HAARLEM'S DAGBLAD
DRESSUUR
Stadsnieuws
Onze LasMook
De verborgen
documenten
DONDERDAG 27 SEPTEMBER 1923 - TWEEDE BLAD
Het systeem van dressuur, hoe paarden en honden
gedresseerd worden.
Wilde dieren en de dressuur.
Over mishandeling
Verschillende omstandigheden heb
ben in den laatsten tijd de aandacht
gevestigd op de dressuur en het onder-
werp is interessant genoeg, om eens
na te gaan, op welke wijze de resul
taten worden bereikt, die de toe
schouwers met verbazing vervullen.
Onder dressuur zouden wij kunnen
verstaan een reeks oefeningen, geko
zen in verhand met den aanl
den lichaamsbouw van ,ket dier, ten
einde te verkrijgen, dat dit, wanneei
de dresseur zulks wensoht, op een be
paald sein een zekere 'handeling ver
richt.
Om dus als dresseur iets te lie rei
ken, dat de appreciatie van het pu
bliek vindt en dat is tegenwoordig
lang niet gemakkelijk is het ab
soluut noodzakelijk, dat hij zich. ge
heel in de, plaats van het dier kan
denken en met zijn aanleg, gewoon
ten. en lichaamsbouw geheel ver
trouwd is. Een tweede ei sell is, dat
hij geduld heeft en steeds kan consta
teeren, of het dier hem begrijpt o
met en of ei' soms verzet in he
spel is.
Om -bovengenoemde redenen is het
dus niet mogelijk vooraf een methode
vast te stellen, volgens welke de dres
suur zal moeten plaats vinden. 1-Iet
systeem kan slechts iu ruwe lijnen
worden bepaald, aangezien ieder dier
zijn humeur en eigenaardigheden
heeft, welke eerst tijdens de dressuur
tot uiting komen.
Hoe langzamer een dier in zijn be
wegingen is, des te moeilijker i;
dressuur. Beweegt het dier ziöh
makkelijk, dan 'behoeven zijn bewe
gingen slechts te worden geleid;
de bewegingen moeilijk, dan moeten
zij eerst worden opgewekt. Vandaar
dat bijv. de dressuur van koeien, ka-
meelen etc. nog op een zeer laag peil
staat.
Verder wordt de natuurlijke aanleg
van het individu uitgebuit. Zoo 'kiest
men bijv. zeeleeuwen voor het balan-
ceêreir van voorwerpen, hazewindhon
den voor hoogte-sprongen, fox-terriers
voor salto's, kangoeroes voor boksen,
etc.
Do intelligentie en liet herinnerings
vermogen der dieren worden gew
lijk zeer overschat- Paarden bijv. die
hun meester na- jaren nog herkennen,
kómen slechts in (abels voor. Gewoon
lijk kent het dier een persoon slechts
in een bepaalde omgeving, zoodat liet
herhaaldelijk voorkomt, dat een kat
zijn meestér niet herkent, wanneer
deze hem buiten ontmoet. Honden ma
ken hierop een gunstige uitzondering;
Heb streven van den dresseur moet
er steeds op gericht zijn, liet vert
"wen van liet dier te verwerven en dit
te behouden, hetgeen hij slechts kan
verkrijgen, door het de zekerheid te
geven, dat liet gerust de be wee
door den dresseur gewenscht,
uitvoeren. Wanneer wij bij een klein
kind de nagels knippen en wij raken
eenmaal-hetvleesch, dan zal het den
volgenden keer -groote moeite kosten,
de vingers van het kind voor dit doel
in handen te krijgen. Het zal, bij'het
strekken der hand en het zien van de
schaar onmiddellijk -aan de geleden
pijn terug denken.
Bij dieren gaat liet evenzoo. Wan
neer wij een paard le-eren liggen"
en hel valt tijdens de oefening ain een
■stuk glas of oen spijker, dan zal het
in zijn gedachten gang het idee „pijn''
steeds verbinden met „gaan liggeii op
commando" en hiertoe in den eersten,
tijd niet te bewegen zijn.
Hieruit moge blijken, dat ïpishan-
'deliug de dressuur schaadt, daar het
dier dan zijn vertrouwen verliest en in.
een toestand geraakt, welke beëindi
ging der les noodzakelijk maakt. Wan
neer wij iemand iets aan het verstand
moeten brengen, die zenuwachtig is,
zullen wij liem eerst moeten kalmee-
reu! Met een bond, die slaag heeft ge
had, valt in het geheel niet te „pra
ten". Hij gaat liggen en weigert op
te staan.
Willen wij een hond op dc achter-
becnen le-eren loopen, dan hebben
wij slechts een halsband en een riem
pje noodig. Wij geven een kleine ver
snapering en brengen de hand hoe
langer hos h-ooger, tob de hond einde
lijk moet' gaan staan om het stukje te
bemachtigen. Eerst zal hij 'nog steun
zoeken met de voorp-ooten (bijv. op de
hand van den dresseur), maar spoe
dig zal de stand meer stabiel zijn en
zal het opstaan den hond gem aklc-el ij -
ker vallen. Door het riempje wordt,
hij dan omhoog gehouden en enkele
passen vooruit gebracht, door den
dresseur, die achteruit gaat. In geen
geval mag dan het zoeken van steun
met de voprpooten toegestaan worden;
daarom oefene men niet te lang ach
tereen. liet resultaat zal zijn, dat do1
hond spoedig, wanneer wij hem tegen
over ons stellen, het commando „op"
geven (dat wij ook tijdens de lessen
hebben gebruikt) en do hand koog
houden (het „sein", geboren uit het
aanbieden der versnapering) omhoog
gaat en volgt. Iedere poging in ™de
goede richting wordt beloond door
stem en liefkoozing, iedere onattent-
heid berispt (stem) en ieder verzet
met een tik bestraft. Geen les' wordt
beëindigd na een weigering van de
zijde van heb dier, voortspruitend uit
Daar een dier op een commando
een handeling -uitvoert, wordt door ve
ien gedacht, dat het ook een taal ver
staat. Nieis is minder waar. Een dier
onderscheidt slechts klank en loon en,
wanneer wij in de bovenbeschreven
dressuur ju plaats van „op" liet min
der logische commando „neer" hadden
gebruikt, zou het dier evengoed ge
hoorzamen.
Bij paarden wordt het steigeren op
do volgende wijze geleerd.
De dieren krijgen een kaptoom
aan. Dit is een hoofdstel zonder oog
kleppen met 3 ringen op den neus-
riem, namelijk één voorop in het mid
den en één aan weerskanten hoven cle
mondhoeken. Aan ieder der 3 ringen
'n lange teugel (longe) vastgemaakt.
Rechte en links van het paard plaat-
h twee assistenten (Bereiber;,
me ieder een longe vasthouden. De
derde neemt de dresseur in de hand
en plaatst zich voor het paard, met
een lange- karwats. Achter het paard
staat iemand met een zweep. Op het
commando „hoog" drijft de Bereiter
achter het paard aan, zoodab het
paard direct begrijpt niet terug te
kunnen. De dresseur wijst met'de kar
wats op den neus, de beide Bereiters
terzijde zorgen ervoor, dat het paard
recht blijft en niet voor of achteruit
kan. Het "gevolg zal zijn, dat de nei
ging tot beweging zich uit in een om
hoog gaan. Onmiddellijk worden de
Ion ges „nagegeven'' resp, gevierd en
het dier door stem en liefkoozing be
loond. Dit wordt enkele malen her-
aald cn spoedig zal 't paard, dat nu
/eer wat er verlangd wordt, op com-
lando steigeren. Qok hier baart oefe
ning ,en niet te vergeten aanleg
kunst. De voorbeenen verheffen zich
:>e langer hoe hooger.
Nu wordt er woleeus beweerd, dat
een dergelijke oefening met mishan
deling gepaard kan gaan. Wij geven
dit gaarne toe, maar zouden er toch
de aandacht op willen vestigen, dat
in de klassieke rijscholen (nu nog in
de Spanische Hofreit^phule te Wee-
neri) de paarden cle schoolsprongeu,
caprioles, ballotacles, couchettes etc.)
en ook de piaffe (draf op de plaats)
in de pilaren leeren, die slechts in
zooverre van do bovenbeschreven me
thode afwijken, dat de beide helpers
terzijde door pilaren vervangen zijn.
Ten opzichte van heb dier- kan dit
geeii verbetering zijn, aangezien het
vieren der loiiges door rnensokenhan-
den tijdiger kan geschieden dan door
een paar stukken hout.
Het Jack London Verbond heeft zich
tot taak gesteld, mishandeling bij
dressuur tegen te gaan en daardoor
heeft het aanspraak op de dankbaar
heid van allen, die iets voor het dier
voelen, maar dat is geheel iets an
ders dan op te treden, alsof dressuur
zonder mishandeling niet moge-
vij k ware! Wij herinneren ons allen,
hoe, toen het Circus Carl Hagenbeek
te Haarlem was, aan den ingang der
tent biljetten werden afgegeven, waar
in door het J. L. V. werd verzocht de
voorstellingen niet bij te wonen, aan-
gezieii_de dieren slechts in doods
angst hun toeren zouden verrich
ten.
liet tegendeel hiervan is gemakke
lijk te bewijzen. Een dier, dat in
doodsangst verkeert, toont dit opval
lend. Heb gaat er slecht uitzien, trekt
den staart in, kruipt met de aohter-
boenen en verwijdert zich zoover mo
gelijk van den dresseur. Kómt het
echter spelend binnen (zooals bijv. bij
Hagenbeek) en loopt het voortdurend
in de onmiddellijke omgeving van
den dompteur, dan bezit deze het ver
trouwen.
De dompteur verkeert tegenover zijn
wilde dieren in een moeilijke positie.
Hij weet, dat hij de mindere is em
dat, wanneer de dieren zich op hem
'zouden werpen, niets dit vesjjinderen
kan en toch moet hij den indruk wek
ken, dat hij de meester is. Hij doet
dit door zijn zeker optreden en pro
beert de dieren door kalmte te irnpo-
neeren, want hij moet ze niet te veel
tarten, daar dan de ware aard weer
boven zou komen en dan zou hij ver
loren zijn. Sommige dieren van een
groep dreigen wel, maar doen niets.
Dit zijn heel dankbare sujetten. Het
publiek toch wil „wilde dieren" zien
en de dresseur weet dan Theater" te
maken, zooals dit in hun kringen ge
noemd wordt. Gevaar bestaat er ech
ter niet bij.
Bij velen bestaat de overtuiging, dat
een dompteur zonder zweep en vork
mets zou uitrichten. Dit is een dwa
ling. De heer Richard Sawade, een
'der belangrijkste dompteurs van den
laatsten tijd, heeft in Engeland zijne
dieren om een weddenschap weken
achtereen vertoond zonder deze hulp
middelen.
De zweep beteelcent trouwens in een
circus niet veel. Er wordt mee
klapt, maar de paarden zijn er mede
vertrouwd, wetend, dat hun niets zal
gebeuren. Waren zij er bang yoor,
dan zou er niet één jockey zijn, die
zijn nummer kon rijden, want hij zou
er steeds naast springen.
Den heer dr. Feensfcra, redacteur
van de „Telegraaf" komt de eer toe,
de dresuur«'van' Carl Hagenbeek on
derzocht te hebben. Hij schrijft
hieromtrent in zijn interessant artikel
„Wilde Dieren" o.a. hoe 'tjaelc Lon
don Verbond aan den ingang trac-
taatjes uitdeelt en de -stelling verkon
digt, dat een gedresseerd dier zijn
werk „in doodsangst gewekt door
wreedheid" zou volvoeren. Zoo ontving
hij een ingezonden stuk van den heer
I-I. B„ lid van dat verbond die op
zijn manier een voorstelling geeft van
de- dressuur van tijgers. „Een tij
ger wordt gedwongen in een ijzeren
stoel te gaan zitten; als de belache
lijke en tragische ca-ricatunr van een
mensch. En omdat hij zich verzet,
wordt hij aan een gteand-en halsband
er in gehesdhen, en krijgt onderwijl
met de zweep op zijn falie. De adem
wordt hem uit zijn lichaam ge
slagen". Verbeeldt u: een tijger!"
Dit dress'uu-rst aaltje kan slechts in
verbeelding bestaan en spot mc-t alle
logica. Waarom een tijger, na een
dergelijke mishandeling wél zou gaan
zitten, is ons een raadsel. Logischéj'
is het dier eerst met vleesch op een
plaats te houden en het dan, op de
aanier, .beschreven bij de dressuur
au den 'hond, 'zich te leeren opricli-
Zeer juist is dan ook de opmerking
dat het niet aangaat, allo dressuur
over één kam te scheren en, zonder
deskundig onderzoek of controle, af
te gaan op de dressuurmeth-odes, door
Jack London in diens werken vermeld.
Dat bedoelde dressuurtrucs slechts
fantasie kunnen zijn, valt gemak
kelijk te bewijzen.
De heer F. is 's morgens op onder
zoek bij Hagenbeek uitgegaan en ver
haalt hoe hij Prinzimann aantrof, den
leeuw,, die te paard rijdt. De domp
teur, de heer Peters, is 'oen man van
groote ervaring en een kenner van
roofdieren. De indruk, welken een
dergelijk controle-bezoek op een tem
mer maakt, is te begrijpen. Een toe
schouwer, die reeds zijne ideeën had,
voordat hij don tent'betrad en die
schijiilijlc nooit in een kooi bij
roofdieren is geweest, komt eens kij
ken boe hij (de dompteur) die grijs
geworden is in het vak, zijn werk
verricht en of hij heb wel goed doet.
En hij denkt aan „oude dames, die
niets beters om handen hebben, die
zelf een mopshond hebben of een hond
met afgeknipte boren en staart of een
paard voor een wagentje met een kort
geknipt staartje, zoodab heb zich niet
tegen, dè aanvallen der vliegen en in
secten kan beschermen!"
De heer Feenstra werd voor 'de kooi
wagens gébracht.
Trekken de dieren zich nu in een
hoek terug en blazen zij met de ooren
in den hals tegen hun. terger, den
man die hen zoo mishandelt Grijpen
zij de ongewapende hitnd, die zoo
door de tralies gestoken wordt? In
tegendeel! Mensch en dier zijn met
elkaar vertrouwd, dank zij de juiste
opvatting der dressuur. (Zie 'Hagen
beek's werk: „Van Dieren en Men-
schen").
Natuurlijk is dit niet altijd hot ge
val geweest. Vroeger jwas de opvoe
ding der kinderen ook niet zooals die
van tegenwoordig en met vele klap
pen werd dikwijls bedorven wat met
e^n enkel goed woord bereikt had
'"linnen worden.
In de dressuur beschikten de domp
teurs toen ook nog niet over de rui-
ne arena-kooien. Zij stelden hun die-
■en in de hooiwagens voor, waarvan
'en klep werd opgelicht.
De keele dressuur bestond uit het
voortdrijven der dieren langs de wan
den der kooi. Op hun weg waren
hoepels geplaatst waardoor zij mo-es-
t e n springen. De voorstelling was
dan ook meer een blijk van durf dan
van kunst. Moest een dompteur lede
ren avond zijn leven wagen, dan kon
het vale zijn loon niet meer opbren
gen.
De beer Peters getuigt dan ook, dat
de dieren in deü dresseur hun_ vriend
en verzorger moeten zien, daar* ze an
ders niet to presenteeren zijn. Op den
weg der dressuur liggen duizenden
onsjes vleesch, maar geen knauwen en
slagen. Geduld en vakkennis moeten
den weg wijzen.
De-heer Feenstra verhaalt nog, hoe
hij met den heer Peters voor de kooi
van Prinzimann, den leeuw; die te
paard rijdt is aangekomen.
„Als een lobbes van een hond ligt
hij in zijn hok- en de temmer speelt
met zijn kop, met zijn lippen, met
zijn hek, zoooals wij, voor zoover
we niet vies zijn uitgevallen wel
eens met 'n aanhalig hondje spelen
en geen zichtbare foef tot afweer en
kwelling is daarbij!"
„Waarachtig: hij kwispelt. En ik
zie nu ook, waar hij tegen kwispelt;
een wit hondje een langharige ter
rier, met een paar bruine en .zwarte
vlekjes, en een onverstoorbaar genoe-
gelijk snoetje. Het hondje zit tegen
over zijn kooi, bij het wiel van .een
Hagenbeek-wagen.
Du Terrv -5- geil mal zu-m Pr!
zimann zegt de temmer. En ik weet
niet, wat ik zie. Ik zie het kleine witte
hondje, dooi' het geopende voederhekje
glippen 111 het hok van den leeuw.
Hier staan twee beesten een van
misschien vier honderd pond gewicht
en een van misschien vijftienEen
reus en een puk. Een roofdier en
een 'huisdier en ze kw'spelen tegen
snuffen tegen elkaar, zijif zoo
van elkaar en met ilkiar, alsof
zij verbonden waren door banden van
het bloed.. Maar zij zijn nilemi maar
met ejkaar verbonden door banden
van. het zog. Deze leeuw is 111
zijn eersten teersten aanleg gevoed
door den hond. Eu nu n,i hij 11 on
leeuwenjongeiing 4s met uitbotten
de manen /kan hij nog niet goed bui
ten haar. Peters laat het mij zien.
Zoodra hij met het hondje uit wan
delen gaat en 'dit uit den gezichtskring
van de kooi laat verdwijnen, wordt
de leeuw onrustig. Hij. begint onder
drukt te janken met zijn strot van
"eeuw en zijn ziel van honden-pieeg-
cind. Hij is een lobbes, zoo hij daar
met zijn reuzenlichaam in knapeulijn
staat een koning der dieren en een
koning der vlakte. Maar zijn heele ko
ningschap kan hem gestolen worden
oor dit hondje dat de levende bancl
5, die hem bindt met deze vreemde
wereld van tralies en starende veelvul
dige mensclienoogen".
De heer F. gaat dan ook lie-en, met
3 overtuiging, dat-het niet noodig
extra voor deze dieren op te ko
men."
„Ze verdienen hun kostje. Misschien
op een beetje rare manier en contra
de natuur. Maar hoe vaak dwingt het
leven ons mensclien tegen on
zen aanleg in: ons brood te verdienen.
Per saldo heeft een Hagenbeck-dres-
surroofdier het beter dan een Artis-
dier. Zij leven en spelen zidk tot iets
meer uit; hebebn meer ruimte, meer
gezelligheid en meer afwisseling, en
een verzorging en verzorgers, die veel
meer dan diergaarde-wachters bij hun
lichamelijk wel en woe, en bij hun
stemmingen en gezondheid geïnteres
seerd zijn".
Er is slechts één dier, dat hij in
zijn .bescherming zou willen nemen
n.l. het paard, dat den leeuw draagt,
daar hij van opiitie is, dat het dier te
veel van zijn natuur moet verlooche
nen-. Maar hoe is de positie van de
woestijndieren, 'vóór welker -kooien
zich de Artis-bezoekers 'verdringen?
Hoeveel honden gaan er niet vriend
schappelijk om met katten, die. zij ken
nen hoeveel katten zijn er niet, die
van vogels in huis geen notitie nemen?
Regelt de natuur zich ook niet naai
de levenswijze?
De heele kwestie is maar, of de die
ren aan het gezicht van elkaar ge
wend zijn en of zij door bijzondere
omstandigheden bijv. honger
niet genoodzaakt -worden weder tot
hun natuur-gewoonten terug te kee-
reu. Wanneer er ecu nieuw paard
bij .Hagenbeek komt, is het uiterst ner
veus en wil den hooiwagen niet pas-
seeren, da,ar hot niet aan de roofdie-
renlucht gewend is. Dit duurt evenwel
niet lang. Spoedig neemt het, van de
wilde dieren geen notitie meer en de
laatste a.zen 'niet op de paarden, óm
dat zij doorvoed zijn'. Trouwens liet
vleesch van een schimmel is voor
een wild dier lang geen lekkernij;
het zal er n i e t g a 11 w toe te bewe
gen zijn, het te'eten!
H. J. LUREN..
EEN CURSUS.
Er zal een Cultuur-Historische cur
sus gehouden worden door den heer
D. Fuldauer- De le lezing (tevens alge-
meene inleiding) is bepaald op Woens
dagavond 3 October in de tooneel-
zaal van Brinkraann. Praehistorie,
rassen talen, godsdienst, wijsbegeer
te en kunst zullen bevattelijk worden
behandeldfragmenten uit litteraire
meesterwerken, worden voorgedragen.
Het comité bestaat uit de heeren:
K. J- L. Alberdiugk Thijm, Ds. Can-
negieter, Tjebbo G. Franken, G.
D. Gratama, Dr. J. B. Schepers.
Het Tooneel
,..DE SPAANSCHE BRABANDER"
DOOR „HET SCHOUWTOONEEL".
In zijn „Inleiding" tot De Spaansche
Brabander noemt Dr. J, Prinsen dit
werk van Bredero „de stoere schets, de
machtige eerste aanzet, voor wat Querido
mocht uitwerken in zijn J or da an".
Werk van denzelfden geest is het ze
ker I Steeds weer voelt men in Bredero
den voorlooper van de Hollandsche rea
listen van dezen tijd. Wel is hij zeer ver
want geweest aan de groote schilders
uit onze gouden eeuw. Telkens denkt
men bij het zien van De Spaansche Bra
bander aan Jan Steen, Adiiaan Brouwei
en Ostade. Bredero is ia de allereerste
plaats Hollander, meer dan één an
der onzer klassieke en latere schrijvers,
in De Spaansche Brabander is geen spra
ke van navolging-.- In dit werk staan wij
midden in Holland', niet alleen in 1
land, maar ook in het Hollandsche lev
en in het Hollandsche karakter. Wij
voelen ons met al die menschen ver
want, omdat zij te midden van onze
voorvaderen geleefd hebben. Is het too
neel van Aeuwen, de „houtslager van
de Kerk" met de twee jongens en dc
drie patriotten niet prachtig van Hol
landsche karakteristiek? Dit zou nooit
een buitenlander hebben kunnen schrij
ven. Is het tafereel van de twee „meis
jes van dp vlakte" niet voortreffelijk var
teekening en zal dit niet altijd frisch
blijven door het algemeen mensohelijke?
Prinsen noemt in zijn inleiding ook
Shakespeare. Mij dunkt, dat Bredero
moeilijk met dezen Engelschen dicht'
vergeleken kan worden, evenmin a
met Molière! Bredero is in zijn wei
meer s c h i.i d e r dan dramaticus. Zijn
Spaansche Brabander is één" opeenvol
ging yan Hollandsche realistische schil
derijen, friscli van aanzet en krachtig
van uitwerking. Het was ons, of wij
gisteren bij de voorstelling van
Spaansche Brabander door het oude Hol-
hr 1 wandelden. De opvoering van Bre-
dero's werk bracht ons onze voorvaderen
nr.for dan lange historische boeken vol
beschrijvingen. Dat is de macht van den
kunstenaar, die ons met één ruk midden
in het leven van het begin der 17de e
plaatst.
Gij, lezers, die bij het aanschouwen
in een oud-Hollandsch straatje, een
ooi Am5terdanisch grachtje, een k;
rakteristiek zeventiende ecuwsch hofj'
het verlangen in u voelt opkomen nog
eens hel leven van dien ouden, vooi
altijd vervlogen tijd voor u te zien, gaa'
naar de Voorstelling van De Spaansche
Brabander van Het Schouwtooneel. De
tijd van Bredero zal tot u komen in al
ijn kleur en levendigheid.
Wij hebben Het Schouwtooneel dank
baar te zijn voor deze zeer mooie voor
telling' van dit wel echt-Hollandsche,
klassieke stuk. Want het 'behoeft nauwe
lijks betoog, dat de opvoering van De
Spaansche Brabander welke alleen
reeds door het instudeeren van de zeer
moeilijke taal een aparte studie en lan
ge voorbereiding eischie in dezeü lijd
een groot risico is. Daarom doet het ons
te meer genoegen, dat deze première
zeer groot, beslist succes is gewor
den. Het publiek leefde vooral wan-
lerolimo en Robbeknol op waren
geheel mee en geroot zichtbaar van al
die oud-Hóllandsclie tafereeltjes. Zóó wa:
1 er in, dat de regels, aan Haarlem
ijd, telkens met bijzondere vreugde
werden onvangen, ook al waren ze min-
2r vriendelijk bedoeld.
Het groote succes van deze zeer bij
zondere voorstelling was weer voor Jan
Musch, die ons van den hooghartigen,
snoe-venden, verloopen sinjoor lerolimo
wel een zeer vermakelijk, sappig type
heeft gegeven. Musch was als de Spaan
sche Brabander zoowel in zijn spel als
in zijn dictie verrukkelijk geestig'. Soms
deed hij denken aan een opgeblazen poes.
Prachtig bijvoorbeeld zooals hij om
Robbeknol heen liep, toen deze hem tel
kens de schaal met eten onder zijn neus
hield. En dan het oogenblik, toen hij
voor het eerst An en Trijn in de gaten
kreeg. Dat was alleen reeds bijna den
gang- naar den schouwburg waard. Trou
wens heel het tooneel met <Je 2 juffers
der „lichte nacic" werd dank zij
Musch een juweeltje. Heel den avond
hebben wij met innerlijke pret van di»
wel zeer fijne spel en deze voortreffelijke
dictie van Musch hoe goed ook was
zijn nasaal stemgeluid! zitten genie
ten.
Voor Adriaan I-Iooykaas de aardige
Puck uit de Midzomernachtsdroom
die gisteren als Robbeknol bij Het
Schouwtooneel debuteerde, was het een
heele opgave tegen een acteur als Musch
op te moeten spelen. Wij kunnen ons
een Robbeknol van nóg komischer al
lure voorstellen, meer nuchter Hol-
Jandsch tegenover den winderigen lero-
limo, maar ook zóó, als Hooykaas dezen
knecht gaf, was het zeer amusant. Ir
dezen Robbeknol van. Hooykaas was vee
goeds van Puck, Het was levendig, gees
tig enwat een zeer groote deugd is
in dit niet altijd gemakkelijk te volgen
stuk zeerd uidelijk van dictie. Als ge
heel voor Hooykaas een gelukkig debuut.
Iets héél moois en levends maakte
Van Warmelo van Auerwen, den -ouden
„houtslager van de kerk". Het tooneel-
Moeder: WillyI
Willy: Ja moeder?
MoederWaarom knijp j'o je kleine
broertje toch telkens? Laat liein mot
rust. Je doet hem pijn!
Willy: Ja maar, wij spelen automobiei-
tje en hij is de boren 1
Verliefd jangatensch (tot den jeugdi
gen broeder van zijn aangebedene)lk
zal je een kwartje geven, als je mij een
lok van Mary's haar bezorgt.
Het broertje: Maak er een gulden van",
dan geef ik je don boelen boel. Ik weet
precies, waar ze het hangt l
i m y. Jvei. M
UU JUWELIER I'? Q
VfGimOUTSTKMifeB i
rWDPDirHT i/1-.n tv"
Feuilleton
.Naar het Engelsch
A. WILSON BARRETT.
(Geautoriseerde Vertaling).
17)
liet dienstmeisje, groezelig als al
tijd, deed do deur open en ofschoon
haar oogen glinsterden toen zij Char
les zag, voor wien zij een groote he-
wondering- voelde, wezen" de tranen-
spot'en op haar ongewasschen gezicht,
dat zij meevoelde met de ramp, die
de gewezen huurders van liet lniis had
getroffen, of (meer waarschijn! ij x) dar
zij heltuotd was 0111 haar achteloos
omgaan met den brief.
■„Mijnheer, zij is weg; juffrouw By
ron is weg", snikte zij. „Maar liter-
is een brief root- u".
Met bevende vingers nam hij het
briefje aan en maakte liet open --
het eerste schrijven dat li': ooit van
haaf had ontvangen.
„Waa:
i 1-leer Fm
„Hij is dood, vermoord door die
slechte mannen. Gisteravond overleed
hij volkomen kalm. Ik geloof niet dat
liij veel geleden-heeft. Vergeef mij, dat
ik niet vollediger kan schrijven. Ik
ga voor een poosje weg en Iaat dit
achter, indien u soms nog hier mocht-
komen, 0111 u nogmaals dank te zeg
gen voor al uw goedheid.
Met de meeste hoogachting,
EDITII BYRON".
Bleek en met gefronst voorhoofd,
las Charles het briefje tweemaal over;
hij bedankte het dicntmeisje en gaf
haar een hal ven kroon, en nam Jell
mee naar buiten.
Toen de deur achter lien gesloten
was, liet hij Jell het briefje lezen.
„Dit zegt niets meer dan je reeds
wist", meende hij. „Wat dunkt je
hiervan. Zij is weg!"
Jell hield het briefje zoo voow.ich-
tig tusSchen zijn vierkante vingers,
alsof liet een bijzonder teere vimdei'
was. Toen keek hij Charles aan.
„Ja, zij is weg", zeide hij.
„Maar wsarh-seu?" vroeg Charles
ongeduldig; „en waarom laat z'j het
mij niet weten? Waarom gaat zij al
leen weg, cn Maar gelukkig moet
zij toch cenig geld lubben.
Kerst gaf Jol' geen antwoord, doch
toeii Charles maar steeds Óprrcwonchn
L:;cf Lcrlmhii; „WarremWaarom i"-
scheen hij het noodig te achten, iets
te zeggen.
„Ik hei) niet- vec.l verstand van vrou
wen," zeide liij langzaam. „Ilc heb
nooit mee andere vrouwen omgegaan
dan met mijn oude moeder. Maar als
je het mij nie kwalijk neemt, dat_ ik
iiet zeg. zou ik denkeu, dat de reden
misschien in den brief zelf ligt opge
sloten."
„I11 den"brief zelf?" vroeg Charles
verwonderd.
Jell knikte.
„Of liever, in één woord daarvan,"
zeide llij. „Zij zegt, „indien u sonts
nog' hier mochtUomen." Ligt daar niet
in opgesloteu, dat zij op je heeft ge
wacht-. en je niet gekomen bent? En
dat zij misschien dacht
„Dat ik niet van plan Wis te ko
men, dat ik haar vergeten had!" Kiep
Charles. „Maar ik lag in het zieken
huis."
„Dat kon zij niet weten", zeide
Jell. „En toen haar broeder doqd was,
en geen vriend haar nabij was, heb
ben die weinige dagen haar waar
schijnlijk wel heel lang toegeschenen.
Charles gelaat betrok.
„Ik geloof dat je gelijk hebt", ant
woordde liij- „Zij heeft natuurlijk
verwacht dat ik komen zou, toen zij 111
zulke droevige omstandigheden ver
keerde, en kou niet begrijpen waarqm
zij mij niet zag- Maar welk een onge
lukkig toeval!"
„Noem jij ,l:_ct maar toeval zeide
tje n-.ct de 3 patriotten werd, dank zij
Van Warmelo's fijne typeering en gees
tige dictie een kabinetstukje.
Van de „lichte jofferen" won Jeltic
van Dijk—Riccker liet ditmaal van Sline
van der Gaag, De laatste was voor een
dame van dat slag wel wat heel ingeto
gen en deed soms mee; aan een „pré-
cieuse" dan aan Breero's Bleeke An
denken. Mij dunkt., dat van deze prach
tige rollen door beide actrices iets meer
nog iets sappigers vooral,te ma
ken is. Bredero is nu eenmaal een Hol
landsche realist!
Liesbeth Sanders -had het volkstype
beter begrepen en gaf iets heel goeds
als Trijn Snaps, de spinster! Het was
trillend van leven, realistisch spel, dat
volkomen in dit werk van Brcero paste.
Jammer, dat zij door haar vlugge dictie
zeer lastig soms te volgen was, wat
voor een deel zeker ook kwam door de
voor ons twintigste eeuwers zeer moeilijk
te volgen taal, welke Bredero haar ïd
den mond legt.
Van de groote spelcrsrij noemen wij
nog Coba Blankenstein als de koppe
laarster, die vooral door haar uitstekend
zeggen meer dan door de typeering
opviel, en Balled-ux, die van „Gierigherf
Gerant", den door Bredero zoo prach
tig geteekenden vrek, een kostelijk type
wist te maken. Gerard van Staalduinen
hebben wij het meest gewaardeerd in de
rol van den geestig-getypeerden notaris.
Onder de nieuwelingen waren 2 Ilaar-
Iemsehe debutanten, Mies ,van Norden
en Micp van Gogh. Wij wenschen hun
beiden succes op het moeilijke pad van
de kunst.
'Aan het slot werd zeer lang en zee?
enthousiast geklapt. Het publiek .wilde
niet heengaan, voor het Jan Musch als
speler en regisseur hulde had gebracht.
Edoch.lerolimo, die in de vijfde acte
niet meer opkomt, versoheen niet voor
het voetlicht ondanks den sterken aan
drang van het publiek. In zijn kleedka
mer zal hij echter het herhaald en luid
geroep om Jan Musch! hebben gehoord.
Al verscheen hij dus niet meer op de
planken, -hij kreeg toch zijn rechtmatig
deel van dit zeer groote en verdiende
succes.
J. B. SCHUIL'.
GEVONDEN VOORWERPEN.
v. Lunenburg, Zijlstraat &i, broche;
r. v. Wanrooy, Rustenbu rgeriaau
ï-oode ceintuur; A. v. Meel, Brou
wersstraat 16 rd., handwagen; J.
Rijksen, Kampervest 411 rood, bruin
hondje (glad); H. v. d. Linden, Wou-
wernianstraat 6, brum hondje; C.
Turk, Tulpenstvaat '17c. (Hofje), gele
herdershond; Kennel Haarlem, Ter-
spytstraat; zwart met witte kat, ge
bracht door Re Vries, Engelbertstr. 5;
zwart-wit katje, gebracht door G.
Kolderie, lo Hoogewoerddw.str. 31;
Kennel Fauna, Parklaan: zwart mot
itte kat, gebracht d.oor J. v. Dijk,
Geweerstraat 25, zwart met witte kat,
göbrapht door J. Mok, Nieuwe Gracht
"7; J. Merens, Paviljoenslaan 5, rij-
iellantaaru; II. de Winter, Pres.:
Steynst-raat 67, ondergoed:Vooi'brood,
Anslijnstraat 67, heerenparaplu ie; M.
de Nijs, Morinnesteeg 23, portemon-
ttaio (bruin); .1. Loerakker, KI. Hout
straat 63 rood, riemen; P. Koenen,
Houtmarkt 45 rood, zwarte reticule;
"varbe gymn. schoen; Groenendaal,
rouwersstraat 9 rood, ring; M. Boer
man, M- v. Heemskerkstraat 54, stuk
touw; H. Stals, Bolwerkslaan 23,
bruin taschje; B. SchUyt-, Ilcerenweg,
'149, bruin taschje met lorgnet enz.;
Vasfcenlipven, Leidschevaart 2,13, Wa
terman .vulpenhouder; C. Bruin, Vaart
straat 12, veer van grammophoon; P.
Zweers, KI. Houtstraat 170, vulpen
houder; G. Oly, Essenstraat 240,
zweep.
Jell. „Ik zou het Palze'r noemen!"
„Je hebt gelijk", zeide Charles
woest-, „Die man is een moordenaar,
als hij het tenminste was die den jon
gen Byron zoo in de val deed loopen."
„Daar kan wel geen twijfel aan be
staan", antwoordde Jell.
„Hij zal er voor obeten", zeide
'Charles. „Maar nu wou ik wel, dat
ik dien avond de politie gewaar
schuwd had. Waarom belette Byron
mij dat?"
„Dat kan ik, dunkt mij, wel na
gaan", meende Jell.
„Dat heb je, geloof ilc, nog eens ge
zegd. Wat was er dan?"
„Ilc geloof stellig, dat er een vrouw
bij iu iiet spel is. Die teeft hem onge
twijfeld in de val gelokt. En ,oin ha
rentwille wilde liij de zaak geheim
hóuden."
„Denk je, "dat juffrouw Byron dit
wist?" vroeg Charles.
Jell schudde liet hoofd.
„Neen, dat deuk ilc niet," zeide hij.
,."Ik heb er bij toeval iets van verno
men. Zooals ie weet, hield ik sinds
eeuigen lijd een oogje op den armen
jongen, cn zoo kwam*ik er achter. Ik
denk dat zij liet- was, o'fie den jongen
By roti terughield om met geweld tegen
Palzer op te treden. Hel is treurig
voor hem afgelocpen. Maar ik denk
'niet, dat zijn zuster er eenig vermoe
den van had, en nu moet zij hrt ook
maar niet- weten, want zi; vereerde
huur broederL1
„En nu heeft zij ook hem verloren,"
hernam Charles. „En de hemel mag
weten ,wat zij doet of waarheen zij
gegaan isWat kunnen wij doen? Wij
moeten haar zoeken, Jell, en wij moe
ten haar vindieu
Ik heb er reeds iemand otp afge
stuurdzeide Jell bedaard', „een
flinksn man, wien ik kan vertrouwen.
Daarom ben ik zoolang weggebleven.
Wii zullen lyaar gauw genoeg vinden.
Ik denk niet, dat zij zich zal scimil
houden, en een mooi jong meisje als
zij zal niet moeilijk te vinden zijn. Iu
ieder geval is zij op het- oogenblik ook
voor Palzer verborgen."
„Als hii maar geen schuld heeft aan
haar verdwijningriep Charles.
„Laatst- stond hij voor haar huis. Maar
ik kan toch alweer niet detdcen, dat
hii er achter zit, naar wat hij toen iu
Dean Street zeide."
„In ügan Stregt?" vroeg Jell ver
schrikt. „Heb je hem dan in Dean
Street gesproken,?''
Charles staarde hem een oogenblik
aan. en "begon toen te lachen.
„Och. dat is waar ook! Iic heb je
nooit verteld van dat- bezoek en van
zijn honderd pond riep hij. „Ik luis
terde met zooveel aandacht naar je
verhaal van cIp schrijftafel, dat ik ver
gat, i» te vertellen, hoe ik den vijand
geplakt heb."
Haastig deed hij nu .Teil een ver
sing van ziin gesprek met Palzor cn
do linauaeeio gevolgen dan-tyuau
„Zoo'u schurk!" riep Joll, toen de
lotige man had uitgesproken, „maar
uat is net iets voor hem, zoo'n poring
om jou om koopen. Hii denkt, dat
hij met zijn verwenscht geld. alles kan
doen, wat hii wil. Maar ziin bedrei
ging tegen jou heeft hij al heel gauw
vervuld, nietwaar?"
„Ja", zeide Charles mistroostig*
„Maar gelukkig is het niet afgeloo-
pen, zooals hii'gehoopt had. ilc ben
nog niet dood, en, althans wat hem be
treft, heel wat kwaadaardiger ge
stemd dan vóór dien tijd. Maar daar
mede komen _wii er niet. Wij moeien
iets doen. Wat dunkt jou
„Mij dunkt", zeide Jell, „dat wij
-morgen naar Gloucestershire moesten
gaan, op dfie schrijftafel af. Blijkbaar
is Palzer erg ongerust erover, dat die
schetsen zullen gevonden worden, juist
wanneer zijn maatschappij tot, stand
zal komen, en als wij zo kunnen vin
den. hebben wij hem in handen, al
thans in wat Item het dierbaarste is:
geld. Als wii dat gedaan kunnen krij
gen. en juffrouw Byron in het bezit
stellen van haar eigendom, dan'kun
nen wij er daarna over gaan denken
om verder met Item af te rekenen.
Dan hebben we ook meer kans van eU-
m".
„Gaarom zouden wij dan niet van
daag naar Gloucestershire gaan" riep
Charles. „Ik hou gereed."
ii gaan morgen", antwoordde
Jelli -„-Dan heb je meteen nog oen dag