HAARLEM'S DAGBLAD
Vier dagen uit en thuis
HET VERTREK
Uw verkoudheid
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1924 - DERDE BLAD
'De heer Albeit Fabricius, pensioaa-
ris van Haa.iero, weid in 172Ó benoemd
tot secretaris van Staal.' Hij trad das
als pensionaris af, eu de Vroedschap
stelde in zijn plaats aan Mr. Adolf Vis.
sclser, raadsheer bij den Hbogen Raad
te 's-Gravcnhage.
Natuurlijk deelde men den nieuwen
ambtenaar zijn benoeming mee, men
zocht hem in zijn woonplaats op, om
hem, zooals 't destijds heette, het raad-
en pensionarisschap te offreeren. Hier
in steekt niets bijzonders, en ik zou er
dan ook niet van gerept hebben, indien
met deze aanbieding niet bijna vier volle
dagen waren gemoeid geweest. Vier
etmalen had je noodig om van Haarlem
naar Den Haag te komen, heen en te
rug; er een paar bezoeken af tè leggen
en te omvangener een „vriendelijk
schootcltje eeten te consumeeren" om
er een pensionaris vandaan te halen.
Wie het verbaal van deze reis leest, men
hield nog tijd over om een uitvoerig
verslag op te maken, begrijpt iets van
de rustige rust, die uit onze maatschap,
pij nagenoeg verdwenen :s. Behaaglijk
of ondraaglijk, dat onderzoek ik nu niet,
al komt '1 mij voor, dat er, bij gebrek
aan gejaagdheid, minder menschen wa
ren, die, op raad van hun geneesheer,
volkomen rust moesten nemen. Het was
de rust van de trekschuit, van de koets,
van bet vriendelijk schoteltje, van de
formaliteiten ca plichtplegingen, die
terdege in acht genomen werden.
Het stadsjacht, waarmede de heeicn
afgevaardigden de reis zullen doen,
ligt gereed in de Leidschc Vaart, even
buiten de Zijlpoort. Het is Maandag 22
April 1726, tweede Paaschdag, een
Christelijke feestdag, die toen nog niet
zooals ta'.er als Zondag werd gevierd.
Tegen tweecn komen de reizigers aan,
en als het jacht van wal steekt, is er
een gezelschap van vijf personen aan
boord. Ik stel u voor de rcgcerende
burgemeesters Witte en Sylvius, den
oud-burgemeester Van der Maas
d'Avenrode, den oud-schepea Van der
Waayen, en ten slotte Mr. Guldewagen,
stadssecretaris. De aanzienlijkheid der
deputatie is in overeenstemming met
de beteekenis van het ambt, dat ze gaat
aanbieden. Zoo eischt het de eer der
stad, die de heeren vertegenwoordigen.
Niet zelden lees je in het verslag, het
officieele verslag van zoo'n water-
tochtje, waarover dc heeren het met
elkander zoo al hadden. Ik herinner
mij beschouwingen over het Holland-
sc'ne landschap, bespiegelingen over de
vet weider ij. uiteenzettingen van de ge
volgen van overvloedigcn regenval, die
je zou kunnen verzamelen onder den
algemeenen titelstadsjacht-overdcn-
Vingen. Ditmaal echter zwijgt het ver
baal over de gehouden gesprekken. Het
vermeldt alleen, dat de afgevaardigden
's avonds omstreeks tien uur in het lo
gement'in Den Haag afstapten. Zc kon
den toen niet meer doen dan den bode
uitnoodigen. den volgenden morgen om
acht uur naar den raadsheer Visschcr
te gaan om hem tegen half elf belc
vragen voor „eecigen Heeren gecommii-
teerdens wegens dc stad Haarlem", De
eerste dag was om.
Dinsdagmorgen kwam de bode ierttg
met het bericht, dat de heeren gewacht
werden. In twee koetsen reden zo nr.r.r
dc woning van den heer Vtsscher, die
dc hooge bezoekers in het voorhuis te-
gemocj kwam en hen naar de zijkamer
geleidde. Toen het gezelschap gezeten
was, nam de plechtigheid een aanvang.
Burgemeester Witte, die „de eerste in
de commissie" was, richtte het woord
den raadsheer, deed hem een om
standig verhaal van al hetgeen tot deze
bezending geleid had. Hoe de vacature
was ontstaan, dat do benoeming was
geschied met algemeene stemmen, dat
do Vroedschap aan deze heeren had op-
gedragen hem het ambt van pensiona
is aan tc bieden, dat zij dan ook de
rer hadden hetzelve te doen op het
zelfde tractement als zijn voorganger
had genoten en volgens „sodanige in
structie ofte contract als daartoe was
gear resteert",
Als ik niet bang was voor gemeen
plaatsen, zou ik zeggen, dat de heer
Visschcr „zichtbaar ontroerd" was. Hij
kon althans geen woorden vinden era
uitdrukking te geven aan zijn hoog
achting en dankbaarheid, die het ziet»
van een „soo aansienlijke deputatie" bij
hem wekte. Dit was zoo begrijpelijk, dat
hij „deswegens niet meer complimen
ten soude ruaaken, alsoo hem de woor
den souden ontbreken ornmc svue yver
en geucgentheyt voor de stadt Haarlem
endc syae hoogagtinghe en respect voor
de Heeren van do regeeringh te kunnen
lytcrukken". Een adoration mutueele
n die Haagsche zijkamer, die intus-
ehen het zakelijke niet over het hoofd
ag dc raadsheer v.erklaarde zich wel
bereid om „blindelinghs dat employ op
sodanigen voet als dc heer Fabricius
dat hadde beklcet, aan te nemen",
maar toch, als dc heeren er niets op
tegen hadden, zou hij graag even hoo-
ren welke „veranderingen en nieuwig-
heyt" in het contract waren aange
bracht. Met genoegen, antwoordde de
voorzitter, en hij las hem de ampli-
catic voor. Neen, tegen deze nieuwig
heid had de heer Vtsscher geen be
zwaar, en hij nam de benoeming aan
„me: scer goede gratio en vriendelijk-
heyt". Het contract werd door partijen
geteckend, gelukwenschen. handjes ge
ven. en nadat de afgevaardigden de uit-
noodiging voor hc: vriendelijk schotel
tje op den volgenden dag hadden aan
genomen, reden zo naar hun logement
terug, In den namiddag bracht de nieu
we pensionaris hun reeds een tegenbe
zoek. Zoo verliep do tweede dag.
Woensdagmiddag te half twee werd
het schoteltje opgedisc'ut. Maar het
schoteltje was ecu „treffelijke mailtijd"
geworden, die tot half tien duurde. Dat
was een lange dag, Nu was ook de
heer Akersloot aanwezig, en iiug vier
andere grooten zaten aan. Men was
prettig bij elkaar, het wordt een en an
dermaal nadrukkelijk vermeld, een
vriendelijk besluit van een vriendelijke
zending.
Toch kon men nog niet rcheiden.
Donderdagmorgen liet de heer Visschcr
andermaal belet vragen. Hij kwam de
gedeputeerden goede reis wenschcn.
Dit iiep alweer niet met een enkel
woord af. Maar omstreeks elf uur gin
gen dc Haar'cmsche heeren dan toch
eindelijk aan boord. De terugreis vor
derde negen uur. En „na malkander
over en weer bedankt tc hebben", ze
konden 't niet laten, zijn zc dc stad
ingegaan ieder naar zijn huis. Zoo cin-
digdo de vierde dag.
H. E. KNAPPERT,
door CONST. DE RAYMOND.
der toch!.... Hou je maar goed, hoor!
't Beste cn gezondheid
Zo greep en drukte do hrm'd van haar
jongen, d:o lang en slungelig waf.
wijl hij afwezig keek naar het schip
1 en naar do kade. HIJ zei niets, geen en
kel woord kwam over zijn lippen; het
Het regende don geheelon morgen, Bcheen hem weinig to interesseren
aanhoudend, zonder l ufichenpoozcn. [wat zijn moedor sprak en deed, doch
De Kade lag in mieeorige grauwheid 'tooa 20 aanstalten maakte hem een
zoo goed als verlaten. I-ruigs het oindo zoen tot afscheid te geven, kwam <1©
van den langen steiger, voor loods C, 'Jongen tot dc werkelijkheid terug en
lag oen stoomschip gereed tot uU-.werd hij subiet actief,
varen, do „Colombo", een vrachtboot,Nee, nee! riep hij beslist, n!ot
geladen met ijzerwerk, bestemd voor zoenen
Zuid-Amerika. I Gelijkertijd wrong hij zich loe on
De bemanning was op het dek bedril- wipt© do loopplank over naar boord,
vig in do weer; enkele matrozen en dc I Het grootste gedeelte van de aan-
hofrneovster kwamen nog aanloopen idt wezigeu op do kade had dat afscheid
'do stad, waar zc do laatste inkoopen niet opgemerkt, zag niet de verlegen
hadden gedaan voor do reis. Familie houding en do droeve oogen in het ma-
en hekenden namen luidruchtig af- giro gelaat van do moeder, die voor
scheid; er werden handen gedrukt en de eerste maal haar zoon afstond voor
er werd omhelsd tot bij do loopplank, een groote zeereis naar oon heel ver
daarna, aan beide zijden, schip en ka-.land.
de, aanhoudend gewuifd en vaarwel Jan was aan boortl dadelijk naar zijn
geroepen. (hut gegaan, en Jiud hot meegebrachte
Een jongmensch, naar schatting pak in zijn kooi gelegd. Hij deed z'n
vijftien Jaar, kwam, vergezeld van ztjn jekker uit en in z'11 sporthemd kwam
moeder, haastig nader; zij waren laat,hij weer aan dek, waar hij over tie
vrijwel op 't nippertje; over een kwar-i verschansing ging hangen en sloom en
tier zou de boot afvaren. Moedor reik- sufferig naar de kade tuurde, daarbij,
te het pak, dat nogal zwaar scheen, ©ni als hutbcdicn'dc, met do gewon*
dat zij van huis af tot. hier had ge- sehcepswcrkzaamheden niet to ma-
dragen, aan haar zoon over. ken had.
Nou Jan! zei ze, bij do loop- Zijn moeder had hem daar weldra
plank gokornen, jonge, non benno me oppejnorkt en wuifde naar hem.
Maur Jan lette 'daar niet op, of deed
alsof hij haar niot zag en wuifde niet
terug.
Ongevoelig voor alles wat er om hem
heen gebeulde, 6taarde hij naar de
somber© verte, over do menschen heen,
©n bleef in gedachten verzonken.
J an was do oudste in liet gezin van
eenige broertjes en Kusjes. De eerste
jaren na zijn verschijnen op deze we
reldbol, was hij alleen gebleven, en ver
moedelijk toen <löor de ouders veel
ontzien ort verwent!. Later werd er niet
meer op hem gelet eu deed hij wat ihh
wildo. Het gezin werd grooter, ©r viel
heel wat mee te stellen. Toen er een
(ijil kwam, dut het meer dan noodza
kelijk was, Jan in liet rechl© spoor te
brengen, was liet te laat. Moeder zag
geen kans hem t© regeeren, vader had
er meestentijds geen gelegenheid toe.
Wel wist die hem soms gevoelig te
straffen, Idoch daarmee verbeterde hij
Jan niot. Dat zette hem nog meer nan
lot opstandigheid. Hij had respect
voor vader, doch alleen om diens brute
kracht. Daarin was hij de meerdere,
dat. begreep Jan. Om de slappe te
rechtwijzingen gaf hij niets, en senti
menteel' govlei of lievigheden kon hij
evenmin verdragen. Hij begreep zoo
iets niet. Dat moeder, ofschoon zc ei
ken dog moest mopperen en verbieden,
toch hield van haar jongen, wilde er
bij Jan niet in. Liefde was trouwens
een onbekend terrein in zijn meest on-
tocachietelijk gemoed. Waarom zou
hij van enkele menschen houden?
Niemand hield immers van hem, zoo
meende hij. Voor een beest srheeu
hij nog iets te gevoelen, daar kon hij
uren bij zoek brengen. Dikwijls kwam
hij thuis met een zwerveling, een kat
of een hond, zonder huis of baas op
den weg aangetroffen. Maar die bees
ten mocht hij nooit bij zich houden,
thuis niet en evenmin op school of
bij andoren. Tijdens de schooljaren
hij er niet beter op geworden.
Wel kon hij goed loeren, zei meester,
maur hij bleef dom en achterlijk door
onattentie en kwajongensstreken. Het
was voor alle partijen oen opluchting
toen Jan voldaan had aun de bepa
lingen vervat in do .leerplichtwet.
Hij wist genoeg, zei vader, hetgeen
moeilijk te rijmen viel met. de geijkte
opmerking van iedereen, dat er van
hem {och nooit niks terecht zou ko
men".
Maar niettegenstaande die vernieti
gende uitspruak, moest hij toch wat
doen. een baas zcoken, geld verdie
nen, in het gezin iets inbrengen.
Wét dood er niet toe. Elke betrek
king was welkom. Voorkeur had Jan
niet, was er ook niet, kwam or ook
niot op aan. Hij moest alles aanpak
ken, had vader ook gedaan. Maar
Jan slaagde niet. O, hij probeerde van
allen. Dazen genoeg. In allerlei bran
ches was hij werkzaam, Maar hij
Hield het bij niemand uit. Niet alleen,
dat hij nergens toe geschikt was, uit
gebrek aan vakkennis, en hij ook geen
inoeito dood zich die oigen te maken,
hot mankeerde bom aan do
meest gewono maatschappelijke be
kwaamheden en deugden, die in elke
botrekkfng onmisbaar zijn.
Arbeidzaamheid, toewijding plicht,
waren zoek bij Jan. waar zou hij die
voor elke functie zoo noodige eigen
schappen ook hebben geleerd? Ilij be
greep ternauwernood wat eerlijkheid
wilde zeggen. Dat jo niet mocht ste
len, wist Hij wel, dat zc- het toch do-
den, had hij meermolen in 3o krant
gelezen, maar dan las hij tevens. d3t
er meesbal sprake was van geld en
goed. Uit gesloten woningen geroofd.
Dat hij evenwol van buurmana boom,
volgeladen met appelen, er niet eeni
ge mocht afplukken, drong niet tot
hem door. AJs hij niet wist to konten
aan gras voor zijn konijnen, zond va
der hem immers ook naar het land
van den buurman, om het daar t©
snijden. Dergelijke wegnernorijtjes
waren geen diefstal, oordeelde h" dat
was geen stelen. Daarom had Jan er
niets in gezien, in zijn laatste be
trekking als kruideniersbediende, tel
kens een kleinigheid in zijn zakken
te stoppen, ©en handvol vijgen, aman
delen, pruimen en ecu keer notemus-
caat, doch die greep werd door den
patroon opgemerkt. De kruidenier
wild© er geen werk van maken, de
politie er niet in kennen, maar Jan
kreeg ziin ontslag en stond voor do
zooveclslo maal op de keien.
Toen was besloten, dat Jan naar
zee moest.
Op een schip zouden ze hern wel
klein krijgep, wel mores leeren. Het
was nu toch klaar gebleken, dat als
hij hier bleef, er niets van Item zou
terecht komen. Of het naar Jan ziin
zin was, werd niet gevraagd. Dat
was evenmin gedaan in de vroegere
.betrekkingen, dat kwam er minder op
aan. 't Was voor zijn bestwil. En
lanu niet slecht.. Vrij eten aan boord
gedurende de reis. en nog eenige gul
dens loon per maand. Ook moeder
had er in berust, ofschoon ze er eerst
erg tegen op had gezien. De reis
duurde zoolang en was niet zonder
gevaren. En al was Jan ecu rakker,
ze hield veel van dien kwajongen,
van hem schier nog meer dan van de
andoreu. Nog oen oogenblik ©n hij
zou uit haar gezicht zijn verdwenen.
In langen tijd zou ze hem dan niet
zien. .Wat zou er van hem wor
den?
Hot leek wel of deze laatste vraag
1 gedachten van moeder doordrong
tot den zoon, want hij keek nu recht
in de richting waar zijn moeder
stond. Zij wuifde weer met de hand.
Hii wuifde niet terug. Doch een licht
knikje bewees toch, dat hij don groet
van zijn moeder had opgemerkt. Ook
in z ij n gedachten was zijn leven in
snol tempo voorbij geflitst. Wat zou
er nu volgen? Wat zou er van hem
verlangd worden? hij weer niet
slagen? En dan'.' Al die vragen be
stormden hem fii die korte oogenblik-
ken. Ilii trachtte zich een denkbeeld
te vormen van de toekomst, maar tel
kens dwaalde hij weer af naar liet
heden, naar het thans, zooals het nu
was. Waarom was hij hier? Wal wil
den ze van hom? Zou li ij zc-lf andere
kunnen zijn? Als hij wilde? Ilii snap
te (het niet. Aanstonds zou hij ver
trekken. Voor een groote reis over
zee. 'b Was mogelijk, dat hii nooit
meer terugkwam, 't schip kon 'ver
gaan, dat hij deze kade, de haven,
jn moeder niet meer zoü terugzien,
aai- wat gaf dat?
En onwillekeurig keek hii weer
naar de plek waar de vrouw nog al
tijd stond, rillerie van koude, in den
triestigen regen, haar wollen kap
druipend van het water, dat siepe-
lend doordrong, cn de ijle haarpieken
langs liet. hoofd, vochtig tegen de
slapen plakte. En toen was het alsof
eensklaps in hom een schokkende
gebeurtenis plaats greep, alsof met
plof alle verwarde begrippen in ziin
zwakke ziel uit elkaar spatten en ziin
levensdoel duidelijk voor oogen stond
Ilij richtte zich overeind, knarste op
'n tandc-n, en balde de vuisten. Hii
oelde, dat thans het oogenblik was
gekomen een nieuw leven te begin
nen. ilij moest vooruit. Waarom zou
liij niet slagen, niet bereiken, wat
anderen volbracht hadden? Het storm
de in hem. Wat voorbij was. was
voorbij, maar de toekomst leek niet
meer een onbestemd doel. Het leven
lachte hem blijde toe. en ondanks
den grauwen motregen, die pestadi-1
bleef vallen, BCheen hem den hemel
helder blauw met schitterenden zon
neschijn.
De stoomfluit bromde voor Het
laatst een langen, doffen afscheids
groet, de kapitein en de loods ston
den op de brug, en juist zou do loon-
p!ank door do sjouwers op de kade
worden getrokken, toen Jan de ver
schansing verliet en over de plank
naar de kade stormde.
Hij vloog op zijn moeder aan. sloeg
beide armen innig en hartelijk om
haar lieen en gaf haar een khnken-
le zoen op beide wangen.
Hél Wat mot dat? werd hem
■an hoi schip nageroepen. Maar Jan
was ol weer aan boord en dadelijk
naar zijn hut verdwenen,
Wat '11 jongen toch! mompelde
moeder, haar betraande oogen met
do punt van haar schort afvegend.
slaat aan een vergunningsstelsel, en,
zoo ja, of daarbij een uiteraard om
slachtige en kostbare centralisatie
onvermijdelijk zal zijn, behoort, het
■V/ural ag der S taaltscomm iasie^Paitijn
inzake het vervoervraagstuk te wor
den afgewacht, gelijk ook reeds op
blz. 8 en 9 oer Memorie van Ant
woord betreffende hoofdstuk IX der
loopende bogrooting werd opge
merkt.
DE 'AARDBEVIlNG IN JAPAN.
Het, Tweede Kamerlid mevr. Bak-
ker-Nort, 'heeft aan dien minister van
Buifcenlandeche Zaken de volgende
vragen gericht
Is het waar. dat de Nederlandse!)©
ambtenaren bij de legatie te Japan,
die hij de laatste groote aardbeving
aldaar, veel schade hebben geleden,
door verlies van huisraad, kleeren
enz. en daardoor in moeilijkheden zijn
geraakt, geen financieel© tegemoet
koming van de regeering hebben ont
vangen
En is he£ juist, dat deze Nederlan
ders, in Japan geen ondersteuning
ontvangen v&n het steuncomité, dat
in ons land ie gevormd ten behoeve
van de slachtoffers der aardbeving in
Japan, omdat, daarvoor alleen Japan
ners in aanmerking zouden komen?
Binnenland
natuurlijk zal ontwikkolen eh zal kuai-
nen uitdijen tob ©en instituut, diat een
zegen zal zijn voor "personeel en be
drijf.
Wij zullen daarom gaarne naar
beste krachten medewerken om de
ontwikkeling van den personeelraad
te bevorderen."
DE POSTCHèQUE- EN GIRODIENST.
Op 1 October opening
voor* de rekeningen der
eerste groep.
Naar de Staatscourant meldt zal de
thans loopende tijdelijke sluiting van
het centrale postgirokantoor te 's-Gra-
venhage geleidelijk worden opgeheven.
Voor die geleidelijke opheffing wor
den de postrekeningen verdeeld in de
volgende groepen
INCEZONDEN MEDEDEEUNCEN
h 60 Ct3. per regel.
verergert met hei uur en kan
ontaarden in borstaandoening
Wacht dus niet neem dadelijk
Rijksregeling voor auto
bussen
Het antwoord van minister
Van Swaay
Op, de vragen van den heer Ter
Hall betreffende lien invoeren van
ccn Rijksregeling van het autobus-
verkeer, in hot belang van de vei
ligheid vun het publiek, heeft de
heer Van Swaay, minister van Wa
terstaat, geantwoord:
De gestelde vragen geven aanlei
ding om in herinnering te brengen
dab de inzichten en voornemens der
Regeering omtrent voorzieningen
betreffende intercommunale auto-
len uitvoerig zijn uiteengezet bij
de hegrootingsdobatten van 6 Maart
1924. Aan /deze voornemens te be
reids gevolg gegeven door den alg,
maatregel van bestuur, gegrond op
artikel 7 der wet van 23 April 1880
bij K. B. van 13 Juni 1924 aan te
uilen met voorschriften togen over
belasting en omtrent keuring van
autobussen. Hiermede is de weg ge
opend tot strenge, op korten ter
mijn te herhalen keuring, onder me
dewerking van de Commissarissen
der Koningin.
Een dozer autoriteiten sprak
reeds de meening uit' dat thans,
wat de openbare middelen van ver
voer betreft, een bevredigende rege
ling is verkregen, en dat door scher
pe ên herhaald© keuring, gepaard
aan werkzame controle, de gevaren
voor hot met autobussen reizend
publiek tot normale afmetingen zijn
teruggebracht-
Omtrent de vraag, of nevens deze
veiligheidsmaatregelen behoefte
VERGADERING VAN TAND
HEELKUNDIGEN.
In een te Utrecht gehouden, druk
bezochte vergadering van de Neder
landse he Maatschappij tot bevorde
ring van de Tandheelkunde is met
overgroot© meerderheid van stemmen
de volgende motie aangenomen:
De N'ederlandsche Maatschappij tot
bevordering van de Tandheelkunde,
in buitengewone algemeene vergade
ring bijeen, spreekt haar verbazing
uil over hot wetsvoorstel tot wijziging
vun de wet van 1876, houdende rege
ling van de voorwaarden tot verisxij-
ging van de afzonderlijke bevoegdheid
bot uitoefening van de tandheel kunst
en van de uitoefening van die kunst;
betreurt het in hooge mate, dat 'de mi
nister zich niet om voorlichting heeft
gewend tot onze Maatschappij, dat
rïan immers zou gebleken zijn, dat
het onderhavige voorstel niet steunt
op billijkheidsoverwegingen en een ge
vaar zal opleveren voor de volksge
zondheid in Nederland; verzoekt het
hoofdbestuur, 'deze motie ter kennis te
brengen van den minister en van de
Tweede Kamer, en al die maatrege
len te treffen, welke kunnen leiden tot
het niet aanvaarden van het wetsont
werp. eu gaat over tot de orde van
den dag.
Het "hoofdbestuur van de Nederl.
MaalechappiJ tot bevordering van de
Tandheelkunde heeft aan <1© Tweed©
Kamer verzocht, bedoeld -wetsontwerp
Ie verwerpen. Het schrijft, resumee-
rend, in zijn adres, dat:
vóór 1913 teohnikers bevoegd waren
lot eenige practij'ksuitoefening; oefen
den zij practijk uit, dan was dii ln
strijd met wet en rechtspraak eu wer
den zij deswege meermalen vervolgd:
een overgangsbepaling was dus niet
noodig;
aan een overgangsbepaling is in 1913
wel gedacht, doch deze is bewust ach
terwege gebleven;
het den technikere onmogelijk za!
zijn zich te beperken tot 'de hun toe
gedachte bevoegdheid, omdat d:t
practisch niet mogelijk is, te, ia"
dien heb toch geschiedt in de gevallen,
waarin hel, geschieden kan, dit zeer
ernstige gevolgen kan hebben.
iste groep
2de groep
3de groep
4de groep
Sdo groep
6de groep
7de groep
8ste groep
gde groep
:ode groep
11de groep
12de groep
Met ingang van
de postchèque-
t/m
60000
70000
9999'
19999
29999
39999
49999
59999'
69999
79999
ji 0000 en hooger.
October a.s. wordt
girodienst weder
DE PERSONEELRAAD B1.T DE
NEDERLAND SC HE SPOORWE
GEN.
De R.-K. Bond van Spoor- en Traan
wegpereoneel St.-Raphael heeft een
adres gericht aan de directie der Ne
rf erlandsche Spoorwegen, naar aan
leiding van de door de directie voor
gestelde samenstelling en werkwijze
van den personeelraad.
In dit adres wordt o.m. gezegd
„Wij hebben de verwachting, in
dien de pereoneelra&di ernstig zijn
taak opvat. <Lw.z, naar eer en gewe
ien zijn meening geeft over de aange
legenheden, waarover zij.n meaning
wordt gevraagd, indien de personeel
raad zich bij zijn werk uitsluitend
laat leiden door de belangen van per
soneel en bedrijf, en de directie met
het oordeel van den raad behoorlijk
rekening houdt,, dal. da:t do raad zich
opengesteld voor zooveel betreft de post
rekeningen, behoorende tot de iste
groep.
De tijdstippen, met ingang van wel
ke de dienst voor de postrekeningen,
behoorende lot de 2de tot en met de
12de groep, weder zal worden openge
steld, zullen door den directeur-gene
raal der posterijen en telegrafie nader
worden bepaald en bekendgemaakt,
Deze beschikking zal mede worden
bekendgemaakt door aanplakking aan
de post-, bijpost- en hulppostkantoren.
Het Middenstands
congres
(Vervolg.)
Ook andere bonden brachten hun
wenschen over den arbeidstijd naar
voren. Alle zijn het er over eens dat
werk tijd verruiming noodig is.
lijorop volgden "uitvoerigs debat
ten, waarop de heer Josephus Jibta
het woord nam.
Uitvoerig stond hij ©til bij het sy
steem en de richting, waarin naar
verbetering gezocht moet worden..;
Indien er een regeling komt ten op
zichte van winkelsluiting, moet ook
een werktijdenbesluit ingevoerd wor
den. Een belangrijk punt voor den
middenstand is dus, te zorgen, dat
slechts gelijktijdige invoering komt.
Spreker beveelt aan een soepele toe
passing van de Arbeidswet ten op
zichte van het werken gedurende
2500 uren per jaar. De regeling voor
de landbouwende bevolking is in
voorontwerp aanhangig gemaakt.
Na overleg is den minister aanbe
volen, dat die wet zou opnemen be
palingen betreffende veiligheid en
het verrichfceD van arbeid door vrou
wen en kinderen. Bovendien zou de
werktijd worden gesteld op gemid
deld 9 1/2 uur per dag gedurende
het geheele jaar.
Resumeerende zei spreker, dafc er,
naar gestreefd moet worden misstan
den op te ruimen. Tevens beval hij
organisatie aan om invloed uit te
oerenen op de regeering.
De heer Heringa voerde als ver
tegenwoordiger van den minister,
van arbeid, handel en nijverheid het
woord. Spr. vind het aangenaam
hier te zijn, vooral sedert de_ bond
gereorganiseerd ia, omdat hierdoor
do vakorganisaties beter tot hun
recht komen. Da middenstand moet
invloed kunnen uitoefenen op de
wijze, waarop het economische
leven wordt geregeld. Waar de mid
denstand steeds bemiddelaar is, is
liet noodig, dat men gezamenlijk
traoht slechte toestanden t© verbet©*
ren. Waakzaamheid bij overheidsbe
moeiing is steeds geboden.
Met de beet© wenschen voor de
nieuwe jrganisatie besloot epr, zijn
rede.
Nadat nog verschillende sprekers
het woord hadden gevoerd en een
voorstel-Schiedam was aangenomen,
betreffende het opleggen van hechte-
nisstraf en het zelfwerken van pa
troons werd het congres door den
voorzitter gesloten.
INCEZONDEN MEDEDEEUNCEN
a 60 Cts, per regel, I
/VAN SCfSIEPSWERSC
at IJZER*B!J!ÏENWERK
i (uitsluitend langs
5 ELECTROLYTISCHEN WEG)
jftEtfRSSHELTJES-ft
Feuilleton
(Geautoriseerde vertaling).
Naar het Engelse h van
j. s. FLETCHER.
Hij stond plotseling van zijn stoel
op.
..Goed dan", zei hij. „Ga dan maay
mee".
„Tor uw dienst, meneer", ant
woordde Bartlett. „Even mijn hoed
en mijn jas halen. Wilt u nog iets
drinken vcor we gaan, meneer Hack-
dale?"
..Neen, dank je". antwoordde
Hackdale, „maar laat ik het jou daar
om niet beletten",
,,Ik drink nooit als ik zaken doe.
meneer", antwoordde Bartlett. „Te
genwoordig tenminste niet. Dut is al
lemaal afgeloopen! Als je geld begint
t© verdienen
Hij lachte on ging hem voor naar
buiten. Maar toen ze de herberg uit
waren, nam John Hackdale de leiding
Ou srirt» voorop. Zwijgend bracht hii
Bartlett. langs den noord-oostelijken
kant van do slad regelrecht naar
Ashenhurst. Toen hij gebeld had.
deed Jono Pratt, open.
HOOFDSTUK XV,
Het raam zonder go r d ij n.
liet kamormeïsjo ontving Hackdale
net haar gewone glimlachje. Maar ze
;eek vragend naar Baiilctt en zijn
geleider haastte zich om de zaak uit
te lcggon.
„Is mevrouw Chain por nowne thuis,
Jennie?" vroe^ hij. „Mooi! Deze
heer en ik moeten haar over zaken
spieken. Maar ik eerst. Kun Jo
hem even in hot zijkamertje laten
vachten terwijl ik met mevrouw
Champernowno spreek?"
Alsof liij zeker was van het ant-
oord, dat hij zou krijgen, liep Hack-
dale de gang in en gaf Bartlett een
teeken om hom te volgen. Jane Pratt
mankte de deur van een Hein kamer
tje open, stak er liet electrische licht
op en liet, Bartlett naar binnen gaan.
Maar Hackdale bleef bij de deur
si aan wachten, terwijl het meisje
doorliep en een andere kamer in
ging. Hij wist, dat mevrouw Cham-
pernowne hem dadelijk zou ontvan
gen en een oogenblik iarer wenkte
Jane Praf.fc hem en liep bij door.
Mevrouw Champernowne zat al
leen in haar salon een groote, hel
der verlichte kamer, die op het gras
veld Vit zag. Ze zat aan een bureau,
dat vlak hij het groote raam stond
en was blijkbaar brieven aan het
schrijven. Toen Hackdale door de ka
nier naar haar too liep, zag hij dat
do gordijnen voor dat raam niet
dicht waren, en dat het electrische
licht scliecn op hot c''as en <je strui
ken daarbuiten. Hij stond er echter
niet bij stil, maar keek naar mevrouw
Champernowne. Hij zag een ongerust©
uitdrukking in haar oogen.
..En?" zei ze, terwijl ze hem een
stoel aanwees vlak hij de hare. „Wat
is er?"
Hackdale ging zitten eu boog zich
naar haar toe.
„Het spijt me, mevrouw Champer
nowne", zei hij op fluisterenden toon,
„maar ik moest naar u toe gaan, nu
dadelijk dat leek me het beste.
Zelfs het eenige wat me ie doen stond.
Het is weer de oude geschiedenis, me
vrouw Champernowne. Die man,
waarvan ik u 'vertelde, is terngl"
Mevrouw Champernowne maakte
onwillekeurig een verschrikte bewe
ging en ze werd bleek. Ze keek ang
stig naar Hackdale.
„En je zei, dat je van hem af was!"
mompelde ze. „Voor goed!"
„Dat dacht ik ook", zei Hackdale.
op berouwvolle» toon. „Ik heb miin
best gedaan. Ik heb hem het «eld ge
geven vijftienhonderd gulden!"
en hem beloofd dat ik hem telegra
fisch nog een zelfde bedrag zou stu
ren, zoodra ik hoorde, dat hij in
New-York aangekomen was. Maar
hij is er nooit geweest. Ik weet niet
'wat hij gedaan heeft al wat ik
weet is dat hij dien avond do stad
verlaten heeft en ergens anders heen
is gegaan. Het moet hier ergens in de
buurt zijn geweest, want hii heeft
voortdurend een oogje in 't zejl ge
houden. Hij was degene, die het hor
loge ontdekte, en inlichtingen gaf
waardoor die twee menschen van het
Chancellor-hotel gearresteerd werden.
Natuurlijk heeft u gehoord wat er
vanmorgen bij de rechtszitting ge
beurd ie?" hoewel u er niet bij
was.
„Ja", antwoordde mevrouw Cham
pernowne. Ze zweeg een oogenblik,
keelt naar Hackdale en draaide do
ringen aan haar vingers rond. ..Dus
hij heeft dat ontdekt?" zei ze ten slot
te. „Dezelfde man?"
„Dezelfde man!" stemde Hackdale
toe. „Een gevaarlijke, listige kerel!
Ilii heeft de tienduizend gulden ge-
llcregen, die juffrouw Knap had uit
geloofd voor dengene, die haar In
lichtingen omtrent do bezittingen van
haar voogd kon geven. Maar, ik weet
niet precies hoeveel hij weet over
dio kwestie waar hij heb eerst over
begonnen is. U weet wel, wat ik be
doel. Maar ik vrees dat hn meer
weet. dan hij rot nu toe verteld heeft.
De vraag is nu maar wat kan hij
Vertellen?"
„Heb je er geen idee, geen flauw
vermoeden van?" vroeg mevrouw
Champernowne bezorgd.
„Ja", antwoordde Ilack'dale lang
zaam, en nog zachter „eigenlijk
wel: Ik heb u in hei; begin verteld dat
die man me gezegd heeft dat Deane
hem dien avond aan hield hii de
N'oorderstraafc, uw naam noemde, en
hem den weg naar uw huis vroeg.
Hij vertelde Deane waar het huis was
en zag hem in die richting verder
gaan. Dat is alles wat hij tegen 1
heeft losgelaten, en natuurlijk heb ik
hem omgekocht om hem zefïs dat niet
laten vertellen. Maar ik geloof zeker,
mevrouw Champernowne. dat hij Dea
ne gevolgd is cn Deane en u samen in
uw eigen tuin heeft gezien!"
Hij keek mevrouw Champernowne
strak aan terwijl hjj dit zeide, en hij
zag, dat ze steeds erger ongerust
werd. En hij dacht zou het moge
lijk zijn
„De hoofdzaak is", zei mevrouw
Champernowne plotseling, „de hoofd
zaak is, heeft hij ooit aan iemand
anders verteld wat hij jou verteld
heeft?"
,,0, dat heeft hii niet gedaan1''
antwoordde Hackdale. „Ik ben er ab
soluut zeker van dat hij het aan nie
mand verteld heeft. Ilii weet, dat hi!
van u (meer los kan krijgen dan van
iemand anders, tenminste, als het
werkelijk noodig is dat liet feit dat
Deane u dien avond is komen opzoe
ken en u gesproken heeft, geheim
moet worden gehouden. Is dat noo-
di>. mevrouw Champernowne?"
Mevrouw Champernowne keek hem
„Ja", zei ze „dat moet volmaakt
geheim blijven!"
„Dan moet die man omgekocht
worden", zei Hackdale. ..Dat s
vast, Jie/t geeft niets of we er al over
praten hij houdt de troeven in
handen".
„Maar hoe komt er op zoo'n
manier een eind aan?" vroeg mevrouw
Champernowne. ..Als we hem nu meet;
geven, komt hij over een poosje weer
terug, liet wordt zoo een voortduren
de geldafpersing. Als we hem nu eens
voor eens en voor altijd het zwijgen
konden opleggen
„Misschien is daar wel wat op te
vinden", merkte Hackdale op. „Ik
heb er eens over nagedacht terwijl ik
hierheen liep. Maar laat ik u eerst dit
even vragen u kent mij, mevrouw
Champernowne, en u weet, dat ik in
deze zaak mijn best voor u heb ge
daan. Is het nu totaal onmogelijk
voor u om -— om naar de politie to
gaan, naar inspecteur -Mellapont.henü
alles te vertellen wat u er van weet,-
en de heele zaak op te helderen?
Voor goed op te helderen! Zoodat
11 zicli niets meer van dezen kerel be
hoeft aan te trekken? Denkt u er eens
over, mevrouw Champernowne!"
(Wordt vervolgd).