f
ROBBEDOES
HAARLEM'S DAGBLAD
UST DE WERELD
DE SCHULD
J
1
ZATERDAG 14 JUU 1923
DERDE BLAD
r IETS OVER AUTOMATEN EN PAARD ESPR O N GEN.
Een uitspraak van het Orakel van Oclcs. Het Delisch, probleem. Een
veelzijdig talent. De vliegende hout en duif van Archyias.Beroemde auto
maten der Oudheid en der Middeleeuwen. Beroemde automaten uit.de
18de eeuw. De schaak-autorvM: van Ven Kempelen. Het schaakbord een
magisch vierkant.
In de Oudheid was omtrent Let
eiland Delos, het kleinste en tevens
het belangrijkste der Cycladen, een
zinrijk© sage in omloop. Eens heerscn-
te, zoo luidde de sage, op liet eiland
een pestziekte, die talrijke slachtoffers
maakte, De beangste bewoners onder
vroegen het orakel en kregen ten ant
woord, dat de- ziekte, zou ophouden,
zoodra men in den tempel van Apollo,
die den roem en den trots van het
eiland Delos uitmaakte, een altaar zou
geplaatst hebben van de dubbele
grootte van het bestaande. Het altaar
was spoedig vervaardigd en op zijn
plaats gebracht, maar de pest hieln
aan. Opnieuw werd het orakel geraad
pleegd en men vernam dat de goden
nog niet voldaan wareji, daar het
nieuwe altaar wel den dubbelen in
houd, maar niet den kubusvorm van
het oude had. liet kwam, er dus op
aan een kubus te maken, welks zijde
zooveel maal grooter was dan do reeds
helcendè zijde, als de kubiekwortel uit
het getal 2 bedroeg. Dit vraagstuk,
©en lijn te constiuecren, gelijk aan
den derdemachts-woi'tel uit 2, is be
kend onder den naam Delisch pro
bleem en het- zooken naar de oplos-
ging is van grooten invloed geweest
op de ontwikkeling der meetkunde.
De volledige oplossing van hcfe pro
bleem en van allo, die er mede in
verband staan, is eerst geleverd dooi
den beroemden Descartes (17e eeuw).
De oplossing van -het eigenlijke
vraagstuk werd door de Ouden toe
geschreven aan Archyt.as van Tarente
(eerste helft der 4e eeuw vóór C.),
een man van de veelzïjdigste talenten.
Hij muntte uit als staatsman, als
veldheer, was een beroemd wiskunste
naar en, volgens de overlevering, do
grondlegger van de wetenschappelijke
beoefening der mechanica. Op dit
laatste gebied heeft hij volgens de
ou'de schrijvers een kunststuk gele
gerd, dat de algemeene bewondering
wekte: Het was een houten duif, die
door inwendige, onzichtbare machine
rieën bewogen, kon vliegen.
Dergelijk© producten van den vin
dingrijken menscholijken geest wer
den automaten genoemd, van twee
Grieksche woorden, waarvan het eer
st© beteakent: zelf, en het tweede: zich
bewegen.' Zeer beroemde automaten
waren in de Oudheid, behalve de vlie
gende houten duif van Arcliytgs, de
kruipende slak van Demetrius Phale-
reus ën de androïde (de op een mensen
gelijkende automaat) van Ptolomaeus
Philadelphos. Ook de midclcleeuwsche
werktuigkundigen lieten zich niet on
betuigd. Albeitus Magnus, die Alben
de Groote, de dertionde-eeuwsche Duit
sche natuurvorscher, die door de tijd-
genooten zoo werd bewonderd, dat zij
zijn kennis als iets bovennatuurlijks
beschouwden en hemzelf verdachten
van toovenurij, maakte een automaat,
Idle voor de bezoekers de deur open
de en hen groette.
Een andere beroemde automaat is
de loo'pende vlieg van Regioniontanus.
Deze heette eigenlijk Muller en was
geboren te Koningsbergen (1436), van
daar de Latijnscho naam, waaronder
hij beroemd is geworden. Hij was een
groot wiskunstenaar, een grondig ken
ner der Grieksche taal en letterkunde,
een zeevaart- en werktuigkundig©, die
door zijn verbetering der instrumen
ten voor de zeevaart en door zijn ster
renkundige berekeningen niet .weinig
er toe heeft bijgedragen om de ontdek
kingsreizen der 15e eeuw mogelijk te
maken. Toen keizer Maximiliaan zijn
intrede deed in Neurenberg, werd hij
door een adelaar begroet door middel
van bewegingen met den kop en do
vleugels. Die. adelaar was een auto
maat, welken Regioniontanus, die ge
durende eenige jaren een drukkerij
had gehad in Neurenberg, had ver
vaardigd en aan de stad had ver
maakt.
In Neurenberg, waar d© werktuig
kunde zoo hoog stond en waar -bij
voorbeeld Pieter Hel© (1500) dc 'zak
horloges uitvond, werden in dien tijd
tal van automaten vervaardigd. Maar
vooral m de 18e eeuw waren de auto
maten in do mode. Hit dien tijd dag-
teekenen de fluitspeler en de eend
van Vaucauson. Dit, dier vertoond©
verschillende verrichtingen uit het
eendenlevcn, ja zelfs zagep. de ver
baasde toeschouwers, naar zij meen
den, de uitwendig© werking der spijs
vertering, zoodat zij in den waan ver
keerden, dat do nagebootste vogel oo^
spijsverterings-organen had, evenals
een natuurlijk dier. Do vinder liet hen
in dien waan, maar dat was een vrij
onschuldig bedrog.'
Ouder de allerberoemdste uit
18e eeuw belmoren zeker wel de drie
volgende van de beido Zwitsers Droz,
vader en zoon: de klavierspeelster, de
teekenende en de schrijvende knaa.p.
Vooral de laatste is merkwaardig.
Het stelt' een knaapje voor, dat aan
een tafeltje zit met een pen in de
hand. Hij, schrijft niet alleen wooi-
deu neer,' waarvoor het binnenwerk
telkens eerst gestold wordt, maar ook
geheel vrij, mits men voor elke letter
een wijzer zet op de letter, die men
wenscht geschreven te zien. De knaa'p
doopt de pen in, houdt na iedere lec
tor op, verschuift het blad, zorgt
voor de nette' uitvoering van op- en
neerhalen, liet mechanism© is verbor
gen in het bovenlijf, de armen en
ouder de tafel.
Een andere bewonderenswaardige
automaat is de spreekmachine van
Wolfgang von Kempelen (1778). De
automaat kon alle lettergrepen behoor
lijk uitspreken met de stem van een
drie- of vierjarig kind. De maker van
die kunststuk was een, ambtenaar
der Oostenrijksche hofkansclarij. In
zijn vrij© uren beoefende liij de werk
tuigkunde, waarvoor liij een verba-
zingwekkenden aanleg had. Reeds
vroeger bad hij een schaak automaat
vervaardigd, die het van bijna iedere»
tegenspeler won. Het spel van den
automaat werd namelijk, zonder dat
de toeschouwers wisten op welke ma
nier geregeld door von Kempelen, die
een buitengewoon sterk schaakspeler
as en die daarom zeer in de gunst
stond 'bij keizerin Maria ïberesia, zelt
een ijverige beoefenaarster van het
schoons, spel- De automatische schaak
speler voerde ook met liet paard feek
sen zetten uit, die met paardespron-
gen noemt. Von Kempelen was op het
idee gekomen nfiar aanleiding van een
geschrift, cLat kort geleden was ver
schenen.
De beroemde Zwitserseh© geleerd©
Leonard Euler, een der grootste wis
kunstenaars uit de ISe eeuw, was na
melijk eens iu gezelschap, toen het ge
sprek kwam op een toen nog vrij on
bekend schaakprobleem. Toch was het
probleem toen reeds vrij oud, want
reeds velschillende mi'ddeleeuwscbe
schrijvers van verhandelingen over
liet spel, dat iu hun tijd reeds in zoo
hoogc eer stond en zoo algemeen aan
vorstenhoven en op de adellijke kas
teden beoefend werd, hadden het be
sproken en opgelost. We zullen dade
lijk zien,, w.aar het op neerkwam,
maar eerst een kleine opmerking: Zoo
als iedere lezer weet, bevat het schaak
bord 64 vierkante vakken en- is -het
aantal schaakfiguren 32, n.l. 16 voor
iederen speler. Verder is het iederen,
zelf niet-schaakspelendan, lezer be
kend, wat men verstaat onder een zet
met het paard. Deze bestaat hierin,
dat men liet paard verplaatst twee
vakken naar boven of beneden en ver
volgens één vak naar linies of rechts,
of wel twee vakken naar links of
rechts en daarna een vak naar boven
of beneden, aldus:
H
die het paard mag maken. Het mag
op elk der 31 andere vakken maar
eenmaal komen en moet steeds blij
ven op zijn eigen helft van liet bord.
Vele oplossingen zijn mogelijk. Ilïer
volgt er een, die ons straks nog kan
dienen-
1 |2G|16|20
|Ï6|l9pj|8t"
7 J 32 j 13 J 22 J
TTjirjT fafj
127 j 2 j 17 jlOj
29 4 123 1121
113 j 9 |28j 3 124 J li j 801 5 j
Het grootste- aantal vakken, dat men
met een paard kan bestrijken is dus 8.
Staat hot stuk dichter bij of aan den
rand van het bord, dan wordt dit aan
tal kleiner (6, 4 of 3) on staat het :n
één der hoeken, dan is het niet meer
dan 2.
Na deze toelichting voor niet-scha-
kei's komen we tot het probleem. Het;
luidt als volgt: Bezet een dei- helften
van het schaakbord met de 32 schaak
stukken in willekeurige volgorde en
sla nu met één der paarden alle stuk
ken weg door middel van de sprongen,
Het schaakprobleem wekt© Eulers
belangstelling. Hij schreef er een ver
handeling over, die niet weinig er toe
bij bracht liet algemeen bekönd te
maken. Iu zijn verhandeling gaf hij
ouder meer een oplossing van het vol
gende vraagstuk: Ni de onderste helft
van het schaakbord op de aangedui
de wijze doorloopen t© hebben, de bo
venste helft bezetten met de 32 stuk
ken en door een laatsten zet weer te-
kömèn op vak 1. Hot paard, dat
men laat werken springt dan van 32
öijp 33, .d.i. den rechter benedenhoek
van de nieuwe helft, de plaatsing der
andere stukken is natuurlijk weer wil
lekeurig.
Toeu hij het laatste stuk sloeg, kwam
het paard te staan aan de onderste
ij, juist boven de 15 en kon hij dus
door een nieuwen sprong weer terug
komen op het uitgangspunt n.l. 1.
Zulk een reeks sprongen noemt men
een gesloten -paardesprong. Uit 'de
geslotenheid van dezen reeks sprongen
volgt, dat wen als uitgangspunt on
verschillig welk der 64 vakken kan ne
men, mits het niet noodïg is eerst de
gêheele' benedenhelft te bewerken,
voordat men aan de tweede begint.
Laten we bij' voorbeeld beginnen met
hef, vak, waar, in onze figuur, ds 29
staat. We springen dan .van 29 naar
30 enz. tot we komen aan 65, van 64
r 1 en dan ten slotte van 1 naar
2 enz. tot 28. Daar we onverschillig
welk vak als uitgangspunt kunnen ne
men, geeft ons dit 64 oplossingen aan
de hand. We krijgen nog er 64 ande
re, wanneer we ons paard laten terug
springen en het dus brengen van 29
naar 28, 27 enz. tob 1, daarna van 64
lot 30, en eindelijk van 30 naar ons
uitgangspunt (29) terugke-eren.
Het aantal reeksen van paarden
sprongen, die men op het schaakbord
kan maken, is nog niet heleend, wel
weet men, dat het buitengewoon groot
is. Wanneer de lezer lust gevoelt er
een te maken, kan deze wenk dienen-
Met bezette bij voorkeur eerst de vak
ken, van waaruit het kleinste aantal
onbezette vakken vootr het paard be
reikbaar is. Heeft men de keus tus-
sciïen twee vakken, die in dit opzicht
gelijk staan, dan is bet onverschillig,
welk vak men kiest.
Eulers verhandeling over sprong-
reeksen gaf, zooals wij reeds gezien
hebben, von Kempelen aanleiding tot
het vervaardigen van zijn schaak-
automaat. Ze wekte ook menig schaak
speler op tot het samenstellen van ge
sloten sprongreeksen, welker dia
gram, dat is de gebroken lijn, die
aangeeft welk© vakken het paard ach
tereenvolgens doorloopen heeft, prach
tige figuren vormde. Er waren er ook
niet politiek© bedoeling, zoo bijvoor
beeld de door een' Hollander in den
tijd der Fransche overhcerscliing uit
gedachte. Het diagram bevatte in elk
der vier hoeken van hst bord een ka-
kiptale Wj waarvan de ingewijden de
beteekenis wisten: „Wij Willen Wil
lem Weder".
Laten we tot slot nog vernielden
dat het den Rus Taenïseh gelukt is een
reeks sprongen samen te stellen, die
van hét' schaakbord bijna een magisch
vierkant maakt, daar elk der rijen en
elk der kolommen een som oplevert
van 260.. De plaats van uitgang lieet 1
het volgende vak heet 2 enz. tot 64.
Het is tot nu toe niemand gelukt, ook
de diagonalen aan den eiscli om 260
op te leveren, te doen beantwoorden,
dus eeu volkomen magisch vierkant is
het op deze wijze nog niet.
Voor lezers, die getracht hebben ecu
magisch vierkant van 64 vakken sa
men te stellen dn niet-mochten ge
slaagd zijn, laten we hier de oplos
sing volgen. Ze is verkregen op d©
volgende wijze. Van de twee bovenste
rijen, dus de rij van 1 tot 8 en die
van 9 tot 16, de tweede buite'nste links
en de twee buitenste rechts doen wis
selen met de symmetrisch tegenover
gestelde. Laten we nog even (herinne
ren dat symmetrisch tegenovergesteld
zijn het eerst© vak links van de bo
venste rij met het eerste vak rechts
van de onderste rij; het derde vak
rechts van de derde rij van boVen met
liet derde vak links van do derdo rij
van onder, enz.
Als de genoemde onderlinge ruil
heeft plaats gehad, verwisselen w© op
dezelfde wijze do binnenste vier vak
ken van de derde on vierde rij van
boven met de symmetrisch tegenover
gestelde van de derde en vierde rij
van onderen. Men krijgt dan het vol
gende magische vierkant.
Zoo als men ziet is de som van elke'
r ij en Van elke kolom, zoowel als die
van elk der diagonalen gelijk aan 2G0
64 63 3 4 i 6 6 58 57j
56 55 11 1 12 13 14 50
59
L< Is j 46 45 j 4- 43 23
24
"40
2ft I 26 38 37 36 j cl'ö 81
33 ö4 80 29 28 27 39
41 42 22 21 20
19 47
48
16 15 51 52 53
54 IU
9
8 7 59 60 i 61 62 3 1
Hel jonge meisje trad de groote,
schitterend verlichte balzaal binnen. Zij
was alleen. Ze stond even te kijken
naar de dansende paartjes, die haar
voorbij zweefden, voordat ze ging zit
ten.
Tt midden
met fuweelcn
haar
al die mooi-gekleede.
langen meisjes, werd
r schijn en. nauwelijks opgemerkt
ste der dames hadden met. den
?rsten oogopslag ,u al kunnen vertel-
n, dat haar baljapon eigen maaksel
■as. Zij had geen ringen aan, zc
droeg alleen een bloedkoralen ketting.
Ia tegenstelling met de meeste, in de.
balzaal aanwezige dames, was zij, zoo
a's zij zouden zeggën, slecht gekleed.
Enkele der oudere dames de echtge-
uooten van de heeren, meest allen ge
wichtige personages in de. handelswe
reld d-iè zagen wat een prachtig
aar haar zij liad, en wat een mooie,
grijze oogen in het regelmatige, ovale
gezichtje maakten bij zich zelf de op-
erking wat jammer het was, dat ze
ch niet beter wist te Ideeden. Het
.vara niet in haar hoofden op, dat het
.innen verschijnen op het jaarlijksche
al aan een van de aanwezigen heel
at hoofdbreken had gekost.
Zij konden ook niet weten, dat Ella,
n zich dat uitgangetje te kunnen ver-
uloven, zieh heel wat opofferingen
had moeten getroosten. Van het sala
ris, dat Ella, de stenograph is. te, ver
diende, bleef na aftrek van haar pen-
siongeld en haar kleedgeld maar heel
weinig over, bovendien had ze nog een
verplichting- op zich genomen, een
eereschuld, die zij wilde afbetalen.
De kaart voor het bal -had zij gekre
gen van haar patroon, die, als een der
meest vooraanstaande leden in de han
delswereld, wel aan zijn stand verplicht
was een half dozijn kaarten te nemen
of hij er gebruik vari maakte of niet.
Zij had de kaart vol blijdschap aange
nomen, daar deze 'haar de- kans gaf op
een prettigen avond. Dansen was een
genot voor haar en sedert den tragi-
schen dood van haar vader, waardoor
zij op eigen beenen moest staan, was
zij er nog maar weinig toe in de gele
genheid geweest.
Zij had haar japon ontworpen en ge
maakt met de blijdschap van een kind
in het vooruitzicht van een onverwacht
pretje.-
Toen zij de zaal binnentrad had een
jonge man met een bloem ih het
knoopsgat haar glimlachend een bal
boekje gegeven. Zij had terug gelachen
rri hem bijzonder aardig gevonden. Zijn
gladgeschoren gezicht cn krullend haar
gaven hem iets aparts. Daar zij zelf
een zalcenmeisje was, voelde zij in hem
intuïtief den knappen zakenman. Deze
.flinke jongeman, die- iedereen hier
scheen te kennen, droeg een zeer goed
bekenden naam in dep handel.
Toen de dans uit was zag ze, dat
hij haar vol belangstelling aankeek.
Bijna elke dame was bij haar komst
vergezeld geweest van een heer, die
haar.aan zijn kennissen voorstelde, en
het was aan de aandacht van den jon
gen man niet ontgaan, dat zij alleen
was gekomen. Hij kwam naar haar toe.
Een blij gevoel doortrilde haar bij de
gedachte, dat hij haar uitgekozen had
en haar nu voor een dans kwam vra
gen. Zij zou graag met hem dansen.
Hij zag er vertrouwenwekkend, prettig
uit. Terwijl hij naar haar toe kwam,
wenkte hij een kennis, die met hem
meekwam.
e ik,
hij.. „Mijn
groot genoegen
aardige jongen,
haar balboekje en
„U v
"liend hier zal het
zijn."
De vriend, ee
schreef zijn naam
voerde haar ten dans.
Het genot van de wals tooverde een
gelukkig blbsje op haar wangen en al
spoedig kwamen andere dansers, die
zagen hoe' uitstekend zij danste, haar
vragen.
David van Roon, die bij de deur
stond, zag haar voorbij zweven en had
geglimlacht, toen hij haar twinkelende
oogen en haar zichtbare verrukking
zag. Een paar keer had zc hem over den
schouder van haar danser toegelachen,
als om hem te beduiden, dat er op haar
balboekje nog plaats was voor zijn
naam,. Toen zij bij een dans zat, kwam
hij naar haar toe.
„U danst mooi," zei hij, „nu begrijp
i!>, waarom dansen poëzie wordt ge
noemd. Mag ik bij u komen zitten en
een praatje maken?"
„U heeft nog heelemaal niet ge
danst," zei zc. „Heeft u het zóó druk?"
„Voor den eersten keer in mijn leven
spijt het mij, dat ik niet kan dansen,"
antwoordde hij. „Zou.ik het genoegen
jjiogc-i) hebben de souper-dans bij u te
zitten, waardoor ik mij tegelijk verze
ker van uw gezelschap aan het souper.
Ik bracht geen lief meisje mee."
„En geen dapper cavalier bracht mij,"
lachte zij. „Misschien
„Voor den souperdans kom ik u ha
len''" zei hij, toen een danser haar
kwam halen voor de foxtrot.
Hij keek haar na met een glimlach in
do oogen.
„In deze geheele vroolijke kring is
zij het eenigemeisje," dacht hij bij
zichzelf., „Er mogen er bij zijn, die
mooier zijn, stellig is er niet een, wier
kleedje niet veel d uurder is, dan
haar eenvoudige japonnetje; en toch
lijkt ze mij de voor mij geboren vrouw.
Je hebt altijd gelachen om liefde op
het eerste gezicht, is het niet, -ouwe
jongc-n? Dat was maar dwaasheid, hè?
Zou bet niet beter zijn, dat je maar
gauw naar huis ttfe ging?"
Hij glimlachte toen hij opstond om
na ar een ouden heer te gaan'die hem
gewenkt 'had.
„En, David," zei hij met een lach
zijn oogen. „Amuseer je je nog al?
zie, dat je al kennis gemaakt hc-ht."
„Ze kwam alleen, vader,"' antwoord
de David, „dus ik moest wel, .vooral
omdat u voorzitter-is. Maar ik vergeef
het u, hoor!"
„Gelukkig!" lachte de oude heer.
..Breng haar maar eens gauw bij xpu,
"de dans is afgeloopen."
'fusschen vader en zoon, eigenaars
rail een bloeiende -onderneming, be
amed een sterke band. Beiden waren
larae werkers, die veel pleizier in hun
werk hadden, en er maar heel weinig
tijd afnamen voor hun ontspanning. Dit
bal was een zeldzame gelegenheid. De
oude heer ljad David er dikwijls mee
eplaagd, dat hij nogsteeds njet hei
,-aie meisje had gevonden, en alleen
laar aan zijn werk dacht, de jongste
ad hem uitgelachen.
De vader had er grapjes over ge
laakt, hij wist wel dat de ware zou
omen op een goeden dag en dat het
dan tot David door zou dringen, dat hij
het beste deel van het leven tot nu toe
'emitl had.
„Breng ide kleiDe maar bij mij,"
lachte- hij. „Daar jij er geen ondervin-
"ng van hebt, heb je raad nooèfg."
Dai'id stond het vroolijke tafereeltje
,n dansende paartjes aan te zien. Er
oet toch iets in dansen zijn, dacht hij,
iedereen lijkt even opgewekt.
„Amuseert u zich nogal?" vroeg hij
haar glimlachend, terwijl hij naast
haar ging zitten.
„Verrukkelijk!" lachtte het meisje
mei schitterende oogen. „Het is heer
lijk, en ik was nogal bang, dat ik een
muurbloempje zou zijn."
„Ik weet niet, wat het is, maar het is
mij net of ik u al eer ontmoet heb,"
zei hij. „Het komt misschien wel, door
dat ik zoo gemakkelijk met u kan pra-
i. Deze avond is iets( ongewoons
jr mij, anders werk ik altijd van den
morgen tot den avond."
Voor mij Ls het ook heel ongewoon,"
bekende ze. „Een zeldzame tractatie.
Mijn patroon gaf mij een toegangsbe
wijs. Mijn salaris laat niet toe dat ik
zulke dure kaartjes koop."
„En toch danst u verrukkelijk,"
zei hij.
Bij deze woorden trok er even een
schaduw over haar blozend gezichtje.
Toen bij het zag, begreep hij, dat haar
gedachten naar gelukkiger dagen wa
ren teruggegaan.
„Laten we niet treurig zijn," lachtte
hij. „Morgen is. er nog tijd genoeg om
:e denken aan wat had kunnen zijn.
Laten we- een gezellig hoekje in de
Sauperzaal gaan zoeken."
Iiij stond op en bood haar zijn arm.
Zijn geringe ondervinding in aanmer
king genomen, ging zijn rol hem bij
zonder goed af. Met dit meisje sprak
hij heel gemakkelijk. Tusschen hun bei
den was een bijzondere genegenheid
ontstaan. Hij was verbaasd over zijn
eigen vroolijkheid.
„U moet ook leeren dansen," zei ze
hem.
jsu hij stemde toe.
„Er is nog wel wat anders in het
..ven dan werken en slapen," onder
wees ze hem glimlachend. „Een mensch
is geen machine."
„Mijn vader denkt er ook zoo over,"
lachtte hij. „Hij denkt altijd, dat ik niet
gewoon ben als andere jongelui. Ik wil
de, dat u hem eens ontmoette. Ik denk
cl, dat u van hem-zoudt houden."
„Als hij is als u, dan geloof ik het
zeker," bekende ze hem.
„Dat is lief gezegd," antwoordde hij,
,Als het souper afgeloopen is, stel ik
oor, dat we naar hem toe gaan, maar
iB zullen ons eerst officieel aan elkaar
oorstellen. Mag ik uw balboekje 'heb-
en, dan geef ik u het mijne."
„Ik wil werkelijk graag uw naam we-
?nL" zei ze met een gelukkig lachje."
Ilij nam haar boekje en schreef er
zijn naam in. Zij nam zijn onbeschre
ven boekje- en schreef bij de souper-
dans, Ella de Bruin. Lachend gaven zij
DE OVERMATIGE ZOMERHITTE
veroorzaakt dikwijls hevig© hoofdpijn,
een paar MYNHARRT's HOOFD
PUNT ABLETTEN doen deze spoedig
bedaren. 'Prijs per koker 60 .ets. Bij
apothekers en drogisten.
INCEZONDEN M ED E D EEUN GEN
h 60 Cts. per regel.
op d!e oranje 'r-asnii
Glazen buisje 75 cents
elkaar de boekje.-: ter::';. Tóen, toen zij
eikaars namen lazen_ veranderde hun
.ch in verbazing en staarden zij elkaar
„U!" riep David uit. „Bent iu Ella
s Biuin?"
,-En u!" riep het meisje.- „Bent u<
lavid van Roon van Van Roon en
Zoen
„Die ben ik!" gaf David toe. „Maar
vee: u wel, dat de firma Van Roon en
loon al maandenlang zoekt naar een
o eis je van dien naam?"
Hij lachte, een lach van gqjpk over
cn prettige ontdekking. Opgewonden.
;tónd hij op en keek in de zaal rond.
„Wacht," zei hij.- „Ik zie, dat vader
uist opstat." En weg was hij.
Ze zaè' dat hij het balboekje aan zijn
ader liet zien en dat de oude heer vol
•erbazing haar naam las. Met zijn hand
>p den arm van zijn zoon\.kwamen zij
naar haar toe.
„De dochter van Jan dc Bruin!" zoo
begroette hij haarvol vreugde. „Het
kleine vrouwtje, waarnaar twee za
leenmannen vol ijver gezocht hebben,
sedert de eerste djèque kwam, met de
onderleekening Ella de Bruin? Lieve
kind, laat ik je mogen vertellen, dat
noch David, noch ik, ooit ook maar
cén triomfenl gedacht hebben, dat Jan de
Bruin zich geld toegeëigend heeft, dat
voor ons bestemd was."
„Ilij stond boven elke verdenking,"
verklaarde David. „Geen huis had ooit
een eerlijker en rechtvaardiger verte
genwoordiger."
„De Bruin wist, hoe wij over hem,
dachten," voegde de oude heër er aan'
„Ja" zei het meisje rustig. „Maar
met dat al blijft het feit, dat toen hij
dien morgen na het ongeluk, gevonden
werd, het geld niet in zijn bezit wasj
Het geld was van u, zijn patroons. Ik
weet zeker, dat vader zou zeggen daj ik
goed doe, om de schuld af te betalen.
En dat wil ik ook doen, heeren I"
,,Er bestaat geen twijfel, dat De
Bruin's portefeuille, die nooit gevonden
■erd, het geld bevatte," wierp de oude
heer tegen.
„Dat verandert niets aan de zaak,"
hield het .meisje vol, „het was uw
geld."
„Wij willen er niet over praten, dat
er voor u niet de minste verplichting
bestaat om dat geld te- betalen, omdat,
afgescheiden van een gevoel van trots*
dat wij in u waardeeren, wij begrijpen*
dat de eerlijke naam van uw vader, u
boven alles gaat. Uw vader is arm ge
storven en wij begrijpen, dat dit voor
zijn meisje heel wat is. Het geld. dat u
ons iedere maand zond, hebben wij
onaangeroerd in uw vaders lessenaar
laten liggen, tot den dag-, dat wij u
zoucen vinden."
Hij leunde voorover om haar beide
handen te pakken.
„Nog nooit in zijn leven, is de presi
des van dit gezelschap zoo in de ver-,
leiding geweest om zijn waardigheid
overboord te gooien, en om in een over.
volle zaal zijn armen om een allerliefst
klein vrouwtje te slaan en haar te kus
sen," zei hij.
„Nou. nou, vader!" lachte David.
,li!la de Bruin als die jongen vaü
mij; ooit zoo dom zou zijn om je weer
los te laten nu hij zoo gelukkig is ge
weest je te vinden, dan zet ik hem uit'
de zaak," verklaarde hij. „.David, Zon-
dag kom je Ella aan moeder voorstellen
•erder geen praatjes!"
deneer de voorzitter uw woord is
antwoordde de gehoorzame zoon*
Feuilleton
Geü-toi meerde ve'éttUiug naar liet
Eugelsch van
JEFF ERA- FAKNOL.
„Heb klinkt vreeselljk diclltb-i!'- zei
Liesbeth
„Maar geluid kan je zoo bedriegen,
Weet je", antwoordde i'k.
„Een maand geleden is er nog een 1
man overgevaren en die is verdron-
ken!" rilde Liesbeth.
„Arme kerel!" zei ik. <„'s Naelils is
liet, natuurlijk heel iets anders dan
is er niemand op rivier, cn,.
„Maar het, is op klaarlichten dag j
gebeurd!" zei Liesbeth bijna Ruiste- j
rend. Ze keerde zich half van mij of,
en keek strak naar dc bocht in de
■rivier, en toevallig vond haar hand
bet afgesneden tptnv, en ze begon er
me© te spelen.
Zoo draven vvo verder en keken naai
de oevers, en- ieder oogcnblik werd het
geraas van de draaikolk heviger en
dreigender.
„Dick". zei ze plotseling, „wc kun
nen er nooit voorbij komen zonder
riemen!" cn met trillende vingers be
gon ze knoopén in het touw te leg
gen,
„Och, dat weet ik niet", antwoord
de ik kalm, hoewel ik me allesbehalve
op mijn gemak voelde, „en bovendien
zullen we vast wel een boot of zoo
iets tegen, komen
„Maar als dat nu niet gebeurt?"
„O och, we zijn er nog niet, en
eh laten we liever over visch
praten".
„O Dick". riep ze uit „hoe kun
je de zaak zoo licht opvatten als we
over een paar- minuten daar mis
schien in bet water liggen? We kun
nen nooit zonder riemen door'de-draai
kolk heen komen,' en dat weet je best
en o. Dick, waarom beb je het
toch gedaan hoe kwam je toch zoo
dwaas?"
„Wat gedaan?" vroeg ik verbaasd.
Plotseling ging ze tegenover mij op
Maw knieën liggen.
„Dit!" riep zp uit en hield liet af
gesneden touw in do hand. Ilet is
doorg.'sneden! O, Dick, Dick, hoe kon
ej zoo dwaas zijn?"
„Liesheth!" riep ik uit, „wou je
heuseli beweren dat je dacht..."
„Ik we .t het zeker!" viel zo mij in
da rede. Ze keerde zich om en ver
borg tiaar gelaat in baar banden.
- Yv ij waren nu niet ver meer van de
bocht af. eu l.oen ik dit zag kreeg ik
een plotselinge ingeving, waardoor ik
zou kunnen bewijzen wat baai- ge
voelens voor mij waren,en toen ze met
afgewend gelaat vóór mij neerknielde
boog ik me voorover en greep haar
handen.
„Liesbeth", zei ik, „als ik de boot
had .losgesneden, als een een dwaas
en om een malle gril je leven in
gevaar had gebracht, zou je me
dan kunnen vergeven?"
Een tijd lang antwoordde ze niets
toen lichtte ze langzaam het hoofd
op.
„O Dick!" was alles wat ze zei
maar in naar oogen las ik het won
derbare.
„Maar Liesbeth", stamelde ik, „zou
je nog van mij kunnen houden,
zelfs als als door mijn dwaasheid
heb ergste zou gebeuren, en vvo
wij
„Ik geloo fniet dat ik zoo erg bang
zal zijn, Dick, als je me zoo stijf vast
houdt!" fluisterde ze.
Het geluid van de draaikolk was
nu een geweldig genaas geworden,
maar ik sloeg er weinig acht op; alle
angst had plaats gemaakt voor een
groot, wonderbaarlijk geluk.
„Dick",fluisterde zc, „zul je me
vasthouden, zul je me niet loslaten
als als
„Nooit", antwoordde ik. „Niets kan
mij jou nu ooit ontnemen".
Terwijl ik sprak keek ik om mij
heen. en zag iets wat opeens de heele
toestand veranderd het drama ver
anderde iu een o ogenblik in een blij
spel langzaam kwam er een boot
I de bocht om.
„Liesbeth, kijk- eens op!" Met een
zucht gehoorzaamde ze, ze greep mij
nog steviger vast en ik las angst en
afschuw iu haar oogen. Toen was het
opeens voorbij, haar bleeke wangen
werden rood, en ze maakte zich los
uit mijn armen en daarna viel liet
mij op hoe ze haar best deed om mijn
j blik te vermijden.
Langzaam Kwam de boot naderbij;
er z::t iemand in die geweldig spatte
bij het 1'oeion. Met veel inspanning en
nog meer geplas kwam hij 'eindelijk
j naast cuzo boot, nadat ik hem geroe
pen liad.
„Een ongeluk gebeurd?" vroeg hij.
„Zooiets", zei ik. „Wilt u zo.o vrien
delijk zijn om ons naar den kant fco
sleejien?"
I „Met alle soorten van genoegen!"
I grinnikte hij; hij maakte ons touw
aan zijn hoot vast eu plaste met ons
naar den wal. Toen hij dat gedaan
liad grinnikte hij weer, wuifde met
zijn" hoed en plaste verder. Ik legde de
boot vast en keek naar Liesbeth. Ze
staarde voor zich uit naar den draai-
j kolk.
j „Liesbeth", bsgoi'i ik.
„Ik dacht, daar straks, dot het het
i einde was!" zei ze, ©ai rilde.
„En op zulke oogenblikken", voeg
de ik er bij. zeggen we soms dingen
die we onder gewone omstandigheden
niet gezegd zou hebben. Ik bgrijp het
volkomen, én ik zal probeeren liet te
vergeten je behoeft niet bang te
zijn".
„Denk je dat je dat zult kunnen?"
vroeg zc en keek mij aan.
„Ik zal het probeeren", antwoord
de ik. Ik was er niet heelemaal zeker
van, maar ik dacht clat ik een kuiltje
bij haar mond zeg.
Vvij liepen naast elkaar langs de
rivier, meestal |wijgend. Meer dnu
-eens viel liet mij op dat zo mij van
terzijde aankeek, en ©enigszins ver
baasd scheen te zijn.
„Vvelï"" zei ik tenslotte.
„Ik verbaas me er nog over waar
om je hel gedaan hebt, Dick. Het was
gemeen! wreed! slecht! lloe heb je het
kunnen doen!"
„Och", en ik haalde mijn schou
ders op en verwenschte in stilte den
Robbedoes.
„Als het mij niet opgevallen was,
dat "heb touw pas kort geleden was
doorgesneden, zou ik gedacht hebben
dat het eeu ongeluk was", ging ze
voort.
„Natuurlijk!" z?L ik.
„En dan hoe kwam het dat jij in
de hoot .was?"
„Ja, dal is weer een andere vraag!'
knikte ik.
„Maar ik kan toch haast niet- ge-
looven dat je met opzet ons leven
mijn leven.in gevaar zou brengenI"
Een man die zoo iets do&n zou"*
riep ik opgewonden uit, zou een
een
„Ja',' zei Liesbeth vlug, „dat zou
hij".
En zooiels zou je onmogelijk
kunnen vergeven!"
„Neen, zei Liesbeth, „natuurlijk
niet".
„En" ik b gon weer, maar toen
ze mij onderzoekend aankeek, zweeg
ik. „En jij hebt rne toch vergeven,
Liesbeth". eindigde ik.
„O ja?" vroeg ze, niet opgetrokken
wenkbrauwen,
„Is liet niet?"
„Ik herinner het mij niet".
„In de boot?"
„Ik heb het toch nooit gezegd".
„Misschien niet in woorden, maar
je gaf toch den indruk dat je dat be
doelde".
Liesbeih bloosde.
„Moet ik dus hieruit opmaken dat
j.o me' heelemaal niet vergeven hebt
tenslotte?"
„Niet voordat ik'weet waarom je
zoo dwaas en onnadenkend gehandeld
hebt", antwoordde ze. en zette bet
vastberaden gezichtje, dat ik zoo goed
van haar kende.
Ik vond het belachelijk om zoo de
verantwoordelijkheid voor dc misda
den van den Robbedoes op me te ne
men en het was even verkeerd als on-