PS DAGBLAD OM ONS HEEN FLITSEN DE VUURPROEF FEUILLETON DOOR EIGEN KRACHT ZATERDAG 21 AUG. 1926 DERDE BLAD Mo. 3595 VACANTIE IN ZWITSERLAND. REGEN EN TERUGREIS. ZWITSERSCHE REGEN. LEVE HET VADERLAND. DE PASPOORTENDWAAS HEID. IN DEN NACHTTREIN. Het is Zondagmorgen. De regen klettert tegen de ruiten van onze kamer. Wij schrikken er niet van. Zou er na negen, dagen dagen mooi weer niet een buitje kunnen kctoncn. En bovendien onze dag is bezet. Van m>id» dag igaan. wij per auto naar Altdorf, om de voorstelling van Willem Teil, in' een gebouw, bij ie wonen. Er kan ons dus niets gebeuren. De regen (als die dan toch komen moet) komt juist op tijd. Maar zoo denken de plezierreizigers op de booten er niet over en ook de kinderen niet, -die in Paaschbcst op den steiger staan en evenmin de ons dernemers van autotochten, die op een ochtend met regen geen klanten kun» men verwachten. We schamen ons over onze zelfzucht en krijgen 's mid» dags. terugkeerende van de TelLSpiele, nog een veeg van den regen mee. of» schoon de chauffeur het beschuttende zeil over den wagen heeft getrokken en zooveel haast heeft om thuis te komen, dat hij het goedige trammetje naar Fluelen met zijn zwaren wagen een opstopper geeft en langs de Axen» strasse zóó hard rijdt, dat de voet» gangers uit onze spattende nabijheid vluchten. 's Avonds regent het nog, maar de barometer stijgt. Het kan dus zoo erg niet wezen. Inderdaad is het Maandag» morgen wat beter. Er valt wel wat wa» ter, maar af en toe komt de zon door en wij denken dus. dat we het al ge» wonnen hebben. Maar 's avonds be» gint het weer en als we Dinsdagoch» tend op ons balcon den toestand gaan opnemen, staan wij verbaasd, want lage bergen, .molshoopen van duizend meter of zoo, die hier nie-t meetellen, hebben een kruin vol versche sneeuw, die vannacht gevallen moet zijn. Zoo sluit zich een reeks gemoedelijke groene hoogten aan bij de grimmige bergen met hun eeuwige sneeuw, op den achtergrond, die wij vandaag even» wel niet meer kunnen zien. Zware, •breede nevels, hangen over en tusschen de bergen, hot meer ziet grauw en aan den oever regent het maar door, als» of er machinaal gegoten wordt. Maar wij in 't hotel zijn nog niet bang. We kloppen den barometer op zijn buik en constateeren, dat die blijft stijgen, hetgeen ten overvloede de portier nog eens bevestigt, met een geruststellend lachje van: „nu ja, ik wil niet ontkennen dat het regent, maar dat is voor een oogenblikje". Als we den stralenden regen trot» «eerend, het meer eens langs loopen, 6taan daar overal groepjes naar de lucht te kijken en elkaar gerust te stellen. Je^ziet dat aan de blikken en de gebaren. Het kappertje heeft zelfs een too verformule gevonden: „het heeft op duizend meter gesneeuwd, dat is altijd een bewijs dat het beter wordt". Het zal wel zoo wezen, maar ik begrijp er niets van: die sneeuwbui in 't laatst van Juli voorspelt, zou je zeggen, weinig goeds. Maar je zwijgt om het jonge mensch geen gelegenheid te geven je te snijden en omdat je toch ook alle hoopvolle verwachting wel aanvaarden wilt. Dien middag blijft de tooverwerking van de sneeuw nog achterwege. Het zal dan voor morgen zijn. Maar des nachts als ik even wakker ben, klet» tert het buiten weer rustig verder en het morgenkrieken brengt alweer water en nevels en geen sprankje zon. „Hoe is 't thuis?" vragen we en reiken gretig naar de kranten. In Holland is het ook niet best en an andere landen deugt het ook al niet. Van tochten of wandelingen is dus geen sprake en tegen zoo'n aanhoudenden regen is geen regenjas of paraplu bestand. We be» grijpen nu beter, waarom de inboor» lingen altijd,, wat ze ook doen, den berg op» of afstappen, de koeien hoe» den, achter een wagen aanloopen, de paraplu onder den arm hebben ge» klemd, ook al dragen ze een stok in de rechterhand. Geen Amsterdamsche juffrouw kan zoo vasthouden aan haar regenscherm als de Zwitser doet, maar hij versmaadt het moderne ding, waaronder je nat regent op je linker» regent op je rechterschouder als je hem links draagt. De Zwitser gaat schuil onder een groote, breede ka» toenen parapfuie „ja spot maar besteedster! hij blijft er droog Onder. Na het ontbijt vluchten we dus naar de conversatiezaal, die haar naam nu niet terecht draagt, want er wordt van» daag meer in gelezen en geschreven en, nu ja, af en toe overlegd wat de toe» komst brengen zal. Helden en heldinnen tuigen zich af en toe met regenwerende artikelen op en stappen het hotel uit, beleefd uitgelaten door den chasseur. Meestal mag deze jongeling na een kwartier of een half^uur de deur weer voor hen opendoen. Hij glimlacht niet eens, ofschoon hij hun den droevigen afloop had kunnen voorspellen, wanneer zij zijn raad gevraagd hadden. Maar dat hebben ze niet gedaan. Overigens is het onnoodig, zijn mee» ning te vragen over de naaste toe» komst. Hij weet zeker, dat het gauw weer mooi en zonnig wezen zal. Denkt u, dat de hotelier vanmorgen dat wacht» woord aan zijn personeel uitgegeven heeft? Weineen, dat behoeft immers niet, zij kennen het al lang. Het komt er nu op aan, de gasten gerust te stel» len „daarbij, het regent in andere streken ook". Dat bevestigt de staat, die vóór de ramen van het kantoortje van de boot hangt. De oberkcllner zegt dan ook met een klank van droefenis in zijn stem alleen maar: „jetzt schon?" 1) wanneer een driftige gast, die kijkt alsof het hotel het helpen kan, kortweg aan» kondigt: ,,'heute reise ich ab!"2) Onbil» lijk kunnen de menschen toch zijn. Als de hotels het weer in de hand hadden, dan lieten zij overdag de zon en des nachts de maan stralend schijnen, met een tusschenpoos van een uur gieten per nacht, tegen het stof. De gast ver» teert alleen zijn eigen geld in armoe, de hotelier verliest als 't wat lang duurt al zijn gasten en ziet de nieuw aangekon* digde niet opdagen. We leven op hoop van zon en ver» der op de1 maaltijden, ter aangename afwisseling. De lucht houdt ons een beetje voor den gek, laat af en toe wat blauw zien en dekt het dan weer toe, met een nieuwe gietbui: wat ver» beelden jullie je wel! Wij hadden het plan met het spoortje van Vitznau af den Rigi op te gaan. De portier, die van alles heeft, zou ook de kaarten le» veren. „Portier, wij wachten nog maar wat." Hij glimlacht beleefd. Wie kan beter dan hij weten, dat er boven niets te zien zal zijn, dan nevel en nevel, zon» der doorkijkje naar beneden! Om nevel te zien behoeven wij niet naar boven. De langzame dag sleept zijn trage voeten naar den avond. De liefhebbers, die anders te tien uur nog eens een wandelingetje langs het meer maken, blijVcn thuis. Onder kletterenden re» gen slapen wij in. Met kletterenden re» gen worden wij weer wakker. Daar de hoop op beter onverwoestbaar is in het menschelijk gemoed, levert joist deze volharding van den Tegen ons een nieuw argument van beterschap: het heeft al zoo lang geduurd; het kan nu niet veel langer meer duren. Zit daar geen logica in? Ongetwijfeld, maar de sleutel tot het geheim is: hoe "lang ach» tereen kan het in dit bergland wel regenen? En op die vraag kennen we het antwoord niet. Als we op den ge» wonen tijd, zoo tegen negen uur, in Je ontbijtzaal komen, zijn er nog heel wat tafeltjes leeg. Vluchten de men» schen nu al? Neen, maar zij behoeven zich niet meer te haasten. Het regent toch. En de afwachting leeft voort. Zoo heefj het vier dagen en vier nachten achter elkaar geregend. Als ik ooit weer een Nederlandsche regenpe» riode meemaak, zal ik er niet meer over pruttelen. Zwitserland is erger. En een deel van onze plannen is wel in de war gestuurd: wij hadden dit nog willen doen en dat en als het kon dat andere ook nog. Vaarwel schoone plan nen. Vaarwel Bruno^n! Nog voor het 1) Nu al? laatst willen wjj over Eet meer naar Luzern varen, waar de nachttrein klaar staat, die ons linea recta naar huis zal brengen. Niet meer bovenop, als in de schoo* ne dagen van helderheid en zon. Bene» den kruipen we weg in de kajuit en turen door de groote vensters naar bui» ten of misschien de zon ons uitgeleide zal willen doen. Ze coquet teert met ons, komt af en toe voor den dag, ver» dwijnt dan weer, komt een oogenblik weerom, verschuilt zich opnieuw; als het beter zal worden, is het door een overgangsweg van grijligheid. En nu denken we nog maar alleen over den terugtocht. De trein naar Ne» derland staat aan het perron vjtn Luzern klaar, we installeercn ons op de besproken plaatsen. Het is nu half negen. Morgenmiddag kwartier vóór driecn zullen we te Haarlem aanko» men. Lang is het, maar de slaap zal den tijd helpen korten. Het is al mooi, dat wij aan dc hurry in het station te Bazel niet behoeven mee te doen. Daar loopt onze wagen vol van ze» nuwachtige menschen, die vreezen geen plaats te krijgen. Daarom zien wij niet meer dan een schijn van passen» controle. Een official gaat den zijgang door, roepende: Controle de passeports Vous, monsieur quelle nationalité? Italien. Vous, Japonais? Oui, 3) antwoordt het Oosterlingetje en glim» lacht; het staat ook duidelijk op zijn oudemannetjes gezicht en zijn scheeve oogen te lezen. Ét vous? Hollandais Bon. 4) De man verdwijnt. Ziedaar de hcele passencontróle. Wordt het nu niet tijd om die passen'historie, waar» mee iedereen den gek steekt, af te schaffen? Of kan dat niet, omdat ct nog altijd ambtenaren zijn, die er hun tijd aan vermorsen, maar er ook een broodje uit slaan? Een oogenblik daarna rollen wij den donkeren nacht in en bereiden ons voor tot den slaap. Behalve het Japannertje dat in een verkeerden trein zit en te Straatsburg uitstappen zal om zijn bestemming Frankfurt te bereiken. Zenuwachtig tuurt hij in een reisgids, stapt nu de coupé uit, dan weer in, rookt tussschendoor einde» looze cigaretten. Te Straatsburg verdwijnt hij. Goede reis. Het is mu één uur. De eentonigheid van den nacht gaat voort. Wij trach» ten, ieder op zijn plaatsje, te slapen, maar niet elk is die kunst meester en bij het licht van stations die wij doorvliegen blijkt de een in zoete rust te zijn, terwijl de ander met van slaap brandende oogen voor zich uitstaart. In afwachting van het daglicht, dat lezen weer mogelijk maakt. Het duurt lang. Eerst tegen vijf uur dringt de vale dag in de coupé binnen. Langzamerhand ontwaken de slapers en een sleepend gesprek volgt. Totdat als draadloos bericht de tijding komt, dat de eetwa» gen in den trein is gekomen. Ha! kans op ontbijt! Terwijl de treinsmid nog aan de verbinding hamert, klimmen we den wagen in. We zijn te Jemelles, het eerste Belgische grensstation en vallen aan op het zwaar, oudbakken brood en de koffie, die niet haalt bij die in het vaderland, maar nat en warm is. We worden er toch wakker van en keeren opgewekt naar de coupé terug, waar de ramen opengezet zijn. De frissche mor* genwind heeft de duffe slaaplucht ver» dreven. En nu gaat alles vanzelf. Belgische douane zien wij niet meer. die van Ne» derland plaagt ons niet en op tijd schuift eindelijk de trein langs het Haarlemsche perron, na een rit van bijna IS uur. Achteraf heeft die toch kort geduurd, zooals het heele leven snel vclirbij gaat. In de straten van Haarlem gaat de gewone beweging haar gang. Het is Zaterdagmiddag, Overmorgen zullen wij er weer aan deelnemen. Als van ouds. Dat vacantia begint is goed. Dat zij Ook baar einde heeft niet minder. J. C. P. 3) Paspoortscontrole. U meneer, van welke nationaliteit? Italiaan U Japanner? Ja. 4) En u? Hollander Goed. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 672 MOEILIJK BESLUIT De omgevallen wegwijzer. (Nadruk verboden! door simox mos Tot Utrecht hadden ze samen gereisd- Toen moest Hugo den trein verlaten, om over te stappen in een anderen, die naar de Velwwe ging. Ze hadden, liever in eikaars gezelschap gebleven en samen hun vacautie im dezelfde streek doorge bracht, maar dit ging nu eenmaal niet. Hugo moest ergens boven Putten zijn. naar een tante, bij wie hij op proef moest logeeren. om kennis te maken met een nichtje^ dat bij haar in huis was, in de hoop van tante, dat deze kennismaking weldra zou leiden tot een gelukkige echt verbintenis tusschen die twee. Xou, veel plezier Hugo! groette de vriend, terwijl hij hem nogmaals zijn band toestak, het beste kaerelHou je maar taai!... Wie weet hoe ze nog meevalt. Och, schei maar uit, antwoordde Hugo, 't zal wat wezen. 'n boerekihd van de hei 'n Heideprinse?je, let op! lachte de vriend. Ja, jij kunt goed lachen, schamperde Hugo, maar ik, arme! De trein ging weer verder, en een we derzijdsch „adieu" klonk nog na. Even later vertrok ook de trein, waar- mede Hugo zijn reis moest vervolgen, en toen, alleen in de coupé, igedoken in een hoekje, overdacht hij nog eens het won derlijke idee van tante, om het nichtje dat, nu reeds eenige maanden bij haar in huis was, voor hem te bestemmen. 't Was altijd een zeer bijzonder mensch geweest, tante, en <je "broere en zusters, ne. ven en nichten, hadden al aan menige gril Van haar moeten voldoen, wilden ze niet .te avond of morgen, uit haar gratie raken. Doch overigens was zij een braaf en goed mensch, die veel voor een ander over had, vooral de minst bedeelden in de wereld klopten nooit te vergeefs bij haar aan, als zij van hun nooden lieten blijken. Eu daarom hadden Hugo's ouders het heter gevonden tante niet te ontstemmen door bot te weigeren. doch Hugo aangeraden in elk geval de reis •naar de hei in de vacantie te ondernemen. Hij zou zich joch wellicht voldoende kun nen atnusêeren met tochtjes op de fiets en interessante wandelingen door de prachtige bosschen van de mooie Veluwe. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL schouder als je hem techts» en nat»L 2) Vandaag vertrek ik. Er wie weet, ken het nichtje nog niet meevallen. De moderne ideeën en opvat tingen van het leven blijven in dezen tijd niet beperkt tot de groote steden, ook de inwoners van kleine provincie-plaatsen volgen tegenwoordig in uiterlijkheid, le venswandel en amusement de hoofdste den meer en meer na. Hugo hoopte dan ook, dat zijn nichtje niet al te veel zou' afsteken bij zijn Haag6che kennisjes, niet al te heideachtig zou zijn. Maar hij nam zich echter stellig voor, wanneer het meisje, afgescheiden van. haar dorpsheid, er eigenaardigheden op nahield, dat zijn sympathie voor haar gelijk nul bleef, om van liefde maar niet te spreken, hij dan van een huwelijk beslist zou afzien, of tante, of zijn ouders, of allemaal er ook kwaad om zouden zijn. Als het noodig bleek, zou hij „neen" durven zeggen. Intueschen was de trein gearriveerd aan het station van de plaats, waar hij zijn vacant ie zou doorbrengen. De weg naar „Denneheuvel" was gemakkelijk te vin. den, ofschoon Hugo nog nooit in deze streek was geweest. Mooi was het er zeker. Dit constateerde hij dadelijk. Bleek nicht ongenietbaar, zou hij zich in de omstreken best kunnen verpoozen. Het heuvelach tige landschap was doorsneden met een paar goede fietswegen, het wa; verder rijk voorzien van hoog naaldboschonder- laugs den weg, waarop hij ging, liep een streep eiken hakhout, omzoomd door een breed en rand witte akkerhoorn bloempjes Overal gonsden insecten. Een prikkelen de dennengeur waasde rondom. Die schitterende matuurpracht bleek van invloed op Hugo's stemming, zoodat hij vroolijk aan de woning van tante aan belde. Hij werd opengedaan door een een voudig dienstmeisje, dat blijkbaar niet uit deze streek kwam, althans ze droeg niet de bekende dracht, en ze sprak vrij be. schaafd, naar hij opmerkte. Zij diende hem onmiddellijk aan bij tante, was klaarblijkelijk op de hoogte van zijn komst. Tante, die haar neef in de laatste jaren niet had gezien, vond hem erg mannelijk geworden en scheen zoo op het eerste gezicht wel met hem ingenomen Sonja, het bewuste nichtje, was even uit naar een vriendin "van haar, doch zij kon elk oogenblik ierugkeeren, en tante hoopte maar, dat de wederzijdsche kennismaking van de jongelui tot de gewen sekte verbin tenis zou 'leiden. Toen tante een kwartier tje had gekeuveld over Sonja en haar hoedanigheden, waarbij Hugo wel eenigs- zins had getwijfeld of tante haar nichtje niet ietwat 'optimistisch voorstelde, kwam de dame in kwestie in de kamer, en daar op moest Hugo onmiddellijk zich zelf be kennen, dat tante klaarblijkelijk nog slecht? eenigszins bij benadering had om. schreven hoe en wat Sonja was. Want zoo als ze daar binnenkwam in ha3r luchte kleedij, zonder 'hoed op haar korte, wilde lokken, :met een brandende sigaret in haar mond, en onverschillig een stoel bij de tafel kwakte, waarop ze nonchalant plaats nam, lee/k ze verre van het verwachte (he i deboer in net je. De kennisjes in den Haag waren niet zoo geavanceerd als dit landelijke meisje, hetzij dan dat ze van nature een zekere vooruitstrevendheid be zat, dan wel ze in den laatsien tijd had aangeleerd, maar Hugo kon niet anders constateeien, dan da< hij zich in de voor-, stelling van zijn dorpsnicht schromelijk vergist had. Sonja was op en d'op het moderne meisje in al haar exentrieiéeiien en grilligheden. Da* bleek in alles. En ba. g:ftigd met een redelijk figuurtje en een vrij dragelijk gezicht, wist ze eenige ba rer bekoorlijkheden terdege te doen uit. komen, met min of meer coquette manier» tjes, Instede, zooals Hugo had verwacht, dat het gesprek aanvankelijk niet zonder ge forceerdheid zou zijn gaande te houden, vlotte dit reeds dadelijk zoodanig, dat Hugo ternauwernood aan het woord kwam. Sonja babbelde over alle onderwerpen, welke de heaendaageehe meisjes na aan het hart liggen, doch tvooral op het ge bied van motoreport bleek ee danig op da hoogte. Van velschillende soorten auto's en motorrijwielen wist ze de voor. en nadee- len op te sommen en ze bleek menig detail van elk merk te kennen. Zij sprak over race-cars, voortreffelijke bouw, gemakke lijke besturing, remkwaliteken, over de geleidelijkheid van enelheidsveranderin- gen, enz., -er.z. als een geboren autohan delaar of chauffeur, en verwanderde zich dat haar neef uit den Haag, zich met een doodgewone fiets behielp. Zij noodigdo hem uit voor de eerj'komende dagen met haar een mooie autotocht naar een naburige plaats te maken, zij zou dan zelf chauffeeren, natuurijk. De eerste dagen van Hugo's vacantia vlogen om. Sonja legde steeds beslag op liaair neef en had overal, met. hem rotnd- getufd, zij hadden iin de bosschen gepic- nicd en waren dikwijls' den geheelen dag in eikaars gezelschap. Tante scheen het vrij gewoon te vinden, dat de jongelui reeds zoo spoedig met elkander konden op schieten, zij -had dit blijkbaar voorzien, en Hugo moest toegeven, dat de kennis making met zijn nichtje hem bijzonder was meegevallen, ui was hij dan niet on middellijk op het eerste gezicht, op haar verliefd geworden. Het dienstmeisje vain tante had echter klaarblijkelijk iets t&. gen op Sonja. die twee schenen minder goed met elkaar te eympathiseeren, dat kon Hugo meermalen opmerken. Vreemd was dit nu juist niet. Sonja en Marie ver. schilden daartoe te veel in levensopvat ting en temperament; Marie, die beschei den en veel kalmer was, moest wel van tijd tot tijd in botsing komen met de ideeën van het moderne nichtje van haar meesteres. Hugo moeet echter erkennen, dat Marie het dikwijls bij het rechte eind had; in al haar eenvoud was haar oordeel gezond en veelal raak, waarover Sonja dan minder in haar schik was. En toen Hugo eens met het meisje, dat. een bood schap was wezen doen. gelijk naai iante'a huis terugkeerde, had Sonja ongemakke lijk te keer gegaan, dat zoo iefs in 't ge heel geen pas gaf. Men lette hier op het dorp op ongemanierdheden even goed al9 in de residentie, bitste ze. Die geraaktheid van Sonja over betrekkelijk een futiliteit stond Hugo minder aan. Hij had zich tot nog eoe te vrij gevoeld, om zich nu reeds bij een eerste kennismaking, door zijn •nichtje de les te laten lezen,, al was zij dan ook bestemd cun zijn vrouw te wor. den, te meer daar Mar.e, het moge dan een dienstmeisje zijn, een veel gezonder oordeel over alles had dan de wispel- Uit 't Duitsch. 58) Hermine was vast besloten en aarzel» de dan ook niet. Maar toen zij den weg naar Clara's kamer insloeg, meer slui» pend dan gaande, terwijl zij voortdu» end schuw omkeek, of misschien de eci-e of andere dienstbode haar «op haar gang bespiedde, bonsde haar hart toch. Eindelijk bereikte ze Clara's ka» mer, zonder een der bedienden ont» moet te hebben. Zij sloot, toen ze naar binnen was gegaan, de deur af. liep vlug door de woom en slaapkamer, en sloot ook daarvan de deur af. die leid» de i aar de slaapkamer van haar doch» ters- Nu was zc gevrijwaard voor el» ken overval, en kon ze eens rustig om zich heen kijken. Wat zag 't er heel anders uit in 't groote, slecht gemeuibi» leerde vertrek uit dan vroeger! Dc voorgansters van Clara waren voor haar leerlingen nu juist geen voorbeeld van orde en netheid geweest; Hermine had dit vaak scherp gegispt cn toch voelde zij zich niet geheel op haar ge» ma^c, toen ze tegen haar zin moest be» ikenncn. dat er nergens een vriendelijker gezelliger orde en netheid kon lieer» schen, dan in deze kamer. Zij had zoo gaarne iets gevonden, om daarover te» genover Wolfgang, bij gelegenheid, eens een afbrekend woord tc kunnen laten vallen, doch dit zou zij moeten nala» ten. Zelfs de twee, nog in een hoek van het vertrek, op elkaar staande elegante koffers, verstoorden de voorbeeldige orde niet. Door vrouwelijke nieuwsgierigheid gedreven, ging Hermine 't eerst naar de kleerkast, hoewel zij hierin bezwaar» lijk iets zou kunnen vinden, dat haar voornemen zou bevorderen. Zij opende haar de sleutel zat in 't slot en toen zij er nu inkeek, kon zij een kreet van verwondering, ja, zelfs van schrik, niet onderdrukken. Reeds gisteren en vandaag had Her» mine, het heel eenvoudig maar zeer ele» gante reis» en huistoilet van dc gouver» nante met jaloersche bewonderende blikken beschouwd, dat ze echter nu hier zag, overschreed werkelijk alle grenzen van hetgeen ze verwachtte. Er hingen slechts weinig costuums in de" kast, maar ze waren allen gemaakt van de duurste stoffen, waren volgens de laatste mode, zonder -daarom toch op» vallend hoog' modern te zijn, ze waren zoo eenvoudig mogelijk, zelfs een ge» zelschapstoiiet. welks garnecring. be» staand uit breede echte kant, een kapi» taal gekost moest hebben. Dat was dus de garderobe van eene arme gouver* nante een vorstin kon ze niet kost» baander bezitten. Hermine had gaarne deze garderobe zoo nauwkeurig moge» lijk bekeken, maar durfde zich daarvoor vandaag niet den tijd gunnen. Met een zucht deed zij de kast dicht, en ging naar de commode, waarin ze vermoed* de CHra's ondergoed te zullen vinden. Ook hier behoefde zij geen valschen sleutel, om haar nieuwsgierigheid te be» vredigen. De sleutel die alle drie de la» den afsloot, zat in de bovenste. Wat een kostbaar ondergoed, en wat een massa; geen millionaire kon een duurder cn fijner uitzet bezitten. Maar wat was dat? Diep onder het wasoh» goed verborgen, vond Hermine een zil» veren cassette, haar oogen gingen wijd open van verbazing, toen zij 't prach» •tïge zilveren kistje zag. Zij nam het, met sidderende handen uit de lade, en zette het, om 't nauwkeurig te kunnen bekijken, op de commode „Hoe kon juffrouw Clara Muller aan deze kostbare cassette gekomen zijn? Hermine kende ze precies, elk der kunstig gegoten bloemen aan de zij* kanten, de twee snoezige engelenfi* guurtjes op het deksel, iedere versie» ring. Zij zelf bezat volmaakt dezelfde cassette, een erfstuk van de familie, d3t nog van haar overgrootvader af» stamde. Indien ze niet beslist had ge* weten, dat haar kleine schat nog in haar slaapkamer stond, dan zou ze ge» meend hebben dat deze cassette haar toebehoorde. Het eerste oogenblik was Hermine verstijfd van verbazing, dacht toen edh» ter na over de oplossing van het raad» sel, hoe deze cassette, die precies op de hare leek, gekomen kon zijn in het bezit van Clara Miillcr Zij herinnerde zich ccn familielegende, die haar moe» der haar dikwijls had verteld. Ongeveer honderd jaar geleden, had haar over» grootvader, op een reis die hij met z'n jonge vrouw naar Stettin had onder» nomen, van een der meest beroemde goudsmeden van Florence, twee vol» maakt eendere, zilveren cassettes ge» kocht. Zij twee zoons hadden er, na zijn dood, ieder een geërfd. Een der twee cassettes was eindelijk haar moe» der als een erfstuk te deel gevallen, ter» wijl de andere nu in 't bezit moest we» zen van haar neef Wolfgang, als erf* stuk van z'n grootvader en z'n vader: dat haar oom het kostbare stuk nog in zijn bezit had gehad, herinnerde Her* mine zich nog precies Wolfgang moest haar bezitten, maar nu vond Hermine Ier, die onmogelijk een dergelijke kost* baar kunstwerk gekocht kon hebben. Wolfgang moest 't haar geschonken hebben. Als een bliksemstraal ging 't door Hermine heen. Slechts van den geliefde kon Clara zoo'n kostbaar geschenk ont» vangen en aangenomen hebben! Nu wist Hermine zeker, dat Clara alleen de betrekking, als gouvernante, op Dahlwitz had aangenomen, om in de na» bijheid van Wolfgang te zijn. Het was meer dan erg, dat Wolfgang juist Her» mine's huis had uitgekozen. Zij had het volste recht zich daarover te wreken. Zij had hem niet meer lief, nu haatte zij hem, en meer nog dan hem, die mooie, nietswaardige huichelaarster, die haar zijn hart had ontstolen. Zeker bewaarde de gehate, in de zilveren cassette, Wolfgangs rainnebrie» ven. Er kwam een honend lachje op Hermine's lippen. Deze brieven zou ze kunnen lezen! De twee eendere cas» settes hadden precies hetzelfde slot, en dus dcnzelfdcn sleutel. Hermine herin» nerde zich, dat eens haar oom Branden» berg, die zijn sleutel verlegd had, met den haren zijn gesloten cassette had open gemaakt. Zij droeg het sleuteltje steeds bij zich. onder haar japon ver» borgen, aan een kettinkje om den hals. Fluks haalde ze *t voor den dag. Haar hart klopte hevig van verwachting, toen ze het in 't kleine, wonderlijk gevormde sleutelgat stak. Het paste, nu omdraaien en 't deksel sprong open. Nu lag de in* houd voor haar oogen. 't Was een zon» derlinge verrassende inhoud! 't Eerst glinsterde Hermine een gou» den, rijk met diamanten versierden arm» band te gemoet. Waren deze prachtige steenen echt. dan vertegenwoordigden zij alleen reeds een fortuin! En ze wa» ren echt. Zoo glinsteren, fonkelen en schitteren geen valsche steenen! Een dergelijke armband had zij eens, jaren geleden, zien liggen bij een der eerste juweliers van Berlijn, en had toen zeer haar bewondering opgewekt. Deze arm* band lag op een lang, smal, langwerpig boek van eigenaardig formaat. Hermine nam den armband uit de cassette, zij liet de prachtige steenen in 't licht flon* keren en glinsteren, legde hem daarna, met 'n zucht, op de commode, en nam t boek in de hand. Toen ze het open deed, zag zij dat 't een chèque=boek was, waarvan de oningevulde chèques luidden: De Heer Maximiliaan Lenz, te Berlijn. Jagerstrasze 86, wordt verzocht te betalen enz. Er lag ook een samengeknepen brief in, zonder enveloppe. Hermine^ vouwde hem open en las: Hooggeachte juffrouw Miiller! Op verzoek van den heer von Früh* berg zend ik u hierbij een nieuw chèque* boek toe. U kunt u daarvan geheel naar goedvinden bedienen. Ik heb de heeren Sigismund Korn en Co., in B., verzocht elk der door u geschreven op de heeren Sigismund Korn en Co., of uit gestelde chèque, van elke waarde, di* reet contant te honoreeren. Tot uw verderen dienst steeds gaarne bereid. Hoogachtend, Uw dienstvaardige dr. Maximiliaan Lenz, (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9