HAARLEM'S DAGBLAD
Van onzen reizenden Redacteur
INSTANTANÉS
Causerieën over Wetenschap
en Techniek.
De maatschappelyke beteekenis der
Scheikunde
ZATERDAG 7 JULI 1923 - ZEVENDE BLAD
(Nieuwe reeks.)
No. 161
In de Caves Pommery te Reims
De Caves tijdens den oorlog.
Een stad onder den grond. De Champagne-kelders tijdens den oorlog.
12 millioen flesschen champagne. V an druivensap tot champagne. Wat
wij niet hebben geweten.
's avoncls genoten van een bioscoop!
Dat zijn van die openbaringen' op je
reis, waarvan je vóórdien nooit gewe
ten hebt en waardoor je plotseling veel
wordt .verklaard. Hoe dikwijls hadden
wij ons heel naïevelijk lijden
oorlog de vraag gesteld, wat er toch
yap al die kostelijke champagnt
Reims zou worden, ja. ik herinner mij,
dat iemand in de mobilisatiejaren op een
diner in allen ernst tol mij zeide: „Proef
nog maar eens goed, hoe dat edele
vocht smaakt! Wie weet, hoe lang je
het niet meer zult kunnen drinken
Dok hij wist blijkbaar niet, hoe veilig
de. Tviillioenen flesschen champagne van
Frankrijk daar lagen in de „cavcs" van
het -ondergrondsche Reims.
Wij zijn bij ons bezoek aan Reims
langs een trap van 120 treden afgedaald
van de grootste „caves", de
Pommery cn zijn er door
een gids rondgeleid door een doolhof
van gangen, waar overal de flesschen
champagne in kleine mandjes aan een
ketting .boven je hoofd glijden en de
verleidelijke, dikbuikige flesschen in
pyramides met duizendtallen liggen op
gestapeld.- De „caves Pommery''- alleen
vormen, een stad -op zichzelf, met
„rond-poihts" en galerijen, die elkander
door opvolgen en kruisen. Al
deze electrisch verlichte onder-
aardsche gangen door lucht
kokers hoven de rondpoints uitste
kend geventileerd dragen namen als
in een echte stad Rue Boston, Ruc
Petrograd, Rue. Odessa, Rue London,
Rue- Edinbourg", Rue Lorraine,',. Rue
Thiers, Hj volgen elkander óp in einde-'
looze rij. In het geheel zijn cr 500 ga
lerijen die te zanien een lengte beslaan
iS K.M., een afstand dus, grooter
dan van- Haarlem naar Amsterdam. Eu
die 500 galerijen liggen, dertig Me
ter >orider den-grond- lijkt het niet
op hét sprookje van Luilekkerland?
millioen flesschen Champagne, merk
Pommery" 1 Twaalf uiiallïöen IEn
m te- denken, dat er' behalve de caves
Pommery ook nog „kelders" zijn -van
Moet et Chandon, van Mumtn, van
Roederer, van Delbeck, van Veuv.e
Clicquotvult zelf maar verder in!
Is het wonder, dat een gewoon m.en-
schenkind daar tusschen al die voörbij
evende manden en die opgesta
pelde bergen champagneflesschen rond
loopt met smakkende mondbeweging
als de „wijze kater", wanneer hij 'n
„bakkie met melk" ziet.
Bij ee'n bezoek van de „Caves" krijgt
ïirns bestaat
.vee steden
ccn bovengrond-
sche en ccn onder,
grondsche, De
bovengrondsche is
Ie stad van de
kathedraal, de
koningskroningen
en de ruïnes, de
ondergrondsche is
de stad -van de
champagne. Waar-
over kan ik in ons
SCHUIL,
over schuimende champagne? Ik
dus vertellen van de catacomben van
•Reims, van deze onderaardschc stad
met haar honderden gangen-en pleintjes
en haar kostbare, heerlijke sohatlen!
Reims! De naam alleen reeds roept
de gedachte -op aan ruïnes, aan ia
elkaar gestorte huizen, verwoeste ker
ken en getroffen monumenten. Een
avondwandeling door deze stad', met
.telkens, door de open wonden der
ruïnes, het gezicht op de geschonden,
cathedraal -was'als een gruwbaar vi
sioen. Wij stelden ons de helledagea
voor van het bombardement, wij hoor
den in onze verbeelding de granaten,
die aan kwamen gieren door de lucht,
het springen van projectielen overal,
het donderend geraas van in elkaar
stortende huizen in de straten om ons
heen. Dit-alles kouden Wij ons inden-'
ken de ruïnes riepen als vanzelf het
visioen bij óns op.'
Maar wat wij -ons niet konden voor
stellen. was, dat in dienzelfden tijd daar
onder den grond het leven gewoon was
doorgegaan, -dat oolc in die dagen, hel
druivensap, van de heuvels van Cham-1
•pagne daar was gebotteld, dat onder de
in elkaar stortende kathedraal de 'wa
gentjes met manden vol' ledige fles-
"sclien dóór de gangen -van die andere
ondergrondsche fetad Waren gereden,
dat de manden met gevulde Chant-
pagne-fiessdhen langs de wanden der
eindelooze galerijen waren gegleden
onmiddellijk onder het brandende
Reims. Wat wij ons nauwelijks konden
indenkèn, was, dat, terwijl de Duil-
'schers de oude Kronigsstad cn haar ka
thedraal met granaten van 30 c.M. bom
bardeerden, kinderen daar beneden in 1
dat andere Reims, onder den grond, op
Schoolbanken rekensommetjes en op
stellen zaten te maken en inwoners er
men tegelijk eenig begrip van iet pro.
ces, dat het druivensap der Champagne,
'heuvels in deze. kelders moet onder
gaan, voor. en aleer het als Champagne,
merk Pomimery, zijn entree in de we
reld daar boven kan maken. Dit proces
duurt in zijn geheel ongeveer 5- jaar.
Wanneer men binnenkomt in de groote
„hall", Ziet men dadelijk d-e ei
werking, namelijk het bottelen van den
wijn. Door een groote buisleiding
wordt het bruine druivensap, dat in
reusachtige tonnen van een inhoud van
35.000 .ILL, wordt opbewaard, aange
voerd. Zoo als het uit de leiding
sóórt trog valt, lijkt het meer op drab
bige ranja dan op' champagne en ook
de zuur-zoete smaak van dat licht»
btuine vruchtenwater geeft allerminst
de illusie van een godendrank.
-Eenige jongens vangen het. sap op
in champagne flesschen, die onafgebro
ken op kléine, platte wagentjes, welke
langs een draadspoor bewegen, worden
aangevoerd. In een paar 'seconden zijn
de 2 flesschen gevuld en onmiddellijk
worden zij door de jongens overgege
ven aan een man, die ze daarop onder
een kurkmachine plaatst. De kurk
wordt machinaal in den hals gedreven,
daarna onder een andere machine ge
rond, om tenslotte nog een derde
operatie do kerving van den kop
te ondergaan. De eerste bewerking der
champagne is hiermee afgeloopen. De
met „cru 1922" gevulde flesschen gaan
in mandjes van zes, welke mandjes da
delijk daarna aan een haak aan een
voortbewegende^ groote, ijzeren „ketting
zonder- end" worden opgehangen, om
den langen tocht door de galerijen te
beginnen. Overal in de „caves" ziet
men deze mandjes gevuld en onge
vuld langs de wanden der galerijen
gl-ijden.
Wanneer zij in de gangen arri,vee-
ren, -waar „opgestapeld" wordt, toen
wij, er waren, was men bezig in d-e Rue
Thiers worden ze afgehaakt en van
hun kostbaren schat ontdaan, om daar
na weer aan een v-olgenden haak te
worden -opgehangen eh de verdere
rondreis leeg door de Champagnestad'
maken, tot zij weer in de „hall" aan
komen, waar ze.d-oor een jongen op-
nieuw in onlvaDgst worden genomen cn
bij de mandjes worden gevoegd, die
straks opnieuw gevuld naar de Ruc-
Thiers worden afgezonden. Zoo is het
daar in de caves een perpetuum mobile
1 maar rondreizende gevuld'e en
ongevulde mandjes.
In de galerijen gaat men intusschen
eindeloos do-or de fiesschen, die door de
mandjes zijn aangevoerd, in groote hoo-
pen op te stapelen. Overal, in alle gan
gen, ziet men deze pyramides Van
ohampagneflesschen 12 millioen,
denkt u eens in, 12 millioen! waarin
dé „edele wijn" ligt te fermenteerqn.
Op .elke pyramide staat het jaartal en
den datum aangegeven, -waarop de par
tij is gebotteld.
Pas na vier jaar ondergaat de cham
pagne haar tweede bewerking. De
flesschen worden dan namelijk met
den hals naar beneden op groote rekken
gelegd om den wijn mousseerend te
maken. Zoo laat men ze weer 4 maan
den liggen, om de champagne daarna
haar laatste bewerking te doen onder
gaan. De flesschen worden ontkurkt,
het belegsel, dat in den hals door het,
liggen is ontstaan, wordt er door klop
pen uit-verwijderd, voor het laatst
wordt erblijkbaar door een 'kenner
aan geroken en het bruine druiven-'
sap uit de leiding der hall is na 4M! jaar
.champagne nature" gepromo
veerd. De flesschene die als „cham
pagne nature" de wereld ingaan, wor
den'onmiddellijk gekurkt. De flesschen
echter,- die het etiket „sec" en „demi-
se". in de toekomst moeten dragen,
orden doorgegeven aan twee jochies,
ie den heelen dag niet anders doen
dan uit een groote kom likeur een ot
twee lepeltjes van' dat heerlijke vocht
den hals te schenken, al naaxdat de
champagne sec of demi-sec moet wor
den. Na de bijvoeging van likeur gaan
ook deze flesschen onder de machine
orden zij -opnieuw en nu voor
het laatst gekurkt. De kurken wor-
:r achtereenvolgens gerond, ge
kerfd en daarna voorzien van, zooals de
Franschen het noemen, de muselicre of
den muilkorf, een capsule met ijzer-
draad.
Nog eens gaan 3e flesschen ïn 3-
mandjes voor een tocht door de caves
'óm in een groot vertrek verder „aan
gekleed" te worden. Op haar dik buikji
wordt het etiket geplakt, op haar hoofd
krijgt zij een vergulde kap en de cham-
pagneflesch met edelen inhoud merk
Pommery is voor export gereed. En
■omdat zij niet als andere wijnen
met het ouder worden in waarde stijgt,
gaat de champagne zoo spoedig moge
lijk naar boven om later door het keel
gat weer naar beneden te verdwijnen.
Met groote belangstelling beb ik naar
de uitleggingen van onzen gids, een
ouden, gemoedelijken werkman, ge
luisterd, maar wat mij toch het meest
heeft getroffen, was de mededeeling,
dat daar ia de Caves Pommery cham
pagne lag van den oogst 1914, 1915 en
Verdere oorlogsjaren. De champagne,
„cru 1915" die gij.- lezer, misschien
Straks aan uw tafel zult drinken, is
dus naar Reims vervoerd tijdens het
bombardement, zij is in de Caves gebot
teld en bewerkt, terwijl de stad daar
boven in puin werd geschoten. -Zelfs in
de werkplaatsen, die bovengronds la
gen, werd tijdens het bombardement
door de vrouwen rustig doorgewerkt.
..Alleen als het al te erg werd," zoo
vertelde ons de oude gids, ,vluchUei
naar beneden in de kelders!" 'Pas 1
de burgerij de stad op last van
ilitairc autoriteiten in Maart 191S
Reims moest verlaten, werden ook de
caves ontruimd alleen in de Cave
Pommery hadden er 1300 een -toevlucht
gevonden en werd het werk
staakt. Heb ik recht, wanneer ik hier
sohrijf, dat er in den oorlog zeer veel
is gebeurd, waarvan wij zelfs nooit
eenig vermoeden hebben gehad?
j. b. schuil;
DE DUITSCHER
Een herinnering aan Willem
van Zuylen.
(Nadruk verb-oden.)'
Wij zaten aan tafel nog W-at na te
praten over tooneel en tooiieelspelere
en haalden hen 11 neringen op uit den
ouden tijd. toen mijn oöni op eens
„Heb jij Willem van Zuylen nog
gekend'? Nee, ik bedoel niet als too-
neülspelcr, maar als mensch? 'Niet?
Dat is jammer,! Hij was een aller
aardigste, joviale kerel! Ik li-eb eens
niet liein samen gelogeerd in een ho
telletje in den achterhoek van Gelder
land. Den eersten keer, dat ik hem
-ontmoette, zat hij bOven op de piano in
de óohversatiezaal tot gi'oolen angst
van d'cn hotelho-uder, die doodsbang
was voor zijn mooi meubelstuk.
Wat wij in dat- hotelletje niet 'a ple
zier met hem hebben gehad! H[j zat
i.ltijd vol grappen en eiken dag be
dacht hij wat anders! En een opge
wekt humeur, dat Van Zuylen had!
Neen. dat was onverwoestbaar!
Eén middag zal ilc nooit vergeten
Toeu he-eft Van Zuijlen.... of neo, laat
k .het maar van het begin af vertel
len. j
Onze' hotelier Was een "braaf man,
aar hij was erg op de penning zes
tien! 11 ii was altijd doodsbang, dat hij
iets te kort zou komen.. Hij kon je een
half uur lang doorzagen over een gast,
die vijf jaar geleden bij hem weg was
•gegaan, zonder een cent te betalen
Hij hacl het aan de politie opgegeven,
maar er nooit meer iets yan gehoord.
Van Zuylen kon hem niet meer het
land opjagen dan als hij zei: „Zeg,
Toon" hij noemde onzen hotelhou
der altijd.bij zij-n voornaam„ik ben
vanmorgen dien kerel tegengekomen,
die vijf jaar geleden een week vöor
niks- (bij jou beeft gelogeerdHij
vroeg mij, of je nog altijd nijdig, op
hem was!"
„,Ta, ja, maak d'er maar gekheid
Over!" bromde de hotelhouder. „Het
moet ie overkomen, een heele week
logies
,,En de kerel zag er uit als een ba
ron Je zoudt hem je laateten cent
hebben geleend, h'e Töo'n?" lachte Van
Zuylen en knipoogde tegelijk tegen
ons.
Op een middag zaten wij aan de
lunch, toen er een dikke mijnheer
met een langen, grijzen baard en een
blauwen bril d'e veranda kwam oploo-
pen.
„Herr Oberriep bij met een stem
als van een dragonder.
Onze hotelier stoof 'onmiddellijk
naar voren.
„Kami ieh hier initt-agessen?"
vroeg de nieuwe gast, zóó hard, dat
wii het allen in de .eetzaal hoorden.
Toon knikte heel beleefd.
„Gewisz! Gevvisz!" zei hij.
„O. spreèk u maar Hollands?lek
kan ook wel Hollandsjlok woon al
drei jaar in Holland!" bulderde d'e
Duitscher-
„Wilt u.& la carte eten of een
lunch?" vroeg Toon.
„A la carle!" antwoordde de Duit
schor.
Toon ging naar binnen om den
keilner te waarschuwen.
„En de Weinkart, bitte!" schreeuw
de de man met den blauwen bril hem
achterna.
De Duitscher had de aandacht van
ons allen en wij betreurden het reeds,
dat Van Zuylet, die 'b morgens vroeg
was uitgegaan, voor een dagtoer, niet
aan tafel was. omdat wij begrepen,
dat dit type juist wat voor hem zou
zijn geweest.
„\Vo bleibt die Weinkarte? Ieh habe
Durst I" bulderde de gast op de
veranda.
De kellner holde met de wijnkaart
naar voren. Da Duitscher zag even
vluchtig de kaart door, wees toen met
zijn vinger naar een merk en zei:
„Diese I"
De kellner boog en ging onmiddel
lijk naar onzen hotelier. Even zagen
wii hen samen praten toen ging de
■kellner -weer naar het tafeltje van den
-gast en wij hoorden hem verlegen
«eggen: „Mrnnm is er niét, maar wel
Moët et Chandon
.\N-cin, nein, kein Moët et Chandon!
Dann diese
De kellner kwam weer de zaal bin
nen en confereerde opnieuw met den
hotelier. Even daarna ging hij weer
naar buiten.
„Het spijt mij, mijnheer, inaar de
Roederer is juist op I"
„Warum steil t het dan op olie
karte? Kein Roederer, kein Muram!
Wa9 iet das fiir eiil hotel? Dann
diese
Voor dc derde maal confereerden
de kellner en Toon. Toen ging Toon
zelf naar de veranda.
„Het spijt me, mijnheer, maar wij
hebben geen Delbeck meer!" veront
schuldigde Toon zich.
„Eu het steht hier op diese Kart.e I"
„Ja, maar da-t is 'n oude kaart!"
„Geef 11 main dan die NeueL"
„Hm LmDie hebben wij' niet 1"
stotterde Toon.
,;.Ach.was! Geben sie dann Moët et
Chandon!" bulderde de Duitscher.
Even latex zat de lastige gast ach
ter een biefstuk met sla en gebakken
aard appel tjes en zijn flesch champag
ne. Hij bad blijkbaar een kolossalen
eetlu'st, want d-e kellner moest om
de tien minutc-n rnel d'e kaart bij hem
komen. En ook met de champagne
kon hij goed overweg, want al heel
spoedig moest Toon in de kelder afda
len om. nog „ei 11e halbe Flasche"
te halen. De man op de veranda liet
het zich aan niets ontbrekenkoffie
met room, benedictine, een havana,
alles kwam op zijn beurt en onze ho
telier was blijkbaar zeer in zijn schik
met dezen oh ver wachten gast, die
-zulke buitengewone verteringen maak»
te.
Eindelijk stond de dikke Duitscher
op.
„Herr Obercommandeerde hij.
De kellner kwam aandraven, de
nota. al in zijn liandl.
„Kann ich hier l'ogieren?" vroeg
de man met den blauwen bril. Toon
stond a.1 naast hem, boog als een knip
mes.
„Laat oe dan mein Geph-.k, kitte,
.abh-olen oit dat café beim Bahnliof
Von Herrn Sohurrnach, sagen sie
maleh even later volgde de Duit
scher onzen hotelier naar kamer 22.
Maar in de gang draaide hij zicli nog
eenmaal om en bulderde„Holen sie
das Gepack" ab mit' emeiri Wagen, ïaj
drei koffers von Herrn Schurnacb
en daarop verdween hij naar boven.:
Onze nieuwe gast was op eens bet
middelpunt van liet gesprek en allen
waren het er over eens, dat die Duit-
seker wat voor Van Zuyllen zou zijn-
Toon liep banden wrijvend door zijn
hotel en floot: „Ach, mein lidber
Augustin" van louter plezier.
Daar op eens, zien wii Van Zuylen
binnenkomenDe dames stormden
onmiddellijk op hem af.
„Hebt u het gehoord, mijnheer.
Van Zuylen, er is '11 nieuwe gast
„Een Duitscher! Herr Schurr»
nach
„Zoo'n gek type!"
„Met eëii blauwen bril
„Waar is ie? Waar is ie?" riep yaii
Zuylen en hii beende met zevenmijle-
stappen de gang door, alsof hii zoo
op hem af wilde gaan. „Ich musz
Herr Scliurmach sprechen! Wo
ist er? Wo ist er?" brulde hij.
Toon, doodsbang, dat de Duitscher
hem zou hooren, liep angstig acluter
Van Zpyl-en aan.
„Stest! stil toch, mijnheer Van
Zuylen! Als hii je lioort!"
„Er wird mich doch nicht a.uffres-
sen, dieser Herr Schurrnacli"^
schreeuwde Van Zuyllen.
,,S.-eet, Ssst! Ssst'" suste al maar
door onzs hotelhouder, transpiree-
rend van zenuwachtigheid.
„Hij heeft anderhalve flesch cliam-
..agne gedronken!" lichtte 'n oud
heertje Van Zuylen in.
Champagne?" riep Van Zuylen,
nu geheel pathetisch geworden.:
„Champagne? Dan is het een edel
man, een graaf! Graf v011 Schuur-.
nach, wat ik je brom
Maar daar op eens zien wij Jan, den
knecht met een beteuterd gezicht
ach ter in d'e gang staan wenken.
..Meneer! Meneer!" roept Jan ge
heim vinnig.
Ssistsist van Zuylen „Storen'
sie nicht den Herrn Graf da oben ïn
seinem Sc-hlaf
„Meneer", roept Jan, „er is heele
maal geen bagage in het stationskof
fiehuis
,Wat?" roept- Toon' verschrikt.
,Ze weten niks van een meneer1
Sohurrnach af !"-
„Hé?"
Wij dachten, dat Toon zóó van zijn
■stokje zou vallen.
„Als het maar geen oplichter is!"'
merkte heel bedremmeld een der da
mes op.
„E-sii graaf? Maar, juffrouw, wat'
denkt u wel? Een graaf?" riep Van
Zuylen, zijn armen wijd uitgespreid-
Toon was al de trap opgeboldVan
Zuylen hem achterna Even later kwa
men zii beiden terug. Toon geheel ini
de war. Van Zuyleu met een gezicht,-
alsof hii de zeven vrouwen van
Blauwbaard in kara-er 22 bad zien
hangen.
„Hij is uit het raam gesprongen
declameerde Van Zuylen.
„Waar is ie? Waai- is ie?" riepen'
alle gasten door elkaar.
„Opgestegen in het Nirvana!" de
clameerde Van Zuylen verder.
,Zit ie misschien ook... eh... hm,
Inn" vroeg heefl schuchter 't oude heer
tje.
„Meneer, wat denkt u wel van een
graaf?" riep Van Zuylen.
„De veldwachterWaarschuw den
veldwachter!" schreeuwde Toou te
gen Jan. „De veldwachter meet dade-
lijk.hiér komen Een oplichter!"
„Ja, ja, de politie, de politieGraf
Schurrnaoh Wo ist Graf Schurr-
nacli?" schreeuwde Van Zuylen.
Het heele hotel was in rep en roer...
De kellner liep zenuwachtig niet' de
nota. Van Zuylen scheurde de reke
ning uit zijn hand, en, also! hij'"
midden óp bh-et tcioneel stond, begon
hij te lezen
„Een biefstuk met' aax-dappelen en1
de schurk.... f 1,50.
Eenmaocaroni met ham...- d'e boef..,
f 1.50.
1 1/2 flesch Moët et Chandon.... dó
ellendeling... f 11.
Eén koffie... de-oplichter..... 20 ets.-
Een benedictine... o. had ik hem
hier in m'n vuisten50 ets."
Het dunrde wel een half uur, voor
dat de veldwachter kwam.
Zenuwachtig legde Toon hem het
reval uit.
Wetenschap en publieke belangstelling. Theorie en practïjk in Amerika.
Research laboratories, Wam- de chemie al niét mee te maken hoeft.
lorlóg. de cliemié bepaald populair
J. J. LÜIJTELN.
I De chemie heeft
zich nooit zoo
ïzeer in de pulblie-
ke belangstelling
4 mogen verheugen
als de meeste ha-
rer zusterweten-
1 schappen. De sier
5 rekuude heeft al-
j lijd behalve ónder
haar eigen geleei-
den, ook enthou-
;i siastebeoefenaars,
J gehad onder het
zoogenaamde lee-
kenpuhliek van
wie er sommigen als zuivere
„dilettanten" meer tot de ontwikke
ling er van hebben bijgedragen dan
vele liarer vakmenschen. Wij noemen
sléchts- d-e Ilollandsche jou-riialist Dr.
Baston, ex-hoofdredacteur van het
Nieuws van den Dag, die uii,
liefhebberij de ster rekuude beoefende
en er toe kwam een theorie over den
Melkweg op tc stellen die een tijdlang
als de beste hééft gegolden en den En-
gelschen accountant Denning, die
iederen avond, na afloop van zijn werk
er op uittrok om meieoren te gaan
waarnemen en ook, al liefhebberende,
de autoriteit op dit gebied is gewor
den.
Maar ook met de natuurkunde, de
botanie, de zoölogie in hot buitenland
zelfs met de geologie is dat het geval
geweest. Eu niet alleen, dat al die we
tenschappen met,' succes beoefend zijn
en bevorderd 11.it pure liefhebberij door
zoogenaamde buitenslaandëi's, ook is
er altijd ouder liet groote leekenpu-
bliek belangstel li lig geweest voor ,dei
resultaten die ér bereikt waren 011 vc- zand en 'kalk groef de glasfabrikant
lèu interesseerde het om er ^eiis iels zelf, duur werd niet mee geknoeid,
over te lezen", ftfet de clienno is-'dfU dus. lag liet aan de soda. De sodafa-
ult-ijd veel- minder liet gevut"geweest,j bricKeu nu, .die op een zeer hoog peil
eu het eenige land waar voor den! stonden en een vrijwel chemisch zuiver
as
-aar vele meer of minder goede en
litgebi'eide boeken en tijdschriften ter
populariseering verschenen, was
Duitschland. Maar in de meeste ande
re landen was de belangstelling maar
matigen wel het minst van alles in
hét anders zoo vooruitstrevende en in
alles belangstellende Amerika. Hoewel
er vele chemische fabrieken waren, die
goed rendeerden zelfs, waren er toch
maai' betrekkelijk weinig wetenschap
pelijk goed georganiseerd, wat juist
scherp- afstak tegen de uitmuntende
cammercieele en economische organi
satie. -In talrijke bedrijven werd maar
gewérkt volgens oude steeds weer ge
bruikte recepten en met in lange jaren
geschoold geraakt personeel dat de ge
wone handgrepen en „knepen" wel
kende, vaak beter dan de bedrijf-sin-
genievirs, maar dat als er éénmaal iets
liijzondeis en onvoorziens gebeurde,
met de' handen in liet haar stond en
om ijaad ging vragen bij een „consul
ting chemist", die dau zooals een
Amerikaan dat eens uitdrukte „kwam,
zag, vloekte en tekeer ging, weer ver
trok ou een gepeperde rekening stuur
de". Een typisch voorbeeld van een
dergelijk bedrijf was de glastabricage.
Om een goed, homogeen gla-s 'te ma
ken, dat bij ieder gietsel ook weer de
zelfde eigenschappen en dezelfde
menstelling lieef-t is heel wat noodig Cn
is hel. niet voldoende om maar
zand en soda en kalk in een kre
nïen te smelten. liet resultaat is dan
dikwijls iéts wat maar heel ver op
glas lijkt en vaak niet verder te ver
werken is. liet merkwaardige was nu,
dat iia een dergelijke mislukking altijd
de sodaléveraneier de schuld kreeg;
product leverden, kregen al gauw ge
noeg van dat eeuwige gereclameer en
hadden weldra een ingenieur, wiens
vasle taak was de glasfbrïkanten in
zulke gevallen met raad en daad bij
te staan.
Iets dergelijks had men in de verve
rijen; de groote Duitsch-e kleurstoffen-
fabrieken leverden bij iedere nieuwe
kleurstof die ze op de markt brachten
een volledig recept hoe de verver er
mee had om te gaan en waar hij op
moest letten en als het dan nog niet
ging dan kwam er wel' weer een Duit
scher om te vertellen, hoe het moest.
Dir, 'had tot gevolg, dat tijdens den
oorlog, toen de aanvoer van Duitsche
kleurstoffen vrij wél stilstond, de en
kele kleine Eng-elsclie en Amerikaan-
sclie fabriekjes niet alleen niet in
staat waren de talrijke gevraagde
kleurstoffen te leveren, maar ook, als
ze 11a veel moeite er iii geslaagd waren
weer een nieuwe, vroeger alleen in
Duitschland gemaakte te fabriceeren,
dan konden de ververijen ze nog niet
gebruiken, omdat ze niet wisten ihoe
er mee om te gaan.
Zooals op velerlei gebied is ook liier
de oorlog een machtige gangmaker -ge
weest en met een waarlijk Ibewonde-
rénswaardige energie en doorzettings
vermogen pro-beerde Amerika zijn
achterstand in te halen en is daar dan
al. aardig in geslaagd ook. Het .is wel
waai', dat het voortbouwen kou op.
en gebruik maken Van de door
Duitschland (en andere landen ook,
zij 't cjuant-itatief niet in zoo groote
mate) bereikte resultaten, neergelegd
in tijdschriftartikelen, leerboeken en
ook in. patenten, schoon de laatste
meestal zoo zijn ingekleed dat het
voornaamste er net niet in genoemd
wordt, en schoon er enkele Duitsche
patenten zijn waarbij men als men ze
precies nawerkt 100 kans loopt om
in de lucht te vliegen. Maar wat
Duitschland in 40 jaar hard weten
schappelijk en technisch werken be
reikt had, dal heeft Amerika zich in
een jaar of vijf eigen gemaakt en
daarop bouwt het nu voort en is op
verscheidene punten al verder dan
Duitschland.
Maar zooals 111 vele andere dingen,
'ging dat op zijn Amerikaanse!!, de
sïniat werd wel eeus uit hel, oóg.
11; gedurende den oorlog en
Ivooral vlak aa den wapenstilstand,
[tijdens de '„boom"-periode van '1019.
'e-u 1020 had iedere fabriek of iedere
zaak die zich een beetje respecteerde
zijn eigen „research institute", zijn
onderzockings-labor,itoriujii, met meer
of minder „research" chemici of in
genieurs, die met de directe leiding
van d-e fabriek niets te maken hadden
maar wier eenige werk bestond in het
theoretisch nagaan van de verschillen
de processen, die zich daar afspeelden
én-van de mogelijkheid die beter en
economischer te laten vevloopen. 'Het
schijnt toen een gouden tijd geweest
te zijn voor allc-s wat aan cheird-e
deed; half en heelemaal-n-ïet afgestu
deerden vonden direct een goed betaal
de betrekking, er werd zooveel geld
verdiend, dat er best een „research"
laboratorium op kon overschieten ook
al rendeerde bet absoluut- niet of nog
niet en. bovendien stond het wel „ge
kleed" en was. goed om er reclame
mee lo maken. De vreugde Was echter
van korten duur, -want to.en de 111:
laise begon was liet eerste wat opge
ruimd en gesloten werd de research-
a-fdeeling en geen enkele gi-oep heeft
zoo van werkloosheid te lijden gehad
als de heele en halve ingenieurs en
chemici uit die onderzoekingslaborato
ria. Want zooals zoo vaak verviel men
toen in liet andere uiterste en werd er
ook;vaak een laboratorium, dat met
groo-te kosten was ingericht en waar
mee net aardige resultaten bereikt zou
den-gaan worden, gesloten en dus was
al het werk voor niets geweest.
Enkele groote ondernemingen zagen
dit in en behielden hun laboratoria,
zij 't op wat kleinere schaal, sommi
gen zelfs wier bedrijf slechts op halve
kracht werkte, lieten de research-af-
deeling versterken met bedrijfsinge-
nieurs om zoodoende, nu- het doel niet
meer was zooveel mogelijk en in zoo
kort mogelijken tijd 1e produc.&eren,
hun bedrijf inwendig tev ersterken en
voor een later komende opbloei beter
gereed te maken. Deze laatsten voor
opgesteld natuurlijk dat ze liet finan
cieel -konden doen, zijn er het best
aan toe geweest. Toen er weer wat op
leving in zaken, kwam, stonden zij liét
best uitgerust gereed voor clen econo-
misclien strijd met hun concurrenten,
en waar do anderen waren blijven
staan of achteruitgegaan, waren zij
sterker geworden. Van den aanvang
der malaise af lieëft de American Che
mical Society hier voortdurend op
igellamerd eii op gewezen; zonder te
vallen in de overdrijvingen uit de
,,boom"-periode, maar lessen er uit
trekkende en zich hoedende voor toen
begane flaters en te grootsch opge-j
zette pogingen moesten de groote fa-'
b.rioken toch wel inzien, dat zoo'n
onderzoekinrichting voordeel voor
hen moest opleveren. Men moest dat
niet overdrijven, niet propageeren,
dat iedere slager of roomijsfabrikant
er zijn -éigen onderzoolri.ngslabor.ato-
rium op na moest gaan houden, maar
men moest ook niet liet, eeus verover
de zich weer laten ontglippen.
'Maar daarnaast, naast liet schrijven
er over in finanoi-eele tijdschriften en
het propageeren er van bij de groote
■bank-iiisteïlingen, naast de gelegen
heid die aan' industrieelen geboden
moest worden om aan universiteiten en
technische hoogescholen hun bedrijf
te laten bestudeeren door hun eigen
ménsclien, zoodat ze alleen een ge
ringe laboratoriumhuur hoeften te be
talen, daarnaast moest ook het groote
publiek, welks chemische ontwikkeling
doorgaans gering en welks ideeën en
noties vaak wonderlijk waren, wak
ker geschud worden en tot 'belangstel
ling gewekt.
Op allerlei manieren poogde men dit
te-toereiken en heeft men het ook be
reikt, door leningen, door artikelen in
kranten en tijdschriften, door bios
coopvoorstellingen en last not least
door de draadlooze. Op gezette tijden
worden tegenwoordig in verscheidene
Amerikaansche steden door verschil
lende menscheu (en lang niet de min
ste! vaak zijn het professoren of be
drijfsleiders 'van groote fabrieken) po
pulair wetenschappelijke lezingen ge
houden over allerlei chemische, hetzij
technische, hetzij theoretische onder
werpen, die dan draadloos-teleplio-
niscli verspreid worden en door ieder
gelukkig bezitter van een ontvangsta
tion aangehoord. Zelfs worden er (ook
alweer typisch Amerikaansch!) prijzen
uitgeloofd voor degenen die liet- beste;
verslag van zoo'n lezing inleveren. Op
belangstelling gaande te maken cn te|
houden en de ideeën die er over de'
chemie lieerscheu wat beter en wat'
meer gefundeerd te maken en tevens
da meusehen er o-p te wijzen van hoe.
groctc en steeds -en sneller grooi-er
wordende beteekenis de chemie, voor,
de menschheid is.
Mij dunkt', een loffelijk streven en,
dat hier in Nederlovd, zij het voor-
loopig nog zonder bioscoopvoorstellin
gen en draadlooze „broadcasting", ze
ker navolging verdient. Want al is
de lijd voorbij dat voor vrijwel ieder
een een scheikundige een goerlaardigel
gek was, eenzelvig es» onderling, met'
altijd smerige handen -en vlekken op
zijn ldeeren, die vaak naar allerlei
ondefinieerbare luchtjes stonk en er
plezier in schepte zoo nu en dan eens
in de lucht te vliegen, de groote be
teekenis van de scheikunde is toch)
lang niet overal doorgedrongen. Ieder
een i.s scheikundige en doet chemische
proeven, zonder 't zelf te weten vaak;
als ge een lucifer aanstrijkt, als go
daarmee het gas of een sigaar aan
steek!, terwijl g6 eet en ademhaalt
doet ge feitelijk chemische proeven; de
huisvrouw die eten kookt beoefent, om
het eens plechtig uit te drukken, daar
mee een onderdeel van de toegepaste
scheikunde en nog wel een dat lang
niet tot de gemakkelijkste behoort en
waaraan nog veel geheimzinnigs en
onverklaards is verhonden.
Met vrijwel alles lieert de chemie te
maken of te maken gehad, mat het
papier van deze krant, met dé inkt,
waarmee ze gedrukt is, met de pen
waarmee ge schrijft, met de schoenen
en kle-erén die ge draagt, de fiets of
dé tram of de auto of den trein waar
mee ge u voortbeweegt, met do kof
fie en thee die ge drinkt, de boter,
melk en liet brood dat ge gebruikt,
het gas waarop ge uw eten kookt of
waarmee ge uw kamer verlicht of ver
warmt, met de steen en waarmee uw
huis' is gebouwd en de verf, waarmee
het is geschilderd, met de medicijnen
die ge (ik hoop .weinig!) gebruikt, met
de zeilen en kleeden op uw vloer, het
behangsel aan den muur, het servies
en glaswerk dat ge gebruikt, de ge
reedschappen waar ge mee werkt,;
kortom er is vrijwel niets op te noe
men, bij de bereiding of afwerking
waarvan chemische processen geen rol
spelen eu waar het wetenschappelijk
bestudeeren der chemie niet vrucht
dragend en zegenbrengend heeft ge
werkt.
Nietwaar, lezer, ik vlei mij met de
gedachte, dat gc van een dergelijke
belangrijke en fundamenteele weten
schap wel iets naders wilt weten en ilc
stel mij voor in eenige volgende arti
kelen iels over de grondslagen er van
te vertellen.