HAARLEM'S DAGBLAD
Van onzen reizenden Redacteur
Teruggekeerd
ALGEMEEN
HANDELSBLAD
PRINSES
MAANDAG 24 DECEMBER 1923
VIERDE BLAD
(Nieuwe reeks.)
No. 194
Bij den Haagschen „Ziener".
CEEN ANNEXATIE IN 1924.— DE CULDEN ZAL ZAKKEN. MIJN
VERLEDEN. EEN NIEUW MINISTERIE.
■Ik ben bij den Haa-gsohen „zier
geweest. Wie de Iiaogsche „ziener"
is? ALle Hagenaars zouden het u kun
nen vertellen. Het is de heer Lobé, de
beroemde Lobé die aan de jeugd de
toekomst voorspelt, voor de ouden het
verleden blootlegt en door zijn won
dere macht van het „zien" verloren
voorwerpen terug toovert. Héél den
Haag gelóóft in hemLobé is rnis-
schien de meest besproken celebriteit
van do residentie. Wie er aan mocht
twijfelen. die vrage slechts in den
Haag aan den eersten den hesten voor
bijgauger het adres van dezen wonder
man en bij zal zeker niet zesmaal slib
vangen, zooals een mijner kennisseu
deed. in het Amsterdamsche Mu
seumkwartier op ziin vraag waar hei
Stedelijk Musetim war eerst bij den
zevenden voorbijganger voor zijn in
formatie aau het goede adres bleek
1e zijn. Do agent aan het station te
Den Haag wist mij te vertellen, dat
Lobé in Scheveningen woonde, de con-
ducteur van lijn 8 caf mij de straat op,
een oude yissoher en een straatjongen
zeiden mij, dat hij aan den „linker
kant" van de Cornelia Jolstraat woon
de, het zesde of zevende huis, en de
postbode noemde mij het juiste num
mer; 97.
Toen ik aan zijn huis kwam, zag ik
een briefje aan de deur met de mede-
deeling: „Vóór twee uur niet te spre
ken!" De beroemde man was blijk
baar voor een consult opgeroepen. Ik
mocht dus nog wat geduld oefenen,
voodat mij do toekomst voorspeld zou
worden. Door Scheveningen wande
lend, bleek mij. dat alle Sehevenin-
g'ers Lobé konden.
„Ja, meneer, als je wist hoeveel
mensohen daat komen om de toekomst
te hooren of de geheime-n van het le
ven, dan zou je versteld staan!" zei
mij een nia.ii in een sigarenwinkel.
„Van alles komt er, de kleine man
evenzoogoed als menscken van de koo-
ge pornionta-assioEn het is 'n won
der, casuweel 'n wonder, wat je d'er
van hoort.. Dingen, die al jaren weg
zijn, brengt bij weer terecht. Zóó als
ip ie ziet. kent-ie je binnenste buiten.
Zijn wachtkamer is altijd vol. De dok
ters kennen d'er jaloersch op wezen!"
Dat mijn zegsman van de praktijk
van den „ziener" niet te veel had ge
zegd, bleek mij wel duidelijk bij het
binnen komen in de wachtkamer.
Twee jonge meisjes bloemen van IS
jaar] een oude dame. een jong
mensch en een'oud heertje zaten er al
te wachten op het oogenblik, tot zij
opgeroepen zouden worden in de voor
kamer. waar de lieer Lobé zijn prak
tijk uitoefende. Eu gedurende hel
halve uur. dat_ ik er zat, kwamen er
telkens weer nieuwe bij voorname
lijk dames met het doel. den ziener
te raadplegen. Wij zaten er allen
'ernstig en stil, in een grooten kring
do dè-'stoélen aan den Wand. De'twee
jonge meisjes waren* merkbaar zenuw
achtig; ik had mijn conclusie ge
maakt de lieer Lobé zou haar moe
ten zeggen, of h ij komen zou of niet.
Mijn buurman, liet oude heertje, ver
telde mij. dat hij zijn gouden horloge
Verloren had en alleen nog maar zijn
hoop op Lobé had gevestigd om het
'terug te krijgen. ,,.Te hoort er wonde-
'ren van. meneer! Een van mijn ken
nissen heeft, een'papier, dat voor hem
van groot, belang was en dat hij al da
gen kwijt was, door Lobé teruggekre
gen. Het lag achter 'n kast! Hij zeg
Jiet onmiddellijk Meer kon het oude
'heertje mii niet vertellen, want hij
werd opgeroepen door Lobé. Of hii
zijn horloge teruggevonden heeft,
weet ik niet.
Ook de dame tegenover mij, had
alle hoerp. dot bij haar liaar bont terug
zou bezorgen. Maar de twee oud© juf
fers in den boek hadden blijkbaar niet
het volle vertrouwen. „Och, je kunt
het altijd probeeren! Baat bet niet,
het schaadt ook niet!" De bleeke jon;
geling aan de tafel zei nietshij
staarde strak voor zich uit en schui
felde zenuwachtig op zijn stoel heen
en weer
Waarvoor ik kwam?
Ik glimlachte even" en maakte een
geheimzinnig gebaar. Men behoefde
niet te weten, dat louter journalistieke
nieuwsgierigheid mii naar Lobé had
gedreven. Had ik niet gehoord, dat hij
journalistc-n onherroepelijk de deur
wees] Wat te doen .als hij mijn be
roep onmiddellijk „zag"? Want dat
kon ik toch van een ziener verwach
ten Onverrichter zake naar Haarlem
temgkeei'cu, als je een reis naar Den
Haag hebt gemaakt om van 'n „ziener',
de toekomst te hooren Ik zat te den
ken, hoe ik zonder argwaan te wek-
ken, mijn vragen het beste kon inklee-
den.
Achter de suitedeuren hoorde ik
fluisterende stemmen.
„Ja, hij spreekt altijd zachtjes!"
lichtte de dame naast mij me in. ,,U
begrijpt, er worden heel wat gehei
men daar achter die deuren behan
deld. Nog meer dan bij 'n dokter!"
De twee jonge meisjes bloosden. Ik
begreep.
Telkens, als een „patiënt" was af
gehandeld, schoven de suite-deuren
open en verscheen even het hoofd van
den heer Lobé. Vlug zag hij dan de
rij der bc-zoekers langs en tot de dame,
die was opgestaan, zei hij fluisterend
„Komt u binnen
Do helft van het gezelschap was al
onder den indruk van den wonder
man, voordat het binnen was.
„Wat 'n vreemd gezcht ,hé!" zei
den de twee oude dames.
..Echt 'li ziener!" meende een
derde.
Ik kon het onmogelijk in hem ont
dekken. Mii deed de heer Lobé meer
denken aan een goedigen ouden dorps
notaris of een emeritus predikant.
Eindelijk was het mijn beurt. Ik
trad do voorkamer binnen en stond
tegenover den ziener. Hij is een kleine,
in elkaar gedrongen figuur, met glad
geschoren gezicht en griie haar. Hij
praat met, zijne cliënten op zachtcn,
bijna fluisterenden toon, zoodat geen
onbescheiden ooren huiten iets kun
nen hoeren. „Een oude notaris!"
dacht ik.
„Ga zitte-n, jongen, wat wou je
weten 1"
Met dab „jongen" h,ad de heer Lobé
onmiddellijk mijn hart gestolen. Als
je door een „ziener" tegen je vijftig
ste jaar nog „jongen" wordt genoemd,
dan is dat toch wel een bewijs van je
kinder,ijk, jong gemoed, niet waar?
Wij zaten vlak tegenover elkaar aan
tafel, de lieer Lobé en ik. „Zal hij nu
dadelijk zien. dat ik journalist beu?"
ging liet door mijn hoofd. Het ver
trouwelijke „jongen" van zoo even gaf
mij allen moed, dat mijn beroep voor
hem nog in het duister lag.
Ik had mijn vragen nauwkeurig
vastgelegd. Als reizend redacteur van
Haarlem's Dagblad leek het mii voor
mijn lezers van het meeste belang om
te weten wat wij in de toekomst van
de annexatie hadden te verwachten.
Maar ik begreep. dat het de schijn
moest hebben, dat ik enkel voor mijn
eigen belang deze vraag aan den „zie-
ner" stelde. Ik begon daarom aldus;
„Ik woon in Heemstede, dicht aan
de grens van Haarlem. Er is kwestie
van. dat liet gedeelte, waar ik woon.
spoedig door Haarlern geannexeerd
zal worden. Ik heb hierbij groote be
langen. Zoudt u mii misschien kunnen
zeggen, wat. wij on dit punfc in de toe
komst hebben t,e verwachten
„Wii zulen es zien. jongen, wij ziib
les es zien!" zei de heer Lobé en bij
greep mijn rechterhand. Toen ik daar
zoo zat tegenover den gemoedelijken
ouwen lieer metmlin liand in de ziine.
had ik zoo bet gevoel, alsof ik een
schooljongen was. die kwaad had ge
daan en nu tegenover zijn meester
zat. T.obé's band trilde al maar door
en hii keek mii daarbij nu en dan
an.ii Welko geheimen, die voor heel
Haarlem nog verborgen -waren, en
welker onthulling voor de lezers van
zoo groot hel&n- was, zonden mii
thans worden o-eouenlward 1 Het was
mii of alHe-enisteders achter mii
stonden 1 Tic voelde mi in hart, kloppen,
„Woon ie aan 'n boek van 'n
straat, jongen?" vroeg de lieer Lobé
opeens.
Ik moet hem verwonderd hebben
aangekeken.
„Aan een hoek? Nee. niet bepaald 1"
antwoordde ik.
„Of woon je in een alleenstaand
huis?"
Ik schudde ontkennend mijn hoofd.
„Ik zie toch telkens een kort stukje
straat draaien, jongen!" Toen na
even zwijgenIn het hoeveelste huis
wooai je dan?"
Ik rekende vlug uit en antwoordde
„Het zesdel"
Even zweeg weer de heer Lobé.
Toen zei hij„Nou, je kunt gerust
wezen, hoor iongen. ie behoeft vol
gend jaar niet meer belasting te be
talen dan dit jaar. De toestand blijft,
zooals hii is. tenminste van Januari
tot Januari. Jullie wordt in 1924 niet
geannexeerd 1"
Er viel mij een pak van het hart en
het was mij of hoorde ik alle Heem
stedere achter mij een zucht van ver
lichting slaken.
„Wat wou je meer weten, jongen?"
„Zoudt, u mii ook kuuneii zeggen,
hoa hef jn:i den g :i zi! gaan?"1
vroeg ik Ook oé/e vraag leek mij
voor mijn lezers van hot hoogste be
lang.
„Die zakt!" antwoordde de ziener
zonder een oogenblik van aarzeling.
„Maar niet veel! Het komfc weer in
orde I"
Zie zoo. dat wist ik dus ookl Het
was een heole geruststelling voor mij,
na alles, wat ik in den laats ten tijd
over den gulden gelezen had. Er lag
mij nog een derde vraag op de lippen,
maar ik durfde haar niet uiten., bang,
dat ik mijn beroep zou verraden. Tus-
schen al de toekomst vragen van ver
liefde jongelui en do verloren voor
werpen zou ik toch mot mijn vragen
al een zonderlingen indruk maken. Ik
ging daarom op een ander terrein
over en vroeg, of de lieer Lobé mij iets
omtrent mijn verleden kon medeelen.
Lobé's hand trilde alweer om de
mijne.
„Je hebt veel moeilijkheden gehad,
be, iongen, voordat ie in je betrekking
kwam Is liet niet?"
Ik dacht, even na.
„Je ouders waren cr tegen?"
Ik kon het onmogelijk beamen.
„Ik zie toch duidelijk groote moei
lijkheden, toen je'n jaar of IS was?"
Ik kou het niet geheel ontkennen.
Ik was eerst voor den dienst om mijn
oogen afgekeurd, toen weer goedge
keurd, toen biina weer afgekeurd. Mis
schien dat hii dü zag! Ik wou van
den goeden wille zijn.
„Ik zie 'n grocte ruimte! Je bent
uit bet land geweest I"
Ik knikte toestemmend en dacht
sin Indië. Maar verrassen deed mij
ook deze meledee'.in? niet. Hoeveel
mannen in Den Hang zijn niet in het
buitenland geweest? Dat is dus bijna
altijd raak.
„Je gaat weer naar het buiten
land
Een reizend redacteur kijkt, als hij
dat hoort, niet eens verbaasd op.
„Ja, ik zie nou niets meer. Je moet
later maar eens terugkomen, jon
gen
Ik vroeg den beer Lobé, hoeveel ik
schuldig was. O, dat liet bij geheel
a,au mij zelf over. Had ik nu maar
zienersoogenducht ik. Ik betaalde
drie gulden en ging heen. Maar toen
ik buiten was, op straat,, voelde ik mij
maar half voldaan. De voornaamste
vraag, die over de kabinetscrisis, had
ik ingehouden, uit angst, dat ik' miin
bercep verraden zou. 1' liep op straat
te* denken. Toen viel mij plotseling
een idee in en ik keerde naar de Cor
nells Jolstraat 97 terug. Tien minuten
later zat ik weer tusschen een nu
geheel nieuw gezelschap dames en
hec-ren in de wachtkamer.
Eerder dan ik cedacht had, zaten
de heer Lobé en ik weer hand in liana
tegenover elkander. Ik zei hem, dat
ik zoo moeilijk laler terug kcin keeren.
omdat ik in Heemstede woonde en
toch zoo graag nog wat wilde weten!
„Ga ie gang, jongen, ga je*gang!"
sprak de gemoedelijke ouwe heer.
„U voorspelde mij. dat ik naar hei
buitenland zou gaan. Is dat voor kor
ten of langen tijd?" - j
Hei mollige handje van Lobé tril
de weer om de mijne. -|
„Dat zie ik nietMaar je denkt
over weggaan in den zomer, is het
niet zoo?"
Ik knikte weer ja! Daar denk ik
trouwens telkens elk jaar aan, dus een
wonderlijke ontdekking was dat niet.
voor mij.
Toen* op eens zei de ouwe heer
„Je verveelt je hier. hè. jongen?" r
Ik keek hem perplex aan! Als
iemand zich niet verveelt, dan ben ik
hetIk kon dan ook onmogelijk toe
geven.
„Ja. ik zie het tocli! Nou maar,
l'ongen. je gant naar het buitenland
en bei wordt beter met je, hoor, 't
wordt beter!"
Iloe zou iemand niet dankbaar zijn,
als een ziener tot hem zegt,, dat het
beter wordt, aï begreep hij de be-
beekenis van de voorspelling niet ge
heel. Maar nu moest de voornaam
ste vraag nog komen, de vraag, die
heel Nederland tegenwoordig bezig
houdt.
,,U zei mij", begon ik, „dat ik naar
het buitenland zou gaan. Dat zal ook
misschien afhangen van het ministerie,
dat er dan is? Wat denkt u van de
crisis?"
„Dit ministerie vaat weg en al heel
gauw!" antwoordde de heer Lobé.
„En wie krijgen wii ervoor terug?"
vroeg ik en wachtte in spanning.
„Een nieuw ministerie, voornanie-
Uik Katholiek!"
Nu wist ik het dus! Eigenhjk had ik
dat zelf ook wel kunnen voorspellen.
Zou ik ook zienersgaven hebben?
Ik vroeg nogmaals, hoeveel ik schul
dig was.
„Nee. nee. dat hoeft nietHet- was
genoeg!" antwoordde de heer Lobé.
die blijkbaar geen hebzuchtig mensch
is. Nog eens drukte hij mij de hand
en ik siond \-£.or de tweede maaJ op
straat. Ik had gevraagd aan een zie
ner. wat ik voor de lezers van Haar
lem's Dagblad weten wilde! Als het
resultaat misschien wat poover lijkt,
dan is bet mijn schuld niet! Ook een
ziener kan teleurstellen.
Of ik na mijn bezoek in het ziener-,
schap van den heer Lobé geloof? Ik
zou gaarne oei •gei:..,.a ...urven1
zeggen, waar l.eei Den Haag in hem
vertrouwou stelt. Maar wt'l weet ik,
dat ik voorlooplg niet meer naar hem
toe ga. zelfs niet, al3 ik wat het lot
verhoede 1 'n lapje van 1000 mocht
verliezen. Het bezoek aan een „ziener"
van den Haag heeft mij 'n beetje
sceptisch eemaakt en ik vrees, vele
Haarlemmers met mij, als zij dit eer
lijk relaas van mijn wedervaren le
zen.
J, B. SCHUIL.
(EEN KERSTVERTELLING)
door
CONST. DE RAYMOND*
Hij was de eenige passagier, die aan
het kleine dorpsstation was afge
stapt. De waarnemend chef had hem-
beleefd „goeden avond" gewenscht en
even aan z'n pet getikt, ofschoon hij
direct had gezien, dat de meegekomen
sssagier, geen inwoner van de plaats
as.
Toch scheen deze hier vrij goed be
kend ie zijn, want zonder aarzelen be
gaf hij zich. langs den aan de vechter-
zijde van bet station gelegen And weg
in de richting van het dorp. lij wist
blijkbaar waarheen hij zich begaf, en
stapte stevig aan. want het 's ""'ter
kond. Voor hij begon te loc j, '*ad
hij z'n kraag opgezet en de bar.
diep in de jaszakken gestoken; 3
adem was zichbaar in de stram-koude
atmosfeer. Het vroor geducht, en een
schitterende sterrenhemel overkoepel
de het vredige landschap, dat> links
en rechts van den weg vervaalde in
grauwheid.
Hij was de eenige wandelaar op de
zen weg. Automatisch ging hij verder
in eenzaamheid. De voetstappen knerp
ten over het bevroren grind, doch
overigens was het stil. Niet het min
ste gerucht was waarneembaar, geen
enkel geluid deed zich hooren. Die stil
te benauwde hem; hij was ze ontwend,
de lange jaren van hard werken,
drukke, roezemoezige omgeving van
groote steden in con vér land. Nooit
had hij gedacht bier weer een voet te
zullen* zetten. Maar het was anders
geloop en Ruim twaalf jaar geleden
was het, dat hij ook dezen weg liep,
maar toen om zich te begeven naar
het land, vanwaar hij nu kwam.
Twaalf jaar! lioe was het mo
gelijk En nog scheen het hem
als gisteren gebeurd.
Hij was de tweede zoon van baas
Wester hier in het dorp. en evennis
zijn vader, toon als timmerman hier
werkzaam. Maar dat vak beviel hem
niet. Doch vader was van oordeel, dat
.Tan niet wist wat hij wilde. Hij zat
vol onstandvastigheid. Het vak kou
beter, dat beaamde hii. maar een stuk
brood was er toch altijd in te verdie
nen. Deze verdeelde meeningen leid
den tot allerlei kwesties en geharre-
var. Herhaalde malen waren vader
■n zoon in twistgesprek over die on
verkwikkelijke zaak. Vader wist niet
van toegeven, hield zijn meening on
wrikbaar vol cn bleek voor alle rede
neeringen van Jan van onverzettelij-
ken wil. Ilij was van kind af in hei
vak, alsook z'n oudste zoon Pief,
waarom zou Jan dan niet hetzelfde
kunnen doen?
Rc-t was koppigheid, anders niet!
tHii wilde de wereld zien. Onzin'. Die
dolle, avontuurlijke ideeën moest hij
uit z'n hoofd zc^en.
Na dergelijke ontboezemingen kwa
men dan voor Jan dagen van neer
slachtigheid. dan kon hij uren zitten
mokken over de ondervonden behan
deling, dan werd hij narrig en on
vriendelijk tegen ieder, zelfs tegen, zijn
moeder, van wie bij toch zielsveel
hield.
Ten slotte' vermocht hij zijn begeer
te, naar Amerika te gaan, ten einde
daar zijn geluk te beproeven, niet lan
ger te bedwingen. Hij rukte den knel
lenden band, waarmede zijn vader
hem aan het vak eu aan de plaats had
trachten te binden, resoluut los en
was op een gegeven morgen verdwe
nen, met medeneming van een be
spaard bedrag aan geld en de hoogst
noodige voorwerpen voor de reis.
Vader bleek toen wel eenigszins
spijt te hebben van zijn weinig toege
vend optreden. Moeder bleef altijd met'
weemoed denken aan haar zoon die in
wanhoop en met baat in het hart
vertrokken naar het vérre land, van
waar ze hem vermoedelijk nim
zou zien terugkeeren. In stil verdriet
sleet de brave vrouw haar verder 1c-;
ven, want Jan liet in al die lange ja-
ren niets van zich hooren.
Hoe verlangend had ze niet dikwijls
uitgezien naar een brief van hem,
méldende, dat hij het goed maakte.
Dan zou ze tevreden ziin geweest en
zich gedwee geschikt hebben in haar
lot Doch geen enkele tijding bereikte
haar. In al die jaren van afwezigheid
hoorde ze niet van haar zoon.
Doch altijd bleef zij hopen. Niemand
kon het uit haa.r hoofd praten: Een
maal zou hij terugkeeren. Zij zou hem
wederzien. Die hoop bleef haar hart
vervullen, en deed haar blijmoedig'
vertrouwend voortleven. Jan had in
het begin geen Iua» en dikwijl? g-.m
gelegenheid naar huis te schrijven;
later had hij dat met opzet nagelaten.
Want hij had een harden tijd doorge
maakt en wilde niet van zijn leed doen
kennen. Het beginnen in het land v3n
de dollar was moeilijk. Hij kende t©
weinig van zijn vak om zich daarvoor
aan te bieden. Daarom zocht hij naar
wat andere. Wat? Het deed er niet
toe. Hij bood zich overal voor aan,
probeerde van alles. Werkt© zoo noo-
dig nacht en dag. En als een paard
wanneer het moest. Als werkman in
de vleeschpakkerijen en in de mijnen,
als schoenpoetser op do straat, als
glnzenspoeler in een bar. Bittere ar
moede had hij geleden en meer dan
eens honger gehad, toen hij, na een
ziekte, voor het gemakkelijkste werk
nog te zwak bleek. En maar al te dik
wijls had hij het slaapgeld voor een
logement niet kunnen verdienen. Dan
bracht hij den nacht door: 's zomers
in een park. op een bank of in het
gras, 's winters hurkend in een por
tiek, dat slechts matig beschutting gaj
voor weer on wind.
Maar toen kwam er een keerpunt.
Door een vriend raakte hij in ken
nis met iemand di© wist waar ©en
knecht noodig was. Hij kreeg de be
trekking, daar hij ook de auto kon
besturen en dus kon invallen voor
den chauffeur van dien heer. Toen
werkt© hij zich langzaam omhoog, ni'!
klein zetjes, we! is waar. maar hij
verderde steeds, doordat hij van zijn
'"-'salaris altijd eenige dollars kon
afzonderen, om op een bank te depo-
ueeren. Toen hij een zeker bedrag
had bespaard, kwam hij in de gele
genheid een min of meer vcrloopen
taakje over nemen, Hii bracht het,
in betrekkelijk korten tijd. tot grooten
bloei. Tot er klaarblijkelijk weer een
kentering kwam.
Precies op Did deed hij de affaire
>or een tamelijk groote som van de
hand. En toen kreeg hij een sterk ver
langen naar het vaderland, naar d©
plaats waar hij gewoond had, naar
de plek, waar hij geboren was Hij
had niet meer den moed zich opnieuw
in zaken te begeven; tevreden met.
betgeen bij had verworven, kende bij
slechts één verlangen; Terug! Wég uit
het land. waar bij zooveel leergeld bad
betaald en waar hij slechts door een
bijzonder toeval ten slotte gewonnen
bad. Nochtans zou hij door een an-
dc-r weer in ellende kunnen vervallen.
Met wroeging en bitterheid moest hij
steeds denken aan die eerst© jaren
na zijn aankomst iu het land van de
sterren en strepen. "Hij zon er voor zor
gen niet ten. tweeden male de kans te
bcloopen ten gronde te gaan. Daarom
terug! Terug naar het dorp. waar hij
geboren was. naar zijn ouders en fa
milie, voor zooverre zïi nog in leven
waren. Dat idee liet. hem niet meer
los, en eindelijk was hij gegaan. Hij
had de reis zoodanig geregeld, in elk
geval voor het einde van het jaar in
het vaderland terug t© kunnen ziin.
En nu was hii. na e?n vlugge reis.
reeds 2i December aan den Hoek van
Holland gearriveerd.
Ziejideroogen naderde hij het dorp.
De eerste huisjes rechts aan den weg.
waren reeds zichtbaar! de kerktoren
dook spichtig op boven de ijle takken
van de boomgroepen rondom *t plein.
In de vaart, links van den weg. Ine
een turfseheepje; uit de roef klonk
met begeleiding van een harmonica,
een vroom gezang:
„Stille nacht. Heilig© nacht"
De wandelaar stond even stil. 't Was
waar ook Kerstavond was het.
Eenvoudig en vroom klonk hef gezang
in de mysterie-volle avondstilte.
Hij was nu bij de kerk gekomen. De
gotische vensters wierpen goudpiassen
op den glinsterenden bodem van het
plein. Ietwat, haastiger liep hij ver
der. Hoe bekend kwam do omgeving
hem nog voor. Alles scheen onveran
derd. Nog een blok huizen en dan zon
hij zijn gekomen aan de laan. waarin
vroeger het ouderlijk buis was gele
gen. Wat zon hij terugvinden? Wie
nog in leven zien? Op de markt bleek
het koffiehuis „Het bruine paard"
nog altijd te bestaan Alvorens verder
te gaan, besloot hij hier eerst eens 1e
informeeren naar een en ander. Hij
was door en door koud. een warme
dronk zou hem goed doen. Er waren
geen andere bezoekers. Een hem onbe
kende juffrouw bracht hem het ge
vraagde. Zii was nog al spraakzaam
en antwoordde gaarne op al zijn vra
gen. Zelf was ze niet uit deze nl.ants,
doch hier pas gekomen na den dood
van den voegen eigenaar van „Het
bruine paard".
Maar zij kende toch vele personen
in liet dorp, of had zo gekend, want
verscheidene kennissen van vroeger
bleken overleden t© zijn. Er bleek
trouwens heel veel veranderd t© ziin
in die twaalf jaar. En toen informeer
de hij voorzichtig naar de familie
Wester, doch de juffrouw vertelde,
dat die nog altijd woonde aan het
oude adres. Vader, moeder en de kiu-
deren waren allen nog in leven; van
een zoon, die naar Amerika was ver
trokken, had ze evenwel nooit ge
hoerd.
Zoover was het 'dus. Er werd over
hem niet meer gesproken. Hij was ver
geten. Na twaalf jaar zou men moei
te hebben, zich hem te herinneren.
INGEZONGEN M 20E0 E E L!N CE N
a 60 Cis. per regel.
HET
wordt te Haarlem en om-
strekentusschonö—7 uur
bezorgd, mot volledig©
beurs. Het ochtendblad
tusschen SJ-.» 7J-4 uur.
Abonnementsprijs f 6.10
per kwartaal.
Agent voor Haarlem, Overveen,
Bloemendaal, Heemstede. Aerden-
hout on Schoten
Fa.A.VERNOUT
Haarlem - Warmoesstr.10
Voor velen h
staan.
Bitter gest'
buiten, aarz<
Zou hij in In
zijn Zou hij
vordenZou
'Ugzien 1
Onwillekeut
den
ijde
de hij zich ynu vroeger.
stappend, ging hij etil doo
om zich door den tuin ui
terzijde te begeven.
Daar plakte reeds v<
gaan van den hoek zicht'
verlichte raam van de
het grasperk eu deed de
halmen fonkelen. Voorzicht
zich ter zijde van het raar
toen door een spleet van
naar binnen zien. Een vio
was duidelijk vernoem!»-'a
Linies van tafel, vla
raam, zat vader. De mar
van zijn stoere» kop teel
duidelijk af. Zijn gelaat -
Een harde trek vertoon ie
mondhoeken. Haar en ba
geheel wit. Moeder zat
tegenover hem, doch was
Piet leek heel wat oud<
ger; een vrouw naast hem.
echtgenoote te zijn. Do ;v
knappe meisjes geworden,
den druk, waren vóortdun
woord. Hij luiterdc scherf
toch niet verstaan wat cv
werd. Nu. Övor hem /oudei
niet hebben. Ook hier zon
r de acii-
het om-
Old© hij
cn kon
gordijn
niet meer
edacht.
Zij
Wn
raan. We
hier tus-
'u unnïhel-
•r.-»7J-
n>s vorlo-
dien waan
•"iislcr
zou hij die ïdyllf
schen komen? \Y
den en de oude
ten? Zij beschou
ren. Waarom "In
gelaten?
Een doordring*:
de hem. H>i trok
terug Wilde beci
Toon z'n voet tcg-m een omgevallen
onnner stief. Op dat gerucht kwam su
biet iemand naar buiten en daardoor
werd de vlucht verijdeld.
Hoewel hij 1 veranderd was. bad
vader 1 och nmnidilellijk ziin ,v ui her
kend. Herkend en naar binnen ge
bracht. Hij zag hem recht in >1© oogen,
stamelde: ,„1un!... Hm....bon Jij
het?"... en schudde hem krachtig
de hand.
artelijk werd hii verwelkomd door
allen, met gejuich begroet, met blijd
schap ontvangen n.lg ©en verloren
zoon. di© liet dot I cr niet toe hoe!
- was weergekeerd in den gelukki
gen familiekring.
Neen, hier, hier was hij niet verge
ten.
Deze kerstavond werd een war© feest
avond.
Ondej een zot aandachtig gehoor
«noest Jan vertellen lioo het h*m toch
gegaan was. En toen hij alle weder
waardigheden had opgesomd. welke
hij zoo al bad medegemaakt on onder-
vond'-n zijn lijde» cn strijden, zijn
eindelijk slagen en ten slof© vin twee.
tnjd
ader
moeder ziji
en terwijl ©en Iran
vergeelde rimnelw
kig en tevreden:
Maar i heb
rr.'n jongen Ik vo
terugkeeren zou.
Feuï lleton
DE ROMAN VAN EEN
Naar het Engelsch
van
C. N. on A. M. WILLIAMSON.
De Groothertogin kende haar doch
ter, en gat de hoop op. „Ja, als je het
hein niet vergeven wilt, moeten we
dadelijk gaan, en onze waardigheid
ophouden, als we kunnen' zei ze.
„Het leiugram geeft ons een goet
excuus, ik heb legen ue Baroms
zegd. dat ik slechts nieuw had ontvan
gen, en z© heeft mij verlof gevraagd
om eveu op de deur te mogen kloppeu
voor ze naar bed gaat, en te infor
meeren hoe liet met mij gaat Z>» kan
ieder oogenblik jcomen. AVe moeten
zessen, dat het telegram ons onmid-
deÏÏiik naar Engeland terug roept."
„Luister", fluisterde Virginia. „Ik
geloof, dat e~ juist iemand aan de
deur is".
Barones von Lynda! was onaange
naam ven-ast toen zé hoorde dat de
meest, aantrekkelijke van haar gasten
(na den. keizer) haar den volgenden
gen al vroeg ging .verlaten. Ze
smeekte Lady Movipray om nog op
haar besluit terug to komen, vroeg
liaar om naar Engeland te telegrafee-
rcn, iu plaats van er heen te gaan,
of ten'minste nog een enkelen dag :o
wachten, totdat Leopold's bezoek aan
Slot, Lyndalberg afgeloopen zou zijn.
In haar opwinding vergr.t ze zoifs
haar tact, toen ze merkte dat ze. met
hjïr a gumenten nie-'s kon bereiken.
„Monr ón keizer?" wie.'p ze ben le
gen Als a zoo vroeg in den morgen
vertrekt, voordat hij of de anderen be
neden'zijn, zal hij boos zijn, dat hij
u niet goeden dag heeft kunnen zeg
gen.
De Groothertogin aarzelde. Maar
Virginia antwoordde op vasten toon.
„Ik heb van avond al afscheid van
hein genomen. „De Keizer zal het
wel. begrijpen
HOOFDSTUK XIII.
De betooverde Citroen.
liet ontbijt in Slot Lyndalliorg was
een ongeregelde maaltijd, onder toe
zicht van \Yecktib>. Zij. di© van ge
zelligheid hielden, kv.-ainen aan tafel.
Zij, die liever geen andere menschen
zagen, voor de dag wal verder was,
aten in hun kamers.
Leopold was echter iedere» morgen
aan tafel gekomen, cn do anderen
volgden hem na. En de dag na het
gesprek in don tuin, was hij er vroe
ger dan ooit. Het was heel gemakke
lijk geweest, om vroeg te zijn. want hij
was 's nachts niet naar bed geweest;
maar hij had er nog een andere re
den voor. Hij kon zijn ongeduld nau
welijks bedwingen om Helen Mowbray
weer te ontmoeten; zou ze nog koel
legen hem ziin, of zouden de verstan
dige raadgevingen van haar moeder
haar vriendelijker «estemd hebben?
Dit was'zijn laatste dag op Lyndal-
l - i g- Op zijn speciale verzoek was er
geen programma opgemaakt; en voor
hij beneden kwam oin te ontbijten,
had Leopold al tal van plannen over
wogen om het meisje nog eens alleen
te kunnen spreken. Hij had zelfs een
brief geschreven, maar hem weer ver
scheurd. omdat li.j niet' in staat was
om op papier t« zetten, w t er in zijn
hart omging.
Maar het ontbijt verstreek en.toen
zij niet verscheen, werd Leopold rus
teloos. Hij vroeg niet naar haar waar
de anderen bij waren; maar toen hij
en d© Barones samen het terras op
waren geloopen, waar witte pauwen
pronkten met hun staarten, zocht de
keizer naar een gelegenheid om te
spreken ov©r het mei-je. dat al zijn
gcdschteii in beslag nam.
„Ik zie (int de rood© Octoberïelïes
open zijn", zei hij. „Dat zal juffrouw
Mow'rray interessant vinden. Zo heeft
mij verteld, dat ze zoo iets in
land niet kennen".
„Ja z© is net iets te vro: - weg
gegaan". zuchtte de Barones.
De keizer keek op van de roode
bloemen naar het gezicht van zijn
gastvrouw.
„Weg?" herhaalde hij.
,,.Ta", antwoordde de barones. „Zii
moeten nu al in Kronburg zijn. Hun
juffrouw van gezelschap hadden ze
daar achtergelaten. Misschien wist
Uwe Majesteit niet dat ze al zoo vroeg
weg gingen?"
Hij werd zoo bleek dat ue Barones
er van schrok. Ze had Virginia's
woorden opgevat zooals Virginia ge
wild had. dat. ze ze opvatte, en daar
om veronderstelde ze. dat h°t twee
tal een min of meer formeel afscheid
van elkaar had genomen. Maar ze
vermoedde, dat er een misverstand ge
weest was. en ze brandde van een
nieuwsgierigheid, die ze heel zorgvul
dig moest verbergen.
Ze had gedacht, dat d© roman, di©
ze onder haar oogen had zien afspe
len. voor een groot deel aan haar te
danken was, cn daar ©en goedhar
tig© vrouw was. was ze veel van Vir-
bina gaan houden. Zo had 7eifs «en
s«w.-tonswrocginp: en hoewel
za wol had begrepen, dat deze lieele
Geschiedenis geen gelukkig einde Jam
hehhen. vond ze hei. toch jammer, dat
het zoo treurig afliep.
Enge- „Ik wist heelemaal niet. dat ze Weg j teekende dat.
zouden gaan", antwoordde Leopold
eerlijk, volkomen bereid om zijn trots
op te offeren, als hij daarmee vlug
ger achter de waarheid kon komen.
„0!" riep de Barones uit. „Wat
spijt me dat! Maar juffrouw Mow
bray zei toch duidelijk, toen ik haar
smeekte om te wachten: „do keizer zal
het wel begrijpen".
„Ik begrijp het ook wel nu ik
weet dat ze weg zijn", gaf hij loc.
„Maar juffrouw Mowbray denkt,
dat ze de een of andere reden li--* f'.
om zichover mij te beklv.en er; ze
vergist ziel). Ik kan dat met zoo laten
raan. U zegt, dat ze al !n i'roiil,;;rg
moeten zijn aangekomen. Blijven ze
daar logeeren?"
„Ik vre s van «Iet. majesteit. Zo
gaan vandaag nog van Kronburg uit
naar Engeland met den Orient Ex
press
„Weet ii misschien hoe laat dio
trein vertrekt?"
„Ik geloof om twaalf uur".
Leopold keek op zijn horloge. Het
tien minuten voor half twaalf.
hij
Nog veertig minuten,
meisje weg zijn.
Het blo- i roomde hom
wangen. Behoudens ongein
hii haar nog opvangen ols I
dadelijk '.ertrok. Maar :i!s 1
zoek op Slot Lvndalbcrg v©
zou het
Al
stnatszukei
terug riepen, do nu
toch zeggen, dat hol
was en dat hij liaar
Barones wist liet al;
den er over prat.on
ten; dat was onvermi
ging.
Een maand lo vor,
geven aan zijn verlan
teekender zich te vrrn
en a's man) zou z-i
zelf beantwoord h-h
het antwoord o0|c du
de ze hem.
„Ik dank i
altes zoo co©
ordev Zegt u
el.eira pms
i -1 „,K ijk©
1 hoofdstad
n zouden
io gevlucht
:d was. De
ideren zou
te het wis-
- nis hij
en het toe
ter hem be
vraag zich
>et een
i„Ik