HAARLEM'S DAGBLAD
Van onzen reizenden Redacteur
BEURSOVERZICHT
ZATERDAG 21 JULI 1923
TWEEDE BLAD
(Nieuwe reeks.)
No. 165
In de gemartelde steden van het
„Somme-Front"
De ruïne van het stadhuis te Arras
Alles wentzelfs het zien van ruïnes! Het zcrgolcozo leven in het ver
woeste ge'aicd. I-iet ongeschonden Laan. Atrecht Het stadhuis van
Atrccht. Oe restauratie van Atrecht. Vtf
De „kelders" van Atrecht, Albert. E
Galgenhumor.
Ruines, ruïnes cn altijd weer ruines 1
ik schreef het reeds in mijn artikel over
Vperenhet wordt eentonig op den
du'ut. Hoe desolaat zij ook mogen zijn
de steden met de puinhoopen, de gewon
de kei ken en de flarden-muren, men
raakt cr langzamerhand aan gewoon.
Toen wij te Coitemarck in België de
eerste kerk-ruine zagen, sprongen wij
ven onze fietsen en betiaden mej
schroom en eerbied de open ruimte tus-
sckea de brokken muur, waar eens hel
koor had gestaan. Toen w ij ra Eessen
tegenover Dixmuden de ronde bogen
izn een kerkgewelf als losgescheurd
zagen hoog in de lucht, greep het ons
machtig aan. Naar de mine-massa's op
ce .Markt te Yperen hebben wij opge
zien met ontzag. Maar toen wij later
ia Rijssel, in Arras, in Albert, in Reims
in Verdun, altijd maar weer van die
zelfde ruines zagen, toen gebeurde het
dikwijls, dat wij er langs gingen, zon
der dat ontioering ons aangreep, ja,
soms zelfs, dat wij er nauwelijks naar
keken. Wij vonden het zelfs niet meer
vreemd, dat zooals te Lens tus-
srben die puinhoojien draaimolens, wa
felkramen cn kermistenten stonden! Wij
waren na eenigc dagen reeds gewend
aan de ellende van het verwoeste gebied!
O, ik weet, dat ik u spoedig zou ver
velen, als ik in mijn brieven telkens weer
schroei over al de stuk geschoten en-
vernielde sleden, die wij op onze reis
hebben bezocht. Wanneer ik u plotseling
kon brengen voor de massale puinhoo
pen van de basiliek te Albert of op de
pittoreske Markt van Arras voor de in
gestorte muren van het eens zoo prach
tige stadhuis, dan zou zeker een diepe
emotie u aangiijpcn, de adem zou u stok
ken in de keel en verbijsterd zoudt_ ge
vragen „Is dit mogelijk geweest? Heb
ben mcnschen zoo iets kunnen doenr"
Maar als ik u voerde van ruïne tot
ruïne, van dc platgeschoten straten met
ie versplinterde balkcnmassa's van Lens
mar de vernielde kathedraal in Arras,
,-an dc naakte, kale muren van het
heater van Reims naar de geheel oper.
r-ls midden door gesneden huizen
de oc-vcrs van de Maas te Verdun,
:oudt gij koel en nuchter ze beziei
XI zoudt zeggen „Ja, ik weet het,
s overal gelijk! Dat zijn nu eenmaal de
esultatcn van den oorlog!"
Wanneer ge voor het eerst
ruïne-sind komt. verwondert gij u, dat
uen er zoigeloos leven kan, dat mt
lecht en zingt ca vioolijk is als bij
'laar als gij zelf cr eenige dagen
lacht en zingt ge mede en zijl ge
lijk, als al die zorgelooze ruenschen om
heen. Zelfs ruines en puinhoopen ver
liezen veel van hun verschrikking, al'
men cr eenmaal tusschen woont. En dat
i; maar gelukkig ook, want andersxzou
bet leven in het verwoeste gebied
ondraaglijk zijn.
Zóó raakt men gewoon aan het
van ruïnes en puin, dal wij verwonderd
waren op onze reis plotseling
stadje te komen, dat niet vernield, zelfs
niet gewond was. liet is het plaatsji
Laon, dat als door een wonder gespaard
is gebleven midden in het verwoeste
gebied. Het ligt daar als vergeten, onge
schonden, in een kom, geheel omringd
door hoogc, begroeide heuvels. Het is,
of de golven van den oorlogsorkaan te
gen die heuvels gebroken zijn
hei, stadje heen zijn gevloeid.
Toch behoort ook Laon tot „les villes
martyres" van Frankrijk. Want al is
als door een wonder de vernietigende
oorlogsstorm niet direct over het stadje
heengetrokken, Laon heeft 4 jaar lang
hei leed van de gevangenschap onder
gaan. Van 1 September 1914 tot Octo-i
ber 1918 is Laon in handen van de Duit-
schers geweest, heeft de bevolking den
zwaren cn ruwen druk van de vijande
lijke bezetting aan den lijve gevoeld. Fas
toen de Ilindenburg-^telling tusschen
Cambrni en Saint .Quentin gevallen was
en de Duilschcrs met spoed het plateau
van Laon moesten ontruimen om een
algeheelc omsingeling van de zegevie:
rende Fransche en Engelsche troepen te
ontgaan, kon generaal Mangin op 13
October 1918 als bevrijder liet stadje
binnentrekken. Hij vond er 6300 bur
gers in extatische vreugde en o won
der 1 een stad, die niet door den vij
and verbrand of verwoest was. Als een
oase tusschen zijn heuvels van vriende
lijk groen. Het was de eenige onge
schonden stad, die wij op onze reis door
2 verwoeste gebieden hebben gezien.
Van de steden op het Somme-front,
ie wij hebben bezocht, was Arras de
oudste en meest karakteristieke. Leus
de meest grondig vernielde en Albert
de minst herstelde stad. Wij moesten
uurlijk in verband met den be
schikbaren lijd tot het bezoek van en
kele plaatsen beperken. Bapaume, Pé-
renne en Contble. steden, waarvan dc
namen alleen reed; de herinnering wak
ker roepen aan het groote Fiansch-En-
gelsche offccs.ei van Juli 1916, dat Ver
dun voor goed bevrijdde, heb ik niet
gezien. De loedgolf van den oorlog is
er eenige malen overheen gegaan. Wat
dat beteekent, weet ieder, die het oor
logsgebied heeft „bereisd".
Het lot, dat Arras of te wel
Atrecht in den oorlog heeft onder
gaan is het beste te vergelijken met
dat van Yperen. Geen Duitscher heeft
een dezer steden kunnen betreden, of
liet moest zi.jn als gevangene. Als
Yperen was ook het oude, historische
Atrecht een bolwerk in het honderden
kilometers lange front der geallieer
den, dat do Duibseliers nooit hebben
kunnen nemen. Maar evenals Yperen
lag ook Atrecht vlak achter de En
gelsche linie en jaren achtereen heeft
het dc marteling van den oorlog op de
meest gruwelijke wijze moeten door
staan. Duizende cn duizende en nog
eens duizende projectielen zijn over
deze oude stad heen gestrooid en heb
ben heele straten P11 pleine en wat
het ergste is geoouwen van een
zeldzaam rijke en ivonderschooce ar
chitectuur ;n puin gelegd.
Toen ik op de wel bijzonder mooie
en schilderachtige Petite Place stond
voor de ruïne van het totaal verwoes
te stadhuis, een gebouw dat met zijn
ranken, bcvalligen toren volgens de
foto's en ook blijkens de overgeble
ven stukken muur een juweel moet
zijn geweest, toen greep even ais
eenige dagen later voor de ruïne van
de Kathedraal van Reims een mach
teloos, gevoel mui schaamte, ergernis
en weerzin mij aan voor onzen moder
nen, „beschaafden" tijd, waarin dooi
de „wonderen der techniek", monu
menten van eeuwenlange, waarachtige
cultuur binnen enkele maanden opzet
telijk en stelselmatig konden worden
verwoest. Daar voor tie ruines heb ik
gevoeld, wat het zeggen wil, dat wij
in de eeuw der wetenschap zooveel
vooruitgegaan zijn.
Wanneer men door sommige nog to
taal verwoeste straten van Arras
loopt, krijgt men den indruk, alsof
het bombardement niet langer dan
eenige weken geleden, pas is geëin
digd- Maar in andere wijken blij ut het
toch weer, hoe hard ook daar in deze
afgeloopen vier jaar gewerkt is. Zoo
zijn de aardige pittoreske huizen met
de trapgeveltjes en de arcaden om de
Petite Place en de Grande Place bijna
alle reeds weer in denzelfden, oud-'
1 Vlaamschcn stijl opgebouwd. In de
'restauratie van deze oude huizen te
Atrecht js men bijzonder gelukkig ge
weest. Nergens is het gelukt de oude
„sfeer" weer aan do omgeving terug
te geven als daar op de pleinen van
Ai-ras.
Voor hen, die kritiek meenen te mo
gen uitoefenen op het „langzame her
stel" in de Fransche steden, geef ik
hier enkele cijfers welke beter dan
een uitvoerige beschrijving, eenig be
grip zullen geven van do ontzagge
lijke schade, die alleen het oude
Atrecht een stad van 2G000 inwo
ners door den oorlog heeft geleden.
En men bedenke dan, dat dit één
slechts kleine stad is onder do zeer
vele
Door het bombardement, dat van
1914 ,tot 1917 bijna twee jaar lang aan
houdend, met nauwelijks eenige uren
iderbreking, heeft geduurd en
ais zóó hevig was, dat er bij
voorbeeld alleen op 9 Juli 1915 zes
duizend, zegge zes duizend
brand granaten op Arras neervielen,
werden 962 gebouwen tótaal in puin
geschoten, 1595 zoodanig vernield,
dat zij voor herstel geheel moesten
worden afgebroken, terwijl 1735 huizen
zeer ernstig werden beschadigd, maat
niet zoodanig, dat zij voor restauree-
ring tegen den grond moesten. Van
de 4521 huizen welke Arras zonder
de voorsteden telde, waren er in
917 en dat is eigenlijk nog een
-onder slechts 2CJ zoo goed als
iet „gewond" In 1918, na het groo
te Duitsche Maart offensief toen Arras
opnieuw onder net vijandelijk vuur
lcwam, werd het bombardement zóó
intensief, dat de laatsten van de be-
oners, die ondanks het hevigst vuur
„1 Arras Waren gebleven, op last van
de militaire autoriteiten de stad moes-
rlaten. In die maanden van de
laatste „marteling" werden ook de
weinige huizen, welke in 1916 en '17
aan de vernieling ontkomen waren,
getroffen en toen vijl' maanden later,
nadat de Engelsehen door tie Duitsche
linies van Arras waren gebroken, de
burgers in Atrecht terugkwamen, von
den zij van hun prachtige, oude stad
je niet veel meer over dan één
groote ruïne massa. Nee, waarlijk,
wanneer men deze cijfers leest cn men
-bedenkt, wat ook buiten de steden cn
dorpen moest worden hersteld, clan
kan men niet zeggen, dat er in Frank
rijk niet hard is gewerkt.
Het lijkt bijna ongelooflijk, dat bij
een zoo helsch en alles vernietigend
bombardement, nog zoo vele burgers
in de stad konden blijven. .Maar dat
is ook eigenlijk minder juist, want in
werkelijkheid zaten zij onder jle
stad! De burgers konden alleen blij
ven, doordat zich onder sommige wij
ken vooral in den omtrek van de
Petite Place heele ondergrondsche
woningen bevonden, de „boves", kel
der-huizen van twee en scoms meer
étages diep, die it. het zandsteen wa
ren uitgegraven, om als schuilplaat
sen te dienen voor de Atrecktsche bur
gerij in geval van bombardement of
beleg. Deze „boves"' wij zagen er
nog verscheidene „in doorsnee" in
den door granaten opengereten grond
waren geheel voor langdurig ver
blijf ingericht en zelfs van sehoorstee-
nen, pilaren cn wandversieringen voor
zien. Zeer zeker zullen weinige bur
gers van Atrecht vóór den oorlog heb
ben vermoed, dat cr nog eens een tijd
zou konten, dat de „boves", die en
kel nog maar als historische merkwaar
digheid aan touriston werden getoond,
weder eenmaal hun oorspronkelijke
bestemming zouden krijgen en een
schuilplaats zouden moeten bieden
aan Atrecht's dappere burgerij.
Yan dc vele steden, die ik heb be-'
zocht, was Albert nog het möest in
puin. Het leek wel, of men daar in het
geheel niets nog 'had opgeruimd- De
'open' grafkelders op het kerkhof,
de op den grond liggende kruisen en
de omwoelde, geschonden graven be
wezen ons, dat zelfs de rustplaatsen
der dooden nog niet waren hersteld.
Albert maakte wel een zeer triesten
indruk vergeleken bij Arras en vooral
bij Lens, dat door zijn ligging midden
in de Duitsche linie door het vuur der
Engeisclicn gedurende den oorlog ge
heel met den grond gelijk gemaakt,
thans weer tal van machtige, rockende
fabrieken en uitgestrekte arbeiders
wijken van frissche, nieuwe woningen
vertoonde.
Neen, een bezoek aan de „gemartel
de steden'' ik schreef het reeds
is niet opwekkend. Maar toch ont
breekt zelfs tusschen al die narigheid
en ellende de „note gaie" niet geheel.
Wat te zeggen bijvoorbeeld van een
bordjo op een totaal verwoest huis
in een geheel vernielde straat te Ar
ras, waarop te lezen slaat: ,,'A ven-
dre 011 h louer"(„Te koop of te
huur"). Wat moet de vent, die dat
bordje daar heeft aangebracht, een
benijdenswaardig gevoel voor humor
hebben gehad!
J. B. SCHUIL.
BETERE MARKTSTEMMING.
RUBBERWAARDEN GEVRAAGD. BELANGSTELLING VCOR TACAKICE::. -
OLIE- EN SUIKERWAARDEN PRIJSHOUDEND.
15—20 Juli 1322.
Het zoo lang met spanning verwachte
antwoord da; door de geallieerden aan
Berlijn zal worden gezonden, in antwoord
•jy het laatste voor-iel van Duilschland,
kwam ooi deze week j;og met gereed,
zoodat de beur; ciog geen enkel houvast
heeft ten opzichte van ae te volgen poli
tiek der geallieerden inzake de schadeloos
stelling en het herstel van riet verbroken
evenwicht in handel en industrie. De En
gelsche regeering schijnt in het Duitsche
aanbod een voldoenden grond voor ver
dere onderhandelingen te zien, althans
in de Tede die Billdwin over deze kwestie
hee-ft gehouden, verklaarde hij drit de
Duitsche nota van 7 Jtini, een onder
zoek naar Duitselilands hetnlingscapaei-
teiten voorstellende óoot een onpartijdig
lïehsam, vereenlgd met een verbintenis
tot betaling van ei'e bedragen, welke op
la voorgestelde wijze zouden worden vs
;esteld, niet geïgnoreerd mag word'
Je Engelsche regeering is van meening
lat voorstellen, welke de kiemen van
;en mogelijke oplossing kunnen bevat
en, niet onverschillig mogen worden
beschouwd en dat zij onderzocht dienen
worden, len einde le ontdekken of zij
kans op vooruitgang bieden. Zij koestert
hoop met Frankrijk en België tot
reenstemming te kunnen komen over
1 inhoud van het le zenden antwoord en
met deZe landen vooraf overleg plegen
r den ir.houd van het antwoord. De
hoofdpunten van liet geschil al. de be
ng van hei Roergebied en de oplos
sing van de kwestie der geallieerde schul
den zullen echter naar le vieezen staa;
niet zoo gemakkelijk kunnen worden op
gelost. De EngeiïcUe regeering meent
dat de emdeloaze besetting V3n gebied
van he: eerie land door een ander land
in vredestijd een zeldzaam en betreurens
waardig verschijnsel is. waaraan zoo spoe
dig mogelijk een einde dient te worden
gemaakt, terwijl daartegenover de Fran
sche regeering "oij iedere gelegenheid
laat weten dat de bezetting niet zal wor
den opgeheven vóór Frankrijk volledig is
schadeloos gesteld. Ook zal zonder de
medewerking van Amerika een afdoende
regeling der geallieerde schulden niet
goed mogelijk zij.n. Do beurs heeft dan
ook geen aanleiding kunnen vinden op de
redevoering van Baldwin een meer opti
mistische houding aan te numen, daar
algemeen wordt venvncht dat ook thans
de kympalhieke pogingen der Engelsche
regeering om mu. eindelijk door een af
doende regeling v.an het geschil, een be
gin te maken met hot weiëklherstel, we
derom zullen afsluiten, 0enerzijds op een
gerechtvaardigd wantrouwen van Frank
rijk ten opzichte van de nakoming der
aangegane verplichtingen door Duitscli-
land bij een opheffing der bezetting, ear
anderzijds door de onmacht of onwil der
Duii.sche regeering om door krachtige her
vormingen en een stabilisecring der
Mark, gepaard gaande met hel sluitend
maken der begrooting, de noodige bedra
gen voor de schadeloosstelling te kun
nen opbrengen. Men wijst in dit verband
op Oostenrijk, waar thans weder
normale toestanden heersohen can
toonen dat wanneer Duilschland werke-
ijk aan zijn verplichtingen wensch'. te
•oldoej:, met hulp der geallieerden, spoe
dig weder gezonde verhoudingen kunnen
worden geschapen. Inlusschen zak: de
Mark nog steeds verder in en is thans
;enoeg totale waardeloosheid ver-
d, als gevolg van het zonder op
bonden bijdrukken van bankbiljetten,
■van het cijfer in de afgeloopen week
3 biljoen Mark toenam. Gaf dus de
poliiieke situatie in Europa geen reden
tot optimisme, het feit dat te Lausanne
overeensemimng is bereikt omtrent alle
hoofdpunten vain hot vredesverdrag, stem
de beurs iels gunstiger, zoodat in den
loop der week een iets betere tendenz kon
doorbreken .-
Hiervan konden in de eerste plaats Rub
berwaarden profttceren, daar de berichten
over de statistische positie van liet arti
kel beter worden. Zoo blijkt dat de res-
-maatregelen in dc Gef. Maleische
Staten langzaam
vloed op den na
gelden Meende
het slagen der
moeten twijfelen,
destienen uitvoer
nvo'er van rubber doen
men aanvankelijk aan
productie-beperking te
wegens den groot-en clan-
•ubber. door scher-
ziehl is ook aan d:t euvel een
einde gemaakt, zoodat thans de uitvoer
sterk gaat afnemen. Zoo bedroeg de uit
voer in Mei 15095 ton, tegen 22095 in 't
vorig jaar en ia Juni 13.660 ton tegen
17330, in Juni 1922. In de afgeloopen week
verminderde de voorraad te Londen van
50.356 ton tot 49937 ton, terwijl de ruh.
berprijs iets kon verbeteren. lei Augus
tus zal fcc-l export-percentage volgens de
Stevenson-bepalingen tot 60 (thans 65
otc.) worden gereduceerd, omdat in de
laatste maanden de prijs van-hei pro
duct onder 1 sh. 5 d. is gedaald De hoop
der rubberproduceziten is nog steeds ge
vestigd op de behoeften der Amerikaan-
sche fabrikanten die naar men aanneemt
in September of October hunne behoef
ten weer zullen moeten aanvullen. De
vooraed. auto-handen is voor de eerste
maanden ruim toereikend, zoodat het van
het meer of minder gebruik van auto's
in de Unie zal afbrengen of de aankoopen
van rubber groot of van minder belang
zullen zijn. Daar dit voor een groot deel
afhangt van de proporitcit in zaken, valt
dus dienaangaande niets le voorspellen.
De Ford Motor Cy. deelt echter mede,
het tweede halfjaar van 1S23 tuecr
automobielen gefabriceerd zullen worden
dan in de eerste helft van het jaar. Ou
der nu en dan levendigen handel konden
aand. Amsterdam Rubber van 133 7/8
tot 450 1/2 opkomen, Kendeng Lamboe,
waarop ook do gunstiger koffieberielilen
■van invloed waren, verbeterden va 11
179 5/8 tot 199, Oost Java Rubber van
75 1/2 tot 86. Behalve Rubberwaanien
konden deze week ook oliewaarden meer
dere belangstelling tot zich trokken.
Over de oorzaken der verbetering tast
men geheel in het duister en wegens iiet
feit, dat'de rijzing van Amerika uitging,
waar de markt overigens een minder gun
stige houding aan den dag legde, stond
men hier eeaigszins wantrouwig tegenover
de beweging in Koninklijke olie, daar ge
vreesd werd dat de koersverbetering voor
namelijk aan manipulatie was te danken
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERD AGA VOHDPRAATJE.
In mijn vorig relaas, heb ik ver
te'd, dat wïi een buitengewone bij
eenkomst zouden hebben bij de fami
lie Hu pet ra aan huis. Het was in de
ailem armste dagen, toen .de kikkers
aemechiig in poel en plas zwegen en
iedereen uitvoer tegen het presentje
Van over zee, de hittegolf uit Amerika,
behalve de ijshandelaar en zijn neef
IJsco.
Van den beginne af aan had ik be
zwaar gehad tegen die bijeenkomst.
Er tv na eenmaal bij meerderheid van
stemmen besloten om vacantia te ne
men van de kransavonden en het is
kinderachtig om jezelf een houding
van braafheid te. seven, door den
kransavond een „buitengewone bij
eenkomst" ta noemen, Als ie een aap
tegenkomt, kun je wel „dag meneer"
tegen hem zeggen; maar daarom
blijft hij niet minder een aap; En
bovendien ligt het huis van de Hup-
stra's al zoo -ongeschikt- mogelijk op
een heeten zomerdag. Het staat-, zoo-
als ik gezegd heb, op een hoek, zoodat
de zon er den heeleu dag omheen
draait en er stralen warmte op loslaat,
als een brandspuit stralen water op
een brandend perceel-
Toen we cr 's avonds tegen acht uur
kwamen, blaakte dan ook de gevel van
de Hupstrasche woning in den zonne
gloed van het westen.
Ik zei tegen mijn vrouw„daar ga
ik niet in, dat is een oven."
Ont den hoek zei een andere man
nenstem, bijna op het zelfde oogenbh k,
als een echo „daar ga ik niet m, dat.
is een oten
1-let was Wouter. Wij gingen bei
den den hoek om, die ons scheidde en
begroetten dlkaar. Toen zei wouter:
„neen".
Ik zei: „nooit!"
Onze vrouwen glimlachten. Zn wis
ten bij ervaring, wat neen en nooit in
een mond van getrouwde mannen be-
teekeut.
tante K009 zei: „kom, kom!
Mi in vrouw voegde er aan toe„het
wel
■ast be-
.._iike!den wij in 0
stuit. De man is het lafhartigste we
zen van de schepping- Een .vezel is
veel dapper-der, zoodra hij maar een
maal ecu besluit heelt genomen wel
iswaar redeneert hii er niet over met
zijn wezolin. Wij redeneeren wel. Dus
wankelden wij. Intussehen weerkaat
ste do voorgevel van de Mupstra's
voorraden hitte, die 'hij in dén lotip
van den dag had opgenomen.
„Maar bei dan teelt," zei mijn
vrouw ongeduldig.
„Doe het n't et", zei Wouter, „het is'
een koperen belknop en ze is rood;
gloeiend."
Op dat moment zeiden twee stem
men achter ons: „Goeienavond".
Hel waren Van Stuiteren en zijn
„Waarop staan jelui te wachten?"
vroeg van Stuiteren.
„Op onzen dood," zei Wonter.
„Namelijk ab wij binnengaan. Daar
om blijven wij hier en protestveren."
Op het gezicht van de drie vrouwen
verscheen de edele glimlach der zelf
opoffering. die haar zoo goed staat.
Tante Koos deed een stap naar de ibel,
wij riepen als uit een inond„brand
ie niet!" daar ging opeens de over
verhitte deur open en verscheen het
Duitsche dienstmeisje van de Hup-
stra's, die zei: „Kommen Sie bie-
nen."
Wij voldeden zwijgend aan haar
uitnoodiging. Zoo werden wel meer
diepgaande priniicipieele verschillen
opgelost door een onschuldige derde,
zonder dat zij er zic-h van bewust 1».
In den salon vonden wij den gast
heer en de gastvrouw. Zij had kans
er niet al te verhit uil te zien. Hij,
die altijd veel van de warmte te lij
den had, droeg iets wits, bijwijze van
sjerp om zijn middel, waarvan het uit
einde over zijn linkerarm gewikkeld
was.
Ik keek er naar, met een verwon
derd gezicht. Hij zei kortaf„Bedde-
inken, om mijn voorhoofd af te ve
gen".
Het viel mij zelfs niet- in om ts
lachen. Ofschoon in de kamer alles
gesloten was. hing er een zware,
dichte wc.'.k van hitte. Wij zagen el
kaar als schimmen, ademden gasvor
mig vuur in. Ik hoorde Wouter zeg
gen ..hob ie niet een glas water S"
Naast mij slaakte iemand een diepe
zucht, ik ge'.oof dat het mevrouw
Van Stuiteren was. en zei daarna
fluisterend ,,'k val flauw." „Als je
dat duet...." hoorde ijc van Stuiteren
dreigen. Het was vrees-el ijk. Zouden
wii in dit hittegraf mooteu omkomen
tot straf voor het houden yan een
kransavond lijdons de vacantia?
Plotseling.ging de deur open, het
dienstmeisje verscheen.
„Alles 1st fertig." 1
„Mag ik de vrienden verzoeken?"
hoorde ik mevrouw Hupstra zeggen.
En den arm van haar man grijpende
ping zii voor do gang ut Wij volgden
twee uaii twee, onderdanig maar ver
wonderd.
Voorafgegaan door gastheer en
gastvrouw gingen we dc gang door
tol aan het einde.
Daar stond een deur open. TEupstra
en zijn vrouw keerden zich om en
wezen naar b-cnarl'en. Daarop ver-
dweefl mevrouw Hupstra, wij allen
hoorden liahr langzzam een trap afda-
len.
De gaf ten riepen als uit een mond
„rte kei-der 1"
Hupstra was al verdwenen op zijn
beurt, door liet ingewand der aarde
verzwolgen.
Na hem volgde Van Stuiteren, die
een oogenblik talnvfo daarop keek hij
ons aan. tuurde een beetje bangelijk
in de diepte en, den voet met groote
voorzichtigheid op de eerste trede zet
tende. daalde hij langzaam af.
Wij gingen op onze beurt een voor
een naar beneden. De dames doden
het veel vlugger aan de heeren.
„Quaestïe van gewoonte", zet Wou
ter, die zag dat mevrouw Van Stuite
ren spottend naar hem keek. toen hij
met de bevalligheid van een olifant,
zicli bij iedere stap met de handen aan
een van de houten treden vastgrijpen
de, naar beneden kwam.
„Quaestie van durf', zei ze. Maar
er kwant een klein ongeluk van.
Wouter in zijn schutterigheid zag niet
dat er nog een treo kwam, stapte met
een op den grond en viel' dus op
den stee non vloer. Oirt zich ecu hou
ding te geven stond hij zoo vlug mo
gelijk op. dacht daarbij niet aan den
lagen zolder en stootte zijn hoofd,
waarbij hij eon 1 eel ijk woord zei, dat
zijn goeie vrouw met een kuchje
tracht» te bedekken.
Want het was onmogelijk iri den
kelder rechtop te staan. Wij liepen
met gebogen hoofd, hetgeen Vau Stui
teren tot de vergelijking bracht met
langs den grond naar voedsel snuffe
lende hondjes. Mevrouw Hupstra had
overigens haar voorzorgsmaatregelen
voor treffelijk genomen. In den wijden
hoek van den kelder had zij een laag
tafeltje neergezet en daaromheen
groote kussens voor zitplaatsen. De
kelder was verlicht met twee olectri-
sclie lampen, elk van honderd kaar
sen. die een flink schijnsel afgaven.
Wij zetten ons langzaam neer. Nu ben
ik niet gewoon, iiiijn eigen gedacht
voor complimentjes aan de vrouwen
te verraden, ni3ar dit is zeker, dat zij
veel bevalliger gingen zitten dan wij;
zij bogen eerst tie boenen, zetten zich
daarna zonder schok op de kussens en
plooiden dar» d6 japon gracieus urn zich
heen. Wii mannén keken eerst beden
kelijk hoe het gaan moest en maakten
dan de vreemdste capriolen. Van Stut
teren, altijd begeerig om eert goed
figuur te maken, stuk eerst zijn lin
kerbeen recht voor zich uit, zoadat hij
als een ooien aar op een been stond en
liet zich daarna vallen. Ongelukkig
viel hij naast liet kussen, op den stee
tien vloer. Dien avond zei hij niet veel
meer. Wij andere mannen, Drachten
het er misschien wat beter af, maar
mooi svag het evenmin. Zonder bluf
mag ik zeggen, dat ik het er goed af
bracht. want ik greep eerst een stijl
van het aardappeleuhok vast, boog
toen één knie, draaide daarna een
halven slag linksom en zeeg toen op
mijn kussen ncor.% Het wt.s, durf ik
zeggen, vernuftig en iu.nJig uitge
voerd.
Toen wii allen in twee kleine krin
gen gezeten waren konden yvc pas
goed opmerken, hoe heerlijk frigch de
atmosfeer in den kelder was. in geen
dagen kaden we 011s zoo prettig ge
voeld. Er was weliswaar een geur van
aardappelen, maar men kan ook in
een kelder het volmaakte niet berei
ken. Overigens kon je er alles vinden
wat ie hart legeerde. Thee en koekjes
en sigaren en wijn, maar daarover
had do gastvrouw, zei zc, ons een
slechte tijding te vertellen. Wij man
nen keken elkaar een beetje ongerust
aan, we wisten wel, dat mevrouw
Hupstra, die veel voor de geheel-ont
houding voelt, zoo weinig wijn schenkt
als ze maar kan, zonder onbeleefd te
wezen.
Wat er dan was, waagde eindelijk
van Stuiteren te vragen.
„Niiels ergs," zei de gastvrouw met
een lachje, „de heeren zouden tcch
hun glaasje wijn niet hoeven te mis
sen. Maar de sleutel van den wijnkel
der was zoek geraakt, hij Was niet
tveg. natuurlijk alleen maar verlegd,
in elk geval op heb oogenblik niet te
vinden. Gelukkig waren er twee fles-
sclien huiten het wijnrek gebleven,
daar zouden do heeren heb dan mee
moeten doen
Ze keek, na deze rede, een beetje
angstig naar haar man, of hij ook boos
wend, maar het tegendeel bleek waar.
Hij lachte en zei, dat het zoo gebeuren
kon. Allerlei huis- en andere sleutels
raakten wel zoek, waarom dan ook
niet die van den wijnkelder. „Hoe
laat heb je hem gemist, vrouwtje?"
„Zoowat elf uur vanmorgen."
„Dat komt uit", zei Hupstra, goed
keurend knikkend, „want om tien uur
was hii er nog. je moet wetentoen
ben ik naar den kelder gegaan en heb
nog twee fleseuhen rooden en twee
liesvellen Rijnwijn uitgezet. Ik dacht
ie kunt maar nooit weten al de sleu
tel soms weg mocht raken, zijn we
klaar. Hier is ue buit." Eu hij liet ons
de vier flessc!:e:i zien. die hij in een
heekje van den kelder onder een om
gekeerd mandje netjes had weggezet.
Xlervouw Hupstra was verstomd,
wij mannen hielden ons goed en lach.
ten niet en van Stuiteren begon een
van de geschiedenissen te vertellen, die
hij altijd klaar heeft om in moeilijke
oogenblik ken de aandacht op iets an
ders te vestigen. Mevrouw I-Iupstra
kreeg liet op eens clruk met ih.ee>
scheuken. Kr ontstond een drukke
conversatie. Niemand dacht aan het
noodlottige oogenblik, dat hij zich.
weer in de Amerikaansoh—Neder-
landsche liitto zou moeten toegeven,
wij profiteerden allemaal van de
frischheid van het oogenblik en lieten
ons, gezeten op de zachte kussens
rondom de lage tafel, heb natte en
droge der aarde wel smaken. Nu en
dan. wannéér èr te veel rook in den
kelder stond, zetten we liet raampje
»open, dut zich als ventilator uitste
kend kweet van zijn taak
Maar 't werd tijd om hoen te gaan.
Plannen werden gemaakt voor meer
kelderbijeenkomsten, zoo de hitte'
mocht voortduren eu wij beloofden
elkaar plechtig, dat de jongelui er
niets van mochten weten. Met veel
voorzorgen om het hoofd vooral niet
te stooten, stonden we ietwat stijf
geworden, van de kussens op de
gastheer ging voor naar den trap,
klom dien op, morrelde aan de
deur.
„Doe dan toch open, man", zei
zijn vrouw, een beetje bits.
„Ja, ja," zei hij benauwd, aan de
deur frommelend, „dat is gemakke
lijk gezeïd. Het is maar, liet is maai',
dat de deur in 't slot gevallen is en
dat dc sleutel aan den anderen kant
zit."
We waren opgesloten. Iedereen keek
naar 't kelderraampjo. Een zorgvul
dige architect had heb van tralies
voorzien. Een spreeuw zou er doorge-
kund hebben, de slankste menscli
stropte tegen de tralies.
„Is Gusba nog beneden?" vroeg de
gastvrouw benauwd.
Hupstra keek op zijn horloge. Elf
uur. Gusta ging gewoonlijk om half
elf. Maar 't was te probberen. En te
midden van het diepste stilzwijgen
van de andere gasten begonnen Hup
stra en Stuiteren samen een roffel op
;de deur. Ze werkten zich in 't zweet
in den koelen kelder. Ilelaas, het
hielp niet. Gusta, heel boven in 't
huis, sliep den slaap van de Duitsche
rech tvaardigen
Men gaf liet op, keek elkander
aan. „Zouden we, den heelen
nacht. V' vroeg tante Koos. de al-
gemeene vrees vertolkende. Niemand
antwoordde. Maar van Stuiteren, de
vindingrijke, steunde op den kelder
trap het hoofd iu zijn hand en tracht
te aan zijn hersens de oplossing te
ontlokken, die er zijn moest
Eindelijk slaakte hij een triumf-
kreet. Hij had het gevonden. Aan den
eersten den besten voorbijganger, die
voorbij het kelderraampje kwam, zou
de sleutel van de voordeur worden
toegereikt, dio zou dan binnenkomen
en ons bevrijden.
Maar 't was hall* twaalf geworden
en wie kwam er op dat uur nog
voorbij in een stille straat? De uit
vinder zette zich bij het keldcrraam-
pje op post en luisterde. Telkens
klonken voetstappen in de verte. Soms
kwamen ze dichterbij, dan verwijder
den ze zich weer. Eenmaal holde
iemand op een draf voorbij, luisterde,
niet eens naar den gillenden India-
n'enkreet, die van Stuiteren uitstootte,
om zijn aandacht tc trekken.
De halfuren verstreken, do uren.
I-Iet weid een uur, twee uur. Ieder
zweeg. Alle voorraden waren lang
op, wij waren kelderbreukelingen ge
worden, het eenige waarvan wij voor
raad over hadden, was slaap. Soms
gaf er een, tegen den keldermuur ge
leund, een snurk eu werd er zelf
wakker van. Eindelijk eindelijk, stak
van Stuiteren zijn hand op eu vroeg
stilte. Wij hielden allen den adem in.
In de verte naderden langzame, sle
pende stappen. Er werd zachtjes op
een fluitje geblazen. De Nachtveilig
heidsdienst. Naderbij kwamen de
stappen. Nog dichterbij. Nu vlak hij
't huis. Nu zouden ze voorbij gaan.
„Heidaar vriend!" riep van StuD
teren.
De stappen stopten. „Wie roept
daar?" vroeg een beverige oudeman
nenstem. „Waar ben je?"
„Hier, bij heb kelderraampje. Buk
Jö maar!"
En op het trottoir, bij het kelder-
raampje, verscheen een baardig
oudemannengezicht, dat bangelijk
naar binnen tuurde.
„Wees maar niet bang", zei van
Stuiter eh kloek. „De kelderdeur is
dicht gevallen, de familie zit opge
sloten".
„Opgeslote? 'Dichgefalle?" lijmde
het hoofd aan 't raampje, ,,'t Is ka-
suwtel".
„Ja, ja, maar help ons er liever
uit. Hier heb je den sleutel van de
huisdeur. Maak de deur open kom
dan binnen en maak de kelderdeur
voor ons open. Die is achter in de
gang. Rechts. Begrepen?"
Een hand greep den sleutel, het
gezicht verdween. liet mannetje mor
relde aan de huisdeur cn mompelde
intusschen: ,,'t is kasuweel, org-'sio-
te, dichgofalle 't is kasuweel".
Eindelijk, eindelijk, hoorden wij de
voordeur opengaan. Slof, slof. slapte
het mannetje door de gang. Wij hoor
den hem roepen: „is "t hier?" Vier
vuisten bonsden van binnen op de
deur. Toen no? wat gemorrel aan 't
slot en de kelderdeur g>ng opeu. Wij
waren bevrijd.
En terwijl wij haastig afscheid na
men en hoeden zochten in de smoor-
heefce gang, waar do I itte ons des le
meer hinderde nu wij uit den fris-
schen kelder kwamen, schoof het
mannetje van den Nacht veiligheids
dienst naar de voordeur en l#oef iu
afwachtende houding op tie steep
staan. Er rinkelden kwartjes of meer
in zijn bescheiden uitgestoken hand.
„Sleutelgeld", spotte van Stuiten
reu. Maar wij antwoordden niet, ver
spreidden ons naar thuis, met bran
dende oogleden, huiverig van slaap.
F.en verre klok sloeg éétr. Half vier.
In 't oosten klom een bleeke streep
boven den horizon, liet zal heel warm
moeten worden, vóórdat wc do hitte
weer in een kelder gaan ontvluchten.
E11 als de jonge krunslcden er van
hooreu
FIDELIO.