ALLERLEI
VOOR DE KINDEREN
RAADSELS
Sneeuwvlokje's Kerstavontuur
HET KERSTVERHAAL
Een twee drie
Ver weg liet de torenklok van een
]ic(. k\ein kerkje, neten heldere sla-
gen hoorcn. Binnen, in het huisje van
een oud boerinnetje. braadde '-en
pront warm vuur. Hans en Dolly,
Jantle Neus uit Terneuron en Piet de
kater, zaten heel gezellig rond e< it
tafel. wel-». versierd was met evn
tafel, welke versierd was met een
flinke koek. allerlei soorten fruit en
heerlijke kaken.
..Het is tijd om met eten te begm-
VAN HANS EN DOLLY
het geheel niet door zijn plotselinge
kon iet verontrust.
..Noen» mij mei kwalijk, uaiins en
hoeren", zei hii glimlachend, „ik zal
niet zoo lang bii u blijven. Mag ik
Linnen komen?"
Hans cu Dolly sprong» n van hun
stoelen od en haastten zich hem den
zak van den rug te nétneu en een
plants bii het vuur te geven.
..Was Lent u vrees©] ijk koud. oudo
man." zei llans medeliidend, „U
moet tnaar dicht bij ons vuur gaan
nen," zei Hans opgewonden, „het
boerinomj© heeft tc/egd. dat wij om
negen u>ir met ona feest mochten Le
pinnen.
„Ju, <i.»t heeft ui gezegd," viel Dol
ly trein bij. met begeerigen blik
naar al het lekkers op «in tafel, „ik
beu moe van het wachten en Ik
denk dat dit met iou ook wel het ge
val zal zijn Hans"'
Jant ie Neus bad roede een sinaasap
pel wefgenoenen en probeerde hier
van t« eten. maar hii mooat het opge
ven. ..Mijn neaa zit in den weg", zei
hii.
„Brrrr!" spon Piet de Kater, ,.dit
at uk kaak :s juist bijzonder lekaer
liet oude bc
gaan. want zij
brengen bij J»;»ar kinderen, maar zij
had toch voorliet kleine kringel je. dut
in haar hui» zou achterblijven ulla-let
'b-kkne diagui klm»r gemi. Eb nu. op
Kerstavond terwijl hi| druk bezig Kas
een frodt sink ko««k op t- .-ten. ke*k
Hans iui-! heel ernstig, bijna droef-
geestig ïeifj.
..Kr zullen toch misschien wel v»e!
liirhK'heil Zi'ii. «lio In het geheel niet»»
hebben om Kerstfocst te vieren," zoi hij
rustig. ..ik zou willen, dat zij van
avond allemaal hier kwamen.
Plotseling ging do dour open en
een siokoude man trad langzaam do
kamer binnen. HII wnt> nigt bijzonder
mooi gekleed, slechts een lange,
zwarte ja.*, waarvan de mouwen r. ed*
versleten waren, bedekte zijn leden en
op den rug droeg hij een vuilen.
ouden zak zonder twijfel gevuld niet
lorren en oude ktetren, welke hij lange
•ie huizen had OP-chaafd. Or»k had
1 een grootni. grazen bnard. maar
riin oogen stonden zeer vriendelijk cn
daardoor werden dc jeuedjgo gasten m
zitten.
..En u liebt natuurlijk honger ook,"
te» de lieve Dolly vlug, „eet maar
zooveel aU u wilt."
Do oude man warmde zich Lij iiet
vuur. m&ar h £t niets van al het lek
ken».
„Neen", zei hij zacht, „ik wil niet
eten met de gedachte, dat er zooveel
menschen z:jn. die op «it Kerstfeest
iona van honger sterven. Hier in ce
buurt woont een oude vrouw, die mets
bez.t niet «as wat kolen voor liet
vuurtje."
Dolly schoten de oogen vol tranen.
..Laat one dan naar d.»t vrouwtje
gaan en «*n vuur voor haar aanma
ken. meneer de vreemdeling, Han» en
ik zullen dat gaarne doen."
Het gezicht van den ouden man
klaarde op. Met en» vriendel ijken
cliinlacii antwoordde h'i „Ik 1-u» er
zeker van, d.it zij dit heel aardig van
u zou vinden."
Piet de Kater gin» rurtig voort met
«•ton en Jaatje Nma natuurlek ook,
muur l'tna en Dolly zochten rauw
zoov-©l mogelijk hout bijeen en pakten
mi de-1 van het lekkers in een klein
zakje. Daarna kleedden zij zich vlug
aan en stapten naar buiten.
..O. 'o, wat is het koud!" zuchtte
Hans.
„Ja."' zei Dolly, „maar wij gaan nu
dat oude vrouwtje gelukkig maken.
Z j vonden haar in c*-n armoedig
en klein huisje. Het arme vrouwjc
drukte zich iu een hoek van haar ka
nier om zich zooveel mogelijk tegen
<i« fells kouds te beschutten. Zü huil
de van dankbaarheid toen Han» en
Dolly liar kacheltje hadden aange
maakt en al bet heerlijke voedsel op
tafel neerlegden.
„Tloe zal ik u danken, lieve kinde
ren." zeide zij zacht, „jullie hebt een
arme, oudo vrouw een heerlijk Kerst
feest bereid."
„Kn nu dadelijk teru» naar ons
eigen leest, Dolly" zei Hans liartelijk,
terwijl hij vlug het armoedige huisje
uitliep en de woorden van «Jank hem
nog in de ooren klonken. Maar toen zij
in hun eigen kringetje Waren terug
gekeerd. zat de oude man zoowaar op
hen to wachten.
„Er is ook ergens een huisje, waar
een arme man ziek te bed ligt. Hij
heeft niets kunnen verdienen om war
voedsel en brandstof te koopen", zei
de vieeinde gast zenuwachtig.
„O. wij hebben nog voedsel ge
noeg." juichte Hans, „kom mee Dolly,
laten wij er dadelijk op uit giAn. om
ook dien man gelukkig te maken"
Zij zochten weer nieuw hout en een
paar kaken bijeen en begonnen hun
tweeden tocht. llun harten waren
heel blij gestemd. toen zij na een
fünk poosje terugkeerden. want d«
zieke man was 200 dankbaar ge-
woest. «Jat zii er heide door ontroer
den. In het huisje zat de oude man
weer tc wachten.
„Aan den rand van het bosch", zei
hii. ..staat nog een huis, waar een
iong.\ st-.-rke inan woont, die bij het
werken «m ernstig ongeluk gekregen
heeft. Hij ligt zoo eenzaam en mie-
ecliien heeft hij wel gebrek."
Hans keek verlangend naar het
warme haardvuur, maar hij wa». toch
dapper genoeg om te glimlachen, of
schoon hij en Dolly nu toch beefden
van do koude,.
.O!" Ki hii. „wij zullen nog een
keer gaan. Maar het is misschien be
ter als ik nu alleen ga. Dolly bliif 'ij
maar bij het vuur."
Maar Dollv riep: „Ik denk er niet
aan. Ham. wij paan weer samen.
Zoek maar gauw liet noodig© bijeen."
E11 voor den derden jceer »ingen zij
er op uit om een ongelukkig rnensch
to helpen. Zij kwamen zoo spoedig
ino»elijk terug en verlangden erg naar
warmte en voedsel. Maar de oude man
liud nog oen mak te verrichten.
„Een half uurtje hier vandaan,"
zoo verteld0 hij, „ligt een groot) panic
met een viiv.-g. Bij den vijver staat
een duf li" huis C.11 daarin woont een
schatrijk beer. Maar Jiij is vrees»]ijk
eenzaam en heeft l>ehoefte aan gezel
schap. (bint. daar dus heen en houdt
hem gezelschap voor vanavond."
Hans en l>olly gingen «»us voor den
vierden keer een bezoek afle»ven.
en zii vonden den rijken heer in een
prachtig 'ingericht huis. Het scheen
hun toe. dat hij zeer hardvochtig Wat
en dat dit do oorzaak wae, waarom
hii op een avond als dezen zoo geheel
geworden, maar wij moeten ona maar
troosten door de gedachte, dat wij zoo
veel andere menschen gelukkig ge
maakt hebben."
'J'erug in het huis van de oude
boerin, vonden zij weer de vreemde
ling voor het vuur zitten. De tafel was
echter heelemaal leeg en Piet de Ka
ter en Jantje Neus waren op den grond
in slaan gevallen.
„Ach", riep Hans, „waar zijn al
de kaken gebleven
De oude man trok hen op zijn
knieën en keek hen glimlachend aan.
„Er kwamen hier een paar arme
kindertjes langs, die zoo hongeri» en
koud waren, dat zij mijn medelijden
onwekten. Ik heb ze maar eens goed
onthaald, maur liet spijt mij nu toch,
flat er niets meer van het lekkers in
overgebleven."
Hans en Dolly luidden op hun Joch',
ten natuurlijk ook koude oeledcn en
waren nu ook erg hongeri». maar toch
lachten zij gelukkig. Zij drukten zich
den ouden man en riepen tege
lijk, dat het niets erg was. Ér waren
zooveel andere kinderen, die het meer
tioodi» hadden dan zij.
Dc oude man staarde in de vlam
men. toen Hans plotseling riep Wat
zou ik toch -raag eetus het Kerstman
netje willen zien. Ik heb er al zoo
dikwijls naar verlangd!"
„Ja." zei nu hun gas!, „ja, dat
kan ik roe hegrijpen. Maar heb je wel
eens gehoord, dut het Kerstmannetje
elk jaur lungs de huizen **aat met ©en
groot en zak 00 den rug. vol geschen
ken. welke hii uitdeelt onder de kiu-
derea» die dit door hun goede daden
het. meeet hebben verdiend'.'"
Hans" oogen begonnen te schitte
ren.
„Wat prettig", zei hij, „maar ik
denk. dut hii bi; one; wel niet komen
zal, want wij zijn niet half zoo goed
ah» wij behoorden te zijn."
Maar nu begon de oude man harte
lijk te lachen. Hij stond op van zijn
stool en ging naar den zak. welke in
een hoek van do kamer stond. - zak
ffds zwaar maar hit tilde hem toch
met ecu hand op en gooide den iu-
houd «P de tafel.
„O!" riep nans opgetogen.
.Oechode Dolly.
Uit den zak rolden de mooiste pop
pen cn bouwdoozen. welke men zich
denken kan en er was een heele berg
kaakjes en koeken en fruit, vee! meer
en veel lekkerder dan zij gehad had
den.
„Waar hebt u opeens al die mooie
dingen vandaan gehaald 1" vroeg het
ion ge v-'kie in koor. „We dachten,
dat u een arme, oude bedelaar wae."
alleen bii het vuur zat. Ham en Dolly
klommen op zijn knieën cn maakten
hem vroolijk door al de streken te ver.
tellen welke Piet de Kater had uitpe.
Ii.iald. Kn toen zij hem na «en uurtje
weer verl.tien hadden was ook do rijk©
muil gelukkig.
.Jullie moet gauw 110» eens terug
komen," had hij nog bij het heengaan
gezegd.
..Maar nu gaan we zelf feestvieren,
hoor." zei llati». „Het is al erg laat
Maar nu deed de oudo man zijn lan
ge. slordige jas uit en de kinderen za
gen vol verbazing hoe hij daaronder
gekleed was in een prachtigcn. wijden
mantel hel rood met dik. glan
zend wit Lont <»-> do kraag «1 op de
mouwen. Hij zette nu ook zijn muts
op. een grooten steek van rood laken
met een witte I t '.md.
„Nu." zei hii. „wie denken jullie,
dat ik l»en 1"
„U bent zelf het. kerstmannetje,"
riepen Hans en Dolly, ,,en mogen, wij
u nu Ik' 'en om al liet moois" van de
tafel rond ie deelen?"
Maar heb Kerstmannetje laohte har-
teliik. zooais hij alleen maar op Kerst
avond lacht.
„Bewaar me!" riep het Kerstman
netje. terwijl hij hen terugechoof,
..jullie behoeft het speelgoed en het
jekkers alleen maar op te bergen,
want het is allemaal voor den dappe
ren Hans en de lieve Dolly. Ik kwam
opzettelijk hier. verkleed als «sen oude
bedelaar, om eens te zien of jullie iets
van je lekkernij missen Walden voor
andere kinderen. En ik moet zeggen,
dal ik daarin niet teleurgesteld ben
Hel oude mannetje verdween even
nlotseliog als hij gekomen was en liet
spreekt vanzelf, dat Hans en Dolly
nu een heerlijk Kerstfeest gingen vie
ren.
Piet de Kater en Jantje Neus waren
van al liet lawaai wakker geworden en
stonden nu. stom verbaasd, naar al
h»t moois op de tafel te kijken. Pier
de Kater vreeselijk te keer, want
liii was woedend, omdat hi> niet had
kunnen wachten. ..Als ik m&ar ge
woel t had. dan had ik nu ook van
deze kaken kunnen eten, m&ar ik kan
niet meer. want ik heb in het. begin
van den avond al 10 veel gegeten.!"
Nu, hij had geiiik. want hii zou be
slist zi' k gewprden zjjn, als hij weer
opni. uw aan het lekkers -was gaan
knabbelen.
(Nadruk verboden.*!
VOOR DE JEUGD
Een van de leukste spelletjes om
met de Kerstdagen te doen is zeker
wel het maken van „handschaduw-
beelden". Veel kinderen kunnen al
een pilar figuren maken, m&ar hier
gtveu wij nog eenige onbekenden,
een zwaaax, oen boer met een pijp,
een lieer cn een konijn op de vlucht.
TTet beste is "om" b.v. een helder
witten handdoek op den muur te
spannen en daar dan anderhalveu
meter vandaan te gaan staan. Nog
een halven meter verder plaatst men
dan een kaars.
In een gezelschap was eens een
heer, die het volgende raadsel opgaf
Twee slangen waren bezig elkftar tc
verslinden en zij hadden ieder reeds
den staart van den ander in den
bek genomen. Het is duidelijk, dat dc
cirkel, welke zij, zooals men op de
teekeniug kan zien, vormden, hoe
langer hoe kleiner werd. De heer
vroeg nu wat het einde van deze
vechtpartij zou zijn.
„Ik 'denk", zei een in hei gezel
schap aanwezig jongmensch, „dat
de slangen, zullen doorgaan tot het
bittere einde"-
Dan is het .ook duidelijk", zeide
zijn tante, „dat zoodra er een van
beide is verzwolgen, deze gelijk zal
verdwijnen".
„Maar dan zouden zij beide moe
ten verdwijnen", merkte zijn oom'
op, „want zaj verzwelgen immers el
kaar".
Vraag nu aan je kameraden of
zij misschien weten, wat het bittere
einde is. dan zal ik het je hier in
fluisteren„Het raadsel is geen echt
raadsel, want er bestaat geen oplos-
sin» van. Het is immers onmogelijk,
dat de twee elangen net zoo lang zou
den voortgaan met elkander te ver
zwelgen tot zij beide opgegeten wa
ren. Daarom zal da verstandige op
losser juist zeggen, wat niet gebeurt,
n.l. zfj zullen niet iegelijk ver
dwijnen. Maar het is natuurlijk een
raadsel waar j© onzaggelijk mee
kunt lachen, want niemand kan het
raden.
Hier volgt nog een kunstje. Pro
beer eens met een potlood het cijfer
.,zes" op papier te schrijven, ter
wijl men slechts op het linkerbeen
staat en het rechterbeen in een cir
kel tronddraait van links naar
rechte. Het lijkt makkelijk nietwaar?
Lie ar geen der vriendjes zal het kun
nen.
Hier komen nog twee raadsels om
aan de kinderen, welke op Kerst
avond uitgenoodigd zijn, op ie ge
ven:
Er lagen eens vijf eieren op een
plaat en vijf personen zaten aan ta
fel om te ontbijten. Elke persoon
nam een ei en als slot lag het laatste
ei toch nog op de plaat. Hoe kan
dat?
Antwoord: Een persoon heeft het ei
met do plaat erbij weggenomen.
Mijn broer, die ergens op een zeer
eenzame plaats woonde, kwam eens
op de gedachte een bezoek bii zijn
familie af te leggen. Hij had het
plan een volle week weg te blijven en
hij vertrok op een Vrijdag. Maar
toen hij* na een week terugkwam,
bleek "het, dat hij op d6n zelfden
Vrijdag terug was gekomen als waar
op hij vertrokken was. Iloe is dat nu
mogelijk
Antwoord: Zijn paard heette Vrij
dag, net als de neger uit Robinson
Crusoë.
door HILDA CO WH AX.
(Nadruk verboden.)
liet w.v» -'..vond; aan het eind haar voorhoofd. Zij was de jongste
\;in een smallen. me', njp b dekten, i dochter der koningin van Sprookjea-
bo-mitak mi het too»crf«*jJ« Snceu'v- land.
vlokje. Zij v.:.% l«oc!fl*i-h©on in haar I Rondom haar dansten haar kamc-
Japon -..in bevroren dauwdropjes «n randjes «*n Knor. de oude kabouter,
haar ylanzend zwarte 1 kk«-n met >n j znt naait haar.
koniflküi'-.vn diamant, glinsterend cp
„Ik zou wol eens willen weten, hoe
de mcnschen er uitzien", terwijl
haar kleine handjes op de knieën ruf
ten liet en vriendelijk opkook naar
do maan.
„Wel, heb Jo er dan nog nooit een.
gezien?" vrocs Jantjo Vorst, die
haar juist voorbij danste.
„No'ët", zei Sneeuwvlokje, „hco
zien zij er uit?"
Allo elfjes hielden op met dansen
en er hcerschte een diep stilzwijgen.
„Groot en zwaar!" zei de oudo Ka
bouter.
„O. wat jammer!, riep Snoeuwvlok-
J© uit.
„Ik heb er een gezien", sprak nu
een klem feetjo naar voren komend,
cn toen hij lachte, schudden al de
boomen.
„Ik heb er ook een gezien", zei
een ander© fee; „en toen dia schreeuw
de, klonk liet als bc-t loeien van een
stier".
„En nis zij loopcu moet jo ben
zoo gauw mogelijk uit dcii weg gaan,
anders verpletteren zij jo", zei du
conto woer.
„Het zijn verschrikkelijk© wezens!"
zei Knor, ik zou er liefst nooit
moer een willen ontmoeten. Onlangs
zag ik er nog een, die groote, dikke
wormen aan een liuak stak".
„Dit alles klinkt ontzettenW', zei
Sneeuwvlokje weer, ,,hoo zou ik or
een kunnen zien, zonder gevaar te
loopen 1"
„Wacht maar, tot het Kerstman
netje aanstonds voorbijkomt cn ga
dan op zijn slede zitten; dan heb je
een goede kans om een meusch ie
zien", zei Jnntjc Vorst, „want van
avond is het Kerstavond, en het
Kerstmannetje gaat aan alle goe«lo
kindoren in deze stad poppen cn
ander speelgoed brengen!"
„Ach. wat is dat leuk." zei
Sneeuwvlokje, „boe lan» zou hij n s
wegblijven?"
Ha. daar kwam hij al; ren geluid
van («ellen en het schuiven van ren
»le«le verbrak de stilte en In lipt
schijnsel van de maan werd het
Kerstmannetje zichtbaar, gezeten op
een groote ar. welke nog vlugger dan
eeii sneltrein vooruitschoof.
„Spring op. vlug", zr-i do kabou
ter, „ik ca met je mede", en .lui
r.am haar handje in de zijne, forwiil
zij mot een flinken sprong op 'de
slede zaten.
„Mank het niet te lang, hoor.
Kom gouw terug!" riepen de andere
elfjes nog
Het was vree.selijk winderig, en de
anno Sneeuwvlokje zou misschien
weggeblazen zijn. :»l6 de kabouter
haar niet met den rug in ©en anr-
dig hoekje achter den zak inet
speelgoed had gezet, van waaruil zij
ook nog goed kon kijken naar de
stad met de vele huizendaken.
„Dit is een zeer gevaarlijke en ge
waagde reis voor je", zei Knor, ,,jo
weet toch, dat de koningin van
Sprookjesland gezegd heeft, dat nie
mand van jullie in het huis van eeh
rnensch mocht gaan, omdat je cr door
do kacliohvarmto zoudt kunnen smol
ten".
„Ik wil het er op wagen", zei
Sneeuwvlokje, „ik had allang ge
smolten moeten zijn, als dat waar
was, Kn nu ben ik ook erg warm van
het haasten en de opwinding".
„Nu, pas maar op," raadde de ka
bouter. Op «lit oogen blik verdween
de maan cn zij schenen plotseling in
een diepen afgrond tc dalen.
„Dat is een schoorsteen," riap
Knor.
„Ik ben erg bang", fluistardo
Sneeuwvlokje met ecu angstig stem
metje.
..Ja, jo wilde zelf, hoor!" zei do
kabouter.
„Ik bsn geheel van, streek!"
fluisterde .Sneeuwvlokje weer, „en
Ik beef over al mijn »eden, cn ik ben
ook zoo bang voor die kat, die daar
©P den zak eit cn mij zoo aan
kijkt".
„Het is nu te laat om terug t«>
keeren." antwoordde do kabouter,
„ik zie al oen licht. 0! 0! wat is
dat!" Met een smak kwamen zij
plotsclinv terecht 00 een haardkleedje
in ©en kamer met mooie gordijnen,
©n een zacht licht naast een klein
bed
„Te vroeg!" bromde het Kers?man
netje. naar het bed e'utend en hij
sprong weer vlug door het open ven
ster naar builen.
„Leven hier menschen?" vroeg
Sneeuwvlokje heel zacht. „Wat is
alles groot".
„Ja," zei de kabouter en daar in
Led is een rnensch." ging bii voort,
wijzend naar een klein donker hoofd
dat boven do lakens uitkwam.
„Eindelijk!" riep Sneeuwvlokje,
die, na op hot bed gesprongen to
zijn, nu op het bedcle'aken stond cm
belangstellend naar het kleine, ronde
hoofd op de peluw keek.
Zij eloop op de teentjes nog wat
dichterbij. „Hij lijkt niet aardie",
fluisterde zij, „hij heeft vreeselijk
Jeelljko oogen en zijn heele hoofd is
geverfd". Zij raakte net kleine
menschjo even aan met de vingers
en sprong toen weer vlug terug.
„Ik geloof niet dat het een echt
mensch is!" riep zij uit, „Knor, het
is geen echt rnensch!" Zij keek de
kamer rond, maar deze was leeg.
Knor was weg! Zij wierp zich wan
hopig op het kussen en begon hevig
te snikken,
„Ik. kan niet gelooven, dat dit
een echt mensch is", mompelde zij.
„breng me terug, Knor. Breng me
tciug, Ik kan het hier niet uithou
den".
De deur van cfe kamer ging laug-
znam open. ...Knorrepot". riep
Sneeuwvlokje verheugd en zij hield
op met huilen, maar om de deur
gluurde inplaats van den kabou'er,
etn meisje, het leukste en helste
ineisj 1 ö.-.t zij coit gezien had.
Sneeuwt iokje meende betooverd te
zijn
„Suzc-! mijn klc-ine ouae pop! ben
jo al wakker!" riep het kleine meis
je. terwijl zij op het bed toetrad.
„Ben je nl wakker, lieveling?" en
7.1 j nam het. in Sneeuwvlokjes oogen
zoo onaanzienlijke schepseltje van
hei bed. „Kom mee, je moet mijn
yTachtigen kerstboom eens zien; hij
is heelemaal klaar, maar ik heb
geen tooverfeetje in tien top
Sneeuwvlokje sprong zoo vlug en
licht als zii kon op c'e schouders
van het meisje, dat dan trap afliep
«•n ergens beneden een andere kamer
binnenging, waar een prachtige,
schitterende kerstboom stond, de tak
ken vol met sneeuw en zilveren hal
len en mooie popjes, m&ar. zooals
het meisje reeds gezegd had, „geen
tooverfeetje in den top". Weg vloog
Sneeuwvlokje en in een oogwenk zat
zij hoog in den kerstboom.
„De fee is grimmen. Suze! Kijk
maar! Wat een mooi, lief feetje, hè?
Nelly zal het er op hebben gedaan,
toen ik boven was".
Wat een prettige dagen volgden
er nu voor Sneeuwklokje! Den vol
genden dag was er een feest. Een
heele massa menschen kwamen en
dansten rondom den boom en alle
zeiden „hoe mooi zij was!" En toen
c'e Kerstdagen voorbij waren en de
boom weer van al zijn schatten ont
daan was, stond de oude Knor weer
met uitgestrekte handen op "haar te
wachten, om haar naar 'Sprookjes
land terug te brengen.
„Ik ben niet gesmolten, best©
Knor, maar van geluk zou ik bijna
gestorveh zijn", zeide zij op den te
rugweg „een volgend jaar ga ik
misschien weer. Ik houd vejl'van d»
menschen".
„Jlm! Hm!" zei Knor.
Maar het is tocli waar gebleken,
dat Sneeuwvlokje terug kwam bij da
menschen, want in een goeden kerst
boom ontbreekt zij nooit!