Binnenland
a! zco flink mee, dat je net éoa «rraien
Babriekerlja lijkt.
BLONDKOPJE. Je raadsels rjja
?ecil.
ZiiEROOVBB. Eau reuze-prachtig
jchip was dat.
MATROOS. Je hebt gelijk. Strak*
1» de verrassing rooveei t« grooter. Ik
denk, dat do tentoonstelling veel grooter
wordt, want er rjjn dit jaar zoo'nmassa
nieuwelingen b\j gekomen. Do raadsels en
briefjes balveer ik wel eens, omdat de
Rubriek toch tweemaal verschijnt. Ik zon
hot leuk vindeu, als je er weer zoo'n
aardig versje bijdoedt.
SNEEUWKLOKJE. 'k Zal dezer da-
geu aan de verschillende ziekenhuizen
vragen, hoeveel kinderen er mogen ko
men, als Sint-Nieolaas uitdeel ing hondt.
Dan vertel ik dat wel weer op het feest.
Is bet jurkje mooi nitgevalient Je bent
maar dapper aan den arbeid geweest. Op
3!o uitvoering van 27 November kan ik
onmogelijk komen. Dan rit ik in de ergste
drukto.
RUTOBB JAN SOHHOfELPEN-
N1NOK. Ik wensch je veol plezier in
den Helder. Heb je vrij van schoolt Wel
Jjjn hè, zoo met moeder samen uit. Zooals
je ziet. heb ik je naam al veranderd.
OEMS mag zijn schuilnaam houden.
ERKERTJE. Ik kan wel merken, dat
Urk wat achteraf ligt. Wo werken niet
roor de Russische kinderen, maar voor
allo zieke kindereu in de Haarlemsehe
ziekenhuizen. Misschien heb ik je nu al
gesproken en bon je voldoende ingelicht.
Een vriendelijke dame heb ik je poppen-
weusch overgebracht. Je wordt al een
linappe danseres. Knuffel broer maar
eeni van me.
HAXNA. Jo moogt dezen naam hou
den. Natuurlijk mag jo nu ook meedoen
met den wedstrijd.
ALLEEN IN T NESTJE. Din a
heeft een beste secretaresse uitgezocht.
Dat is zeker. Hoe ia het met greotvadert
Zieiig als zoo'n oude man zoo lijdon moet.
't Is op die boerderij een heele dieren
wereld. Echt leuk hoor. Hoe is het met
poos? Al koven water gekomen! Vorderen
muts en das! Ja, als 't klaar is, breng het
me dan maar. Als je zoo graag piano
speelt, zul jo ook wel flinke vorderingen
maken. Hebben jullie gezellig bij mokaar
geslapen! Bertha mag best meedoen. Jul
lie geven haar maar les.
A. J. DE G. Jij mag je schuilnaam
houden.
CROCUS. We zullen eens zien of
Drocusje haar goede voomomens volvoort.
MAKKERTJE. Ook al zoo'n verro
eiiandbewoonster. Lees het briefje van
UrkeTtje maar eens. Ook jouw wensch
heb ik aan die vriendelijke dame overge
bracht. Jullie worden maar professoren
d het raadseloploEsen. Leuk, dat we nu
eens kennis hebben gemaakt.
MALLEBOON en STERRETJE. Het
raadsel was goed. Zoo'n nummertje kan
wel eens verkeerd gezet zijn, Als do rest
goed is, komt do zaak toch wel in orde.
BLEEKNEUS. 't Is hoelemnnl niet
erg, als je eens een weekje overslaat. Je
wordt anders eon vluggertje met oplossen
HEIDEBLOEMPJE. Hoe gaat het
•r nu mee! Heidebloempjes houden meer
van zon. Dat kan wel leuk worden zoo'n
gebreid stelletje. Komen de sokjes nog af!
ZWALUW. Komt hot leidsel nog
klaar! Je raadsel is goed.
DE SCHIPPERIN. Jjj hebt ook veel
moois bij elkaar gebracht. Ik ben er heel
erg nieuwsgierig naar. Leok, dat je To
ook uog bedeeld hebt. Paste het doosje!
KEES DE MOPPERAAR. Je post
zegel-album raakt zeker aardig voL Ik
hoop, dat je de dubbele geruild krijgt.
Hoe is het met je spel! De drukkerij
gaat zeker niet altijd even vlot. Als er
's avonds een orkaan komt opzetten,
weet ik nu uit welken hoek de wind
waait. Zeker mag je nichtje een pop aan-
kloodon. Wat graag zelfs.
ZAANDAMMERTJE. Het doet me
genoegen, dat het boek naar jo zin is.
Leuk, dat die kleine broer zich ook al
oefent. Dat meisje, dat jou zou goed
geholpen heeft, moet ook maar aan de
Rubriek komen. Wat maak je een mooie
dingen voor onzen wedstrijd.
LENTEBODE. Heeft Neerlandia
»eu goeden verjaardag gehad! Je maakt
maar flinke vorderingen op de Huis
houdschool. Ga je eon avond in do weck
naar Gym.! Dat is goed om de ledema
ten weer lenig te maken.
VERGEET MIJ NIETJE. Heb je
het boek al uit! En is het naar je zin!
Wat waren jullie wel blij, toen moeder
weer thuis was. Ze had natuurlijk heel
veel te vertellen. Nu gaat de heele fami
lie jo prijs zeker lezen.
BLOEMEN VRIENDINNETJE. Voor
zoo 'n kleino meid, die pas in de 3de
klas zit, schrijf je maar wat knap. Wat
2ullen er van jou ook aardige dingen op
do Tentoonstelling komen.
1IEEDEPR1NSESJE. Ik kan allerlei
eoort lapjes gebruiken. Ze zijn voor al
lerlei doeleinden. Dus, als je ze eens bren
gen wilt, dan heel graag.
HENNTE. Er zitten twee leelijke
fouten in jo raadsel, 't Is niet Masrtscn-
muar Maartsche buien en dan niet den
zomc-r maar de zomer, want zomer i;
Onderwerp. Maak je het nog eens over!
B12HANGERTJE. Hoe vond je je
book! En hoeft zus hot ook al gelezen!
Dat geheim van de Sneeuwkoningin is
niet heelemaal echt gebeurd. Je mag op
je wedstrijdwork je eigen naam of jc
schuilnaam zetten. Daar laat ik je vrij ia.
RIBES. Ben je al aan het Baby
truitje begonnen! Je bont een knappe
raadsel-oploater. Stuur de volgende week men op zulke volgelingen geen sfaat gen over elkaar staan. Eerï oogfl&fillK „Eéret wil K 3e aanwezige 'dames
zwijgen beiden en werpen elkaar ver- 'cn heeren vragen, wat zij willen. Ik
dat raadsel maar.
VOLENDAMMEB. Jo kunt je
ding brengen, wanneer je wilt. Jo moogt
ook wachten tot 27 Nov., dan kun jo
het meenemen naar de Tijdingzuui. Als
toch uog een paar dingen bijkomen,
zou ik alles maar tegeljjk bezorgen. Dat
is wel zoo gemakkelijk, vind je niet! Je
raadsels zjjn goed.
TURNSTER. Als je maar duidelijk
schrijft, mag je altijd wel met potlood
schrijven. Zouden allo kinderen niet van
gymnastiek houden! 't Bevalt je zeker
best op Bato. Fijn, dat je wiegje zoo mooi
is uitgevallen. Ik bon zoer verlangend om
de herstelde pop weer te zien. Wat de
bezorging betreft, lees je maar eens, wat
ik aan jo boven-buurman schreef.
KOMIEKE. Bewaar jjj je verras
sing maar. Een prettig geheimpjo moet
je zoolang mogelyk bewaren.
Ik vind het flink, dat zoo'n nieuweling
dadelijk aanpakt.
JANNY K. Je bent van harte wol
kom, maar oen Blondkopjo heb ik aL Dus
je moet een anderen naam bedunken.
JOHANNA K. 't Spijt me, maar ik heb
ook al een Turnster. Dus prakkiseer maar
eens, wat je dan zult nemen.
PRINSES MAJA. Een ander meisje is
even eerder geweest met haar schuilnaam,
dus je moet haar maar helpen zoekeu naar
'n anderen sportieven naam. Als Sneeuw
klokje dit leest, weet ze, dat je 15 jaar
bent Brei nog maar eens extra vlug. Het
zon zoo jammer zijn, als de muts niet af
GOUDSTERRETJE. Hoe is het mot
de vriendschap afgeloopenï Stuur do vol
gende week maar een raadsel.
KORENBLOEM. Vind je het niet
gezellig, als het licht vroeg wordt opge
stoken en allen zich om de tafel scharen.
Dan deert het ons immers niet, of het
buiten slecht weer is!
POESJE. 't Spijt me, dat jo de wol
niet gekregen hebt. Een naaldenboekje
komt ook wel te pas. Wol ja, straks komt
jouw beurt ook voor een prijs.
1NKTVISOH. Wat heb jo nu keurig
geschreven. Hoe gaat het met je paarden-
leidsel! Komen er ook belletjes aan! De
raadsels z\jn zoo gomskkelijk niet, maar
Lnktvisch wordt zoo'n knapperdje.
WILGENROOSJE. Heb je het boek
al uit! Ben je Woensdagmiddag er dade
lijk aan begonnen! Wat blijf je toch een
kleine hummel.
SLAAPMUTSJE mag haar schuilnaam
houden. Jij bent vast een gelukskind.
ANEMOON. Dat is een heel stnk
werk achter den rog. Zaai 17 kan dus
straks bekeken worden. Komen de kinder
tjes en de zuster nn ook in de kleeren!
WITTE MUIS. 'k Had al eens ge
dacht: die witte muis is zeker voor de
ou in haar holletje gekropen. M33r je
bent dus uog bij de werken. Dat huis
werk 'i v.t natuurlijk een groot doel
van je tijd in beslag. Jo hebt op de boot
maar flink uit jo blauwe kijkers gekeken.
Nog wol gefeliciteerd met je verjaardag.
Ze hebbon je geloof ik een heelcn win
kel vol moois gegeven. Maar 't lekkerste
was toch van poes.
MOEDERS BREISTERTJE. 't Spijt
me, dat de wol niet gekomen ia. Kan ik
je soms helpen aan lapjes, kralen of an
sichten!
MIDDENVOOR. Ben je mot de klas
mr het Koloniaal Museum gewooet! Ja,
daar ia heel wat interessants to zien. Ik
denk, dat alle jongens en meisjes wel
eens oen kijkje in do Ziokenhuizcn wilden
nemen. Maar dat gaat natuurlijk niet.
JOBKIE. Nog al een verkouden
snipje! Is de brook nu af! Ik had Woens
dag zooveel briefjes te beantwoorden, dat
ik "het Gelukskind maar stil in haar wieg
je Het ligzen. Ook deze keer komt ze niet
voor 't voetlicht. Wol jammer, dat Mid
denvoor dat molontjo niet na kon ma
ken. Hoe is het nu mot do maagpyn! Ik
wil wol gelooven, dat juffrouw IC. al
haar leerlingen niet moer kent. Dat zijn
er vast honderden geweest.
W. BLOMBERG—ZEEMAN,
v. d. Vinnestraat 21rood.
Haarlem, 11 Nov. 1922.
Het tocht.
Wie wel eens tien winter in een
van de sanatoriums, die men overal
in de Rivièra aantreft, doorgebracht
heeft, zal gemerkt hebben, dat het ge
zelschap, dat in zoo'n groot hoteihos-
pitaaï bijeen is, meestal in partijen
verdeeld is. Het leven hier lijkt
dat op een grooten oceaanatoomer.
Honderden inenschen zijn gedurende
geruimen tijd op elkaar aangewezen.
Ze eten driemaal per dag aan dezelf
de tafel, ze spelen kaart, halma,
schaak on andere spelen met elkaar,
ze moeten moppen uanhooren en toe
juichen, ook al zijn ze vreeeeiijk oud,
met aandachtig gezicht luisteren naar
muziek en zang, ai zijn beide nog zoo
slecht, in één woord, ze moeten doen,
wat de dooraneemensch over bet alge
meen niet graag doet: ze moeten re
kening met eikaars eigenaardigheden
houden.
En dat gaat altijd maar niet zoo
gemakkelijk, want in elk gezelschap
bevinden zich meestal wel een paar
inenschen, die zich absoluut niet kun
nen aanpassen. In zoo'n omgeving
kan maken en dat het minste gering
ste dikwijls voldoende ia, om hou
naar de tegenpartij te doen overloo-
den.
bijvoorbeeld iemand, die zijn
gedwongen vacantia productief wil
maken met letterkundig werk! Juist
ai6 liij zich na zijn dageüjksche wan
deling in zijn kamers opgesloten heeft,
om voor het diner nog rustig een
paar uurtjes te kunnen schrijven,
klinken in de kamer naast hem, de er
barmelijkste tonen op een piano. Zijn
buurman, die hij tot nu een heel
schappelijk man had gevonden, heeft
het plots in zijn hoofd gekregen, den
heelen dag op de piano te tromme
len. Al zijn dringende verzoeken,
tenminste een paar uur voor het di
ner, het ding met rust te laten, hel
pen niets, de virtuo©3 beweert, dat
muziek voor hem medicijn is, en dat
de dokter het hem ter genezing heeft
aanbevolen.
De hotelier, «He er bij gehaald wordt
haalt de schouders op, betreurt het,
dat de heeren niet overeenstemmen,
en belooft, dat hij alle moeite zal doen
de zaak naar beider genoegen te re
gelen, en daarbij blijft het. De heeren
praten in drie dagen niet met elkaar.
Daar krijgt de kleine barones, die
over hen woont, het plots in haar
hoofd, 's middags haar gasten in de
gelegenheid te stellen een dansje te
maken. Spoedig versoenen do beide
vijanden zich met elkaar, om stelling
tegen deze dwaasheid te nemen. De-
keer versohijnen ae vereend in
bet bureau van den hotelier. Deze is
weer zeer hoffelijk, betreurt weeir,
haalt weer de schouders op, en be
looft al het mogelijke te doen, om
die dansparlijeu te doen ophouden,
"n weer blijft het daarbij.
Twee dagen later ontvangt de mu
sicus een uimoodigïng van de baro-
haar danspartijen met zijn mu
ziek op te luisteren. Hij vindt de
klein© barones verrukkelijk, en keert
zich weer van zijn nieuw-verworveu
vriend af, omdat deze iets ten nadee-
le der dansiuetige dame zegt. Ze wor
den volslagen vijanden.
Zoo doen zich allerlei oneenigheden
voor, maar alles zinkt in het niet bij
dien eenen grooten strijd, die eiken
winter opnieuw weer gestreden wordt,
namelijk die over de ventilatie. Het
geldt hier de groote vraag; zullen de
ramen in de gemeenschappelijke za
len van het hotel dan heelen winter
hermetisch gesloten blijven of zulien
zij open staan om de frissche meest
al milde lucht vrij binnen te laten l
Die strijd duurt den heelen winter
door. Aan beide kanten bevindt zich
een aanvoerder, die vast besloten ia,
zijn standpunt tot in liet uiterste te
verdedigen. „Frissche ludht!" „El
lendige tocht!" zijn de krijgskreten.
Er zijn er wel, die vinden, dat liet al
of niet open staan der vensters afhan
kelijk gesteld moet worden van hot
weer, maar zij worden niet eens ge
hoord. „De ramen moeten steeds ge
sloten zijn, ze moesten eigenlijk vast
gespijkerd worden!" verkondigt het
hoofd der eene partij, een driftige
oude dame.
„De ramen moeten dag en nacht
open staan, verklaart de aanvoerder
der tegenpartij, een oudachtig heer
tje, dat alle boeken over natuurge
neeswijze uit zijn hoofd kent
De oude dame lijdt hevig aan rheu-
matiek en verwacht aile huil van goed
gesloten deuren en vensters Ze hoort
nog tot de oude school en houdt de
nachtlucht voor schadelijk en vergil-
tig Ze wil desnoods haur nachtrust
er voor opofferen om te zorgen, dat
die vijand niet stiekum binnensluipt.
De tegenpartij ziet er u i gezoni <sn
blozend uit, dat ieder zicli verwon
dert, wat hij eigenlijk in het saust -
rium doet. Hij verveelt ieder, die Zich
in zijn nabijheid waagt met lange
verhandel ing.-u over natuurgeneeswij
ze en hygiene, over koolstof en zuur
stof, hij schijnt het ais zijn plicht te
beschouwen over de gezondheid van
de geheele meuschheid te waken.
Beide partijen hebben een grooten
aanhang, de kleurlooze middenstof
telt niet inee. Elke partij put zich
uit in listigheidjes om de
venslaan.
Up een avond zit de driftige oude
dame in de salon met een van haar
genrouwste aanhangsters een partij
dominé te spelen PiCtseiing gooit ze
een steen, waarover ze lang had zit
ten peinzen, neer, en springt met een
kreet van schrik op. „Het tocht
hierZe 6nelt naar het raam, doet
het gordijn op zij en tot haar ontzet
ting ziet ze, dat hel raam open staat!
De vijand heeft gezegevierd!
Ze had alles zoo veilig gedacht, toen
ze ging spelen, en nu die ver
derfelijke nachtlucht was op geen twee
meter afstand van haar de kamer
binnengedrongen en mét haar
koudheid, influenza, rheumatiek, en-
zoovoort. Op het oogenblik der groot
ste opgewondenheid treedt juist de
ineuschlievende natuurprofeet bin
nen, en laat. xijn gewoonte getiou'
de deux wagenwijd open. Dat belooft
een spannende scène te worden! Men
laat aaart- en schaakspel rusten, voi
naar de twee!
nietigende blikken toe, dan doet de
dame een stap in zijn richting en
zegt met heeeche stem:
,Zou ik u mogen verzoeken, mijn
heer, die verschrikkelijke deur te slui
ten i Ik heb het u al meermalen ver
zocht, maar n schijnt het steeds weer
i veroeten".
„Vergeten!! hooggeachte mevrouw!
Vergeten'! Maar, pardon, ik deed het
met opzet". Hij keek de zaai eens
rond. „Er zijn liier ongeveer i
veertig, vijftig meusehen, die met
kaar in combinatie met liet vuur en
het licht ail hun beet doen om de lucht
hie- in deze zaal te bederven. Bij het
kaartspelen en schaken winden de
spelers zich op; een vermeerderde toe
voer van zuurstof is dan hoog noodig.
Een frissche luchtstroom zal hier dus
hcuscli geen kwaad doen".
„Hoe minder u van zuurstof en
luchtstroom spreek, hoe heter het ie.
H weet misschien niet, dat den heelen
avond hier een raam heeft open ge
staan 1"
Een triomfeereaid lachje glijdt over
het gezicht van den menschenvriend.
De oude dame ziet het, en haar gp
Da Bsgrooting van AFbetd-
dutd w icc einde „Lk wi' u er niet dus glansrijk gewonnen. Of de zege
van beschuldigen", zei ze zoo luid,laan haar zijde zal blijven, durven we
dat ieder in de zaal het hooren moet,
„dat u op stinhsche manier 't venster
open hebt gedaan en er listiglijk het
gordijn voor dicht hebt getrokken,
hoewei u na het eten het eerst hier ge
weest bent. Ik wil liever aannemen,
daf u uit onnadenkendheid de nacht
lucht vrijen toegang hebt gegeven en
niet aan de arme jiatienten gel acht
hebt, die nu zeker doodziek zullen
worden."
Haai- tegenstander lacht nu luid.
Hij is zoozeer overtuigd van het juis
te van zijn geluk en gezondheid aan
brengende theorien, dat hij zich niet
boos laat maken. „Die arme patien-
zegt hij, „als ik werkelijk het
a open heb gelaten, hetgeen best
mogelijk is, dan kunnen die arme
latiënten mij niet anders dan dank-
>aar zijn, dat ik de met vergiftige
gassen bezwangerde atmosfeer voor
hen gezuiverd heb. En dan, geachte
mevrouw, ging hij allerbeminnelijkst
voort, „waarom komen wij hier dan
eigenlijk naar het milde zuiden!"
„De moesten voor rheumatiek en
dergelijke kwalen, en daarvoor is
vochtigheid en nachtlucht je reinste
vergif!"
worden ze heei gauw de partijleider,
daar de zwakkere karakters zich
gemakJielijk iaten beïnvloeden. Hetverwachting kijken
onaangename daarvan is echter, datjhoofdacteurs, die ais kemphanen le-
kan mij niet voorstellen, dat beschaaf
de mensdien uit onzen verlichten tijd
vrijwillig in zulk een atmosfeer wil
len leven". Vol verwachting kijkt hij
de aanwezenden aan, maar merk
waardig, niemand omnoet zijn blik,
ze zfjn plotseling allen druk bezig, de
een met zijn krant, de ander met het
vuur, een derde met de kaarten! O,
die laffe inenschenHad hij het hun
ieder apart gevraagd, dan zou zeker
zeven achtste hem gelijk geven, maar
nu, zoo in het openhaar!" Hij doet
nog een laatste poging. „Degene, die
de deur open wenscht to houden, ver
zoek ik den vinger op te steken".
Geen vinger gaat de lucht
„Nu!" roept de oude dame triom-
feerend. „Bent u nu overtuigd!"
„Ja, ik lieb nu ondervonden, dat
Schiller gelijk had, toen hij zei: „Te
gen de domheid kampen zelfs de Go
den vergeefs!'" En met een diepe bui
ging en een grimmig gezicht, gaat
hij de zaal uit en trekt de deur zoo
hard achter zich dicht, dat de ramen
van rinkelen. Het geheele gezel
schap heeft hij nu beleedigd door
zijn gezegde, zijn tegenstandster heeft
„Maar m'n lieve mevrouwtje",
antwoordt de go^ondheidsapostel „wij
komen toch hier om de heerlijke lucht
van het zuiden te genieten, hoe meer,
hoe liever; we komen
„Met groote kosten en op raad van
ïzen dokter", viel hem het li ave me
vrouwtje in de rede, „om de heilza
me werking van do warmte voor ons
arm lichaam te zoeken en niet om ons
bloot te Glellen aan den gevaarlijken
tocht en de nachtlucht. Vraag het
maar aan den sanatoriumdokter
„Die zit in de rookkamer met twee
open ramen en zonder vuur", lachte
de natuurprofeet.
„Prucht.gtk za niet trachten hem
verhinderen zelfmoord te plegen,
als hij dat wenscht 1 Maar u, mijn
waarde hoer, u moest men veroordee-
lcn. d© doktersrekeningen voor ons
alien te betalen, die
„Als u naar mijn systeem leefde,
mevrouw, dan kon u zich alle dok
tersrekeningen besparen. Als u maar
eerel de voortreffelijke macht
lichi en water kende, dan zoudt u
mij niet verhinderen
„En toch zou ik u verhinderen",
schreeuwt dl8 opgewonden dame,
„toch zou ik u verhinderen, on« allen
te vermoorden. Eik uur van don dag
en van den nacht vindt reen uier open
.ramen Gisteren stond er zoowaar
op den gang, waar mijn kamer in uit
komt een raam open, om middernacht
om middernacht, mijnheer!
Maar ik heb met den hotelier gespro
ken en hij heeft mij verzekerd, dat
het welzijn van allen, niet aan de
waanzinnig© ideeën van een enkeling
zou opgeofferd worden!"
„De hotelier 11' hoont de weldoener
der nienschbeid. „O ja, bij hem zult
u wel steun vinden. De opvattingen
van de zindelijke bewoners wat rein
heid betreft, kennen we".
„Reinheid!"
„Ja zeker! Reine, goede, frissche
lucht een allereerste tevonseisch bij
dag en bij nacht, bij droog of vochtig
weer!"
„Bij vochtig weer? Het is onge
hoord
„Ongehoord, mevrouwtje? Uw stik-
stófsyèteem is ongehoord?"
„Rheumatiek, verkoudheid
„Bedorven bloed, zwakke zenuw-
tjes
„Verbeelding!"
„Domheid!'
Bij deae beleediging eta.it het ver
stand dor oude dame stil. Ze is spra
keloos van verbazing. Alle aanwezi
gen zijn vol spanning, hoe dut verder
af zal loopen, maar niemand zegt een
woord.
Eindelijk komt het van haar lippen:
„lk vraag u nu voor de laatste maal,
mijnheer, wilt u dö deur sluiten
iniet V'
DE MINISTER IS TECEN EEN
OPHEFFING OER AFDEELINC
ARBEID AAN ZIJN DEPARTE
MENT.
AMBTENAREN VAN DE RIJKS
VERZEKERINGSBANK NAAR DE
RADEN VAN ARBEID.
Aan de Memorie van Antwoord op
het afdelingsverslag der Tweede Ka
mer ontleenen wij in aansluiting op
de mededeeliaieeui. reeds gedaan in
ons voris nummer, het vo.'ceude
Tegen het denkbeeld, om de af-
deeling Arbeid oo te haffen, rijzen
bij den minister vooralsnog overwe
vendte bezwaren, terwijl anderzijds de
te#e.nwoordieen toestand niet die ge
breken vertoont, welke sommige le
den hebben gemeend te kunnen oon
stateeren.
F>e vrees, dat door de ambtenaren
der afdoeling veel werk wordt gedaan
dat ook reeds door de arbeidinspectic
is verricht, is ongegrond- De arbeids
inspectie verschaft den Minister van
Arbeid technische voorliohting. de
afdeel mg arbeid juridische en admi
nistratieve.
Ook bij de uitvoering der wet kan
het iuridïiioh element der wet niet
ontbeerd worden. Aan dc arbeidsin
spectie zijn vele bevoegdheden toege
kend. die van verstrekkenden in
vloed zijn op onzo nijverheid. De be
voegdheden worden getemperd door
het beroepsrecht. dat belanghebben
den oi. den minister hebben en door
het recht, dat de Minister hoeft, aan
de arbeidsinspectie wenken te geven
met betrekking tot de wijze van wets
toepassing. Doch om die taak te kun
nen uitoefenen moet de minister 1»
schikken ovar juridische krachten,
die naar het den minister wil voor
komen. Tan de arbeidsinspectie onaf
hankelijk moeten zijn.
Is dc Minister daarom van oordeel
Jat samensmelting van de afdeeliog
Arbeid met de arbeidsinspectie niet
rewonscht is, voor een dergelijke oom-
binatie bestaat voorts ook daarom
minder reden, omdat eon niet onbe
langrijk deel van de werkzaamheden
dar afdeel ing met de taak dier arbeids
inspectie weinig of niets uitstaande
heeft.
De taak van den referendaris is bui
engewonen dienst houdt niet in het
bijzonder verband met die van de af
deel ing Arbeid en zou dus niet wor
den beïnvloed door een eamensme!
ting van die afdeeüne met de arbeids
inspectie.
Wat dien dienst der werkloosheids
verzekering en arbeidsbemiddeling
et re ft. wordt in het Verslag over het
hoofd gecaen, dat die dienst welke
werkwijze zonder nadere gronden
wordt gecritiseerd zoowel bruten-
dienst aJs denarteuientsarbeid ver
rioht. Inderdaad dus een tweeslaoh-
tisen toestand, die bij andere nfdëc-
in gen niet voorkomt.
Ii-ihter kan d"at er niot toe leiden,
dat de geheele dienst (inclusief het
deel. d'at den buitendienst verzorg !n
de departementale organisatie v«-.n nf-
deelingen zou moeien worden onder
gobc-nchi, maar aiieen. dat dit het ge
val zou zijn met het gedeelte, dat dc
parteroeruswerk verricht. M.a.w. men
zou den diens* in tweeën kunnen
splitsen en oen deel, het kleinste deol.
naar het Departement kunnen over
brengen.
Of d™t zou moeten zijn bij de afdee-
ling Arbeid, bij de afdeeling Arboids-
vorzekering. of als afzonderlijke uf
doding laat de minister nog in het
midden. Maar een scheiding, als bo
venbedoeld. zou inderdaad logisch
zeer wel te verdedigen zijn. Zij heeft
dan ook meer dan e -ns de aandacht
i -.an den minister geha*L Hij ia tot
haar invoering echter nog niet ovcc-
gajraan, omdat de practische nood
zakelijkheid niet sterk werd gevoeld
eu saheidtng zoo licht tot. althans aar.
vankoliike, vermeerdering van perso
neel. en dus van koeten zal leiden.
De minister heeft nimmer beweerd,
dut de be-.'.uiniglnft welke hij ver-
wacht van het over berengen van oen
deel der werkzaamheden van de
RiikpverMkerineabauk naar ce Ra
den van Arbeid, voornamelijk zal
worden verkregen door vermindering
van werkzaamheden. Het ligt inder
daad in de hsdoelin#. dat be hu Ivo de
agenten en de controleurs der Ilijka-
v'orzekernigbbank een 150 adimmi&tra
tieve ambtenaren dier instelling naar
die Raden van Aj'boid zullen over
gaan.
Aan de overgeplaatste ambtenaren
•al een positie woiden verrehaft. zoo-
eel moeedik in overeenstemming
met dae. welke zij thans bekleeden.
De voor overplaatsing in aanmerking
komende ambtenaren, wier werk
zaamheden als gevolg van de decen
tralisatie overbodig wor' zullen
vallen onder art. 1 van het Konink
lijk besluit van 3 Augustus 1922, tot
regeling van de toekenning van
wachtgeld aan burgerlijke Rijksamb
tenaren. zoodat bij weigering om een
j.- -trekking bij de Raden van Arbeid
Ie aanvaarden, de regeling van art. 7
van dat Koninklijk Besluit op hen
van toepassing zal worden.
DE BRAND VAN SMYRNA.
De heer Wijdekop. gezagvoerder
wan de „Deueaüon" der K. N. S. M.
heeft het Hbld. noe enkele bijzonder
heden verteld over zijn ervaringen te
Smyrna.
De kade \an Smyrna is maar smal,
niet breeder dan het Rokin. De hui
zen staan dus betrekkelijk dicht aan
de zee. lm den nacht van den brand
waren de huizen één geweldige lam
menzee en langs de kade, düc een paar
mijlen lung is, stonden tienduizen
den. die geen kans zagen te vluchten.
Zij stomden tusssben de vuunn&it-i eu
de zee. Links en rechts dreigden de
Turksche soidaten. De hitte moet er
ontzettend zijn geweest. Velen vielen
in zwijm, taüwzen rolden in zoo cn
verdronken.
.Wie hebben, naar uw meun ing,
deu brand gesticht?" vroegen wij den
kapitein
Hij antvvoordide, dat Zaterdag do
Turken in de stad kwamen en alle
Grieken hebben verdreven, zoodat
het toch wel zeer onwaarschijnlijk is,
dat- Grieken Woensdag het vuux heb
ben aangestoken. Bovendien, al zou
den er al Grieken zijn achtergeble
ven. dan zouden de lurken hen im
mers geen gelegenheid hebben gelaten
zoo met overleg te werken.
Wij zagen .zeide de kapitein, dat
rond de huizen hoopjes brandstof,
w elke op een paar meter afstand van
elkaar legen, werden aangestoken
met fakkels. De paarden ©tonden
kalm in de buurt te wachten.
Dat de brand echter met voorken-
is van de Turksche legorautoritei
n zou zijn gesticht, ic niet heef
aarscnimhik. omdat ook mooie hul
zen .welke waren gerequireerd ten
behoeve van Turksche officieren, teu
offer vielen. Aan blusschen werd niet
gedacht. Alleen in de Italiaansohe
school, die op een oogenblik in den
dichten rook waa gehuld, schijnen
de bhsSotuniddelcn in actie te zijn ge-
bracht, althans dit gebouw stond, na
den brand, vrijwel ongeschonden tus-
ichen dc puinhopen-
Een teekenend :iaaitje voor den
angst, welke nog al.erweee lieorsehte
is nog dit. Het ..Theatre de Smyrna"
was betrokken door het Amerlkaau-
sche consulaat. Toen de bramdetioh-
ters daar kwamen ging de wacht op
de vlucht. De „Star and Stripes" ver
brandden en ziin niet gewroken.
De Turken traden zeer aanmati
gend ou. alsof zii niet slechts de
Grieken, maar het geheele Christen
dom hadden verslagen. Zii stoorden
zich niet aan de oorlogsschepen en
voeren langs de kade m kleine boot
jes. Vluchtelingen. in vletjes of
zwemmend, werdien, ais zij ni.et da
deliik aan een sommatie gehoor ga
ven. neergeeohoten.
Tijdens den bixund waa er in de
Turksche wijk feeet. vrooliik waren
de huizen geïllumineerd
Voor de Hollanders op de „Deuca
lion" was het een marteling deze el
lende aan te zien. zonder afdoende
te kunnen helpen. De koopvaarder
lag alleen, zonder huip van dc Ma
rine. Eerst stonden de Nederland era
onder BngeLache m'olectie, maar deze
werd Zondag vóór dien brand opeens
opgeheven, zonder dat die kapitein
daar iets van wist. De Trinidad",
die bij de „Deucalion" lag. voer plot
seling weg.
Gelukkig. zeiG-o „ezag1. o, ruer,
isteu de 'lurken ik cl. dat wij onbe
schermd waren. Anders waren zij al
licht aan boord gekomen om tu kij
ken cf daar ook Grieken waren. De
Turken afweren zou natuurlijk met
mogelijk zijn geweest. Maar zoo ge
makkelijk waren zii toch niet aan
boord gekomen, vervolgde de kapi
tein. zii zoü-ien nog wei even zijn on
der gedompeld.
Matrozen van de ..Deucalion' heb
ben gezien dat een Turk een Griek
„Heeren", zei hij. „na de hm! Na
de schitterende gedichten die we ge
hoord hebben ik doel In het bijzon
der op Sir Jasper's zielvolle strophen
en op op
„Alton's dappere vlooï" opperde
Alvaston, waarop er weer geluclidi
werd cn „Stilte!" geroepen.
„F.n oj> Marchdale's lyrische poë
zie". vervolgde Sir Benjamin „voel
lk me niet weinig verlegen nu ik uw
aandacht moet vragen voor mijn
eigen hm! Ik zeg mijn eigen zwakke
poging en ik doe het dan ook in alle
bescheidenheid^ Het eerste is een klei
nigheid die ik naamvers zou kunnen
noemen en luidt als volgt:
„B ekoorlijke Betty o lioor naar
mijn lied,
E Ik oog Is vol vreugde wanneer
het u ziel.
T oo geef mij een blik in het diepst
uwer ziel
T oe. zeg mij of u mijn gezang
niet beviel!
I k smeek u doe met mii wat '1
hart u gebiedt
E doch, als 't niet gunstig is, doe
het dan niet
„Ja. lieeren". zei hij. terwijl hij
dankbaar boog voor hun applaus.
„Ik ge'oof ook wel (laf het goed is.
Het volgende is e?n serie eenvoudige
Versjes die niet erg diep gaan en ook
met bijzonder ontroerend zijn ze
zijn hm ze zijn wat za
ijn
„Weet je dat zeker, Ben?" vroeg
Alvaston ernstig.
„Ja eeker, ik zal het toch wel we
ten, ik heb ze gemaakt!"
..Laat dan maar eens hooron, dan
zullen we er on» oordeel over uif-
sprekoö. Maar lioor eens Ben, als xe
niet zijn wat ze zijn willen we er
niets van weten al was je tiendui-
end Benjaminncn!"
Sir Benjamin keek verbaasd wreef
langs zijn kin, zuchtte en Iris:
„Venus kwam uit Grieksclio landen
Naar de natte westerstranden
Strooi geluk uit volle honden
Hier in Westerham.
Teed're kudde, «Iele herten
Vergeet uw voedsel en uw smerleu
Spiodt uw oog niet in de verten
Bet van Westerham?
Lammetje dat op 't groene gras
Onschuldig aan het spelen was
Begroet nu juichend en van pas
Bet van Westcrham.
„Gij
..Stil!" riep Alvaston uit. ,iDlo lam-
metics zijn onmogelijk, Beul"
„Maar waarom?"
„Omdat lammetjes niet juichen eu
als ze konden juichen zou hun ge
juich „bali" ziju en omdat het „buh"
was, zou Betty een schaap moeten
ziju, om er iets van te begrijpen, en
aat wil je toch met boweren, Ben?
En de fleech etaat bij
„Een schaap, een schaap?" stot-
teine Sir Benjamin. „Wat bedoel je
toch, voor den drommel?"
„Ik bedoel dat ik er niets voor voel,
om Betty in een sohaap te verande
ren, al is het dan ook maar in jouw
gedichten wat zeggeu jullie er
van?"
Er ontstond een heftig twistge
sprek en ten slotte werden da bezwa
ren van Alvaston overdreven ge
noemd, daarop vervolgde Sir Benja
min, terwijl ziju gezicht rooder zag
dan ooit en zijn pruik een beetje
scheef stond:
„Gij vogels die zoo heerlijk zingt
Gij witte lnmm'ren clio daar springt
't Is Betty op wien ieder klinkt
In 't mooie Weeterhanl!
Tc midden van luid applaus ging
Sir Benjamin zitten on er ontstond
een opgewonden woordenwisseling
over de verdiensten van do auteurs
cn tenslotte werd onder groot tumult
Mnrchdale tot overwinnaar uilgeroe
pen.
En nu verscheep er p.en exoota.
schaal niet punch en werden ©r pij-
pen eu tabak gebracht; het gezel
schap stond op om ai deze heerlijk- j
boden t© verwelkomen.
„Heeren", zei Sir Benjamin, terwijl i
hij deu zilveren bowl-schep vast hield
alsof htt ©en scepter was, „de Muzen j
zijn nu verdwenen, maar in hun I
plaats zien we hier de joviale Bac-
chus met zijn schildknaap (hm) Ta-
bakkos. Heeren, ik stel voor dat we I
glas op glas zullen drinken ©n j
„Wee hem die het eerst zegt: Ge- I
noeg!" mompelde Alvaston.
„Heeren, het is nog vroeg, laat ens j
den tüd in vreugde en vriendschap
met. elkander doorbrengen".
En zoo groeide het lawaai aan en
verminderde toen weer, de t ah aks-
rook steeg naar boven, ei* werd ge-
zongen en verteld en steeds worden
de ulazen gevuld en leeg gedronken j
en toon do majoor zijn vijfden pijp
aan een kaars aanstak, sprak Lord
Cleeve over een barricade van leege j
flesschen met zaciite stem tegen hem:
het bevalt me niets, Jack, het
is geen werk voor een officier en een
man an eer we ziin toch geen veld
wachters er is ons iets ter oore
gekomen over een Jacobiinsclien op-
slandeling hier In de buurtTwee j
van mijn kapiteins ziin er op uit om j
naar hom te zoekeu irme Ke- j
rel
Langzamerhand werd het lawaai
van de stemmen en het gelach min
der; de kaarsou brandden lager en
lager in de kandelaars en door een
blauw rookgordijn zag de majoor Sir
Benjamin in zijn stoel ligcen-, hij had
wijnvlekken zijn mooie jas, zijn
mcoie pruik Mond op éen oor en hij
snurkte zachtjes. Vlak bij hem lag I
Alvaston voorover, over de tafel hern
met zijn gezicht op een bord eveneens j
vast in slaap, terwijl de Kolonel te-
genover hem achterover leunde eu
ïuet een ernstig gezicht naar de bal-
kenzolöering keek. De kaarsen waren
bijna opgebrand, het was vreemd stil
in de kamer en in de herberg en door
het raam echeen al het eerste dag
licht.
..Jack", zei de Kokmei plotseling,
„het is vreemd het is werkelijk
heel vreemd, maar ik vind het hier
zoo leeg!"
De majoor keek eens rond in de
ontreddc-rde kamer en rilde. „Jack,
daar zit iii en hier zit ik en daar
zit Sir Benjamin en daar Lord Al
vaston. Maar do vraae is: waar zijn
do anderen?"
„Nou Georgo, ik geloof eigenlijk
dat ze onder do tafel liggen!"
Hierop deed de kolonel net of hii
zicli wild© bukken en kijken, inaar
hii bedacht zich, stak In plaats daar
van ziin voet uit, raakto iets zachts
aan en knikte ernstig:
„Ja Jack, je hebt gelijk" eu hij
bleef naai- de balken zitten staren,
terwijl het daglicht steeds sterker
werd.
„Tjonge, Jack", vervolgde luj glim
lachend 't is een heelen tijd gele
den, sinds wij samen gefuifd hebben.
De laatste keer die ik me herinner
was in Brabant in De Kolonel
zat op eens rechtop en staarde door
het raam naar buiten, waar in het
schemerige licht een gestalte stond,
die even naar de herberg keek en
toen verdween.
„Goeie genade!" riep de Kolonel
uit, en zijn oogen waren groot van
verbazing. „Jack, zag je dat?"
„Ja, George!"
„Maar Jack we zijn toch niet
dronken dan hebben we een
geest gezien!"
„Van wie, George?"
„De geest van dien ellendeling,
dien sohurk die jij jaren geleden in
Vlaanderen gedood hebt Effing-
haml"
,Ja!" zuchtte de majoor.
(Wordt vervolgd).