ALLERLEI VOOR DE KINDEREN RAADSELS Sneeuwvlokje's Kerstavontuur HET KERSTVERHAAL Een twee drie Ver weg liet de torenklok van een ]ic(. k\ein kerkje, neten heldere sla- gen hoorcn. Binnen, in het huisje van een oud boerinnetje. braadde '-en pront warm vuur. Hans en Dolly, Jantle Neus uit Terneuron en Piet de kater, zaten heel gezellig rond e< it tafel. wel-». versierd was met evn tafel, welke versierd was met een flinke koek. allerlei soorten fruit en heerlijke kaken. ..Het is tijd om met eten te begm- VAN HANS EN DOLLY het geheel niet door zijn plotselinge kon iet verontrust. ..Noen» mij mei kwalijk, uaiins en hoeren", zei hii glimlachend, „ik zal niet zoo lang bii u blijven. Mag ik Linnen komen?" Hans cu Dolly sprong» n van hun stoelen od en haastten zich hem den zak van den rug te nétneu en een plants bii het vuur te geven. ..Was Lent u vrees©] ijk koud. oudo man." zei llans medeliidend, „U moet tnaar dicht bij ons vuur gaan nen," zei Hans opgewonden, „het boerinomj© heeft tc/egd. dat wij om negen u>ir met ona feest mochten Le pinnen. „Ju, <i.»t heeft ui gezegd," viel Dol ly trein bij. met begeerigen blik naar al het lekkers op «in tafel, „ik beu moe van het wachten en Ik denk dat dit met iou ook wel het ge val zal zijn Hans"' Jant ie Neus bad roede een sinaasap pel wefgenoenen en probeerde hier van t« eten. maar hii mooat het opge ven. ..Mijn neaa zit in den weg", zei hii. „Brrrr!" spon Piet de Kater, ,.dit at uk kaak :s juist bijzonder lekaer liet oude bc gaan. want zij brengen bij J»;»ar kinderen, maar zij had toch voorliet kleine kringel je. dut in haar hui» zou achterblijven ulla-let 'b-kkne diagui klm»r gemi. Eb nu. op Kerstavond terwijl hi| druk bezig Kas een frodt sink ko««k op t- .-ten. ke*k Hans iui-! heel ernstig, bijna droef- geestig ïeifj. ..Kr zullen toch misschien wel v»e! liirhK'heil Zi'ii. «lio In het geheel niet»» hebben om Kerstfocst te vieren," zoi hij rustig. ..ik zou willen, dat zij van avond allemaal hier kwamen. Plotseling ging do dour open en een siokoude man trad langzaam do kamer binnen. HII wnt> nigt bijzonder mooi gekleed, slechts een lange, zwarte ja.*, waarvan de mouwen r. ed* versleten waren, bedekte zijn leden en op den rug droeg hij een vuilen. ouden zak zonder twijfel gevuld niet lorren en oude ktetren, welke hij lange •ie huizen had OP-chaafd. Or»k had 1 een grootni. grazen bnard. maar riin oogen stonden zeer vriendelijk cn daardoor werden dc jeuedjgo gasten m zitten. ..En u liebt natuurlijk honger ook," te» de lieve Dolly vlug, „eet maar zooveel aU u wilt." Do oude man warmde zich Lij iiet vuur. m&ar h £t niets van al het lek ken». „Neen", zei hij zacht, „ik wil niet eten met de gedachte, dat er zooveel menschen z:jn. die op «it Kerstfeest iona van honger sterven. Hier in ce buurt woont een oude vrouw, die mets bez.t niet «as wat kolen voor liet vuurtje." Dolly schoten de oogen vol tranen. ..Laat one dan naar d.»t vrouwtje gaan en «*n vuur voor haar aanma ken. meneer de vreemdeling, Han» en ik zullen dat gaarne doen." Het gezicht van den ouden man klaarde op. Met en» vriendel ijken cliinlacii antwoordde h'i „Ik 1-u» er zeker van, d.it zij dit heel aardig van u zou vinden." Piet de Kater gin» rurtig voort met «•ton en Jaatje Nma natuurlek ook, muur l'tna en Dolly zochten rauw zoov-©l mogelijk hout bijeen en pakten mi de-1 van het lekkers in een klein zakje. Daarna kleedden zij zich vlug aan en stapten naar buiten. ..O. 'o, wat is het koud!" zuchtte Hans. „Ja."' zei Dolly, „maar wij gaan nu dat oude vrouwtje gelukkig maken. Z j vonden haar in c*-n armoedig en klein huisje. Het arme vrouwjc drukte zich iu een hoek van haar ka nier om zich zooveel mogelijk tegen <i« fells kouds te beschutten. Zü huil de van dankbaarheid toen Han» en Dolly liar kacheltje hadden aange maakt en al bet heerlijke voedsel op tafel neerlegden. „Tloe zal ik u danken, lieve kinde ren." zeide zij zacht, „jullie hebt een arme, oudo vrouw een heerlijk Kerst feest bereid." „Kn nu dadelijk teru» naar ons eigen leest, Dolly" zei Hans liartelijk, terwijl hij vlug het armoedige huisje uitliep en de woorden van «Jank hem nog in de ooren klonken. Maar toen zij in hun eigen kringetje Waren terug gekeerd. zat de oude man zoowaar op hen to wachten. „Er is ook ergens een huisje, waar een arme man ziek te bed ligt. Hij heeft niets kunnen verdienen om war voedsel en brandstof te koopen", zei de vieeinde gast zenuwachtig. „O. wij hebben nog voedsel ge noeg." juichte Hans, „kom mee Dolly, laten wij er dadelijk op uit giAn. om ook dien man gelukkig te maken" Zij zochten weer nieuw hout en een paar kaken bijeen en begonnen hun tweeden tocht. llun harten waren heel blij gestemd. toen zij na een fünk poosje terugkeerden. want d« zieke man was 200 dankbaar ge- woest. «Jat zii er heide door ontroer den. In het huisje zat de oude man weer tc wachten. „Aan den rand van het bosch", zei hii. ..staat nog een huis, waar een iong.\ st-.-rke inan woont, die bij het werken «m ernstig ongeluk gekregen heeft. Hij ligt zoo eenzaam en mie- ecliien heeft hij wel gebrek." Hans keek verlangend naar het warme haardvuur, maar hij wa». toch dapper genoeg om te glimlachen, of schoon hij en Dolly nu toch beefden van do koude,. .O!" Ki hii. „wij zullen nog een keer gaan. Maar het is misschien be ter als ik nu alleen ga. Dolly bliif 'ij maar bij het vuur." Maar Dollv riep: „Ik denk er niet aan. Ham. wij paan weer samen. Zoek maar gauw liet noodig© bijeen." E11 voor den derden jceer »ingen zij er op uit om een ongelukkig rnensch to helpen. Zij kwamen zoo spoedig ino»elijk terug en verlangden erg naar warmte en voedsel. Maar de oude man liud nog oen mak te verrichten. „Een half uurtje hier vandaan," zoo verteld0 hij, „ligt een groot) panic met een viiv.-g. Bij den vijver staat een duf li" huis C.11 daarin woont een schatrijk beer. Maar Jiij is vrees»]ijk eenzaam en heeft l>ehoefte aan gezel schap. (bint. daar dus heen en houdt hem gezelschap voor vanavond." Hans en l>olly gingen «»us voor den vierden keer een bezoek afle»ven. en zii vonden den rijken heer in een prachtig 'ingericht huis. Het scheen hun toe. dat hij zeer hardvochtig Wat en dat dit do oorzaak wae, waarom hii op een avond als dezen zoo geheel geworden, maar wij moeten ona maar troosten door de gedachte, dat wij zoo veel andere menschen gelukkig ge maakt hebben." 'J'erug in het huis van de oude boerin, vonden zij weer de vreemde ling voor het vuur zitten. De tafel was echter heelemaal leeg en Piet de Ka ter en Jantje Neus waren op den grond in slaan gevallen. „Ach", riep Hans, „waar zijn al de kaken gebleven De oude man trok hen op zijn knieën en keek hen glimlachend aan. „Er kwamen hier een paar arme kindertjes langs, die zoo hongeri» en koud waren, dat zij mijn medelijden onwekten. Ik heb ze maar eens goed onthaald, maur liet spijt mij nu toch, flat er niets meer van het lekkers in overgebleven." Hans en Dolly luidden op hun Joch', ten natuurlijk ook koude oeledcn en waren nu ook erg hongeri». maar toch lachten zij gelukkig. Zij drukten zich den ouden man en riepen tege lijk, dat het niets erg was. Ér waren zooveel andere kinderen, die het meer tioodi» hadden dan zij. Dc oude man staarde in de vlam men. toen Hans plotseling riep Wat zou ik toch -raag eetus het Kerstman netje willen zien. Ik heb er al zoo dikwijls naar verlangd!" „Ja." zei nu hun gas!, „ja, dat kan ik roe hegrijpen. Maar heb je wel eens gehoord, dut het Kerstmannetje elk jaur lungs de huizen **aat met ©en groot en zak 00 den rug. vol geschen ken. welke hii uitdeelt onder de kiu- derea» die dit door hun goede daden het. meeet hebben verdiend'.'" Hans" oogen begonnen te schitte ren. „Wat prettig", zei hij, „maar ik denk. dut hii bi; one; wel niet komen zal, want wij zijn niet half zoo goed ah» wij behoorden te zijn." Maar nu begon de oude man harte lijk te lachen. Hij stond op van zijn stool en ging naar den zak. welke in een hoek van do kamer stond. - zak ffds zwaar maar hit tilde hem toch met ecu hand op en gooide den iu- houd «P de tafel. „O!" riep nans opgetogen. .Oechode Dolly. Uit den zak rolden de mooiste pop pen cn bouwdoozen. welke men zich denken kan en er was een heele berg kaakjes en koeken en fruit, vee! meer en veel lekkerder dan zij gehad had den. „Waar hebt u opeens al die mooie dingen vandaan gehaald 1" vroeg het ion ge v-'kie in koor. „We dachten, dat u een arme, oude bedelaar wae." alleen bii het vuur zat. Ham en Dolly klommen op zijn knieën cn maakten hem vroolijk door al de streken te ver. tellen welke Piet de Kater had uitpe. Ii.iald. Kn toen zij hem na «en uurtje weer verl.tien hadden was ook do rijk© muil gelukkig. .Jullie moet gauw 110» eens terug komen," had hij nog bij het heengaan gezegd. ..Maar nu gaan we zelf feestvieren, hoor." zei llati». „Het is al erg laat Maar nu deed de oudo man zijn lan ge. slordige jas uit en de kinderen za gen vol verbazing hoe hij daaronder gekleed was in een prachtigcn. wijden mantel hel rood met dik. glan zend wit Lont <»-> do kraag «1 op de mouwen. Hij zette nu ook zijn muts op. een grooten steek van rood laken met een witte I t '.md. „Nu." zei hii. „wie denken jullie, dat ik l»en 1" „U bent zelf het. kerstmannetje," riepen Hans en Dolly, ,,en mogen, wij u nu Ik' 'en om al liet moois" van de tafel rond ie deelen?" Maar heb Kerstmannetje laohte har- teliik. zooais hij alleen maar op Kerst avond lacht. „Bewaar me!" riep het Kerstman netje. terwijl hij hen terugechoof, ..jullie behoeft het speelgoed en het jekkers alleen maar op te bergen, want het is allemaal voor den dappe ren Hans en de lieve Dolly. Ik kwam opzettelijk hier. verkleed als «sen oude bedelaar, om eens te zien of jullie iets van je lekkernij missen Walden voor andere kinderen. En ik moet zeggen, dal ik daarin niet teleurgesteld ben Hel oude mannetje verdween even nlotseliog als hij gekomen was en liet spreekt vanzelf, dat Hans en Dolly nu een heerlijk Kerstfeest gingen vie ren. Piet de Kater en Jantje Neus waren van al liet lawaai wakker geworden en stonden nu. stom verbaasd, naar al h»t moois op de tafel te kijken. Pier de Kater vreeselijk te keer, want liii was woedend, omdat hi> niet had kunnen wachten. ..Als ik m&ar ge woel t had. dan had ik nu ook van deze kaken kunnen eten, m&ar ik kan niet meer. want ik heb in het. begin van den avond al 10 veel gegeten.!" Nu, hij had geiiik. want hii zou be slist zi' k gewprden zjjn, als hij weer opni. uw aan het lekkers -was gaan knabbelen. (Nadruk verboden.*! VOOR DE JEUGD Een van de leukste spelletjes om met de Kerstdagen te doen is zeker wel het maken van „handschaduw- beelden". Veel kinderen kunnen al een pilar figuren maken, m&ar hier gtveu wij nog eenige onbekenden, een zwaaax, oen boer met een pijp, een lieer cn een konijn op de vlucht. TTet beste is "om" b.v. een helder witten handdoek op den muur te spannen en daar dan anderhalveu meter vandaan te gaan staan. Nog een halven meter verder plaatst men dan een kaars. In een gezelschap was eens een heer, die het volgende raadsel opgaf Twee slangen waren bezig elkftar tc verslinden en zij hadden ieder reeds den staart van den ander in den bek genomen. Het is duidelijk, dat dc cirkel, welke zij, zooals men op de teekeniug kan zien, vormden, hoe langer hoe kleiner werd. De heer vroeg nu wat het einde van deze vechtpartij zou zijn. „Ik 'denk", zei een in hei gezel schap aanwezig jongmensch, „dat de slangen, zullen doorgaan tot het bittere einde"- Dan is het .ook duidelijk", zeide zijn tante, „dat zoodra er een van beide is verzwolgen, deze gelijk zal verdwijnen". „Maar dan zouden zij beide moe ten verdwijnen", merkte zijn oom' op, „want zaj verzwelgen immers el kaar". Vraag nu aan je kameraden of zij misschien weten, wat het bittere einde is. dan zal ik het je hier in fluisteren„Het raadsel is geen echt raadsel, want er bestaat geen oplos- sin» van. Het is immers onmogelijk, dat de twee elangen net zoo lang zou den voortgaan met elkander te ver zwelgen tot zij beide opgegeten wa ren. Daarom zal da verstandige op losser juist zeggen, wat niet gebeurt, n.l. zfj zullen niet iegelijk ver dwijnen. Maar het is natuurlijk een raadsel waar j© onzaggelijk mee kunt lachen, want niemand kan het raden. Hier volgt nog een kunstje. Pro beer eens met een potlood het cijfer .,zes" op papier te schrijven, ter wijl men slechts op het linkerbeen staat en het rechterbeen in een cir kel tronddraait van links naar rechte. Het lijkt makkelijk nietwaar? Lie ar geen der vriendjes zal het kun nen. Hier komen nog twee raadsels om aan de kinderen, welke op Kerst avond uitgenoodigd zijn, op ie ge ven: Er lagen eens vijf eieren op een plaat en vijf personen zaten aan ta fel om te ontbijten. Elke persoon nam een ei en als slot lag het laatste ei toch nog op de plaat. Hoe kan dat? Antwoord: Een persoon heeft het ei met do plaat erbij weggenomen. Mijn broer, die ergens op een zeer eenzame plaats woonde, kwam eens op de gedachte een bezoek bii zijn familie af te leggen. Hij had het plan een volle week weg te blijven en hij vertrok op een Vrijdag. Maar toen hij* na een week terugkwam, bleek "het, dat hij op d6n zelfden Vrijdag terug was gekomen als waar op hij vertrokken was. Iloe is dat nu mogelijk Antwoord: Zijn paard heette Vrij dag, net als de neger uit Robinson Crusoë. door HILDA CO WH AX. (Nadruk verboden.) liet w.v» -'..vond; aan het eind haar voorhoofd. Zij was de jongste \;in een smallen. me', njp b dekten, i dochter der koningin van Sprookjea- bo-mitak mi het too»crf«*jJ« Snceu'v- land. vlokje. Zij v.:.% l«oc!fl*i-h©on in haar I Rondom haar dansten haar kamc- Japon -..in bevroren dauwdropjes «n randjes «*n Knor. de oude kabouter, haar ylanzend zwarte 1 kk«-n met >n j znt naait haar. koniflküi'-.vn diamant, glinsterend cp „Ik zou wol eens willen weten, hoe de mcnschen er uitzien", terwijl haar kleine handjes op de knieën ruf ten liet en vriendelijk opkook naar do maan. „Wel, heb Jo er dan nog nooit een. gezien?" vrocs Jantjo Vorst, die haar juist voorbij danste. „No'ët", zei Sneeuwvlokje, „hco zien zij er uit?" Allo elfjes hielden op met dansen en er hcerschte een diep stilzwijgen. „Groot en zwaar!" zei de oudo Ka bouter. „O. wat jammer!, riep Snoeuwvlok- J© uit. „Ik heb er een gezien", sprak nu een klem feetjo naar voren komend, cn toen hij lachte, schudden al de boomen. „Ik heb er ook een gezien", zei een ander© fee; „en toen dia schreeuw de, klonk liet als bc-t loeien van een stier". „En nis zij loopcu moet jo ben zoo gauw mogelijk uit dcii weg gaan, anders verpletteren zij jo", zei du conto woer. „Het zijn verschrikkelijk© wezens!" zei Knor, ik zou er liefst nooit moer een willen ontmoeten. Onlangs zag ik er nog een, die groote, dikke wormen aan een liuak stak". „Dit alles klinkt ontzettenW', zei Sneeuwvlokje weer, ,,hoo zou ik or een kunnen zien, zonder gevaar te loopen 1" „Wacht maar, tot het Kerstman netje aanstonds voorbijkomt cn ga dan op zijn slede zitten; dan heb je een goede kans om een meusch ie zien", zei Jnntjc Vorst, „want van avond is het Kerstavond, en het Kerstmannetje gaat aan alle goe«lo kindoren in deze stad poppen cn ander speelgoed brengen!" „Ach. wat is dat leuk." zei Sneeuwvlokje, „boe lan» zou hij n s wegblijven?" Ha. daar kwam hij al; ren geluid van («ellen en het schuiven van ren »le«le verbrak de stilte en In lipt schijnsel van de maan werd het Kerstmannetje zichtbaar, gezeten op een groote ar. welke nog vlugger dan eeii sneltrein vooruitschoof. „Spring op. vlug", zr-i do kabou ter, „ik ca met je mede", en .lui r.am haar handje in de zijne, forwiil zij mot een flinken sprong op 'de slede zaten. „Mank het niet te lang, hoor. Kom gouw terug!" riepen de andere elfjes nog Het was vree.selijk winderig, en de anno Sneeuwvlokje zou misschien weggeblazen zijn. :»l6 de kabouter haar niet met den rug in ©en anr- dig hoekje achter den zak inet speelgoed had gezet, van waaruil zij ook nog goed kon kijken naar de stad met de vele huizendaken. „Dit is een zeer gevaarlijke en ge waagde reis voor je", zei Knor, ,,jo weet toch, dat de koningin van Sprookjesland gezegd heeft, dat nie mand van jullie in het huis van eeh rnensch mocht gaan, omdat je cr door do kacliohvarmto zoudt kunnen smol ten". „Ik wil het er op wagen", zei Sneeuwvlokje, „ik had allang ge smolten moeten zijn, als dat waar was, Kn nu ben ik ook erg warm van het haasten en de opwinding". „Nu, pas maar op," raadde de ka bouter. Op «lit oogen blik verdween de maan cn zij schenen plotseling in een diepen afgrond tc dalen. „Dat is een schoorsteen," riap Knor. „Ik ben erg bang", fluistardo Sneeuwvlokje met ecu angstig stem metje. ..Ja, jo wilde zelf, hoor!" zei do kabouter. „Ik bsn geheel van, streek!" fluisterde .Sneeuwvlokje weer, „en Ik beef over al mijn »eden, cn ik ben ook zoo bang voor die kat, die daar ©P den zak eit cn mij zoo aan kijkt". „Het is nu te laat om terug t«> keeren." antwoordde do kabouter, „ik zie al oen licht. 0! 0! wat is dat!" Met een smak kwamen zij plotsclinv terecht 00 een haardkleedje in ©en kamer met mooie gordijnen, ©n een zacht licht naast een klein bed „Te vroeg!" bromde het Kers?man netje. naar het bed e'utend en hij sprong weer vlug door het open ven ster naar builen. „Leven hier menschen?" vroeg Sneeuwvlokje heel zacht. „Wat is alles groot". „Ja," zei de kabouter en daar in Led is een rnensch." ging bii voort, wijzend naar een klein donker hoofd dat boven do lakens uitkwam. „Eindelijk!" riep Sneeuwvlokje, die, na op hot bed gesprongen to zijn, nu op het bedcle'aken stond cm belangstellend naar het kleine, ronde hoofd op de peluw keek. Zij eloop op de teentjes nog wat dichterbij. „Hij lijkt niet aardie", fluisterde zij, „hij heeft vreeselijk Jeelljko oogen en zijn heele hoofd is geverfd". Zij raakte net kleine menschjo even aan met de vingers en sprong toen weer vlug terug. „Ik geloof niet dat het een echt mensch is!" riep zij uit, „Knor, het is geen echt rnensch!" Zij keek de kamer rond, maar deze was leeg. Knor was weg! Zij wierp zich wan hopig op het kussen en begon hevig te snikken, „Ik. kan niet gelooven, dat dit een echt mensch is", mompelde zij. „breng me terug, Knor. Breng me tciug, Ik kan het hier niet uithou den". De deur van cfe kamer ging laug- znam open. ...Knorrepot". riep Sneeuwvlokje verheugd en zij hield op met huilen, maar om de deur gluurde inplaats van den kabou'er, etn meisje, het leukste en helste ineisj 1 ö.-.t zij coit gezien had. Sneeuwt iokje meende betooverd te zijn „Suzc-! mijn klc-ine ouae pop! ben jo al wakker!" riep het kleine meis je. terwijl zij op het bed toetrad. „Ben je nl wakker, lieveling?" en 7.1 j nam het. in Sneeuwvlokjes oogen zoo onaanzienlijke schepseltje van hei bed. „Kom mee, je moet mijn yTachtigen kerstboom eens zien; hij is heelemaal klaar, maar ik heb geen tooverfeetje in tien top Sneeuwvlokje sprong zoo vlug en licht als zii kon op c'e schouders van het meisje, dat dan trap afliep «•n ergens beneden een andere kamer binnenging, waar een prachtige, schitterende kerstboom stond, de tak ken vol met sneeuw en zilveren hal len en mooie popjes, m&ar. zooals het meisje reeds gezegd had, „geen tooverfeetje in den top". Weg vloog Sneeuwvlokje en in een oogwenk zat zij hoog in den kerstboom. „De fee is grimmen. Suze! Kijk maar! Wat een mooi, lief feetje, hè? Nelly zal het er op hebben gedaan, toen ik boven was". Wat een prettige dagen volgden er nu voor Sneeuwklokje! Den vol genden dag was er een feest. Een heele massa menschen kwamen en dansten rondom den boom en alle zeiden „hoe mooi zij was!" En toen c'e Kerstdagen voorbij waren en de boom weer van al zijn schatten ont daan was, stond de oude Knor weer met uitgestrekte handen op "haar te wachten, om haar naar 'Sprookjes land terug te brengen. „Ik ben niet gesmolten, best© Knor, maar van geluk zou ik bijna gestorveh zijn", zeide zij op den te rugweg „een volgend jaar ga ik misschien weer. Ik houd vejl'van d» menschen". „Jlm! Hm!" zei Knor. Maar het is tocli waar gebleken, dat Sneeuwvlokje terug kwam bij da menschen, want in een goeden kerst boom ontbreekt zij nooit!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1924 | | pagina 13