Van het Politieke Tournooiveid deIgIWerToving HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN FLITSEN VRIJDAG 13 JUNI 1924 TWEEDE BLAD No. 3329 Amerika en Japan Japan tot Amerika: Je wilt mijn menschen niet meer toela ten Wat let me of ik Amerika.; Oi ie doet niet« De nieuwe immigratiewet, dio in 'Amerika een einde maakt aan de ves tiging van nog meer Japanner- dan er al zijn, heelt in Japan natuurlijk ver ontwaardiging opgewekt. Het Üoster- sche ra# is lier en voelt zich in zijn waardigheid gekreukt geen wonder, daar hot besluit niet anders uitgelegd kan worden dan als een uitspraak ,,wij wensohen uw volk niet langer in ons land toe te laten". l>at te gehjker tijd ook de immigra tie van wcstcrn-he volken beperkt is, kan de pijn van de wond wc! ver zachten, maar die niet genezen. Ook do Nederlanders, overigens als nieuwe bewoners gewoonlijk overal welkom, laten de Staten slechts in gering aan tal toe, maar dit is nog heel iets an ders, dan de motie van wantrouwen, die er in volslagen weigering opgeslo ten ligt. Verschillende redenen moe ten daartoe geleid hebben in dc eer ste plaats, dat Oosterlingen zich zeer moeilijk aanpassen in hun nieuwe va derland. Bij dc volkeren is die eigen schap zeer verschillend: Duit- schers, hoe gehecht zij ook blijven aan hun geboorteland, sluiten zich toch vrij spoedig aan, nemen zeden en hun gewoonten van het nieuwe land over en zijn in het tweede, zeker in het derde geslacht daarmee veelal ge heel samengesmolten. Diezelfde ei genschap bezit de Nederlandsche emi grant. De Italiaan daarentegen, of schoon hij vrij gemakkelijk tot ver huizing komt, verliest nimmer patri a uit het oog: ah het maar «enigszins mogelijk ij, maakt hij van zijn verblijf in Amerika alleen gebruik om er geld te verdienen en zoo spoedig mogelijk aan de oevers van Arno en Tiber te rug te keeren. Dc Japanner gaat nimmer op in het nieuwe volk, waarmee hij samenwoont hij is immers niet alleen van een ander volk, maar ook van een ander ras cn juist, deze omstandigheid moet tot het besluit van den Amenkaanschen Se naat geleid lïebben. Di- Vercenigdo Staten hebben te maken met de qtieej- tie van de kleur, zij beschouwen het samenwonen met de negers ah een niet op te lossen probleem en wen schen het aantal gekleurde medebe woner* niet onbeperkt uit te breiden. Sommige lieden nemen hun dat kwa lijk. maar vergeten dat Amerika bet recht beeft daar bezwaar tegen te maken natuurlijk seldt het hier niet alleen do tp zichzelf «enigszins kinder achtige quaes'ie van huidskleur, maar wel degeliik nok het feit, dat achter die huid geheel andere op vattingen en inzichten, een totaal ver schillende wereldbeschouwing verbor gen liggen. Voor d„ gei.- rassen komt daarbij nog een politieke overweging. Het beeld van het paard van Troje i* hier volkomen toepasselijk. Zoolang Japan in rijn streven near isolement bleef, maakten de Amerikanen zich over de onmiddellijke nabuurschap van den Jaranner geen zorg: de laatste tien tallen jaren hebben hem zelf evenwel toegankelijk gemaakt voor vreemde volkeren, maar hem tegelijk het ver- Inneen bijgebracht, zieh met hen to meten. De oorlog met Rusland, dto hem de overwinning bracht, beeft, hem tevens in zijn eigen oog verbazend doen stijgen. Hij is een toon gaan voe ren en ziin geweldige liefde voor het vaderland maakt hem tot een onver moeid soldaat, tot iedere opoffering bereid. Ook die van zijn leven. Hij vindt het leven vnn een ander van geringe waarde, ook zijn eigen leven, wanneer dat tot heil van den Ja- panschcn staat kan dienen. Te land en ter zee weet hij met. fanatieke geestdrift, te vechten, waarschijnlijk is hij zelfs beter zeeman dan de Ameri kaan. Zou deze dan lijdelijk toezien, dat Japan zijn teveel aan menscheu bij duizenden en honderdduizenden in de Vereenigde Staten overgiet! Als het ooit in de Stille Zuidzee tot een conflict mocht komen, zouden de Ame rikanen niet alleen oorlog moeten voeren naar buiten, mair ook naar binnen, dat wil zeggen de massaas der gelen in het eigen land onschade- lijk moeten maken. Menschen die de ethische richting in het onderling verkeer der rassen zijn toegedaan, de gelijke rechten van blank, zwart en geel en die den vrede wenschen onder allen, verliezen wel eens te veel uit liet oog, dat allen daartoe dan ook bereid moeten zijn, omdat een minderheid die er anders over denkt, deze waarlijk sc-hoone ge dachte te niet zou kunnen doen, Is men er wol zoo zeker van, dat bijvoor beeld de Japanner over dien algemee- nen vrede dezelfde denkbeelden koes tert als de Europeaan, als de Ameri kaan, die in den Volkerenbond de op lossing van het vraagstuk der onder linge verhouding zien I Nog maar heel kort geleden heeft Japan zijn havens en poorten voor den vreemdeling opengezet. Nog geen eeuw geleden, pa« ln 1654. gingen zij daartoe tractaten a.. met Amerika en Westersche mogendheden en dat ge schiedde nog onvrijwillig, onder den drang der vreemde oorlogsschepen. Japan is dus nog niet zoover als de anderen, het heeft nog niet leered in zien, dat dc overhcersching door den oorlog nooit de ware oplossing kan zijnde les, dat elke oorlog verlies beteekent ook voor den overwinnaar, moet het nog leo- ren. Aan den laatsten groo- ten krijg die daarvan opnieuw en uit drukkelijker dan ooit te voren, het bewijs leverde, heeft het practisch gesproken niet meegedaande mo gendheden stelden Japan alleen aan als bewaker van Kiautschau, dat het daarna in ruil voor zijn goede dien sten behouden mocht. Zoo staat het land met beide voelen nog op dc basis der oude gedachte, van macht hoven recht cn er zal tijd noodig zijn, misschien ook wel een harde afstraf fing, vóórdat het tot juister opvattin gen gekomen is. O^recnkomsten tus- schen ongelijksoortige opvattingen kunnen dan ook nooit op ie's anders <lan teleurstelling eindigen. Natuurlijk hebben ook de economi sche omstandigheden bij het besluit tot wering der Japanners in Amerika liet hunne bijgedragen. Wel zijn de toestanden in de YYrcenigde Staten veel beter, dan die in Europa, maar men kent er ook de werkloosheid en heeft geen lust, die onbeperkt te ver- grooten en daarmee het onderhoud op zich to nemen van een lieirleger werk- loozen van andere nationaliteit. F.r ia. dat bedenke men -vel een groot verschil tusschen den Noderlandschon en den Japan when emigrant: de eer ste gaat in bijna allo gevallen ais landbouwer over zee. do laatsto (aan vankelijk uitsluitend lnndbewcrlor) heeft zich tnot de haast, die het Ja pansche volk aan den daz legde om zijn achterstand in te halen, op do industrie toegelogd en hoop' daarbij in zijn tweodc vaderland werk tc vin den. In de nijverheid heeft men hem evenwel niet noodig. Integendeel, hij bezit, evenals He inlander^ in do Ne derlandsche koloniën, eigenaardige npvot'inRen die hem daarvoor, naar Nederlandsche en veel meer nog naar Amerikaonsche opvattingen, onge schikt maken. Van Kol. dien hot zeker niet ontbreek» ann genegenheid voor den arbeider in het algemeen laat zich on bladzijde 230 van rijn Rapport ov>r de ontwikkeling van do groot industrie in Japan (deel R over den Japan*eh<*n ar beide-, op gezn- van Dtimolnrds werk: ,.le Japon nolitfque. economique et soeial". nldtia u": „Breekt de werkman eon gereed- •chap, scheurt h;< ren s'nk weefsel, bederft hij door «'ordigheid een ma chine, zoo laa' Hit hem volkomen kond. Hii 7.e. 1 het u lachende toonen en on rechtmatige opmerkingen ant woorden met een: ..«hikata ga nai". d.i. ,.er \va« niets aan te doen". Niet. denkende an-.i den dag van morgen, slechts weinig behoeften kennende, is hij tevreden, wanneer daarin is voor zien en zoo leiden hoogero loonen tof kortoren arbeid. Wanneer hO van zijn loon de belastingen kan betalen, is een zijner voornaamste wenschen. vervuld cn een krachtige prikkel tot werken weggenomen. Afkeerig van discipline, werkt in Japan de arbei der. wanneer hij daarin lust heeft, blijven soms 20 procent hunner weg van dg fabriek en nemen zij vrije da gen uaar keuze, om bij een scherpe reprimande alles in deu stoek te la ten". Dit laatste is ontleend aan het ,,Mo- natschrift für den Orient" en nu weet ik wel, dat do heer van Kol deze te kortkomingen niet aan den arbeider zelf verwijt, wel aan onvoldoend vak- onderricht en slecht geregeld leerling wezen, maar voor d© beoordeel ing van Amerikannsch standpunt maakt dit natuurlijk geen verschil; de Ame rikaan kent liem zoo en wenscht hem niet in drommen naar Amerika. Een Arherikaansch schrijver (Heberj verzekert, dat de Japansche arbeider niet een derde gedeelte tot stand brengt van wat zijn Amerikaansche Collega doet. Men heeft hem dus in de Vereenigde Staten niet noodig. Toch is ieder conflict tusschen de twee rijken ook voor Nederland van belang, omdat onze koloniën van bei de de naaste buren zijn. Moeten wij voor erger vreezen, dan de protest nota, die de Japansche Regeering naar Washington zond? Het schijnt van niet. Men zoekt al naar pleisters op de wond en geeft een goedkoop démenti aan het besluit van den Se naat, door te verzekeren dat particu liere organisaties, Kamera van koop handel en dergelijke, het met de ver bodsbepaling volstrekt niet eens zijn Of dit eenige waarde heeft, kunnen wij van hier uit niet beoordeelen. Is do Japanner daar tevreden mee. des te beter. Hij behoeft ook niet te we ten, dat men hem wegens ziin ka rakter in Amerika niet te best mag lijden en evenals in onzen archipel, den Chinees boven hem verkiest. Wanneer er nog een bewijs noodig was yan de zonderlinge opvattingen, waarin de Japanners (zelfp de besten van het volk) nog verward zitten, dan hebben de gevallen van harakiri, na melijk dat menschen die rechtstreeks met de zaak niets te maken hadden, zich uit toorn en spijt den buik open sneden om aldus door het offer van hun leven er de aandacht op to ves tigen, dat geleverd. Misschien zijn er menschen, die zulk cén offervaardig heid bewonderen; naar het mij voor komt, is dezo vertooning een bloedige barbnarschlteid, die óns alleen een te kort aantoont in de geschiktheid om met beschaafde volkeren op één lijn te etnon. Het Japansche volk komt achter de anderen aan. Mogeliik haalt, het lien in. On dit oogenblik is hét zoover nog niet. J. C. P. Dit de Omstreken VELSEN RAADSAGENDA. Voor de openbare vergadering van den raad op Dinsdag 17 Juni 1924, des namiddags ie 7 uur ten gemeentehuize, is de volgende agenda samengesteld t 1. Ingekomen stukken en mededeelio- gen, 2. Grondoverdracht voor wegverbree- ding. 3. Verroek van liet bestuur der veree- nigiftg tot oprichting en instandhou ding van scholen voor lager en meer uit gebreid lager onderwijs, gevestigd te Velsen, om de benoodigde ge|den uit de gemeentekas te verstrekken voor de stichting van eene Bijzondere lagere school in de omgeving van de laatstge- bouwde 50 woningen der woningbouw- vereeniging „Velsen". 4. Bijdrage aan de gemeente Haarlem voor den cursus ter opleiding van on- derwiirers voor de hoofdakte. 5. Vaststelling der vergoeding aan de bijrondere schoolbesturen voor boven tallige leerkrachten over 1922. 6. Verroek van dc schoolvereeniging „Uw Koninkrijk Korne" te Wijkeroog, om subsidie voor een eventueel op te richten bewaarschool. 7. Wijziging en vaststelling-opnieuw der begrooting van de nijverheidsavond- sch'nnl voor ambachtslieden dienst 1924. 8. Financieele besluiten. 9. Goedkeuring der 3e suppletoire be grooting van het Schaalarmbestuur, dienst 1923. 10. Intrekking van het raadsbesluit van 18 Maart 1924, no. 8, tot wijriging der verordening op den keuringsdienst van vee en vleesch, in verband met da Vleescbkeuringswet 1919, Staatsblad No. 524. u. Vaststelling van de 2e suppletoire begrootingen van het gasbedrijf en de waterleiding, dienst 1923. 12. Vaststelling van de balansen en verlies- en winstrekeningen van die be drijven per 31 December 1923. 13. Vaststelling van den gasprijs voor het tijdvak van 1 Juni t924—1 Juni IQZS' 14. Goedkeuring van te sluiten over eenkomsten inzake waterlevering aan Industrieën. 15. Benoeming van a. een onderwij zeres aan de openbare lagere school G te Wijkeroogb. twee leden der com missie van advies voor fte werkloosheids verzekering. 16. Vaststelling van pensioensgrond slagen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD JAS OF GEEN JAS Nou, dag vrouw, het is hoog j neen, ik heb mijn jas niet I ach nonsens, geen kwestie tijd ik moet naar den trein vergeten, het is te warm voor van kouvatten, het is heerlijk. een jas I weer die jas is zoo zwaar, ik smelt I voel zelf maar eens hoe zacht I Janeen kwam zoo juist zonder erin en dan vat ik zeker kou het vandaag is en bovendien jas voorbij en je weet hoe 1 die is heb nu heusch geen tijd meer, maak je maar niet bezorgd gelooft dat er maar weinig mannen zijn, die zoo met hun vrouw weten om te springen ontmoet o,p den hoek een ijzi- gen .oostenwind en vraagt zich af, of hij zijn jas nog zal gaan halen of niet* Nadruk verbodeii .T TWEEDE KAMER Jhr. Lohman f herdacht De Poenale Sanctie De meerderheidsconclusies aanvaard Ruilverkaveling. Stiller d«o gewoonlijk, wanneer pen af gestorven lid van de Kamer wordt her dacht, was liet, «oen gisteren do Kamer voorzitter zijn sobere, maar treffende woorden sprak tot herdenking van dein overleden oud-volksvertegenwoordiger, mi nister van Staa«, Jhr. Mr. A. I'. de Savor- nin Lobman. Mr. Kooien herinnerde aan den langen tijd, gedurende welken Mr. lobman Ka merlid geweest ie; hij behoorde tot hen, die een e«empel op het aspect der Kamer hebben gedrukt, de Kamer van do laatste 25 jaren. Lohman was een aristocraat van geboorte, ook van karakter. Bij do discus sies dwong hij tot luisteren naar eijn inzicht om zijn gr0ore kennis, zijn over tuiging en zijn onkreukbaarheid. Op het punt der beginselen wist hij van geen wijken, hoe plooibaar hij anders ook war-. Lohman aldus de voorzitter laat den indruk na van plichtsgetrouwheid en van onkreukbaarheid. Namens do rogeering «prak do minister president, Jhr. Ruijs de Bcerenbrouck, het leedwezen uit om het verscheiden -van Jhr. Lohman. Hij herinnerde er aan. dat de overleden zniniMer ram Siaatt de laatste was van het driemanschap Kuijper—Lob manSchaapman. Van dit drietal trok Lohman zoozeer «au door zijn Jcafaktcr, en door zijn onkreukbaarheid en door zijn scherpzinnigheid. Hij trok aan, door de overgegeven wijze, waarop hij verdedigd», wat hij waard keurde verdedigd tc worden. Hij verdedigde met moed en met inzicht en sla 't noodig was -- met hartstocht, niet uil gebrek aan zelfbchecrsching. maar uit don drang van zijn edel oprecht go- moed. Door Lobman'» overlijden, lijdt het va derland een groot verlies zoo waren des ministers slotwoorden. Staando hoorde de Kamer de beide re devoeringen aan. r.ven nog stilte. Dan hadden de gewone werkzaamheden wcor voortgaing. De poonaio 6anctic. Do minister moest het onderwerp nog belichten. Do heer de Graaf wees er op, dat er op de nakoming van do arbeidscontracten van de koelieordonnantiën, eoowel bepa lingen zijn gesteld, die lasten aan de werk nemers opleggen, als aan do werkgevers. Vanzelfsprekend echijnt het den minis ter, dat er in de bepalingen humanitaire maatregelen opgenomen zijn. Ter betere doorvoering. De minister wilde de oogen van de Kamer ervoor openen, dat alleen in onze koloniën, maar overal elders de poenale sanctie voorkomt, dus noodig schijnt te -zijn, voor een goede ontwikke ling. van bezittingen. Slavernij, verkapt of niet kón de minis, ter in de veel omstreden bepalingen der koolieordpnnantie niet zien. Ook zonder poenale sanctie zal wel het een en ander gebeuren, dat minder wenschelijk is, men misbruik noemen kan. Wat de n derheid van de Kamercommissie heeft gewensoht iai haar conclusies, om vi tering te brengen, in- wat thans nog keerd is, dat zal de minister gaarne wegen, dat «al de minister ter kennisee van de Indische regeering brengen. Op de discussies in de Tweede Kamer wacht de nadere vaststelling van de koelieordon nantie: men wil rekening houden met het geen Ln dc Kamer besproken werd. Vooral zal do heer de Graaft rekening doen hou- /len met de wenschen der eommi«sie, die do gevaren van het ronselen willen legen- De minister Verdedigde de poenale sanc tie om het algemeen belang. Afschaffing thans reeds de heer Schaper bleef daar op in de repliek zeer sterk aandringen noemde de minister niet anders, dan ale een middel om direct het economisch le ven to ontwrichten in de buitengewesten. Ook de minister sou de poenale sanctie niet gaarne langer gehandhaafd zien, dan noodig ie. Wanneer het oogenblik daar om lot afschaffing over te gaan T Wi daarop antwoorden kan.is een pro feet van waarde merkte de minister van koloniën op. Hoe meer de bevolking zich vestigt, uit Java in de buitenbezittingen, hoe groo- ter de kans wordt, dat tot geleidelijke af schaffing van do poenale sanctie zal kun nen gekomen worden. Ten sterkste protesteerde de minister te gen de vooretelline, alsof den heer Fock aan ethische gevoelens zou mangelen. De minister bracht hulde aan de Kamer commissie voor haren arbeid. Terecht ken de de commissie grooie beteekenis toe aan de kolonisatie-pogingen. Déze moeten veel mogelijk worden bevorderd wat de» ministers zeer sterke overtuiging. Ten slotte zegde de minister toe, dat hij de comclusstes ter kenwisse der Indische regeering brengen «al, opdat daarmede zoo breed mogelijk bij de herziening van de koelie-ordonnantie zal kunnen wor. den rekening gehouden. Replieken werden nog gehouden wij ezen reeds op de woorden des hc-erea Schaper. Deze wilde direct afschaffing vain de poenale sanctie, in, ieder geval binnen vijf jaar. Dat achtte de heer Schaper eeri eieoh van christelijk beginsel. Maar de heer Marchant zeide, dat de minderheids- conclusie er wel mooier uitzag, maar men komt verder -met de meexdefheidscanclu- sie. Afschaffing op eens is niet mogelijk. Practisch resultaat kan de minderheids- conclusie niet hebben. Doch wanneer de heer Marchant zou stemmen -vóór de meerderheidsconclusie, dan maakte hij zich daarbij geheel los van de uitspraken als die van den heer Gerritsen. Hij zou stemmen alleen volgens dein inhoud der conclusies, omdat hij ji®' met den heer Lovink zoo volkomen eens was ook de heer Lovink repliceerde -dat hoe eer, hoe liever de poenale sinetie moet worden afgeschaft. Do heer Marchant verklaarde zich vóór de meerderheidscanclusie, maar gewijzigd volgens.hel amendement-Scheu- rer (vandaag ingediend) dat behalve de herziening elke vtjf jaar van de ordon nantie (waarvan ook de minister het goede moest waardc-eren) wilde, dat in dB conclusies met zooveel woorden als be doeling dier herziening wordt uitgespro ken de noodzakelijkheid van de geleide lijke afschaffing. De commissie-voorzit ter, de heer van Rijckevorsel, geloofde dat het amendement niet noodig was, omdat het geheel met de gedachtcngaitg der commissie overeenstemt, geheel tot uit drukking is gekomen im het rapport der commissie als leidinggevende gedachte. Bezwaar tegen het amendement had de heer van Rijckevorsel overigens niet. De heer Fabcr beval het echter aan, als mo gelijkheid tot juiste weergave van de de batten. De heer Dresselhuijs waarschuwde tegen de mogelijkheid van gedachtevor ming alsof de Kamer voor directe afschaf fing «ou zijn. Die mogelijkheid bestond echter <niet omdat de minderheidsconciu- sies, mede in stemming gebracht, verwor pen werden met 50—19 stemmen. Alleen da sociaal-democraten stemden voor, met den communistïschen heer van Ravesteiju. Nadat de minister nog had opgemerkt, dat de minderheidsconelusies praematuur wa ren. tet mislukking van te voren, reeds gedoemd. De meerderheid der commissie nam hef amendement-Scheurer over. Do meerder- heidseonclusies werden zonder stemming, daarop aanvaard. Alleen de heer van Ra- veeteijn wilde geacht worden te hebben tegengestemd. Rustig en stil was de stemming in de Kamer. De resi van den middag is verder heen gegaan in volle rust, met bet bespreken van het nieuwe ontwerp tot ruilverkave ling. In algemoene beschouwingen. Morgein de artikelen! INTIMÜS. Feuilleton t Engelse li van VIA RUCK. 4) ,,En nu moet ik dien dokter ook nog beialen! En over drio weken komt dc huur weer! Wij moeten hier altijd om do huur denken; thuis behoefde dat nooit. En ik heb niets meer lig gen, nu ik pas die fiets heb gekocht voor ouzen Zaterdagmiddag. Is het niet afschuwelijk? Wat zijn de meis jes, die bij hdn ouders thuis moeten blijven, niet altijd jaloersch op ons. omdat wij zoo v rij en onafhankelijk zijn! Als zc maar eens wisten. I100 ellendig het iï, öls wij ziek worden cn niet ineer dan een paar shilling op zak hebben!" Ik glimlachte even. „Ja, jij lacht maar om alles. Tots, maar ik ben er ernstig genoe aan toe. Ze\cn en een halve shilling! Dat- is alles, wat ik in de wereld bezit! E11 jij hebt niers dan je vijf én twintig shilling in de week!" ,,Ja", dacht ik, „en zelfs dat klei ne salaris ben ik morgen' kwijt, want ah ik den Baas zeg, dat ik zijn aan bod niet kan aannemen, krijg ik hijna zeker mijn ontslag. Na zijn toe speling op mijn werk. na al de waar schuwingen van meneer Dundonald, kan ik weinig anders verwachten. Het was echter nu het oogenblik niet, oin mijn arm, wanhopend ka meraadje deelgenoot, te maken van mijn aanstaande ellende. Al zouden wij beiden aan den grond zitten, dan moest ik dat toch nog. voor het oogen blik tenminste, voor haar stilhouden. ,.Kom, tob nu nog maar niet", zei ik opgewekt, hoewel ik geenszins op gewekt voelde. ,,Jo weet, dat je heel wat waard bent, omdat je accent zoo veel verschilt van dat van de meesten. Het moet, dunkt me, soms een schrik zijn voor de klanten in de zaak. waar je bent als daar iemand binrien?ttjnit met do houding van een markiezin em dau, als ze haar wat vragen, zoo plat praat, dat het hun ooren pijn doet. Al zou je dus je plaatsi hii Ché- risette verliezen, krijg je, zoodra Je voet beter is, stellig een goede plaats terug. Tot zoolang zorg ik voor ons tweeën. En wat zullen we nu elenl Komt juffrouw Skinner nog terug, om voor ons te koken?" „Neen, je weet toch nog wel, dat jo haar vanmorgen verlof gaf. om weg te blijven. Zc hadden immers een begrafenis in de familie"» „Dat is zoo. Ik had het heelemaal Toen ik ons donker keukentje bin nen ging, zag ik iets, waar mijn oog bij mijn thuis komen niet opgevallen was: een brief op de mat in het por taal. Hij was zeker uit de brievenbus gevallen. Ik raapte hem op. Mijn adres stond er op. Toen ik den Zuid- Afrikaanschen ponzegel zag, zonk het hart mij heelemaal in de schoenen. Ik had een voorgevoel, dat mij nog meer narigheid wachtte. De brief was van mijn broer in Kaapstad, die nooit veel meer dan een prentbriefkaart stuurt met. do Kaap de Goede Hoop er op of iels dergelijks, tenzii. hij in moeilijkheden is en geld noodig neeft. Met een zucht haalde ik der. brief uit de enveloppe, en mijn oog viel toevallig het eerst op de laatste vol- ,,Je moet het geld voor mij zien te krijgen, oudje. Je weet er wel raad op. Vandclcur leent, het ona stellig; hij zou alles voor je doen. Ik weet zijn tegenwoordig adres niet, anders zou ik hem zelf geschreven hebben. Ik zit absoluut ann den grond. Stel het dus niet tiit. Het beste is, dat je telegra fisch honderd pond stuurt aan de Bank hier". Honderd pond? Hij hail even 'goed „een milliocn" kunnen zeggenl Wat zou er aan do hanrl zijnl Ik nam den brief mee naar mijn slaapkamertje en las hem, op mijn veldbed gezeten, ge heel door In vijf minuten wist ik er alles van. Het was do oude geschiedenis, alleen erger dan ooit te voren. Jack is in moeilijkheden, schulden zijn het. Als hij binnen zes weken niet betaalt, dreigt hem iets, wat zegt hij niet. Het moet iets met zijn kantoor Ie maken hebben. Ja, meneer Dundo nald heeft gelijk. Ik heb geen hoofd voor zaken. Ik duizel bij de gedachte wat het wel zijn kan. waar hij op doelt. Het kan toch niet beteekenen. dat Jack, mijn eigen broer, vaders eenige zoon, een Trant, oneerlijkheid gepleegd heeft met de hem toever trouwde fondsen? Neen, dat kan niet. Ku toch Maar hoe kan hij voorstellen, dat ik Sydney Vnndeleur om het geld zou vragen, zelfs al wist ik, waar de Vandeleurs op het oogenblik waren! Ik zou het nooit kunnen doen, maar wat dan Ja, één kans is er, om aan het geld te komen. Het was mij. alsof ik op dat oogen blik ln vurige letters boven de daken geschreven zag: „Vijf honderd pond!" Dio vijfhonderd pond, beteekenen niet alleen, dat juffrouw Trant, ty piste op eens uit al haar moeilijkheden is; dat de arme Cicely, Jiiettegenstaan do zij waarschijnlijk haar betrekking kwijt is, alles kan krijgen, wat zij noodig heeft, maar dal ook onze naam voor schande bewaard blijft en mijn arme stumper van een broer met zijn zwakke karakter gered wordt. Dat onzinnige voorstel van den Baas is juist op het juiste moment gekomen. Wat er achter zit, kan mij niet schelen. Ik weet alleen, dat ik het nu niet kan afslaan. Wat het ge ven moet. Weet ik wel niet, maar ik wil daar vooruit niet over tobben. Ik moet die honderd pond voor Jack zien te krijgen, en dit is de eenige uilweg, dien ik zie. Ik heb ons avondeten naar binnen gebracht en eens gelachen om het treurige gezichtje van Cicely en haar arnica compressen. „Cis, kom wat overeind en proef eens van die ham met eieren. En hier heb ik wat ingemaakte kersen en wat Devonshire-room, om er bij te eten. Eén voordeel van een huishouden zon der man, lach nu, als je blieft, ie, dat wij tenminste kunnen eten, wat we willen en niet genoodzaakt z!'n. avond aan avond van die afschuwelijke, vet te lamscoteleltcn of biefstuk met aard appelen te verorberen. En ik heb een half fleschje wijn meegebracht, geen Veuve Emu dezen keer, maar echte,1 goede Bourgogne, om ons wat op te vroolij ken'. „Maar schat!" protesteerde Cicely en keek mij verslagen aan. want zij wist even goed als ik, dat ik dat niet van mijn gewone inkomen had "kun nen doen. „Geniet er maar gerust van. Ik kan het mij heusoh permitteeren". „Neen, dab kun je niecl Je kunt nauwelijks rond komen van je geld en je weet, dat je hoed heelemaal verre gend is en dat je mij gisteren noe verteld hebt dat liet er niet bij je aan zat, om een nieuwen te koop..ui Je weet, dat je geen sou op zijde hebt kinnen leggm "oor onvoorziene om standigheden. Je zei zelf „Ja, gisteren, maar ik heb na van daag nog andere fondsen". „Wat zeg je? Etf je hebt er niets van verteld, toen je thuis kwam! Heb ben Waters en Zoon je werkelijk op slag gegeven?" „Ik krijg er werk bij", zei ik kort af. Toen trok ik een houten stoel naast do rustbank, waarop Cicely lag en legde er een schoonen handdoek op hij wijze van tafellaken, eer ik er haar blaadje op zette. ,.Ja, vandaag heb ik het baantje er bij gekregen. Het be taalt goed ook. Van morgen af gaat het salaris iu". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1924 | | pagina 5