HAARLEM'S DAGBLAD V ONZEN REIZENDEN REDACTEUR FLITSEN iHIHES BESCHUIT ZATERDAG 1 MEI 1926 DERDE BLAD (NIEUWE REEKS). No. 283 OVER STIEREN EN STIERENVECHTERS. EEN SENSATIONEEL STIERENGEVECHT. 0 - 'i De torero op de horens van den stier. Het programma van de „Gran Corrida de Toros Lxtraordinario" op den l'aasch Zondag te Madrid gaf de af beeldingen van Gullincto, Oliviio, Yio= Icto, Busca Vidas. Avion er Stierenvechters, meent gc? O, m het waren do zes stieren, welke dien middag in het strijdperk zouden treden. Niet de beeltenis van een jongen, mooicn banderillero, zelfs niet van een slanken, moedigen matador in het kort zijden Torcro'buis, kwam op het pi gramma voor; enkel die van de krachtige bullen met dc zware schoften, dc brcede koppen cn dc scherpe, wijd- uitstaande horens! Duur.ian kon liet pu- bliek bcoordcclcn, wat het dien middag te ..genieten" zou krijgenAV'ant hoc for. 8eher cn krachtiger dc stieren, des te zwaarder cn dus te spannender strijd staat den toeschouwers te wachten! Den eersten stier had ik volgens de regelen der kunst zien afmaken. Het gevecht had zijn gewone, normale ver. loop gehad! ik wist dus. wat een stie» rengevecht was, cn ik stond voor dc vraag: nog langer blijven of heengaan. Mijn afkeer voor de beestachtige ver» tooning met dc paarden was zóó groot, dat ik zóó wel de arena had willen ont« vluchten. Dc journalist echter hield mij vast en dwong mij te blijven tot ik 5 stieren en 12 paarden als bloedige viccschklompen door de muilezels met dc vroolijk.tinkclendc bollen door het zand had zien slccpen. En nu moet ik bekennen, dat de journalist gelijk heeft gehad, want zooals een Spanjaard ons later zei de een sensationceler stierengevecht dan daar in de Plaza do Toros op dien Pansch»Zondag te Ma. drid had ik nooit kunnen meemaken. Het was zelfs voor de Spanjaarden een middag vol emoties. Het begon reeds dadelijk met den tweeden stier. Zóó als Ijet forsche, krachtig, bruine dier de arena binnen, stormde, werd hij al door het publiek met handgeklap ontvangen. Want de stier is In het stierengevecht voor de Spanjaarden even goed partii als de to» rcro! De. bul wordt bij een krachtige verdediging even warm toegejuicht, als dat hij bij lusteloosheid of moeheid wordt uitgefloten en uitgescholden. „Bravo toro! Bravo toro!" klink 't door dc arena, nis de stier zijn tegenstanders onvervaard kamp geeft, „Koe!" „Kalf!" „Lafaard!" is het daarentegen, wanneer het beest in vechten geen lust meer toont en hij al het sarren ten spijt onbewogen blijft staan. Deze tweede stier werd al toegejuicht, toen hij blazend cn snuivend, den kop tot vechten gereed, de arena binnen stoof. Het was wel zeker: deze bul zou ziin plicht doen, dit kolossale dier zou zijn publiek niet teleurstellen. En waar» lijk, hij heeft niet teleurgesteld! In min. der dan geen tijd lagen er drie paarden met open lijven dood in het zand! In dolle vaart rende hij telkens weer op zijn belagers af. bricscheiid en snuivend met zijn krachtige, scherpe horens stoo. tend, waar hij maar kon. Hij joeg den eenen cnpcador na den ander over de houten balustrade. Donderend klinkt het hoera van het als wild geworden publiek, als de bul in zijn vervolging van een nog juist op tijd over de om. heining heenspringenden stalknecht een heel stuk uit dc schutting met zijn ho» rens kapot ramt. Dat was nog eens een stier, dat was nog eens een tcgenstan- dcrl En iedere banderillero, dien het ge» lukt tli banderilla's niet de weerhaken in den nek van het woedende beest te planten, wordt hartstochtelijk tocge» juicht. Toen de matador in het strijdperk trad, was dc bul nog onverzwakt Het was dadelijk te zien. dat deze tweede stier den expada meer moeite zou geven dan de eerste. Recht staande brengt dc matador zijn hoed breed en gratie uitzwaaiend den president zijn loge den groet: dan treedt hij met den scharlaken rooden lap over den de gen geslagen den snuivenden, met zijn voorpoot stampenden stier tegemoet. Zóó heeft de stier niet zijn nieuwen vijand ontdekt, of hij is al op hem toe» gesprongen; dc matador is op zij uitgc» weken; dc scherpe horens stootcn in het weeke doek, Vijf, zes maal herhaalt zich hetzelfde spel; dan acht dc matador het oogenblik voor de beslissing gekomen; hij heft 't gevest van den degen, richt de punt van de kling tusschen dc ho. rens en stoot toe!De degen*glijdt al en dc bul schudt enkel nijdig zijn brceden kop, alsof een lastige vlieg hem in zijn hals heeft gestoken. Weer begint het spel met den rooden lap en voor de tweede maal staat de matador oog in oog met den stier, het puntige staal op den zwaren. breeden nek van het forsche dier gericht! Maar daar op» eens neemt dc bul een sprong, dc degen vliegt uit de hand van den nog juist op tijd uilwijkenden matador. Ecu oorver» doovend gehuil, gekrijseh, gefluit, gegil klinkt plots van alle banken. Zcnuwach» tig raapt de espada den in het zand liggenden degen op. nadert opnieuw. Een minuut later steekt de punt van den degen in den hals van den stier; hij schudt zijn kopde degen valt voor dc voeten van den torero. Feller en snijdender nog dun zooeven klinkt nu het gefluit cn het hoonend gejoel! De matador is doodsbleek geworden; nerveus strijkt hij met zijn vingers door zijn haren, dan tracht hij wederom met zijn „muleta" den rooden doek den stier in den meest voordeeligen stand te brengen om hem den genade» stoot te kunnen geven. Maar telkens en telkens weer stuit dc degen af, springt de stier zijn tegenstander voorbij. Het bloed vloeit uit wel tien wonden langs zijn schoften, maar nog altijd geeft hot dier kamp. I lct publiek is als dol gewor» den; het fluit, jaebt en gUt cn in het midden van de onmetelijke arena staat de matador, nietig, klein, zich zelf nau= wclijks meer meester bij den ongelijken strijd. En dan zien wij iets gebeuren, wat slechts hoogst zelden bij een stic» rengevecht plaats vindt, Roerloos staat dc stier, zijn kop gebukt. Voor het laatst heeft dc matador, één en al zenuw nu, den degen op den nek van den bul gc» richt. Ieder denkt, dat nu het oogen» blik voor het dier gekomen is, maar juist als do matador toesteekt, gaat met een plotselingcn ruk de brcede kop om» hoog, de degen valt voor de zooveelstc mnnl in het zand. Een snerpend gefluit, één oogenblik van spanning cn dan ko» men twee ossen, met een juk aan elkaar gebonden, door dc opengegooide stal deuren dc arena binnen. Tegelijk zie ik den matador als gebroken in elkaar zak» ken, het hoofd in zijn handen verbor» gen. Zijn lichaam schokt van het snik» ken op cn neer! De ossendat betce» kent dc zwaarste vernedering, die voor een torero denkbaar is! Dc stier is triomfator gebleven; hem is gratie gc= schonken! Dc torero heeft den strijd verloren. Dc kampplaats is nu geheel ont» ruimd! Hijgend, bloedend uit al zijn wonden, staat in het midden vun de are» na, moe cn afgemat, dc stier. Log stap» pend gaan dc twee ossen langs hem heen; het getinkel der klokken, die VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 578 VUILE VOETEN Je komt thuis en hoort uit de verte een zwak geroep van je vrouw je kan niet verstaan wat i ze zegt, maar beseft dat I het iets belangrijks moet I zijn antwoordt, wacht je loopt door de huiska» ir, je komt wel even I mer, eetkamer, keukert I en kinderkamer om haar I te zoeken roept dat ie niet dat zc boven was, je komt wel even je zoekt in alle slaapka» mers voor ie ontdekt dat liet geroep van den zolder komt je verneemt dat je vrouw je alleen op het hart wou drukken om je voeten goed te vegen, de vloeren zijn juist ge» boend cn je sluipt schuldig naar beneden om eett stoffer en blik te zoeken waarmee je kan redden wat er nog te redden valt (Nadruk verboden) Het einde van den stier. De torero wijdt den stier aan den president. bengelen om hun hals, klinkt tot ons door. Langzaam wendt dc stier zich om: zijn zware kop gaat in de richting van het hem bekende klokgctinkel. Nog éénmaai schudt hij zijn zwaren kop heen en weer; dan volgt hij gedwee opeens weer het tamme kuddc.dier dc twee ossen, die hem lokken naar den stal. En tegen de houten balustrade, aan de overzijde, zit klein en gebroken, met het hoofd in zijn handen, al maar snik» kend de lorero, die zich zijn carrière in enkele minuten, onder gefluit cn hoongelach van een wreede menigte door dat gedwee cn loom daar weg» stappende kuddedier zag vernietigen. Men gooit hem een rooden mantel toe. Hij weet, wat dat gebaar beteekent. Langzaam raapt hij den mantel op van den grond; hij is in het publiek van den hoogen rang van torero tot capeador verlaagd. Het was dc tragiek van een stierenvechter. Op dat oogenblik was mijn medelijden met den verslagen torero bijna oven groot als met dc ge» artcldc doode paarden, die ik uit dc rena zag wcgslcepen. Violeta, dc derde stier, bracht een nieuwe, gansch andere sensatie. Het was een zwarte bul. klein cn tenger, yergelc» ken bij het brcede, kolossale dier. dat zoo pas als overwinnaar de kampplaats had verlaten, Nauwelijks was hij dc arena binnengedraafd van hollen was bij dezen stier geen sprake of hij stond onbewegelijk stil, zich niets trekkend van de roodc mantels, die >r zijn oogen heen en weer werden gezwaaid. Hij stond daar midden in de arena onbewogen als een os. Toen op eens ging er van alle kanten, door heel het open gebouw, een gegil cn ge» fluit op, zoo snerpend cn fel, dat wij, Hollanders, elkander verwonderd aan» keken. Heel het publiek stond, woedend» verontwaardigd, wild gestieulecrcnd, plots recht op dc banken; het was écn vitte warreling van waaiende zakdoe» ken. Men floot, krijschtc, gilde, huilde; het was, of al die tienduizenden men» schen plotseling tegelijk door den satan bezeten waren. Het was één aanhou» dend geschreeuw van: „otro toro! otro toro! otro toro!" Zooiets had ik nog nooit in mijn leven meegemaakt, Dc capeadores sprongen over de balustra» dc, do piccadores weken met hun paar» den ter zij; in het midden, geheel al» leen,.stond in het witte zand, goedig en gedwee, de zwarte stier, gansch on» bewogen voor het helsch spektakel om hem heeh. Nog begrepen wij het niet geheel, toen wij dc staldeuren zagen openen en de twee ossen met de tinke» lende klokken om hun hals weer za» gen binnen stappen. Nu pas was het ons geheel duidelijk; het publiek had zijn seto over den stier uitgesproken, de bnndcrilleros en de capeadores hadden geweigerd met zoo'n beest tc vechten; dat was geen tegenstander, Spaanschc stierenvechters waardig! De stier bedacht zich geen oogenblik, in een sukkeldrafje schommelde hij de (wee ossen achterna, dc stal tcgemoct- Hct „bah! bah! bahl"»geroep klonk hoo» nend hem achterna. Hoe jammer, dat stieren niet lachen kunnen! Wat zou deze bul geschaterd hebben op het oogenblik toen hij door de staldeuren de arena vcrlietl Bij den vierden stier: een komisch intermezzo! Het spel met dc bandcril» leros was pas begonnen, toen plots een jonge man midden uit het publiek opsprong cn over de houten balustra» ie de arena binnenwipte. In zijn rechterhand een wandelstok, over zijn linkerschouder een roode lap, die hij vlug van dc omheining had weggegrist, sprong hij dansend den stier tegemoet» Een dilettant»torero, die voor den volke zijn moed cn zijn behendigheid wilde toonen! Het publiek lachte, schreeuwde, brul» de, de jonge man in zijn zwarte buis danste al zwaaiende zijn rooden doek om den stier heen. nu eens naderend, jr wijkend, telkens behendig pa» recrcnd als een volleerde matador! Het spel was van een drieste onverschrok» kenheid. Maar dit nummer buiten het programma was niet naar den zin van de capeadores en fde bandcrillcros, die zich hun succes door een zwaar toe» gcjuichten liethebbcr»matador zagc-n ontnemen. Van alle kanten kwamen zij opdagen om hem tc grijpen, maar aldoor tglipte hun de vlugge, tengere jonge» in, die met gracieuse behendigheid den stier tegelijk met dc hem belagende menschen al maar ontweek. Deze as pi» runt»torero had zich aan tien kanten tc» gelijk te verdedigen ei» hij deed dit met een bravour en een cranerie, die zelfs de kalme Hollanders tot geestdriftige vervoering bracht. Maar zijn succes was slechts van kor» ten duur. Toen hij, bij een verraderlij» ken sprong van den stier, even uitgleed, hadden tegelijk twee paar handen hem tc pakken. Tusschen twee capeadores in werd de dilettant matador naar de stal» deuren gesleept, waar gendarmes al klaar stonden om hem in ontvangst te nemen. Want geen onbevoegde betreedt ongestraft een stierenkampplaats! De dUcttant»torcro wist. dat dc cel hem wachtte! Maar wat nood! Had hij niet vijf minuten den roem van den door een duizendkoppige menigte tocgcjuich» ten espada doorleefd? Zou hij daarvan niet droomen in zijn donkere cel, zeven dagen en zeven nachten lang? En is een schooner droom denkbaar voor een „caballero" uit het land van Don Qui» chot? De vijfde stier bracht 'de laatste en hevigste sensatie. Het was een jonge, slanke torero, die hem zou bestrijden. Lenig en vlug treedt hjj in zijn flatteus, donker paars costuum de kampplaats binnen. Hij begroet met een hoofsche buiging den president en doorschrijdt 'dan gaande als een vorst de heele arena, om vlak onder onze loge halt te houden. Daar strekt hij den degen in de richting van een jonge vrouw, die beneden op de voorste rij tusschen ceni» gc mannen is gezeten. Ik zie, hoe zij met blijde oogen hem toelacht; de tore» ro heeft de jonge vrouw boven allen uit» verkoren en haar den stier gewijd. Met vluggen pas is hij den bul gena» derd en het spel met de roodc mulata begint. Deze torero is van ccri onver» schrokkenheid, die ons, Hollanders, nu cn dan doet beven. Is het voor haar, dat hij met het dier speelt, alsof er geen gevaar bestaat? Ik zie, hoe hij vlak voor den bul neerknielt cn met een handbeweging haar groet, aan wie hij het dier heeft gewijd! Een donde» rend applaus, een hartstochtelijk: bra» va! brava! van alle banken is het loon voor zooveel dapperheid. De jonge vrouw staat recht voor haar bank. wuift hem toe met haar zakdoek. De stier staat met den kop gebukt, vlak voor den torero! Eén stoot slechts zou voldoende zijn om het spel te doen ein» digen. Maar dc bul blijft onbewegelijk staan, alsof hij zijn vijand daar vlak voor hem niet eens ziet. Maar dan gebeurt het onverwachte, het vrceselijke. De torero is opgestaan om af te rekenen met den stier. Hij staat met den degen geheven, gereed voor den stoot. Wat er dan precies ge» beurt, niemand van ons weet het later tc vertellen, maar op eens zien wij den stier naar voren springen en bijna op hetzelfde oogenblik ligt de torero op de horens van den bul en slingert hij door de lucht. Een kreet van schrik gaat door het circus; de torero valt I neer en wij wenden allen ontzet onzen blik af, wanneer wij zien hoe de stier zijn breeden kop bukt en stoot in de richting waar de man in het paars ter 1 neer ligt. Van alle kanten komen de capeadores toegesneld, roodé mantels wapperen rechts en links voor de oogen van den bul! Het is al te laat! Wanneer de stier, log springend, een capeador achterna holt, blijft de torero onbewe* gelijk, als dood, in het zand liggen. Vier mannen rapen hem op en op de gele sohouders van de banderilleroa ligt slap, bewegingloos, de jonge torero in zijn paars»zijde torcro»buis. Dokto* ren komen ijlings langs de balustrade toegesneld in de richting der stallen, waarheen men den torero heeft gedrag gen. Dc jonge vjpuw beneden onze loge is opgestaan. Twee mannen gelei* den haar naar buiten tusschen de.dich* te rijen van toeschouwers door. Een nieuwe matador staat al weer midden in de kampplaats, oog in oog met den bul, den degen geheven. In het zonlicht flikkert het staal! Een oogenblik, een seconde misschien staat' nog de sier, met den degen gedrongen in zijn lijf,"dan ploft hij zwaar ter neer, heft even nog den kop als vra* gend omhoog en blijft dan on* bewegelijk liggen! Met één stoot heeft de matador het dier ge» dood. Als een lawine dondert het hoera door het open gebouw. De torero buigt glimlachend naar alle kantenl Dan schrijdt als als een triomfator door de arena. Gejuich, applaus, brava's verge* zeilen hem, overal waar hij gaat! Hoe*, den worden als opperste hulde over de balustrade voor zijn voeten; neergegooid. En aldoor buigt de torero gelukkig lachend, naar alle zijden, wuift hij met zijn hand naar het op* gewonden publiek. De matador, die zoo pas is wegge» dragen, is reeds vergeten. Maar de plaats beneden ons blijft leeg. De jonge vrouw, aan wie de stier werd gewijd is de eenigc, die zijn dood niet heeft gezien, J. B. SCHUIL, INGEZONDEN 1IEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. FEUILLETON DE ERFENIS VAN OOM GEORGE door F. DE SINCLAIR. 14)" Sanderson nam een zilveren lepel van de tafel, bekeek die, woog hem op de band. „Ik wil es met u praten", sprak hij dan zonder op te zien. „Mijn principa» len in Mexico ben de kwaaistc nie en ik ben ook de kwaaiste nie.. gesjochtc jongenlefen cn laten lefen Hjj legde den lepel neer, zag Frank aan. „As ik wil, ken ik u morgen an den dag op straat laten setten...." „Zoo", Frank stak zijn handen in zijn broek» zakken kneep ze daarin tot vuisten. „Maar dat doen ik nie...." zei San» derson geruststellend, terwijl hij nu een bord van het oude servies opnam cn dat aan de achterzijde bekeek en piet een van zijn ringen betikte. „Blijf van dat bord af", beval Frank Sanderson keelt even verwonderd op maar gehoorzaamde toch; dan herhaal» dc hij; „Nei.... dat doen ik nie.... Maar ik sal u seggen. wet ik wel doe.. De bedienden blijven toch tot de vaaf» tiendehebben ze rech op.... Nou soo lang mag u ook nog wel van mc blaavehoewel u eigenlijk Doch hij kon den zin niet voltooien. Frank was met een paar groote stap» pen op dc kamerdeur toegetreden, deed die wijd open. „Raap die hoed op....!" beval hij dan kort. In zijn donkerblauwe oogen fonkel» dc een metaalglans en dan. nis de an» der hem blijkbaar niet begrijpend aan» keek. bulderde hij: „Raap die hoed op, zeg ik je!" Door Sandersons' bolle oogen trok iets van een schuwe angst: hij stond eensklaps op, en deed wat Frank ge» lastte. „Je actetasch", snauwde deze. Sanderson nam het bruinlcercn ding onder zijn arm. „Zoo", sprak Frank dan, terwijl hij in de gang bij de kamerdeur ging staan, „en nu zal Ik jou es wat zeggen. Ik weet, dat ik geen recht heb om hier te zijn en ik weet-ook, dat het recht om over dit huis te beschikken in han» den is van dien Mexicaanschen bandle» tcntrocpcn, die jij vertegenwoordigt. Maar recht of geen recht.... op het oogenblik beij ik hier nog wol Ik tel tot drie.. en als je daarna dit huis nog niet verlaten hebt.... dan neem ik het recht.... versta je dat?., dan neem ik het recht.... om je d'r uit te trappenEn nu vlug.... Eén!".. „Hou u gedektmeheer van dc Reeversehou u gedekt...." zei Sanderson haastig, terwijl hij langs Frank de gang al in liep. „Twee!bulderde Frank, snel naar de voordeur loopend, die hij ont» sloot. „Maar nu sel je ook sohandaal hibbe ik laat jc d'r uit gooienkwaje jongenik stuur dc politie riep Sanderson, op een draf naar bui» ten hollend. „Drie!" zei Frank en hij sloeg de voordeur dreunend dicht. Toen Frank terugkwam in de eetka» mer, lachte hij, niet grimmig, met de zelfvoldaanheid van iemand, die zege» vierde in onverkwikkelijken strijd, maar vreugdig verlucht, blij/ als de weerschijn van een goede inwendige tevredenheid. Hij keek de tafel ^nd om te zien, of er nog iets van zijn gading was, doch van alles had hij bereids genoten, be< halve van de koffie. Hij schonk zich een kop in van het geurig opwekkende vocht, dronk dien leeg met" korte genietende teugjes, stak een sigaret op, belde voor 't afnc» men en liep den tuin m. B?j den vrjiver, wa*r'm wat gondvisch» lijven als stille vlammen hoog tegen het gladde watervlak hingen, stond een bank in dc schaduw van een Ouden acacia, wiens bloesems 's zomers als witte druiventrossen in 't water spie» gelden. Op die bank ging hij zitten in lui ge» strekte behaaglijkheid, met het voor hem vreemde gevoel, dat hij een beetje vermoeid was. Hij blies sigarettenrook naar een muggenwolk, die trillerde boven den vijverrand en nu grillig verstoof, volg» dc met half gesloten oogen de verijlen» dc blauwe damp. Tja,.,, nu was alle troebelheid wn zijn bestaan hier op Eikendaal dus op» geklaard. Gelukkig dan maar! Zoo kon het toch ook niet blijven. Van het oogenblik af. toen hij op dien morgen zelf die vervloekte schuld» vordering tusschen dc papieren van zijn oom had gevonden en die voorzich» tigheidshalvc den notaris had laten zien, van af dat oogenblik had hij altijd iets als een dreiging boven zich ge» voeld, had hij zijn leven, zijn bestaan hier in dit Gcldersche Arcadic, onze» ker geweten, allen drogredenen van zichzelf en geruststellende mecningen van den notaris ten spijt. Maar nu was die twijfelperiode cn die onzekerheid dan teneinde; de no» taris had hem vanmorgen keurig en kiesOh en tactvol voorbereid, zooals i men dat pleegt te noemen, op de cata» strofe en „meneer" Sanderson had het daar juist op zijne wijze bevestigd, „Ik laat je d'r uit gooien!" Dat waren de afscheidswoorden gc» wecst en daar kwam het heele geval nu ook, kort en krachtig uitgedrukt, op neer. Och, die Sanderson had au fond ook heelcmaal geen ongelijk. Hij handelde in opdracht, volgens zijn instructies. Zaken zijn zaken. Hem ontbrak alleen maar eenig begrip van kieschheïd cn ook de elementaire beginselen der wel» levendheid waren hem vreemd.... maar overigens.... 'n correct mensch.. 'n handelsman met het principe van „de rechte lijn....l" Indien hij niet dadelijk zoo provocee» rend was onbetreden en hem Fran": niet zulke afgrijselijke beroe.de din» gen die in den grond zoo hopeloos juist waren had toegevoegd en ver» weten, dan zo: hij dien vettigen kap» perskop ook wel 'n beetje mmschc» lijker bejegend hebben. Wel ja, waarom niet? Ze hadden desnoods samen kunnen lunchen. In ieder geval, dat voelde hij wel, koesterde hij niet den minsten wrok meer tegen dien Sanderson. Als dat een echte meneer, een gentleman geweest was, dan zou het onderhoud een veel pijnlijker wending hebben kannen nemen. Nu was het een uitwisseling van be» dachte en natuurlijke grofheden ge* wecst, die begon met het wegslaan van een hoed en eindigde met een mislukte knokpartij.... Och, daar kon je ach» tcraf nog es smakelijk om lachen! Maar als Sanderson een gentleman was geweest, en als die dan venijnig had willen zijnom te rillenI Nee, nee.... hij dankte den Hemel dat die Sanderson maar zoo'n raspro» leet was! Hij zou nu bijna van den man kun* ncn houdengek!.,.— Daaroml Nu was het dus afgeloopen.zijn mooie huis.... die heerlijke slaapkamer cn de badkamer er naast—... dat ruime balcon vol bloemen..— kijk, Antje 'haalde juist de jalouzieën op, omdat de zon er nu weg wasze opende de balcondeuren.dat het toch maar frisch zou zijn, als hij vanavond— hm.... jaen de tuindeze -ij* ver.... de rivier.... de auto.... Hij hoestte even, ging verzitten. Natuurlijken achter dat alles.» Ro.,.. Ro....! Hij zuchtte. Kom, kom..— hij was nu in 't sta* dium der nuchtere objectieve overleg* gingen gekomen, nu moest hij ook niet sentimenteel worden, want dan liep het verkeerd (Wordt vervolgd)*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9