UIT DE WERELD
Rubriek voor onze Jeugd
Schijn bedriegt
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 7 APRIL 1923
VAN EEN KLEIN MEISJE EN EEN GROOT MAN.
Op St. Helena in den herft van het jaar 1815. De villa ,,de Eglantie-
ren". De Korsikaansche Wildeman. Een fraaie zangstem. Onschul
dige vreugd. De nieuwe gouver neurde vreugde ten einde.
In den Atlantischen Oceaan op 5
graden 46 minuten 'Westerlengte van
Greenwich en iets minder dan 16 gra
den Zuiderbreedte, ligt bmt-Helena
een eilandje van. ruim 120 vierkante
Kilometer oppervlakte- In 1502 ont
dekt door l'ortugoczcn, kwam het in
het begin der )7o eeuw in het bezit
van onze Oost-Indisehc Compagnie,
vijftig jaar later in dat dor Engel-
sche, welke laatste lie in 3815 ai-
stond aan de ïïngélscho regeering.
Het eilandjo is van yulkanischert ooi-
sprong en bestaat uit een basaltrots,
die op 260 gcographi.chc mijlen
(een gcogr. mijl is één en een derde
uur gaans) afstand van Afrika en
bijna 500 g.m. van Zuid-Amerika uit
zee opstijgt met loodrechte 200 a 300
meter hoogc kusten. Aan de mon
ding van het cenige door verschillen
de bergbeken gevoerde riviertje ligt
de hoofdplaats van het eiland, het
stadje Jamestown, Oostelijk daarvan,
200 Meter hoogcr, het fort St. James
en op een hoogvlakte slechts bereik
baar langs een smal pad met afgron
den aan bcido kanten bevindt zich
Longvvood, eenmaal het ballingsoord
van Napoleon, den wereldveroveraar.
In het jaar 1815 woonde op het ei
land in een aangenaam gelegen villa-
niet ver van Longwood, do familie
Balcombe. De vader een stevige, jo
viale man was betaalmeester in dienst
de.j. Compagnie, oefende tevens het
vak van bankier uit ook we', dat van
handelaar in sehcepsbehoodigdheden
en zelfs van hotelhouder.
Hij had namelijk in den prachtigen
tuin van zijn villa ,,de Eglantieren"
een niet zeer groot maar zeer fijn
ingericht paviljoen laten houwen,
waar hij bij gelegenheid hoofdoffi
cieren van oorlogsschepen die het ei
land aandeden, logeerie.
Behalve James Baicom'oc bestond
het gezin uit diens vrouw en twee
dochters, de eene oud zestien mar,
de tweede veertien. Deze laatste,
Betsy, heeft een voorrecht gehad, dat
zij eerst als volwassene heeft beseft,
het voorrecht namelijk den grooten
balling het verblijf op St. Helena, al
was het maar gedurende zeer korten
tijd. te. veraangenamen.
In den herfst van 1815 was Betsy
een in volkomen vrijheid opgegroeid
kind, ze had een afschuw van leeren,
kende (hoe weet men niet) een w einig
Fransen, speelde verdienstelijk op
de harp, zong goed en danste beval
lig, maar hield bovenal van ravotten
over de grasperken en langs de witte
rozenstruiken van de „Eglantieren".
Op een morgen in de eerste dagen
van October '1815 kondigde liet ka
non van heb fort St. James di aan
komst van eön oorlogsschip aan, en in
den loop van denzelfden dag ontving
Balcombe bezoek van twee officieren
van de Icarus" (zoo 1 eette het
schip). Zij brachten verbijsterend
nieuws uit EuropaNapoleons te
rugkeer uit Elba, de Honderd Da
gen, de slag bij Waterloo, Napoleon
krijgsgevangecne, zijn verbanning
naar St. Helena, dc op handen zijn
de komst van (ie NV.Thuube,'and,
waarop de balling zirh bevond. Het
kwam er nu op aan, deelden rij vor
der mee, op het eiland or hem en
zijn metgezellen, zijn mede-gevange-
ncn, een gemakkelijk te bewaken
huis te vinden.
Groot was dc angst van Betsy, die
met haar gewone vrijpostigheid oij 't
gesprek was tegenwoordig geweest.
Wel kende zij de geschiedenis der
laatste jaren niet (die van vroeger
jaren trouwens evenmin), maar wel
vormde ze zich, evenals in die dagen
meer Engelsche kindei e.., een eigen
aardige voorstelling van Napoleon,
liet was, dacht ze, een reus met één
vlammend oog in het midden van
het voorhoofd, en geweldig lange
tanden. Hij voedde zich bij voor
keur met kleine kinderen, evenals
dc Reus uit 't bekende sprookje. En
dat monster werd op het kleine ei
land losgelatenWaar zou zij zich
bergen
Twee dagen later seinde het kanon
van het fort dc aankomst van de
Northumberland en tot schrik en be
wondering van Betsy ging haar va
der dadelijk naar het schip. Zou va
der ooit levend terugkomen'? vroeg
zij zich af. Grooto 'vreugd, toen hij
werkelijk heelhuids terug was.
Wel, hebt u hem gezien
Neen, maar ik ben wel voorge
steld aan verschillende andere Tui
van het gezelschap.
En hoe zien ze er uit?
Ach, ze lijken nog al niet erg
wild, w ees maar niet bang.
£n wanneer komt hij
Hij komt vanavond aan wal.
Men zal hem hier of daar in de
stad onderbrengen in afwachting <jlat
heb oude huis Longwood in orde ge
bracht en voldoende sterk gemaakt
as.
Dien avond verdrong de gcheele
bevolking van het eiland zich a m de
haven van Jamestown, nooit zou men
gedacht hebben dat er zóóveel men-
■hen woonden op St. Helena. Daar
naderde een sloep, drie mannen
stapten op de kade en schreden snel
voo) t tusschen de in twee rijen opge
stelde soldaten heb waren de Engel
sche admiraal Oockburn, de Fran-
sche maarschalk Bertrand (zoo zei-
de men ten minste) en tusschen bei
den in Napoleon. Zijn gelaatstrekken
kon Betsy niet onderscheiden, wel
zag zij op zijn borst tusschen de
plooien van zijn mantel cc:, ster, schit
terend van diamanten. Allen drongen
naar voren om den grooten balling
te zien, maar Je soldaten maakten
ruim baan en weldra was het drietal
aan de biikken der nieuwsgierigen
onttrokken.
Den volgenden dag hield een troep
ruiters stil op den grooten weg aan
den ingang van de laan der Eglantie
ren na een korte beraadslaging re
den zij de laan op tot voor het huis
en allen stegen af op een nahij
Voor het eerst kon Betsy, hoewol nog
vol angst, hem van nabij aanschou
wen.
Hij droeg een groen kleed met een
ster van briljanten op dc borst, het
zadel en het dekkleed van zijn paard
waren van karmozijnrood fluweel met
goud geborduurd, zijn gitzwart ros
beet met schuimenden bek' op het ge
bit. Nadat oolc hij was afgestegen,
stelde Admiraal Oockburn Mevrouw
Balcombe en de bevende meisjes aan
hem voor en weldra zat het heelo ge
zelschap bijeen op het tqrras van de
villa. Nu kon Betsy hem eerst
goed zien en ,haar angst maakte
plaats voor bewondering. Op latei-
leeftijd, jaren na den dood van Napo
leon, heeft zij dc herinneringen uit
haar meisjesjaren op St. Helena te
bock gesteld, o a. verhaalt zij den
indruk, dien hij bij dat eerste samen
zijn op haar maakte.
„Nooit", zod schrijft zij, „had ik
mij kunnen voorstellen dat. een ge
woon sterveling zoo schoon kon zijn.
Zijn bleek gelaat was indrukwekkend
als het onbeweeglijk stond, maar
ieder oogenblik werd het verhelderd
door een innemenden glimlach, zijn
oogen waren schitterend en doordrin
gend, zijn donkerbruine haren leken
zoo fijn en zacht als die van een kind,
zijn stem klonk als dc liefelijkste mu
ziek.
Dit laatste gold zeker alleen de
spreekstem, want niet de zangstem
was het blijkens hetzelfde verhaal
eenigszins anders gesteld- Napoleon
had den wensch te kennen gegeven
om zoolang Longwood nog niet voor
hem was ingericht, zijn verblijf te
houden in het paviljoen ^ler „Eglan-
tiers-' en oiuniddell jk was aan dien
wensch voldaan.
Nadat hij gedineerd had, kwam hij
den'avond doorbrengen bij de Bal
combes en daar Betsy dc eenige was,
die Franseh sprak, richtte hi.j vooral
het woord tot haar. Jlij vroeg naar
haar muzikale vorderingen, verzocht
haar iets tc spclon en zij nam haar
harp cn speelde een Sehotsch volks
liedje. Het was hoe! goed, vond Na
poleon, voor Engelsche muziek want
dat was wel (le jammerlijkstc. de af
schuwelijkste, die er bestond. En om
het kind een proeve tc geven van bé-
,tere muziek, stond hij op en in bet
vertrek op en ncerloopend, liet hij
een ereks geluiden hooien, een soort
gebrom en geknor, zonder maat en
valsch als de nacht. Na een i:
hield hij op en doelde mee, dat dit
was, Vive Henri TV geheeten cn
een allerliefst Franseh volksliedje
vroeg of ze dat niet liccl wat mooier
vond dan die Engelsche minziek. Maar
Bctsy vond dat het wel v.at wellui
dender kon.
Het i s was gebroken. Weldra ont
stond er tusschen het onbesuisde kind
en den eertijds oppermachtige:! Beer
schot* een kameraadschap, waarvan de
wereldgeschicdcn.s geen tweede voor
beeld kent. De man, wiens overwel
digend genie het nageslacht met be
wondering vervult, maar die nooit
een vroolijke .onbezorgde jeugd ge
kend had, de man die op ecu leeftijd,
waarop de meeste andere jongelui
huil studiën nog nauwelijks voltooid
hadden op de slagvelden over het lot
van Europa had beslist, had nooit
uiting kunnen geven aan zijn echte
jongensnatuur. In zijn ballingsoord,
kwam zijn oorspronkelijk vroolijke na
tuur, boven. Hij schikt zich gewillig
iu dé grillen van zijn speelkameraad,
bedenkt samen met haar echte kwa
jongensstreken. Een keer komt het
tweetal op het idee om Miss Legg, een
vriendinnetje van Betsy, dat, evenals
tot voor korten tijd zijzelf, in Napo
leon een kinderen-verslindenden wil
deman zag, een poets te spelen. Ter
wijl Betsy met haar vriendin in den
tuin loopt te wandelen komt plotse
ling Napoleon te voorschijn- Hij heeft
zijn haren in de war gemaakt, zijn
oogen rollen woest door zijn hoofd, cn
onder het uiten van een vervaarlijk
gebrul springt hij op de meisjes
toe. Het vriendinnetje bestierf het
bijna van schrik, maar Bctsy kon
hij niet bang maken, eenigszins tot
zijn ergernis: hij dacht nog al dat hij
het krijgsgeschreeuw van de kozak
ken zoo natuurlijk had nagebootst.
Maar de tijd, dat zij bang voor hem
was, was voorbij. Als het haar in
den zin komt, stapt zij hel prviljoen
binnen, smijt alle papieren d -r cl-
'aar, neemt- haar speelkameraad mee
om in den tuin te ravotten, vecht
met hem en als hij niet gehoorzaam is
straft ze hem. Een keer laat zij met
opzet wat brandend lak op zijn hand
druipen in haar „Herinneringen"
ermeldt zij het berouwvol. Een an
jer maal terwijl hij haar een prach
tigen degen laat zien. vraagt zij het
wapen wat van naderbij te mogen be
kijken. Nauwelijks heeft ze het in
handen of zij richt de punt op zijn
borst en maakt zulke stootbewegin-
gen dat hij lachend een paar stappen
achteruitgaat, tot het zware wapen
vir uit de hand valt.
Maar een enkele maal is hij aan
de winnende hand. Er was een groote
gebeurtenis op handenBetsy't eerste
bal. Zij laat haar baljapon: aan haar
grooten vriend zien en toen het
pronkstuk genoeg bewonderd is,
wordt het op een canapé gelegd en
men gaat een partijtje Baart- spelen.
Maar Napoleon speelt met opzet
valscb, zij ziet het en weigert den in
zet te betalen. Groote kijfpartij, zij
schelden elkaar uit, en plotseling
springt Napoleon op, maakt zich
meester van de baljurk en snelt naar
zijn paviljoen, waarvan hij do deur
achter zich sluit. Eerst twee dagen
later even vóór het bal, krijgt Betsy
die alle hoop al had opgegeven, het
prachtstuk, op Napoleons last. weer
geheel in orde gemaakt en van ver-
scbe rozen voorzien terug-
Aan dc weinige dagen van onbe
zorgde vreugd zou weldra een eind
komen. Longwood was met grooteu
spoed bewoonbaar gemaakt en dc
balling werd naar zijn laatste woon
plaats overgebracht, Slechts een en
kele maal kon hij zijn kleine kame
raad te zien krijgen. Ook hieraan
kwam een einde, toen Hudson Lowe
tot gouverneur van het eiland was
aangesteld op zijn last vertrok Bal
combe met vrouw- en kinderen uit
St. Helefia om er nooit weer te kee-
ren.
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle ingezonden door
jongens eli meisjes, die „Voor Oeiao
Jeugd" lezen.
Iedere maand worden onder de beste
oplossers drié boeken in prachtband ver
loot.
1. (tngez. door Zeester.)
Ik ben eer: inrichting van onderwijs van
21.letters.
I 4 2 10 is een drank.
15 3 4 12 20 21 is een gebouw.
II 20 15 14 is niet laag.
5 is 17.
6 16 is een koppelwerkwoord.
5 2 15 5 is een ontkenning.
5 6 10 1 is het tsgeuovérgeslelde van wel.
7 3 9 10 15 21 is ten gebrek aan de oogen
18 19 21 is een wijkplaats voor dieren.
2. (Ingez. door Nimrod.)
Ik ben ceii spreekwoord van 25 letters.
1 17 10 is een knaagdier.
11 6 is een trekdier.
12 2 3 12 22 13 15 is een vrucht.
22 23 25 is niet jong.
In een 20 3 3 4 1 kan men 24 17 10 9 1
21 5 1 is een dier.
14 18 gebruikt een boer.
16 23 7 i-- niet dik.
8 G is een voorzetsel.
19 20 21 22 23 24 25 is het verleden doe!
woord Vim 21 22 23 24 20 15.
3. (Ingez, door Lenlobudc.)
Zet achter ecu verkoitoii meisjesnaam
een listig dier en ge krijgt een zéér bc
kend plaatsje in Zwitserland.
4. (Ingez. door Vrijkogel.)
Ik ben om tuinen en akkers. Onthoofd
me en ik ben een landbouwwerktuig.
5. (Ingez. door Blondje.)
31 ij n geheel bestaat uit 14 letters on is
een stad in N. Brabant.
2 3 4 5 draagt een gewei.
4 5 6 7 is eo.*: adellijk persoon.
8 9 i
icrd.
10 11 12 15 14 staan voel hoornen.
6. Strikvragen.
(liigez. door Renpautdjé.)
In welke pan kan nooit een menseh
Ken soepje koken naar zijn 'wensch'I
h. Door welke deur gnat nooit met moed
lion mensch zijn vrienden tegemoet?
c. Welke slang doet eeil mensc-h nooit
leed, maar altijd goed
d. Op welken weg heel ver van hier,
Ziet men nooit eenig mensch of dier?
e. (Ingez. door Boerinnetje.)
V.'clkc boter wordt niet uit melk ver
vaardigd?
f. (Ingez. door het Duo.)
Wie kam dit lezen f Hectogram kindje
viel op Decimeter-Zondag op zijn meier-
iioogjes en brak zijn centimelerlje. Toen
kw.un de vader, maakte zich boes. nam een
Are en sloeg hem daarmee op zijn genii-
ümo'.erdz broek.
g. "(Ingez. door Blondje.)
Wie loopt er 7.onder voeten?
1:. (Ingez. door Vrijkogel.)
Wie kan mij den laagston berg noemen?
i. Hoe schrijft men 5 met drie vieren?
Raadseloplossingen
Do raadseloplossingen der vorige week
1. Ncdertreden.
2. Tweed.
3. Jeruzalem.
4. Station.
5. Zakpotlood.
Tafeltje dek je, ezeltje strek je.
Hst Gslakstlnl
door
W. B.—Z.
Zou zij Gerdaatjo- i
vaak kwaï
„Rechtsom mevrouw, dan nog vijf mi
nuten." sprak Greet, 't Was mnar goed,
dat mevrouw Boschboom uit haar somberen
gedaelileugang werd gewekt.
't Was hier ook te mooi en le vroolijs
onl lunger te -tobben en te peinzen.
„Kijk, daar komt moeder aau niet Elsje
aan de hand," riep Greet.
Mevrouw Boschboom snelde n3ar beiden
toe en liet hartelijke doklersvrouwtie voel
de zich dadelijk thuis met mevrouw Huy-
ser. Wat een schattig kindje was het blon
de Elsje. Heel wat steviger dam Gerdaatje.
De vleugel van het huis. die voor de
Boschbooinpjes bestemd was, was door
mevrouw Huyser zoo gezellig mogelijk ge
maakt. Bloemen op tafel, bloemen .voor
de vensters.
,,'t. Is of iemand ons verwacht," zei me
vrouw Boschboom aangedaan.
„Natuurlijk, wij verwachtten u immers.
Wij spraken alle dagen over U. Allen ver
langden naar uw komst."
„Zelfs de thee slaat op het theelichtje,"
ontdekte Joost, die vlak achter de dames
aankwam.
„Daar heeft U zeker dolveel zin in. Kijkt
U eens door dit raam," vervolgde mevrouw
Huyser.
„In een woord schitterend." zei me
vror.'v Bosehboom.
Daar lag ne zee in al haar oneindigheid,
men hoorde het ruiselien der golven.
„lïn kijkt L' nu eens dezen kant uit, dan
hoeft li euit dorpsgezicht."
„O. dam staan de zusters," zei mevrouw
Busehboom lachend.
„Ja, onze Aal staat altijd stil, als ze
pralen moei,' rprak dokter Bosehboom,
„Wal zullen' die hier samen genieten,"
voorspelde Joost.
Die eerste <!ag aan liet strand was bet
ken aan dat Vroolijke familie leven. Tel
kens werd de dag van vertrekken uitge
steld.
„Omaatje, blijft U maar zoolang n'ls U
wilt," zei Greet, „straks zult li het weer
zoo eenzaam krijgen."
...Ie weet toch. dat ik van den winter
en misschien neg wel vroeger een hutsgc
nootje krijg.'" vroeg grootmoeder Huyser
aan haar kleindochter.
„Juffrouw Horst sprak van een Weensoh
meisje, maar dat is :och te druk voor Uf"
„Sinds Grela Huyser vertrokken is. voe
len We ons veel ouder worden. En nu ge
loof ik zeker, dat we behoefte hebben aan
wat jong goed oin ons heen. Er stond een
oproep in de Ilaarlemsche bladen voor te
huizen voor üostcurijksche kinderen en
uu heb ik erop geschreven."
„Maar, als U nu zoo':: klein handenhind-
stertje krijgt 1" vroeg Greet bezorgd.
„Neer:, die krijgen we niet," sprak nu
Juffrouw Horst. En ze vervolgde: „Ik ben
voor mevrouw naar een van de dames
't comité geweest en heb verzocht om
meisje van jouw jaren. Aan zoo iets zijn
we gewend, zie je."
Greet koek eens van grootmoeder rxtnr
juffrouw Horst, liet was nu twee jaar ge
leden, dat zij Haarlcmmertje was. Het
een tijd geweest van veel lief, maar
van veel leed.
„Je weet toch, ('lat je vriendin Bep
IClaassen met haar uom een reisje iu
Dnitschland maakt." zei Grootmoeder.
„Jammer genoeg. Ik had haar juist ge
schreven, dal we nu veel aan elkaar kon
den hébben; maar do laatste week
Augustus komt ze thuis, dus dan zien
elkaar nog."
Greet voelde zich anders heuscli niet
eenzaam, al had ze nu 5 broers in plaali
van 2. Niets kon ondernomen worden, of
Greet moest van de partij zijn. „Eenig
leuke jongens," zei Greet vaak tegen haar
moeder. Bram en Klip lictem zich househ
nog door haar bemoederen. Maar tegen
Joost 7."g Groet op. Als 'Joost over zijn
toekomstplannen sprak, over „als ik een
maal dokter ben," dan zaf Greet stil toe
luisteren, dan leek Joost haar zoo an
ders dan andere jongens, die ophakken
een voetbalmatch, dan leek hij haar
zooveel ernstiger, zooveel beter. Joost wist
wel, dat hij geen hetero toehoorster had
dan Greet Huyser.
(Wordt vervolgd.)
Brievenbus
AAN ALLEN. Daar ik deze week uil-
edig hen, zul je tot Woensdag moeten
wachten om je raadseloplossingen en
briefje te lezen. Maar dan beloof ik, dat
jullie allen een beurt krijgen.
TURNSTER en KOMIEKE dank ik har
telijk voor de ontvangen Paasehkaart. Een
leuk kuikentje was dal.
Nagekomen rnndsels ontvangen van: Do
kleine Spoormun 5 Bruinoogje 5 Ornales
G Buitenman 6 Moederjilantje 6 Vriendin
netje 6.
EEN PRAATJE VOOR DE PLANTEN-
VRIENDEN
Den vorigeu keer vertelde ik jullie, dal
juist de gronden om Haarlem zoo bij uit
stek geschikt lijn voor de bloembollen
teelt.
Maar zooals het met alle planten is.
goede grond is wel een hoofdzaak, maar
toch niet alles. Bollen vragen ook zware
bemesting en veel vocht. Veel buiten
landers woten van Haarlem niet veel an
ders te vertellen, dan dat or bloembollen
cultuur is. Of de blocmhollenhandel ook
bekend is. I)e teelt strekt zich eigenlijk uit
van Alkmaar tol den Hoek van Holland.
De beste grond is tussolien Uitgeest en
Oegstgeesl.
De voortplanting der bollen heeft meest
al plaats door de kleine bollen of klisters,
die zich aan de groote bollen bevinden.
Heel enkele worden uit zaad gekweekt. De
oudere bollen met de jonge worden eerst
gedroogd, daarna sehoongemuakt en ge-
Hyaeinlheli-hollen worden ook nog ge
sneden. Als je zoo\n bol in handen krijgt,
zul je dc kruisgewijze insnijding wel op
merken. I.nier ontwikkelen zich de jonge
bollen juist op die inkervingen.
In plaats van snijden holt men den bol
ook wel uit en besmeert hem dan met
kalk. Daarna is vooral warmte noodig. In
de holle groeien tegen het najaar een -me
nigte kleine 1-olletjes. Dan worden de uit
geholde bollen met de aanhangsels in den
grond geplant. Bij het uithollen wint men
meer jolige bollen dan bij kruisen, maar
het kruisen heeft dit voor, dat er een vol
gend jaar reeds nieuwe planten zijn, ter
wijl de jonge bollen, op
ninder
1 groei
door zaad.
Tot half Augustus liggen de bollen in
de schuren le drogen. Voor den winter
worden ze geplant en tegen de vorst ge
dekt.
Ranonkels cn gladiolussen blijven den
winter in «le schuren en plant men pas in
het voorjaar.
De hyaeiiiilhen krijgen de dikste zetlaag.
In het voorjaar Worden de velden ontdekt
cn dan ziet men al spoedig de planten
De bulkiihaiidehiar controleert zijn plan
ten voortdurend en verwijdert dade
lijk. wat er ziek uitziet, want een
zieke plant is besmettelijk voor dc
andere. Na de hlocil), sterft het
blad, de plant begint er dor cn verschrom
peld u te zien en ongeveer half Juni
worden de bollen gerooid.
leder j.-.ar komt een volgend geslacht iu
plaats van liet oude. In Juli wordt handel
gedreven, lit groote papieren zakken tus
schen bockwoildoppen worden de bollen
verpakt. Veel van ouzo hollen gaan tegen
woordig naar Amerika.
Als het nu morgen Bloemendag is, kun
je zelf wat van onze bollen vertellen. Jo
behoeft heusch niet ver tc loopen om van
de velden te kunnen genieten. In Heem
stede begint do kleurenpracht al, maar ook
te Elswoud bij de Kaïnpen laan. Midden in
de pracht is men in 't dorp Vogelenzang.
Gaat men dan per stoomtram terug naar
Haarlem, dan rijdt men door "u wereldje
van bloemen. Wie 'n fiets liccft, zoekt 't na
tuurlijk nog wat verder. Dat is het heer
lijke van onze bloemenvelden, dat ieder
Haarlemmer er altijd wel de geuren- er
kleurenpracht van kan bewonderen.
WBLOMBERG—ZEEMAN,
(Uit r.et Lngelsch).
De nieuwe huurder was nog juist
bijtijds gekomen voor het diner in het
pension in de Bloomsburystraat. Hij
neetto Mallary. Hij was lang en
slank, had een somoere uitdrukking
iu zijn gezicht, maar zijn oogen ke
ken flink en wakker-
Hij droeg een blauw eostuutn, dat
zorgvuldig dichtgeknoopt was. Aan
tafel zat hij naast dc oude juffrouw
Fennieson flfcri loen na het diner bijna
iedereen naar de conversaiiczaa! ging
bleef hij bij de oude dame. Juffrouw
Fennieson liep met een stokje en
was opvallend leelijk. Ze had wit
haar ecu dunne witte snor en een
zware stem als van een man. Maar
ze was goed gezelschap en 'b scheen
dat M«illery zich bijzondei; tot haar
aangetrokken voelde. Ze gingen sa
men op de sofa in dc zitkamer zit
ten.
1 van do juweeien*
icht vroeg dc
„Wat zcj
diefstal v a
oude dame
„Om u de waarheid te zeggen, ik
heb nog geen tijd gehad het teTczen",
zei Mallery. „Wat is er eigenlijk ge
beurd V'
„Wel, toon de familie Lcvistein in
May fair Square aan tafel zat, moet
het gebeurd zijn. Dc dief schijnt zijn
werk met merkwaardige koelbloedig
heid verricht te hebben. Toen hij op
de een of andere manier binnen was
Sckomen, is hij eenvoudig weg naar
e slaapkamer van mevrouw ge
stapt. heeft tiaar een juweeien kistje
vol diamanten genomen en is dood
kalm de hoofddeur uitgekuierd, stel
u voor
Tenminste een agent zag, toen hij
n een uur of acht voorbij het huis
..ut de Levistoins kwam, dab oen
kleine ntnti in donkere klceren et* uit
kwam. Hoe is het mogelijk, dat hij
den kerel zoo door zijn vingers liet
gl'PPer
„Ik geloof, dat. u een beetje te
streng voor den agent bout. juf
frouw Fennieson", zei Mallary rus
tig- ,.Er is toch niets verdachts aan
een man, die op dat uur 'i tien
avond de stoep van een huis op Mav-
fair -Square afkomt. Wanneer nc
agent maar een juiste beschrijving
kan geven van den man, dan heeft
hij ruimschoots zijn plicht gedaan."
„Ja, daar weet ik niets v.v>, mc-
neer Mallary. Uit. wat dc kranten
schrijven, kan je moeilijk opn. -en of
de politie al ecnigc aanwijzing heeft
of niet, maar ik veronderstel, dat de
dief nu al een liccl eind uit dc rich
ting is."
,,Dati hoeft heelemaal niet.".
Terwijl Mallary sprak, had hij zijn
oogen even door de kluner lateu
gaan, toen keek hij weer in vuur.
Het was maar een onwillekeurige be
weging geweest, van eon bijna on
deelbaar ooge.'blik van een seconde,
maar het was dc oude schcrpziunigo
dame niet ontgaan.
„Eigenaardig mompelde ze, ook
hei vuur kijkend, ,ik had dezelf
de geduchte!"
„Wat bedoelt uf' Er was eenige
i-bazing :n zijn stem, maar hij
sprak zonder zijn hoofd om tc
wenden.
Juffrouw Fennieson lachte geheim
zinnig. „Meneer Tardew", zei ze.
„Bedoelt u den kleinen donkeren
man met de krant onder den spie
gel?"
„Ja. Dat is de heer Tardew, de
-_an, nam- wien u zooeven zoo oplct-
ieud keeK!"
„Maar wat bedoelde u. toen n zei,
dat u dezelfde gedachte huilt; Welke
gedachte 1"
„Meneer Mallary, ik heb iu deze
wereld al et-n langen tijd geleefd en
goed uit mijn oogen gekeken. Ik zag
het wantrouwen, waarmee u naar den
heer Tardew keek, en hetzelfde ver
moeden kwam in mij op- Er is iets
in hem, dat mij niet bevalt, ik ver
trouw hem niet. In heb kort, ik acht
hem tot veel lcelijke dingen iu staat,
hoewel we elkaar pas een paar dageti
geleden voor het eerst zagen, toen wc
beiden hier kwamen".
Mallary knikto nadenkend, en juf
frouw Fennieson ging vorder:
..Nu. bijvoorbeeld, doe;- Tardew of
hij leest, maar als u er op let, zooals
ik gedaan heb van het oogenblik af
dat wc na het diner hier gekomen
zijn, zult u zien, dat hij niet werke
lijk leest. Hij heeft geen woord gele
zen, sinds hij hier kwam. Hij bostu
deert dc me.nsehen, u onder ande-
„O, misschien vindt hij, dat ik cr
verdacht uit zie. juffrouw Fennieson.
Hij is misschien op jacht naar den
juweeleridicf
Dit grapje deed hen beiden in
lachen uitbarsten. De heer Tardew
wierp van achter zijn krant een
snellen blik op )ien, ging toen. ccn
beetje verzitten en scheen verder ge
heel verdiept in zijn krant.
De heer Mallary kook dc kamer
eens rond. Aan ecu speeltafeltje bij
het raam zaten twee paren van mid
delbaren leeftijd een partij bridge
te spelen. In een Chesterfield in een
hoek zat ccn jonge man van twij
felachtige nationaliteit zijn Eugc-lsch
luchten tegen ccn slupwangig meisje,
wier moeder aan den anderen kant
van het vuur in een grooten arm
stoel ccn rustig slaapje maakte.
Juffrouw Carle, de eigenares van
het pension, ccn grooto vrouw, met
schitterende bruine oogen speelde in
het midden van de kamer haar spel
letje. patience. Iedereen schoen ge
lukkig on op zijn* gemak, behalve do
heer Tardew cn slecht» ccn scherp
Opmerker kon zijn oniust bespeuren.
Mallary wendde zich tot juffrouw
Fennieson.
..Ik moest maar eens met meneer
Tardew gaan spreken", zei hij.
Het eenige antwoord van juffrouw
Fennicson was, dat ze nadrukkelijk
de wenkbrauwen optrok, toen zag ze
haar metgezel opstaan en door de ka
mei* loopen zij vouwde haar handen,
leunde achterover en staarde aan
dachtig. in het vuur.
Feuilleton
HET GEHEIM VAN
ZIJN VADER
Naar het Engelsch van
E. PHILLIPS OPPENHEIM.
21)
Hij deed haastig oenstap naar vo
ren, naar de opening, toen er iets
wonderlijks gebeurde. Hij merkte op
eens dat ccn paar heldere, glinsteren
de oogen hem aanstaarden vanachter
een der rotsblokken aan zijn linker
hand. Eerst ducht hij dat ze van een
of ander dier waren, maar terwijl hij
no gu^rzelde kwam er een man van
achter de rots le voorschijn en rende
naar de opening van de geheime gang
Voor hij echter meer dan tien passen
had kunnen doen had Lord Alceston
liein vastgegrepen en opgetild. i
Een vreeselijkc schreeuw klonk' cr
in dé stilte en werd weerkaatst door
hot dak en de zijkanten van het lio!
tot het geluid wegstierf in een klage
lijk gehuil, dat meer getuigde van
zielepijn dan van angst. I-ord AIccs-
tcn rilde, maar hield stevig vast.
„Naar het licht toe"' riep hii uit.
terwijl hij den man naar den ingang
van het hol toe trok. „Ik wil het ge
zicht zien van don man die mij hier
heen gebracht heeft!"
Uitgeput zonk de ander op den
grond neer.
„Mvlord", kreunde hij. „ik smeek
u. ferwille van uw eigen gemoedsrust,
laat mij hier liggen! Ik zweer u bij
nl wat heiüg is, dat het heter voc,-
u zal zijn als u mij niet ziet. Laat
mij gaan o laat mij gaan!"
„Neen!" riep Lord Alceston en
trachtte tevergeefs in het halve licht
de trekken van zijn gevangene te on
derscheiden, „Sta op en kom hier
of ik zal u dragen".
„Luister naar mij. Lord Alceston!"
zei de ander on zwakken, hollen toon.
„Er is geen uitgang uit dit hol en
als de vloed op komt is die gang"
terwijl h:j achteruit wees -- ..onbe
gaanbaar. Ga ving terug; anders is u
te laai cn laat mij hic-r achter. De
dood zal mij welkom zijn".
Lord Alceston gaf geen antwoord,
maar hukte ziclt om den man op te
nemen, of hii een klein kind was; loen
droeg hij hem naar den ingang van
het hol en naar buiten, in hot zwak
ke daglicht. Daar zetle hij hc-m neer.
„Sta op cn lig daar niet te kreu
nen". zei hij streng. „Sta op. en ver
tel rue wat uw vreemde manier van
doea bel eekent, cn wie ri is".
De man bewoog zich niet. Lord Al
ceston ging op zijn knieën liggen en
trok de handen van elkaar waarmee
de ander zijn magere, vervallen ge
zicht had bedekt. Toen liet hij ze los
alsof zo hem hadden eestoken en
deinsde achteruit.
„Neillsonl" riep hij uit. „Neillson!"
HOOFDSTUK XXVTIII.
Alleen m c td e zeemeeuwen.
Na de herkenning volgde er een
doodse,he stilte tusschen dc beide man
nen. Lord Alceston was een paar pas
sen achteruit gegaan, cn leunde, met
een verslagen uitdrukking op zijn ge
zicht, tegen een rots aan. Neillson
was langzaam opgestaan cn stond
stil. Hii haalde diep adem en hield
zijn oogen strak op de zee gevestigd.
Het was een vreemde ontmoeting.
Maar de eerste woorden die tusschen
hen gewisseld werden waren zrcr ge
woon.
„Je bent ziek geweest", zei Lord Al
ceston langzaam.
Do man lachte een vreemde, hol
le lach, die zacht uls zc was, door de
rotsen weerkaatst werd.
„Ju, ik hen ziek geweest". ant
woordde hij, terwijl hij zichzelf be
keek.
Zijn klceren. die eenmaal zwart wa
ren geweest, maar nu vo! vlekken van
zeewater en nat zand. hingen in los-
se. wijde plooien om hem heen. .On-
der zijn jukbeenderen waren diepe
putten en zwarte kringen onder zijn
rusteloozc, onnatuurlijk schitterende
oogen. Hij beefde en trilde voortdu
rend cn haalde met groote moeite
adem. Hij zag er uit als een man die
doodziek is geweest.
„Ja, ik hen ziek geweest", herhaal
de lnj, terwijl Jiij zich plotseling om
keerde en den ander aankeek. „Waar
om is u hier gekomen, Lord Alces-
ton.' Waarom kon u mij niet in vrede
laten sterven?"
„Ik ben hier niet gekomen om jou
te zoeken", was het antwoord. „IK
kwam hier om een paar papieren van
mijn vader door te kijken en ontdok-
te toen dat er iemand in het geheim
in mijn eigen huis woonde. Had ik
dan niet het recht om te weten wie
dat was? Waarom hen je hier geko
men?"
,,lk ben hier gekomen omdat het
een veilige schuilplaats was".
„Waarom heeft juffrouw Smith jo
hier toegelaten?"
„Zij is mijn moeder. En moeders
hebben er veel voor over als ze hun
zoons van de galeien kunnen redden.
Bovendien had ze bevelen ontvangen
van ck* gravin".
Lord Alceston»rilde.
„Je moeder?" herhaalde hij.
„Ja, zij is mijn moeder".
„Maar zii heet Smith".
„Ik ook. De graaf noemde mij al
tijd Neillson, omdat dit de naam van
zijn eersten bediende was geweest en
hij kon zich dien niet afwennen. Dut
was al jaren geleden en riu is het als
't ware mijn eigen ïmurn geworden".
„Neillson", zei Lord Alceston lang
zaam. „als ik geweten had, dat jij het
was dio in die geheime kamer woon
de, zou ik misschien weggegaan zijn
en je met rust hebben gelaten, ik
zog misschien. Of ik liet gedaan
zou hebben of niet kan ik niet zeg
gen. Maar nu we. van aangezicht tot
aangezicht tegenover elkaar staan,
zonder iemand anders er hij", nij
keek om zich heen, alsof li ij nu pas
voor het eerst zag hoe naargeestig de
omgeving was „nu moet je mij ook
alles vertellen o\cr dien nacht".
„Moge de lie met voor altijd mijn
lippen verzegelen, als ik dat dot*!"
riep Neillson hartstochtelijk uit. „O.
1-ord Alceston, wees verstandig! Ik
ben een trouwe dienuur geweest
getrouw tot in den dood", voegde hij
er zachter bij, „want ik sta zelf nu
aan den rand van het gruf. Meer kan
ik niet zeggen. U kunt mij voor ec;t
moordenaar houden a's u wilt. U
kunt mij opnemen en in zee gooien
als u dat wilt. Ik zal niet tegenstrib
belen. Ik zou het niét kunnen, al wil-
dc ik 't ook. Maar ik vertel u niets".
l-i» als ik je nu eens liet arrestee- j
ren als moordenaar van mijn vader'? I
Er is een bevel tot inhechtenisneming
tegen je uitgevaardigd".
„Dan zou ik waarschijnlijk opge
hangen worden, als L leiimiste zoo
lang nog leef", antwoordde hij. Maar
Lord Alceston, u kunt mij niet bewe
gen om u iets te vertellen, u zoudt
evengoed op dc rotsen kunnen gaan
staan en de golven naroepen dat zo
niet verder moesten komen! Het zou
even weinig succes hebben".
Er klonk een groote vastberaden
heid in zijn bevende stem, Lord Al
ceston keerde zich om zonder con
woord te. zeggen. „Laten we hier van
daan gaan", zei hij. „Hoe wist jc dat
deze gang heslond?"
„Van den graaf. Maat* ik had nooit
gedacht dat Ik cr nog eens gebruik
van zou maken dat ik als een op
gejaagde rat onder den grond zou
moeten leven".
'/.ij bukten zich cn gingen het hol
weer in. Toen schrokken ze allebei en
er kwam een uitdrukking van wan
hoop op Neilïson's gezicht.
„Luister!" riep hij uit „Luister!"
Zijn stent verdween haast in het ge
raas van het tTroomcndc water cn
het slaun der golven tegen de rots
wanden van de gang. Terwijl ze daar
stonden kwam er wn groene golf met
schuim er op uit de smalle opening
van de geheime gang en rolde tot aan
hun toeten.
„Mvlord!" riep Neillson handen
wringend uit „nu beu ik werkelijk