f ROBBEDOES HAARLEM'S DAGBLAD UST DE WERELD DE SCHULD J 1 ZATERDAG 14 JUU 1923 DERDE BLAD r IETS OVER AUTOMATEN EN PAARD ESPR O N GEN. Een uitspraak van het Orakel van Oclcs. Het Delisch, probleem. Een veelzijdig talent. De vliegende hout en duif van Archyias.Beroemde auto maten der Oudheid en der Middeleeuwen. Beroemde automaten uit.de 18de eeuw. De schaak-autorvM: van Ven Kempelen. Het schaakbord een magisch vierkant. In de Oudheid was omtrent Let eiland Delos, het kleinste en tevens het belangrijkste der Cycladen, een zinrijk© sage in omloop. Eens heerscn- te, zoo luidde de sage, op liet eiland een pestziekte, die talrijke slachtoffers maakte, De beangste bewoners onder vroegen het orakel en kregen ten ant woord, dat de- ziekte, zou ophouden, zoodra men in den tempel van Apollo, die den roem en den trots van het eiland Delos uitmaakte, een altaar zou geplaatst hebben van de dubbele grootte van het bestaande. Het altaar was spoedig vervaardigd en op zijn plaats gebracht, maar de pest hieln aan. Opnieuw werd het orakel geraad pleegd en men vernam dat de goden nog niet voldaan wareji, daar het nieuwe altaar wel den dubbelen in houd, maar niet den kubusvorm van het oude had. liet kwam, er dus op aan een kubus te maken, welks zijde zooveel maal grooter was dan do reeds helcendè zijde, als de kubiekwortel uit het getal 2 bedroeg. Dit vraagstuk, ©en lijn te constiuecren, gelijk aan den derdemachts-woi'tel uit 2, is be kend onder den naam Delisch pro bleem en het- zooken naar de oplos- ging is van grooten invloed geweest op de ontwikkeling der meetkunde. De volledige oplossing van hcfe pro bleem en van allo, die er mede in verband staan, is eerst geleverd dooi den beroemden Descartes (17e eeuw). De oplossing van -het eigenlijke vraagstuk werd door de Ouden toe geschreven aan Archyt.as van Tarente (eerste helft der 4e eeuw vóór C.), een man van de veelzïjdigste talenten. Hij muntte uit als staatsman, als veldheer, was een beroemd wiskunste naar en, volgens de overlevering, do grondlegger van de wetenschappelijke beoefening der mechanica. Op dit laatste gebied heeft hij volgens de ou'de schrijvers een kunststuk gele gerd, dat de algemeene bewondering wekte: Het was een houten duif, die door inwendige, onzichtbare machine rieën bewogen, kon vliegen. Dergelijk© producten van den vin dingrijken menscholijken geest wer den automaten genoemd, van twee Grieksche woorden, waarvan het eer st© beteakent: zelf, en het tweede: zich bewegen.' Zeer beroemde automaten waren in de Oudheid, behalve de vlie gende houten duif van Arcliytgs, de kruipende slak van Demetrius Phale- reus ën de androïde (de op een mensen gelijkende automaat) van Ptolomaeus Philadelphos. Ook de midclcleeuwsche werktuigkundigen lieten zich niet on betuigd. Albeitus Magnus, die Alben de Groote, de dertionde-eeuwsche Duit sche natuurvorscher, die door de tijd- genooten zoo werd bewonderd, dat zij zijn kennis als iets bovennatuurlijks beschouwden en hemzelf verdachten van toovenurij, maakte een automaat, Idle voor de bezoekers de deur open de en hen groette. Een andere beroemde automaat is de loo'pende vlieg van Regioniontanus. Deze heette eigenlijk Muller en was geboren te Koningsbergen (1436), van daar de Latijnscho naam, waaronder hij beroemd is geworden. Hij was een groot wiskunstenaar, een grondig ken ner der Grieksche taal en letterkunde, een zeevaart- en werktuigkundig©, die door zijn verbetering der instrumen ten voor de zeevaart en door zijn ster renkundige berekeningen niet .weinig er toe heeft bijgedragen om de ontdek kingsreizen der 15e eeuw mogelijk te maken. Toen keizer Maximiliaan zijn intrede deed in Neurenberg, werd hij door een adelaar begroet door middel van bewegingen met den kop en do vleugels. Die. adelaar was een auto maat, welken Regioniontanus, die ge durende eenige jaren een drukkerij had gehad in Neurenberg, had ver vaardigd en aan de stad had ver maakt. In Neurenberg, waar d© werktuig kunde zoo hoog stond en waar -bij voorbeeld Pieter Hel© (1500) dc 'zak horloges uitvond, werden in dien tijd tal van automaten vervaardigd. Maar vooral m de 18e eeuw waren de auto maten in do mode. Hit dien tijd dag- teekenen de fluitspeler en de eend van Vaucauson. Dit, dier vertoond© verschillende verrichtingen uit het eendenlevcn, ja zelfs zagep. de ver baasde toeschouwers, naar zij meen den, de uitwendig© werking der spijs vertering, zoodat zij in den waan ver keerden, dat do nagebootste vogel oo^ spijsverterings-organen had, evenals een natuurlijk dier. Do vinder liet hen in dien waan, maar dat was een vrij onschuldig bedrog.' Ouder de allerberoemdste uit 18e eeuw belmoren zeker wel de drie volgende van de beido Zwitsers Droz, vader en zoon: de klavierspeelster, de teekenende en de schrijvende knaa.p. Vooral de laatste is merkwaardig. Het stelt' een knaapje voor, dat aan een tafeltje zit met een pen in de hand. Hij, schrijft niet alleen wooi- deu neer,' waarvoor het binnenwerk telkens eerst gestold wordt, maar ook geheel vrij, mits men voor elke letter een wijzer zet op de letter, die men wenscht geschreven te zien. De knaa'p doopt de pen in, houdt na iedere lec tor op, verschuift het blad, zorgt voor de nette' uitvoering van op- en neerhalen, liet mechanism© is verbor gen in het bovenlijf, de armen en ouder de tafel. Een andere bewonderenswaardige automaat is de spreekmachine van Wolfgang von Kempelen (1778). De automaat kon alle lettergrepen behoor lijk uitspreken met de stem van een drie- of vierjarig kind. De maker van die kunststuk was een, ambtenaar der Oostenrijksche hofkansclarij. In zijn vrij© uren beoefende liij de werk tuigkunde, waarvoor liij een verba- zingwekkenden aanleg had. Reeds vroeger bad hij een schaak automaat vervaardigd, die het van bijna iedere» tegenspeler won. Het spel van den automaat werd namelijk, zonder dat de toeschouwers wisten op welke ma nier geregeld door von Kempelen, die een buitengewoon sterk schaakspeler as en die daarom zeer in de gunst stond 'bij keizerin Maria ïberesia, zelt een ijverige beoefenaarster van het schoons, spel- De automatische schaak speler voerde ook met liet paard feek sen zetten uit, die met paardespron- gen noemt. Von Kempelen was op het idee gekomen nfiar aanleiding van een geschrift, cLat kort geleden was ver schenen. De beroemde Zwitserseh© geleerd© Leonard Euler, een der grootste wis kunstenaars uit de ISe eeuw, was na melijk eens iu gezelschap, toen het ge sprek kwam op een toen nog vrij on bekend schaakprobleem. Toch was het probleem toen reeds vrij oud, want reeds velschillende mi'ddeleeuwscbe schrijvers van verhandelingen over liet spel, dat iu hun tijd reeds in zoo hoogc eer stond en zoo algemeen aan vorstenhoven en op de adellijke kas teden beoefend werd, hadden het be sproken en opgelost. We zullen dade lijk zien,, w.aar het op neerkwam, maar eerst een kleine opmerking: Zoo als iedere lezer weet, bevat het schaak bord 64 vierkante vakken en- is -het aantal schaakfiguren 32, n.l. 16 voor iederen speler. Verder is het iederen, zelf niet-schaakspelendan, lezer be kend, wat men verstaat onder een zet met het paard. Deze bestaat hierin, dat men liet paard verplaatst twee vakken naar boven of beneden en ver volgens één vak naar linies of rechts, of wel twee vakken naar links of rechts en daarna een vak naar boven of beneden, aldus: H die het paard mag maken. Het mag op elk der 31 andere vakken maar eenmaal komen en moet steeds blij ven op zijn eigen helft van liet bord. Vele oplossingen zijn mogelijk. Ilïer volgt er een, die ons straks nog kan dienen- 1 |2G|16|20 |Ï6|l9pj|8t" 7 J 32 j 13 J 22 J TTjirjT fafj 127 j 2 j 17 jlOj 29 4 123 1121 113 j 9 |28j 3 124 J li j 801 5 j Het grootste- aantal vakken, dat men met een paard kan bestrijken is dus 8. Staat hot stuk dichter bij of aan den rand van het bord, dan wordt dit aan tal kleiner (6, 4 of 3) on staat het :n één der hoeken, dan is het niet meer dan 2. Na deze toelichting voor niet-scha- kei's komen we tot het probleem. Het; luidt als volgt: Bezet een dei- helften van het schaakbord met de 32 schaak stukken in willekeurige volgorde en sla nu met één der paarden alle stuk ken weg door middel van de sprongen, Het schaakprobleem wekt© Eulers belangstelling. Hij schreef er een ver handeling over, die niet weinig er toe bij bracht liet algemeen bekönd te maken. Iu zijn verhandeling gaf hij ouder meer een oplossing van het vol gende vraagstuk: Ni de onderste helft van het schaakbord op de aangedui de wijze doorloopen t© hebben, de bo venste helft bezetten met de 32 stuk ken en door een laatsten zet weer te- kömèn op vak 1. Hot paard, dat men laat werken springt dan van 32 öijp 33, .d.i. den rechter benedenhoek van de nieuwe helft, de plaatsing der andere stukken is natuurlijk weer wil lekeurig. Toeu hij het laatste stuk sloeg, kwam het paard te staan aan de onderste ij, juist boven de 15 en kon hij dus door een nieuwen sprong weer terug komen op het uitgangspunt n.l. 1. Zulk een reeks sprongen noemt men een gesloten -paardesprong. Uit 'de geslotenheid van dezen reeks sprongen volgt, dat wen als uitgangspunt on verschillig welk der 64 vakken kan ne men, mits het niet noodïg is eerst de gêheele' benedenhelft te bewerken, voordat men aan de tweede begint. Laten we bij' voorbeeld beginnen met hef, vak, waar, in onze figuur, ds 29 staat. We springen dan .van 29 naar 30 enz. tot we komen aan 65, van 64 r 1 en dan ten slotte van 1 naar 2 enz. tot 28. Daar we onverschillig welk vak als uitgangspunt kunnen ne men, geeft ons dit 64 oplossingen aan de hand. We krijgen nog er 64 ande re, wanneer we ons paard laten terug springen en het dus brengen van 29 naar 28, 27 enz. tob 1, daarna van 64 lot 30, en eindelijk van 30 naar ons uitgangspunt (29) terugke-eren. Het aantal reeksen van paarden sprongen, die men op het schaakbord kan maken, is nog niet heleend, wel weet men, dat het buitengewoon groot is. Wanneer de lezer lust gevoelt er een te maken, kan deze wenk dienen- Met bezette bij voorkeur eerst de vak ken, van waaruit het kleinste aantal onbezette vakken vootr het paard be reikbaar is. Heeft men de keus tus- sciïen twee vakken, die in dit opzicht gelijk staan, dan is bet onverschillig, welk vak men kiest. Eulers verhandeling over sprong- reeksen gaf, zooals wij reeds gezien hebben, von Kempelen aanleiding tot het vervaardigen van zijn schaak- automaat. Ze wekte ook menig schaak speler op tot het samenstellen van ge sloten sprongreeksen, welker dia gram, dat is de gebroken lijn, die aangeeft welk© vakken het paard ach tereenvolgens doorloopen heeft, prach tige figuren vormde. Er waren er ook niet politiek© bedoeling, zoo bijvoor beeld de door een' Hollander in den tijd der Fransche overhcerscliing uit gedachte. Het diagram bevatte in elk der vier hoeken van hst bord een ka- kiptale Wj waarvan de ingewijden de beteekenis wisten: „Wij Willen Wil lem Weder". Laten we tot slot nog vernielden dat het den Rus Taenïseh gelukt is een reeks sprongen samen te stellen, die van hét' schaakbord bijna een magisch vierkant maakt, daar elk der rijen en elk der kolommen een som oplevert van 260.. De plaats van uitgang lieet 1 het volgende vak heet 2 enz. tot 64. Het is tot nu toe niemand gelukt, ook de diagonalen aan den eiscli om 260 op te leveren, te doen beantwoorden, dus eeu volkomen magisch vierkant is het op deze wijze nog niet. Voor lezers, die getracht hebben ecu magisch vierkant van 64 vakken sa men te stellen dn niet-mochten ge slaagd zijn, laten we hier de oplos sing volgen. Ze is verkregen op d© volgende wijze. Van de twee bovenste rijen, dus de rij van 1 tot 8 en die van 9 tot 16, de tweede buite'nste links en de twee buitenste rechts doen wis selen met de symmetrisch tegenover gestelde. Laten we nog even (herinne ren dat symmetrisch tegenovergesteld zijn het eerst© vak links van de bo venste rij met het eerste vak rechts van de onderste rij; het derde vak rechts van de derde rij van boVen met liet derde vak links van do derdo rij van onder, enz. Als de genoemde onderlinge ruil heeft plaats gehad, verwisselen w© op dezelfde wijze do binnenste vier vak ken van de derde on vierde rij van boven met de symmetrisch tegenover gestelde van de derde en vierde rij van onderen. Men krijgt dan het vol gende magische vierkant. Zoo als men ziet is de som van elke' r ij en Van elke kolom, zoowel als die van elk der diagonalen gelijk aan 2G0 64 63 3 4 i 6 6 58 57j 56 55 11 1 12 13 14 50 59 L< Is j 46 45 j 4- 43 23 24 "40 2ft I 26 38 37 36 j cl'ö 81 33 ö4 80 29 28 27 39 41 42 22 21 20 19 47 48 16 15 51 52 53 54 IU 9 8 7 59 60 i 61 62 3 1 Hel jonge meisje trad de groote, schitterend verlichte balzaal binnen. Zij was alleen. Ze stond even te kijken naar de dansende paartjes, die haar voorbij zweefden, voordat ze ging zit ten. Tt midden met fuweelcn haar al die mooi-gekleede. langen meisjes, werd r schijn en. nauwelijks opgemerkt ste der dames hadden met. den ?rsten oogopslag ,u al kunnen vertel- n, dat haar baljapon eigen maaksel ■as. Zij had geen ringen aan, zc droeg alleen een bloedkoralen ketting. Ia tegenstelling met de meeste, in de. balzaal aanwezige dames, was zij, zoo a's zij zouden zeggën, slecht gekleed. Enkele der oudere dames de echtge- uooten van de heeren, meest allen ge wichtige personages in de. handelswe reld d-iè zagen wat een prachtig aar haar zij liad, en wat een mooie, grijze oogen in het regelmatige, ovale gezichtje maakten bij zich zelf de op- erking wat jammer het was, dat ze ch niet beter wist te Ideeden. Het .vara niet in haar hoofden op, dat het .innen verschijnen op het jaarlijksche al aan een van de aanwezigen heel at hoofdbreken had gekost. Zij konden ook niet weten, dat Ella, n zich dat uitgangetje te kunnen ver- uloven, zieh heel wat opofferingen had moeten getroosten. Van het sala ris, dat Ella, de stenograph is. te, ver diende, bleef na aftrek van haar pen- siongeld en haar kleedgeld maar heel weinig over, bovendien had ze nog een verplichting- op zich genomen, een eereschuld, die zij wilde afbetalen. De kaart voor het bal -had zij gekre gen van haar patroon, die, als een der meest vooraanstaande leden in de han delswereld, wel aan zijn stand verplicht was een half dozijn kaarten te nemen of hij er gebruik vari maakte of niet. Zij had de kaart vol blijdschap aange nomen, daar deze 'haar de- kans gaf op een prettigen avond. Dansen was een genot voor haar en sedert den tragi- schen dood van haar vader, waardoor zij op eigen beenen moest staan, was zij er nog maar weinig toe in de gele genheid geweest. Zij had haar japon ontworpen en ge maakt met de blijdschap van een kind in het vooruitzicht van een onverwacht pretje.- Toen zij de zaal binnentrad had een jonge man met een bloem ih het knoopsgat haar glimlachend een bal boekje gegeven. Zij had terug gelachen rri hem bijzonder aardig gevonden. Zijn gladgeschoren gezicht cn krullend haar gaven hem iets aparts. Daar zij zelf een zalcenmeisje was, voelde zij in hem intuïtief den knappen zakenman. Deze .flinke jongeman, die- iedereen hier scheen te kennen, droeg een zeer goed bekenden naam in dep handel. Toen de dans uit was zag ze, dat hij haar vol belangstelling aankeek. Bijna elke dame was bij haar komst vergezeld geweest van een heer, die haar.aan zijn kennissen voorstelde, en het was aan de aandacht van den jon gen man niet ontgaan, dat zij alleen was gekomen. Hij kwam naar haar toe. Een blij gevoel doortrilde haar bij de gedachte, dat hij haar uitgekozen had en haar nu voor een dans kwam vra gen. Zij zou graag met hem dansen. Hij zag er vertrouwenwekkend, prettig uit. Terwijl hij naar haar toe kwam, wenkte hij een kennis, die met hem meekwam. e ik, hij.. „Mijn groot genoegen aardige jongen, haar balboekje en „U v "liend hier zal het zijn." De vriend, ee schreef zijn naam voerde haar ten dans. Het genot van de wals tooverde een gelukkig blbsje op haar wangen en al spoedig kwamen andere dansers, die zagen hoe' uitstekend zij danste, haar vragen. David van Roon, die bij de deur stond, zag haar voorbij zweven en had geglimlacht, toen hij haar twinkelende oogen en haar zichtbare verrukking zag. Een paar keer had zc hem over den schouder van haar danser toegelachen, als om hem te beduiden, dat er op haar balboekje nog plaats was voor zijn naam,. Toen zij bij een dans zat, kwam hij naar haar toe. „U danst mooi," zei hij, „nu begrijp i!>, waarom dansen poëzie wordt ge noemd. Mag ik bij u komen zitten en een praatje maken?" „U heeft nog heelemaal niet ge danst," zei zc. „Heeft u het zóó druk?" „Voor den eersten keer in mijn leven spijt het mij, dat ik niet kan dansen," antwoordde hij. „Zou.ik het genoegen jjiogc-i) hebben de souper-dans bij u te zitten, waardoor ik mij tegelijk verze ker van uw gezelschap aan het souper. Ik bracht geen lief meisje mee." „En geen dapper cavalier bracht mij," lachte zij. „Misschien „Voor den souperdans kom ik u ha len''" zei hij, toen een danser haar kwam halen voor de foxtrot. Hij keek haar na met een glimlach in do oogen. „In deze geheele vroolijke kring is zij het eenigemeisje," dacht hij bij zichzelf., „Er mogen er bij zijn, die mooier zijn, stellig is er niet een, wier kleedje niet veel d uurder is, dan haar eenvoudige japonnetje; en toch lijkt ze mij de voor mij geboren vrouw. Je hebt altijd gelachen om liefde op het eerste gezicht, is het niet, -ouwe jongc-n? Dat was maar dwaasheid, hè? Zou bet niet beter zijn, dat je maar gauw naar huis ttfe ging?" Hij glimlachte toen hij opstond om na ar een ouden heer te gaan'die hem gewenkt 'had. „En, David," zei hij met een lach zijn oogen. „Amuseer je je nog al? zie, dat je al kennis gemaakt hc-ht." „Ze kwam alleen, vader,"' antwoord de David, „dus ik moest wel, .vooral omdat u voorzitter-is. Maar ik vergeef het u, hoor!" „Gelukkig!" lachte de oude heer. ..Breng haar maar eens gauw bij xpu, "de dans is afgeloopen." 'fusschen vader en zoon, eigenaars rail een bloeiende -onderneming, be amed een sterke band. Beiden waren larae werkers, die veel pleizier in hun werk hadden, en er maar heel weinig tijd afnamen voor hun ontspanning. Dit bal was een zeldzame gelegenheid. De oude heer ljad David er dikwijls mee eplaagd, dat hij nogsteeds njet hei ,-aie meisje had gevonden, en alleen laar aan zijn werk dacht, de jongste ad hem uitgelachen. De vader had er grapjes over ge laakt, hij wist wel dat de ware zou omen op een goeden dag en dat het dan tot David door zou dringen, dat hij het beste deel van het leven tot nu toe 'emitl had. „Breng ide kleiDe maar bij mij," lachte- hij. „Daar jij er geen ondervin- "ng van hebt, heb je raad nooèfg." Dai'id stond het vroolijke tafereeltje ,n dansende paartjes aan te zien. Er oet toch iets in dansen zijn, dacht hij, iedereen lijkt even opgewekt. „Amuseert u zich nogal?" vroeg hij haar glimlachend, terwijl hij naast haar ging zitten. „Verrukkelijk!" lachtte het meisje mei schitterende oogen. „Het is heer lijk, en ik was nogal bang, dat ik een muurbloempje zou zijn." „Ik weet niet, wat het is, maar het is mij net of ik u al eer ontmoet heb," zei hij. „Het komt misschien wel, door dat ik zoo gemakkelijk met u kan pra- i. Deze avond is iets( ongewoons jr mij, anders werk ik altijd van den morgen tot den avond." Voor mij Ls het ook heel ongewoon," bekende ze. „Een zeldzame tractatie. Mijn patroon gaf mij een toegangsbe wijs. Mijn salaris laat niet toe dat ik zulke dure kaartjes koop." „En toch danst u verrukkelijk," zei hij. Bij deze woorden trok er even een schaduw over haar blozend gezichtje. Toen bij het zag, begreep hij, dat haar gedachten naar gelukkiger dagen wa ren teruggegaan. „Laten we niet treurig zijn," lachtte hij. „Morgen is. er nog tijd genoeg om :e denken aan wat had kunnen zijn. Laten we- een gezellig hoekje in de Sauperzaal gaan zoeken." Iiij stond op en bood haar zijn arm. Zijn geringe ondervinding in aanmer king genomen, ging zijn rol hem bij zonder goed af. Met dit meisje sprak hij heel gemakkelijk. Tusschen hun bei den was een bijzondere genegenheid ontstaan. Hij was verbaasd over zijn eigen vroolijkheid. „U moet ook leeren dansen," zei ze hem. jsu hij stemde toe. „Er is nog wel wat anders in het ..ven dan werken en slapen," onder wees ze hem glimlachend. „Een mensch is geen machine." „Mijn vader denkt er ook zoo over," lachtte hij. „Hij denkt altijd, dat ik niet gewoon ben als andere jongelui. Ik wil de, dat u hem eens ontmoette. Ik denk cl, dat u van hem-zoudt houden." „Als hij is als u, dan geloof ik het zeker," bekende ze hem. „Dat is lief gezegd," antwoordde hij, ,Als het souper afgeloopen is, stel ik oor, dat we naar hem toe gaan, maar iB zullen ons eerst officieel aan elkaar oorstellen. Mag ik uw balboekje 'heb- en, dan geef ik u het mijne." „Ik wil werkelijk graag uw naam we- ?nL" zei ze met een gelukkig lachje." Ilij nam haar boekje en schreef er zijn naam in. Zij nam zijn onbeschre ven boekje- en schreef bij de souper- dans, Ella de Bruin. Lachend gaven zij DE OVERMATIGE ZOMERHITTE veroorzaakt dikwijls hevig© hoofdpijn, een paar MYNHARRT's HOOFD PUNT ABLETTEN doen deze spoedig bedaren. 'Prijs per koker 60 .ets. Bij apothekers en drogisten. INCEZONDEN M ED E D EEUN GEN h 60 Cts. per regel. op d!e oranje 'r-asnii Glazen buisje 75 cents elkaar de boekje.-: ter::';. Tóen, toen zij eikaars namen lazen_ veranderde hun .ch in verbazing en staarden zij elkaar „U!" riep David uit. „Bent iu Ella s Biuin?" ,-En u!" riep het meisje.- „Bent u< lavid van Roon van Van Roon en Zoen „Die ben ik!" gaf David toe. „Maar vee: u wel, dat de firma Van Roon en loon al maandenlang zoekt naar een o eis je van dien naam?" Hij lachte, een lach van gqjpk over cn prettige ontdekking. Opgewonden. ;tónd hij op en keek in de zaal rond. „Wacht," zei hij.- „Ik zie, dat vader uist opstat." En weg was hij. Ze zaè' dat hij het balboekje aan zijn ader liet zien en dat de oude heer vol •erbazing haar naam las. Met zijn hand >p den arm van zijn zoon\.kwamen zij naar haar toe. „De dochter van Jan dc Bruin!" zoo begroette hij haarvol vreugde. „Het kleine vrouwtje, waarnaar twee za leenmannen vol ijver gezocht hebben, sedert de eerste djèque kwam, met de onderleekening Ella de Bruin? Lieve kind, laat ik je mogen vertellen, dat noch David, noch ik, ooit ook maar cén triomfenl gedacht hebben, dat Jan de Bruin zich geld toegeëigend heeft, dat voor ons bestemd was." „Ilij stond boven elke verdenking," verklaarde David. „Geen huis had ooit een eerlijker en rechtvaardiger verte genwoordiger." „De Bruin wist, hoe wij over hem, dachten," voegde de oude heër er aan' „Ja" zei het meisje rustig. „Maar met dat al blijft het feit, dat toen hij dien morgen na het ongeluk, gevonden werd, het geld niet in zijn bezit wasj Het geld was van u, zijn patroons. Ik weet zeker, dat vader zou zeggen daj ik goed doe, om de schuld af te betalen. En dat wil ik ook doen, heeren I" ,,Er bestaat geen twijfel, dat De Bruin's portefeuille, die nooit gevonden ■erd, het geld bevatte," wierp de oude heer tegen. „Dat verandert niets aan de zaak," hield het .meisje vol, „het was uw geld." „Wij willen er niet over praten, dat er voor u niet de minste verplichting bestaat om dat geld te- betalen, omdat, afgescheiden van een gevoel van trots* dat wij in u waardeeren, wij begrijpen* dat de eerlijke naam van uw vader, u boven alles gaat. Uw vader is arm ge storven en wij begrijpen, dat dit voor zijn meisje heel wat is. Het geld. dat u ons iedere maand zond, hebben wij onaangeroerd in uw vaders lessenaar laten liggen, tot den dag-, dat wij u zoucen vinden." Hij leunde voorover om haar beide handen te pakken. „Nog nooit in zijn leven, is de presi des van dit gezelschap zoo in de ver-, leiding geweest om zijn waardigheid overboord te gooien, en om in een over. volle zaal zijn armen om een allerliefst klein vrouwtje te slaan en haar te kus sen," zei hij. „Nou. nou, vader!" lachte David. ,li!la de Bruin als die jongen vaü mij; ooit zoo dom zou zijn om je weer los te laten nu hij zoo gelukkig is ge weest je te vinden, dan zet ik hem uit' de zaak," verklaarde hij. „.David, Zon- dag kom je Ella aan moeder voorstellen •erder geen praatjes!" deneer de voorzitter uw woord is antwoordde de gehoorzame zoon* Feuilleton Geü-toi meerde ve'éttUiug naar liet Eugelsch van JEFF ERA- FAKNOL. „Heb klinkt vreeselljk diclltb-i!'- zei Liesbeth „Maar geluid kan je zoo bedriegen, Weet je", antwoordde i'k. „Een maand geleden is er nog een 1 man overgevaren en die is verdron- ken!" rilde Liesbeth. „Arme kerel!" zei ik. <„'s Naelils is liet, natuurlijk heel iets anders dan is er niemand op rivier, cn,. „Maar het, is op klaarlichten dag j gebeurd!" zei Liesbeth bijna Ruiste- j rend. Ze keerde zich half van mij of, en keek strak naar dc bocht in de ■rivier, en toevallig vond haar hand bet afgesneden tptnv, en ze begon er me© te spelen. Zoo draven vvo verder en keken naai de oevers, en- ieder oogcnblik werd het geraas van de draaikolk heviger en dreigender. „Dick". zei ze plotseling, „wc kun nen er nooit voorbij komen zonder riemen!" cn met trillende vingers be gon ze knoopén in het touw te leg gen, „Och, dat weet ik niet", antwoord de ik kalm, hoewel ik me allesbehalve op mijn gemak voelde, „en bovendien zullen we vast wel een boot of zoo iets tegen, komen „Maar als dat nu niet gebeurt?" „O och, we zijn er nog niet, en eh laten we liever over visch praten". „O Dick". riep ze uit „hoe kun je de zaak zoo licht opvatten als we over een paar- minuten daar mis schien in bet water liggen? We kun nen nooit zonder riemen door'de-draai kolk heen komen,' en dat weet je best en o. Dick, waarom beb je het toch gedaan hoe kwam je toch zoo dwaas?" „Wat gedaan?" vroeg ik verbaasd. Plotseling ging ze tegenover mij op Maw knieën liggen. „Dit!" riep zp uit en hield liet af gesneden touw in do hand. Ilet is doorg.'sneden! O, Dick, Dick, hoe kon ej zoo dwaas zijn?" „Liesheth!" riep ik uit, „wou je heuseli beweren dat je dacht..." „Ik we .t het zeker!" viel zo mij in da rede. Ze keerde zich om en ver borg tiaar gelaat in baar banden. - Yv ij waren nu niet ver meer van de bocht af. eu l.oen ik dit zag kreeg ik een plotselinge ingeving, waardoor ik zou kunnen bewijzen wat baai- ge voelens voor mij waren,en toen ze met afgewend gelaat vóór mij neerknielde boog ik me voorover en greep haar handen. „Liesbeth", zei ik, „als ik de boot had .losgesneden, als een een dwaas en om een malle gril je leven in gevaar had gebracht, zou je me dan kunnen vergeven?" Een tijd lang antwoordde ze niets toen lichtte ze langzaam het hoofd op. „O Dick!" was alles wat ze zei maar in naar oogen las ik het won derbare. „Maar Liesbeth", stamelde ik, „zou je nog van mij kunnen houden, zelfs als als door mijn dwaasheid heb ergste zou gebeuren, en vvo wij „Ik geloo fniet dat ik zoo erg bang zal zijn, Dick, als je me zoo stijf vast houdt!" fluisterde ze. Het geluid van de draaikolk was nu een geweldig genaas geworden, maar ik sloeg er weinig acht op; alle angst had plaats gemaakt voor een groot, wonderbaarlijk geluk. „Dick",fluisterde zc, „zul je me vasthouden, zul je me niet loslaten als als „Nooit", antwoordde ik. „Niets kan mij jou nu ooit ontnemen". Terwijl ik sprak keek ik om mij heen. en zag iets wat opeens de heele toestand veranderd het drama ver anderde iu een o ogenblik in een blij spel langzaam kwam er een boot I de bocht om. „Liesbeth, kijk- eens op!" Met een zucht gehoorzaamde ze, ze greep mij nog steviger vast en ik las angst en afschuw iu haar oogen. Toen was het opeens voorbij, haar bleeke wangen werden rood, en ze maakte zich los uit mijn armen en daarna viel liet mij op hoe ze haar best deed om mijn j blik te vermijden. Langzaam Kwam de boot naderbij; er z::t iemand in die geweldig spatte bij het 1'oeion. Met veel inspanning en nog meer geplas kwam hij 'eindelijk j naast cuzo boot, nadat ik hem geroe pen liad. „Een ongeluk gebeurd?" vroeg hij. „Zooiets", zei ik. „Wilt u zo.o vrien delijk zijn om ons naar den kant fco sleejien?" I „Met alle soorten van genoegen!" I grinnikte hij; hij maakte ons touw aan zijn hoot vast eu plaste met ons naar den wal. Toen hij dat gedaan liad grinnikte hij weer, wuifde met zijn" hoed en plaste verder. Ik legde de boot vast en keek naar Liesbeth. Ze staarde voor zich uit naar den draai- j kolk. j „Liesbeth", bsgoi'i ik. „Ik dacht, daar straks, dot het het i einde was!" zei ze, ©ai rilde. „En op zulke oogenblikken", voeg de ik er bij. zeggen we soms dingen die we onder gewone omstandigheden niet gezegd zou hebben. Ik bgrijp het volkomen, én ik zal probeeren liet te vergeten je behoeft niet bang te zijn". „Denk je dat je dat zult kunnen?" vroeg zc en keek mij aan. „Ik zal het probeeren", antwoord de ik. Ik was er niet heelemaal zeker van, maar ik dacht clat ik een kuiltje bij haar mond zeg. Vvij liepen naast elkaar langs de rivier, meestal |wijgend. Meer dnu -eens viel liet mij op dat zo mij van terzijde aankeek, en ©enigszins ver baasd scheen te zijn. „Vvelï"" zei ik tenslotte. „Ik verbaas me er nog over waar om je hel gedaan hebt, Dick. Het was gemeen! wreed! slecht! lloe heb je het kunnen doen!" „Och", en ik haalde mijn schou ders op en verwenschte in stilte den Robbedoes. „Als het mij niet opgevallen was, dat "heb touw pas kort geleden was doorgesneden, zou ik gedacht hebben dat het eeu ongeluk was", ging ze voort. „Natuurlijk!" z?L ik. „En dan hoe kwam het dat jij in de hoot .was?" „Ja, dal is weer een andere vraag!' knikte ik. „Maar ik kan toch haast niet- ge- looven dat je met opzet ons leven mijn leven.in gevaar zou brengenI" Een man die zoo iets do&n zou"* riep ik opgewonden uit, zou een een „Ja',' zei Liesbeth vlug, „dat zou hij". En zooiels zou je onmogelijk kunnen vergeven!" „Neen, zei Liesbeth, „natuurlijk niet". „En" ik b gon weer, maar toen ze mij onderzoekend aankeek, zweeg ik. „En jij hebt rne toch vergeven, Liesbeth". eindigde ik. „O ja?" vroeg ze, niet opgetrokken wenkbrauwen, „Is liet niet?" „Ik herinner het mij niet". „In de boot?" „Ik heb het toch nooit gezegd". „Misschien niet in woorden, maar je gaf toch den indruk dat je dat be doelde". Liesbeih bloosde. „Moet ik dus hieruit opmaken dat j.o me' heelemaal niet vergeven hebt tenslotte?" „Niet voordat ik'weet waarom je zoo dwaas en onnadenkend gehandeld hebt", antwoordde ze. en zette bet vastberaden gezichtje, dat ik zoo goed van haar kende. Ik vond het belachelijk om zoo de verantwoordelijkheid voor dc misda den van den Robbedoes op me te ne men en het was even verkeerd als on-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 9