Van het Politieke Tournooiveid
deIgIWerToving
HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
FLITSEN
VRIJDAG 13 JUNI 1924
TWEEDE BLAD
No. 3329
Amerika en Japan
Japan tot Amerika: Je
wilt mijn menschen niet meer toela
ten Wat let me of ik
Amerika.; Oi ie doet niet«
De nieuwe immigratiewet, dio in
'Amerika een einde maakt aan de ves
tiging van nog meer Japanner- dan er
al zijn, heelt in Japan natuurlijk ver
ontwaardiging opgewekt. Het Üoster-
sche ra# is lier en voelt zich in zijn
waardigheid gekreukt geen wonder,
daar hot besluit niet anders uitgelegd
kan worden dan als een uitspraak
,,wij wensohen uw volk niet langer in
ons land toe te laten".
l>at te gehjker tijd ook de immigra
tie van wcstcrn-he volken beperkt
is, kan de pijn van de wond wc! ver
zachten, maar die niet genezen. Ook
do Nederlanders, overigens als nieuwe
bewoners gewoonlijk overal welkom,
laten de Staten slechts in gering aan
tal toe, maar dit is nog heel iets an
ders, dan de motie van wantrouwen,
die er in volslagen weigering opgeslo
ten ligt. Verschillende redenen moe
ten daartoe geleid hebben in dc eer
ste plaats, dat Oosterlingen zich zeer
moeilijk aanpassen in hun nieuwe va
derland. Bij dc volkeren is die eigen
schap zeer verschillend: Duit-
schers, hoe gehecht zij ook blijven
aan hun geboorteland, sluiten zich
toch vrij spoedig aan, nemen zeden
en hun gewoonten van het nieuwe land
over en zijn in het tweede, zeker in
het derde geslacht daarmee veelal ge
heel samengesmolten. Diezelfde ei
genschap bezit de Nederlandsche emi
grant. De Italiaan daarentegen, of
schoon hij vrij gemakkelijk tot ver
huizing komt, verliest nimmer patri a
uit het oog: ah het maar «enigszins
mogelijk ij, maakt hij van zijn verblijf
in Amerika alleen gebruik om er geld
te verdienen en zoo spoedig mogelijk
aan de oevers van Arno en Tiber te
rug te keeren.
Dc Japanner gaat nimmer op in het
nieuwe volk, waarmee hij samenwoont
hij is immers niet alleen van een ander
volk, maar ook van een ander ras cn
juist, deze omstandigheid moet tot het
besluit van den Amenkaanschen Se
naat geleid lïebben. Di- Vercenigdo
Staten hebben te maken met de qtieej-
tie van de kleur, zij beschouwen het
samenwonen met de negers ah een
niet op te lossen probleem en wen
schen het aantal gekleurde medebe
woner* niet onbeperkt uit te breiden.
Sommige lieden nemen hun dat kwa
lijk. maar vergeten dat Amerika bet
recht beeft daar bezwaar tegen te
maken natuurlijk seldt het hier niet
alleen do tp zichzelf «enigszins kinder
achtige quaes'ie van huidskleur,
maar wel degeliik nok het feit, dat
achter die huid geheel andere op
vattingen en inzichten, een totaal ver
schillende wereldbeschouwing verbor
gen liggen.
Voor d„ gei.- rassen komt daarbij
nog een politieke overweging. Het
beeld van het paard van Troje i* hier
volkomen toepasselijk. Zoolang Japan
in rijn streven near isolement bleef,
maakten de Amerikanen zich over de
onmiddellijke nabuurschap van den
Jaranner geen zorg: de laatste tien
tallen jaren hebben hem zelf evenwel
toegankelijk gemaakt voor vreemde
volkeren, maar hem tegelijk het ver-
Inneen bijgebracht, zieh met hen to
meten. De oorlog met Rusland, dto
hem de overwinning bracht, beeft, hem
tevens in zijn eigen oog verbazend
doen stijgen. Hij is een toon gaan voe
ren en ziin geweldige liefde voor het
vaderland maakt hem tot een onver
moeid soldaat, tot iedere opoffering
bereid. Ook die van zijn leven. Hij
vindt het leven vnn een ander van
geringe waarde, ook zijn eigen leven,
wanneer dat tot heil van den Ja-
panschcn staat kan dienen. Te land
en ter zee weet hij met. fanatieke
geestdrift, te vechten, waarschijnlijk is
hij zelfs beter zeeman dan de Ameri
kaan. Zou deze dan lijdelijk toezien,
dat Japan zijn teveel aan menscheu
bij duizenden en honderdduizenden
in de Vereenigde Staten overgiet! Als
het ooit in de Stille Zuidzee tot een
conflict mocht komen, zouden de Ame
rikanen niet alleen oorlog moeten
voeren naar buiten, mair ook naar
binnen, dat wil zeggen de massaas
der gelen in het eigen land onschade-
lijk moeten maken.
Menschen die de ethische richting in
het onderling verkeer der rassen zijn
toegedaan, de gelijke rechten van
blank, zwart en geel en die den vrede
wenschen onder allen, verliezen wel
eens te veel uit liet oog, dat allen
daartoe dan ook bereid moeten zijn,
omdat een minderheid die er anders
over denkt, deze waarlijk sc-hoone ge
dachte te niet zou kunnen doen, Is
men er wol zoo zeker van, dat bijvoor
beeld de Japanner over dien algemee-
nen vrede dezelfde denkbeelden koes
tert als de Europeaan, als de Ameri
kaan, die in den Volkerenbond de op
lossing van het vraagstuk der onder
linge verhouding zien I
Nog maar heel kort geleden heeft
Japan zijn havens en poorten voor den
vreemdeling opengezet. Nog geen
eeuw geleden, pa« ln 1654. gingen zij
daartoe tractaten a.. met Amerika en
Westersche mogendheden en dat ge
schiedde nog onvrijwillig, onder den
drang der vreemde oorlogsschepen.
Japan is dus nog niet zoover als de
anderen, het heeft nog niet leered in
zien, dat dc overhcersching door den
oorlog nooit de ware oplossing kan
zijnde les, dat elke oorlog
verlies beteekent ook voor den
overwinnaar, moet het nog leo-
ren. Aan den laatsten groo-
ten krijg die daarvan opnieuw en uit
drukkelijker dan ooit te voren, het
bewijs leverde, heeft het practisch
gesproken niet meegedaande mo
gendheden stelden Japan alleen aan
als bewaker van Kiautschau, dat het
daarna in ruil voor zijn goede dien
sten behouden mocht. Zoo staat het
land met beide voelen nog op dc
basis der oude gedachte, van macht
hoven recht cn er zal tijd noodig zijn,
misschien ook wel een harde afstraf
fing, vóórdat het tot juister opvattin
gen gekomen is. O^recnkomsten tus-
schen ongelijksoortige opvattingen
kunnen dan ook nooit op ie's anders
<lan teleurstelling eindigen.
Natuurlijk hebben ook de economi
sche omstandigheden bij het besluit
tot wering der Japanners in Amerika
liet hunne bijgedragen. Wel zijn de
toestanden in de YYrcenigde Staten
veel beter, dan die in Europa, maar
men kent er ook de werkloosheid en
heeft geen lust, die onbeperkt te ver-
grooten en daarmee het onderhoud op
zich to nemen van een lieirleger werk-
loozen van andere nationaliteit. F.r
ia. dat bedenke men -vel een groot
verschil tusschen den Noderlandschon
en den Japan when emigrant: de eer
ste gaat in bijna allo gevallen ais
landbouwer over zee. do laatsto (aan
vankelijk uitsluitend lnndbewcrlor)
heeft zich tnot de haast, die het Ja
pansche volk aan den daz legde om
zijn achterstand in te halen, op do
industrie toegelogd en hoop' daarbij
in zijn tweodc vaderland werk tc vin
den.
In de nijverheid heeft men hem
evenwel niet noodig. Integendeel, hij
bezit, evenals He inlander^ in do Ne
derlandsche koloniën, eigenaardige
npvot'inRen die hem daarvoor, naar
Nederlandsche en veel meer nog naar
Amerikaonsche opvattingen, onge
schikt maken. Van Kol. dien hot zeker
niet ontbreek» ann genegenheid voor
den arbeider in het algemeen laat
zich on bladzijde 230 van rijn Rapport
ov>r de ontwikkeling van do groot
industrie in Japan (deel R over den
Japan*eh<*n ar beide-, op gezn- van
Dtimolnrds werk: ,.le Japon nolitfque.
economique et soeial". nldtia u":
„Breekt de werkman eon gereed-
•chap, scheurt h;< ren s'nk weefsel,
bederft hij door «'ordigheid een ma
chine, zoo laa' Hit hem volkomen
kond. Hii 7.e. 1 het u lachende toonen
en on rechtmatige opmerkingen ant
woorden met een: ..«hikata ga nai".
d.i. ,.er \va« niets aan te doen". Niet.
denkende an-.i den dag van morgen,
slechts weinig behoeften kennende, is
hij tevreden, wanneer daarin is voor
zien en zoo leiden hoogero loonen tof
kortoren arbeid. Wanneer hO van
zijn loon de belastingen kan betalen,
is een zijner voornaamste wenschen.
vervuld cn een krachtige prikkel tot
werken weggenomen. Afkeerig van
discipline, werkt in Japan de arbei
der. wanneer hij daarin lust heeft,
blijven soms 20 procent hunner weg
van dg fabriek en nemen zij vrije da
gen uaar keuze, om bij een scherpe
reprimande alles in deu stoek te la
ten".
Dit laatste is ontleend aan het ,,Mo-
natschrift für den Orient" en nu weet
ik wel, dat do heer van Kol deze te
kortkomingen niet aan den arbeider
zelf verwijt, wel aan onvoldoend vak-
onderricht en slecht geregeld leerling
wezen, maar voor d© beoordeel ing
van Amerikannsch standpunt maakt
dit natuurlijk geen verschil; de Ame
rikaan kent liem zoo en wenscht
hem niet in drommen naar Amerika.
Een Arherikaansch schrijver (Heberj
verzekert, dat de Japansche arbeider
niet een derde gedeelte tot stand
brengt van wat zijn Amerikaansche
Collega doet. Men heeft hem dus in
de Vereenigde Staten niet noodig.
Toch is ieder conflict tusschen de
twee rijken ook voor Nederland van
belang, omdat onze koloniën van bei
de de naaste buren zijn. Moeten wij
voor erger vreezen, dan de protest
nota, die de Japansche Regeering
naar Washington zond? Het schijnt
van niet. Men zoekt al naar pleisters
op de wond en geeft een goedkoop
démenti aan het besluit van den Se
naat, door te verzekeren dat particu
liere organisaties, Kamera van koop
handel en dergelijke, het met de ver
bodsbepaling volstrekt niet eens zijn
Of dit eenige waarde heeft, kunnen
wij van hier uit niet beoordeelen. Is
do Japanner daar tevreden mee. des
te beter. Hij behoeft ook niet te we
ten, dat men hem wegens ziin ka
rakter in Amerika niet te best mag
lijden en evenals in onzen archipel,
den Chinees boven hem verkiest.
Wanneer er nog een bewijs noodig
was yan de zonderlinge opvattingen,
waarin de Japanners (zelfp de besten
van het volk) nog verward zitten, dan
hebben de gevallen van harakiri, na
melijk dat menschen die rechtstreeks
met de zaak niets te maken hadden,
zich uit toorn en spijt den buik open
sneden om aldus door het offer van
hun leven er de aandacht op to ves
tigen, dat geleverd. Misschien zijn er
menschen, die zulk cén offervaardig
heid bewonderen; naar het mij voor
komt, is dezo vertooning een bloedige
barbnarschlteid, die óns alleen een te
kort aantoont in de geschiktheid om
met beschaafde volkeren op één lijn
te etnon.
Het Japansche volk komt achter de
anderen aan. Mogeliik haalt, het lien
in. On dit oogenblik is hét zoover
nog niet.
J. C. P.
Dit de Omstreken
VELSEN
RAADSAGENDA.
Voor de openbare vergadering van
den raad op Dinsdag 17 Juni 1924, des
namiddags ie 7 uur ten gemeentehuize,
is de volgende agenda samengesteld t
1. Ingekomen stukken en mededeelio-
gen,
2. Grondoverdracht voor wegverbree-
ding.
3. Verroek van liet bestuur der veree-
nigiftg tot oprichting en instandhou
ding van scholen voor lager en meer uit
gebreid lager onderwijs, gevestigd te
Velsen, om de benoodigde ge|den uit
de gemeentekas te verstrekken voor de
stichting van eene Bijzondere lagere
school in de omgeving van de laatstge-
bouwde 50 woningen der woningbouw-
vereeniging „Velsen".
4. Bijdrage aan de gemeente Haarlem
voor den cursus ter opleiding van on-
derwiirers voor de hoofdakte.
5. Vaststelling der vergoeding aan de
bijrondere schoolbesturen voor boven
tallige leerkrachten over 1922.
6. Verroek van dc schoolvereeniging
„Uw Koninkrijk Korne" te Wijkeroog,
om subsidie voor een eventueel op te
richten bewaarschool.
7. Wijziging en vaststelling-opnieuw
der begrooting van de nijverheidsavond-
sch'nnl voor ambachtslieden dienst 1924.
8. Financieele besluiten.
9. Goedkeuring der 3e suppletoire be
grooting van het Schaalarmbestuur,
dienst 1923.
10. Intrekking van het raadsbesluit
van 18 Maart 1924, no. 8, tot wijriging
der verordening op den keuringsdienst
van vee en vleesch, in verband met da
Vleescbkeuringswet 1919, Staatsblad
No. 524.
u. Vaststelling van de 2e suppletoire
begrootingen van het gasbedrijf en de
waterleiding, dienst 1923.
12. Vaststelling van de balansen en
verlies- en winstrekeningen van die be
drijven per 31 December 1923.
13. Vaststelling van den gasprijs voor
het tijdvak van 1 Juni t924—1 Juni
IQZS'
14. Goedkeuring van te sluiten over
eenkomsten inzake waterlevering aan
Industrieën.
15. Benoeming van a. een onderwij
zeres aan de openbare lagere school G
te Wijkeroogb. twee leden der com
missie van advies voor fte werkloosheids
verzekering.
16. Vaststelling van pensioensgrond
slagen.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD
JAS OF GEEN JAS
Nou, dag vrouw, het is hoog j neen, ik heb mijn jas niet I ach nonsens, geen kwestie
tijd ik moet naar den trein vergeten, het is te warm voor van kouvatten, het is heerlijk.
een jas I weer
die jas is zoo zwaar, ik smelt I voel zelf maar eens hoe zacht I Janeen kwam zoo juist zonder
erin en dan vat ik zeker kou het vandaag is en bovendien jas voorbij en je weet hoe
1 die is
heb nu heusch geen tijd meer,
maak je maar niet bezorgd
gelooft dat er maar weinig
mannen zijn, die zoo met hun
vrouw weten om te springen
ontmoet o,p den hoek een ijzi-
gen .oostenwind en vraagt
zich af, of hij zijn jas nog zal
gaan halen of niet*
Nadruk verbodeii .T
TWEEDE KAMER
Jhr. Lohman f herdacht De Poenale
Sanctie De meerderheidsconclusies
aanvaard Ruilverkaveling.
Stiller d«o gewoonlijk, wanneer pen af
gestorven lid van de Kamer wordt her
dacht, was liet, «oen gisteren do Kamer
voorzitter zijn sobere, maar treffende
woorden sprak tot herdenking van dein
overleden oud-volksvertegenwoordiger, mi
nister van Staa«, Jhr. Mr. A. I'. de Savor-
nin Lobman.
Mr. Kooien herinnerde aan den langen
tijd, gedurende welken Mr. lobman Ka
merlid geweest ie; hij behoorde tot hen,
die een e«empel op het aspect der Kamer
hebben gedrukt, de Kamer van do laatste
25 jaren. Lohman was een aristocraat van
geboorte, ook van karakter. Bij do discus
sies dwong hij tot luisteren naar eijn
inzicht om zijn gr0ore kennis, zijn over
tuiging en zijn onkreukbaarheid. Op het
punt der beginselen wist hij van geen
wijken, hoe plooibaar hij anders ook war-.
Lohman aldus de voorzitter laat den
indruk na van plichtsgetrouwheid en van
onkreukbaarheid.
Namens do rogeering «prak do minister
president, Jhr. Ruijs de Bcerenbrouck, het
leedwezen uit om het verscheiden -van Jhr.
Lohman. Hij herinnerde er aan. dat de
overleden zniniMer ram Siaatt de laatste
was van het driemanschap Kuijper—Lob
manSchaapman. Van dit drietal trok
Lohman zoozeer «au door zijn Jcafaktcr,
en door zijn onkreukbaarheid en door zijn
scherpzinnigheid. Hij trok aan, door de
overgegeven wijze, waarop hij verdedigd»,
wat hij waard keurde verdedigd tc worden.
Hij verdedigde met moed en met inzicht
en sla 't noodig was -- met hartstocht,
niet uil gebrek aan zelfbchecrsching. maar
uit don drang van zijn edel oprecht go-
moed.
Door Lobman'» overlijden, lijdt het va
derland een groot verlies zoo waren
des ministers slotwoorden.
Staando hoorde de Kamer de beide re
devoeringen aan.
r.ven nog stilte.
Dan hadden de gewone werkzaamheden
wcor voortgaing.
De poonaio 6anctic.
Do minister moest het onderwerp nog
belichten.
Do heer de Graaf wees er op, dat er
op de nakoming van do arbeidscontracten
van de koelieordonnantiën, eoowel bepa
lingen zijn gesteld, die lasten aan de werk
nemers opleggen, als aan do werkgevers.
Vanzelfsprekend echijnt het den minis
ter, dat er in de bepalingen humanitaire
maatregelen opgenomen zijn. Ter betere
doorvoering. De minister wilde de oogen
van de Kamer ervoor openen, dat
alleen in onze koloniën, maar overal elders
de poenale sanctie voorkomt, dus noodig
schijnt te -zijn, voor een goede ontwikke
ling. van bezittingen.
Slavernij, verkapt of niet kón de minis,
ter in de veel omstreden bepalingen der
koolieordpnnantie niet zien. Ook zonder
poenale sanctie zal wel het een en ander
gebeuren, dat minder wenschelijk is,
men misbruik noemen kan. Wat de n
derheid van de Kamercommissie heeft
gewensoht iai haar conclusies, om vi
tering te brengen, in- wat thans nog
keerd is, dat zal de minister gaarne
wegen, dat «al de minister ter kennisee
van de Indische regeering brengen. Op de
discussies in de Tweede Kamer wacht de
nadere vaststelling van de koelieordon
nantie: men wil rekening houden met het
geen Ln dc Kamer besproken werd. Vooral
zal do heer de Graaft rekening doen hou-
/len met de wenschen der eommi«sie, die
do gevaren van het ronselen willen legen-
De minister Verdedigde de poenale sanc
tie om het algemeen belang. Afschaffing
thans reeds de heer Schaper bleef daar
op in de repliek zeer sterk aandringen
noemde de minister niet anders, dan ale
een middel om direct het economisch le
ven to ontwrichten in de buitengewesten.
Ook de minister sou de poenale sanctie
niet gaarne langer gehandhaafd zien, dan
noodig ie. Wanneer het oogenblik daar
om lot afschaffing over te gaan T Wi
daarop antwoorden kan.is een pro
feet van waarde merkte de minister van
koloniën op.
Hoe meer de bevolking zich vestigt,
uit Java in de buitenbezittingen, hoe groo-
ter de kans wordt, dat tot geleidelijke af
schaffing van do poenale sanctie zal kun
nen gekomen worden.
Ten sterkste protesteerde de minister te
gen de vooretelline, alsof den heer Fock
aan ethische gevoelens zou mangelen.
De minister bracht hulde aan de Kamer
commissie voor haren arbeid. Terecht ken
de de commissie grooie beteekenis toe aan
de kolonisatie-pogingen. Déze moeten
veel mogelijk worden bevorderd wat
de» ministers zeer sterke overtuiging.
Ten slotte zegde de minister toe, dat hij
de comclusstes ter kenwisse der Indische
regeering brengen «al, opdat daarmede
zoo breed mogelijk bij de herziening van
de koelie-ordonnantie zal kunnen wor.
den rekening gehouden.
Replieken werden nog gehouden wij
ezen reeds op de woorden des hc-erea
Schaper. Deze wilde direct afschaffing vain
de poenale sanctie, in, ieder geval binnen
vijf jaar. Dat achtte de heer Schaper eeri
eieoh van christelijk beginsel. Maar de
heer Marchant zeide, dat de minderheids-
conclusie er wel mooier uitzag, maar men
komt verder -met de meexdefheidscanclu-
sie. Afschaffing op eens is niet mogelijk.
Practisch resultaat kan de minderheids-
conclusie niet hebben. Doch wanneer de
heer Marchant zou stemmen -vóór de
meerderheidsconclusie, dan maakte hij
zich daarbij geheel los van de uitspraken
als die van den heer Gerritsen. Hij zou
stemmen alleen volgens dein inhoud der
conclusies, omdat hij ji®' met den heer
Lovink zoo volkomen eens was ook de
heer Lovink repliceerde -dat hoe eer, hoe
liever de poenale sinetie moet worden
afgeschaft. Do heer Marchant verklaarde
zich vóór de meerderheidscanclusie, maar
gewijzigd volgens.hel amendement-Scheu-
rer (vandaag ingediend) dat behalve de
herziening elke vtjf jaar van de ordon
nantie (waarvan ook de minister het
goede moest waardc-eren) wilde, dat in dB
conclusies met zooveel woorden als be
doeling dier herziening wordt uitgespro
ken de noodzakelijkheid van de geleide
lijke afschaffing. De commissie-voorzit
ter, de heer van Rijckevorsel, geloofde dat
het amendement niet noodig was, omdat
het geheel met de gedachtcngaitg der
commissie overeenstemt, geheel tot uit
drukking is gekomen im het rapport der
commissie als leidinggevende gedachte.
Bezwaar tegen het amendement had de
heer van Rijckevorsel overigens niet. De
heer Fabcr beval het echter aan, als mo
gelijkheid tot juiste weergave van de de
batten. De heer Dresselhuijs waarschuwde
tegen de mogelijkheid van gedachtevor
ming alsof de Kamer voor directe afschaf
fing «ou zijn. Die mogelijkheid bestond
echter <niet omdat de minderheidsconciu-
sies, mede in stemming gebracht, verwor
pen werden met 50—19 stemmen. Alleen da
sociaal-democraten stemden voor, met den
communistïschen heer van Ravesteiju.
Nadat de minister nog had opgemerkt, dat
de minderheidsconelusies praematuur wa
ren. tet mislukking van te voren, reeds
gedoemd.
De meerderheid der commissie nam hef
amendement-Scheurer over. Do meerder-
heidseonclusies werden zonder stemming,
daarop aanvaard. Alleen de heer van Ra-
veeteijn wilde geacht worden te hebben
tegengestemd.
Rustig en stil was de stemming in de
Kamer.
De resi van den middag is verder heen
gegaan in volle rust, met bet bespreken
van het nieuwe ontwerp tot ruilverkave
ling. In algemoene beschouwingen.
Morgein de artikelen!
INTIMÜS.
Feuilleton
t Engelse li van
VIA RUCK.
4)
,,En nu moet ik dien dokter ook
nog beialen! En over drio weken komt
dc huur weer! Wij moeten hier altijd
om do huur denken; thuis behoefde
dat nooit. En ik heb niets meer lig
gen, nu ik pas die fiets heb gekocht
voor ouzen Zaterdagmiddag. Is het
niet afschuwelijk? Wat zijn de meis
jes, die bij hdn ouders thuis moeten
blijven, niet altijd jaloersch op ons.
omdat wij zoo v rij en onafhankelijk
zijn! Als zc maar eens wisten. I100
ellendig het iï, öls wij ziek worden
cn niet ineer dan een paar shilling op
zak hebben!"
Ik glimlachte even.
„Ja, jij lacht maar om alles. Tots,
maar ik ben er ernstig genoe aan
toe. Ze\cn en een halve shilling! Dat-
is alles, wat ik in de wereld bezit! E11
jij hebt niers dan je vijf én twintig
shilling in de week!"
,,Ja", dacht ik, „en zelfs dat klei
ne salaris ben ik morgen' kwijt, want
ah ik den Baas zeg, dat ik zijn aan
bod niet kan aannemen, krijg ik
hijna zeker mijn ontslag. Na zijn toe
speling op mijn werk. na al de waar
schuwingen van meneer Dundonald,
kan ik weinig anders verwachten.
Het was echter nu het oogenblik
niet, oin mijn arm, wanhopend ka
meraadje deelgenoot, te maken van
mijn aanstaande ellende. Al zouden
wij beiden aan den grond zitten, dan
moest ik dat toch nog. voor het oogen
blik tenminste, voor haar stilhouden.
,.Kom, tob nu nog maar niet", zei
ik opgewekt, hoewel ik geenszins op
gewekt voelde. ,,Jo weet, dat je heel
wat waard bent, omdat je accent zoo
veel verschilt van dat van de meesten.
Het moet, dunkt me, soms een schrik
zijn voor de klanten in de zaak. waar
je bent als daar iemand binrien?ttjnit
met do houding van een markiezin
em dau, als ze haar wat vragen, zoo
plat praat, dat het hun ooren pijn
doet. Al zou je dus je plaatsi hii Ché-
risette verliezen, krijg je, zoodra Je
voet beter is, stellig een goede plaats
terug. Tot zoolang zorg ik voor ons
tweeën. En wat zullen we nu elenl
Komt juffrouw Skinner nog terug,
om voor ons te koken?"
„Neen, je weet toch nog wel, dat
jo haar vanmorgen verlof gaf. om
weg te blijven. Zc hadden immers een
begrafenis in de familie"»
„Dat is zoo. Ik had het heelemaal
Toen ik ons donker keukentje bin
nen ging, zag ik iets, waar mijn oog
bij mijn thuis komen niet opgevallen
was: een brief op de mat in het por
taal. Hij was zeker uit de brievenbus
gevallen. Ik raapte hem op. Mijn
adres stond er op. Toen ik den Zuid-
Afrikaanschen ponzegel zag, zonk het
hart mij heelemaal in de schoenen.
Ik had een voorgevoel, dat mij nog
meer narigheid wachtte. De brief was
van mijn broer in Kaapstad, die nooit
veel meer dan een prentbriefkaart
stuurt met. do Kaap de Goede Hoop
er op of iels dergelijks, tenzii. hij in
moeilijkheden is en geld noodig neeft.
Met een zucht haalde ik der. brief
uit de enveloppe, en mijn oog viel
toevallig het eerst op de laatste vol-
,,Je moet het geld voor mij zien te
krijgen, oudje. Je weet er wel raad
op. Vandclcur leent, het ona stellig;
hij zou alles voor je doen. Ik weet zijn
tegenwoordig adres niet, anders zou
ik hem zelf geschreven hebben. Ik zit
absoluut ann den grond. Stel het dus
niet tiit. Het beste is, dat je telegra
fisch honderd pond stuurt aan de
Bank hier".
Honderd pond? Hij hail even 'goed
„een milliocn" kunnen zeggenl Wat
zou er aan do hanrl zijnl Ik nam den
brief mee naar mijn slaapkamertje en
las hem, op mijn veldbed gezeten, ge
heel door
In vijf minuten wist ik er alles van.
Het was do oude geschiedenis, alleen
erger dan ooit te voren.
Jack is in moeilijkheden, schulden
zijn het. Als hij binnen zes weken niet
betaalt, dreigt hem iets, wat zegt hij
niet. Het moet iets met zijn kantoor
Ie maken hebben. Ja, meneer Dundo
nald heeft gelijk. Ik heb geen hoofd
voor zaken. Ik duizel bij de gedachte
wat het wel zijn kan. waar hij op
doelt. Het kan toch niet beteekenen.
dat Jack, mijn eigen broer, vaders
eenige zoon, een Trant, oneerlijkheid
gepleegd heeft met de hem toever
trouwde fondsen? Neen, dat kan niet.
Ku toch
Maar hoe kan hij voorstellen, dat
ik Sydney Vnndeleur om het geld zou
vragen, zelfs al wist ik, waar de
Vandeleurs op het oogenblik waren!
Ik zou het nooit kunnen doen, maar
wat dan
Ja, één kans is er, om aan het geld
te komen.
Het was mij. alsof ik op dat oogen
blik ln vurige letters boven de daken
geschreven zag:
„Vijf honderd pond!"
Dio vijfhonderd pond, beteekenen
niet alleen, dat juffrouw Trant, ty
piste op eens uit al haar moeilijkheden
is; dat de arme Cicely, Jiiettegenstaan
do zij waarschijnlijk haar betrekking
kwijt is, alles kan krijgen, wat zij
noodig heeft, maar dal ook onze naam
voor schande bewaard blijft en mijn
arme stumper van een broer met zijn
zwakke karakter gered wordt.
Dat onzinnige voorstel van den
Baas is juist op het juiste moment
gekomen. Wat er achter zit, kan mij
niet schelen. Ik weet alleen, dat ik
het nu niet kan afslaan. Wat het ge
ven moet. Weet ik wel niet, maar ik
wil daar vooruit niet over tobben. Ik
moet die honderd pond voor Jack zien
te krijgen, en dit is de eenige uilweg,
dien ik zie.
Ik heb ons avondeten naar binnen
gebracht en eens gelachen om het
treurige gezichtje van Cicely en haar
arnica compressen.
„Cis, kom wat overeind en proef
eens van die ham met eieren. En hier
heb ik wat ingemaakte kersen en wat
Devonshire-room, om er bij te eten.
Eén voordeel van een huishouden zon
der man, lach nu, als je blieft, ie, dat
wij tenminste kunnen eten, wat we
willen en niet genoodzaakt z!'n. avond
aan avond van die afschuwelijke, vet
te lamscoteleltcn of biefstuk met aard
appelen te verorberen. En ik heb een
half fleschje wijn meegebracht, geen
Veuve Emu dezen keer, maar echte,1
goede Bourgogne, om ons wat op te
vroolij ken'.
„Maar schat!" protesteerde Cicely
en keek mij verslagen aan. want zij
wist even goed als ik, dat ik dat niet
van mijn gewone inkomen had "kun
nen doen.
„Geniet er maar gerust van. Ik
kan het mij heusoh permitteeren".
„Neen, dab kun je niecl Je kunt
nauwelijks rond komen van je geld en
je weet, dat je hoed heelemaal verre
gend is en dat je mij gisteren noe
verteld hebt dat liet er niet bij je
aan zat, om een nieuwen te koop..ui
Je weet, dat je geen sou op zijde hebt
kinnen leggm "oor onvoorziene om
standigheden. Je zei zelf
„Ja, gisteren, maar ik heb na van
daag nog andere fondsen".
„Wat zeg je? Etf je hebt er niets
van verteld, toen je thuis kwam! Heb
ben Waters en Zoon je werkelijk op
slag gegeven?"
„Ik krijg er werk bij", zei ik kort
af. Toen trok ik een houten stoel
naast do rustbank, waarop Cicely lag
en legde er een schoonen handdoek op
hij wijze van tafellaken, eer ik er haar
blaadje op zette. ,.Ja, vandaag heb ik
het baantje er bij gekregen. Het be
taalt goed ook. Van morgen af gaat
het salaris iu".
(Wordt vervolgd).