Parijsche Brieven - De verborgen documenten Persstemmen overdeTroonrede ALGEMEEN HANDELSBLAD IM8LEB DAGBLAD Woensdag IS September 1923 TWEEDE BLAD (Van onzen correspondent). Öntewstlenbsid. Waarom zegt men algeméén de kreet wordt luider naarmate de verkiezingen naderen deze regee ring deugt niet? Waarom ie de onte vredenheid grooter dan, ooit te voren onder welk Kabinet ook? Een vraag welke ons van het hoogste belang lijkt en waarop we zonder aarzelen het antwoord kunnen geven: het dure le ven. liet is niet de huitenlandsche po- litielc welke het ministerie-Poincaré nekt, want (et pour cause) men kent nog geen medelijden voor „les pauvrc» Loches"; het is ook niet de binnen- landsche politiek voor zoover deze partij-verschil en partij-haat 'betreft. We willen hier even de oorzaken van de algemeene ontevredenheid opspo ren. Misschien zeggen de gezamenlijke ministers en zij die aan hen verknocht zijn: het is niet op ze schuld, het leven zou oneindig goed'kooper ziju als Duitschland betaalde en-.?a vien- dra we werken er voor. Welke uit spraak, vertolkt, door Le Temps eu an dere gesubsidieerde organen, een ab soluut valsche voorstelling van de fei ten is. Want de fout, de oorzaak van het dure leven, wordt door do verant woordelijke leiders bedreven. Gesteld dat het wonder eens geschiedde dal Duitschland z'n eereschulden betaal de. Het leven'zou, met de huidige re geering, geen sou goedkooper worden want 'we kennen het systeem: geld in de kas beteekent 'het uitbreiden van het ambtenarencorps. En als men de zóóveel milliard inde dan zou men het dadelijk weer aan onze schuld- eischers kunnen afdragen. Maar hebben belqofd de Roerkwestie even te laten rusten. Dat'hot leven schrikbarend duur is geworden is de directe fout van de mannen, die Poincaré om zich heeft verzameld om te regeeren. 'n Minis ter van Landbouw,' die deels door c verstand, deels door „politieke" e< zucht „gaffe" op „gaffe" begaat, een minister van Finantiën die met het Staatsgeld omspringt, niet alsof hef zijn eigendam was, maarmet een belangstelling, zooals een betaalde em ployé voor de zaken van zijn werk gever heeft (men kent het systeem), bijgestaan door 'eenige confrères die van praal en pracht aan het dep arte-' ment dat ze besturen droomen, zijn de vaste medewerkers van -Poincaré ftjwiens buitenlandsche politiek nu ook 'niet bepaald een van de goedkoopste is. Dat alles willen we nog vergeven eh als belastingbetaler geven we met „genoegen" het geld om derge lijke ambities te onderhouden.. Maar wat ons helsclh maakt: dat buiten het belastinggeld de overige verdiensten weggaan aan a nel ere klungel ar ij-en, absoluut onnoodige uitgaven. Daar schuilt de reden der ontevredenheid. Meer dan eens hebben we gelegen heid gehad om de onhandigheden (d.w.z. onhandigheden welke aan de bewolking geld kosten maar den_ mi nister flink opbrengen) van Chéron, minister van Landbouw te signalee- ren. En -eiken d-ag kunnen we er nieuw© feiten aan toevoegen. „La vie Chéron", het dure leven is niet tij delijk meer; voor jareu zitten we er aan vast en een dictator a-la-Musso- liui zou de fouten -door Chéron 'be- dreven niet ineens kunnen herstellen. We hoeven de bewijzen niet., in sta tistieken te zoeken als we verklaren "dat Chéron er voornamelijk schuld aan heeft. Ik heb maar een oud huis houdboekje te vragen. Hier lees ik: September 1922: 1 pond roastbeef 5 francs 40. In September 1923: 6 francs 60. Kalfsvleesch van 6 francs 90 naar 8 francs 70; .-vn-rkens- vleesch van 7 francs 58 naar 9 francs 14. Dat hoeft nog niet de schuld van Chéron te zijn, zegt ge. Maar hier zijn de mededeelingen van Chéron zélf: ik heb de import van slachtvee naar Frankrijk verboden, maar de export is toegestaan. Wat dat betee kent heeft de voorzitter van de Société des Agricultuurs de France in zijn gisteren verschenen jaarverslag ge zegd: „Gedurende 3'/j maand héb ik door Frankrijk gereisd en alle vee markten bezocht, iu het Noorden, Oosten en Zuid-Westen. Al het vee wordt voor steeds hooger prijzen voor de export opgekocht". Dat de vee-sta- jFeuï"iïïe ton Naar het Engelse h •van. A. WILSON BARRETT. (Geautoriseerde vertaling). 10) - Evenals uw broeder, zou ik te gen hen willen strijden, hoe rijk zij - ook mogen zijn. Maar die strijd zou niet gemakkelijk zijn. De eerste uit vinding van uw vader was blijkbaar van groote waarde, dat zij zooveel durven wagen. iudi;eu rde tweede, waarvan hij sprak, werkelijk hooger staat, of in zekeren izin de eerste waardeloos maakt, begrijp ik best, <Jat zij u en uw broeder zoo gaarne uit deii weg willen ruimen, om ze in Lezit te kuuneu nemen; en naar het geen ik van mijnheer Palzer gezien heb, zullen zij zich niet licht door ie'.s daarvan laten afhouden. Ik wou Hij zweeg. Ilij dacht aan zijn va der in Amerika en aan tie Trust. Wat zou het hoofd van d.e groote maat schappij genieten van z-rik een strijd, eu wat zoude-u zijn millioeueii in zulk een geval gc-cd te pas kómen! pel öp die manier öp angstwekkende' I wijze aan het dunnen is, is óók geen' phrase. Want in de statistieken van bet ministerie van Landbouw, dus Chéron zélf, wordt gezegd, dat in twee jaar tijd het aantal schapen in Frankrijk verminderd is van zestien tot acht millioen, terwijl het aantal varkens verminderde met 1 millioen 250.000 dieren. En zoo gaat het niet alleen met het vleesch, maar met alles. Import wordt verboden en export naar landen met een hooge valuta natuurlijk, wordt toegestaan. Het heet dat het ter ver betering van do franc is, maar mén leze dit: om de beurzen van eukele be langhebbenden te spekken. Dat een voorzitter van-de*" Société des Agricul- teurs die een vereeniging van zulke belanghebbenden - president, zelf ver ontrust wordt door hot ruïneuse van dit systeem moge het meest overtui gende bewijs zijn dat des heeren Ché- ron's politiek niet deugt. Want uit de mededeeling spreekt in de eerste plaats angst 'dat do heele veestapel zal uitsterven. Naast het.moedwill(g beleid van den minister van Landbouw met het nood lottig gev-olg, willen -we ook een ge val citeeren waaruit z'n incompetentie blijkt Toen het koren twee decimeter boog was kwam Chéron al met z'n officieel© (jaaiiijksche) mededeeling dat we niet op het buitenland zouden zijn aangewezen om koren te koopen. Nu is het koren rijp en Chéron komt met een dood nuchter gezicht vertellen dat we toch .duizenden cen tenaren in het buitenland zullen moe ten koopeu. Vraag maar niet wat zoo'n rectificatie van invloed is op de wisselmarkt en wat de frgnc intens een duikeling maakt. Hand in hand met Chéron gaat de minister, van Finantiën. We betalen nog niet genoeg dank zij het ruïneuse beheer: verhoog onze belastingen Héérlijk zöo'n rüëcfedëeïïng van twee députés, de heeren Frédéric Bru- net en Escudier over de wijze waar op de fiscus ons knijpt! We worden n.l. aangeslagen volgens onze huur gelden. Ge verwoont 3.500 francs (vóór den oorlog was dat 800 francs) en do fiscus slaat u aan voor 6.000 francs. Hier is het huur contract, hier zijn do kwitanties, zegt ge. Dat is wel mogelijk, ant woordt men u, maar wij vinden Üat uw woning wel 6000 francs waard is. Maar, reclameert een ander; ik verwoon slechts 450 francs oi hoef dus heelemaal geen belasting te betalen. Het antwoord van het ministerie van Finantiën luidt: wij vinden dat uw dakkamertje wel 700 francs waard is. en dus slaan we u voor dien prijs aan. Is het te verwonderen, dat het volk ontevreden wordt? Betalen is góed, maar je moet ten eerste waar Voor je geld hebben en ten tweede kunnen be talen. En dat wordt met den dag moeilijker. Met geen woord hebben we over dreven. Oude voorbeelden zijn geput uit eigen ervaring en uit officicele statistieken, rapporten en Kamerver slagen. We overdrijven ook niet als we zeggen dat iedereen ontevreden is. Hoe ongelooflijk het ook klinkt, maar vandaag kon men in het hoofdartikel van „Le Matin" zelfs (driemaal bui gen naar liet gouvernement) deze be dreiging lezen: II y a des elections en 1924 et le3 électeurs anront le deraier mot(Er zullen verkiezingen plaats hebben in 1924 en de kiezers zullen het laatste woord hebben!). Parijs, 15 September. HENRY A. TH. LESTURGEON. Fers-BïSKiGÈ! I-Iet Vaderland staaft met stemming dat het ministerie „dat tot nogtoe niet meer was dan een kabinet van schoorvoetende bezuiniging" nu eindelijk heeft ingezien dat het vitaal belang is, dat wij weer tot sluiten de begrootingen zullen komen en dat dit duidelijk in de Troonrede is me degedeeld. Echter het was z.i. wen- schelijk geweest, dat reeds in de Troonrede iu hoofdzaak was medege deeld waarop de groote bezuinigingen zulleu plaats hebben. Misschien gaat het voort - dat de Tweede Kamer begrijpt, dat er Ibans alle aanleiding is om door een Adres van Antwoord op de Troonrede zich de gelegenheid te scheppen reet met den Minister van Financiën van gedachten te wisselen over zijn bezuinigingsplan, en wij ^willen wel zeggen, dat wij het eene fout zouden vinden als zulks niet gebeurde. Men kan daarmee niet wachten tot de be handeling van! de StaatSbegrooting en de daarin gebrachte wijzigingen. Want er. is onrust, groote onrust, en gerechtvaardigde onrust in dep lande bij onze ambtenaren over de intrek king van airfc. 40 van het Bezoldigings besluit van. 1920. Na daarna in breed© beschouwingen te zijn getreden aangaande (le voor nemens tot intrekking van art. 40 en te hebben te kennen gegeven, dat z.i. in deze Troonrede de bezuinigings minister aan het woord is en dat al bet andere daarin bladvulling is, „al is dan ook tevens 'de politieke kant zaak, dat de leiding van hei kabinet in anti-revolutionnaire han- is overgegaan.", concludeerde het blad: .Resum Berende zouden wij deze Troonrede kunnen noemen een stuk van groote realiteit, en daar men nooit een stap verder komt met die niet te willen zien, mag daarvoor een 'oord van dank niet achterwege blij- ,en. De Troonrede zegt, dat wat in hoofdzaak door ieder wordt beaamd, al durven weinig het openlijk uitspre ken. Moge 'deze Regeering in overleg ...et de Sta ten-Generaal, en wij log gen den nadruk op het woord over leg, er in slagen het 'bezuinigingsmes te kanteeren, dat de billijkheid worden betracht. En dat, al zal heb tempo, waarin onze geestelijke welvaart vertraging krijgt, deze niet worde geknakt. Daartoe mede te wer ken is de plicht van ieder, die zich wezenlijk Nederlander voelt". De S t a n d a a r d, die uiteenzet dat uit de passage aangaande de wij ziging in het belastingstelsel blijkt dat alleen met bezuiniging het hérstel van het finantieel evenwicht niet valt te bereiken, zegt, dat met die wijzi gingen gedoeld wordt op indirecte heffingen en wel, naar zij verneemt, op verzwaring van heffingen op ta bak, bier en thee. Inzonderheid wat d'e eerste twee heffingen betreft, kan h.i. gezegd, dat een ieder het in zijn hand heeft, hoeveel hij daarin bijdra gen wil. Uit wat reeds gereed ligt ter behan deling en uit wat is aangekondigd, concludeert het blad, dat het de volks vertegenwoordiging aan zeer belang rijken arbeid nipt zal onbbreken. Het blad hoopt, dat zij kans zal zien, dit alles af te werken niet alleen, maar ook nog tijd over te houden ter be handeling van wetsontwerpen, die naar. aan liet blad voorkomt, alsnog verwacht mogen worden. Het noemt de afschaffing van de Staatsloterij, ©en voorstel tot wijziging van de Kies wet met betrekking tot den stemplicht. Zij zullen voor deze Parlementaire periode op den Parlementairen disoh naar het althans hoopt, niet ontbre ken. Met bijzondere voldoening lazen wij aldus het blad aan het einde zijner beschouwingen de paragraaf ten aanzien van de huitenlandsche betrek kingen. Allereerst natuurlijk om het feit, dat de gewone omschrijving dier betrekkingen daarin niet behoefde te ontbreken. Maar vooral om het open lijk getuigenis dat gegeven wordt ten aanzien van den zwaren druk 'die op het internationale leven ligt. Heb belang der geheele meuschheiti dus wordt liier gezegd, vordert dat voor de hangende vraagstukken eer lang oplossingen worden gevonden, die den weg openen tob het herstel, waaraan zoowel geestelijk als stoffe lijk dringend behoefte bestaat. In deze Heffende zinsnede wordt uitdrukking gegeven aan het innif, verlangen, dat niet alleen in het hart het volk leeft, maar groeiende is onder de volkeren, die door het steeds uitblijven van de vruchten des vredes meer of'minder zwaar getroffen wor den. Meer dan zulk getuigen omtrent hetgeen voor Europa allereerst noodig is, kon niet worden verwacht. Dat het niet uitbleef, stemt dankbaar. "Viiide het allerwegen rijken weer klank. Het Volk, dat oordeelt, dab in de rede de schildering van den econo- mischen en finantieelen toestand zoo zwart mogelijk is gekozen ben einde de aangekondigde reactie te mótivceren, laat er nadruk op vallen dat de Re geering zich overigens onthoudt van elke nadere aanduiding der maatre gelen van bezuiniging, die zij voorne mens is voor te stellen. Er verluidt trouwens, voegt het blad daar aan toe, d'at zelfs iu de dezer da gen in te dienen Staatsbsgrooting die bezuinigingsmaatregelen nog. niet zul len zijn opgenomen, docli dat zij eerst bij nota van wijziging zullen worden aanhangig gemaakt. Het schijnt, dat het in het krijgsplan der regeering ligt, 31e maatregelen op zoo kort mo-i gelijken termijn na hunne indiening door de Kamer te doen behandelen, ten einde aan het verzet in 'het volk zoo weinig mogelijk "gelegenheid te geven om tot ontplooiing te komen. Eon verrassingstaktiek 'dus. Uit het feit dat in de rede met geen. woord van de Vlootwet wordt gerept, schijnt afgeleid te moeten worden, merkt het blad voorts op, dab „liet onbestemde gerucht als zou iu de Vlootwet eenige wijziging gebracht worden, om vooruitstrevende katho lieken voor haar te winnen, geen waar lieid bevat". Iets bijzonders vormt naar de mee ning .van het blad, in deze troonrede de bespreking van het Fransch-Duib- sche geschil, aangeduid als „de staal kundige en economische ontreddering die de wereldoorlog heeft achterge laten", met den „wensch" er bij, dat hiervoor „eerlang oplossing" gevon den .moge worden. Daar, verklaart het, een troonrede zeker niet de plaats is om platonische „wenschen" te uiten, schijnt hieruit afgeleid te moeten worden, dat de re geering voornemens is te pogen actief tot dio „oplossing" bij te dragen. Dit zou een afwijking zijn van de tob dus ver ingenomen afzijdigheidslioiiding, doch zeker in overeenstemming met het lidmaatschap van den Volken bond. Overigens heerselit ook ie dozen opzichte weer de vaagheid die net kenmerk dezer troonrede is. De N. R. Ct. die in t licht stelt dat h.i. de Troonrede wel spreekt van de ongunst der tijden, maar dat zij niets onthult omtrent ae daden van dege nen, die bij de ophef ring van de ellen de de leiding moeten geven en dat het bij enkele 'ledige frazen blijft, zoo dat het staatsstuk geeu houvast geeft noch voor bijvalsbetuigingen, noch voor critiek; bespreekt eveneens de zinsnede over onze buitenlandsche be trekkingen, vyaarin zooveel nadruk ge legd wordt op heb belang der veheele menschheid, dat aan den oiuekeren internationalen boestand en il« staat kundige en economische ontreddering een einde gemaakt wordt. Wil dit zeggen, schrijft zij. dat Ne derland, gevolg gevende aan „den. wensch, dat voor de hangende vraag stukken eerlang oplossingen worden gevonden, die den weg openen .tot liet herstel", eene actieve deelneming bij de internationale pogingen in die richting zal gaan ontwikkelen? Is dit eene voorzichtige aankondiging van eene wijziging in onze buitenlandsche politiek? Of slechts eene inleiding tot voorslellen tot deelneming in nieuwe herstelleeningen? Wij vragen slechts, omdat ons voorshands niet recht dui delijk is, hoe de zinsnede in de Troon rede te land is gekomen. Of was het slechts de bedoeling" in dit stuk van zooveel ledigheid en zoo veel gemeenplaatsen, ook het departe ment van buitenlandsche zaken iels le doen zeggen, dot men reeds wist? Voor het overige maakt zij nog deze opmerkingen: Waarom werd in de Troonrede van het regeeringsjubileum met geen syllabe gerept? Eene enkele toespeling daarop had wel aangenaam aangedaan, en liet lijkt ons een ver zuim, dat in het stuk, dat aan phra- sen niet arm is, niet. ook over deze verblijdende gebeurtenis een woerd is in het midden gebracht. De Maasbode betoogt dat het teleurstellend is, dat de rede omtrent den nieuwen koers op financieel ge bied niet >vat meer licht schijnen laat en dat zij dienaangaande in het on zekere laat. Verder staat aan den ne- gatieVeu kunt, laat het blad daarop volgen, eveneens het ontbreken van ook maar de geringste aanduiding omtrent de erisisgeiieu rtenissen 'en haren nasleep, fvelk© dezen zomer de vaeantierust zoo wreedelijk verstoor den. Over de Vlootwet geen syllabe; zooals reeds meer te constaleeren viel onder 't huidig Kabinet is ook nu zelfs de geheele defensie-paragraaf zoek. Zal, verklaart ihet, ons volk des wege een paar lacunes voelen in heb staatsstuk, waarop heden aller aan dacht ia gevestigd het moet het an derzijds hoogelijk waardeeren, dat onze Koningin in deze benarde tijden op de Hulp uit den Hoogo wilde wij zen, als de eenige uitkomst uit de pla gen, welke het ontzinde Europp teiste ren. Als een naklank van de zilveren jubileum-viering vincle deze Konink lijke bede verhooring voor Gods Troon., Ten andere stemt het tot verheu ging, dat het moofd van den Neder- ïandschen Staat op dit plechtig oogen blik aan ons naar den afgrond hollend werelddeel zij het met vrouwelijken tact de waarheid durft voorhouden. Ook voor deze onbeschroomde uiting van Ilare zielsovertuiging, zal ons volk Koningin Wilhelmina dank we ten. Moge ook deze bede want het klinkt als een dringend verzoek tot de steeds meer confereerende gouverne menten weerklank vinden te be stemder plaatse. De Nieuwe C t. zegt dat deze Troonrede is, wat zij er van verwacht- Hij keek het jonge meisje teg< hem. aan; zij was bleek en droevig, maar mooier dan ooit. En hij zuchtte e\en, iets wat hij niet dikwijls deed. „Ik zou haast in verzoeking komen, mij aan de Trust te onderwerpen, als ik jou daardoor kon- winnen!" dacht hij. Misschien drukte zijn blik meer uit, dan hij zelf wist; Ilij en juffrouw By ron kleurden beiden, en Charles ging haastig voort: „Als ik u was, zou ik er niet over tobben of mij laten terneder slaan, juffrouw Byron", zeide liij. ,,ïk weet niet veel van de Engelscha wet, maai er zal toch, dunkt mij, wel een middel zijn om clie mensehen te dwingen, lnin buit terug te geven. Uw broeder zal wel spoedig W-eer op de been ziin, hoop ik, en dan zullen wij samen zien, wat Wij kunnen doen. lnbusschen moet u heel vooizicht-ig zijn, en toelaten dat uw vrienden op u passen. En in het ergste geval is dat raadsel van die Chippendale schrijftafel nog niet op gelost. Palzer heeft dat meubelstuk nog niet gevonden, eu wie weet, wat er in zit!" „Het- is vreemd, dat die schrijfta fel zoo geheel verdwenen is. Y£,i heb ben ontdekt; dat iemand die buiten woont, liac.r gekocht heeft. Hij nam ze dadelijk van de verkooping mee, en niemand weet, wie hij was. En dan begrijp ik o^k niet, dat niemand chs papieren gezien heeft, terwijl 't meu bel uit-.de kamer van vader gehaald werd." „Ik onderstel, dat er ergens iu de schrijftafel een geheime bergplaats was", zeide Charles. „Het is zeker zeer waarschijnlijk, dat uw vader voorzorgen genoj&en heeft, waar heb zulke belangrijke schetsen gold. Maar dat kunnen wij eerst weten, als wij- de schrijftafel zien. Als er eeuigszins iets aan te doen is, moeten w,ij zorgen, dat Palzer haar niet het eerst in handen krijgt". Juffrouw Byron trilde. „Ik ben zoo baug voor dien man", fluisterde zij. „Ilij schijnt zeker nog al gevaar lijk te zijn", erkende Charles, „maar tob dusverre is alles [hem m.e-jgeloo- en. Dat zal misschien niet altpd zoo gaan. Wie weet, -of ik hedenmiddag niet iets omtrent hem kan vernemen van onzen vriend Jell. Als ik hem spreken wil, is hij om vijf uur thuis". „U gaat toch?" vroeg juffrouw B.v- ron. „O, ik ben zoo verlangend om te hooren wat hij u zal vertellen". „Dat- zult u morgen hooren, als u het verlangt", zeide Charles, haastig de gelegenheid waarnemend, om haar weder te zien. „Als ik mag, kom ik het u vertellen". XIII. De lunch van Charles viel een beet je schraal uit, omdat hij den vorigen avond bij Rit-z zooveel had uitgege ven. En even voor vijven begaf nij zith op weg naar de Pentonville Roa-.l. Hij vond gemakkelijk het door Jell opgegeven nummer, een armoedig huisje,, doch netjes en zindelijk; het stond achter het hek vau een tuintje, een eindje van den broeden, slecht ge- plaveiden weg. De deur werd geopend door een ge zellige oude juffrouw met een frissche kleur en heldere, zwarte oogen, die hem dadelijk deden denken aan zijn kennis van den vorigen avond. „Is mijnheer Jell thuis?" vroeg diaries. „Ja mijnheer, ik geloof dat hij u verwacht", autwoordde do oude juf frouw. „Als u hier in de spreekkamer wilt gaan, zal ik. hem zeggen, dat u er is Hij is in den tuin achter het huis met zijn torpedo bezig". Charles keek haar verbaasd aan. Een tuin scheen hem een vreemde plaats itoe voor torpedo's, doch hij zeide niets, en volgde de oöde dame naar de kleine va ikamer. Nauwelijks, had hij tijd gehad om het eenvoudig gemeubelde, doch uiterst zindelijke vertrekje rond te kijken, en op te merken, dat er over al kleine modellen van machines ston den, of zijn kennis van den vorigen avond verscheen. te: een kort, ernstig woord, cla't In overeenstemming is met den econo- mischen druk, waaronder wij leven. Het is een forsche waarschuwing, tot voorbereiding dienend van niet min der forsche maatregelen, die niet in bijzonderheden worden aangegeven, doch aangekondigd. De Troonrede zelf noemt die „in grijpend" en verklaart, dat zij „bin nen korten tijd" bet evenwicht tus- schen uitgaven en inkomsten moeten herstellen, Zij erkent echter, dat een blijvend herstel van het economisch leven „ook door sommige al te druk kende heffingen belemmerd" wordt. Aangezien het doel der Regeering moet zijn om het economisch leven b 1 ij v e n d gezond te doen ziin, zul len we dus hieruit h.i. de gevolgtrek king mogen maken, dat enkele belas tingen zullen worden verminderd. Nadat het blad dan als de kern der rede lieefb aangeduid: krachtig eu snel 's lands budget sluitend maken, memoreert het blad nog dat in de re- de een beangstigende klank over de duistere toekomst valt te beluisteren. Doch, besluit het, gelukkig voor het Nederlandsclie volk zit ra de bondig heid en in de oprechtheid van deze Troonrede de aanwijzing, dat, hoe ernstig de toestand ook zijn moge, de zaken niet nuchteren blik worden be keken. Men stelt zich die niet beter voor dan zij zijn en het vermoeden schijnt niet ongerechtvaardigd, dat er in de Regeering een kracht aanwezig is, dia tegenover den ernstigen toe stand de ernstige maatregelen zal stel len, welke alleen daarin verbetering kunnen brengen. Do Nederlander schrijft: Als wij ons twee opmerkingen mo gen veroorloven, zoo zijn het Jezc: Wij hadden gehoopt op de aankon diging van een wetsontwerp tot het veriernen van amnestie aan degenen, die in de oorlogsjaren, tengevolge van hun verblijf in het buitenland, nalie ten op te komen voor Landweer of Landstorm. Die hoop ia niet vervuld. Ten slotte vragen wij of de zinsne de, omtrent de bevordering vari de geestelijk© en. stoffelijke belangen der bevolking, de bedoeling der Koningin wel geheel juist weergeeft? Er staat „dat de bevordering dezer belangeu een onderwerp blijft van aanhoudende Regeeringszorg voor zoo ver de benarde geldelijke omstandig heden dit toelaten". Wij onderst el] en, dat de bedoeling is: „de bevordering van de geestelijke en stoffelijke belangen der Tevolkiiig blijft het- ernstig onderwerp van aan houdende Regeeringszorg, al zal de mate van deze bevordering den weer slag ondervinden van de benarde gel delijke omstandigheden". De hoefijzerredacteur van het II a n- delsblad vat* zijn oordeel aldus samen; Déze geheele Troonrede wordt over- heersclit door den financieelen en eco- nomischen toestand. Ook de „anti these" schijnt daarvoor, althans in dit Staatsstuk te zijn geweken; er wordt, gelukkig, geen zweem van ge luid van 'vernomen. En terwijl wij ons natuurlijk cri tiek op P.egeeringsvoorstellen voorbe houden, willen wij daaraan toevoe gen, dat wij, in deze omstandigheden, ons bewust zijn van de noodzakelijk heid eener i n g e t o g.e n critiek. Want allen moeten, zooveel mo gelijk, de Regeering in staat stellen om, met kracht eu wijsheid, de toe komst tegemoet te gaan. Die inderdaad „veelszins duister" HET INKOMEN DER KROON. De hoefijzerredacteur van het II b 1 d. schrijft To«n de laatste Grondwetsherzie ning werd behandeld, is daarbij o.a. het inkomen der Kroon, in overeen stemming met de waardedaling van het geld, aanmerkelijk verhoogd- De Tweede Kamer heeft dat goedgevon den maar zonder eenige strubbeling is het niet gegaan en cr was ook hiel en daar in de Pers (ook door ons) wel eenige bedenlcing tegen geopperd. Minister Ruys heeft echter die beden kingen weggenomen door in de ver gadering van 9 Nov." 1921 mede te derien dat het in het voornemen van de Koningin lag „om slechts met in achtneming van de grootst mogelijke zuinigheid te iputten uit het bedrag" (van zes ton) „waarmede het inko men van de Kroon volgens het bij M. v. A. gedane voorstel wordt ver hoogd". Geheel in overeenstemming met de ze mededeeling, heeft men nu kunnen lezen dat de Koningin en de Koning in Moeder den Minister hebben doen 'weten, dat zij, als er ambtenarensa larissen moeten worden verlaagd, ha re eigen inkomens in gelijke evenre digheid willen zien verminderen (deze inkomens zijn in de Grondwet vast gelegd doch de Kroon blijft natuur lijk vrij om er slechts ten deele over te beschikken). Het komt ons voor dat dit inder daad 'vorstelijke gebaar algemeene waardeering zal vinden. De Koningin, en hare Moeder, toonen hiermede op nieuw, in alle opzichten mede te le- H-ij droeg een werkmanspak, en wreef zijn handen af met een katoe nen lap. Toen hij Charles in zijn def tige kleeren zog, deinsde hij even te rug. ,,U heeft zekea- vandaag uw taxi niet bij u, mijnheer Freek," zeide hij, even glimlachend. „En dan moet u excuseeren, dat ik u zoo in mijn werk pak ontvang". „Geen complimenten, als wij vrien den zullen worden en daarheen zijn wij, geloof ik, op weg", zeide Char les. ,.Ja, misschien heb ik vandaag ren redenen voor." renredenen voor Jell lachte, alsof hij wel begreep, welke redenen dat waren, en Charles ging voort: „Neen, ik heb mijn taxi niet bij mü. Ik ben met do bus gekomen. Maar ais ik vragen mag, „hoe weet u, dat ik niet, de elegante mijnheer ben, dieu ik schijn te wezen?" ,.Tk ken u reeds eenigen tijd van gezicht", antwoordde .lell. „Ik wist, dat u chauffeur is en in Dean Street woont. Ik heb u met opzet een beelje bespied dat zult u mij niet kwalijk nemen ter wille van iemand an- Charles keek hem aan en vroeg: „Ter wille van juffrouw Byron?" Jell knikte. „En ook vo'-r haar livoeder", zeide hij. „Arm meisje en ook arme jongen. INCEZONDEN MEDEDEELINCEN a 60 Cts. per regel. wordt te Haarlem en om streken tusschen 57 uur bezorgd, met volledige beurs. Het ochtendblad tusschen 5}4lyi uur. Abonnementsprijs f 6.10 per kwartaal. Agent voor Haarlem, Overveen, Bloemendaal, Heemstede, Aerden- hout en Schoten Fa.A.VERNOUT Haarlem - Warmoesstr.10 ven met het Nederlandsche volk. Op he'rinneringsdugen maar ook in druk en zorgen. Dit verdient, dunkt ons, erkentelijk te worden geconstateerd. De Standaard bevat onder staande driestar liet voorbeeld is er nu. Men weet hethet inkomen van de Koningin en van de Koningin-Moe der is evenals dat der Kamerleden in de Grondwet vastgelegd. Terwijl andere salarissen, als die der Ministers b,v. gewijzigd kunnen worden door oen verandering in 't be zoldigingsbesluit terwijl die van Raad van State, Rekenkamer en Rechterlijke Macht bij gewone wet veranderd kunnen worden, kan voor Kroon en Kamer alleen Grondwetswij ziging uitkomst bieden. Uitgenomen natuurlijk het geval dat vrijwillig afstand gedaan wordt van wat de Grondwet toekent. Dat mag vanzelf altijd. Nu de nood van 's Lands financiën zoo nijpen ging, hadden het Hoofd van Staat en de Koningin-Moeder dan ook niet lang noodig om zich te beraden over het brengen van een of- fer. Beiden deden een brief uitgaan naar den Minister van Financiën om mede te deelen, dat zij vrijwillig iwenschten afstand te doen van een. deel van het door de Grondwet ge waarborgd inkomen. Zooals steeds, in Verleden en He den, heeft het 'Oranjehuis een juist? daad op het juiste oogenblik weten te volbrengen. Ons volk weet feest te vieren en te jubelen, maar het weet niet minder in stilte te1 waardeeren- Wij zijn er zeker van, dat dit Ko ninklijk voorbeeld onder ons op de juiste waarde geschat zou worden. DE INTREKKING VAN ART. 40 VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT. In ,,De Nederlander" geeft de oudani- inister van [Financiën, jhr. De Geer, zijn loeening over artikel 40 vau het Bezoldi gingsbesluit van 1920 Dit artikel luidt als volgt: Artikel 40 van het bezoldigingsbesluit van 1920 luidt aldus: Artikel 40 van het bezoldigingsbesluit van 1920 luidt aldus: „Wij behouden ons voor om, bij' ver mindering van de heersoliende duurte, door wijziging van dit besluit, een daar mede evenredige algemeene salarisver- min de rang te doen plaats vinden, behou dens handhaving van do wedden die een maal zijn toegekend." Op II Mei 1922 heb ik, zegt jhr. De Geer, in de Tweede Kamer uiteengezet, waarom dit artikel een „staatsrechtelijk monstrum" is en ik de intrekking wilde bevnrderon, In overeenstemming mei een door mij ingewonnen hooggeleerd advies kwam ik tot de conclusie, dat de intrekking voor dio weddun geenerlei gevolg zou hebben; m.a.w., dat die wedden ook ma de intrek king zouden blijven gegarandeerd. De zaak is namelijk deze, dat artikel 4 van de wet houdende algemeene bepalin gen zegt: ,,De wet verbindt alleen voor het toekomende, en heeft geen terugwer kende kracht Volgens de beste uitleggers geldt dit ar tikel ook voor het administratief recht en ook voor algemeene maatregelen van be stuur. Men zie o.a. Land, Inleiding tot de verklaring van het B. W. 1399 bladz. 176. en Opzoomer, Aiwiteekeningen op de wet houdende algemeene bepalingen, waarin dit standpunt uitvoeriger verdedigd wordt. Wanneer derhalve in Juni 1922 artikel 404 van het bezoldigingsbesluit werd inge trokken, dan zou het gevolg daarvan ziju, dat zóówel de na de intrekking verleende nieuwe wedden als de na de intrekking verleende periodieke verhoogïngen mieb meer zoudeu gegarandeerd zijn, doch te vens dat de concrete wedden, op het oogenblik der intrekking genoten, in da 1 toekomst zouden gegarandeerd blijven. Ik wou dat ik bij hem geweest was, en hem had kunnen redden, den avond toen zij hem bijna dood sloegen". „Weet u dat ook al?" vroeg Char les, hem aanstarend. ,.Ja. Ik wist het te laat", antwoord de Jell, het voorhoofd fronsend.„Maar u wilt welen, wat ik eigenlijk met dit alles te 'maken heb, nietwaar? En gisteravond heb ik beloofd, het u te vertellen. Wil u het graag weten?" „Heel graag", antwoordde Charles, evenals gisteravond ingenomen met de manieren en den scherpen, eerlijken blik van zijn nieuwen vriend. ,lk wil graag alles weten, 'wat u mjj kunt vertellen". „Ga dan zitten", zeide Joll, „en rook als u er lust in heeft. Moeder heeft er niet op tegen, als er maar niet met de asch gemorst wordt. En zelfs dan .vindt zij het nog niet heel Charles stak dus een cigaret aan en keek den ander nan, die heen en weer liep in het kleine vertrek, dat te eng scheen voor zijn snelle bewegin- Een oogenblik later keerde liii zich plotseling om, eu liet zijn scherpen, 'Verstandigen, min of meer droevigen blik op den jongen man nisten. „Eer ik begin, moet. ik u iets an ders vertellen, mimheer Freek", zeide hij, „iets dat alRen mijzelf betreft- Jk houd er van alt'jd oprecht te zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 5