, dat in de toekomst mijn deur
gesloten blijft voor een man die zich
zoo misdragen heeft als jij."
1 om keek zonder veel belangstelling
tc loonen, op.
„Wat is er, Billy?" mompelde hij rus
tig. „Zitten je kleeren je zoo slecht?"
„Als ik in jou plaats was," ging ik
voort, „wat gelukkig niet zoo is, dan
zou ik mijn oogen niet durven sluiten.
Wat moet ik zeggen van dat meisje du
je daar eenzaam in het Zuiden hebt ach
tergelatenhet meisje dat je verge
ten hebt, toen je dat ellendige geld
kreeg? Ik weet waarover ik spreek. Toen
jü een arm student was, was zij goed
genoeg voor je. Maar nu ben je mil-
lionnair en dat is heel wat anders. Ik
vraag mij af wat zij denken moet van die
bijzondere klasse van menschen in het
Zuiden, die zich heer noemen. Het spyt
mij. Hopkins, dat ik er over moet
spreken, maar je hebt het zoo voorzich
tig verborgen gehouden en je spel zoo
listig gespeeld, dat ik gezworen zou heb
ben, dat je tot zulke onwaardige prac-
lyken niet in staat was."
Arme Toni. Ik kon mijn lachen nau
welijks bedwingen toen ik hem daar zoo
zag worstelen tegen den invloed van
hei verdoovingsmiddel. Hij was bepaa'd
kwaad en ik kan er hem geen verwijt
van maken. Zijn oogen waren nu open
•- ctonden wat helderder. Maar de
morphine benevelde zyn geest nog eu
remde zijn tong.
„P-p-loert," stamelde hij. „Ik ik
zal je v-vermoorden."
Hij trachtte op te staan. Ondanks zija
grootte was hij nu erg zwak. Ik duwde
hem met een arm terug. Hu lag daar en
blikkerde met zijn oogen als een leeuw
in een klem.
„Dat heeft zijn uitwerking niet ge
mist," zei ik in mezelf. Ik stond op eh
tlak mijn pijp aan, hep wal rond ea
wenschte mezelf geluk met mijn denk
beeld.
Re hoorde gesnurk en keek om. Tom
sliep weer. Ik liep op hem toe en gif
hem een vuistslag op zijn kaak. Hij keek
mij goedig wezenloos aan. Ik beet op
mijn pijp en begon weer
„Je moet nu je tanden eens op elkaar
tellen en beter worden, zoodat ik je van
mijn kamer kan jagen. Ik heb je ver
teld wat ik van je denk. .Als je ook
muur een schijn van eer of eerlijkheid
hebt ovei gehouden, zul je je nog wei-
eens tweemaal bedenken voor je" weer
gezelschap zoekt bij hoogstaande men
schen. Een arm, eenvoudig meisje, hè?
Te eenvoudig en oiimodisch voor ons,
sinds wij geld hebben. Je schaamt je
om met haar over den boulevard :c
wandelen. Hopkins je bent een minder
waardig individu. Wie geeft er wat om je
geul? ik niet. Dat meisje ook niet. Als
je het niet hadt zou je misschien meer
op een man lijken. Nu heb je jezelf ver
nederd tot ecu lafaard, een woordbre
ker en ik achtte dat zeer dramatisch
misschien ook een liaxibieker. (Tom
Hopkins een nart breken!) Verdwijn zoo
gauw je kunt."
Ik draaide Tom mijn rug toe en knip
oogde tegen mezelf in een spiegel. Ik
hoorde hem bewegen en keek snel oui.
Ik verlangde er niet naar een kleine
tweehonderd pond op mijn rug te krij
gen. Maat Tom had zioh alleen maur
half omgedraaid en .egde een arm over
2ijn gezicht. Toen sprak hij eenige woor
den. wat duidelijker dan eerst.
„Ik zou niet zoo tegen jou heb
ben kunnen spreken, Billy zelfs wan
neer ik leugens over je gehoord had.
Maar zoodra ik weer staan kan zal
ik Je nek breken vergeet dat niet."
Ik schaamde mij toen toch wat. Maar
het was alles voor zijn bestwiL Als ik het
den volgenden morgen uitlegde, zouden
we er samen eens hartelijk om lachen.
Na ongeveer twintig minuten viel
Tom in een diepen geinakkelijkea slaap.
Ik voelde zijn pols, luisterde naar zijn
ademhaling en liet hem slapen. Alles
was normaal en Tom was gered. Ik ging
naar de andere kamer en tuimelde in
bed.
Toen ik den volgenden morgen de
kamer weer binnentrad, was Tom reeds
geheel gekleed. Hij was weer heelemaal
de oude, op een trillende hand en een
gruwelijk beslagen tong na.
„Wat een idioot ben ik geweest," zei
hij peinzend. „Ik herinner me nu. dat
ik, terwijl ik die kinine innam, dacht
'dat het fleschje er ongewoon nJtzag.
Heb je veel lnst van me gehad?"
Ik verzekerde hem van niet. Zijn ge
heugen scheen niet al te best. He kwam
tot de conclusie dat hij mijn pogingen
öm hem te wekken, vergeten moest zijn
en besloot hem niet wijzer te maken.
Een anderen keer, als hij wat sterker
was, zouden wij er een gezellig our:je
mee hebben.
Toen Tom klaar was om te gaan,
bleef hij met de deur in de band een
oogenblik staan en schudde mijn hand
met de andere.
„Ik ben je zeer verplicht, ouwe jon
gen." zei hij kalm, „voor alle moeit»
die je voor mij gedaan hebt en voor
alles wat je gezegd hebt. Ik ga nu naar
het telegraafkantoor om aan het meisje
te telegrafeeren, dat ik kom."
Sohaakrubrlek
Oplossingen, Vragen enz., te zenden aan den Schaak
redacteur van Haarlem's Dagblad, Gr. Houtstr. 93, Haarlem
PROBLEEM No. 160*).
M. FBIGL (Weenen).
Mat in drie zetten.
Stand der einhken:
Will Ka6, Da8, Tg7, Pd5, Pe5, b2, b4, d0, f8, h4.
Zwart i Kfö, Dfl, Td2, Tel, La2, Lb6, aö, c3, c4, e2, gi.
3e eervolle vermelding in Kagan's intern, probleemwedstrijd (Juli 1928)
Partij No. 146.
Gespeeld in het lournooi te Londen,
3 Augustus 1922.
Witi
Prof. Dr. M..Vidmar
(Laibach)
Zwart:
Dr. S. Tartakower
(Weenen).
Hoüandsche partij.
d2—d4 1 e7—e6
c2c4 2 f7—15 1)
e8—e3 8 Pg8—16
Pblc3 4 Lf8-b4
Lel—d2 5 0-0
Pglf3 G Dd8e7
Lfl—d3 7 d7— d6
Ddl—c2 8 g7g6 2)
*2 -«3 9 Lb4Xc3
LdSX'cS 10 Pbbd7
00 11 e«-eó
diXeö 1» Pd7Xe5
Pf3Xe6 13 d6Xeó
12—141 14 e5— e4 8)
Ld8—e3 15 Lc8—eG
h2—h3 16 a7aö
g8-g4 17 Ta8a6
gi—g5 18 Pf6-d7
h3h4 19 Le6—17
h4—hf>
20
g6xb5
Le2Xb5
21
Lf7Xb5
ThlXhó
22
Tf8—f7
Tdl—d5
23
&5a4
Dc2—dl
24
c7 - cö
Th5hfl
25
Ta8—g6
ThGX'gGf
26
h7Xg6
Td6—d6
27
Pd7—f8
Ddl dö
28
De7—c7
Lc3—e5
29
De7*6
ltcl—bl
30
Daö—el-f*
Ivbl—a2
31
DelX«»
Td6—f«
32
De3b3f
Ka2—bl
33
Pf3-e8
Tf6Xe6
34
Kg3-h7
TeG—«8
35
Tf7-g7
Dd5d7
36
Opgegeven
1) De Hollandsche partij ontstaat
feitelijk wanneer Zwart direct op 1.
d2d4 antwoordt 1,17fö.
waarna dan meestal volgt 2. c2—c4,
eï eG, zoodat het hier alleen een
omzetting van zetten betreft.
2) Verzwakt d» toch al niet hechte
Koningsstelling en is alleen te vor-
kluron omdut Zwart e6—e5 wil spelen.
8) Thans bebeerscht Lc3 de positie.
4) Om voor hst Paard hst veld 18
vrij te maken,
5) Ten einde Dd4 te verhinderen.
Gpl&ssiag Probleem No. 156.
Stand der stukken:
Wit: KI8, DgG, Lg2, Pd7, Pfö, a5, c2, d2.
ZwartKd5, Dhl, Tb2, Lb3, Pg3, b4, dG, e2, 12, f4, h5.
1. Dg6e8,
Kdóc62. Pf8-d4f, Kc6-c7; 8. Pil4—fc5f.
Dhl—dl; 2. De8—c8, Kdó—e4; 3. Pd7—IGf.
2.KdöoG; 3. Pf3—d4f.
Pg3—fö2. De8—e4f, Kd6Xe4; 3. Pd7—fbf.
anders; 2. Pd7—hGf, Kcö; 3. d2d4f.
Goed opgelost door:
H. Borgerdiug en J. Hougoveeu, beiden te Haarlem; Joh. v. Teunen
broek en H. W. v. Dort, beiden te Schoten.
Voorts is de nevenoplossing van Probleem No. 165 alsnog ingezonden door
Joh. v. Teunanbrosk te Schoten.
Oplossing ïësnrïsp&ïftUiciie No. 31.
Stand der stukken:
Witi KbS, Dd5, Pe3.
Zwart: Kai, Dfb.
I. Ddö—a2f, Ka4—b5 (de beste zet); 2. Da2—b3f, Kb5-c6; 3. Dt>3—c4f,
KcGd7 (het beste); 4. Dc4c8f, Kdi'd6; 5. l)cöa&fc KdG—e7 eö);
6. Pe3dó g4f) en wint.
Of 2.Kb5—cö; 3. Db8—c4f, Kcó— dG; 4. Dc4ao-j- en wint.
Goed uitgewerkt door:
U. Borgerdiug en J. lloogeveeu, beiden to Haarlem;!!. W. v. Dort en
Job. v. leuuenbroek, beiden te Schoten.
Correspondentie.
Door een vergissing staat onder Probleem No. 169 vermeld: „Matin twee
zetten" men loze: „Mat in drie zetten",
EINDSPELSTUDIE No. S3**).
K. BBHTING (Riga).
i
m
Wit aan zet wint.
Stand der stukken:
Wit: Kal, Lgl, Pf3, aö. d3.
Zwart: Kb5, Pel, a4, a6, h4.
2e prijs Kagan's tournooi (Juli '22). De prijsrechter, dr. S. Tarrasch,
noemt deze studie een meesterwerk in grootschen stijl, zeer moeilijk en diep.
Ouder de typen, die ik heb ontmoet,
-as een man, die één boek bezat, 't ls
lang geleden, maar toch waren er toen al
goedioope edities en oisehte het aanschaf
fen van een boek geen overmatige finan-
cieele opoffering, Er zullen nog wel hui-
r geen luxe-artikel ontbreekt,
behalve do boekenkast en zeer velo,
alleen boeken voor praktisch ge
bruik zjju te vinden, maar geen enkel,
belioorend tot de rubriek „schoone lette-
i". We hadden 't daar at meer over.
Komt ook voor en meer dan men
oppervlakkig denkt, dat menschen pron
ken met hoelo huis-bibliotheken in
banden en ryke kasten natuurlek
narvaa ze bitiLor weinig gelezen
hebben.
Do man met het ét-ue boek was een een-
mdige in den lande, levend zonder eeni
ge weelde, maar zyn ledige uren, die niet
al te talrijk waren, wydend aan zyn harts
tochtelijke liefde voor lectuur, in den
de toen gangbare zeer roman
tische romans. Waar hy er oen kon lee-
nen, uit een bibliotheek, was hij er als
de kippen by. Hy praatte gaarne over zyn
lectuur met wie er naar luisteren wilde,
hy was zeer dankbaar voor het genotene,
alt yd kwam hy weer terug op dat
ééne boek, zyn eigendom, voor hem het
schoonste, dat hy ooit gelezen had. Hij
kende het byna van buiten. Toch treurde
hy, als over een groot verlies, toen
uiuand, die 't „ook wel eens lezen wilde"
hot had verdonkeremaand, zoo radicaal
weg gemaakt, als alleen gedrukte stuk
en kunnen verdwynen.
Die man met zyn ééne boek 't was
wat men familiaar noemt een prulroman
rnyn herinnering gebleven als
hot symbool van een zet-r morkwaardig
verschynsol: het egocentrische in de
kunstbewondering. Een verschijnsel, dat
zich dikwyls en op velerlei wijze ver
toont. Iemand, die toevallig een paar
schilderijtjes bezit, pryst dero als het
voornaamste, wat ooit een schilder heeft
voortgebracht, de boeken, die men even
toevallig bezit of in handen kreeg, wor
den geacht het mooiste, interessantste en
boste te zyn, wat er ooit werd gedrukt;
hot enkoio tooneelstuk, dat men zag ver-
tooncn, wordt onvoorwaardelijk geloofd
in de dubbele beteekenis van 't woord.
Soms gaat dit in alle oprechtheid en
naïviteit. Er zyn ook handige medebur
gers, die in gezelschap steeds die enkele
kunstproducten naar voren brengen, om
zich het air te geven, dat ze bijzonder op
de hoogte zyn van ui wat er op dat go-
te koop is; dat zo „alles" gezien,
gehoord of gelezen hebben.
Wanneer nu, door den loop der om
standigheden, vele dier persoonlijke ap
preciaties evenwijdig loopen, krygt men
openbare meaning, die plotseling van
en of andere werk verklaart, dat hot
't „beste" is.
't Kan gebeuren, dat deze moening
eemgen tijd stand houdt, soms zelfs lan
ger dan één seizoen, 't Kan ook gebeu
ren, dat bet werk na een jaar levens reeds
dood is, zoo dood als een pier, dat er
over gesproken wordt, 't Kan
gebeuren, dat de publieke mee-
g na verlóóp van tyd plotseling om
draait en oen reputatie van jaren wordt
gevolgd door eeu ongunstig, kleineerend
oordeel. En als er één begint met afkee-
i, volgt de menigte even gewillig, als
vroeger den lofredenaar volgde. Slechts
heel weinige boeken houden 't uit tegen
ile wisselingen van wat men noemt den
artistïekcn smaak. Dat die „smaak" con
stant blijft ten opzichte van een betrek-
aciyk gering aantal kunstwerken, is niet
altyd bewijs voor de superioriteit van die
werken. Overlevering en blind napraten
hebben op dit gebied grooten invloed;
en zeer veel „kunstbewondering" voor
ooeken van eerbiedwaardigeu leeftijd is
meer historisch dan zuiver artistiek. Door
den sleur by do aanbeveling van „mees
terwerken" op scholen blijven vorschei-
dene boeken voor een jong geslacht zoo
genaamd „leven" tot aan het oindexamen
torwyl in de buitenwereld geen sterveling
er meer naar taalt. Stokpanr.a'oiters blij
ven de aandacht gaande houden voor
hun liovolingsauteuren, door stukken te
schrijven over hen en hun werken, terwyi
om zoo te zeggen niemand die meer leest.
Het is zeker van vele boeken jammer,
dat ze zoo gauw vergeten zijn. 't Zal
velen uwer wel ecus overkomen zyn, dat
hy, een oad boek ontmoetend, daarin
schoonheden ontdekte, die hem sterker
troffen dan veel, wat hem als het nieuw
ste en het beste werd aanbevolen en op-
En 't zal u ook wel getroffen hebben,
in oude boeken waarheden, zelfs eigen
aardige uitdrukkingen te ontmoeten, die
gij tot dusver hieldt voor vindingen van
een modern schryver.
Het bekende woord „niets nieuws onder
de zon" moge wat apodiktisch zyn, in
de essentie is hot waar. Het nienwe van
een kunst zit meer in den vorm dan in
het wezen, cn die vorm zelf is dikwyls
niet anders dan een variatie, een wijzi
ging van een onderen vorm.
Hoe kan dit anders! „De tijden veran
deren en wy met hen". Dit is waar, maar
„wy" veranderen niet zoo snel cn niet
zoo radikaal als wy geneigd zyn to ge-
looven. Herinner u eens, wat or gedu
rende de oorlogs- en crisisjaren werd ge
zegd en geschreven over do verandering
van hel menschdom, van ons goheclo le
ven. Wjj zouden dit en wy zouden dat.
en wy zouden heel voel niet moer doen
als vroeger. Wat is er overgebleven van
al onze bezuinigingsmaatregelen, waar
onder toch wol cenige waren, praktisch
genoeg oui ze permanent in acht te nemen.
Er werd toen ook, door sommigen met
een zekerheid of ze 't op zegel hadden,
gesproken over een „nieuwe" mengch en
een „nieuwe" kunst. Do komst van dien
nieuwen mensch is alweer uitgesteld, en
de nieuwe kunst laat zich wachten. Op
kunstgebied werd het oude krakeel her
vat over dezelfde dingen als vóór den
oorlog. Op hot toonecl vertoont men „als
nieuw" dingen, die belmoren tot wat men
vyf-en-twiutig jaren geloden interossaiit
vond als teekonen van oen uitgeleefde be
schaving, hot destijds onder 't merk „fin
de siècle" gepresenteerde. Het stuk van
Schnitzier ,Reigen", waarover een druk
te is gemaakt, als gold het de merkwaar
digste schepping van den „nieuwen"
tijd, dateert van 1900.
Och neen, d e mensch verandert niet
zoo gauw, alloon zyn gemoedstoestand ver
andert onophoudelijk onder invloed en
drang der omstandigheden en maakt hem
vatbaar voor gewijzigde kunstuitingen
als die er zijn.
Ars longa vita brevis. Dat kon een
oude Romein zeggen, wellicht mot hot oog
op 't solide materiaal zyner bouw- en
beeldhouwwerken on enkelo geschrif
ten, die nog leven by do gratie van de
overlevering. Maar de tydgenoot van he
den leert hot anders. Men behoeft niet
eens hocl oud te worden om tot de over
tuiging te komen, dat een gewoon men-
schenleven lang genoeg duurt om eenige
malen do Kunst te zien verouderen on
vorvangen door iets nieuws. Dit is mot
zoo zeer gevolg van een overtuigde wij
ziging in smaak en waardeering by de
menigte als van hetze 11de igocontri-i
sche, dat don man met het ééne mek
droef, dit het rnovisto to vindon. Hot
egocentrische namelyk van den levenden
kunstenaar, die zeer verklaarbaar en
zeer verschoonbaar zijn schepping hef
schoonste en merkwaardigste acht wat er
ooit is geleverd. Zoodra eenige kunste
naars in een „nieuwe" richting parallel
werken, gaan ook weer de oordeelv ellin*
geil parallel werken on ontstaat csn ge-,
wyzigdo openbare mooning.
Eu zoo ie hot de vorm die verandert,
't la een quaostie van het talent e.. het
genie of het geschapene voldoet aan het
beginsel van schoonheid, de knust die lan
ger duurt dan hot leven. Waar die schoon
heid wordt herkend, ontstaat het eigon-
iyke kunstgenot, vrij van egocentrische
invloeden.
H. J. BT1JATEME1JEB.
Staasmsuws
OPWEKKENDE KLANKEN OMTRElrf
DEN VOLKENBOND.
Men sohryft ons:
Daar zoo menigmaal ai wat mot paci
fisme in verband staat in mineurtoon
werd vernomen, deed hot zoo weldadig
aan, op de jaarvergadering van V. c. V.
dezer dagen, door Prof. v. Bvsiuga in een
korte, zakelijke uiteenzetting met gloed
volle overtuiging op den inerkwaardigen
vooruitgang van het prestige van den
Volkenbond te hooren wijzen.
Dazo derde reünie wan don Volkenbond
vertoonde inderdaad alle keutcckenen
•an een gezonden en krachtige» groei,
n tegenstelling met de vorige, waar ec
er eemgen achteruitgang vic! waar
nemen en waar men, evenals den eersten
keer, ietwat angstvallig om io vraag
stukken heen draaide.
Meer en meer krijgen nu echter doza
wekenlange bijeenkomsten liet karakter
internationaal parlementair toe
zicht, oen soort klachtenbureau, waar elk
iany zich met klimmend vertrouwen too
wendt, wetende dat onpartijdige, belaa-
gelooze, hulp cu raad zal worden ver
leend. Zooals Loudon het in zyn rede van
8 Sopt, onomwonden verklaarde: de wc#
reld wsnsdht nu daden te zien.
Weina, die (laden zyn er en verme
nigvuldigen zich.
Getuige o.m. hot verrassende resultaat
ui hot pleidooi van Mgr. Cèpe die do
misères van Oostenrijk voor den Volken
bond blootlegde en waaruit krachtig»
steun voortsproot, terwijl het onderwerp
n.b. niet eens op de agenda waa geplaatst.
Een resultaat dat ontegenzeggelijk voor
hot grootste gedeelte tc danken was aaa
de schitterende en taktvolle voorbereiding
het Secretariaat, Oostenrijk stars nu
onder finaneicelo eurateele, doch met be
houd van zyn sottvereinc rechten, een voo:
alle partijen merkwaardig bevredigende
oplossing.
DLt jaar ook geen ge intrigeer meer om
don zotol van den Volkenbond van uit
Gsaève naar elders te verplaatsenGo-
nèvo bood mot vorstelijke mildheid ©ea
flink gebouw in wondere-,hoone omgeving
aan nis blijvend middelpunt, hetgeen
dankbaar werd aanvnard. Het is alsof
meer on meor de hooge Geneefschc geest
zyn aantrekkingskracht doet gevoelen,
zelfs in kringen die zich eerst afzijdig
hielden. Talrijke bekende AonorLkaanscho
figuren woonden privé de vergaderingen
by. Zelfs uitte Poincaré kort geleden ia
,,Le Jonrnal" de merkwaardigo gedachte
dat ook de economische en financieel»
kwesties, die eerst tot de uitsluitende
competentie van den Opperston Raad be
hoorden, oveneens door den Volkonbond
moeeten worden ter hand genomen.
Ja, inderdaad, l'idée murchoen hot
keurcorps van 140 a 150 mannen cn vrou-
bijkans altijd dezelfden welk»
door oen dertigtal landen telkonjare weer
Genève worden afgevaardigd cn die
elkander steeds meer leeren kennen en
waardceren, beginnen een machtige fac-
r voor den vrede te beteckcnen.
De agenda wordt soberder gehouden
dan voorheen. Maar een frissohe durf, een
blijmoedig vertrouwen in de zich verrui
mende sfeer van actie welke zich allengs
voor hun bemoeiingen ontplooit spreekt
uit de velo en belangrijke vraagstukken
welke spontaan door li"n wordc-i aangf»
pakt en behandeld.
Nederland in het byzomler mag mei
eugdo terugzien op hot klimmend, ver
trouwen d«t ons van allo zijden in dezo
drie afgeloopen jaren op internationaal
■n pacifistisch gebied te beurt is geval-»
Ion. Welk resultaat niet alioen te dan-
aan de ryke schaar van mannea
n botoekeuis die er hun
volle gaven van hoofd en hart aan wijd«B
maar dank zij 't feit, dat ook onze go-
hoole diplomatie door dezen geest wordt
bezield: men denkc slechts aun Karnc-
beek en Loudon.
n aan het feit, dat Nederland werd
erkoren voor het Internationale Hof
Justitie en onze Loder daarvan ala
voorzitter werd benoemd. Drie jaren ge
leden viel aan zoo ioi6 niet te deuken.
Binnen enkele maanden hopen wy ook
u Haarlem, evenals in velo andere ste
den, hot voorrecht te genieten, prof. van
ILuncl tijdens een korte tournee in ons
land een voordracht tc hooren houden
de beteekenis van den Volkenbond.
Moge het bovenstaande er toe bijdragen
de belangstelling daarvoor op te
wekken.
groeide lieel bovenaiui, «leed liij een
btiip achteruit en l iep plotseling:
,,Saeré bleul"
„Nee maar, sergesuUl" riep juf
frouw Agatha eu ze sloeg de handen
in elkaar eu gaf een klein gilletje.
„Je laat me heuscli schrikken met al
je vreemde woorden! Wat scheelt
eten man toch hier zijn geen Fran-
eolmn om tegen te vechten spreek
toch Engelse li als 't je blieft, ser
geant".
„Verdikkie!" riep de sergount, nog
steeds starend, uit.
„Sergeant, geen ruwe woorden!"
„Maar juffrouw
„Zwijg, zog ik je. sergeant!"'
„Maar voor den drommel, juffrouw
Agat'na, neem ine neit kwalijk, maar
ik weet zeker kijkt u eens hij
is er weer bij geweest! De drie mooi
ste trossen van den lieelen boom
wog, juffrouw, hcvhinaal weg. Ge
stolen. juffrouw Agatha, tusschen dit
oogenblik en vanmiddag twaalf uur".
„Neen maar, de schurk!"
Ik durf er een eed op te doen dat
die kersen nog geen uur goh ',cn aun
den bovensten tak op den muur liin-
gen!"
„Wie zou het gi-iian hebben?"
„Ik weet bet niet, juffrouw, dus ik
kan het u niet zep-gen. maar deze
laatste week heeft do schurk veertien
trossen van onze allerbeste kersen
weggenomen allemaal van dezen
eenen boom, cu u weet wel, juffrouw
Agaihu, dat dit de lievelingsboom
van ut-u majoor is! En daarom zeg
ik, juflrouw Agatha, wie de schurk
ook ia ik vermoord heui!"
„Foei, foei, sergeant uaar maak
je de zaak mets beter mee".
„Misschien niet. juffrouw, mis
schien niet, maar zoo n hartig woord
je doet een mensch wel eens goed.
O, als ik er aan denk hoe ik voor die
kersen gezorgd heb en er over ge
waakt, juffrouw, dan zou ik
„Niet doen, sergeant!"
,,En ik begrijp niet vervolgde hij
terwijl hij met den steel van zyn ha
mer langs zijn kin wreef, ik begrijp
niet hoe hij net gedaan heeft. Hij
moet wel extra lange armen en bee-
uen hebben om zoo iioog te kunnen
reiken, tenzij hij een stok gebruikt
heeft
„Of een ladder?"' opperde juffrouw
Agatha.
„Met een ladder? Hm. Neen, ik
zie nergens indrukken van een lad
der, juffrouw, on de grond is zacht,
ziet u wel? Maar misschien oen
stok
„Of een ladder aan den anderen
kunt van den muur, sergeant!"
„Nou. juffrouw, ik ire loof dat u ge
lijk heeft!" riep hij uit. „Maar het
huis hiernaast is leeg".
„Was loog"', verbeterde juffrouw
Agatha. „Er woont een of andere def-
tigo dame uit Londen, al meer dan
een maand, niet een huis vol lakeien
eai Knechts en meisjes
„Een maand al, juffrouw? Lakeien
en ïviiealiis, zegt u? Nou, die zullen
liet dan wel gedaan hebben. Ik zal
het aan den majoor i apporleeren!
Dadelijk iapporteeren!" en de ser
geant legde zijn hamer neer.
„En waar is de majoor?"
„Juffrouw" zei de sergeant, ter
wijl hij op een groot koperen horloge
keek „het is precies veertien mi
nuten over drieen en dus zit hij nu
in zijn Ramilliejaa te schrijven aan
zijn oescbiedenis van den Forten-
bouw in tien dee'.eii".
,,'L Zou jammer zijn om hem wak
ker te maken", zuchtte juffrouw
Agatha.
„Wakker maken?" herhaalde de
sergeant terwijl hij haar aanstaarde,
waarop juffrouw Agatha lachte en
verdween, terwijl hij haar na bleef
kijken tot haar witte mutsje achter
du geschoren iiaag verdwenen was.
Toen zuchtte de sergeant, groep zijn
jas, trok hem aan, trok zijn das
»N lit, maakte rechts omkeert en liep
naar het huis toe.
HOOFDSTUK IL
Wie de kersen had weg-
genonm e n.
Majoor John d'Arcy was hard aan
't werk aan zijn boek dat js te zoggen
bij v. us er aan bezig geweest, waar
verschillende papieren en teekenin-
gen lagen verspreid over de tafel
voor hem) maar op uit oogenblik
leunue hij achterover m zijn luien
stoel, >ie beenen uitgestrekt eu slui
merde heerlijk, toen iiij dat zag stond
de sergeant plotseling stil in de hou
ding en staarde hem aan.
De gropte zwarte pruik van den ma
joor lijng aan don stoel en zijn kort
gc-kiupte hoofd, dat bij de slapen al
grijs l>egon te worden, was voorover
gevallen op zijn borat, hij snurkte af
en toe zachtjes. De majoor was een
en veertig, maar zooals hij uaar zat
te slapen zag hjj er uit ais dertig,
doch öls hij met een erns.tig geziout
liep te ijsbeeren in zijn oude dienst-
jas oen beetje trekkend met bet
oene been, tengevolge van een oude
wond, en met gefronste wenkbrou-
wen dan zag iiij er minstens uit of
bij vijftig was.
Hij bleef doorslapen en de sergeant
bleef staren, tot de majoor, na een
beetje luider gesnurk, de oogen open
de, en dadelijk rechtop ging zitten.
De sergeant salueerde.
„Zoo Z.eb!" liep de majoor lichte
lijk verbaasd uit. „Ben jij het, ser
geant Zeb?"
,,'t Is over de kersen, maioor
„Keraen?" geeuwde de maioor, „de
kersen groeien jjraohtig, dank zij iou
onuitputtelijke zorg» sergeant en van
alle vruchten eet ik het liefste ker-
„Weer orie trossen verdwenen, ma
joor, gestolen, majoor, vanmiddag
door miudel v&n een laduer aan Jen
anderen kant van oen tuinmuur.
Waarschijnlijk zyn de kersen voor
noemd weggenomen door onbeKc> - -
personen, me kort geleden uit Lon
den zijn gekomen nog geen uux ge
leden moet het gebeurd zijn, majoor,
en do dief kan dus nog niet ver weg
zijn".
„Zoo. zoo. daar moeten we eens
naar kijken", zei de majoor, terwijl
lnj opstond. „Laten we onmiddellijk
gaan kijken, sergeant".
„FruiK, majoor", zei de sergeant,
terwijl hij dit voorwerp van den stoei
nam.
„Ja, ja", zei de majoor, terwijl hij
de pruik aannam en eenigszins scheef
opzette. „Voorwaarts, seigent!"
„Stok, majoor!" zei ue sergeant,
terwijl hij liem een dikken stok toe
stak.
„Ja!" glimlachto de majoor en
zwaaide er even moe. „Die kan me
nog te pas komen".
Dit zeggende ging de majoor op
weg en hield den etok m de hand als
of het een degen was, hij liep langs
het terras en de trap af bij twee
treden tegelijk en toen met groote
passen over het mooie grasveld, een
beolje hinkend tengevolge van zijn
oude wonden. De padden van zijl
oude RamiUiesjas wapperden achter
hem aan. Bij den boogaard gekomen
liep hij dadelijk naar een bepaaldeD
hoek toe eu bleef staan voor den lood
steenen muur waar de bewuste ker
senboom stond.
„Majoor z«i de sergeant met ver
ontwaardigde stem „u zult wel
zien dat alle kersen van den boven»
sten tak geijomen zijn de eenige
die nog rijp was".
„Wel, hier en ginderl" riep de ma
joor uit.
„En" vervolgde sergeant „du
tak is nog gebroken ook".
„Welde majoor zweeg plotsa.
ling deed zijn mond stijf dioht,
zotte grou te oogen op en keek ver*
Laasd naar twee andere oogen die
aan den anderen kant van den muur
te voorschijn waren gekomen een
paar oogen dat kalm naar hem keek
oogen met donkere wenkbrauwen:
blauwe oogen met lange zwarte wim
pers, hij zag ook een neus, niet recht
on niet krom con roode mond met'
mooie volle lippen en een ronde kin,
met een kuiltje er in, en een ver
schoten zonnehoed waaronder een
lok glanzend zwart haar te voorschij*
kwam.
(Wordt vervolgd).