PS DAGBLAD
OM ONS HEEN
FLITSEN
DE VUURPROEF
FEUILLETON
DOOR EIGEN KRACHT
ZATERDAG 21 AUG. 1926 DERDE BLAD
Mo. 3595
VACANTIE IN ZWITSERLAND.
REGEN EN TERUGREIS. ZWITSERSCHE REGEN. LEVE HET
VADERLAND. DE PASPOORTENDWAAS HEID. IN DEN
NACHTTREIN.
Het is Zondagmorgen. De regen
klettert tegen de ruiten van onze
kamer. Wij schrikken er niet van. Zou
er na negen, dagen dagen mooi weer
niet een buitje kunnen kctoncn. En
bovendien onze dag is bezet. Van m>id»
dag igaan. wij per auto naar Altdorf,
om de voorstelling van Willem Teil, in'
een gebouw, bij ie wonen. Er kan ons
dus niets gebeuren. De regen (als die
dan toch komen moet) komt juist op
tijd.
Maar zoo denken de plezierreizigers
op de booten er niet over en ook de
kinderen niet, -die in Paaschbcst op
den steiger staan en evenmin de ons
dernemers van autotochten, die op een
ochtend met regen geen klanten kun»
men verwachten. We schamen ons
over onze zelfzucht en krijgen 's mid»
dags. terugkeerende van de TelLSpiele,
nog een veeg van den regen mee. of»
schoon de chauffeur het beschuttende
zeil over den wagen heeft getrokken
en zooveel haast heeft om thuis te
komen, dat hij het goedige trammetje
naar Fluelen met zijn zwaren wagen
een opstopper geeft en langs de Axen»
strasse zóó hard rijdt, dat de voet»
gangers uit onze spattende nabijheid
vluchten.
's Avonds regent het nog, maar de
barometer stijgt. Het kan dus zoo erg
niet wezen. Inderdaad is het Maandag»
morgen wat beter. Er valt wel wat wa»
ter, maar af en toe komt de zon door
en wij denken dus. dat we het al ge»
wonnen hebben. Maar 's avonds be»
gint het weer en als we Dinsdagoch»
tend op ons balcon den toestand gaan
opnemen, staan wij verbaasd, want
lage bergen, .molshoopen van duizend
meter of zoo, die hier nie-t meetellen,
hebben een kruin vol versche sneeuw,
die vannacht gevallen moet zijn. Zoo
sluit zich een reeks gemoedelijke
groene hoogten aan bij de grimmige
bergen met hun eeuwige sneeuw, op
den achtergrond, die wij vandaag even»
wel niet meer kunnen zien. Zware,
•breede nevels, hangen over en tusschen
de bergen, hot meer ziet grauw en aan
den oever regent het maar door, als»
of er machinaal gegoten wordt.
Maar wij in 't hotel zijn nog niet
bang. We kloppen den barometer op
zijn buik en constateeren, dat die
blijft stijgen, hetgeen ten overvloede
de portier nog eens bevestigt, met een
geruststellend lachje van: „nu ja, ik
wil niet ontkennen dat het regent,
maar dat is voor een oogenblikje".
Als we den stralenden regen trot»
«eerend, het meer eens langs loopen,
6taan daar overal groepjes naar de
lucht te kijken en elkaar gerust te
stellen. Je^ziet dat aan de blikken en
de gebaren. Het kappertje heeft zelfs
een too verformule gevonden: „het
heeft op duizend meter gesneeuwd, dat
is altijd een bewijs dat het beter
wordt". Het zal wel zoo wezen, maar
ik begrijp er niets van: die sneeuwbui
in 't laatst van Juli voorspelt, zou je
zeggen, weinig goeds. Maar je zwijgt
om het jonge mensch geen gelegenheid
te geven je te snijden en omdat je
toch ook alle hoopvolle verwachting
wel aanvaarden wilt.
Dien middag blijft de tooverwerking
van de sneeuw nog achterwege. Het
zal dan voor morgen zijn. Maar des
nachts als ik even wakker ben, klet»
tert het buiten weer rustig verder en
het morgenkrieken brengt alweer water
en nevels en geen sprankje zon. „Hoe
is 't thuis?" vragen we en reiken
gretig naar de kranten. In Holland is
het ook niet best en an andere landen
deugt het ook al niet. Van tochten of
wandelingen is dus geen sprake en
tegen zoo'n aanhoudenden regen is geen
regenjas of paraplu bestand. We be»
grijpen nu beter, waarom de inboor»
lingen altijd,, wat ze ook doen, den
berg op» of afstappen, de koeien hoe»
den, achter een wagen aanloopen, de
paraplu onder den arm hebben ge»
klemd, ook al dragen ze een stok in
de rechterhand. Geen Amsterdamsche
juffrouw kan zoo vasthouden aan haar
regenscherm als de Zwitser doet,
maar hij versmaadt het moderne ding,
waaronder je nat regent op je linker»
regent op je rechterschouder als je
hem links draagt. De Zwitser gaat
schuil onder een groote, breede ka»
toenen parapfuie „ja spot maar
besteedster! hij blijft er droog
Onder.
Na het ontbijt vluchten we dus naar
de conversatiezaal, die haar naam nu
niet terecht draagt, want er wordt van»
daag meer in gelezen en geschreven en,
nu ja, af en toe overlegd wat de toe»
komst brengen zal. Helden en heldinnen
tuigen zich af en toe met regenwerende
artikelen op en stappen het hotel uit,
beleefd uitgelaten door den chasseur.
Meestal mag deze jongeling na een
kwartier of een half^uur de deur weer
voor hen opendoen. Hij glimlacht niet
eens, ofschoon hij hun den droevigen
afloop had kunnen voorspellen, wanneer
zij zijn raad gevraagd hadden. Maar
dat hebben ze niet gedaan.
Overigens is het onnoodig, zijn mee»
ning te vragen over de naaste toe»
komst. Hij weet zeker, dat het gauw
weer mooi en zonnig wezen zal. Denkt
u, dat de hotelier vanmorgen dat wacht»
woord aan zijn personeel uitgegeven
heeft? Weineen, dat behoeft immers
niet, zij kennen het al lang. Het komt
er nu op aan, de gasten gerust te stel»
len „daarbij, het regent in andere
streken ook". Dat bevestigt de staat,
die vóór de ramen van het kantoortje
van de boot hangt. De oberkcllner zegt
dan ook met een klank van droefenis in
zijn stem alleen maar: „jetzt schon?" 1)
wanneer een driftige gast, die kijkt alsof
het hotel het helpen kan, kortweg aan»
kondigt: ,,'heute reise ich ab!"2) Onbil»
lijk kunnen de menschen toch zijn. Als
de hotels het weer in de hand hadden,
dan lieten zij overdag de zon en des
nachts de maan stralend schijnen, met
een tusschenpoos van een uur gieten
per nacht, tegen het stof. De gast ver»
teert alleen zijn eigen geld in armoe,
de hotelier verliest als 't wat lang duurt
al zijn gasten en ziet de nieuw aangekon*
digde niet opdagen.
We leven op hoop van zon en ver»
der op de1 maaltijden, ter aangename
afwisseling. De lucht houdt ons een
beetje voor den gek, laat af en toe
wat blauw zien en dekt het dan weer
toe, met een nieuwe gietbui: wat ver»
beelden jullie je wel! Wij hadden het
plan met het spoortje van Vitznau
af den Rigi op te gaan. De portier, die
van alles heeft, zou ook de kaarten le»
veren.
„Portier, wij wachten nog maar wat."
Hij glimlacht beleefd. Wie kan beter
dan hij weten, dat er boven niets te
zien zal zijn, dan nevel en nevel, zon»
der doorkijkje naar beneden! Om nevel
te zien behoeven wij niet naar boven.
De langzame dag sleept zijn trage
voeten naar den avond. De liefhebbers,
die anders te tien uur nog eens een
wandelingetje langs het meer maken,
blijVcn thuis. Onder kletterenden re»
gen slapen wij in. Met kletterenden re»
gen worden wij weer wakker. Daar de
hoop op beter onverwoestbaar is in het
menschelijk gemoed, levert joist deze
volharding van den Tegen ons een
nieuw argument van beterschap: het
heeft al zoo lang geduurd; het kan nu
niet veel langer meer duren. Zit daar
geen logica in? Ongetwijfeld, maar de
sleutel tot het geheim is: hoe "lang ach»
tereen kan het in dit bergland wel
regenen? En op die vraag kennen we
het antwoord niet. Als we op den ge»
wonen tijd, zoo tegen negen uur, in Je
ontbijtzaal komen, zijn er nog heel
wat tafeltjes leeg. Vluchten de men»
schen nu al? Neen, maar zij behoeven
zich niet meer te haasten. Het regent
toch. En de afwachting leeft voort.
Zoo heefj het vier dagen en vier
nachten achter elkaar geregend. Als ik
ooit weer een Nederlandsche regenpe»
riode meemaak, zal ik er niet meer
over pruttelen. Zwitserland is erger.
En een deel van onze plannen is wel
in de war gestuurd: wij hadden dit nog
willen doen en dat en als het kon dat
andere ook nog. Vaarwel schoone plan
nen. Vaarwel Bruno^n! Nog voor het
1) Nu al?
laatst willen wjj over Eet meer naar
Luzern varen, waar de nachttrein klaar
staat, die ons linea recta naar huis
zal brengen.
Niet meer bovenop, als in de schoo*
ne dagen van helderheid en zon. Bene»
den kruipen we weg in de kajuit en
turen door de groote vensters naar bui»
ten of misschien de zon ons uitgeleide
zal willen doen. Ze coquet teert met
ons, komt af en toe voor den dag, ver»
dwijnt dan weer, komt een oogenblik
weerom, verschuilt zich opnieuw; als
het beter zal worden, is het door een
overgangsweg van grijligheid.
En nu denken we nog maar alleen
over den terugtocht. De trein naar Ne»
derland staat aan het perron vjtn
Luzern klaar, we installeercn ons op
de besproken plaatsen. Het is nu half
negen. Morgenmiddag kwartier vóór
driecn zullen we te Haarlem aanko»
men. Lang is het, maar de slaap zal
den tijd helpen korten. Het is al mooi,
dat wij aan dc hurry in het station te
Bazel niet behoeven mee te doen.
Daar loopt onze wagen vol van ze»
nuwachtige menschen, die vreezen
geen plaats te krijgen. Daarom zien wij
niet meer dan een schijn van passen»
controle. Een official gaat den zijgang
door, roepende: Controle de passeports
Vous, monsieur quelle nationalité?
Italien. Vous, Japonais? Oui, 3)
antwoordt het Oosterlingetje en glim»
lacht; het staat ook duidelijk op zijn
oudemannetjes gezicht en zijn scheeve
oogen te lezen. Ét vous? Hollandais
Bon. 4) De man verdwijnt. Ziedaar de
hcele passencontróle. Wordt het nu
niet tijd om die passen'historie, waar»
mee iedereen den gek steekt, af te
schaffen? Of kan dat niet, omdat ct
nog altijd ambtenaren zijn, die er hun
tijd aan vermorsen, maar er ook een
broodje uit slaan?
Een oogenblik daarna rollen wij den
donkeren nacht in en bereiden ons
voor tot den slaap. Behalve het
Japannertje dat in een verkeerden
trein zit en te Straatsburg uitstappen
zal om zijn bestemming Frankfurt te
bereiken. Zenuwachtig tuurt hij in een
reisgids, stapt nu de coupé uit, dan
weer in, rookt tussschendoor einde»
looze cigaretten.
Te Straatsburg verdwijnt hij. Goede
reis.
Het is mu één uur. De eentonigheid
van den nacht gaat voort. Wij trach»
ten, ieder op zijn plaatsje, te slapen,
maar niet elk is die kunst meester
en bij het licht van stations die wij
doorvliegen blijkt de een in zoete rust
te zijn, terwijl de ander met van slaap
brandende oogen voor zich uitstaart. In
afwachting van het daglicht, dat lezen
weer mogelijk maakt. Het duurt lang.
Eerst tegen vijf uur dringt de vale dag
in de coupé binnen. Langzamerhand
ontwaken de slapers en een sleepend
gesprek volgt. Totdat als draadloos
bericht de tijding komt, dat de eetwa»
gen in den trein is gekomen. Ha! kans
op ontbijt! Terwijl de treinsmid nog
aan de verbinding hamert, klimmen we
den wagen in. We zijn te Jemelles, het
eerste Belgische grensstation en vallen
aan op het zwaar, oudbakken brood en
de koffie, die niet haalt bij die in het
vaderland, maar nat en warm is. We
worden er toch wakker van en keeren
opgewekt naar de coupé terug, waar de
ramen opengezet zijn. De frissche mor*
genwind heeft de duffe slaaplucht ver»
dreven.
En nu gaat alles vanzelf. Belgische
douane zien wij niet meer. die van Ne»
derland plaagt ons niet en op tijd
schuift eindelijk de trein langs het
Haarlemsche perron, na een rit van
bijna IS uur. Achteraf heeft die toch
kort geduurd, zooals het heele leven
snel vclirbij gaat. In de straten van
Haarlem gaat de gewone beweging
haar gang. Het is Zaterdagmiddag,
Overmorgen zullen wij er weer aan
deelnemen. Als van ouds. Dat vacantia
begint is goed. Dat zij Ook baar einde
heeft niet minder.
J. C. P.
3) Paspoortscontrole. U meneer, van
welke nationaliteit? Italiaan U
Japanner? Ja.
4) En u? Hollander Goed.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 672
MOEILIJK BESLUIT
De omgevallen wegwijzer.
(Nadruk verboden!
door
simox mos
Tot Utrecht hadden ze samen gereisd-
Toen moest Hugo den trein verlaten, om
over te stappen in een anderen, die naar
de Velwwe ging. Ze hadden, liever in
eikaars gezelschap gebleven en samen
hun vacautie im dezelfde streek doorge
bracht, maar dit ging nu eenmaal niet.
Hugo moest ergens boven Putten zijn.
naar een tante, bij wie hij op proef moest
logeeren. om kennis te maken met een
nichtje^ dat bij haar in huis was, in de
hoop van tante, dat deze kennismaking
weldra zou leiden tot een gelukkige echt
verbintenis tusschen die twee.
Xou, veel plezier Hugo! groette de
vriend, terwijl hij hem nogmaals zijn
band toestak, het beste kaerelHou
je maar taai!... Wie weet hoe ze nog
meevalt.
Och, schei maar uit, antwoordde
Hugo, 't zal wat wezen. 'n boerekihd
van de hei
'n Heideprinse?je, let op! lachte de
vriend.
Ja, jij kunt goed lachen, schamperde
Hugo, maar ik, arme!
De trein ging weer verder, en een we
derzijdsch „adieu" klonk nog na.
Even later vertrok ook de trein, waar-
mede Hugo zijn reis moest vervolgen, en
toen, alleen in de coupé, igedoken in een
hoekje, overdacht hij nog eens het won
derlijke idee van tante, om het nichtje
dat, nu reeds eenige maanden bij haar in
huis was, voor hem te bestemmen.
't Was altijd een zeer bijzonder mensch
geweest, tante, en <je "broere en zusters, ne.
ven en nichten, hadden al aan menige
gril Van haar moeten voldoen, wilden ze
niet .te avond of morgen, uit haar gratie
raken. Doch overigens was zij een braaf
en goed mensch, die veel voor een ander
over had, vooral de minst bedeelden in
de wereld klopten nooit te vergeefs bij
haar aan, als zij van hun nooden lieten
blijken. Eu daarom hadden Hugo's
ouders het heter gevonden tante niet te
ontstemmen door bot te weigeren. doch
Hugo aangeraden in elk geval de reis
•naar de hei in de vacantie te ondernemen.
Hij zou zich joch wellicht voldoende kun
nen atnusêeren met tochtjes op de fiets
en interessante wandelingen door de
prachtige bosschen van de mooie Veluwe.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL
schouder als je hem techts» en nat»L 2) Vandaag vertrek ik.
Er wie weet, ken het nichtje nog niet
meevallen. De moderne ideeën en opvat
tingen van het leven blijven in dezen
tijd niet beperkt tot de groote steden, ook
de inwoners van kleine provincie-plaatsen
volgen tegenwoordig in uiterlijkheid, le
venswandel en amusement de hoofdste
den meer en meer na. Hugo hoopte dan
ook, dat zijn nichtje niet al te veel zou'
afsteken bij zijn Haag6che kennisjes, niet
al te heideachtig zou zijn. Maar hij nam
zich echter stellig voor, wanneer het
meisje, afgescheiden van. haar dorpsheid,
er eigenaardigheden op nahield, dat zijn
sympathie voor haar gelijk nul bleef, om
van liefde maar niet te spreken, hij dan
van een huwelijk beslist zou afzien, of
tante, of zijn ouders, of allemaal er ook
kwaad om zouden zijn. Als het noodig
bleek, zou hij „neen" durven zeggen.
Intueschen was de trein gearriveerd aan
het station van de plaats, waar hij zijn
vacant ie zou doorbrengen. De weg naar
„Denneheuvel" was gemakkelijk te vin.
den, ofschoon Hugo nog nooit in deze
streek was geweest. Mooi was het er zeker.
Dit constateerde hij dadelijk. Bleek nicht
ongenietbaar, zou hij zich in de omstreken
best kunnen verpoozen. Het heuvelach
tige landschap was doorsneden met een
paar goede fietswegen, het wa; verder rijk
voorzien van hoog naaldboschonder-
laugs den weg, waarop hij ging, liep een
streep eiken hakhout, omzoomd door een
breed en rand witte akkerhoorn bloempjes
Overal gonsden insecten. Een prikkelen
de dennengeur waasde rondom.
Die schitterende matuurpracht bleek van
invloed op Hugo's stemming, zoodat hij
vroolijk aan de woning van tante aan
belde. Hij werd opengedaan door een een
voudig dienstmeisje, dat blijkbaar niet uit
deze streek kwam, althans ze droeg niet
de bekende dracht, en ze sprak vrij be.
schaafd, naar hij opmerkte.
Zij diende hem onmiddellijk aan bij
tante, was klaarblijkelijk op de hoogte van
zijn komst. Tante, die haar neef in de
laatste jaren niet had gezien, vond hem
erg mannelijk geworden en scheen zoo op
het eerste gezicht wel met hem ingenomen
Sonja, het bewuste nichtje, was even uit
naar een vriendin "van haar, doch zij kon
elk oogenblik ierugkeeren, en tante hoopte
maar, dat de wederzijdsche kennismaking
van de jongelui tot de gewen sekte verbin
tenis zou 'leiden. Toen tante een kwartier
tje had gekeuveld over Sonja en haar
hoedanigheden, waarbij Hugo wel eenigs-
zins had getwijfeld of tante haar nichtje
niet ietwat 'optimistisch voorstelde, kwam
de dame in kwestie in de kamer, en daar
op moest Hugo onmiddellijk zich zelf be
kennen, dat tante klaarblijkelijk nog
slecht? eenigszins bij benadering had om.
schreven hoe en wat Sonja was. Want zoo
als ze daar binnenkwam in ha3r luchte
kleedij, zonder 'hoed op haar korte, wilde
lokken, :met een brandende sigaret in haar
mond, en onverschillig een stoel bij de
tafel kwakte, waarop ze nonchalant plaats
nam, lee/k ze verre van het verwachte
(he i deboer in net je. De kennisjes in den
Haag waren niet zoo geavanceerd als dit
landelijke meisje, hetzij dan dat ze van
nature een zekere vooruitstrevendheid be
zat, dan wel ze in den laatsien tijd had
aangeleerd, maar Hugo kon niet anders
constateeien, dan da< hij zich in de voor-,
stelling van zijn dorpsnicht schromelijk
vergist had. Sonja was op en d'op het
moderne meisje in al haar exentrieiéeiien
en grilligheden. Da* bleek in alles. En ba.
g:ftigd met een redelijk figuurtje en een
vrij dragelijk gezicht, wist ze eenige ba
rer bekoorlijkheden terdege te doen uit.
komen, met min of meer coquette manier»
tjes,
Instede, zooals Hugo had verwacht, dat
het gesprek aanvankelijk niet zonder ge
forceerdheid zou zijn gaande te houden,
vlotte dit reeds dadelijk zoodanig, dat
Hugo ternauwernood aan het woord
kwam.
Sonja babbelde over alle onderwerpen,
welke de heaendaageehe meisjes na aan
het hart liggen, doch tvooral op het ge
bied van motoreport bleek ee danig op da
hoogte. Van velschillende soorten auto's en
motorrijwielen wist ze de voor. en nadee-
len op te sommen en ze bleek menig detail
van elk merk te kennen. Zij sprak over
race-cars, voortreffelijke bouw, gemakke
lijke besturing, remkwaliteken, over de
geleidelijkheid van enelheidsveranderin-
gen, enz., -er.z. als een geboren autohan
delaar of chauffeur, en verwanderde zich
dat haar neef uit den Haag, zich met een
doodgewone fiets behielp. Zij noodigdo
hem uit voor de eerj'komende dagen
met haar een mooie autotocht naar een
naburige plaats te maken, zij zou dan
zelf chauffeeren, natuurijk.
De eerste dagen van Hugo's vacantia
vlogen om. Sonja legde steeds beslag op
liaair neef en had overal, met. hem rotnd-
getufd, zij hadden iin de bosschen gepic-
nicd en waren dikwijls' den geheelen dag
in eikaars gezelschap. Tante scheen het
vrij gewoon te vinden, dat de jongelui
reeds zoo spoedig met elkander konden op
schieten, zij -had dit blijkbaar voorzien,
en Hugo moest toegeven, dat de kennis
making met zijn nichtje hem bijzonder
was meegevallen, ui was hij dan niet on
middellijk op het eerste gezicht, op haar
verliefd geworden. Het dienstmeisje vain
tante had echter klaarblijkelijk iets t&.
gen op Sonja. die twee schenen minder
goed met elkaar te eympathiseeren, dat
kon Hugo meermalen opmerken. Vreemd
was dit nu juist niet. Sonja en Marie ver.
schilden daartoe te veel in levensopvat
ting en temperament; Marie, die beschei
den en veel kalmer was, moest wel van
tijd tot tijd in botsing komen met de
ideeën van het moderne nichtje van haar
meesteres. Hugo moeet echter erkennen,
dat Marie het dikwijls bij het rechte eind
had; in al haar eenvoud was haar oordeel
gezond en veelal raak, waarover Sonja
dan minder in haar schik was. En toen
Hugo eens met het meisje, dat. een bood
schap was wezen doen. gelijk naai iante'a
huis terugkeerde, had Sonja ongemakke
lijk te keer gegaan, dat zoo iefs in 't ge
heel geen pas gaf. Men lette hier op het
dorp op ongemanierdheden even goed al9
in de residentie, bitste ze. Die geraaktheid
van Sonja over betrekkelijk een futiliteit
stond Hugo minder aan. Hij had zich tot
nog eoe te vrij gevoeld, om zich nu reeds
bij een eerste kennismaking, door zijn
•nichtje de les te laten lezen,, al was zij
dan ook bestemd cun zijn vrouw te wor.
den, te meer daar Mar.e, het moge dan
een dienstmeisje zijn, een veel gezonder
oordeel over alles had dan de wispel-
Uit 't Duitsch.
58)
Hermine was vast besloten en aarzel»
de dan ook niet. Maar toen zij den weg
naar Clara's kamer insloeg, meer slui»
pend dan gaande, terwijl zij voortdu»
end schuw omkeek, of misschien de
eci-e of andere dienstbode haar «op
haar gang bespiedde, bonsde haar hart
toch. Eindelijk bereikte ze Clara's ka»
mer, zonder een der bedienden ont»
moet te hebben. Zij sloot, toen ze naar
binnen was gegaan, de deur af. liep
vlug door de woom en slaapkamer, en
sloot ook daarvan de deur af. die leid»
de i aar de slaapkamer van haar doch»
ters- Nu was zc gevrijwaard voor el»
ken overval, en kon ze eens rustig om
zich heen kijken. Wat zag 't er heel
anders uit in 't groote, slecht gemeuibi»
leerde vertrek uit dan vroeger! Dc
voorgansters van Clara waren voor
haar leerlingen nu juist geen voorbeeld
van orde en netheid geweest; Hermine
had dit vaak scherp gegispt cn toch
voelde zij zich niet geheel op haar ge»
ma^c, toen ze tegen haar zin moest be»
ikenncn. dat er nergens een vriendelijker
gezelliger orde en netheid kon lieer»
schen, dan in deze kamer. Zij had zoo
gaarne iets gevonden, om daarover te»
genover Wolfgang, bij gelegenheid, eens
een afbrekend woord tc kunnen laten
vallen, doch dit zou zij moeten nala»
ten. Zelfs de twee, nog in een hoek van
het vertrek, op elkaar staande elegante
koffers, verstoorden de voorbeeldige
orde niet.
Door vrouwelijke nieuwsgierigheid
gedreven, ging Hermine 't eerst naar
de kleerkast, hoewel zij hierin bezwaar»
lijk iets zou kunnen vinden, dat haar
voornemen zou bevorderen. Zij opende
haar de sleutel zat in 't slot en
toen zij er nu inkeek, kon zij een kreet
van verwondering, ja, zelfs van schrik,
niet onderdrukken.
Reeds gisteren en vandaag had Her»
mine, het heel eenvoudig maar zeer ele»
gante reis» en huistoilet van dc gouver»
nante met jaloersche bewonderende
blikken beschouwd, dat ze echter nu
hier zag, overschreed werkelijk alle
grenzen van hetgeen ze verwachtte. Er
hingen slechts weinig costuums in de"
kast, maar ze waren allen gemaakt van
de duurste stoffen, waren volgens de
laatste mode, zonder -daarom toch op»
vallend hoog' modern te zijn, ze waren
zoo eenvoudig mogelijk, zelfs een ge»
zelschapstoiiet. welks garnecring. be»
staand uit breede echte kant, een kapi»
taal gekost moest hebben. Dat was dus
de garderobe van eene arme gouver*
nante een vorstin kon ze niet kost»
baander bezitten. Hermine had gaarne
deze garderobe zoo nauwkeurig moge»
lijk bekeken, maar durfde zich daarvoor
vandaag niet den tijd gunnen. Met een
zucht deed zij de kast dicht, en ging
naar de commode, waarin ze vermoed*
de CHra's ondergoed te zullen vinden.
Ook hier behoefde zij geen valschen
sleutel, om haar nieuwsgierigheid te be»
vredigen. De sleutel die alle drie de la»
den afsloot, zat in de bovenste.
Wat een kostbaar ondergoed, en wat
een massa; geen millionaire kon een
duurder cn fijner uitzet bezitten. Maar
wat was dat? Diep onder het wasoh»
goed verborgen, vond Hermine een zil»
veren cassette, haar oogen gingen wijd
open van verbazing, toen zij 't prach»
•tïge zilveren kistje zag. Zij nam het,
met sidderende handen uit de lade, en
zette het, om 't nauwkeurig te kunnen
bekijken, op de commode
„Hoe kon juffrouw Clara Muller aan
deze kostbare cassette gekomen zijn?
Hermine kende ze precies, elk der
kunstig gegoten bloemen aan de zij*
kanten, de twee snoezige engelenfi*
guurtjes op het deksel, iedere versie»
ring. Zij zelf bezat volmaakt dezelfde
cassette, een erfstuk van de familie,
d3t nog van haar overgrootvader af»
stamde. Indien ze niet beslist had ge*
weten, dat haar kleine schat nog in
haar slaapkamer stond, dan zou ze ge»
meend hebben dat deze cassette haar
toebehoorde.
Het eerste oogenblik was Hermine
verstijfd van verbazing, dacht toen edh»
ter na over de oplossing van het raad»
sel, hoe deze cassette, die precies op
de hare leek, gekomen kon zijn in het
bezit van Clara Miillcr Zij herinnerde
zich ccn familielegende, die haar moe»
der haar dikwijls had verteld. Ongeveer
honderd jaar geleden, had haar over»
grootvader, op een reis die hij met z'n
jonge vrouw naar Stettin had onder»
nomen, van een der meest beroemde
goudsmeden van Florence, twee vol»
maakt eendere, zilveren cassettes ge»
kocht. Zij twee zoons hadden er, na
zijn dood, ieder een geërfd. Een der
twee cassettes was eindelijk haar moe»
der als een erfstuk te deel gevallen, ter»
wijl de andere nu in 't bezit moest we»
zen van haar neef Wolfgang, als erf*
stuk van z'n grootvader en z'n vader:
dat haar oom het kostbare stuk nog in
zijn bezit had gehad, herinnerde Her*
mine zich nog precies Wolfgang moest
haar bezitten, maar nu vond Hermine
Ier, die onmogelijk een dergelijke kost*
baar kunstwerk gekocht kon hebben.
Wolfgang moest 't haar geschonken
hebben.
Als een bliksemstraal ging 't door
Hermine heen. Slechts van den geliefde
kon Clara zoo'n kostbaar geschenk ont»
vangen en aangenomen hebben! Nu
wist Hermine zeker, dat Clara alleen
de betrekking, als gouvernante, op
Dahlwitz had aangenomen, om in de na»
bijheid van Wolfgang te zijn. Het was
meer dan erg, dat Wolfgang juist Her»
mine's huis had uitgekozen.
Zij had het volste recht zich
daarover te wreken. Zij had hem niet
meer lief, nu haatte zij hem, en meer
nog dan hem, die mooie, nietswaardige
huichelaarster, die haar zijn hart had
ontstolen.
Zeker bewaarde de gehate, in de
zilveren cassette, Wolfgangs rainnebrie»
ven. Er kwam een honend lachje op
Hermine's lippen. Deze brieven zou ze
kunnen lezen! De twee eendere cas»
settes hadden precies hetzelfde slot, en
dus dcnzelfdcn sleutel. Hermine herin»
nerde zich, dat eens haar oom Branden»
berg, die zijn sleutel verlegd had, met
den haren zijn gesloten cassette had
open gemaakt. Zij droeg het sleuteltje
steeds bij zich. onder haar japon ver»
borgen, aan een kettinkje om den hals.
Fluks haalde ze *t voor den dag. Haar
hart klopte hevig van verwachting, toen
ze het in 't kleine, wonderlijk gevormde
sleutelgat stak. Het paste, nu omdraaien
en 't deksel sprong open. Nu lag de in*
houd voor haar oogen. 't Was een zon»
derlinge verrassende inhoud!
't Eerst glinsterde Hermine een gou»
den, rijk met diamanten versierden arm»
band te gemoet. Waren deze prachtige
steenen echt. dan vertegenwoordigden
zij alleen reeds een fortuin! En ze wa»
ren echt. Zoo glinsteren, fonkelen en
schitteren geen valsche steenen! Een
dergelijke armband had zij eens, jaren
geleden, zien liggen bij een der eerste
juweliers van Berlijn, en had toen zeer
haar bewondering opgewekt. Deze arm*
band lag op een lang, smal, langwerpig
boek van eigenaardig formaat. Hermine
nam den armband uit de cassette, zij
liet de prachtige steenen in 't licht flon*
keren en glinsteren, legde hem daarna,
met 'n zucht, op de commode, en nam
t boek in de hand. Toen ze het open
deed, zag zij dat 't een chèque=boek
was, waarvan de oningevulde chèques
luidden: De Heer Maximiliaan Lenz, te
Berlijn. Jagerstrasze 86, wordt verzocht
te betalen enz.
Er lag ook een samengeknepen brief
in, zonder enveloppe. Hermine^ vouwde
hem open en las:
Hooggeachte juffrouw Miiller!
Op verzoek van den heer von Früh*
berg zend ik u hierbij een nieuw chèque*
boek toe. U kunt u daarvan geheel naar
goedvinden bedienen. Ik heb de heeren
Sigismund Korn en Co., in B., verzocht
elk der door u geschreven op de heeren
Sigismund Korn en Co., of uit
gestelde chèque, van elke waarde, di*
reet contant te honoreeren.
Tot uw verderen dienst steeds
gaarne bereid.
Hoogachtend,
Uw dienstvaardige dr.
Maximiliaan Lenz,
(Wordt vervolgd).