HAARLEM'S DAGBLAD DRESSUUR Stadsnieuws Onze LasMook De verborgen documenten DONDERDAG 27 SEPTEMBER 1923 - TWEEDE BLAD Het systeem van dressuur, hoe paarden en honden gedresseerd worden. Wilde dieren en de dressuur. Over mishandeling Verschillende omstandigheden heb ben in den laatsten tijd de aandacht gevestigd op de dressuur en het onder- werp is interessant genoeg, om eens na te gaan, op welke wijze de resul taten worden bereikt, die de toe schouwers met verbazing vervullen. Onder dressuur zouden wij kunnen verstaan een reeks oefeningen, geko zen in verhand met den aanl den lichaamsbouw van ,ket dier, ten einde te verkrijgen, dat dit, wanneei de dresseur zulks wensoht, op een be paald sein een zekere 'handeling ver richt. Om dus als dresseur iets te lie rei ken, dat de appreciatie van het pu bliek vindt en dat is tegenwoordig lang niet gemakkelijk is het ab soluut noodzakelijk, dat hij zich. ge heel in de, plaats van het dier kan denken en met zijn aanleg, gewoon ten. en lichaamsbouw geheel ver trouwd is. Een tweede ei sell is, dat hij geduld heeft en steeds kan consta teeren, of het dier hem begrijpt o met en of ei' soms verzet in he spel is. Om -bovengenoemde redenen is het dus niet mogelijk vooraf een methode vast te stellen, volgens welke de dres suur zal moeten plaats vinden. 1-Iet systeem kan slechts iu ruwe lijnen worden bepaald, aangezien ieder dier zijn humeur en eigenaardigheden heeft, welke eerst tijdens de dressuur tot uiting komen. Hoe langzamer een dier in zijn be wegingen is, des te moeilijker i; dressuur. Beweegt het dier ziöh makkelijk, dan 'behoeven zijn bewe gingen slechts te worden geleid; de bewegingen moeilijk, dan moeten zij eerst worden opgewekt. Vandaar dat bijv. de dressuur van koeien, ka- meelen etc. nog op een zeer laag peil staat. Verder wordt de natuurlijke aanleg van het individu uitgebuit. Zoo 'kiest men bijv. zeeleeuwen voor het balan- ceêreir van voorwerpen, hazewindhon den voor hoogte-sprongen, fox-terriers voor salto's, kangoeroes voor boksen, etc. Do intelligentie en liet herinnerings vermogen der dieren worden gew lijk zeer overschat- Paarden bijv. die hun meester na- jaren nog herkennen, kómen slechts in (abels voor. Gewoon lijk kent het dier een persoon slechts in een bepaalde omgeving, zoodat liet herhaaldelijk voorkomt, dat een kat zijn meestér niet herkent, wanneer deze hem buiten ontmoet. Honden ma ken hierop een gunstige uitzondering; Heb streven van den dresseur moet er steeds op gericht zijn, liet vert "wen van liet dier te verwerven en dit te behouden, hetgeen hij slechts kan verkrijgen, door het de zekerheid te geven, dat liet gerust de be wee door den dresseur gewenscht, uitvoeren. Wanneer wij bij een klein kind de nagels knippen en wij raken eenmaal-hetvleesch, dan zal het den volgenden keer -groote moeite kosten, de vingers van het kind voor dit doel in handen te krijgen. Het zal, bij'het strekken der hand en het zien van de schaar onmiddellijk -aan de geleden pijn terug denken. Bij dieren gaat liet evenzoo. Wan neer wij een paard le-eren liggen" en hel valt tijdens de oefening ain een ■stuk glas of oen spijker, dan zal het in zijn gedachten gang het idee „pijn'' steeds verbinden met „gaan liggeii op commando" en hiertoe in den eersten, tijd niet te bewegen zijn. Hieruit moge blijken, dat ïpishan- 'deliug de dressuur schaadt, daar het dier dan zijn vertrouwen verliest en in. een toestand geraakt, welke beëindi ging der les noodzakelijk maakt. Wan neer wij iemand iets aan het verstand moeten brengen, die zenuwachtig is, zullen wij liem eerst moeten kalmee- reu! Met een bond, die slaag heeft ge had, valt in het geheel niet te „pra ten". Hij gaat liggen en weigert op te staan. Willen wij een hond op dc achter- becnen le-eren loopen, dan hebben wij slechts een halsband en een riem pje noodig. Wij geven een kleine ver snapering en brengen de hand hoe langer hos h-ooger, tob de hond einde lijk moet' gaan staan om het stukje te bemachtigen. Eerst zal hij 'nog steun zoeken met de voorp-ooten (bijv. op de hand van den dresseur), maar spoe dig zal de stand meer stabiel zijn en zal het opstaan den hond gem aklc-el ij - ker vallen. Door het riempje wordt, hij dan omhoog gehouden en enkele passen vooruit gebracht, door den dresseur, die achteruit gaat. In geen geval mag dan het zoeken van steun met de voprpooten toegestaan worden; daarom oefene men niet te lang ach tereen. liet resultaat zal zijn, dat do1 hond spoedig, wanneer wij hem tegen over ons stellen, het commando „op" geven (dat wij ook tijdens de lessen hebben gebruikt) en do hand koog houden (het „sein", geboren uit het aanbieden der versnapering) omhoog gaat en volgt. Iedere poging in ™de goede richting wordt beloond door stem en liefkoozing, iedere onattent- heid berispt (stem) en ieder verzet met een tik bestraft. Geen les' wordt beëindigd na een weigering van de zijde van heb dier, voortspruitend uit Daar een dier op een commando een handeling -uitvoert, wordt door ve ien gedacht, dat het ook een taal ver staat. Nieis is minder waar. Een dier onderscheidt slechts klank en loon en, wanneer wij in de bovenbeschreven dressuur ju plaats van „op" liet min der logische commando „neer" hadden gebruikt, zou het dier evengoed ge hoorzamen. Bij paarden wordt het steigeren op do volgende wijze geleerd. De dieren krijgen een kaptoom aan. Dit is een hoofdstel zonder oog kleppen met 3 ringen op den neus- riem, namelijk één voorop in het mid den en één aan weerskanten hoven cle mondhoeken. Aan ieder der 3 ringen 'n lange teugel (longe) vastgemaakt. Rechte en links van het paard plaat- h twee assistenten (Bereiber;, me ieder een longe vasthouden. De derde neemt de dresseur in de hand en plaatst zich voor het paard, met een lange- karwats. Achter het paard staat iemand met een zweep. Op het commando „hoog" drijft de Bereiter achter het paard aan, zoodab het paard direct begrijpt niet terug te kunnen. De dresseur wijst met'de kar wats op den neus, de beide Bereiters terzijde zorgen ervoor, dat het paard recht blijft en niet voor of achteruit kan. Het "gevolg zal zijn, dat de nei ging tot beweging zich uit in een om hoog gaan. Onmiddellijk worden de Ion ges „nagegeven'' resp, gevierd en het dier door stem en liefkoozing be loond. Dit wordt enkele malen her- aald cn spoedig zal 't paard, dat nu /eer wat er verlangd wordt, op com- lando steigeren. Qok hier baart oefe ning ,en niet te vergeten aanleg kunst. De voorbeenen verheffen zich :>e langer hoe hooger. Nu wordt er woleeus beweerd, dat een dergelijke oefening met mishan deling gepaard kan gaan. Wij geven dit gaarne toe, maar zouden er toch de aandacht op willen vestigen, dat in de klassieke rijscholen (nu nog in de Spanische Hofreit^phule te Wee- neri) de paarden cle schoolsprongeu, caprioles, ballotacles, couchettes etc.) en ook de piaffe (draf op de plaats) in de pilaren leeren, die slechts in zooverre van do bovenbeschreven me thode afwijken, dat de beide helpers terzijde door pilaren vervangen zijn. Ten opzichte van heb dier- kan dit geeii verbetering zijn, aangezien het vieren der loiiges door rnensokenhan- den tijdiger kan geschieden dan door een paar stukken hout. Het Jack London Verbond heeft zich tot taak gesteld, mishandeling bij dressuur tegen te gaan en daardoor heeft het aanspraak op de dankbaar heid van allen, die iets voor het dier voelen, maar dat is geheel iets an ders dan op te treden, alsof dressuur zonder mishandeling niet moge- vij k ware! Wij herinneren ons allen, hoe, toen het Circus Carl Hagenbeek te Haarlem was, aan den ingang der tent biljetten werden afgegeven, waar in door het J. L. V. werd verzocht de voorstellingen niet bij te wonen, aan- gezieii_de dieren slechts in doods angst hun toeren zouden verrich ten. liet tegendeel hiervan is gemakke lijk te bewijzen. Een dier, dat in doodsangst verkeert, toont dit opval lend. Heb gaat er slecht uitzien, trekt den staart in, kruipt met de aohter- boenen en verwijdert zich zoover mo gelijk van den dresseur. Kómt het echter spelend binnen (zooals bijv. bij Hagenbeek) en loopt het voortdurend in de onmiddellijke omgeving van den dompteur, dan bezit deze het ver trouwen. De dompteur verkeert tegenover zijn wilde dieren in een moeilijke positie. Hij weet, dat hij de mindere is em dat, wanneer de dieren zich op hem 'zouden werpen, niets dit vesjjinderen kan en toch moet hij den indruk wek ken, dat hij de meester is. Hij doet dit door zijn zeker optreden en pro beert de dieren door kalmte te irnpo- neeren, want hij moet ze niet te veel tarten, daar dan de ware aard weer boven zou komen en dan zou hij ver loren zijn. Sommige dieren van een groep dreigen wel, maar doen niets. Dit zijn heel dankbare sujetten. Het publiek toch wil „wilde dieren" zien en de dresseur weet dan Theater" te maken, zooals dit in hun kringen ge noemd wordt. Gevaar bestaat er ech ter niet bij. Bij velen bestaat de overtuiging, dat een dompteur zonder zweep en vork mets zou uitrichten. Dit is een dwa ling. De heer Richard Sawade, een 'der belangrijkste dompteurs van den laatsten tijd, heeft in Engeland zijne dieren om een weddenschap weken achtereen vertoond zonder deze hulp middelen. De zweep beteelcent trouwens in een circus niet veel. Er wordt mee klapt, maar de paarden zijn er mede vertrouwd, wetend, dat hun niets zal gebeuren. Waren zij er bang yoor, dan zou er niet één jockey zijn, die zijn nummer kon rijden, want hij zou er steeds naast springen. Den heer dr. Feensfcra, redacteur van de „Telegraaf" komt de eer toe, de dresuur«'van' Carl Hagenbeek on derzocht te hebben. Hij schrijft hieromtrent in zijn interessant artikel „Wilde Dieren" o.a. hoe 'tjaelc Lon don Verbond aan den ingang trac- taatjes uitdeelt en de -stelling verkon digt, dat een gedresseerd dier zijn werk „in doodsangst gewekt door wreedheid" zou volvoeren. Zoo ontving hij een ingezonden stuk van den heer I-I. B„ lid van dat verbond die op zijn manier een voorstelling geeft van de- dressuur van tijgers. „Een tij ger wordt gedwongen in een ijzeren stoel te gaan zitten; als de belache lijke en tragische ca-ricatunr van een mensch. En omdat hij zich verzet, wordt hij aan een gteand-en halsband er in gehesdhen, en krijgt onderwijl met de zweep op zijn falie. De adem wordt hem uit zijn lichaam ge slagen". Verbeeldt u: een tijger!" Dit dress'uu-rst aaltje kan slechts in verbeelding bestaan en spot mc-t alle logica. Waarom een tijger, na een dergelijke mishandeling wél zou gaan zitten, is ons een raadsel. Logischéj' is het dier eerst met vleesch op een plaats te houden en het dan, op de aanier, .beschreven bij de dressuur au den 'hond, 'zich te leeren opricli- Zeer juist is dan ook de opmerking dat het niet aangaat, allo dressuur over één kam te scheren en, zonder deskundig onderzoek of controle, af te gaan op de dressuurmeth-odes, door Jack London in diens werken vermeld. Dat bedoelde dressuurtrucs slechts fantasie kunnen zijn, valt gemak kelijk te bewijzen. De heer F. is 's morgens op onder zoek bij Hagenbeek uitgegaan en ver haalt hoe hij Prinzimann aantrof, den leeuw,, die te paard rijdt. De domp teur, de heer Peters, is 'oen man van groote ervaring en een kenner van roofdieren. De indruk, welken een dergelijk controle-bezoek op een tem mer maakt, is te begrijpen. Een toe schouwer, die reeds zijne ideeën had, voordat hij don tent'betrad en die schijiilijlc nooit in een kooi bij roofdieren is geweest, komt eens kij ken boe hij (de dompteur) die grijs geworden is in het vak, zijn werk verricht en of hij heb wel goed doet. En hij denkt aan „oude dames, die niets beters om handen hebben, die zelf een mopshond hebben of een hond met afgeknipte boren en staart of een paard voor een wagentje met een kort geknipt staartje, zoodab heb zich niet tegen, dè aanvallen der vliegen en in secten kan beschermen!" De heer Feenstra werd voor 'de kooi wagens gébracht. Trekken de dieren zich nu in een hoek terug en blazen zij met de ooren in den hals tegen hun. terger, den man die hen zoo mishandelt Grijpen zij de ongewapende hitnd, die zoo door de tralies gestoken wordt? In tegendeel! Mensch en dier zijn met elkaar vertrouwd, dank zij de juiste opvatting der dressuur. (Zie 'Hagen beek's werk: „Van Dieren en Men- schen"). Natuurlijk is dit niet altijd hot ge val geweest. Vroeger jwas de opvoe ding der kinderen ook niet zooals die van tegenwoordig en met vele klap pen werd dikwijls bedorven wat met e^n enkel goed woord bereikt had '"linnen worden. In de dressuur beschikten de domp teurs toen ook nog niet over de rui- ne arena-kooien. Zij stelden hun die- ■en in de hooiwagens voor, waarvan 'en klep werd opgelicht. De keele dressuur bestond uit het voortdrijven der dieren langs de wan den der kooi. Op hun weg waren hoepels geplaatst waardoor zij mo-es- t e n springen. De voorstelling was dan ook meer een blijk van durf dan van kunst. Moest een dompteur lede ren avond zijn leven wagen, dan kon het vale zijn loon niet meer opbren gen. De beer Peters getuigt dan ook, dat de dieren in deü dresseur hun_ vriend en verzorger moeten zien, daar* ze an ders niet to presenteeren zijn. Op den weg der dressuur liggen duizenden onsjes vleesch, maar geen knauwen en slagen. Geduld en vakkennis moeten den weg wijzen. De-heer Feenstra verhaalt nog, hoe hij met den heer Peters voor de kooi van Prinzimann, den leeuw; die te paard rijdt is aangekomen. „Als een lobbes van een hond ligt hij in zijn hok- en de temmer speelt met zijn kop, met zijn lippen, met zijn hek, zoooals wij, voor zoover we niet vies zijn uitgevallen wel eens met 'n aanhalig hondje spelen en geen zichtbare foef tot afweer en kwelling is daarbij!" „Waarachtig: hij kwispelt. En ik zie nu ook, waar hij tegen kwispelt; een wit hondje een langharige ter rier, met een paar bruine en .zwarte vlekjes, en een onverstoorbaar genoe- gelijk snoetje. Het hondje zit tegen over zijn kooi, bij het wiel van .een Hagenbeek-wagen. Du Terrv -5- geil mal zu-m Pr! zimann zegt de temmer. En ik weet niet, wat ik zie. Ik zie het kleine witte hondje, dooi' het geopende voederhekje glippen 111 het hok van den leeuw. Hier staan twee beesten een van misschien vier honderd pond gewicht en een van misschien vijftienEen reus en een puk. Een roofdier en een 'huisdier en ze kw'spelen tegen snuffen tegen elkaar, zijif zoo van elkaar en met ilkiar, alsof zij verbonden waren door banden van het bloed.. Maar zij zijn nilemi maar met ejkaar verbonden door banden van. het zog. Deze leeuw is 111 zijn eersten teersten aanleg gevoed door den hond. Eu nu n,i hij 11 on leeuwenjongeiing 4s met uitbotten de manen /kan hij nog niet goed bui ten haar. Peters laat het mij zien. Zoodra hij met het hondje uit wan delen gaat en 'dit uit den gezichtskring van de kooi laat verdwijnen, wordt de leeuw onrustig. Hij. begint onder drukt te janken met zijn strot van "eeuw en zijn ziel van honden-pieeg- cind. Hij is een lobbes, zoo hij daar met zijn reuzenlichaam in knapeulijn staat een koning der dieren en een koning der vlakte. Maar zijn heele ko ningschap kan hem gestolen worden oor dit hondje dat de levende bancl 5, die hem bindt met deze vreemde wereld van tralies en starende veelvul dige mensclienoogen". De heer F. gaat dan ook lie-en, met 3 overtuiging, dat-het niet noodig extra voor deze dieren op te ko men." „Ze verdienen hun kostje. Misschien op een beetje rare manier en contra de natuur. Maar hoe vaak dwingt het leven ons mensclien tegen on zen aanleg in: ons brood te verdienen. Per saldo heeft een Hagenbeck-dres- surroofdier het beter dan een Artis- dier. Zij leven en spelen zidk tot iets meer uit; hebebn meer ruimte, meer gezelligheid en meer afwisseling, en een verzorging en verzorgers, die veel meer dan diergaarde-wachters bij hun lichamelijk wel en woe, en bij hun stemmingen en gezondheid geïnteres seerd zijn". Er is slechts één dier, dat hij in zijn .bescherming zou willen nemen n.l. het paard, dat den leeuw draagt, daar hij van opiitie is, dat het dier te veel van zijn natuur moet verlooche nen-. Maar hoe is de positie van de woestijndieren, 'vóór welker -kooien zich de Artis-bezoekers 'verdringen? Hoeveel honden gaan er niet vriend schappelijk om met katten, die. zij ken nen hoeveel katten zijn er niet, die van vogels in huis geen notitie nemen? Regelt de natuur zich ook niet naai de levenswijze? De heele kwestie is maar, of de die ren aan het gezicht van elkaar ge wend zijn en of zij door bijzondere omstandigheden bijv. honger niet genoodzaakt -worden weder tot hun natuur-gewoonten terug te kee- reu. Wanneer er ecu nieuw paard bij .Hagenbeek komt, is het uiterst ner veus en wil den hooiwagen niet pas- seeren, da,ar hot niet aan de roofdie- renlucht gewend is. Dit duurt evenwel niet lang. Spoedig neemt het, van de wilde dieren geen notitie meer en de laatste a.zen 'niet op de paarden, óm dat zij doorvoed zijn'. Trouwens liet vleesch van een schimmel is voor een wild dier lang geen lekkernij; het zal er n i e t g a 11 w toe te bewe gen zijn, het te'eten! H. J. LUREN.. EEN CURSUS. Er zal een Cultuur-Historische cur sus gehouden worden door den heer D. Fuldauer- De le lezing (tevens alge- meene inleiding) is bepaald op Woens dagavond 3 October in de tooneel- zaal van Brinkraann. Praehistorie, rassen talen, godsdienst, wijsbegeer te en kunst zullen bevattelijk worden behandeldfragmenten uit litteraire meesterwerken, worden voorgedragen. Het comité bestaat uit de heeren: K. J- L. Alberdiugk Thijm, Ds. Can- negieter, Tjebbo G. Franken, G. D. Gratama, Dr. J. B. Schepers. Het Tooneel ,..DE SPAANSCHE BRABANDER" DOOR „HET SCHOUWTOONEEL". In zijn „Inleiding" tot De Spaansche Brabander noemt Dr. J, Prinsen dit werk van Bredero „de stoere schets, de machtige eerste aanzet, voor wat Querido mocht uitwerken in zijn J or da an". Werk van denzelfden geest is het ze ker I Steeds weer voelt men in Bredero den voorlooper van de Hollandsche rea listen van dezen tijd. Wel is hij zeer ver want geweest aan de groote schilders uit onze gouden eeuw. Telkens denkt men bij het zien van De Spaansche Bra bander aan Jan Steen, Adiiaan Brouwei en Ostade. Bredero is ia de allereerste plaats Hollander, meer dan één an der onzer klassieke en latere schrijvers, in De Spaansche Brabander is geen spra ke van navolging-.- In dit werk staan wij midden in Holland', niet alleen in 1 land, maar ook in het Hollandsche lev en in het Hollandsche karakter. Wij voelen ons met al die menschen ver want, omdat zij te midden van onze voorvaderen geleefd hebben. Is het too neel van Aeuwen, de „houtslager van de Kerk" met de twee jongens en dc drie patriotten niet prachtig van Hol landsche karakteristiek? Dit zou nooit een buitenlander hebben kunnen schrij ven. Is het tafereel van de twee „meis jes van dp vlakte" niet voortreffelijk var teekening en zal dit niet altijd frisch blijven door het algemeen mensohelijke? Prinsen noemt in zijn inleiding ook Shakespeare. Mij dunkt, dat Bredero moeilijk met dezen Engelschen dicht' vergeleken kan worden, evenmin a met Molière! Bredero is in zijn wei meer s c h i.i d e r dan dramaticus. Zijn Spaansche Brabander is één" opeenvol ging yan Hollandsche realistische schil derijen, friscli van aanzet en krachtig van uitwerking. Het was ons, of wij gisteren bij de voorstelling van Spaansche Brabander door het oude Hol- hr 1 wandelden. De opvoering van Bre- dero's werk bracht ons onze voorvaderen nr.for dan lange historische boeken vol beschrijvingen. Dat is de macht van den kunstenaar, die ons met één ruk midden in het leven van het begin der 17de e plaatst. Gij, lezers, die bij het aanschouwen in een oud-Hollandsch straatje, een ooi Am5terdanisch grachtje, een k; rakteristiek zeventiende ecuwsch hofj' het verlangen in u voelt opkomen nog eens hel leven van dien ouden, vooi altijd vervlogen tijd voor u te zien, gaa' naar de Voorstelling van De Spaansche Brabander van Het Schouwtooneel. De tijd van Bredero zal tot u komen in al ijn kleur en levendigheid. Wij hebben Het Schouwtooneel dank baar te zijn voor deze zeer mooie voor telling' van dit wel echt-Hollandsche, klassieke stuk. Want het 'behoeft nauwe lijks betoog, dat de opvoering van De Spaansche Brabander welke alleen reeds door het instudeeren van de zeer moeilijke taal een aparte studie en lan ge voorbereiding eischie in dezeü lijd een groot risico is. Daarom doet het ons te meer genoegen, dat deze première zeer groot, beslist succes is gewor den. Het publiek leefde vooral wan- lerolimo en Robbeknol op waren geheel mee en geroot zichtbaar van al die oud-Hóllandsclie tafereeltjes. Zóó wa: 1 er in, dat de regels, aan Haarlem ijd, telkens met bijzondere vreugde werden onvangen, ook al waren ze min- 2r vriendelijk bedoeld. Het groote succes van deze zeer bij zondere voorstelling was weer voor Jan Musch, die ons van den hooghartigen, snoe-venden, verloopen sinjoor lerolimo wel een zeer vermakelijk, sappig type heeft gegeven. Musch was als de Spaan sche Brabander zoowel in zijn spel als in zijn dictie verrukkelijk geestig'. Soms deed hij denken aan een opgeblazen poes. Prachtig bijvoorbeeld zooals hij om Robbeknol heen liep, toen deze hem tel kens de schaal met eten onder zijn neus hield. En dan het oogenblik, toen hij voor het eerst An en Trijn in de gaten kreeg. Dat was alleen reeds bijna den gang- naar den schouwburg waard. Trou wens heel het tooneel met <Je 2 juffers der „lichte nacic" werd dank zij Musch een juweeltje. Heel den avond hebben wij met innerlijke pret van di» wel zeer fijne spel en deze voortreffelijke dictie van Musch hoe goed ook was zijn nasaal stemgeluid! zitten genie ten. Voor Adriaan I-Iooykaas de aardige Puck uit de Midzomernachtsdroom die gisteren als Robbeknol bij Het Schouwtooneel debuteerde, was het een heele opgave tegen een acteur als Musch op te moeten spelen. Wij kunnen ons een Robbeknol van nóg komischer al lure voorstellen, meer nuchter Hol- Jandsch tegenover den winderigen lero- limo, maar ook zóó, als Hooykaas dezen knecht gaf, was het zeer amusant. Ir dezen Robbeknol van. Hooykaas was vee goeds van Puck, Het was levendig, gees tig enwat een zeer groote deugd is in dit niet altijd gemakkelijk te volgen stuk zeerd uidelijk van dictie. Als ge heel voor Hooykaas een gelukkig debuut. Iets héél moois en levends maakte Van Warmelo van Auerwen, den -ouden „houtslager van de kerk". Het tooneel- Moeder: WillyI Willy: Ja moeder? MoederWaarom knijp j'o je kleine broertje toch telkens? Laat liein mot rust. Je doet hem pijn! Willy: Ja maar, wij spelen automobiei- tje en hij is de boren 1 Verliefd jangatensch (tot den jeugdi gen broeder van zijn aangebedene)lk zal je een kwartje geven, als je mij een lok van Mary's haar bezorgt. Het broertje: Maak er een gulden van", dan geef ik je don boelen boel. Ik weet precies, waar ze het hangt l i m y. Jvei. M UU JUWELIER I'? Q VfGimOUTSTKMifeB i rWDPDirHT i/1-.n tv" Feuilleton .Naar het Engelsch A. WILSON BARRETT. (Geautoriseerde Vertaling). 17) liet dienstmeisje, groezelig als al tijd, deed do deur open en ofschoon haar oogen glinsterden toen zij Char les zag, voor wien zij een groote he- wondering- voelde, wezen" de tranen- spot'en op haar ongewasschen gezicht, dat zij meevoelde met de ramp, die de gewezen huurders van liet lniis had getroffen, of (meer waarschijn! ij x) dar zij heltuotd was 0111 haar achteloos omgaan met den brief. ■„Mijnheer, zij is weg; juffrouw By ron is weg", snikte zij. „Maar liter- is een brief root- u". Met bevende vingers nam hij het briefje aan en maakte liet open -- het eerste schrijven dat li': ooit van haaf had ontvangen. „Waa: i 1-leer Fm „Hij is dood, vermoord door die slechte mannen. Gisteravond overleed hij volkomen kalm. Ik geloof niet dat liij veel geleden-heeft. Vergeef mij, dat ik niet vollediger kan schrijven. Ik ga voor een poosje weg en Iaat dit achter, indien u soms nog hier mocht- komen, 0111 u nogmaals dank te zeg gen voor al uw goedheid. Met de meeste hoogachting, EDITII BYRON". Bleek en met gefronst voorhoofd, las Charles het briefje tweemaal over; hij bedankte het dicntmeisje en gaf haar een hal ven kroon, en nam Jell mee naar buiten. Toen de deur achter lien gesloten was, liet hij Jell het briefje lezen. „Dit zegt niets meer dan je reeds wist", meende hij. „Wat dunkt je hiervan. Zij is weg!" Jell hield het briefje zoo voow.ich- tig tusSchen zijn vierkante vingers, alsof liet een bijzonder teere vimdei' was. Toen keek hij Charles aan. „Ja, zij is weg", zeide hij. „Maar wsarh-seu?" vroeg Charles ongeduldig; „en waarom laat z'j het mij niet weten? Waarom gaat zij al leen weg, cn Maar gelukkig moet zij toch cenig geld lubben. Kerst gaf Jol' geen antwoord, doch toeii Charles maar steeds Óprrcwonchn L:;cf Lcrlmhii; „WarremWaarom i"- scheen hij het noodig te achten, iets te zeggen. „Ik hei) niet- vec.l verstand van vrou wen," zeide liij langzaam. „Ilc heb nooit mee andere vrouwen omgegaan dan met mijn oude moeder. Maar als je het mij nie kwalijk neemt, dat_ ik iiet zeg. zou ik denkeu, dat de reden misschien in den brief zelf ligt opge sloten." „I11 den"brief zelf?" vroeg Charles verwonderd. Jell knikte. „Of liever, in één woord daarvan," zeide llij. „Zij zegt, „indien u sonts nog' hier mochtUomen." Ligt daar niet in opgesloteu, dat zij op je heeft ge wacht-. en je niet gekomen bent? En dat zij misschien dacht „Dat ik niet van plan Wis te ko men, dat ik haar vergeten had!" Kiep Charles. „Maar ik lag in het zieken huis." „Dat kon zij niet weten", zeide Jell. „En toen haar broeder doqd was, en geen vriend haar nabij was, heb ben die weinige dagen haar waar schijnlijk wel heel lang toegeschenen. Charles gelaat betrok. „Ik geloof dat je gelijk hebt", ant woordde liij- „Zij heeft natuurlijk verwacht dat ik komen zou, toen zij 111 zulke droevige omstandigheden ver keerde, en kou niet begrijpen waarqm zij mij niet zag- Maar welk een onge lukkig toeval!" „Noem jij ,l:_ct maar toeval zeide tje n-.ct de 3 patriotten werd, dank zij Van Warmelo's fijne typeering en gees tige dictie een kabinetstukje. Van de „lichte jofferen" won Jeltic van Dijk—Riccker liet ditmaal van Sline van der Gaag, De laatste was voor een dame van dat slag wel wat heel ingeto gen en deed soms mee; aan een „pré- cieuse" dan aan Breero's Bleeke An denken. Mij dunkt., dat van deze prach tige rollen door beide actrices iets meer nog iets sappigers vooral,te ma ken is. Bredero is nu eenmaal een Hol landsche realist! Liesbeth Sanders -had het volkstype beter begrepen en gaf iets heel goeds als Trijn Snaps, de spinster! Het was trillend van leven, realistisch spel, dat volkomen in dit werk van Brcero paste. Jammer, dat zij door haar vlugge dictie zeer lastig soms te volgen was, wat voor een deel zeker ook kwam door de voor ons twintigste eeuwers zeer moeilijk te volgen taal, welke Bredero haar ïd den mond legt. Van de groote spelcrsrij noemen wij nog Coba Blankenstein als de koppe laarster, die vooral door haar uitstekend zeggen meer dan door de typeering opviel, en Balled-ux, die van „Gierigherf Gerant", den door Bredero zoo prach tig geteekenden vrek, een kostelijk type wist te maken. Gerard van Staalduinen hebben wij het meest gewaardeerd in de rol van den geestig-getypeerden notaris. Onder de nieuwelingen waren 2 Ilaar- Iemsehe debutanten, Mies ,van Norden en Micp van Gogh. Wij wenschen hun beiden succes op het moeilijke pad van de kunst. 'Aan het slot werd zeer lang en zee? enthousiast geklapt. Het publiek .wilde niet heengaan, voor het Jan Musch als speler en regisseur hulde had gebracht. Edoch.lerolimo, die in de vijfde acte niet meer opkomt, versoheen niet voor het voetlicht ondanks den sterken aan drang van het publiek. In zijn kleedka mer zal hij echter het herhaald en luid geroep om Jan Musch! hebben gehoord. Al verscheen hij dus niet meer op de planken, -hij kreeg toch zijn rechtmatig deel van dit zeer groote en verdiende succes. J. B. SCHUIL'. GEVONDEN VOORWERPEN. v. Lunenburg, Zijlstraat &i, broche; r. v. Wanrooy, Rustenbu rgeriaau ï-oode ceintuur; A. v. Meel, Brou wersstraat 16 rd., handwagen; J. Rijksen, Kampervest 411 rood, bruin hondje (glad); H. v. d. Linden, Wou- wernianstraat 6, brum hondje; C. Turk, Tulpenstvaat '17c. (Hofje), gele herdershond; Kennel Haarlem, Ter- spytstraat; zwart met witte kat, ge bracht door Re Vries, Engelbertstr. 5; zwart-wit katje, gebracht door G. Kolderie, lo Hoogewoerddw.str. 31; Kennel Fauna, Parklaan: zwart mot itte kat, gebracht d.oor J. v. Dijk, Geweerstraat 25, zwart met witte kat, göbrapht door J. Mok, Nieuwe Gracht "7; J. Merens, Paviljoenslaan 5, rij- iellantaaru; II. de Winter, Pres.: Steynst-raat 67, ondergoed:Vooi'brood, Anslijnstraat 67, heerenparaplu ie; M. de Nijs, Morinnesteeg 23, portemon- ttaio (bruin); .1. Loerakker, KI. Hout straat 63 rood, riemen; P. Koenen, Houtmarkt 45 rood, zwarte reticule; "varbe gymn. schoen; Groenendaal, rouwersstraat 9 rood, ring; M. Boer man, M- v. Heemskerkstraat 54, stuk touw; H. Stals, Bolwerkslaan 23, bruin taschje; B. SchUyt-, Ilcerenweg, '149, bruin taschje met lorgnet enz.; Vasfcenlipven, Leidschevaart 2,13, Wa terman .vulpenhouder; C. Bruin, Vaart straat 12, veer van grammophoon; P. Zweers, KI. Houtstraat 170, vulpen houder; G. Oly, Essenstraat 240, zweep. Jell. „Ik zou het Palze'r noemen!" „Je hebt gelijk", zeide Charles woest-, „Die man is een moordenaar, als hij het tenminste was die den jon gen Byron zoo in de val deed loopen." „Daar kan wel geen twijfel aan be staan", antwoordde Jell. „Hij zal er voor obeten", zeide 'Charles. „Maar nu wou ik wel, dat ik dien avond de politie gewaar schuwd had. Waarom belette Byron mij dat?" „Dat kan ik, dunkt mij, wel na gaan", meende Jell. „Dat heb je, geloof ilc, nog eens ge zegd. Wat was er dan?" „Ilc geloof stellig, dat er een vrouw bij iu iiet spel is. Die teeft hem onge twijfeld in de val gelokt. En ,oin ha rentwille wilde liij de zaak geheim hóuden." „Denk je, "dat juffrouw Byron dit wist?" vroeg Charles. Jell schudde liet hoofd. „Neen, dat deuk ilc niet," zeide hij. ,."Ik heb er bij toeval iets van verno men. Zooals ie weet, hield ik sinds eeuigen lijd een oogje op den armen jongen, cn zoo kwam*ik er achter. Ik denk dat zij liet- was, o'fie den jongen By roti terughield om met geweld tegen Palzer op te treden. Hel is treurig voor hem afgelocpen. Maar ik denk 'niet, dat zijn zuster er eenig vermoe den van had, en nu moet zij hrt ook maar niet- weten, want zi; vereerde huur broederL1 „En nu heeft zij ook hem verloren," hernam Charles. „En de hemel mag weten ,wat zij doet of waarheen zij gegaan isWat kunnen wij doen? Wij moeten haar zoeken, Jell, en wij moe ten haar vindieu Ik heb er reeds iemand otp afge stuurdzeide Jell bedaard', „een flinksn man, wien ik kan vertrouwen. Daarom ben ik zoolang weggebleven. Wii zullen lyaar gauw genoeg vinden. Ik denk niet, dat zij zich zal scimil houden, en een mooi jong meisje als zij zal niet moeilijk te vinden zijn. Iu ieder geval is zij op het- oogenblik ook voor Palzer verborgen." „Als hii maar geen schuld heeft aan haar verdwijningriep Charles. „Laatst- stond hij voor haar huis. Maar ik kan toch alweer niet detdcen, dat hii er achter zit, naar wat hij toen iu Dean Street zeide." „In ügan Stregt?" vroeg Jell ver schrikt. „Heb je hem dan in Dean Street gesproken,?'' Charles staarde hem een oogenblik aan. en "begon toen te lachen. „Och. dat is waar ook! Iic heb je nooit verteld van dat- bezoek en van zijn honderd pond riep hij. „Ik luis terde met zooveel aandacht naar je verhaal van cIp schrijftafel, dat ik ver gat, i» te vertellen, hoe ik den vijand geplakt heb." Haastig deed hij nu .Teil een ver sing van ziin gesprek met Palzor cn do linauaeeio gevolgen dan-tyuau „Zoo'u schurk!" riep Joll, toen de lotige man had uitgesproken, „maar uat is net iets voor hem, zoo'n poring om jou om koopen. Hii denkt, dat hij met zijn verwenscht geld. alles kan doen, wat hii wil. Maar ziin bedrei ging tegen jou heeft hij al heel gauw vervuld, nietwaar?" „Ja", zeide Charles mistroostig* „Maar gelukkig is het niet afgeloo- pen, zooals hii'gehoopt had. ilc ben nog niet dood, en, althans wat hem be treft, heel wat kwaadaardiger ge stemd dan vóór dien tijd. Maar daar mede komen _wii er niet. Wij moeien iets doen. Wat dunkt jou „Mij dunkt", zeide Jell, „dat wij -morgen naar Gloucestershire moesten gaan, op dfie schrijftafel af. Blijkbaar is Palzer erg ongerust erover, dat die schetsen zullen gevonden worden, juist wanneer zijn maatschappij tot, stand zal komen, en als wij zo kunnen vin den. hebben wij hem in handen, al thans in wat Item het dierbaarste is: geld. Als wii dat gedaan kunnen krij gen. en juffrouw Byron in het bezit stellen van haar eigendom, dan'kun nen wij er daarna over gaan denken om verder met Item af te rekenen. Dan hebben we ook meer kans van eU- m". „Gaarom zouden wij dan niet van daag naar Gloucestershire gaan" riep Charles. „Ik hou gereed." ii gaan morgen", antwoordde Jelli -„-Dan heb je meteen nog oen dag

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 5