HAARLEM'S DAGBLAD
V
ONZEN REIZENDEN
REDACTEUR
FLITSEN
iHIHES BESCHUIT
ZATERDAG 1 MEI 1926 DERDE BLAD
(NIEUWE REEKS).
No. 283
OVER STIEREN EN STIERENVECHTERS.
EEN SENSATIONEEL STIERENGEVECHT.
0 - 'i
De torero op de horens van den stier.
Het programma van de „Gran Corrida
de Toros Lxtraordinario" op den
l'aasch Zondag te Madrid gaf de af
beeldingen van Gullincto, Oliviio, Yio=
Icto, Busca Vidas. Avion er
Stierenvechters, meent gc? O, m
het waren do zes stieren, welke dien
middag in het strijdperk zouden treden.
Niet de beeltenis van een jongen,
mooicn banderillero, zelfs niet van een
slanken, moedigen matador in het kort
zijden Torcro'buis, kwam op het pi
gramma voor; enkel die van de
krachtige bullen met dc zware schoften,
dc brcede koppen cn dc scherpe, wijd-
uitstaande horens! Duur.ian kon liet pu-
bliek bcoordcclcn, wat het dien middag
te ..genieten" zou krijgenAV'ant hoc for.
8eher cn krachtiger dc stieren, des te
zwaarder cn dus te spannender strijd
staat den toeschouwers te wachten!
Den eersten stier had ik volgens de
regelen der kunst zien afmaken. Het
gevecht had zijn gewone, normale ver.
loop gehad! ik wist dus. wat een stie»
rengevecht was, cn ik stond voor dc
vraag: nog langer blijven of heengaan.
Mijn afkeer voor de beestachtige ver»
tooning met dc paarden was zóó groot,
dat ik zóó wel de arena had willen ont«
vluchten. Dc journalist echter hield mij
vast en dwong mij te blijven tot ik 5
stieren en 12 paarden als bloedige
viccschklompen door de muilezels met
dc vroolijk.tinkclendc bollen door het
zand had zien slccpen. En nu moet ik
bekennen, dat de journalist gelijk heeft
gehad, want zooals een Spanjaard
ons later zei de een sensationceler
stierengevecht dan daar in de Plaza do
Toros op dien Pansch»Zondag te Ma.
drid had ik nooit kunnen meemaken.
Het was zelfs voor de Spanjaarden
een middag vol emoties.
Het begon reeds dadelijk met den
tweeden stier. Zóó als Ijet forsche,
krachtig, bruine dier de arena binnen,
stormde, werd hij al door het publiek
met handgeklap ontvangen. Want de
stier is In het stierengevecht voor de
Spanjaarden even goed partii als de to»
rcro! De. bul wordt bij een krachtige
verdediging even warm toegejuicht, als
dat hij bij lusteloosheid of moeheid
wordt uitgefloten en uitgescholden.
„Bravo toro! Bravo toro!" klink 't door
dc arena, nis de stier zijn tegenstanders
onvervaard kamp geeft, „Koe!" „Kalf!"
„Lafaard!" is het daarentegen, wanneer
het beest in vechten geen lust meer
toont en hij al het sarren ten spijt
onbewogen blijft staan.
Deze tweede stier werd al toegejuicht,
toen hij blazend cn snuivend, den kop
tot vechten gereed, de arena binnen
stoof. Het was wel zeker: deze bul zou
ziin plicht doen, dit kolossale dier zou
zijn publiek niet teleurstellen. En waar»
lijk, hij heeft niet teleurgesteld! In min.
der dan geen tijd lagen er drie paarden
met open lijven dood in het zand! In
dolle vaart rende hij telkens weer op
zijn belagers af. bricscheiid en snuivend
met zijn krachtige, scherpe horens stoo.
tend, waar hij maar kon. Hij joeg den
eenen cnpcador na den ander over de
houten balustrade. Donderend klinkt
het hoera van het als wild geworden
publiek, als de bul in zijn vervolging
van een nog juist op tijd over de om.
heining heenspringenden stalknecht een
heel stuk uit dc schutting met zijn ho»
rens kapot ramt. Dat was nog eens een
stier, dat was nog eens een tcgenstan-
dcrl En iedere banderillero, dien het ge»
lukt tli banderilla's niet de weerhaken
in den nek van het woedende beest te
planten, wordt hartstochtelijk tocge»
juicht.
Toen de matador in het strijdperk
trad, was dc bul nog onverzwakt Het
was dadelijk te zien. dat deze tweede
stier den expada meer moeite zou geven
dan de eerste. Recht staande brengt dc
matador zijn hoed breed en
gratie uitzwaaiend den president
zijn loge den groet: dan treedt hij met
den scharlaken rooden lap over den de
gen geslagen den snuivenden, met zijn
voorpoot stampenden stier tegemoet.
Zóó heeft de stier niet zijn nieuwen
vijand ontdekt, of hij is al op hem toe»
gesprongen; dc matador is op zij uitgc»
weken; dc scherpe horens stootcn in het
weeke doek, Vijf, zes maal herhaalt zich
hetzelfde spel; dan acht dc matador het
oogenblik voor de beslissing gekomen;
hij heft 't gevest van den degen, richt
de punt van de kling tusschen dc ho.
rens en stoot toe!De degen*glijdt
al en dc bul schudt enkel nijdig zijn
brceden kop, alsof een lastige vlieg
hem in zijn hals heeft gestoken. Weer
begint het spel met den rooden lap en
voor de tweede maal staat de matador
oog in oog met den stier, het puntige
staal op den zwaren. breeden nek van
het forsche dier gericht! Maar daar op»
eens neemt dc bul een sprong, dc degen
vliegt uit de hand van den nog juist op
tijd uilwijkenden matador. Ecu oorver»
doovend gehuil, gekrijseh, gefluit, gegil
klinkt plots van alle banken. Zcnuwach»
tig raapt de espada den in het zand
liggenden degen op. nadert opnieuw.
Een minuut later steekt de punt van
den degen in den hals van den stier;
hij schudt zijn kopde degen valt
voor dc voeten van den torero. Feller
en snijdender nog dun zooeven klinkt
nu het gefluit cn het hoonend gejoel!
De matador is doodsbleek geworden;
nerveus strijkt hij met zijn vingers door
zijn haren, dan tracht hij wederom
met zijn „muleta" den rooden doek
den stier in den meest voordeeligen
stand te brengen om hem den genade»
stoot te kunnen geven. Maar telkens en
telkens weer stuit dc degen af, springt
de stier zijn tegenstander voorbij. Het
bloed vloeit uit wel tien wonden langs
zijn schoften, maar nog altijd geeft hot
dier kamp. I lct publiek is als dol gewor»
den; het fluit, jaebt en gUt cn in het
midden van de onmetelijke arena staat
de matador, nietig, klein, zich zelf nau=
wclijks meer meester bij den ongelijken
strijd. En dan zien wij iets gebeuren,
wat slechts hoogst zelden bij een stic»
rengevecht plaats vindt, Roerloos staat
dc stier, zijn kop gebukt. Voor het laatst
heeft dc matador, één en al zenuw nu,
den degen op den nek van den bul gc»
richt. Ieder denkt, dat nu het oogen»
blik voor het dier gekomen is, maar
juist als do matador toesteekt, gaat met
een plotselingcn ruk de brcede kop om»
hoog, de degen valt voor de zooveelstc
mnnl in het zand. Een snerpend gefluit,
één oogenblik van spanning cn dan ko»
men twee ossen, met een juk aan elkaar
gebonden, door dc opengegooide stal
deuren dc arena binnen. Tegelijk zie ik
den matador als gebroken in elkaar zak»
ken, het hoofd in zijn handen verbor»
gen. Zijn lichaam schokt van het snik»
ken op cn neer! De ossendat betce»
kent dc zwaarste vernedering, die voor
een torero denkbaar is! Dc stier is
triomfator gebleven; hem is gratie gc=
schonken! Dc torero heeft den strijd
verloren.
Dc kampplaats is nu geheel ont»
ruimd! Hijgend, bloedend uit al zijn
wonden, staat in het midden vun de are»
na, moe cn afgemat, dc stier. Log stap»
pend gaan dc twee ossen langs hem
heen; het getinkel der klokken, die
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 578
VUILE VOETEN
Je komt thuis en hoort
uit de verte een zwak
geroep van je vrouw
je kan niet verstaan wat i
ze zegt, maar beseft dat I
het iets belangrijks moet I
zijn
antwoordt, wacht je loopt door de huiska»
ir, je komt wel even I mer, eetkamer, keukert
I en kinderkamer om haar
I te zoeken
roept dat ie niet
dat zc boven was,
je komt wel even
je zoekt in alle slaapka»
mers voor ie ontdekt
dat liet geroep van den
zolder komt
je verneemt dat je
vrouw je alleen op het
hart wou drukken om
je voeten goed te vegen,
de vloeren zijn juist ge»
boend
cn je sluipt schuldig
naar beneden om eett
stoffer en blik te zoeken
waarmee je kan redden
wat er nog te redden
valt
(Nadruk verboden)
Het einde van den stier.
De torero wijdt den stier aan den
president.
bengelen om hun hals, klinkt tot ons
door. Langzaam wendt dc stier zich om:
zijn zware kop gaat in de richting van
het hem bekende klokgctinkel. Nog
éénmaai schudt hij zijn zwaren kop
heen en weer; dan volgt hij gedwee
opeens weer het tamme kuddc.dier
dc twee ossen, die hem lokken naar den
stal. En tegen de houten balustrade, aan
de overzijde, zit klein en gebroken, met
het hoofd in zijn handen, al maar snik»
kend de lorero, die zich zijn carrière
in enkele minuten, onder gefluit cn
hoongelach van een wreede menigte
door dat gedwee cn loom daar weg»
stappende kuddedier zag vernietigen.
Men gooit hem een rooden mantel toe.
Hij weet, wat dat gebaar beteekent.
Langzaam raapt hij den mantel op van
den grond; hij is in het publiek van den
hoogen rang van torero tot capeador
verlaagd. Het was dc tragiek van een
stierenvechter. Op dat oogenblik was
mijn medelijden met den verslagen
torero bijna oven groot als met dc ge»
artcldc doode paarden, die ik uit dc
rena zag wcgslcepen.
Violeta, dc derde stier, bracht een
nieuwe, gansch andere sensatie. Het was
een zwarte bul. klein cn tenger, yergelc»
ken bij het brcede, kolossale dier. dat
zoo pas als overwinnaar de kampplaats
had verlaten, Nauwelijks was hij dc
arena binnengedraafd van hollen
was bij dezen stier geen sprake of
hij stond onbewegelijk stil, zich niets
trekkend van de roodc mantels, die
>r zijn oogen heen en weer werden
gezwaaid. Hij stond daar midden in
de arena onbewogen als een os. Toen
op eens ging er van alle kanten, door
heel het open gebouw, een gegil cn ge»
fluit op, zoo snerpend cn fel, dat wij,
Hollanders, elkander verwonderd aan»
keken. Heel het publiek stond, woedend»
verontwaardigd, wild gestieulecrcnd,
plots recht op dc banken; het was écn
vitte warreling van waaiende zakdoe»
ken. Men floot, krijschtc, gilde, huilde;
het was, of al die tienduizenden men»
schen plotseling tegelijk door den satan
bezeten waren. Het was één aanhou»
dend geschreeuw van: „otro toro! otro
toro! otro toro!" Zooiets had ik nog
nooit in mijn leven meegemaakt, Dc
capeadores sprongen over de balustra»
dc, do piccadores weken met hun paar»
den ter zij; in het midden, geheel al»
leen,.stond in het witte zand, goedig
en gedwee, de zwarte stier, gansch on»
bewogen voor het helsch spektakel om
hem heeh. Nog begrepen wij het niet
geheel, toen wij dc staldeuren zagen
openen en de twee ossen met de tinke»
lende klokken om hun hals weer za»
gen binnen stappen. Nu pas was het ons
geheel duidelijk; het publiek had zijn
seto over den stier uitgesproken, de
bnndcrilleros en de capeadores hadden
geweigerd met zoo'n beest tc vechten;
dat was geen tegenstander, Spaanschc
stierenvechters waardig!
De stier bedacht zich geen oogenblik,
in een sukkeldrafje schommelde hij de
(wee ossen achterna, dc stal tcgemoct-
Hct „bah! bah! bahl"»geroep klonk hoo»
nend hem achterna. Hoe jammer, dat
stieren niet lachen kunnen! Wat zou
deze bul geschaterd hebben op het
oogenblik toen hij door de staldeuren de
arena vcrlietl
Bij den vierden stier: een komisch
intermezzo! Het spel met dc bandcril»
leros was pas begonnen, toen plots een
jonge man midden uit het publiek
opsprong cn over de houten balustra»
ie de arena binnenwipte. In zijn
rechterhand een wandelstok, over zijn
linkerschouder een roode lap, die hij
vlug van dc omheining had weggegrist,
sprong hij dansend den stier tegemoet»
Een dilettant»torero, die voor den volke
zijn moed cn zijn behendigheid wilde
toonen!
Het publiek lachte, schreeuwde, brul»
de, de jonge man in zijn zwarte buis
danste al zwaaiende zijn rooden doek
om den stier heen. nu eens naderend,
jr wijkend, telkens behendig pa»
recrcnd als een volleerde matador! Het
spel was van een drieste onverschrok»
kenheid. Maar dit nummer buiten het
programma was niet naar den zin van
de capeadores en fde bandcrillcros, die
zich hun succes door een zwaar toe»
gcjuichten liethebbcr»matador zagc-n
ontnemen. Van alle kanten kwamen zij
opdagen om hem tc grijpen, maar aldoor
tglipte hun de vlugge, tengere jonge»
in, die met gracieuse behendigheid
den stier tegelijk met dc hem belagende
menschen al maar ontweek. Deze as pi»
runt»torero had zich aan tien kanten tc»
gelijk te verdedigen ei» hij deed dit met
een bravour en een cranerie, die zelfs
de kalme Hollanders tot geestdriftige
vervoering bracht.
Maar zijn succes was slechts van kor»
ten duur. Toen hij, bij een verraderlij»
ken sprong van den stier, even uitgleed,
hadden tegelijk twee paar handen hem
tc pakken. Tusschen twee capeadores in
werd de dilettant matador naar de stal»
deuren gesleept, waar gendarmes al
klaar stonden om hem in ontvangst te
nemen. Want geen onbevoegde betreedt
ongestraft een stierenkampplaats! De
dUcttant»torcro wist. dat dc cel hem
wachtte! Maar wat nood! Had hij niet
vijf minuten den roem van den door
een duizendkoppige menigte tocgcjuich»
ten espada doorleefd? Zou hij daarvan
niet droomen in zijn donkere cel, zeven
dagen en zeven nachten lang? En is
een schooner droom denkbaar voor een
„caballero" uit het land van Don Qui»
chot?
De vijfde stier bracht 'de laatste en
hevigste sensatie. Het was een jonge,
slanke torero, die hem zou bestrijden.
Lenig en vlug treedt hjj in zijn flatteus,
donker paars costuum de kampplaats
binnen. Hij begroet met een hoofsche
buiging den president en doorschrijdt
'dan gaande als een vorst de heele
arena, om vlak onder onze loge halt te
houden. Daar strekt hij den degen in
de richting van een jonge vrouw, die
beneden op de voorste rij tusschen ceni»
gc mannen is gezeten. Ik zie, hoe zij
met blijde oogen hem toelacht; de tore»
ro heeft de jonge vrouw boven allen uit»
verkoren en haar den stier gewijd.
Met vluggen pas is hij den bul gena»
derd en het spel met de roodc mulata
begint. Deze torero is van ccri onver»
schrokkenheid, die ons, Hollanders, nu
cn dan doet beven. Is het voor haar,
dat hij met het dier speelt, alsof er
geen gevaar bestaat? Ik zie, hoe hij
vlak voor den bul neerknielt cn met
een handbeweging haar groet, aan wie
hij het dier heeft gewijd! Een donde»
rend applaus, een hartstochtelijk: bra»
va! brava! van alle banken is het loon
voor zooveel dapperheid. De jonge
vrouw staat recht voor haar bank.
wuift hem toe met haar zakdoek. De
stier staat met den kop gebukt, vlak
voor den torero! Eén stoot slechts zou
voldoende zijn om het spel te doen ein»
digen. Maar dc bul blijft onbewegelijk
staan, alsof hij zijn vijand daar vlak
voor hem niet eens ziet.
Maar dan gebeurt het onverwachte,
het vrceselijke. De torero is opgestaan
om af te rekenen met den stier. Hij
staat met den degen geheven, gereed
voor den stoot. Wat er dan precies ge»
beurt, niemand van ons weet het later
tc vertellen, maar op eens zien wij den
stier naar voren springen en bijna op
hetzelfde oogenblik ligt de torero op
de horens van den bul en slingert hij
door de lucht. Een kreet van schrik
gaat door het circus; de torero valt I
neer en wij wenden allen ontzet onzen
blik af, wanneer wij zien hoe de stier
zijn breeden kop bukt en stoot in de
richting waar de man in het paars ter 1
neer ligt. Van alle kanten komen de
capeadores toegesneld, roodé mantels
wapperen rechts en links voor de oogen
van den bul! Het is al te laat! Wanneer
de stier, log springend, een capeador
achterna holt, blijft de torero onbewe*
gelijk, als dood, in het zand liggen.
Vier mannen rapen hem op en op de
gele sohouders van de banderilleroa
ligt slap, bewegingloos, de jonge torero
in zijn paars»zijde torcro»buis. Dokto*
ren komen ijlings langs de balustrade
toegesneld in de richting der stallen,
waarheen men den torero heeft gedrag
gen. Dc jonge vjpuw beneden onze
loge is opgestaan. Twee mannen gelei*
den haar naar buiten tusschen de.dich*
te rijen van toeschouwers door.
Een nieuwe matador staat al weer
midden in de kampplaats, oog in oog
met den bul, den degen geheven. In
het zonlicht flikkert het staal! Een
oogenblik, een seconde misschien staat'
nog de sier, met den degen gedrongen
in zijn lijf,"dan ploft hij zwaar ter neer,
heft even nog den kop als vra*
gend omhoog en blijft dan on*
bewegelijk liggen! Met één stoot
heeft de matador het dier ge»
dood. Als een lawine dondert het hoera
door het open gebouw. De torero buigt
glimlachend naar alle kantenl Dan
schrijdt als als een triomfator door de
arena. Gejuich, applaus, brava's verge*
zeilen hem, overal waar hij gaat! Hoe*,
den worden als opperste hulde
over de balustrade voor zijn voeten;
neergegooid. En aldoor buigt de torero
gelukkig lachend, naar alle zijden,
wuift hij met zijn hand naar het op*
gewonden publiek.
De matador, die zoo pas is wegge»
dragen, is reeds vergeten. Maar de
plaats beneden ons blijft leeg. De jonge
vrouw, aan wie de stier werd gewijd
is de eenigc, die zijn dood niet heeft
gezien,
J. B. SCHUIL,
INGEZONDEN 1IEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
FEUILLETON
DE ERFENIS VAN OOM
GEORGE
door
F. DE SINCLAIR.
14)"
Sanderson nam een zilveren lepel van
de tafel, bekeek die, woog hem op de
band.
„Ik wil es met u praten", sprak hij
dan zonder op te zien. „Mijn principa»
len in Mexico ben de kwaaistc nie en
ik ben ook de kwaaiste nie.. gesjochtc
jongenlefen cn laten lefen
Hjj legde den lepel neer, zag Frank
aan.
„As ik wil, ken ik u morgen an den
dag op straat laten setten...."
„Zoo",
Frank stak zijn handen in zijn broek»
zakken kneep ze daarin tot vuisten.
„Maar dat doen ik nie...." zei San»
derson geruststellend, terwijl hij nu
een bord van het oude servies opnam
cn dat aan de achterzijde bekeek en
piet een van zijn ringen betikte.
„Blijf van dat bord af", beval Frank
Sanderson keelt even verwonderd op
maar gehoorzaamde toch; dan herhaal»
dc hij; „Nei.... dat doen ik nie....
Maar ik sal u seggen. wet ik wel doe..
De bedienden blijven toch tot de vaaf»
tiendehebben ze rech op....
Nou soo lang mag u ook nog wel van
mc blaavehoewel u eigenlijk
Doch hij kon den zin niet voltooien.
Frank was met een paar groote stap»
pen op dc kamerdeur toegetreden,
deed die wijd open.
„Raap die hoed op....!" beval hij
dan kort.
In zijn donkerblauwe oogen fonkel»
dc een metaalglans en dan. nis de an»
der hem blijkbaar niet begrijpend aan»
keek. bulderde hij: „Raap die hoed op,
zeg ik je!"
Door Sandersons' bolle oogen trok
iets van een schuwe angst: hij stond
eensklaps op, en deed wat Frank ge»
lastte.
„Je actetasch", snauwde deze.
Sanderson nam het bruinlcercn ding
onder zijn arm.
„Zoo", sprak Frank dan, terwijl hij
in de gang bij de kamerdeur ging
staan, „en nu zal Ik jou es wat zeggen.
Ik weet, dat ik geen recht heb om hier
te zijn en ik weet-ook, dat het recht
om over dit huis te beschikken in han»
den is van dien Mexicaanschen bandle»
tcntrocpcn, die jij vertegenwoordigt.
Maar recht of geen recht.... op het
oogenblik beij ik hier nog wol Ik
tel tot drie.. en als je daarna dit
huis nog niet verlaten hebt.... dan
neem ik het recht.... versta je dat?.,
dan neem ik het recht.... om je d'r uit
te trappenEn nu vlug.... Eén!"..
„Hou u gedektmeheer van dc
Reeversehou u gedekt...." zei
Sanderson haastig, terwijl hij langs
Frank de gang al in liep.
„Twee!bulderde Frank, snel
naar de voordeur loopend, die hij ont»
sloot.
„Maar nu sel je ook sohandaal hibbe
ik laat jc d'r uit gooienkwaje
jongenik stuur dc politie
riep Sanderson, op een draf naar bui»
ten hollend.
„Drie!" zei Frank en hij sloeg de
voordeur dreunend dicht.
Toen Frank terugkwam in de eetka»
mer, lachte hij, niet grimmig, met de
zelfvoldaanheid van iemand, die zege»
vierde in onverkwikkelijken strijd,
maar vreugdig verlucht, blij/ als de
weerschijn van een goede inwendige
tevredenheid.
Hij keek de tafel ^nd om te zien,
of er nog iets van zijn gading was, doch
van alles had hij bereids genoten, be<
halve van de koffie.
Hij schonk zich een kop in van het
geurig opwekkende vocht, dronk dien
leeg met" korte genietende teugjes,
stak een sigaret op, belde voor 't afnc»
men en liep den tuin m.
B?j den vrjiver, wa*r'm wat gondvisch»
lijven als stille vlammen hoog tegen het
gladde watervlak hingen, stond een
bank in dc schaduw van een Ouden
acacia, wiens bloesems 's zomers als
witte druiventrossen in 't water spie»
gelden.
Op die bank ging hij zitten in lui ge»
strekte behaaglijkheid, met het voor
hem vreemde gevoel, dat hij een beetje
vermoeid was.
Hij blies sigarettenrook naar een
muggenwolk, die trillerde boven den
vijverrand en nu grillig verstoof, volg»
dc met half gesloten oogen de verijlen»
dc blauwe damp.
Tja,.,, nu was alle troebelheid wn
zijn bestaan hier op Eikendaal dus op»
geklaard.
Gelukkig dan maar!
Zoo kon het toch ook niet blijven.
Van het oogenblik af. toen hij op
dien morgen zelf die vervloekte schuld»
vordering tusschen dc papieren van
zijn oom had gevonden en die voorzich»
tigheidshalvc den notaris had laten
zien, van af dat oogenblik had hij altijd
iets als een dreiging boven zich ge»
voeld, had hij zijn leven, zijn bestaan
hier in dit Gcldersche Arcadic, onze»
ker geweten, allen drogredenen van
zichzelf en geruststellende mecningen
van den notaris ten spijt.
Maar nu was die twijfelperiode cn
die onzekerheid dan teneinde; de no»
taris had hem vanmorgen keurig en
kiesOh en tactvol voorbereid, zooals i
men dat pleegt te noemen, op de cata»
strofe en „meneer" Sanderson had het
daar juist op zijne wijze bevestigd,
„Ik laat je d'r uit gooien!"
Dat waren de afscheidswoorden gc»
wecst en daar kwam het heele geval
nu ook, kort en krachtig uitgedrukt,
op neer.
Och, die Sanderson had au fond ook
heelcmaal geen ongelijk. Hij handelde
in opdracht, volgens zijn instructies.
Zaken zijn zaken. Hem ontbrak alleen
maar eenig begrip van kieschheïd cn
ook de elementaire beginselen der wel»
levendheid waren hem vreemd....
maar overigens.... 'n correct mensch..
'n handelsman met het principe van „de
rechte lijn....l"
Indien hij niet dadelijk zoo provocee»
rend was onbetreden en hem Fran":
niet zulke afgrijselijke beroe.de din»
gen die in den grond zoo hopeloos
juist waren had toegevoegd en ver»
weten, dan zo: hij dien vettigen kap»
perskop ook wel 'n beetje mmschc»
lijker bejegend hebben.
Wel ja, waarom niet?
Ze hadden desnoods samen kunnen
lunchen.
In ieder geval, dat voelde hij wel,
koesterde hij niet den minsten wrok
meer tegen dien Sanderson.
Als dat een echte meneer, een
gentleman geweest was, dan zou het
onderhoud een veel pijnlijker wending
hebben kannen nemen.
Nu was het een uitwisseling van be»
dachte en natuurlijke grofheden ge*
wecst, die begon met het wegslaan van
een hoed en eindigde met een mislukte
knokpartij.... Och, daar kon je ach»
tcraf nog es smakelijk om lachen!
Maar als Sanderson een gentleman
was geweest, en als die dan venijnig
had willen zijnom te rillenI
Nee, nee.... hij dankte den Hemel
dat die Sanderson maar zoo'n raspro»
leet was!
Hij zou nu bijna van den man kun*
ncn houdengek!.,.— Daaroml
Nu was het dus afgeloopen.zijn
mooie huis.... die heerlijke slaapkamer
cn de badkamer er naast—... dat ruime
balcon vol bloemen..— kijk, Antje
'haalde juist de jalouzieën op, omdat
de zon er nu weg wasze opende
de balcondeuren.dat het toch maar
frisch zou zijn, als hij vanavond—
hm.... jaen de tuindeze -ij*
ver.... de rivier.... de auto....
Hij hoestte even, ging verzitten.
Natuurlijken achter dat alles.»
Ro.,.. Ro....!
Hij zuchtte.
Kom, kom..— hij was nu in 't sta*
dium der nuchtere objectieve overleg*
gingen gekomen, nu moest hij ook niet
sentimenteel worden, want dan liep het
verkeerd
(Wordt vervolgd)*