HAARLEM'S DAGBLAD
FLITSEN
ZATERDAG 14 AUG. 1926
DERDE BLAD
BIJDRAGEN TOT HET NEDERLANDSCHE
FOLKLORE.
VRIJEN
Kweesten en Strunen. Vrijstermarkten. Liefde-
drankjes. Liefdekeur. Verloving.
V r ij e n! Is er niet iets als muziek
In dat woord? Een tinteling van pret
en jool? Iets van geluk dat niet ver»
gcefs zich rukt uit boeien van conven»
tionaliteit? Beminnen is geen
woord van het volk! En het volk geeft
hierdoor voor den zooveelsten keer blijk
dat het, ofschoon misschien onbewust,
wel degelijk gevoel voor schoonheid
heeft en leclijke woorden mijdt.
Het is een al heel oude wet dat het
mannelijke gedeelte van het „koppel" de
moeite doet. Het meisje wacht af. Nu
komt het ook wel eens voor dat het
meisjeMaar ja! Daarover praat je
natuurlijk niet in een courant.
Vooreerst treffen wij rond»om de
vrijerij en het huwelijk een stapel be»
wijzen, dat de Germaanschc ideeën nog
lang niet uitgestorven zijn. Liefde»
orakels, die soms vogels, soms planten
zijn, treffen wij schier overal. En waar
dit in onze omgeving misschien minder
aan den dag treedt, zou een waarzeg»
ster, die zich liet interviewen. ongetwij»
feld interessante bijzonderheden kun»
ncn meedeelcn. Ook droomen spelen een
groote rol. terwijl op St. Thomas (21
Dec.), St. Nicola as», St. Svlvester» (31
Dec.) en Paaschdag liefhebbende meis»
jes in de toekomst kunnen zien. De
liefdedrankjes alleen gaan tot het ver»
leden behooren. Hun min of meer on»
smakelijke ingrediënten waren gewoon»
lijk: nagels, haar, bloed en zweet. Naar
den duur van hun bestaan te oordeelen,
moeten zij feilloos hebben gewerkt.
Dit alles betreft echter eene voorbe»
reiding van het eigenlijke vrijen waar»
van ik u vertellen wil. Als het zaakje
voor elkaar is, in casu: als de vrijer zijn
meisje vraagt en krijgt, verandert er
veel. Het komt er dan voornamelijk op
aan om elkaar te houden. Met dit doel
draagt men meestal plantaardige
amuletten op het hart en geeft geen
scherpe of puntige cadeaux. Want dan
raakt het natuurlijk af. Trouwens, hoe
velen zouden er in Haarlem niet aan
durven denken om zich samen te laten
fotograferen? En wie geeft zijn vriend
of vriendin een speld?
Maar het ging over vrijen! En in dit
verband is het merkwaardig, dat wij om
de verspreidingsgebieden der voornaam»
ste gebruiken te scheiden, ons land niet
als gewoonlijk in Noord en Zuid, maar
in Oost en West moeten verdcelen.
In deze streek de Oostelijke helft
van ons vaderland dus kent men
nog steeds het kweesten of
nachtvrijen waarin al zoo velen (oude»
ren natuurlijk!) aanstoot vonden.
Om te beginnen bij het begin: het is
hier de gewoonte die men trouwens bij»
na overal op het platteland ontmoet, dat
de verliefde jongeling zijn Dulcinea bij
haar thuis gaat opzoeken. „Goede
koeien koopt men op stal", zegt het
spreekwoord. Hij zal dit op Zaterdag»
of Zondagavond doen. De Zondag bindt
tot niets. De Zaterdag duidt op ernsti»
ge bedoelingen. De laatste is bovendien
de dag voor weduwnaars en oude vrij»
sters.
Om acht uur precies hoort de vrijer
•anwezig te zijn. Komt hij later, dan
wordt hij geacht al elders een blauwtje
te hebben gcloopcn en is zijn kans ver»
keken. Ook als het meisje hem geen
stoel en pijp biedt of over hoofdpijn
klaagt, kan hij beter gaan. Blijft hij
toch, dan tracht men hem te overladen
met tabak, lucifers en koffie, in de
hoop dat hij zijn lange Goudsche pijp
zal laten vallen. Gebeurt dit. dan heb»
ben de anderen het recht om hem te
bespotten. Ook als bij zijn binnenkomst
al een ander te dampen zit naast de uit»
verkorene, kan hij beter elders zijn
succes beproeven. In het algemeen moet
hij, als hij niet welkom is. al zeer hoog
aangeschreven staan zoo hij op een dra»
gelijke manier wil behandeld worden.
Maar nemen wij aan dat hij lang ver»
wacht is wat aan de kust waar de
mannen veelal op zee zijn en dus groote
waarde hebben, gewoon kan worden
genoemd dan toont hij betrekkelijk
weinig belangstelling in zijn uitverko»
rene die soms de dochter des huizes,
soms de dienstbode is de manieren
blijven in dit opzicht de zelfde en
zorgt er alleen voor dat hij zich niet aan
grootspraak, noch aan bleuheid schuldig
maakt. In Drente kijkt hij heclemaal
niet naar het wicht zoo heet daar
een huwbare dochter! om en zit in
den schouw naast het vuur rookende te
praten met den pater familias.
Tegen een uur»of»tien wordt het tijd
om naar bed te gaan. De familie be»
geeft zich ter ruste. Alleen de uitver»
korene blijft op. Zij kan nu den vrijer
nog naar de deur vergezellen. Doet zij
dit niet en gooit zij in tegendeel
voor zoo ver de haard nog niet door een
kachel vervangen is nieuwe brand»
stof op het vuur, dan slaagt de candi»
daat maxima cum laudc of, om in de
volkstaal te blijven: krijgt suiker op zijn
pannekoek! Maar ook als de zaken min»
der vlot gaan, doet de jongen toch zijn
uiterste best om nog wat te mogen blij»
ven. Want als hij zoo vroeg thuis komt
of zoo laat in een herberg verschijnt,
worden er begrijpende oogjes geknipt
en hij uitgelachen. Want....
Vrijers die het meenen
Komen vóór tienen (achten)
En gaan niet vóór eenen!
Doch we hadden afgesproken dat het
goed zou gaan!
Zoodra de familie naar bed is soms
in het zelfde vertrek waar de gelieven
zich bevinden draait zij de lamp om»
laag en zet die in een emmer bijvoor»
beeld: in elk geval zoodanig dat het
licht tot een minimum beperkt wordt.
Dc luiken voor de ramen worden ge
grcndeld en de reten gewoonlijk met
een klcedingstuk verduisterd. Soms
heeft de vrijer nog een fleschje brande»
wijn meegebracht.
Doch grendels en afsluiting doen
vooral in sommige streken heel slecht
hun plicht. De andere missen hun kame»
raad of deze is gezien enhet
strunen, het storen van het paar»
tje neemt een aanvang. Men bombar»
deert de luiken en vraagt om een pijp
te mogen rooken. Dit wordt geweigerd-
De aanhouder wint echter en de stru»
ners mogen binnen komen. Plaatselijk
tractcercn zij op wijn en koek, elders
parasiteeren zij op den brandewijn van
den vrijer. Zij blijven zoo lang mogelijk.
Wat moeilijker wordt het geval als on»
der hen een jaloersche medeminnaar is.
Mishandeling blijft dan dikwijls niet uit.
Natuurlijk kan men den struners den
toegang blijven weigeren. Doch de dan
volgende baldadigheid maakt dat wei»
nig aanbevelenswaardig. Vernieling is
dikwijls het gevolg. Voor een heldenfeit
geldt het om het dak te beklimmen en
den schoorsteen te verstoppen. Het
paartje komt dan in den rook te zitten.
Ook meisjes strunen wel eens. Echter
zelden en dan alleen als de ouders nog
niet naar bed zijn. Zij plagen den vrijer
gewoonlijk slechts met haar gegichel.
Dit soort vrijen is niet de kwestie van
een avond, maar duurt tot het huv%»
lijk.
In Brabant waar de eenzaamheid der
gelieven niet als een volksgebruik voor»
komt, heeft het samenzijn des Zondags
plaats.
In het Westen vindt men bij het
vrijen den huwclijkskoop der Germanen
tèiug. Wij kennen bij voorbeeld de oude
huwelijksmarkt van Schermerhorn. De
jongelingen die een liefje verlangden,
lieten dit door den omroeper bekend
maken en in „de Valk" konden zij uit
de opgekomen schoonen hun keuze doen
De Schagermarkt berustte op dc zelfde
gronden, maar betrof in wezen slechts
de keuze van een meisje waarmee men
kermis vierde. Elders kent men de
Maartekeur die aan het Meifeest voor»
afgaat.
Intusschen heeft men ook in Noord»
Holland het kweesten gekend, zij het
dan in sterk gewijzigden vorm. Het
groote verschil met het Friesche gebruik
bestond hierin dat meer paren bijeen»
kwamen en gezamenlijk drinkend vrij»
den. Tegen bedtijd brachten dc jongens
dc meisjes naar huis. Heel zelden schijnt
dit nog voor te komen. Ik zou u echter
niet kunnen zeggen waar. Een oude
prent waarvan het origineel, naar ik
meen, in een Haagsche verzameling be»
rust, stelt ons zoo een tafereel voor. De
paartjes zitten zonder veel pudeur rug
aan rug op banken of met tweeën op
één stoel en koozen, terwijl een oudere
door een spijker in de handen der
vrijers te slaan, hunne liefde beproeft.
In Gelderland treft men ook een
vreemd uitgedoschten stroopop, die bij
het ontrouwe of flirtende meisje op
de hooischelf of op het dak wordt ge»
plant, na op een wagen door het dorp
gereden te zijn. In Limburg strooit men
bij het f-lirt»je kaf op den drempel. On»
der den naam van zoore»paal wordt
hij in Drente bij het meisje wier vroe»
gere minnaar trouwt, aan de deur ge»
bonden. De weg tusschen de huizen
van de verlatene en de ontrouwe
wordt met kaf, gehakt stroo of zaag»
meel bestrooid. De dorhoed die tot
de Pinkstergebruiken behoort was
een straf, maar geldt thans meer als
een bespotting.
Het Meifeest dat zuiver Germaansoh
is en in de lente, soms met Paschen
wordt gevierd, heeft plaats rond»
om den Meiboom waarvan de lief»
demei een vertakking is. De liefdemei
is zeer gevarieerd en heeft naar zijn
vorm een wisselende beteekenis. Zoo
duidt fijne mast op goedheid, en den»
netak op gestadige liefde, een berken»
tak op schoonheid. Maar ook noemt
een kersentak de Juliëtta verra»
derlijk; een Meidoorn wil zooveel zeg»
gen ais: een katje om niet zonder hand»
schoenen aan te pakken; een rusch
vertolkt de algemeenc verachting voor
de „vereerde" die het met anderen
houdt. Ik hoef u natuurlijk niet te
zeggen dat de dorpsschoonen op den
bepaalden dag, de datum wisselt
vroeg uit de veer en zijn om te zien
wat men haar heeft toegedacht. En u
begrijpt zeker ook wel dat de vleiende»
liefdemeiën langer op haar plaats blij»
ven dan de andere?
.Vrijen duidt gemeenlijk op trouw»
plannen!
Wat een uitzet is, weten vooral
mijne lezeressen beter dan ik. Ik volsta
daarom met eenige bijzonderheden.
In Limburg begint de bruid met twee
hemden die hij en zij op den trouwdag
zullen dragen. Daaron volgen twee la»
kens voor het huwelijksbed. 'Li weet
zeker dat lakens in die streek een luxe
zijn?) Soms worden die hemden slechts
éénmaal gedragen en dan bewaard om
als doodshemden dienst te doen.
In Gelderland gaat dit nog verder.
Ook daar vervaardigt de bruid doods»
hemden voor zloh en voor hem die
echter zwart omboord en niet gedra»
gen worden. In het Limburgsche Stam»
proy geeft de jongen schoenen aan
zijn meisje. Men ziet hierin de resten
van een Germaansch offer.
Heel achtcr»aan zet ik de verloving.
Het zwaar symbolische gouden bandje
dat er bij te pas komt, is van romein»
schen oorsprong. De ring diende den
Romein om zoowel kasten als contrac»
ten door verzegeling te sluiten. Men
draagt den ring gedurende het vrijen
om den linker ringvinger, omdat het
volksgeloof daarin een zenuw ver»
moedt die rechtstreeks na?r het hart
loopt. De verloving verplicht hier en
daar tot trou-wpenning. Slechts in
Friesland bestaat deze nog u geld dat
in 'n zoogenaamden knotteaock wordt
toegereikt. Als het meisje den knoop,
waarin het geld gesloten is. toetrekt
acht men de verloving een feit. Maar
verder treft men steeds gaven in na»
tura. Een jongen, die in het Zuiden
des Zondags gaat „buurten", verraadt
zijne bedoelingen door een peperkoek.
Krijgt hij een lepeltje bij zijn koffie dan
kan hij verder praten. De koek is hij
in elk geval kwijt!
Zoo vrijt ons volk! Laten wij het
„koppel" den volgenden keer naar het
raadhuis en kerk volgen.
JOH. VAN DEN HOEK.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 666
DE GANGKAST.
INSTANTANÉS.
RINALDO RINALDINI
(Nadruk verboden).
Van Boersen, de oude tooneelspeler,
die jaren lang als tweede regisseur bij
rondreizende gezelschappen werkzaam
was geweest, zat op zijn praatstoel.
Hij vertelde van den goeden, ouden
tijd en in een kring zaten wij tijdens
de pauze om hem heen.
„Ja, ja, als ik over die dagen van
vroeger begin, dan raak ik niet gauw
uitgepraat! Heb ik jullie wel eens ver»
teld van dien figurant in Rinaldo
Rinaldini? Niet? Nou, dan moet jullie
dat nog eens hooren:
Wij speelden op de kermis te
Haarlem in een houten tent. Het is
misschien al meer dan 40 jaar geleden.
We gaven Rinaldo Rinaldini of De
Roovers van de Zwarte Bergen, zoo'n
ouderwetsche draak, zooals ze er
tegenwoordig niet meer kunnen maken.
Ik verzeker jullie, in zoo'n stuk viel
nog eens te spelen! Je hadt er Louis
eens in moeten zien en Veltman! Maar
je begrijpt, wij moesten het op de
kermis met kleinere menschen doen.
Toch best, hoor; puik. dat verzeker
ik jullie! Emmers water werden er bij
gehuild en na afloop wachtten ze van
Kerkem, den verrajer op, alsof hij
Veltman in eigen persoon was.
'Nou moet je weten, dat er in het
tweede bedrijf een kind noodig was,
'n jongen van een jaar of twaalf. Ik ga
's middags op zoek en 'n sleeper, die
den rommel van de tent gesleept had,
belooft mij -tegen twee vrijkaartjes zijn
jongen 's avonds te zullen sturen.
Tegen» 8 uur komt het jong! Nee maar,
Moeder heeft een hcclcn middagvader komt uit den tuin terug en I Mientje hangt haar jas in de
besteed aan het opruimen van del deponeert grasmachine en gieter I kast en heeft zich al omgedraaid
gangkast en hoopt dat het nu in do kast tot hij tijd zal hebben als hij geruischloos van de haak
eens zoo zal blijven ze naar den kelder te brengen glijdt
Jan bergt hoed en jas op, op de i vader komt opnieuw, ditmaal om I en deelt de famihe mede^ dat de
hem eigen manier en informeert I zijn grijze laken pet te zoeken, I kast weer tot haar normalen toe»
of het eten klaar is want het wordt frisch in den J stand teruggekeerd is.
tuin
(Nadruk verboden)
ik had nog nooit zoo'n sloome duike»
laar gezien!
- „Moet jij vanavond figurant we»
zen?" vroeg ik hem.
,,'k Weet niet!" antwoordde hij.
Wist ie veel, het uilskuiken wat 'n
figurant was!
„Vader heit me gestuurd!" ,,'k Most
kemedie speule, zeid'ie!"
Tegelijk k-omt de sleeper na-ar mij
t»oe. Ik keek 'n beetje bedenkelijk en
•roeg hem, of zijn zoon wel heel erg
pienter was,
„Meheer, as ik zelf!" lacht de man.
„Hij ziet er wel n.ie-t zoo erg snugger
uk, maar laat u 'em maar gerust z'n
gang gaan! Hij heit al meer mee gedaan
an de figuratie! U kunt hem best wat
laten zeggen ook! Dat lapt ie "m
ge-rif! In de vereeniging Excelsior heit
ie ook al eens meegedaan en 't ging
be«tig, hoor!"
„Jawel", wierp ik te.gem, „maar dn
dit stuk moet hij -de zoon van een
Italiaa-nsche gravin zijn.!"
„Nou, wat zou dat, meneer! Als u
'em maar 'n mooi pakkie aantrekt.
Kleeren maken toch een man, zeg ik
altijd!"
Ik keek even naar den sloomen jon»
gen. Ik had er 'n hard hoofd an 'n
gravinne»zoon van hem te maken!
Doren als lappen en 'n mond als 'n
slabak! Maar er was één» tioost; de
grot, waarin hij verscholen» moest zit»
ten, was nog al donker, zoodat het
publiek toch -niet v»eel van 'em zag en
ik durfde het dus wel aan!
Ik nam hem mee naar de kleedkamer
en stopte hem in een groen fiuweelen
pakje met gouden franje. Hij zag d'er
uit als 'n aap op 'n stokkie! 't Was
gewoon geen gezicht!
„Wat heb je me nou voor 'n zoon
gegeven?" zei Mien Grades, die de
gravin speelde.
„Moet ik dat stuk mensch schaken?"
schreeuwde Rinaldo Rinaldini en hij
brulde van lachen.
„Nou ja, stil nou maar! Het is im»
m-ers toch donker in de grot!" ant»
woordde ik. „Ik zal hem wel waar»
schuwen-, dat hij stil blijft zitten en
niet in het licht komt. Jij neemt hem
daar in de grot maar in je armen en
geen mensch in de zaal krijgt iets van
zijn tronie te zien!"
Zoo was het dus afgesproken! Wij
zij.n tot het -tweede bedrijf gekomen
en wij zetten de grot op het tooneel
in mekaar. Ik haal den jongen graaf
uit -de kleedkamer en ik plak hem
s-tevig in een donkeren hoek tegen den
rotswand op een omgevallen boom»
stam.
„Nou hou je heel het bedrijf maar
je gemak!" zeg ik tegen hem. Je
blijft maar zoo stil zitten en je trekt
je van alles, wat er om je heen gebeurt
geen sikkepit an. Makkelijker kan het
niet, he, jongen?"
Hij grijnslacht en schudt z'n hoofd
met de breede Midas»oorcn.
„Tegen het ei-n-d van het bedrijf
komt deze meneer" -en ik wijs hem
Rinaldo Rinaldini „en neemt je in
z'n armen en- draagt je van het J
tooneel! Dat is alles! Begrepen?"
„Ja meheer!" antwoordt de jongen.
Ik kijk nog eens. of hij goed zit en
of er van zijn gezicht niet al te veel
te zien is. Dan komer. de anderen op
het tooneel en ik roep: „Halen!"
- Het tweede bedrijf begint. Ik sta
achter de coulissen en» zie den jongen
op z'n omgevallen boomstam ziften,
zonder zich te verroeren. ,,'t Gaat
prachtig!" -denk dk.
Dan komt het oogenblik, dat Rinaldo
Rinaldini op den top van den berg
verschijnt. Je moest dat van Van Ker»
ken hebben gezien Kranig hoor! Om
voor te sidderen bepaald! Hij zwaait
zijn mantel om zich heen en komt het
tooneel opstormen.
„Hier moet het zijn, in deze grot!"
schreeuwt hij, zoodat het publiek er
kippenvel van krijgt.
Met groote passen loopt hij naar de
grot toe, blijft dan staan en zoodra
hij den jongen in het groen fluweel
ontdekt, brult tij: „Ha, daar zit het
adderengebroedsel! Gravin, het oogen»
blik der wrake is gekomen! Eerst gij,
nu ik! Sidder voor de wrekende hand
van Rinaldo Rinaldini, den roover van
de Zwarte Bergen!"
Met een trekt hij zijn ponjaard en
zwaait die in de rondte. Zijn oogen
rollen bijna uit zijn hoofd. In span»
n-ing kijkt heel het publiek toe. Je
zoudt 'n speld hebben kunnen hooren
vallen
„Zij-t gij het, Florido?" roept Rinaldo
met schorre stem en hij nadert drei»
gend den gravenzoon.
.Daar op eens staat de jongen op en
ik denk, dat ik door den grond zink,
als ik hem angstig hoor roepen: „Nee,
meheer, nee, ik bin Jan Piek uit de
Rozen-Prieelstraat! Me vader is sl-cepers
knecht! Och meheer, laat me toch
gaan, asjeblieft!"
Heel -de zaal brult het uit van lachen!
Rinaldo staat een oogemblik als door
den bliksem getroffen. Aan de Rozen
Prieelstraat had de roover van de
Zwarte Bergen niet gedacht.
Wij hebben het scherm moeten laten
zakken. De zoon van de gravin Flo»
riana werd dien avond voor het eerst
niet naar het hol van Rinaldo Rinal»
din-i vervoerd.
Toen ik 's avonds den sleeper sprak,
zei de kerel vol vadertrots tegen mij:
,Wat heb ik je gezegd, meheer? 't Is
casuwecl 'n kemiekeling, die jongen
-aa ne, hij maakt er geregeld altijd
nog van z'n eigen wat bij!"
J. B. SCHUIL.
Financiëele Berichten
GENERAL MOTORS CORP
Naar uit New York wordt gemeld, heeffc
net bestuur der General Motors Corpora
tion een dividend van 50 in aandeelen
gedeclareerd.
BOEKBEOORDEELÏNG
Schoon Oisterwijk, door
John Bergmans.
Dit is geen natuurhistorisch boekwerk
als „In 't Krijtland" van Heimans of
„Ons Dinkelland" van Bernink, maar
evenmin een gewoon gidsje zooals er
honderd bestaan v3n alle mogelijke stre»
ken van ons land.
De vele advertenties trachten aan dit
boekje, dat uitgegeven is door de Ver»
eeniging tot Bevordering van het Vrcem»
delingenverkeer in Oisterwijk het cachet
te geven van een gewone gids. Door den
tekst nadert Bergmans weer zoo'n tia»
tuurhistorisch werkje als „Ons Dinkel»
land". Hij vertelt enthousiast van al 'die
mooie venen van de Vereeniging tot
Behoud van Natuurmonumenten, die
eigenares is van de meeste, wekt op tot
het ontzien van de flora, vertelt van den
prachtig mooien plantengroei, die even»
als de landschappen in goede foto's tus»
schen den tekst voorkomt.
De strekeM die wat verder van Ois*
terwijk liggdn, als de prachtige Drunen»
sche duinen, worden niet vergeten. Het
ontstaan van de venen wordt in enkele
bladzijden besproken, kortom het is een
gids van de beste soort. Al zouden vele
natuurliefhebbers nog eens van de hand
van kenners van de streek als de heeren
Bergmans, Sloff, Romanesco en anderen
gaarne een echt natuurhistorisch boekje
van Oisterwijk zien.
Achterin een duidelijke kaart in kleu»
ren: Wie in Oisterwijk komt zal zonder
dit gidsje veel missen.
C. SIPKES.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL.
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
Uit 't Duitsch.
52)
Clara boog over hem heen. „U moogt
niet heelemaal alleen zijn U kunt iets
noodig hebben, misschien een koele
dronk water?" zei ze vriendelijk.
„Water? Ik zou veel liever een snaps
hebben".
„Dien moogt u, tot de dokter komt,
niet hebben; maar een teug koud water
zal u verfrisschen. Emma jij bent hier
in huis zeker wel bekend; haal uit de
bron eens een karaf water. Ik blijf dan
bij u, houtvester, om u een dronk toe
te reiken, als u dien noodig hebt'.
„U? Wilt u bij den ouden hormbeer
blijven?" vroeg Knöwe, terwijl hij Clara
haast vriendelijk, aankeek. „Nu blijft u
dan, maar de anderen moeten weggaan.
Ik kan ze niet verdragen, zelfs dc klei»
ne F.mma niet".
„Wij moeten z'n zin doen", verklaar»
dc Wolfgang. „Juffrouw Muller kan bij
hem blijven, maar wij zullen op de
bank voor 't huis gaan zitten, om daar
te wachten tot Johann met den dokter
terugkomt. Kom Adalbert, laat ons
den ouden man met juffrouw Müller
alleen laten".
Clara ging, nadat ze Knöwe had la»
ten drinken, wat hij gulzig deed, voor
't open raam, vlak bij het voeteneind
van 't bed, zitten, zij keek uit 't raam,
naar de open plek voor het huis, waar»
op in de schaduw van een grooten eik,
een tafel en twee eenvoudige houten
banken stonJtn. Hier waren baron
Adalbert. Wolfgang, Willy en Emma,
gaan zitten, zi' spraken druk. doordat
Emma, met de haar eigen levendigheid,
aan Wolfgang het dien ochtend door»
leefde vertelde.
Knöwe lag stil op zijn bed, zonder
zich te verroeren. Hij keek Clara
onafgebroken aan, en volgde elk harer
bevallige bewegingen met oplettende
oogen. Wat was zij mooi! Ze leek hem
als een engel toe; zelfs zijn oud hart,
dat anders voor elke zachte aandoening
onvatbaar was, boog zich voor de be»
toovering van deze schoonheid. Hij
vond 't heerlijk, dat zij zich zijner zoo
vol liefde had ontferm, zoodat hij, ge»
durende den rit door 't boscli, zijn pijn»
lijk hoofd tegen haar arm had mogen
laten rusten. Zij was even goed als
mooi! Behalve Emma. had hij niemand
op de heele wereld lief, de menschen
boezemden hem allen afkeer in, hij
vertrouwde ze geen van allen; was hij
dus geen dwaas, dat er in zijn hart
plotseling een warmer gevoel voor dit
vreemde meisje binnensloop?
Hij lag langen tijd onbeweeglijk, en
mompelde toen, nauwelijks verstaan»
baar: „Ik heb dorst!" Het volgend
oogenblik stond ze al voor zijn bed en
gaf hem 't glas water aan, terwijl ze
met zachte hand licht z'n hoofd wat
optilde, zoodat hij gemakkelijk zou
kunnen drinken. Hij dronk gulzig en
liet zich toen weer achterover vallen.
„Dank u", zei hij zacht Sedert langen
tijd, hoelang wist hij zelf niet, was er
geen woord van dank over zijn lippen
gekomen, nu zei hij 't onwillekeurig, hij
verwonderde er zich zelf o-vex, en nog
meer over 't feit, dat hij een onweer»
staanbare behoefte voelde, een paar
woorden met haar te babbelen- ofschoon
toch z'n hoofd bij ieder woord pijn
deed.
„Hoe heet u eigenlijk?"
„Clara Müller".
„Clara! Een mooie naam, die goed
bij u past. Zoudt u mij de waarheid
willen zeggen, als ik u iets vraag?"
„Zeker. Ik lieg niet".
„Werkelijk? Ik dacht dat de vrou»
wen allen logen. Maar neen. U geloof
ik. Ik denk, weet u, dat die vervloek»
te kerel, die Upsen, me toch erger
heeft toegetakeld, dan ik aanvankelijk
meende. Het hamert en klopt daarbin»
nen. in m'n ouden schedel, zoo wild, als
of hij wil barsten. Gelooft u, maar zeg
me de waarheid, dat ik dood zal gaan?"
„Neen, ik hoop dat uw wodnen gauw
beter zullen worden, dat zij in 't geheel
niet gevaarlijk zijn".
„Werkelijk? Nu, dat zou me lijken.
Ik geef wel niets om dit ellendige leven
't zou mij hetzelfde zijn of ik vandaag
of morgen sterf; maar ditmaal zou ik
toch graag weer op de been komen, om
't den man dien me zoo toegetakeld
heeft, in te peperen. Maar, niet waar,
juffrouw Clara, u vertelt niemand dat
ik weet wie 't is geweest? Of hebt u 't
al gezegd?"
„Neen. ik weet 't mmers evenmin
als u, en heb even weinig recht om een
verdenking tegen een misschien on»
schuldige te voeden. U hebt den man
niet gezien, eu gelooft alleen
„Bah, ik weet wat ik weet, maar 't is
mij goed als u geen verdenking op Up»
sen wilt werpen, die man moet niet
vermoeden dat ik zijn streken ken. U
moet me een ding beloven, dat u er
voor zult zorgen, dat er niets bij 't ge»
recht wordt aangegeven".
„Hoe zou ik daarvoor kunnen zor»
gen?"
U behoeft maar een woord te zeg»
gen, dat u het niet wenscht, en u wik»
kelt die twee mannen, de heeren Bran»
denberg, om uw vingers. Die doen pre»
cies wat u zegt. Al had ik mijn oogen
ook half dicht, heb ik toch gezien hoe
die twee u aangekeken hebben".
„U schrijft me te veel invloed toe",
antwoordde Clara, onwillekeurig blo»
zend.
„Probeert u 't maar, zegt u maar een
woord, en zorgt u er ook voor, dat
mij niet de ecne of andere oude
heks uit 't kasteel of uit 't dorp, als
verpleegster wordt gezonden. Ik sterf
nog liever onverpleegd, dan zoo'n oude
vrouw hier aan mijn bed te zien. Ja,
als u bij me kon blijven, dan zou ik wel
gauw weer gezond worden".
„Ik zal bij u bifjven, zoo lang u ver»
pleging noodig hebt".
„Wilt u dat doen? Wilt u zelf bij
dien ouden, ruwen kerel blijven en
hem verplegen?"
„Dat beloof ik u. Daarvoor eisch ik
echter, dat u nu heel stil bent, en geen
woord meer zegt, tot de dokter komt.
Probeert u maar eens om wat te sla»
pen".
„Dat zal ik probeeren. Wat u ver»
langt, doe ik. Ik spreek geen woord
meer".
Hij hield zijn woord, en zei niets
meer, sloot schijnbaar zijn oogen, maar
keek, door zijn slechts half dichte oog»
leden, met 'n eigenaardig gevoel van
bevrediging, naar zijn bekoorlijke ver»
pleegstcr, die weer voor het open raam
was gaan zitten; na eenigen tijd vielen
zijn oogleden geheel dient en sluimer»
de hij.
Er gingen uren voorbij, de tijd duurde
Clara heel lang toen eindelijk 't Bran»
denberger rijtuig naar 't houtvesters»
huis terugkwam, en dokter Wolf mee»
bracht.
Toen de oude dokter, vergezeld door
Wolfgang en Adalbert, voor 't bed van
Knöwe kwam staan, sloeg deze, ont»
wakend uit z'n sluimering, z'n oogen
op, en keek gesterkt en monter om
zich heen.
„Daar bent u dus, dokter", zei hij,
met tamelijk krachtige stem. „U vindt
me in een mooien toestand. Probeert u
eens of u deu oude weer samen kunt
lappen".
„Dat zullen we, Knöwe! Om je leven
gaat het niet, zooals ik met genoegen
merk", antwoordde de dokter. „Ik heb
al van Johann gehoord dat je een ge»
duchte houw oi twee, over je hoofd
hebt gekregen en een gebroken been.
Is 't zoo niet?"
„Dat zal wel zoo wezen".
„Nu, wc zulien den boel eens or-Ier»
zoeken, hebben daar echter geen toe»
schouwers bij noodig. heeren roch ca»
mes, noch kinderen. Dus, er uit met 't
heele gezelschap, dat hier niet hoort".
„Wij zullen uw vriendelijke aanwij»
zing opvolgen", was Wolfgang's lachend
antwoord.
„Vindt u goed. dat ik hier blijf, dok»
ter?" vroeg Clara vriendelijk. ..Ik hoop
me, door eenige kleine handreikingen,
nuttig te maken".
„Kunt u bloed zien, juffertje?" vroeg
de dokter kort en ruw.
'Wcrdi vervolgd)