HAARLEM'S DAGBLAD Van onzen reizenden Redacteur Teruggekeerd ALGEMEEN HANDELSBLAD PRINSES MAANDAG 24 DECEMBER 1923 VIERDE BLAD (Nieuwe reeks.) No. 194 Bij den Haagschen „Ziener". CEEN ANNEXATIE IN 1924.— DE CULDEN ZAL ZAKKEN. MIJN VERLEDEN. EEN NIEUW MINISTERIE. ■Ik ben bij den Haa-gsohen „zier geweest. Wie de Iiaogsche „ziener" is? ALle Hagenaars zouden het u kun nen vertellen. Het is de heer Lobé, de beroemde Lobé die aan de jeugd de toekomst voorspelt, voor de ouden het verleden blootlegt en door zijn won dere macht van het „zien" verloren voorwerpen terug toovert. Héél den Haag gelóóft in hemLobé is rnis- schien de meest besproken celebriteit van do residentie. Wie er aan mocht twijfelen. die vrage slechts in den Haag aan den eersten den hesten voor bijgauger het adres van dezen wonder man en bij zal zeker niet zesmaal slib vangen, zooals een mijner kennisseu deed. in het Amsterdamsche Mu seumkwartier op ziin vraag waar hei Stedelijk Musetim war eerst bij den zevenden voorbijganger voor zijn in formatie aau het goede adres bleek 1e zijn. Do agent aan het station te Den Haag wist mij te vertellen, dat Lobé in Scheveningen woonde, de con- ducteur van lijn 8 caf mij de straat op, een oude yissoher en een straatjongen zeiden mij, dat hij aan den „linker kant" van de Cornelia Jolstraat woon de, het zesde of zevende huis, en de postbode noemde mij het juiste num mer; 97. Toen ik aan zijn huis kwam, zag ik een briefje aan de deur met de mede- deeling: „Vóór twee uur niet te spre ken!" De beroemde man was blijk baar voor een consult opgeroepen. Ik mocht dus nog wat geduld oefenen, voodat mij do toekomst voorspeld zou worden. Door Scheveningen wande lend, bleek mij. dat alle Sehevenin- g'ers Lobé konden. „Ja, meneer, als je wist hoeveel mensohen daat komen om de toekomst te hooren of de geheime-n van het le ven, dan zou je versteld staan!" zei mij een nia.ii in een sigarenwinkel. „Van alles komt er, de kleine man evenzoogoed als menscken van de koo- ge pornionta-assioEn het is 'n won der, casuweel 'n wonder, wat je d'er van hoort.. Dingen, die al jaren weg zijn, brengt bij weer terecht. Zóó als ip ie ziet. kent-ie je binnenste buiten. Zijn wachtkamer is altijd vol. De dok ters kennen d'er jaloersch op wezen!" Dat mijn zegsman van de praktijk van den „ziener" niet te veel had ge zegd, bleek mij wel duidelijk bij het binnen komen in de wachtkamer. Twee jonge meisjes bloemen van IS jaar] een oude dame. een jong mensch en een'oud heertje zaten er al te wachten op het oogenblik, tot zij opgeroepen zouden worden in de voor kamer. waar de lieer Lobé zijn prak tijk uitoefende. Eu gedurende hel halve uur. dat_ ik er zat, kwamen er telkens weer nieuwe bij voorname lijk dames met het doel. den ziener te raadplegen. Wij zaten er allen 'ernstig en stil, in een grooten kring do dè-'stoélen aan den Wand. De'twee jonge meisjes waren* merkbaar zenuw achtig; ik had mijn conclusie ge maakt de lieer Lobé zou haar moe ten zeggen, of h ij komen zou of niet. Mijn buurman, liet oude heertje, ver telde mij. dat hij zijn gouden horloge Verloren had en alleen nog maar zijn hoop op Lobé had gevestigd om het 'terug te krijgen. ,,.Te hoort er wonde- 'ren van. meneer! Een van mijn ken nissen heeft, een'papier, dat voor hem van groot, belang was en dat hij al da gen kwijt was, door Lobé teruggekre gen. Het lag achter 'n kast! Hij zeg Jiet onmiddellijk Meer kon het oude 'heertje mii niet vertellen, want hij werd opgeroepen door Lobé. Of hii zijn horloge teruggevonden heeft, weet ik niet. Ook de dame tegenover mij, had alle hoerp. dot bij haar liaar bont terug zou bezorgen. Maar de twee oud© juf fers in den boek hadden blijkbaar niet het volle vertrouwen. „Och, je kunt het altijd probeeren! Baat bet niet, het schaadt ook niet!" De bleeke jon; geling aan de tafel zei nietshij staarde strak voor zich uit en schui felde zenuwachtig op zijn stoel heen en weer Waarvoor ik kwam? Ik glimlachte even" en maakte een geheimzinnig gebaar. Men behoefde niet te weten, dat louter journalistieke nieuwsgierigheid mii naar Lobé had gedreven. Had ik niet gehoord, dat hij journalistc-n onherroepelijk de deur wees] Wat te doen .als hij mijn be roep onmiddellijk „zag"? Want dat kon ik toch van een ziener verwach ten Onverrichter zake naar Haarlem temgkeei'cu, als je een reis naar Den Haag hebt gemaakt om van 'n „ziener', de toekomst te hooren Ik zat te den ken, hoe ik zonder argwaan te wek- ken, mijn vragen het beste kon inklee- den. Achter de suitedeuren hoorde ik fluisterende stemmen. „Ja, hij spreekt altijd zachtjes!" lichtte de dame naast mij me in. ,,U begrijpt, er worden heel wat gehei men daar achter die deuren behan deld. Nog meer dan bij 'n dokter!" De twee jonge meisjes bloosden. Ik begreep. Telkens, als een „patiënt" was af gehandeld, schoven de suite-deuren open en verscheen even het hoofd van den heer Lobé. Vlug zag hij dan de rij der bc-zoekers langs en tot de dame, die was opgestaan, zei hij fluisterend „Komt u binnen Do helft van het gezelschap was al onder den indruk van den wonder man, voordat het binnen was. „Wat 'n vreemd gezcht ,hé!" zei den de twee oude dames. ..Echt 'li ziener!" meende een derde. Ik kon het onmogelijk in hem ont dekken. Mii deed de heer Lobé meer denken aan een goedigen ouden dorps notaris of een emeritus predikant. Eindelijk was het mijn beurt. Ik trad do voorkamer binnen en stond tegenover den ziener. Hij is een kleine, in elkaar gedrongen figuur, met glad geschoren gezicht en griie haar. Hij praat met, zijne cliënten op zachtcn, bijna fluisterenden toon, zoodat geen onbescheiden ooren huiten iets kun nen hoeren. „Een oude notaris!" dacht ik. „Ga zitte-n, jongen, wat wou je weten 1" Met dab „jongen" h,ad de heer Lobé onmiddellijk mijn hart gestolen. Als je door een „ziener" tegen je vijftig ste jaar nog „jongen" wordt genoemd, dan is dat toch wel een bewijs van je kinder,ijk, jong gemoed, niet waar? Wij zaten vlak tegenover elkaar aan tafel, de lieer Lobé en ik. „Zal hij nu dadelijk zien. dat ik journalist beu?" ging liet door mijn hoofd. Het ver trouwelijke „jongen" van zoo even gaf mij allen moed, dat mijn beroep voor hem nog in het duister lag. Ik had mijn vragen nauwkeurig vastgelegd. Als reizend redacteur van Haarlem's Dagblad leek het mii voor mijn lezers van het meeste belang om te weten wat wij in de toekomst van de annexatie hadden te verwachten. Maar ik begreep. dat het de schijn moest hebben, dat ik enkel voor mijn eigen belang deze vraag aan den „zie- ner" stelde. Ik begon daarom aldus; „Ik woon in Heemstede, dicht aan de grens van Haarlem. Er is kwestie van. dat liet gedeelte, waar ik woon. spoedig door Haarlern geannexeerd zal worden. Ik heb hierbij groote be langen. Zoudt u mii misschien kunnen zeggen, wat. wij on dit punfc in de toe komst hebben t,e verwachten „Wii zulen es zien. jongen, wij ziib les es zien!" zei de heer Lobé en bij greep mijn rechterhand. Toen ik daar zoo zat tegenover den gemoedelijken ouwen lieer metmlin liand in de ziine. had ik zoo bet gevoel, alsof ik een schooljongen was. die kwaad had ge daan en nu tegenover zijn meester zat. T.obé's band trilde al maar door en hii keek mii daarbij nu en dan an.ii Welko geheimen, die voor heel Haarlem nog verborgen -waren, en welker onthulling voor de lezers van zoo groot hel&n- was, zonden mii thans worden o-eouenlward 1 Het was mii of alHe-enisteders achter mii stonden 1 Tic voelde mi in hart, kloppen, „Woon ie aan 'n boek van 'n straat, jongen?" vroeg de lieer Lobé opeens. Ik moet hem verwonderd hebben aangekeken. „Aan een hoek? Nee. niet bepaald 1" antwoordde ik. „Of woon je in een alleenstaand huis?" Ik schudde ontkennend mijn hoofd. „Ik zie toch telkens een kort stukje straat draaien, jongen!" Toen na even zwijgenIn het hoeveelste huis wooai je dan?" Ik rekende vlug uit en antwoordde „Het zesdel" Even zweeg weer de heer Lobé. Toen zei hij„Nou, je kunt gerust wezen, hoor iongen. ie behoeft vol gend jaar niet meer belasting te be talen dan dit jaar. De toestand blijft, zooals hii is. tenminste van Januari tot Januari. Jullie wordt in 1924 niet geannexeerd 1" Er viel mij een pak van het hart en het was mij of hoorde ik alle Heem stedere achter mij een zucht van ver lichting slaken. „Wat wou je meer weten, jongen?" „Zoudt, u mii ook kuuneii zeggen, hoa hef jn:i den g :i zi! gaan?"1 vroeg ik Ook oé/e vraag leek mij voor mijn lezers van hot hoogste be lang. „Die zakt!" antwoordde de ziener zonder een oogenblik van aarzeling. „Maar niet veel! Het komfc weer in orde I" Zie zoo. dat wist ik dus ookl Het was een heole geruststelling voor mij, na alles, wat ik in den laats ten tijd over den gulden gelezen had. Er lag mij nog een derde vraag op de lippen, maar ik durfde haar niet uiten., bang, dat ik mijn beroep zou verraden. Tus- schen al de toekomst vragen van ver liefde jongelui en do verloren voor werpen zou ik toch mot mijn vragen al een zonderlingen indruk maken. Ik ging daarom op een ander terrein over en vroeg, of de lieer Lobé mij iets omtrent mijn verleden kon medeelen. Lobé's hand trilde alweer om de mijne. „Je hebt veel moeilijkheden gehad, be, iongen, voordat ie in je betrekking kwam Is liet niet?" Ik dacht, even na. „Je ouders waren cr tegen?" Ik kon het onmogelijk beamen. „Ik zie toch duidelijk groote moei lijkheden, toen je'n jaar of IS was?" Ik kou het niet geheel ontkennen. Ik was eerst voor den dienst om mijn oogen afgekeurd, toen weer goedge keurd, toen biina weer afgekeurd. Mis schien dat hii dü zag! Ik wou van den goeden wille zijn. „Ik zie 'n grocte ruimte! Je bent uit bet land geweest I" Ik knikte toestemmend en dacht sin Indië. Maar verrassen deed mij ook deze meledee'.in? niet. Hoeveel mannen in Den Hang zijn niet in het buitenland geweest? Dat is dus bijna altijd raak. „Je gaat weer naar het buiten land Een reizend redacteur kijkt, als hij dat hoort, niet eens verbaasd op. „Ja, ik zie nou niets meer. Je moet later maar eens terugkomen, jon gen Ik vroeg den beer Lobé, hoeveel ik schuldig was. O, dat liet bij geheel a,au mij zelf over. Had ik nu maar zienersoogenducht ik. Ik betaalde drie gulden en ging heen. Maar toen ik buiten was, op straat,, voelde ik mij maar half voldaan. De voornaamste vraag, die over de kabinetscrisis, had ik ingehouden, uit angst, dat ik' miin bercep verraden zou. 1' liep op straat te* denken. Toen viel mij plotseling een idee in en ik keerde naar de Cor nells Jolstraat 97 terug. Tien minuten later zat ik weer tusschen een nu geheel nieuw gezelschap dames en hec-ren in de wachtkamer. Eerder dan ik cedacht had, zaten de heer Lobé en ik weer hand in liana tegenover elkander. Ik zei hem, dat ik zoo moeilijk laler terug kcin keeren. omdat ik in Heemstede woonde en toch zoo graag nog wat wilde weten! „Ga ie gang, jongen, ga je*gang!" sprak de gemoedelijke ouwe heer. „U voorspelde mij. dat ik naar hei buitenland zou gaan. Is dat voor kor ten of langen tijd?" - j Hei mollige handje van Lobé tril de weer om de mijne. -| „Dat zie ik nietMaar je denkt over weggaan in den zomer, is het niet zoo?" Ik knikte weer ja! Daar denk ik trouwens telkens elk jaar aan, dus een wonderlijke ontdekking was dat niet. voor mij. Toen* op eens zei de ouwe heer „Je verveelt je hier. hè. jongen?" r Ik keek hem perplex aan! Als iemand zich niet verveelt, dan ben ik hetIk kon dan ook onmogelijk toe geven. „Ja. ik zie het tocli! Nou maar, l'ongen. je gant naar het buitenland en bei wordt beter met je, hoor, 't wordt beter!" Iloe zou iemand niet dankbaar zijn, als een ziener tot hem zegt,, dat het beter wordt, aï begreep hij de be- beekenis van de voorspelling niet ge heel. Maar nu moest de voornaam ste vraag nog komen, de vraag, die heel Nederland tegenwoordig bezig houdt. ,,U zei mij", begon ik, „dat ik naar het buitenland zou gaan. Dat zal ook misschien afhangen van het ministerie, dat er dan is? Wat denkt u van de crisis?" „Dit ministerie vaat weg en al heel gauw!" antwoordde de heer Lobé. „En wie krijgen wii ervoor terug?" vroeg ik en wachtte in spanning. „Een nieuw ministerie, voornanie- Uik Katholiek!" Nu wist ik het dus! Eigenhjk had ik dat zelf ook wel kunnen voorspellen. Zou ik ook zienersgaven hebben? Ik vroeg nogmaals, hoeveel ik schul dig was. „Nee. nee. dat hoeft nietHet- was genoeg!" antwoordde de heer Lobé. die blijkbaar geen hebzuchtig mensch is. Nog eens drukte hij mij de hand en ik siond \-£.or de tweede maaJ op straat. Ik had gevraagd aan een zie ner. wat ik voor de lezers van Haar lem's Dagblad weten wilde! Als het resultaat misschien wat poover lijkt, dan is bet mijn schuld niet! Ook een ziener kan teleurstellen. Of ik na mijn bezoek in het ziener-, schap van den heer Lobé geloof? Ik zou gaarne oei •gei:..,.a ...urven1 zeggen, waar l.eei Den Haag in hem vertrouwou stelt. Maar wt'l weet ik, dat ik voorlooplg niet meer naar hem toe ga. zelfs niet, al3 ik wat het lot verhoede 1 'n lapje van 1000 mocht verliezen. Het bezoek aan een „ziener" van den Haag heeft mij 'n beetje sceptisch eemaakt en ik vrees, vele Haarlemmers met mij, als zij dit eer lijk relaas van mijn wedervaren le zen. J, B. SCHUIL. (EEN KERSTVERTELLING) door CONST. DE RAYMOND* Hij was de eenige passagier, die aan het kleine dorpsstation was afge stapt. De waarnemend chef had hem- beleefd „goeden avond" gewenscht en even aan z'n pet getikt, ofschoon hij direct had gezien, dat de meegekomen sssagier, geen inwoner van de plaats as. Toch scheen deze hier vrij goed be kend ie zijn, want zonder aarzelen be gaf hij zich. langs den aan de vechter- zijde van bet station gelegen And weg in de richting van het dorp. lij wist blijkbaar waarheen hij zich begaf, en stapte stevig aan. want het 's ""'ter kond. Voor hij begon te loc j, '*ad hij z'n kraag opgezet en de bar. diep in de jaszakken gestoken; 3 adem was zichbaar in de stram-koude atmosfeer. Het vroor geducht, en een schitterende sterrenhemel overkoepel de het vredige landschap, dat> links en rechts van den weg vervaalde in grauwheid. Hij was de eenige wandelaar op de zen weg. Automatisch ging hij verder in eenzaamheid. De voetstappen knerp ten over het bevroren grind, doch overigens was het stil. Niet het min ste gerucht was waarneembaar, geen enkel geluid deed zich hooren. Die stil te benauwde hem; hij was ze ontwend, de lange jaren van hard werken, drukke, roezemoezige omgeving van groote steden in con vér land. Nooit had hij gedacht bier weer een voet te zullen* zetten. Maar het was anders geloop en Ruim twaalf jaar geleden was het, dat hij ook dezen weg liep, maar toen om zich te begeven naar het land, vanwaar hij nu kwam. Twaalf jaar! lioe was het mo gelijk En nog scheen het hem als gisteren gebeurd. Hij was de tweede zoon van baas Wester hier in het dorp. en evennis zijn vader, toon als timmerman hier werkzaam. Maar dat vak beviel hem niet. Doch vader was van oordeel, dat .Tan niet wist wat hij wilde. Hij zat vol onstandvastigheid. Het vak kou beter, dat beaamde hii. maar een stuk brood was er toch altijd in te verdie nen. Deze verdeelde meeningen leid den tot allerlei kwesties en geharre- var. Herhaalde malen waren vader ■n zoon in twistgesprek over die on verkwikkelijke zaak. Vader wist niet van toegeven, hield zijn meening on wrikbaar vol cn bleek voor alle rede neeringen van Jan van onverzettelij- ken wil. Ilij was van kind af in hei vak, alsook z'n oudste zoon Pief, waarom zou Jan dan niet hetzelfde kunnen doen? Rc-t was koppigheid, anders niet! tHii wilde de wereld zien. Onzin'. Die dolle, avontuurlijke ideeën moest hij uit z'n hoofd zc^en. Na dergelijke ontboezemingen kwa men dan voor Jan dagen van neer slachtigheid. dan kon hij uren zitten mokken over de ondervonden behan deling, dan werd hij narrig en on vriendelijk tegen ieder, zelfs tegen, zijn moeder, van wie bij toch zielsveel hield. Ten slotte' vermocht hij zijn begeer te, naar Amerika te gaan, ten einde daar zijn geluk te beproeven, niet lan ger te bedwingen. Hij rukte den knel lenden band, waarmede zijn vader hem aan het vak eu aan de plaats had trachten te binden, resoluut los en was op een gegeven morgen verdwe nen, met medeneming van een be spaard bedrag aan geld en de hoogst noodige voorwerpen voor de reis. Vader bleek toen wel eenigszins spijt te hebben van zijn weinig toege vend optreden. Moeder bleef altijd met' weemoed denken aan haar zoon die in wanhoop en met baat in het hart vertrokken naar het vérre land, van waar ze hem vermoedelijk nim zou zien terugkeeren. In stil verdriet sleet de brave vrouw haar verder 1c-; ven, want Jan liet in al die lange ja- ren niets van zich hooren. Hoe verlangend had ze niet dikwijls uitgezien naar een brief van hem, méldende, dat hij het goed maakte. Dan zou ze tevreden ziin geweest en zich gedwee geschikt hebben in haar lot Doch geen enkele tijding bereikte haar. In al die jaren van afwezigheid hoorde ze niet van haar zoon. Doch altijd bleef zij hopen. Niemand kon het uit haa.r hoofd praten: Een maal zou hij terugkeeren. Zij zou hem wederzien. Die hoop bleef haar hart vervullen, en deed haar blijmoedig' vertrouwend voortleven. Jan had in het begin geen Iua» en dikwijl? g-.m gelegenheid naar huis te schrijven; later had hij dat met opzet nagelaten. Want hij had een harden tijd doorge maakt en wilde niet van zijn leed doen kennen. Het beginnen in het land v3n de dollar was moeilijk. Hij kende t© weinig van zijn vak om zich daarvoor aan te bieden. Daarom zocht hij naar wat andere. Wat? Het deed er niet toe. Hij bood zich overal voor aan, probeerde van alles. Werkt© zoo noo- dig nacht en dag. En als een paard wanneer het moest. Als werkman in de vleeschpakkerijen en in de mijnen, als schoenpoetser op do straat, als glnzenspoeler in een bar. Bittere ar moede had hij geleden en meer dan eens honger gehad, toen hij, na een ziekte, voor het gemakkelijkste werk nog te zwak bleek. En maar al te dik wijls had hij het slaapgeld voor een logement niet kunnen verdienen. Dan bracht hij den nacht door: 's zomers in een park. op een bank of in het gras, 's winters hurkend in een por tiek, dat slechts matig beschutting gaj voor weer on wind. Maar toen kwam er een keerpunt. Door een vriend raakte hij in ken nis met iemand di© wist waar ©en knecht noodig was. Hij kreeg de be trekking, daar hij ook de auto kon besturen en dus kon invallen voor den chauffeur van dien heer. Toen werkt© hij zich langzaam omhoog, ni'! klein zetjes, we! is waar. maar hij verderde steeds, doordat hij van zijn '"-'salaris altijd eenige dollars kon afzonderen, om op een bank te depo- ueeren. Toen hij een zeker bedrag had bespaard, kwam hij in de gele genheid een min of meer vcrloopen taakje over nemen, Hii bracht het, in betrekkelijk korten tijd. tot grooten bloei. Tot er klaarblijkelijk weer een kentering kwam. Precies op Did deed hij de affaire >or een tamelijk groote som van de hand. En toen kreeg hij een sterk ver langen naar het vaderland, naar d© plaats waar hij gewoond had, naar de plek, waar hij geboren was Hij had niet meer den moed zich opnieuw in zaken te begeven; tevreden met. betgeen bij had verworven, kende bij slechts één verlangen; Terug! Wég uit het land. waar bij zooveel leergeld bad betaald en waar hij slechts door een bijzonder toeval ten slotte gewonnen bad. Nochtans zou hij door een an- dc-r weer in ellende kunnen vervallen. Met wroeging en bitterheid moest hij steeds denken aan die eerst© jaren na zijn aankomst iu het land van de sterren en strepen. "Hij zon er voor zor gen niet ten. tweeden male de kans te bcloopen ten gronde te gaan. Daarom terug! Terug naar het dorp. waar hij geboren was. naar zijn ouders en fa milie, voor zooverre zïi nog in leven waren. Dat idee liet. hem niet meer los, en eindelijk was hij gegaan. Hij had de reis zoodanig geregeld, in elk geval voor het einde van het jaar in het vaderland terug t© kunnen ziin. En nu was hii. na e?n vlugge reis. reeds 2i December aan den Hoek van Holland gearriveerd. Ziejideroogen naderde hij het dorp. De eerste huisjes rechts aan den weg. waren reeds zichtbaar! de kerktoren dook spichtig op boven de ijle takken van de boomgroepen rondom *t plein. In de vaart, links van den weg. Ine een turfseheepje; uit de roef klonk met begeleiding van een harmonica, een vroom gezang: „Stille nacht. Heilig© nacht" De wandelaar stond even stil. 't Was waar ook Kerstavond was het. Eenvoudig en vroom klonk hef gezang in de mysterie-volle avondstilte. Hij was nu bij de kerk gekomen. De gotische vensters wierpen goudpiassen op den glinsterenden bodem van het plein. Ietwat, haastiger liep hij ver der. Hoe bekend kwam do omgeving hem nog voor. Alles scheen onveran derd. Nog een blok huizen en dan zon hij zijn gekomen aan de laan. waarin vroeger het ouderlijk buis was gele gen. Wat zon hij terugvinden? Wie nog in leven zien? Op de markt bleek het koffiehuis „Het bruine paard" nog altijd te bestaan Alvorens verder te gaan, besloot hij hier eerst eens 1e informeeren naar een en ander. Hij was door en door koud. een warme dronk zou hem goed doen. Er waren geen andere bezoekers. Een hem onbe kende juffrouw bracht hem het ge vraagde. Zii was nog al spraakzaam en antwoordde gaarne op al zijn vra gen. Zelf was ze niet uit deze nl.ants, doch hier pas gekomen na den dood van den voegen eigenaar van „Het bruine paard". Maar zij kende toch vele personen in liet dorp, of had zo gekend, want verscheidene kennissen van vroeger bleken overleden t© zijn. Er bleek trouwens heel veel veranderd t© ziin in die twaalf jaar. En toen informeer de hij voorzichtig naar de familie Wester, doch de juffrouw vertelde, dat die nog altijd woonde aan het oude adres. Vader, moeder en de kiu- deren waren allen nog in leven; van een zoon, die naar Amerika was ver trokken, had ze evenwel nooit ge hoerd. Zoover was het 'dus. Er werd over hem niet meer gesproken. Hij was ver geten. Na twaalf jaar zou men moei te hebben, zich hem te herinneren. INGEZONGEN M 20E0 E E L!N CE N a 60 Cis. per regel. HET wordt te Haarlem en om- strekentusschonö—7 uur bezorgd, mot volledig© beurs. Het ochtendblad tusschen SJ-.» 7J-4 uur. Abonnementsprijs f 6.10 per kwartaal. Agent voor Haarlem, Overveen, Bloemendaal, Heemstede. Aerden- hout on Schoten Fa.A.VERNOUT Haarlem - Warmoesstr.10 Voor velen h staan. Bitter gest' buiten, aarz< Zou hij in In zijn Zou hij vordenZou 'Ugzien 1 Onwillekeut den ijde de hij zich ynu vroeger. stappend, ging hij etil doo om zich door den tuin ui terzijde te begeven. Daar plakte reeds v< gaan van den hoek zicht' verlichte raam van de het grasperk eu deed de halmen fonkelen. Voorzicht zich ter zijde van het raar toen door een spleet van naar binnen zien. Een vio was duidelijk vernoem!»-'a Linies van tafel, vla raam, zat vader. De mar van zijn stoere» kop teel duidelijk af. Zijn gelaat - Een harde trek vertoon ie mondhoeken. Haar en ba geheel wit. Moeder zat tegenover hem, doch was Piet leek heel wat oud< ger; een vrouw naast hem. echtgenoote te zijn. Do ;v knappe meisjes geworden, den druk, waren vóortdun woord. Hij luiterdc scherf toch niet verstaan wat cv werd. Nu. Övor hem /oudei niet hebben. Ook hier zon r de acii- het om- Old© hij cn kon gordijn niet meer edacht. Zij Wn raan. We hier tus- 'u unnïhel- •r.-»7J- n>s vorlo- dien waan •"iislcr zou hij die ïdyllf schen komen? \Y den en de oude ten? Zij beschou ren. Waarom "In gelaten? Een doordring*: de hem. H>i trok terug Wilde beci Toon z'n voet tcg-m een omgevallen onnner stief. Op dat gerucht kwam su biet iemand naar buiten en daardoor werd de vlucht verijdeld. Hoewel hij 1 veranderd was. bad vader 1 och nmnidilellijk ziin ,v ui her kend. Herkend en naar binnen ge bracht. Hij zag hem recht in >1© oogen, stamelde: ,„1un!... Hm....bon Jij het?"... en schudde hem krachtig de hand. artelijk werd hii verwelkomd door allen, met gejuich begroet, met blijd schap ontvangen n.lg ©en verloren zoon. di© liet dot I cr niet toe hoe! - was weergekeerd in den gelukki gen familiekring. Neen, hier, hier was hij niet verge ten. Deze kerstavond werd een war© feest avond. Ondej een zot aandachtig gehoor «noest Jan vertellen lioo het h*m toch gegaan was. En toen hij alle weder waardigheden had opgesomd. welke hij zoo al bad medegemaakt on onder- vond'-n zijn lijde» cn strijden, zijn eindelijk slagen en ten slof© vin twee. tnjd ader moeder ziji en terwijl ©en Iran vergeelde rimnelw kig en tevreden: Maar i heb rr.'n jongen Ik vo terugkeeren zou. Feuï lleton DE ROMAN VAN EEN Naar het Engelsch van C. N. on A. M. WILLIAMSON. De Groothertogin kende haar doch ter, en gat de hoop op. „Ja, als je het hein niet vergeven wilt, moeten we dadelijk gaan, en onze waardigheid ophouden, als we kunnen' zei ze. „Het leiugram geeft ons een goet excuus, ik heb legen ue Baroms zegd. dat ik slechts nieuw had ontvan gen, en z© heeft mij verlof gevraagd om eveu op de deur te mogen kloppeu voor ze naar bed gaat, en te infor meeren hoe liet met mij gaat Z>» kan ieder oogenblik jcomen. AVe moeten zessen, dat het telegram ons onmid- deÏÏiik naar Engeland terug roept." „Luister", fluisterde Virginia. „Ik geloof, dat e~ juist iemand aan de deur is". Barones von Lynda! was onaange naam ven-ast toen zé hoorde dat de meest, aantrekkelijke van haar gasten (na den. keizer) haar den volgenden gen al vroeg ging .verlaten. Ze smeekte Lady Movipray om nog op haar besluit terug to komen, vroeg liaar om naar Engeland te telegrafee- rcn, iu plaats van er heen te gaan, of ten'minste nog een enkelen dag :o wachten, totdat Leopold's bezoek aan Slot, Lyndalberg afgeloopen zou zijn. In haar opwinding vergr.t ze zoifs haar tact, toen ze merkte dat ze. met hjïr a gumenten nie-'s kon bereiken. „Monr ón keizer?" wie.'p ze ben le gen Als a zoo vroeg in den morgen vertrekt, voordat hij of de anderen be neden'zijn, zal hij boos zijn, dat hij u niet goeden dag heeft kunnen zeg gen. De Groothertogin aarzelde. Maar Virginia antwoordde op vasten toon. „Ik heb van avond al afscheid van hein genomen. „De Keizer zal het wel. begrijpen HOOFDSTUK XIII. De betooverde Citroen. liet ontbijt in Slot Lyndalliorg was een ongeregelde maaltijd, onder toe zicht van \Yecktib>. Zij. di© van ge zelligheid hielden, kv.-ainen aan tafel. Zij, die liever geen andere menschen zagen, voor de dag wal verder was, aten in hun kamers. Leopold was echter iedere» morgen aan tafel gekomen, cn do anderen volgden hem na. En de dag na het gesprek in don tuin, was hij er vroe ger dan ooit. Het was heel gemakke lijk geweest, om vroeg te zijn. want hij was 's nachts niet naar bed geweest; maar hij had er nog een andere re den voor. Hij kon zijn ongeduld nau welijks bedwingen om Helen Mowbray weer te ontmoeten; zou ze nog koel legen hem ziin, of zouden de verstan dige raadgevingen van haar moeder haar vriendelijker «estemd hebben? Dit was'zijn laatste dag op Lyndal- l - i g- Op zijn speciale verzoek was er geen programma opgemaakt; en voor hij beneden kwam oin te ontbijten, had Leopold al tal van plannen over wogen om het meisje nog eens alleen te kunnen spreken. Hij had zelfs een brief geschreven, maar hem weer ver scheurd. omdat li.j niet' in staat was om op papier t« zetten, w t er in zijn hart omging. Maar het ontbijt verstreek en.toen zij niet verscheen, werd Leopold rus teloos. Hij vroeg niet naar haar waar de anderen bij waren; maar toen hij en d© Barones samen het terras op waren geloopen, waar witte pauwen pronkten met hun staarten, zocht de keizer naar een gelegenheid om te spreken ov©r het mei-je. dat al zijn gcdschteii in beslag nam. „Ik zie (int de rood© Octoberïelïes open zijn", zei hij. „Dat zal juffrouw Mow'rray interessant vinden. Zo heeft mij verteld, dat ze zoo iets in land niet kennen". „Ja z© is net iets te vro: - weg gegaan". zuchtte de Barones. De keizer keek op van de roode bloemen naar het gezicht van zijn gastvrouw. „Weg?" herhaalde hij. ,,.Ta", antwoordde de barones. „Zii moeten nu al in Kronburg zijn. Hun juffrouw van gezelschap hadden ze daar achtergelaten. Misschien wist Uwe Majesteit niet dat ze al zoo vroeg weg gingen?" Hij werd zoo bleek dat ue Barones er van schrok. Ze had Virginia's woorden opgevat zooals Virginia ge wild had. dat. ze ze opvatte, en daar om veronderstelde ze. dat h°t twee tal een min of meer formeel afscheid van elkaar had genomen. Maar ze vermoedde, dat er een misverstand ge weest was. en ze brandde van een nieuwsgierigheid, die ze heel zorgvul dig moest verbergen. Ze had gedacht, dat d© roman, di© ze onder haar oogen had zien afspe len. voor een groot deel aan haar te danken was, cn daar ©en goedhar tig© vrouw was. was ze veel van Vir- bina gaan houden. Zo had 7eifs «en s«w.-tonswrocginp: en hoewel za wol had begrepen, dat deze lieele Geschiedenis geen gelukkig einde Jam hehhen. vond ze hei. toch jammer, dat het zoo treurig afliep. Enge- „Ik wist heelemaal niet. dat ze Weg j teekende dat. zouden gaan", antwoordde Leopold eerlijk, volkomen bereid om zijn trots op te offeren, als hij daarmee vlug ger achter de waarheid kon komen. „0!" riep de Barones uit. „Wat spijt me dat! Maar juffrouw Mow bray zei toch duidelijk, toen ik haar smeekte om te wachten: „do keizer zal het wel begrijpen". „Ik begrijp het ook wel nu ik weet dat ze weg zijn", gaf hij loc. „Maar juffrouw Mowbray denkt, dat ze de een of andere reden li--* f'. om zichover mij te beklv.en er; ze vergist ziel). Ik kan dat met zoo laten raan. U zegt, dat ze al !n i'roiil,;;rg moeten zijn aangekomen. Blijven ze daar logeeren?" „Ik vre s van «Iet. majesteit. Zo gaan vandaag nog van Kronburg uit naar Engeland met den Orient Ex press „Weet ii misschien hoe laat dio trein vertrekt?" „Ik geloof om twaalf uur". Leopold keek op zijn horloge. Het tien minuten voor half twaalf. hij Nog veertig minuten, meisje weg zijn. Het blo- i roomde hom wangen. Behoudens ongein hii haar nog opvangen ols I dadelijk '.ertrok. Maar :i!s 1 zoek op Slot Lvndalbcrg v© zou het Al stnatszukei terug riepen, do nu toch zeggen, dat hol was en dat hij liaar Barones wist liet al; den er over prat.on ten; dat was onvermi ging. Een maand lo vor, geven aan zijn verlan teekender zich te vrrn en a's man) zou z-i zelf beantwoord h-h het antwoord o0|c du de ze hem. „Ik dank i altes zoo co© ordev Zegt u el.eira pms i -1 „,K ijk© 1 hoofdstad n zouden io gevlucht :d was. De ideren zou te het wis- - nis hij en het toe ter hem be vraag zich >et een i„Ik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1923 | | pagina 11