HAARLEM'S DAGBLAD Van onzen reizenden Redacteur zijn kleine Advertentiën, in liet ASg. feöeiÉlad De laatste Avonturen van den Rooden Pimpernel WOENSDAG 27 FEBRUARI 1924 - TWEEDE BLAD (Nieuwe reeks.) No. 200 Met een politieboot door de havens van Rotterdam. •..Wanneer u eens mei een van onze politieboot en wilt meevaren, dan komt u vanmiddag om 1 uur maar terug!;' had inspecteur van Binshergen mij bij het afscheid nemen gezegd, liet was niet noodig, dal de heer Van Bins- bergen de invitatie nog eens herhaal de. Klokslag één was ik present on Klapte ik mei den inspecteur liiedijk aan boord voor «en tocht door de Rot- tertiamsehe 1 loven. Als jongen heb ik in een kleine zee stad gewoond. Op de H.B.S. zagen vrij van de schoolbanken op de schepen in de haven, op de barken, do brikken en schoeners met hun hooge glanzende, bruine masten en ranke ra's, op de houtbooten met hun dikke zwarte roo- kendo echoons teen en en de wielerende lieren, op de kleine d co j «booten, die als vrijgevochten schooiertjes door het woelende, zwalpende water voeren; wij hoorden altijd het gerinkel van kettingen en blokken, liet storten van Bteenkoleii in de ruimen, het ploffen van zware, dikke balken in het wa ter, het ..liilaho!" geroep van zeelui en ïjouwerl loeten. "Wij jongens, zaten heeie middagen op de schepen, klau terden over de verschansing en in het want kropen langs de ra's, schoven behoedzaam schrijlings over den boeg spriet tot aan de uiterste punt. Dc haven en het water, dn ar was ons ele ment Daar op die lw>oten en schepen zijii wij jong. heerlijk jong geweest Altijd keert iets van mijn vroolijk. onbezorgde jeugd tot mij terug, zoo dra ik aan I-oord van oen schip of ©On loot kom. Ik snuif met welgevallen di<t. op, als de lucht van een machino- :r of do reuk van pik en teer en r ukloek mijn neus binnendringt, ik b<i. blijde, als ik het klotsen van do golfjes tegen den boeg van een echip kan hooren, ik kijk met genegen lief de -..aar het woelende groene water on der ecu ja gen do wolk mi lucht. Het is ïuiju jongere ik, die niij onmiddellijk begroet, als ik in een haven aan boord van een echip stap. Hij was hot ook, die met mij mee veer, dien middag, op de politieboot door de havens van Rot- lor a am. Dit is een inleiding, die ik weet het wel voor mijn kz-.ru van wc of geen belang is. Het is alleen maar een verklaring van mij zelf, waarom ik op rniju tocht alles zoo zonnig zag. terwijl toch de rivier grijs en tanig d.aur lag onder een grauwe, sombere lucht en dn havens overal onweerspre kelijk het beeld opleverden van de te genwoordige malaise en den cconomt- echen druk. „Vroeger hadden wij eoms moeite met onze boot tussdien al de schepen heen te lavcercn!" zeide do heer Rie- dijk mij, tO' ii wij door de Waalhaven voeren... En nu? Jo kon recht too recht an varen, zonder dat j© zelfs ook maar kans hebt tegen een boot aan te botsen!" En ja, dat was zoo Een paar Rijn hken togen de ka, een enkele graan- boot tu sechen twe© ©levators, eon op gelegd schip <n e.-n Xoonscho boot, dat was al, wat ik in de Waalhaven zag. Hoe anders had ik het vóór den oorlog op oen tocht door de havens wel ge zien Dan dreunde overal de stoere zang van den arbeid om je heen, dan voelde je op de Maas en in de vorBCliil- lend© havens den harteklop van Nor land's handel onafgobroken en felNu was h«t bij de opslagplaatsen van Frons en Cornelia 'Swarttouw on bij Tlwmson s Havenbedrijf stil on verla ten, stonden tientallen grqot© kranen in rust en deden al die gevaarten te gen do grauwe, somber© hiclit soms denken aan vers) arde monsters mot reusachtig© verstijfde grijparmen. En zooals in do Waulhaven. zoo wn» het in do Maashaven, in do ufgi- haven, dc Binnonkndo, op do rivier, overal. O, een groot© havenstad als Rotterdam mnaki op den vreemdeling altijd een Imposant en Indruk van be drijvigheid. van arlioid en kracht, En wanneer men op do Maas on door do havens vaurt, z.iot men ook, dat f-r nog heel wat bóóten Rotterdam bin nenkomen en uitgaan. Maar do ledige laadplaatsen, de lier.tallon stil staand© kranen, do grepen van graan-elevators „in rust©" en vo ral do velo verwaarloosde, rntt afgedekt,© stoompijpen opgelegde schepen, die in de havens en op do rivier remkerd liggen, roepen hot i© overal to\ dat Rotterdam andere tijden gekend heft. cn op een beter© toekomst weer wacht. Nergens zio jo in onr, bind duidelij- k©r do gevolgen van den oorlog dan in Rotterdam. Het is het voorportaal van het gowondo Europa, waar lef doorheen vaart! Welk o.-n sluimeren de krachten voel je bii zoo'n rond vaart over de Maas en door de P.ot- têrdamsehe havens overal om jo hoenl Alles vraagt, alles roept er om beid! Het ts of, de ijzeren kranen, die daar als reuzen staan, wijdbeens, klaar om te tillen, je tosroopen: „Waarom luing jullie niets aan mijn armen? Waarom geef jo mij g.en werk? Zie, ik wacht, ik wacht, ik wacht!" Wij varen langs do droogdokken van Wilton; het dok is leeg. Wij gaan voorbij een werf: ik hoor het gedaver van hamers en ik zio do werklui, als kaboutertjes, zich bewogen om don hoogen, zwaren romp van een schip. De lieer Ried ijk wijst mij alles nan, geeft uitleg ala oen uitmuntend© gids. „Daar is de fcolenopslag van Frans Swarttouw!" Ik zie breeds heuvels van sfrenko- len hoven den donkeren grond vol sintels ©n gruis. Schepen liggen er niet. „Vroeger ging ja haast nooit hier voorbij zonder dat er een boot lag!" zei do heer Ried ijk, 1 Wij varen voorbij de opslagplaatsen vnu „licht ontvlambare stoften". Olio drijft overal om on; Jieuu op het wa ter en de scherpe lucht van benzine dringt lot mij door. Do geuze, hoogo tanks van do Koninklijke Petroleum Maatschappij staan daar massief en zwaar en twe© groot© booten liggen er voor aan den wtü gemoord. Do zwarte kranen boven het schip doen denken aan ijzeren ophaalbruggen. (die zijn opgetrokken. Wij varen d© Munshaven binnen, een Duitsche boot voorbij. Ik lete: Edmund Hugo S tinnes 4. Ik kijk onwillekeurig langer naar die boot met haar veelzecgenclcn naam dan naar do andere schepen. Stinnes do naam is als een symbool; ik zie hem meermalen op mijn vaart, hij is als een vlag yan ©en nieuw rijk, dat op de puhihoopaa van het oude Duitschland is g bouwd. Midden in do Waalhaven liggen als drio trouwe, aan elkaar geklonken kameradon, do Binnendijk, de Noor- dordijk en dp Gaasterdi k1 De 3 zware schepsrompcu steken hoog op uit het water. Als drie opgebrachte teekas* teeU-n liggen zij daar naast elkaar, verwaarloosd, vc-rlatcri cn doodsch. Ik zie onwillekeurig even naar het bedrij vige leven op den Edmund Hugo S in- nc.i en dan naar de triestige verlaten heid van de zo 3 schepen dor Holland Amerika Lijn. Achter do 3 Hollnnd- ho booten ligt als uit heel ander© tb 'ei ©on smal I)uit-«chc fregat, do „Landkirche", rnot ziin Imogo masten en zijn fijn touwwerk! Het schip ligt or, als d© 3 booten, in winterslaap, ntaar hoe elegant, hoa zwierig cn pre cious doet het in ziin ranken vorm aan naast die logge booten van onzen modernen lijd. Wij varen voorbij een echip, dat iusschcn tweo grijze graanelevators als vastgeklonken zit. Deze grijze ele vators doen denken aan twee vam piers. dio mot hun lange vangarmen het schip leegzuigen. Ik zie het goud der aarde onafgebroken uit do grijze buizen vloeien en storten in een ruim. Wij komen weer op de rivier. Een vlet met groen-wit gestreepten band ligt naast een lange Rijn-aak. „Dat ia nou 'n opkooperl" licht in specteur Riedijk mij in. Wij stromen er hoen en stoppen bij de aak. ..Hallo, Jochem" roept de adjudant, die zo allen bij naam t-n toenaam kent, „wat heb je aan boord?" 'k Mot nog beginnen I" roopt do op- kooner cn wijst naar ziin leegc boot. „Laat os kijken onder de banken!" De man in do vlot. tilt 'n paar plan. ken oper is niets te zien, „Jo papieren, usjobliefl Ik begijn. dat dit uitsluitend wordt vraafTd terwillo van mij. Do man haalt' een smerig, verfrommeld vel papier uit een envelop, houdt het naar boven; het is de acte van toe stemming van Burgemeester en Wet houder-;. dat hij ais „erkend opkoo- por" mag varen op de rivier. „Zoo hebben wij contröle op do luiz-'-H de heer Itiediik cn wij va- •en verder. Een groot© tankboot, met drie sleepbootjes ©r om heen, stoomt de op. recht op ons toe. Als drie kleine ponys trekken en duwen dc kleine sleepbootjes den zwaren kolos. „Dio vaart nog onder intergeallieor- de vlag!" licht, do adjudant mij in e.n hij wijst op de vlag wit met blauwe horizontale streep dio breed achtor- uib waait „Dat is een boot, die ze indertijd van de Duitschers hebben ingepikt!" Tusschen de masten wapperen in d©n wind 2 roode vlaggetjes naast elkaar en daar onder een blauw vlaggetje met witte streep. De adjudant legt mij de beteekenl# van deze vlaggetjes uit de roode vlaggetjes zijn een bewijs, dat het ©chip bezine aan boord hoeft, het blauwe is een Waarschu wing voor do andere schepen» dat de boot een diepgang heeft van meer dan 73 d.M. en dat daarom alles er voor uit moet wijken. Wij varen nu zij aan zijde loods wenkt van de brug met zijn hand, dab heb aan boord van do Loki „all right" is en er dus voor de rivier-politie niets te doen is. Toch haken wij aan- een touwladder \/ardt uitgegooid, de adju dant klautert vlug naar boven, wipt over de verschansing en verdwijnt. Even later keert hij terug. Niks bijzondere aan boord 1 Het is in orde Do journalist in mij is teleurgesteld. Ik had nog een stille iioop op 'n paar „stow-awaya", maar voor de politie was or dio» middag niets te doen. Wij ziin weer „los" van de tank boot. varen nu achter haar aan. Do scherpe lucht van benzine en olie hangt zwaar achter do Tx-ki Onze plaats naast het schip is ingenomen door een postbootje en ik zie den „post" vlug den valreep opklauteren. Ik verlustig mij in dat gezicht van die kolossale voor ons uitvarende boot. met de 3 kleine sleepbootjes als „jon kies" er omheen. Wat grappig idee toch. zoo'n groot zeekasteel, dat vrijuit over de wijd© ze© is komen varen en nu wordt opgebracht door drie van die krielen van scheepjes. Wij varen „huistoe". Heel den middag had dc rivier tonig en grijs gelegen onder do grauwe, betrokken lucht, Maar dan opeens, op r'' laat st© ogenblik, breken d« wolken en plots ligt do rivier in de zon, en glim men cn blikkert het water van do stoeiende stralen. Ik zio vol verrukking naar dat fonkelend water daar voor mijdan schuift. hot wolkengordijn .voer dicht grijs en tonig ligt opnieuw rle bree io rivier als zoooven. Maar ik ben dankbaar, dat ik dien anddag toch ©ogenblik do Maas ©n Rotterdam liet stralende zonnelicht heb ge il. B. SCHUIL. Van het politieke tour- nooiveld. Middagvergadering. Justi- t io. Do Goudsche straf zaak. Vele wenschen. Do Nederlanders vormen te zamen een vrijheidslievend volk. Van Justitie ©n rechtspraak moeten zij niet veel hebben. Anders althans kunnen wij do omstandigheid moeilijk -.erklaren. dat eerst om kwart over één hot vereisch- t.o quorum Kamerleden aanwezig was dat, do Kamer voor d© Justitie-begroo- ting weinig bcluugstcllii g scheen te hebben, dat d© gereserveerde tribune gnnsch cn al ledig bleef - in den loop van den middag kwam als een witte raaf, ©ven spoedig verdwenen ols ver schenen, zoo nu on dan een bozoeker en dat de publieke tribune nu ook niet bc-paald die volte bereikte, die b.v, bij do vlootwet-behandeling te constatoeren viel. Do bespreking der afzonderlijke hoofdstukken van do Staatsbcgrooting doet gewoonlijk do onderwerpen waar over do Kamer van gedachten wisselt inr-t den minister, koud naast elkan der staan. Groot© lijnen zijn in de dis cussie dan niet altijd even gemakke lijk op te sporen, ©en discussie, die veelal uit louter opmerkingen be staat. Eon kwestie, die 1 e f t in hoofd en hart van vel© handelttnenschen is de kwestie van het vennootschapsrecht. Dat roods vele jaren geleden men herinnert zich hier natuurÜ'k den naam van minister Nelissen in on derzoek is. Het huidig vennootschaps recht is verouderd en do fiaildel ro-r»t om ©cn nieuw© omschrijving. Dit on derstreept© de heer van Dijk duchtig. En hij vroeg, vroeg dringend, aan den minister van Justitie maar in zijn woorden bleef de twijfel over de doel treffendheid van zijn vraag doorklin ken om spoedig, in deze zitting nog. to komen met een wetsontwerp, hou- dendo algemoene regelen inzake hot vennootschapsrecht. Het Kamerlid-rechter van Rappard had desiderata, dio zich bewogen op het terrein der praclische recht spraak. Drong allermeest aan op wij ziging van de maximale geldboeten en dat op grond vain zijn inzicht, dat er to weinig lijn zit in de Nederlandsche rechtspraak, wat de geldboeten aan gaat, Verschillende voorbeelden vain z.ijn stolling voerde de heer van Rap pard aan. Ook bepleitte hij decentra lisatie voor betaling der geldboeten naast do mogelijkheid tot verhooging van de maximale geldWfen bij de partieels herziening van het we'boek van Strafrecht: veel beboeten toch zien er ernstig tegenop hunne boete per postwissel te voldoen. Voor reorganisatie van het- gevan geniswezen gevoelt de beer van Rap pard zeer veel om de mogelijkheid van bezuiniging -maar bovenal om den gevangene. Het verblijf in de ge vangenis toch moet niet moordend ziin op de geestkracht, maar meet de geestkracht, den weerstand tegen ver leiding sterken. Daarom moet de ar beid der gevangenen nieuw bezien worden, een nieuw systeem moet wor den ingevoerd, dat de gevangenissen niet meer verblijven van ondergang doet zijn. Wanneer d© gevangenen rijksarbeid verrichten, dan zal dat besparing brengen, maar hot aantal recidivisten ook zal verminderen, ook al omdat degenen, die ark-idsschuw zijn, werken hebben geteerd. De heer Kleerekoper tapte om gemeenzame uitdrukking to gebruiken weer uit een ander vaatje. Hij ging onderzoeken wat de uitwerking is der bezuiniging op rechtspraak en hand having van het recht. Niet Veel goeds vermocht de heer Kleerekoper dan op te merken. Want het eerste ritselen van nieuw leven in de strafrecht spraak de reclasseering ou al wat daarmede samenhangt wordt ge smoord. Daar wordt vee! to veel ge- spaard:ons land keert weer terug naar een strafstelsel dat ala vah oude door bruutheid, sleur, domheid cn misver stand wordt gekenmerkt. Op het ge vangeniswezen wordt te veel gespaard, ae psyehopatenwet kan met worden uitgevoerd, kantongerechten worden opgeheven, de rechtspraak wordt ver eenvoudigd, subsidies aan opvoedings- en tuchtscholen worden ingehouden. Beteekent dit alles niet een aanval op de rechtsgoederen van het volk? - vroeg de heer Kleerekoper. De 'neer Klesrefkoper iltwran- zoor als elk jaar, met een analyse van enkele markante strafzaken van don laatsten tijd, waarin z.i. verschillen de beslissingen genomen zijn, die <ie- zen afgevaardigde bevreemden, waar bij procedures van rechtspraak zijn gevolgd, dio hij als tegen het recht ingaand moest beschouwen. Tegen liet. lioorem vara rnede-beklaagden a getuige opperde de heer Kleereko per voor hem onoverkomelijke be zwaren, maar zeer uitvoerig stond dezelfde afgevaardigde etil bij de bekende Goudsche strafzaak, llij ver wachtte van den minister tor afkeu ring van de handelingen der politio- neele ambtenaren in deze zaak, voor al van die van den Goudschen poli tiecommissaris. Een bijzondere plaats in de bespre kingen nam do heer Oud in, want verwachtte van den minister geen antwoord op zijn vraag, wijl deze niet in de schriftelijke voorbe reiding was aangevoerd. De heer Oud liet bekwame vrijzinnig-demo cratische Kamerlid sprak over de ettelijke regeling van de rechtspo sitie der ambtenaren en wees er op, dat er zoo langzamerhand steeds meer twijfel rijst, aan de wenacheliib- heid van een algemoene regeling der rechtspositie, wees ook op de denk beelden van den heer Van Ketting a Tromp, die veel meer venvacht van het onderling overleg en minder van iiet van bovenaf vastleggen tot in kleinigheden van allerlei arbeidsaan- gelegenheden. Het was de bedoeling des hoeren Oud to vragen of deze aangelegenheid do aandacht, van den minister had, want riet wilde hem 'oorkomen alsof de kwestie van de rechtspositie der ambtenaren die yoorloopig niet in de Kamer aan de orde zal kunnen komen te weinig nog stond in het midden der depar tementale belangstelling. Geloofde de heer Kleerekoper dat ©r te veel, veel to vee' bezuinigd is, heer Van Ravesteijn meende dat nog te weinig bezuinigd is. Er zijn to veel rechtsinstellingen vara den burgerlijken staat". Loopt het groot ste aantal der veldwachters niet leeg, wordt er niet sdhromelijk ver kwist.? Daar ie b.v. de vervolging tegen „do Spelbreker" tijdens de ko ningsfeesten. Te veel justitieele amb tenaren zijn er. Vermindering zou Beker kurmen volgen zeide de cam- munistïedhe 'heer Van Ravesteijn wanneer do celstraf werd afgeschaft, die nog erger Ï3 dan de doodstraf. Veel fiducie 'had do heer Van Ra vesteijn niet in den hu id i gen minis ter vara Justitie; diens oud-testamen- tischen rechtsgdeachten zijn in stri: met de moderne rechtsgevoelen* van heb overgroot© deel van heb volk. En daarvoor zal de minister toch moe ten wijken. Heel erg ontevreden was dezelfde spreker over het feit, dat de acfcualisben rechtspersoonlijk heid voor hunnen bond hebben ver kregen. Aan de caleidoscopische opvolging van onderwerpen voegde ook mevr. Bakker— Nort heit een en ander toe. Allereerst walde znj spoedige herzie ning der huwelijkswetgeving, dara g e z i n s verpleging voor het ver waarloosde kind en daarom geen in houding van steun aan vereen i gin gen, die crp dit gebied heel veel heb- ben gedanra en doen. En ton derde a olititje 'de vrouwelijke afgevaardig de vara de vrijzinnig-democratische partij meer publicatie van onder cu re teele^plaatsing, wegens verkwis ting, zeer gewensöht, want de Staats courant leest niemand. Omdat te weinig gepubliceerd wordt, lijden ve le goede menschen schade, maar zonder noodzaak. De heer Jan ter Laan vroeg de aan dacht van den minister voor een prac tised onfceigeningsgeval uit Rotter dam. En daarna achtte hij het ver keerd, dat de loterij-wet in al haar scherpte wordt toegepast op de zoo onschuldige koekverlotingen in het Zuiden des lands, die tot de histori sche volksgewoonten behooren en on schuldige volksvermaken daarenboven zijn. Bij den aanvang der discussie over Justitie had de voorzitter den spreek tijd bij de algemeens beschouwingen gerantsoeneerd op een half uur. Die tijd bleek voor den heer Kleerekoper te kort en daarna heeft de heer Duijs yoortgesponnen aan den draad, dien de heer Kleerekoper was begonnen, maar door tijdsgebrek moest laten glippende Goudsche strafzaak. In den breede heeft de heer Duijs uiteen gezet hoezeer naar zijn zienswijze, de commissaris van politie te Gouda gerechtelijk moet worden vervolgd we gens zijn houding voor de. rechtbank, in ieder geval moet worden ontsla gen. Moet, worden ontslagen, wan neer de huidige minister van Justitie althans nog aaraspraak wil maken op den titel van minister van Justitie Hij meende voorts, dat de heer Heemskerk met opzet in de schrifte lijke stukken, een ingaan op de wer kelijke toedracht der zaak, heeft ver meden. Een rustiger onderwerp besprak de heer van Schaick die aanvankelijk moeilijk te volgen was, omdat er nog wat luid-op nagepraat werd tusschen Vrijheidsbondcrs en den beer Duys, dewelke nog al boos geworden was over een interruptie van den heer Dressclhuijs, die den heer Duys de magogie verweet. De heer van Schaick wenschte, om de urger" van het, vraagstuk, het, wetboek van bur gerlijke rechtsvordering spoedig een feit geworden. Wijziging in het pro cesrecht achtte dj heer van Schaick alleszins geboden. Ook wilde de heer van Schaik de competentie der kantonrechters uit breiden tot zaken boven f200 b.v. tot f 500. Vanzelfsprekend besprak de heer Beumer die onderwerpen, waar de vrouw in het midden stond. Scherp gispte hij de uitdrukking in het vnor- ioopig vorsiag, waarbij wijziging van de huwelijkswetten werd voorge steld voor mannen die zich misdra gen. Maar vroeg deze anti-revolu- tionaire spreker kunnen de vrou wen zich niet misdragen? De heer Beumer adviseerde voorts tot overleg van den minister van Justitie roet zijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken om een aan schrijving tot de gemeenten te doen uitgaan, opdat de gemeentelijke poli tie zorge voor orde en veiligheid, zM dat het voorkomen worde dat een hor de uittrekt om menschen, die werken willen bij staking, het werk onmoge lijk te maken. En toe te zien, dat ar beiders niet bevreesd behoeven te ziin voor het afleggen van juiste ver klaringen, omdat zij vreezen voor handtastelijke wraakmaatregelen tij dens de uitoefening van hun arbeid. Ten slotte vroeg de heer Beumer of spoedig 'het advies der commissie- Limburg is te wachten betreffende do adoptie-kwestie. Thans van meer dan gewoon belang, wijl vele vreem de kinderen in vele huisgezinnen wor den opgenomen. Met den eersten spreker van den dag was de voor-laatste woordvoer der 't volmaakt eensde heer v. Sasse Ysselt stemde volkomen in met den heer "Van Dijk, dat een nieuwe regeling van het vennootschapsrecht alleszins geboden is. In dit verband bracht de heer Van Sasse van Ys selt ook t-er sprake, dat do accoun tant van de Bossche Hanzebank twee balansen fabriceerde, één voor de commissarissen en één voor het pu bliek. Dat zeide de voorzitter van do rechtbank te 's Hertogenbosch moest niet mogelijk kunnen zijn. Voorts vroeg hij rijkstoezicht op Spaarbanken. Inderdaad een ernsti- 0 zaak. Do laatst© eprokor van den middag mar nog niet die van het sprefcerslijstjc hij Justitie was de heer Scheurer, die arematio in strijd acht met, de wet doodstraf bepleitte, maar miet gelijk do minister voot zeer enkele geval len. Avondzitting. Waterraaf. Bij Waterstaat hetzelfde procédé: vraag 1 vraag, over verschillende provinciale, stedelijke en dorpsche belangen. Wij kiezen daaruit die, welke voor cmee lezers van het meeste belang zijn. Vraag na vraag bij do afdeolingen van de WaterstaatsbegTooting. En bij do ar tikelen. Want algemeene beschouwingen werden, behouden© een opmerking van formeelen aard van den heer Bongaerts, niet gehouden. INCEZONDEM MEDEDEELINCEN a eo Cts. por regel. Men koopt een Trefferbiljet bij de advert.bur., boekhandel, de kiosken of onze agenten a 2.— waardoor de advertentie is be taald. Op het biljet wordt de adv. geschreven en aan ons op gezonden. Agent voor Haarlem: Fa, A, Verrat,WMoessfr, 10 De artikelen. De oppositie begon reeds -bij artikel 1. Drie leden van <J-" Kamer tegelijk leden van de bosurnigingscommissio de he eren Oud, de Mora té Verloren en Fruijtier hadden een amendement van principieel© heteci.enis. Zij wilden niet doen toestaan, da', een referendaris, ohef van de afdeeling Scheepvaart, tot admi nistrateur zou worden benoemd. Zij wilden dat niet om de kosten aam die ramgsver» hooging verbonden, zij wilden dat ook niet omdat er 'n meiging bestaat aan alle departemcn'.en om het aantal afdeelingen «leeds te vermeerderen, zij wilden dat voorts niet, omdat de administrateursramg een uitzondering moet blijven, ook al om dat bij andere de drang naar een hoo- geren titel gaat ontslaan en ten slotte omdat het hier een principieel© beslis sing gold, die voor andere departemen ten richting gevende zijn zou. De minister verdedigde zijn voorstel me£ te betoogera, dat de betrokken ambtenaar rangsverhooging allesairas verdiende en dat die ambtenaar in de tweede plaats reeds ten vorigen jare rangsverhooging zou hebben moeten doormaken, doch dat toen in overleg met dera minister va® Financiën die verhooging tot do begroo- ting vara 15)34 is uitgesteld gewoTdeai. Voorts zeide de minister het desbetref fende rapport der Bezuinigingscommissie, dat mog niet verscheen, te wille® afwach ten en dat hij daarna tot overleg met de Bezuiraigimgseommïesie bereid was. De heer Oud echter was niet bereid tot intrekking van het amendement, tenzij de minister den betreffenden post zou te rugnemen, om later bij suppletoire be- grooting do rangsverhooging aan te vra gen, opdat de Kamer er opnieuw over zou kunnen oordeelen. Do minister raam den post toen terug, om die «e doen" terugkeeren bij suppletoire begrooiing. De bezuiraïgingseommiesie was, is en blijft actief. Bij do a'igemeene beschouwingen over de afdeeling „Waterstaat" van de water- slaatsbegrooiing heeft de heer Krijger als eerste eprc-ker hem volgde de heer Bon gaerts over hetzelfde onderwerp er op aangedrongen om bij reorganisatie van den w&tersiiialsdienat, waarvoor enkeie weken geieden een commissie is ingesteld ge worden, het rapport dier commissie niet alleen te onderwerpen aan het oordeel va® de hoofdingenieurs, maar ook aaa de technische ambtenaren en de ingenieurs, kortom aan de ambtenaren, die midden in den practischera dienst staan. Een dankbaar onderwerp vara bezuini ging zag de heer Krijger in die reorgani satie, omdat door de indeeling in direc ties, arrondissementen eic. van thans heel veel dubbel werk wordt gedaan. Voorts bepleitte dezelfde spreker de ingenieurs aan werkelijke ingenieurswerken te zet- veel meer gebruik te maken van do goedkoopere krachten der middelbare technici. Ten slotte bepleitte hij goede zorgen voor de rijkswegen. Vee! van wat de heer Krijger had opge merkt ondersteunde de heer Bongaerts. maar hij was over de uitwerking der com missoriale werkzaamheid vee! sceptischer Ook hij klaagde, klaagde ernstig over langdurigheid van studie ter departemen- voor tot decisie wordt gekomen, over het omslachtige werken daar, etc. Gede monstreerd werd dit door den heer Bon gaerts, met zijn klacht over den weinigen voortgang, die de plannen voor Dommel en A, hebben. Ook de heer Fleskena klaagde in deze materie. De hecren Bongaerts en van Sasse van (Jsselt bepleitten verbetering van den toestand bij de Beersche Maas, <le heer va® Voorst tot Voorst kanaliseering van de Dinkel. Over de ontwatering sprak ook de heer Ebels. Een andere kwestie sneed de heer niem- ra aan: hij wilde de iminimum-looraea i den maximum-arbeidstijd in de bestek ken blijvend opgenomen zien. De minis- is afgeweken van die oude methode, omdat hij de loonbepaling niet wilde be- Feuilleton Uit het Engelse h van BARONES ORCZY. (Nadruk verboden). 41) T< rwijl Marguérite den brief las, was Bertr.and op do bank neergezon ken en had het hoofd in de handen verborgen. Marguérite legde zachtjes haar hand op zijn schouder. „Wat tont u van plan Ie doen vroeg zc, „cn waarmee kan ik u hel pen?" „Met uw raad, Miledy. Ik ben zoo hulpeloos en bezit geen enkelen vriend. Toen ik den brief las, wist ik eerst niet, wat ik beginnen zou. Ré- gino was natuurlijk reeds met do dili gence naar Dover vertrokken, voor ilc den brief in handen kreeg Ik zou van u gaarne hooren, op welke wijze ik nu het. vlugst Dover bereiken kan. Als ik bijtijds ie Dover kom, zou ik haar wel weten o\er to halen, haar plan op te geven. Zii heeft mij zoo lief. Als zij en Jacques in Parijs komen, zijn zij verloren. Help mij, om 's hemels wil, help ons allen!" „En u denkt, dat u, als u Régine nor in Dover (rof, haar van haar plan zou kunne.n afbrengen, Monsieur Mon- crif?" ..Daarvan ben ik overtuigd. U zoudt echter nor meer invloed op haar heb ben. denk ik". „Maar d© jongen, Jacques?" „Die is nog maar een kind en u zou liii zeker gehoorznm»n. De gelienIe fa milie aanbidt n. 7M weten, w»t zii u verschuldigd zün Jerques he"ft er na tuurlijk niet ann gedacht, dat dit zijn modder het hart zou breken. Als u Marguérite stond op. „Welnu", zsi ze, „aan zullen we gaan zien, wat we ni-'t ons beiden kunnen uitrichten", Rertvnnde gelaat straalde van blnd- schan. „Meent, u het. Milady? Wilt u waar lijk mot, mij meegaan?" Marguérite glimloehte. ...Ta", zei ze. „Ik zal u helpora. Mlin rijtuicr staat klaar. Wij kunnen dus rlad-dijk vertrekken. Te. Maidstone eu Ashford kunnen we van paarden wis selen en gemakkelijk nog vóór do di ligence Dover bereiken. In irdor geval ben ik in Dover zeer goed bckerad en zal, mochten wij er iets later ziin, ge makkelijk de vluchtelingen daar we ten op te sporen". ,,L' bent een engel, Miladv", sta melde Bertrand als overstelpt van dankbaarheid. „Kom, laat ons geen tijd verliezen", zei Marguérite. Bertrand had geen hoed op. en zb'n klecding was ook niet. be©nald gesoig neerd, maar dergelijke kleinigheden kwamen er op een oogenblik als dit minder op aan. Marguérite's dienstpersoneel was niet verbaasd over haar plotseling op gekomen plan, om naar Dover te gaii.'i, Het gebeurde wel meer. dat hun meesteres onverwachts naar Dover of Bath vertrok. Het, rijtuig stond reeds voor. De ka meniers pakten snel den koffer, Lady Blakcraey verwisselde haar japon voor eaa donker reiskleed en binnen een half uur vertrok zij met Bertrand Mon erif naast zich. Bertrand Moncrif zat in gedachten verzonken cn zei niets, terwijl de koets snel voortreed, cn Marguérite, die ook genoeg had, om over to denkeu. voel de geen behoeft©, een gesprek met hem te beginnen. Zij had medelüdcn met don jongen man, die, behalve door den angst, dien hij uitstond, waarschijn lijk ook door zelfverwijt gekweld werd Was deze catastrophe niet gedeeltelijk te wijten aan zijn veronachtzamen van Régine en haar familie? Ziira koelheid en blijkbare onverschilligheid hadden Régine veel verdriet gedaan en haar er misschien des te eerder toegebracht, zich voor haar broer te willen opoffe ren. Mot Jacques had Marguérite geen medelijden, maar zooveel ie meer mot Régine, die in haar jonge leven reeds zooveel leed gehad had. Régine aanbad Bertrand Moncrif en verafgoodde haar moeder, haar broe der en haar zuster, die allen op haar steunden en ten allen tijde met hun bezwaren tot haar kwamen, maar op hun beurt nooit iets voor haar Opof ferden. De gebeele familie de Serval boe- zemde Marguérite belangstelling in. omdat haar Percy tenville van hem zijn leven gewaagd had, maar het was ook terwillo van Sir Percy en zichzelf, dat zij hun te hulp kwam, want slaag den de twee jonge lieden er in, hun onzinnig plan tc-n uitvoer te brengen, zou het dan niet de Roode Pimpernel zijn, dio weer alles op het spel zou zetten, om hen opnieuw te redden? To Farningham gebruikten Lady Blakeney en Bertrand de lunch en om drie uur bereikten zij Maidstone. Hier stuurde Lady Blakeney baar eigen be dienden terug en voorzag zich van postpaarden, die haar tot Ashford brachten. Te Ashford werd er weer van paarden gewisseld en daar hoor de Marguérite, dat de diligence hun slechts negen of tien mijlen voor was. Er bestond nu alle kans. dat zii vóór den avond Dover zouden bereiken en daar de vluchtelingen zouden kunnen afwachten. Alles ging dus naar wensch. Ber trand werd opgewekter en spraakza mer. Hij vertelde van zijn plannen, zijn liefde voor Régine en haar fami lie. maar zijn slem werd steeds zach ter en eentoniger. Marguérite begon slaperig te worden. Met was warm in uo koets, en zij had den vorigen nacht niet te best geslapen. Het was haar. alsof haar oogleden zwaar werden en alsof een zachle, bedwelmende geur naar haar opsteeg. Moncrif praatte nog steeds voort. Marguérite sloot de oogen en leunde met het hoofd in de kussens. Toen schrikte zij opeens wakker, doordat een hand tegen haar mand werd gedrukt. Zij zag. hoe Bertrand met doodsbleek gelaat zich over haar heenboog. Daarop werd haar een wol len shawl stijf om het hoofd gewik keld, zoodat zii nauwelijks kon adem halen en werden haar handen en ar men te zamen gebonden. Alles was zoo snel in zijn werk ge gaan. dat Marguérite eerst dacht, dat het slechts een booze droom was. Haar gedachten waren verward, en do zoete, bedwelmende geur benam haar bijna het bewustzijn. Zij vroew zich af. wat Bertrand met haar kon voor heb ben. Op zijn gelaat had zij een uitdruk king gelezen, die meer van vrees dan van haat sprak, maar zii was te veel versuft geweest, om zich tegen iets to verzetten. Even later wiero Bertrand het raampje van het, portier open en nep tegen den koetsier: „Mevrouw is flauw gevallen. Riid 7.00 snel. als je kunt. naar dat witte huis met de groene blinden rechte va® den weg. Er staat een groote taxis b;i hefc hek". Het antwoord van den koetsier kon Marguérite niet hooren. maar wel het klappen van den zweep. Het r 'tuig reed nu pijlsnel voort. Weer werd zij door dien bedwelmenden geur bevan gen. Het was haar, alsof zij in een Die pen afgrond wegzonk, en daarna her innerde zij zioh nieta meer. Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1924 | | pagina 5