HAARLEM'S DAGBLAD VAN HET POLITIEKE TOURNOOIVELD PUR0L TWEEDE KAMER 1 GEMENGD NIEUWS [Gesprongen Handen ruwe huid i ZATERDAG 30 OCT. 1926 DERDE BLAD 29 October. Het Nedarlandsch-Belgische verdrag. Vier woordvoerders. Alleen kritiek op het ontwerp verdrag. Souvereiniteitsrechten aangetast. Onze economische belangen benadeeld. De stemming van den eersten dag niet gunstig voor den minister. Er is voor dc Staten»Gcncraal geen reden een Iractaat goed te keuren, zwaarder dan 't volgens Barfcclona had moeten zijn. Dc spreker meent, dat de bevoegd' hcid der beheerscommissie zich tot den stroom had moeten beperken. Hij heeft cr principieel bezwaar tegen, dat Nederland gebonden wordt voor toe» komstmogclijkhedcn. Later moeten die overzien worden, nu mag de zeg' genschap niet uit handen worden gei geven voor een ongekende toekomst. Onze belangen zijn afhankelijk van de „min of meer gezegende greep" der koningen van Spanje of Denemarken in dc keuze van een arbiter. Dc scheidsrechterlijke commissie had in haar geheel benoemd kunnen gewor* den zijn door het internationale Hof van Justitie. Bovendien zijn de bevoegdheden der commissie niet uitgeschakeld voor tij' den van oorlogsgevaar. Hier schuilt een uiterst gevaarlijke bron van conflict •n critiekc omstandigheden. De heer Knottenbelt legde ook sterk den nadruk op dc bekende zinsnede van reserve t.a.v. Belgische oorlogs* schepen il ne préjuge en ricn Ook dit is voor hem onoverkomelijk, evenals het door Prof. v. Eysinga aldus genoemde „rechtsvacuüm", dat op dc Schelde zal ontstaan wegens het ont» breken van het recht vreemde schepen aan te houden. Dit betcckcnt rechts» verkorting voor Nederlanders een ernstig economisch nadeel maar. wat erger is. afstand van hooghcidsrcchtcn. Nederlanders worden verwezen naar een buitenlandschcn rechter, buitcnlan» ders wordt recht onthouden votJr hier tc lande ontstane vorderingen. Thans de beloodsing. België betwist op de Wielingen ons souvereiniteitsrecht. Het tractaat geeft een der meest naar buiten sprekende bewijzen van souvereinitcit vrijwel voor goed uit handen door dc regeling van de beloodsing der Wielingen. Voor onzen loodsdienst betcckcnt 't daarenboven ook een onoverkomelijk financieel nadccL Het tractaat lost de Wielingcn«kwcs» tic niet op, maar wordt een bron van nieuwe disputen. Het geeft geen zeker» hcid, integendeel dc grootste onzeker» hcid. Dc heer Knottenbelt zegt dan dat dc minister het kanaal AntwerpenMoer» 'ijk als een Bcligsch belang voorstelt at is het ook maar evenzeer noemt bij het een Nederlandsch belang cn dat is heel onjuist Hij herinnert aan de resoluties van het Binncnschccpt» vaartcongres en wijst op het 2c voor» loopig verslag: niemand .der Kamer» leden achtte liet kanaal gewcnscht. Het is. immers in het algemeen tegen het nationaal belang. Her tractaat kan on» mogelijk gcëischt worden volgens 1839. Het gaat niet aan. de nationale belan» gen tc schaden wanener niets daartoe crplicht. De heer Knottenbelt wees op de af» hankelijkhcid van Rotterdam van het Rijnvcrkecr. Antwerpen is daarvan veel minder afhankelijk. Rotterdam voor 80%, Antwerpen voo 19%. Komt het kanaal tot stand, dan zal Rotterdam onweersprekelijk overvleugeld wor» den. Er bestaat geen samengaan van bc» langen van Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen. Zou dat bestaan, dan moet er zijn een georganiseerd samengaan cn niet het wegschenken van een deel van ons vaderlijk erfdeel aan een rijke» ren buurman. Overigens make men zich geen illusies over de vriendelijke uit» werking van het tractaat in België.... Nederland ziet zich servituten opgc» !cgd op eigen territoir ten bate der Belgische havens, terwijl er van reci» procitcit geen sprake is. Het tractaat wil de hegemonie van Antwerpen bo» ven onze havens. Dc heer Knottenbelt kon ook niet waardeeren. dat de minister in 1925 niet een andere houding tegen Belgic heeft ingenomen, dan hij deed. Tóen was tegemoetkoming niet meer ge» wenscht. Dc Kamer kan niet dit zou tegen de grondwet strijden gebonden zijn door dc onderhandelingen van den mi» nistcr. De Kamer heeft thans te oor» dcclen. geheel vrij. ook al is zij niet opgekomen tegen de bondige mededee* 'ir.gen in '19 cn '20 van den minis» ter. Naast de offieieele stemming bestaat de Belgische geest, die een belangrijk deel van de Belgische bevolking be» hcerscht: toenadering wordt door het tractaat niet bereikt. Het blijkt uit dien geest. Spr. behoudt zich voor een motie in tc dienen, waarin duidelijk wordt uitgesproken, dat ons land bereid is met Bclgic tot overeenstemming gaarne te komen ook al gaat de Kamer niet n alles mede met den inhoud van het verdrag. Wanneer dc Kamer het ontwerp aan» vaardt, dan ontstaat er een diepe klove tusschcn volk en parlement aldus bc» sloot de heer Knottenbelt zijn door vele Kamerleden met aandacht aangehoorde rede. Rede Dr. Lovink. Tweede spreker is Dr. Lovink (c.»h.) De heer Lovink zc,;t. dat dc woor» den door den minister Verstolk van Soelen gesproken in de zitting van 4 Minister De Geer. Maart 1839 voor hem aanleiding ge» Minister van Karne&ek. Vandaag is dan de behandeling van het NcdcrDBelgischc tractaat aange» vangen. Na lange maanden van voor» bereiding, na lange maanden van lezin» gen cn voordrachten, brochures cn »n> gezonden stukken kwam het tractaat in het parlement. Het werd tijd. Het werd tijd. dat er een beslissing kwam. Er was genoeg gesproken, het moest Ou tot daden komen. Vandaag kwam het tractaat in be» handeling dus. Dc eerste dag der discussie was wei» nig aanlokkelijk voor minister van Karncbcck geweest: niets dan critick en afwijzen van het tractaat. Nu is het sprckcrslijstjc voor een goed stuk reeds bekend. We laten het volgen. Behalve de sprekers vau hc* den. de hecren Knottenbelt Lovink, Krijger cn Brautigam zal dc Kamer nog aanhooren dc hecren Schouten (a.»r. tegenstander). Tilanus (c.»h. tc» genstandcr). Nolens (r.»k. vóór aan» vaarding), Heemskerk (a.»r. voor aan» vaarding). Kersten (St. Ger. teger.stan» der), Marchant (v. d. waarschijnlijk tc» gen), Vliegen (s.«d. voor aanvaarding), Mr. Kortenhorst (r.»k. tegen waarschijn» lijk), Lingbeck (Herv. Ger. tegenstar.» der) cn Ir. Albarda (s^d. voorstander).' .Veertien namen .welgeteld. Vandaag heeft dc Kamer eerst 4 •prekers aangehoord. Er komen cr minstens nog 10 in de volgende weck. Het eind der discussies is dus nog jjict in zicht. Hoe het verdere verloop zal zijn, is moeilijk tc zeggen. De heer Knotten» belt heeft reeds een motie aangekon» digd. Waarschijnlijk wordt cr nu den eersten termijn een motie ingediend. De Kamer krijgt dan enkele dagen tijd om zich te beraden. En daarna zal het groote feit van aanneming of vcrwer» ping plaats hebben. Verwerping is tot op dit moment het meest waarschijn» lfjk. Staat ook aanneming van een motie Diet met verwerping gelijk? Om het groote belang, dc groote bc» tcekenis van het tractaat geven wc dc redevoeringen der sprekers, in chro» nologischc volgorde ccnigszins uitvoc» rig weer. Rede Knottenbelt. Eerste spreker is de heer Knotten» belt (v. b.) Hij wijst allereerst op het gewicht van het ontwerp, om daarna te herinneren aan het vele goede, dat België In moeilijke jaren heeft onder» vonden van ons land. Hij teckent daar» na in groote lijnen de twee groepen: Zij die aanvaarding wenschcn om goc» de nabuurschap en zij die om politieke en economische redenen een „non pos» eumus" uitspreken. De heer Knottenbelt gelooft, dat wat cr aan politieke wenschen is toe» f'cgcvcn, niet noodig was geweest, po» itickc eischen als b.v. verborgen zit» ten in dc regeling der Scheldcbclood» 6ing. Het tractaat is geen uitbouw van dat van 1839. Het tast zelfs de souvercini» tcit op vitale punten aan. Dc spreker wees op dc studies van generaal van Oordt en Mr. van Vesscm. Daarna wordt herinnerd aan de totstandko» ming van dc resoluties van Barcelona ten aanzien van dc internationale ri» vieren. Deze resoluties leggen ons geen zwaardere verplichtingen op dan die vol gens het tractaat van 1839 op ons rus» ten. Lovink. weest zijn. om de gepubliceerde stuk ken i.z. dc onderhandelingen tusschen 1830 en 1839 met de vijf mogendhcdqi gevoerd, na tc gaan. Het merkwaardig» ste daarbij was te ontdekken, dat er destijds groote overeenkomst bestond m«.t de onderhandelingen thans. De voortdurende bemoeilijking van ■de be» sprekingen en het telkens in den weg leggen van belemmeringen "waren toen, evenals thans terug tc voeren tot de territoriale kwestie. Frankrijk cn België stelden toen buitensporige vorderingen eerst om op dc territoriale kwestie terug te komen en toen dit niet lukte op dc financiecle zijde. Maar dc mo> gendheden hielden voet bij stuk. Het verdrag werd onderteekend, zooals 't gereed lag. De mogendheden hebben vastge» legd in de stukken, dat het verdrag de Ho!landsch»Bclgischc verschillen dc» finiticf moest beëindigen. Nederland en België beiden werden uitgenoodigd het tractaat „sans dclasi" te onderteeke» nen. Uit de stukken blijkt, dat Neder» land het tractaat van '39 zoodér meer had te aanvaarden. Evenals België. De bijzondere aandacht valt dan ook in het licht der geschiedkundige feiten op ar-t VI van het tractaat van 1839, luidend^: „dat elk der beide partijen wederkcerig er. voor altijd afstand doet •an alle aanspraken op het grondge» bied. alle dc steden, plaatse: cn oor» den, binnen de grenzen der bezittingen van de andere partij, zoodanig als deze in de artikelen I. II en IV omschreven zijn". Op dft artikel kon de heer van Karne» beek zich in 1920 tegenover den heer Hymans beroepen. Het laat aan duidc» rjkheid niets te wenschen over. De heer Lovink begrijpt de Belgische nota van 22 Februari 1919 niet. Dit schrijven was onsympathiek en onver» standig. Onsympathiek omdat hetbier wantrouwen wekte, onverstandig omdat uit art. VI blijkt, dat zonder onze medewerking niets te bereiken is. Dit' laatste hebben ook de groote mogend» heden ingezien. Art. VI is ongewijzigd in het der Kamer voorgelegde verdrag gehandhaafd. Hij staat dan ook on» bevangen tegenover de van sommige zijden opgeroepen schrikbeelden om te dringen tot aanvaarding. Dit standpunt aldus de c.h. woord» voerder is alleen bestaanbaar, als vaststond dat Nederland dc cconomi» sche verplichtingen, die het in '39 op zich nam niet was nagekomen of had verwaarloosd. Dr. Lovink heeft de voornaamste •erdragen met België sinds 1839 ge* sloten, bestudeerd. Hij is tot de diepe overtuiging gekomen, dat Neder» land steeds zoo getrouw en welwillend mogelijk dc verplichtingen is nagc» komen. Ware van veronachtzaming sprake geweest dan zou dit door Hymans wel te berde zijn gebracht. Het verdrag van '39 bevat grondbegm. selen. die ook thans nog tot voorbeeld strekken. Het deed dezen spreker leed, dat tij t.a.v. hef voorgelegde tractaat den minister slechts gedeeltelijk volgen kan. Het ontwerpverdrag is naar sprekers meening geen uitbouwing van het be staande, er komen andere beginselen dan die van '39. Ncderlandsche belan» gen worden ondergeschikt gemaakt aan die van Belgic. Dit werd met eenige voorbeelden verduidelijkt. Allereerst het kanaal Antwerpen/Moerdijk. Dr. Lovink ci» teerde de betreffende bepalingen van '39 waarin öprako is van ce'n onbruikbaar worden der toen aangewezen wegen voor de scheepvaart. En vraagt of de tegenwoordige weg onbruikbaar is ge* worden of niet veilig meer. Zoo ja, dan moet die weg verruimd cn ver» beterd worden dit zou uitbouw van het tractaat van '39 zijn. Maar de mi* nisfer wil de Kamer een weg doen tot stand brengen, naast en met behoud •an den bestaande. Dit is geen uit» bouw! Dr. Lovink wees ook op de Schelde» beheercommissie. Ir. het tractaat komt geenerlei reset^-e voor omtrent de Ne» derlamdsche belangen wel in het proto; col van 1# Mei 1926 Ncderlandsche belangen mogen niet worden bena» deeld. Deze spreker meende, dat de be; heerssconumissie geen rekening bt; hoeft te houden met de voor Zeeland bestaande bijzondere wettelijke bepa; lingen, wier bedoeling behoud van het land is. Hij sluit zich wat de technische be» zwaren aangaat liever aan bij deskun digen, dan bij den minister die er zich toe bepaalt te zeggen, dat met de des kundige bezwaren zal worden rekening gehouden. En wenstht hier klaarheid om de gevolgen. Wat Dr. Lovink dan wel wil? Tn afwachting van een nadere rege ling de verplichtingen volgens het tractaat van 1839 met de uiterste zorg nakomen. Een Nederl. commissie te doen on derzoeken hoe, met eerbiediging van 1839 aan de Belgische Sche!de*des dcrata kan tegemoetgekomen worden. De afgevaardigde wil gaarne zoover mogelijk gaan hij wil Antvyerpen's ontwikkeling geen stroobrced in den wog leggen. Met onze rechten echter moet rekening worden gehouden. Een onderzoek naar het voldoen ook voor de naaste toekomst aar. scheep* vaarteïschen van den huidigen water weg van Antwerpen naar den Rijn. Omtrent de overige punten sloot Dr. Lovink zich bij den minister aan. Maar niet uitsluitend moeten de be langen van één nartij in het oog wor den gehouden. Hij gelooft ook, dat met dit tractaat niet aan Belgische deside rata is voldaan en wijst daartoe op de rede van den heer Seghers, in 1920 vertrouwensman der Belgische regee ring. Rede J. M. Krijger. Twee christelijk*historische leden volgden op elkaar. Na Dr. Lovink kwam de heer Krijger, die meer het water staatkundige gedeelte van het tractaat onder de loupe nam. De heer Krijger kan tot zijn leedwe zen niet met het verdrag meegaan, al bracht hij hulde aan den minister voor zijn beleid tegenover dc mogendheden in 1919 cn 1920. Het is jammer, dat het Nederland» sche volk geen andere keuze heeft dan tusschen vóór en tegen. Dat is niet de schuld van ons volk. De derde woordvoerder meende met een beroep op door den minister zelve aangegeven richtlijnen dat moet wordep gevraagd of er overdracht •an souvereiniteit plaats heeft of er aan België's behoeften door wordt vol» daan. Hij wees evenzeer op een uit* spraak van den minister uit de gewis selde stukken, waarin deze zegt, da! wanneer de economische tegemoetko mingen dfi Nedcrlandschp vitale belan gen schaaen. Belgic niet mag worden egemoet gekomen. Beide richtlijnen óók aanhoudende was de heer Krijger tot een andere conclusie gekomen, dan blijkens het tractaat. de minister. Er is het een en ander in het nieuwe Schelderegime, dat hem wel aantrekt, maar meer is cr daarin dat'hij verwer» pen moet. Dc Belgische economische behoeften eischen niet, wat de mi» nistcr heeft willen schenken» Neder» land wil gaarne en volledig, zoo noodig groote offers brengende, de tractatcr van 1839 naleven. En het is bereid aan België's behoeften steeds tegemoet tc komen, maar op drieërlei voorwaarde, allereerst dat niets wordt afgeperst dan dat we geen schelde»rechten afstaan en ten derde dat België's be hoeften duidelijk worden aangetoond als noodzakelijke behoeften. Het bewjjs van België's behoeften noodig voor tegemoetkomingen als on» dergebracht in het tractaat, heeft de heer Krijger tevergeefs gezocht. Wij hebben aan grievende misken ning blootgestaan. Onze goede trouw t.o.v. het taactaat van 1839 is echter nimmer aangetast. Wat moeten we dan toch wel doen om het vertrouwen van België te winnen? Evenals dc heer Knottenbelt wilde ook de heer Krijger de conclusies van Bar celona ten grondslag leggen aan het tractaat. Dit tractaat herinnert aan dagen van groote spanning, die daaraan kwaad doet. Financieel® bezwaren wegen nic: licht, maar dat is niet «het ergste: het hoofdbezwaar is de komende suprema tie van de beheercommissie. Het wordt ons onmogelijk gemaakt onze verplich tingen jegens ci-.'en burgers, die onze zorg eischten voor hun landen, polders en waterschappen na te komen. Onze waterstaat kan niet meer in volkomen vrijheid oordcelcn. Het nieuwe Schelderegiem is in fla* granten strijd met de belangen der Zeeuwsche bevolking, met de water» staatsbelangen. Herinnerd werd aan de motie der Zeeuwsche Staten. De heer Krijger drong aan op overlegging van de zienswijze der Gedeputeerden van Zeeland. Of de minister het doen zal? Het oppertoezicht van artikel 1°1 G. W. moet volkomen onaangetast blij* ven bestaan. De beer Krijger voorziet vele moei» lijkheden tusschen commissie en den eigen waterstaat. Men denke aan dc gevallen van dijkbreuk. Om die talloo» 'ze moeilijkheden alleen reeds zou deze spreker het verdrag niet kunnen aan* vaarden. Hij heeft geenerlei bezwaar tegen arbitrage maar daarentegen dat de arbitragcscommissic gedwongen is de rechten en belangen der Zeeuwsche bur gers ondergeschikt te maken aan Bel» Pischc belangen. België heeft gecnerlei recht op het voorgelegd, regiem ernstige studie der stukken do.et dit overduidelijk wor den. Nederland is in gevaar gedwongen te worden tot afstand van het recht van veto. dat ons in 1839 werd bevestigd. De beheercommissie is niet een ge* volg van het beginsel van de vrije vaart. Erkenning van de oeverbelan* gen eischt een andere commissie paast dc beheercommissie. Verdergaande betoogde de heer Krij» ger, dat de bepalingen van het onopzeg* baar tractaat, dat de Schelde aangaat, ondanks de beperkingen der bagge* ring. het nageslacht volkomen onbc* ncritte laste» oplet. Een bron van wrijving tusschen Nederland en Belgic te meer! Het tractaat is ter zake een „sprong in het duistw". De derde spréker noemde de Tegeling de beloodsing in de Wielingen zeer on* voorzichtig in politiek opzicht. En die der loodsgelden onvoorzichtig uit eco» nomisch opzicht1. In de stukken is gemist een aantoo» nen van de noodzakelijkheid der nieu» we kanalen om België's economische behoeften. België is niets in den weg pclegd. tet heeft onder het tractaat van 1839 tot hooge vlucht kunnen ko* men. België wil in Rotterdam de hart ader van ons economisch bestaan tref* fcn. De minister valt vóór de kanalen slechts vragen aan, geen argumen» ten. De argumen tei), die gegeven zijn. zijn niet houdbaar. De Zeeuwsche eilanden komen niet nader tot het Nederl. econominsch beheer. Laten we ons geld in eigen belang aanwenden het geld dat we in grooter omvang toch voor de kanalen moeten uitgeven, die we met België moeten aanleggen. De heer Krijger ziet in de kanalen een eenzijdige bevoordeeling van Antwcr* pen. De minister meent, dat Rotter dam moet zorgen zich omhoog te wcr* ken. Denkt de minister vroeg dc heer Kijger dat Antwerpen met dc vorsprong van 't Moerdijkk^naal dat niet zal doen? Het kanaal zal noodlottig worden: de werkgelegenheid in ons land zal verminderen. België richt zich steeds meer op Duitschland. De handel volgt dc vlag, niet alleen waar gelost maar -jok waar geladen wordt. Moeten we de scherpe concurrentie van Antwerpen nóg sterker maken? De heer Krijger staat met zeer ge» mengde gevoelens tegenover het trac taat. Hij acht het pijnlijk het tractaat af te wijzen, maar hij kan niet mede* werken tot ratiiicatie. En eindigde met een citaat uit een rede van den heer Groen van Frinstcrer, toen deze in 1867 zich tegen een verdrag met België (over de wateraftapping van de Maas) erklaarde op ongeveer gelijke over wegingen. Rede Brautigam. De heer BRAU'ilGAM (s.*d.) zal tegen het verurag tot zijn leedwezen moeten stemmen. Hij komt er tegen op, dat den tegenstanders van het trac» iaat „kruidenierspolitiek" wordt ver* weten of dat zij de internationale ge» daciite niet dienen willen. Onsyland heelt een welvarend België noodig. Maar omgekeerd ook. Een verdrag moet niet eenzijdig zijn, want België is niet noodlijdend en Antwerpen bloeit. Eenzijdige verdragen zijn nadeelig voor de internationale gedachte be» toogt de s.»d. Rotterdammer, die zich verzet tegen het tractaat, omdat het wcdcrzijdsche daarin ontbreekt, omdat het tractaat in een sfeer van afdwin» ging is ontstaan, omdat de Schelde*re» geling tot twist moet leiden, waar de Schelde zelve onberekenbaar is, omdat aan België sedert 1839 geen stroobrced is in den weg gelegd en omdat het tractaat eenzijdige bevoordeeling brengt •an Antwerpen ten koste van onze havens in lijnrechten strijd met het Nederlandsche belang. Vrees heeft geen recht van bestaan bij dit tractaat. De belangen der mogendheden gaan immers niet parallel. Laat nu, zeven jaar na de oorlogs* «rijer waarin het tractaat werd geboren, dc partijen nog eens om de groene ta» fel plaats nemen. Op grond van g e 1 ij k bercchtigdheid. De heer Brautigam wijst op de ge* varen voor verwikkelingen die uit de regeling der beloodsing kunnen voort* vloeien. Daarenboven zijn er voor hem vele vragen open pelat<j#i: hoe gaat 't b.v. met de vaste lijnen in de belood» sing? Verwikkelingen zij' vloeien ook voort uit liet wegnemen van het recht tot aanhouding van schepen. Dc Rotferdamsche tegenstander noemt het een onaantastbaar recht van België te vorderen, dat de Schelde bevaarbaar is. Maar de criteria van het verdrag maken de verplichtingen ongelimiteerd Die verplichtingen mogen niet grooter zijn dan in het geval Antwerpen een Ncderlandsche haven was, wat toch nog zeer royaal is. Er Is méér toege» ze ga ondanks Nederlands presta» tics dan naar redelijkheid tc ver» antwoorden is. De Schelde was e n is vrij. Ant» werpen's ontwikkeling is door niets ge» schaad: integendeel het gaat steeds meer vooruit, alle concurrenten laat het achter zich. Zou dat mogelijk zijn geweest, wanneer ons land Antwerpen gcdwarsbooiöd had. En dan spreekt men nog van noodlijdend Antwerpen! Antwerpen wil nu óók nog Rijnha» «-en worden, terwijl Antwerpen van den Rijn niet zoo afhankelijk is, zooals Rotterdam, Antwerpen voor 1/4, Rot» terdam voor 3/4. Onze havens heb» ben géén ander achterland dan Duitsch* land. Antwerpen wel: de Elzas, de Bo* rinagc, Frankrijk. Hoe kunnen we grootmoedig zijn, als ons niets wordt overgelaten? Het kanaal door Limburg zou 'de heer, Brautigam niet willen weigeren. Maar dan had ook voor aansluiting bij Loozen moeten gezorgd worden. Bo» vendien echter nog een kanaal hij Moer* dijk dat staat gelijk met zelfmoord! De minister is vóór 1924 gewaar» schuwd! Dit kanaal zal het Rijnverkeer voor Antwerpen doen toenemen. En dat tr*ft Rotterdam in het hart. Rotterdam is een groot Nederlandsch beHng. Voor het Kanaal Antwerpen—Moer» dijk mag geen spade in den grond ge» stoken worden. Noch de regeering, noch de Kamer is gebonden aan de onderhandelingen voor 1925. De regecrir-g niet, omdat België de onderhandelingen afbrak, dc Kamer niet, allereerst om de Grondwet, daarna omdat zij geen conclusies trek» ken kan uit de heel korte mededeelin» gen des ministers in 1919 en 1920. De redevoering van den he.r BR AU» TIGAM wel de beste van den mid* dag werd in groote stilte aange» hoord Na afloop daarvan werd hij van meer dan één zijde gecomplimenteerd. De volgende week meer sprekers. Mochten zij het niet zoo lang maken als de heeren Knottenbelt en Krijger. Het is toch ook niet noodig. INTIMUS Nog ©en belang*tellende: oud-minister DE NOBELPRIJS VOOR GENEESKUNDE. Het geneeskundig instituut te Stock» holm heeft besloten den Nobelprijs voor geneeskunde dit jaar niet toe te kennen en hem tot een volgend jaar te rcscrvecren. DE KONING VAN ROEMENIè NIET ZIEK. Uit Berlijn wordi! gemeld: Het Roemeensche gezantschap heeft aan de Taglichc Rundschau verklaard, dat het bericht over een ziekte van den Koning van Roemenië onjuist is. De Koning heeft" dezer dagen nog aan een jacht deelgenomen. DRIE ZEELIEDEN GEDOOD. Boven op een der spoorwagens van den trein die uii! Nice te Marseille aankwam werden de lichamen van twee zeelieden met ingeslagen schedel ont» dekt Een van hen was dood. de andere overleed in het ziekenhuis, waarheen men hem vervoerde. Er moet nog een derde matroos zijn geweest en men vermoedt dat hij onderweg van den wagen is gerold. De mannen reisden zon der kaartje en hadden zich verdekt boven op den trein ongesteld. Toen de tïcin eenmaal goed in beweging was moeten ze rechtop zijn gaan zitten met den rug naar de locomotief. Men vermoedt dat hun schedels zijn verplet!* terd bij het binnenrijden van een tun* nel. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regeL Twee foto's uit Parüs. Links: dc verkeerskiok op den Boulevard des Italians. Hen rood licht wijst aan, welk verkeer moet stoppen. Door middel van een bel wordt geseind welke richting van het verkeer weer door kan gaan. Rechts: een gericht op de Rue Royale van de; trappen van de kerk de Madeleine af

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1926 | | pagina 9