HAARLEM'S DAGBLAD
VAN HET POLITIEKE
TOURNOOIVELD
PUR0L
TWEEDE KAMER
1
GEMENGD NIEUWS
[Gesprongen Handen
ruwe huid i
ZATERDAG 30 OCT. 1926 DERDE BLAD
29 October.
Het Nedarlandsch-Belgische verdrag. Vier
woordvoerders. Alleen kritiek op het ontwerp
verdrag. Souvereiniteitsrechten aangetast. Onze
economische belangen benadeeld. De stemming
van den eersten dag niet gunstig voor den minister.
Er is voor dc Staten»Gcncraal geen
reden een Iractaat goed te keuren,
zwaarder dan 't volgens Barfcclona had
moeten zijn.
Dc spreker meent, dat de bevoegd'
hcid der beheerscommissie zich tot
den stroom had moeten beperken. Hij
heeft cr principieel bezwaar tegen, dat
Nederland gebonden wordt voor toe»
komstmogclijkhedcn. Later moeten
die overzien worden, nu mag de zeg'
genschap niet uit handen worden gei
geven voor een ongekende toekomst.
Onze belangen zijn afhankelijk van
de „min of meer gezegende greep" der
koningen van Spanje of Denemarken
in dc keuze van een arbiter. Dc
scheidsrechterlijke commissie had in
haar geheel benoemd kunnen gewor*
den zijn door het internationale Hof
van Justitie.
Bovendien zijn de bevoegdheden der
commissie niet uitgeschakeld voor tij'
den van oorlogsgevaar. Hier schuilt een
uiterst gevaarlijke bron van conflict
•n critiekc omstandigheden.
De heer Knottenbelt legde ook sterk
den nadruk op dc bekende zinsnede
van reserve t.a.v. Belgische oorlogs*
schepen il ne préjuge en ricn
Ook dit is voor hem onoverkomelijk,
evenals het door Prof. v. Eysinga aldus
genoemde „rechtsvacuüm", dat op dc
Schelde zal ontstaan wegens het ont»
breken van het recht vreemde schepen
aan te houden. Dit betcckcnt rechts»
verkorting voor Nederlanders een
ernstig economisch nadeel maar. wat
erger is. afstand van hooghcidsrcchtcn.
Nederlanders worden verwezen naar
een buitenlandschcn rechter, buitcnlan»
ders wordt recht onthouden votJr hier
tc lande ontstane vorderingen.
Thans de beloodsing.
België betwist op de Wielingen ons
souvereiniteitsrecht. Het tractaat geeft
een der meest naar buiten sprekende
bewijzen van souvereinitcit vrijwel
voor goed uit handen door dc regeling
van de beloodsing der Wielingen.
Voor onzen loodsdienst betcckcnt 't
daarenboven ook een onoverkomelijk
financieel nadccL
Het tractaat lost de Wielingcn«kwcs»
tic niet op, maar wordt een bron van
nieuwe disputen. Het geeft geen zeker»
hcid, integendeel dc grootste onzeker»
hcid.
Dc heer Knottenbelt zegt dan dat dc
minister het kanaal AntwerpenMoer»
'ijk als een Bcligsch belang voorstelt
at is het ook maar evenzeer noemt
bij het een Nederlandsch belang cn
dat is heel onjuist Hij herinnert aan
de resoluties van het Binncnschccpt»
vaartcongres en wijst op het 2c voor»
loopig verslag: niemand .der Kamer»
leden achtte liet kanaal gewcnscht. Het
is. immers in het algemeen tegen het
nationaal belang. Her tractaat kan on»
mogelijk gcëischt worden volgens 1839.
Het gaat niet aan. de nationale belan»
gen tc schaden wanener niets daartoe
crplicht.
De heer Knottenbelt wees op de af»
hankelijkhcid van Rotterdam van het
Rijnvcrkecr. Antwerpen is daarvan veel
minder afhankelijk. Rotterdam voor
80%, Antwerpen voo 19%. Komt het
kanaal tot stand, dan zal Rotterdam
onweersprekelijk overvleugeld wor»
den.
Er bestaat geen samengaan van bc»
langen van Rotterdam, Amsterdam en
Antwerpen. Zou dat bestaan, dan moet
er zijn een georganiseerd samengaan
cn niet het wegschenken van een deel
van ons vaderlijk erfdeel aan een rijke»
ren buurman. Overigens make men zich
geen illusies over de vriendelijke uit»
werking van het tractaat in België....
Nederland ziet zich servituten opgc»
!cgd op eigen territoir ten bate der
Belgische havens, terwijl er van reci»
procitcit geen sprake is. Het tractaat
wil de hegemonie van Antwerpen bo»
ven onze havens.
Dc heer Knottenbelt kon ook niet
waardeeren. dat de minister in 1925
niet een andere houding tegen Belgic
heeft ingenomen, dan hij deed. Tóen
was tegemoetkoming niet meer ge»
wenscht.
Dc Kamer kan niet dit zou tegen
de grondwet strijden gebonden zijn
door dc onderhandelingen van den mi»
nistcr. De Kamer heeft thans te oor»
dcclen. geheel vrij. ook al is zij niet
opgekomen tegen de bondige mededee*
'ir.gen in '19 cn '20 van den minis»
ter.
Naast de offieieele stemming bestaat
de Belgische geest, die een belangrijk
deel van de Belgische bevolking be»
hcerscht: toenadering wordt door het
tractaat niet bereikt. Het blijkt uit dien
geest.
Spr. behoudt zich voor een motie
in tc dienen, waarin duidelijk wordt
uitgesproken, dat ons land bereid is
met Bclgic tot overeenstemming gaarne
te komen ook al gaat de Kamer niet
n alles mede met den inhoud van het
verdrag.
Wanneer dc Kamer het ontwerp aan»
vaardt, dan ontstaat er een diepe klove
tusschcn volk en parlement aldus bc»
sloot de heer Knottenbelt zijn door vele
Kamerleden met aandacht aangehoorde
rede.
Rede Dr. Lovink.
Tweede spreker is Dr. Lovink (c.»h.)
De heer Lovink zc,;t. dat dc woor»
den door den minister Verstolk van
Soelen gesproken in de zitting van 4
Minister De Geer. Maart 1839 voor hem aanleiding ge»
Minister van Karne&ek.
Vandaag is dan de behandeling van
het NcdcrDBelgischc tractaat aange»
vangen. Na lange maanden van voor»
bereiding, na lange maanden van lezin»
gen cn voordrachten, brochures cn »n>
gezonden stukken kwam het tractaat
in het parlement. Het werd tijd. Het
werd tijd. dat er een beslissing kwam.
Er was genoeg gesproken, het moest
Ou tot daden komen.
Vandaag kwam het tractaat in be»
handeling dus.
Dc eerste dag der discussie was wei»
nig aanlokkelijk voor minister van
Karncbcck geweest: niets dan critick
en afwijzen van het tractaat.
Nu is het sprckcrslijstjc voor een
goed stuk reeds bekend. We laten het
volgen. Behalve de sprekers vau hc*
den. de hecren Knottenbelt Lovink,
Krijger cn Brautigam zal dc Kamer
nog aanhooren dc hecren Schouten
(a.»r. tegenstander). Tilanus (c.»h. tc»
genstandcr). Nolens (r.»k. vóór aan»
vaarding), Heemskerk (a.»r. voor aan»
vaarding). Kersten (St. Ger. teger.stan»
der), Marchant (v. d. waarschijnlijk tc»
gen), Vliegen (s.«d. voor aanvaarding),
Mr. Kortenhorst (r.»k. tegen waarschijn»
lijk), Lingbeck (Herv. Ger. tegenstar.»
der) cn Ir. Albarda (s^d. voorstander).'
.Veertien namen .welgeteld.
Vandaag heeft dc Kamer eerst 4
•prekers aangehoord. Er komen cr
minstens nog 10 in de volgende weck.
Het eind der discussies is dus nog
jjict in zicht.
Hoe het verdere verloop zal zijn, is
moeilijk tc zeggen. De heer Knotten»
belt heeft reeds een motie aangekon»
digd. Waarschijnlijk wordt cr nu den
eersten termijn een motie ingediend.
De Kamer krijgt dan enkele dagen tijd
om zich te beraden. En daarna zal het
groote feit van aanneming of vcrwer»
ping plaats hebben. Verwerping is tot
op dit moment het meest waarschijn»
lfjk.
Staat ook aanneming van een motie
Diet met verwerping gelijk?
Om het groote belang, dc groote bc»
tcekenis van het tractaat geven wc dc
redevoeringen der sprekers, in chro»
nologischc volgorde ccnigszins uitvoc»
rig weer.
Rede Knottenbelt.
Eerste spreker is de heer Knotten»
belt (v. b.) Hij wijst allereerst op het
gewicht van het ontwerp, om daarna
te herinneren aan het vele goede, dat
België In moeilijke jaren heeft onder»
vonden van ons land. Hij teckent daar»
na in groote lijnen de twee groepen:
Zij die aanvaarding wenschcn om goc»
de nabuurschap en zij die om politieke
en economische redenen een „non pos»
eumus" uitspreken.
De heer Knottenbelt gelooft, dat
wat cr aan politieke wenschen is toe»
f'cgcvcn, niet noodig was geweest, po»
itickc eischen als b.v. verborgen zit»
ten in dc regeling der Scheldcbclood»
6ing.
Het tractaat is geen uitbouw van dat
van 1839. Het tast zelfs de souvercini»
tcit op vitale punten aan. Dc spreker
wees op dc studies van generaal van
Oordt en Mr. van Vesscm. Daarna
wordt herinnerd aan de totstandko»
ming van dc resoluties van Barcelona
ten aanzien van dc internationale ri»
vieren. Deze resoluties leggen ons geen
zwaardere verplichtingen op dan die vol
gens het tractaat van 1839 op ons rus»
ten.
Lovink.
weest zijn. om de gepubliceerde stuk
ken i.z. dc onderhandelingen tusschen
1830 en 1839 met de vijf mogendhcdqi
gevoerd, na tc gaan. Het merkwaardig»
ste daarbij was te ontdekken, dat er
destijds groote overeenkomst bestond
m«.t de onderhandelingen thans. De
voortdurende bemoeilijking van ■de be»
sprekingen en het telkens in den weg
leggen van belemmeringen "waren toen,
evenals thans terug tc voeren tot de
territoriale kwestie. Frankrijk cn België
stelden toen buitensporige vorderingen
eerst om op dc territoriale kwestie
terug te komen en toen dit niet lukte
op dc financiecle zijde. Maar dc mo>
gendheden hielden voet bij stuk. Het
verdrag werd onderteekend, zooals 't
gereed lag.
De mogendheden hebben vastge»
legd in de stukken, dat het verdrag
de Ho!landsch»Bclgischc verschillen dc»
finiticf moest beëindigen. Nederland
en België beiden werden uitgenoodigd
het tractaat „sans dclasi" te onderteeke»
nen.
Uit de stukken blijkt, dat Neder»
land het tractaat van '39 zoodér meer
had te aanvaarden. Evenals België.
De bijzondere aandacht valt dan ook
in het licht der geschiedkundige feiten
op ar-t VI van het tractaat van 1839,
luidend^: „dat elk der beide partijen
wederkcerig er. voor altijd afstand doet
•an alle aanspraken op het grondge»
bied. alle dc steden, plaatse: cn oor»
den, binnen de grenzen der bezittingen
van de andere partij, zoodanig als deze
in de artikelen I. II en IV omschreven
zijn".
Op dft artikel kon de heer van Karne»
beek zich in 1920 tegenover den heer
Hymans beroepen. Het laat aan duidc»
rjkheid niets te wenschen over.
De heer Lovink begrijpt de Belgische
nota van 22 Februari 1919 niet. Dit
schrijven was onsympathiek en onver»
standig. Onsympathiek omdat hetbier
wantrouwen wekte, onverstandig omdat
uit art. VI blijkt, dat zonder onze
medewerking niets te bereiken is. Dit'
laatste hebben ook de groote mogend»
heden ingezien. Art. VI is ongewijzigd
in het der Kamer voorgelegde verdrag
gehandhaafd. Hij staat dan ook on»
bevangen tegenover de van sommige
zijden opgeroepen schrikbeelden om te
dringen tot aanvaarding.
Dit standpunt aldus de c.h. woord»
voerder is alleen bestaanbaar, als
vaststond dat Nederland dc cconomi»
sche verplichtingen, die het in '39 op
zich nam niet was nagekomen of had
verwaarloosd.
Dr. Lovink heeft de voornaamste
•erdragen met België sinds 1839 ge*
sloten, bestudeerd. Hij is tot de
diepe overtuiging gekomen, dat Neder»
land steeds zoo getrouw en welwillend
mogelijk dc verplichtingen is nagc»
komen. Ware van veronachtzaming
sprake geweest dan zou dit door
Hymans wel te berde zijn gebracht.
Het verdrag van '39 bevat grondbegm.
selen. die ook thans nog tot voorbeeld
strekken.
Het deed dezen spreker leed, dat
tij t.a.v. hef voorgelegde tractaat den
minister slechts gedeeltelijk volgen kan.
Het ontwerpverdrag is naar sprekers
meening geen uitbouwing van het be
staande, er komen andere beginselen
dan die van '39. Ncderlandsche belan»
gen worden ondergeschikt gemaakt aan
die van Belgic.
Dit werd met eenige voorbeelden
verduidelijkt. Allereerst het kanaal
Antwerpen/Moerdijk. Dr. Lovink ci»
teerde de betreffende bepalingen van '39
waarin öprako is van ce'n onbruikbaar
worden der toen aangewezen wegen
voor de scheepvaart. En vraagt of de
tegenwoordige weg onbruikbaar is ge*
worden of niet veilig meer. Zoo ja,
dan moet die weg verruimd cn ver»
beterd worden dit zou uitbouw van
het tractaat van '39 zijn. Maar de mi*
nisfer wil de Kamer een weg doen tot
stand brengen, naast en met behoud
•an den bestaande. Dit is geen uit»
bouw!
Dr. Lovink wees ook op de Schelde»
beheercommissie. Ir. het tractaat komt
geenerlei reset^-e voor omtrent de Ne»
derlamdsche belangen wel in het proto;
col van 1# Mei 1926 Ncderlandsche
belangen mogen niet worden bena»
deeld.
Deze spreker meende, dat de be;
heerssconumissie geen rekening bt;
hoeft te houden met de voor Zeeland
bestaande bijzondere wettelijke bepa;
lingen, wier bedoeling behoud van het
land is.
Hij sluit zich wat de technische be»
zwaren aangaat liever aan bij deskun
digen, dan bij den minister die er zich
toe bepaalt te zeggen, dat met de des
kundige bezwaren zal worden rekening
gehouden. En wenstht hier klaarheid
om de gevolgen.
Wat Dr. Lovink dan wel wil?
Tn afwachting van een nadere rege
ling de verplichtingen volgens het
tractaat van 1839 met de uiterste zorg
nakomen.
Een Nederl. commissie te doen on
derzoeken hoe, met eerbiediging van
1839 aan de Belgische Sche!de*des
dcrata kan tegemoetgekomen worden.
De afgevaardigde wil gaarne zoover
mogelijk gaan hij wil Antvyerpen's
ontwikkeling geen stroobrced in den
wog leggen. Met onze rechten echter
moet rekening worden gehouden.
Een onderzoek naar het voldoen ook
voor de naaste toekomst aar. scheep*
vaarteïschen van den huidigen water
weg van Antwerpen naar den Rijn.
Omtrent de overige punten sloot
Dr. Lovink zich bij den minister
aan.
Maar niet uitsluitend moeten de be
langen van één nartij in het oog wor
den gehouden. Hij gelooft ook, dat met
dit tractaat niet aan Belgische deside
rata is voldaan en wijst daartoe op
de rede van den heer Seghers, in 1920
vertrouwensman der Belgische regee
ring.
Rede J. M. Krijger.
Twee christelijk*historische leden
volgden op elkaar. Na Dr. Lovink kwam
de heer Krijger, die meer het water
staatkundige gedeelte van het tractaat
onder de loupe nam.
De heer Krijger kan tot zijn leedwe
zen niet met het verdrag meegaan, al
bracht hij hulde aan den minister voor
zijn beleid tegenover dc mogendheden
in 1919 cn 1920.
Het is jammer, dat het Nederland»
sche volk geen andere keuze heeft dan
tusschen vóór en tegen. Dat is niet de
schuld van ons volk.
De derde woordvoerder meende
met een beroep op door den minister
zelve aangegeven richtlijnen dat
moet wordep gevraagd of er overdracht
•an souvereiniteit plaats heeft of er
aan België's behoeften door wordt vol»
daan. Hij wees evenzeer op een uit*
spraak van den minister uit de gewis
selde stukken, waarin deze zegt, da!
wanneer de economische tegemoetko
mingen dfi Nedcrlandschp vitale belan
gen schaaen. Belgic niet mag worden
egemoet gekomen.
Beide richtlijnen óók aanhoudende
was de heer Krijger tot een andere
conclusie gekomen, dan blijkens het
tractaat. de minister.
Er is het een en ander in het nieuwe
Schelderegime, dat hem wel aantrekt,
maar meer is cr daarin dat'hij verwer»
pen moet. Dc Belgische economische
behoeften eischen niet, wat de mi»
nistcr heeft willen schenken» Neder»
land wil gaarne en volledig, zoo noodig
groote offers brengende, de tractatcr
van 1839 naleven. En het is bereid aan
België's behoeften steeds tegemoet tc
komen, maar op drieërlei voorwaarde,
allereerst dat niets wordt afgeperst
dan dat we geen schelde»rechten
afstaan en ten derde dat België's be
hoeften duidelijk worden aangetoond
als noodzakelijke behoeften.
Het bewjjs van België's behoeften
noodig voor tegemoetkomingen als on»
dergebracht in het tractaat, heeft de
heer Krijger tevergeefs gezocht.
Wij hebben aan grievende misken
ning blootgestaan. Onze goede trouw
t.o.v. het taactaat van 1839 is echter
nimmer aangetast. Wat moeten we dan
toch wel doen om het vertrouwen van
België te winnen?
Evenals dc heer Knottenbelt wilde ook
de heer Krijger de conclusies van Bar
celona ten grondslag leggen aan het
tractaat.
Dit tractaat herinnert aan dagen van
groote spanning, die daaraan kwaad
doet.
Financieel® bezwaren wegen nic:
licht, maar dat is niet «het ergste: het
hoofdbezwaar is de komende suprema
tie van de beheercommissie. Het wordt
ons onmogelijk gemaakt onze verplich
tingen jegens ci-.'en burgers, die onze
zorg eischten voor hun landen, polders
en waterschappen na te komen. Onze
waterstaat kan niet meer in volkomen
vrijheid oordcelcn.
Het nieuwe Schelderegiem is in fla*
granten strijd met de belangen der
Zeeuwsche bevolking, met de water»
staatsbelangen. Herinnerd werd aan de
motie der Zeeuwsche Staten. De heer
Krijger drong aan op overlegging van
de zienswijze der Gedeputeerden van
Zeeland. Of de minister het doen zal?
Het oppertoezicht van artikel 1°1
G. W. moet volkomen onaangetast blij*
ven bestaan.
De beer Krijger voorziet vele moei»
lijkheden tusschen commissie en den
eigen waterstaat. Men denke aan dc
gevallen van dijkbreuk. Om die talloo»
'ze moeilijkheden alleen reeds zou deze
spreker het verdrag niet kunnen aan*
vaarden.
Hij heeft geenerlei bezwaar tegen
arbitrage maar daarentegen dat de
arbitragcscommissic gedwongen is de
rechten en belangen der Zeeuwsche bur
gers ondergeschikt te maken aan Bel»
Pischc belangen.
België heeft gecnerlei recht op het
voorgelegd, regiem ernstige studie
der stukken do.et dit overduidelijk wor
den.
Nederland is in gevaar gedwongen te
worden tot afstand van het recht van
veto. dat ons in 1839 werd bevestigd.
De beheercommissie is niet een ge*
volg van het beginsel van de vrije
vaart. Erkenning van de oeverbelan*
gen eischt een andere commissie paast
dc beheercommissie.
Verdergaande betoogde de heer Krij»
ger, dat de bepalingen van het onopzeg*
baar tractaat, dat de Schelde aangaat,
ondanks de beperkingen der bagge*
ring. het nageslacht volkomen onbc*
ncritte laste» oplet. Een bron van
wrijving tusschen Nederland en Belgic
te meer! Het tractaat is ter zake een
„sprong in het duistw".
De derde spréker noemde de Tegeling
de beloodsing in de Wielingen zeer on*
voorzichtig in politiek opzicht. En die
der loodsgelden onvoorzichtig uit eco»
nomisch opzicht1.
In de stukken is gemist een aantoo»
nen van de noodzakelijkheid der nieu»
we kanalen om België's economische
behoeften. België is niets in den weg
pclegd. tet heeft onder het tractaat
van 1839 tot hooge vlucht kunnen ko*
men. België wil in Rotterdam de hart
ader van ons economisch bestaan tref*
fcn.
De minister valt vóór de kanalen
slechts vragen aan, geen argumen»
ten. De argumen tei), die gegeven zijn.
zijn niet houdbaar. De Zeeuwsche
eilanden komen niet nader tot het
Nederl. econominsch beheer. Laten
we ons geld in eigen belang aanwenden
het geld dat we in grooter omvang
toch voor de kanalen moeten uitgeven,
die we met België moeten aanleggen.
De heer Krijger ziet in de kanalen een
eenzijdige bevoordeeling van Antwcr*
pen. De minister meent, dat Rotter
dam moet zorgen zich omhoog te wcr*
ken. Denkt de minister vroeg dc
heer Kijger dat Antwerpen met dc
vorsprong van 't Moerdijkk^naal dat
niet zal doen?
Het kanaal zal noodlottig worden:
de werkgelegenheid in ons land
zal verminderen. België richt zich steeds
meer op Duitschland. De handel volgt
dc vlag, niet alleen waar gelost maar
-jok waar geladen wordt. Moeten we de
scherpe concurrentie van Antwerpen
nóg sterker maken?
De heer Krijger staat met zeer ge»
mengde gevoelens tegenover het trac
taat. Hij acht het pijnlijk het tractaat
af te wijzen, maar hij kan niet mede*
werken tot ratiiicatie. En eindigde met
een citaat uit een rede van den heer
Groen van Frinstcrer, toen deze in
1867 zich tegen een verdrag met België
(over de wateraftapping van de Maas)
erklaarde op ongeveer gelijke over
wegingen.
Rede Brautigam.
De heer BRAU'ilGAM (s.*d.) zal
tegen het verurag tot zijn leedwezen
moeten stemmen. Hij komt er tegen
op, dat den tegenstanders van het trac»
iaat „kruidenierspolitiek" wordt ver*
weten of dat zij de internationale ge»
daciite niet dienen willen. Onsyland
heelt een welvarend België noodig.
Maar omgekeerd ook. Een verdrag
moet niet eenzijdig zijn, want België
is niet noodlijdend en Antwerpen
bloeit.
Eenzijdige verdragen zijn nadeelig
voor de internationale gedachte be»
toogt de s.»d. Rotterdammer, die zich
verzet tegen het tractaat, omdat het
wcdcrzijdsche daarin ontbreekt, omdat
het tractaat in een sfeer van afdwin»
ging is ontstaan, omdat de Schelde*re»
geling tot twist moet leiden, waar de
Schelde zelve onberekenbaar is, omdat
aan België sedert 1839 geen stroobrced
is in den weg gelegd en omdat het
tractaat eenzijdige bevoordeeling brengt
•an Antwerpen ten koste van onze
havens in lijnrechten strijd met het
Nederlandsche belang.
Vrees heeft geen recht van bestaan
bij dit tractaat.
De belangen der mogendheden gaan
immers niet parallel.
Laat nu, zeven jaar na de oorlogs*
«rijer waarin het tractaat werd geboren,
dc partijen nog eens om de groene ta»
fel plaats nemen. Op grond van g e 1 ij k
bercchtigdheid.
De heer Brautigam wijst op de ge*
varen voor verwikkelingen die uit de
regeling der beloodsing kunnen voort*
vloeien. Daarenboven zijn er voor hem
vele vragen open pelat<j#i: hoe gaat 't
b.v. met de vaste lijnen in de belood»
sing?
Verwikkelingen zij' vloeien ook
voort uit liet wegnemen van het recht
tot aanhouding van schepen.
Dc Rotferdamsche tegenstander noemt
het een onaantastbaar recht van België
te vorderen, dat de Schelde bevaarbaar
is. Maar de criteria van het verdrag
maken de verplichtingen ongelimiteerd
Die verplichtingen mogen niet grooter
zijn dan in het geval Antwerpen een
Ncderlandsche haven was, wat toch
nog zeer royaal is. Er Is méér toege»
ze ga ondanks Nederlands presta»
tics dan naar redelijkheid tc ver»
antwoorden is.
De Schelde was e n is vrij. Ant»
werpen's ontwikkeling is door niets ge»
schaad: integendeel het gaat steeds
meer vooruit, alle concurrenten laat
het achter zich. Zou dat mogelijk zijn
geweest, wanneer ons land Antwerpen
gcdwarsbooiöd had. En dan spreekt
men nog van noodlijdend Antwerpen!
Antwerpen wil nu óók nog Rijnha»
«-en worden, terwijl Antwerpen van
den Rijn niet zoo afhankelijk is, zooals
Rotterdam, Antwerpen voor 1/4, Rot»
terdam voor 3/4. Onze havens heb»
ben géén ander achterland dan Duitsch*
land. Antwerpen wel: de Elzas, de Bo*
rinagc, Frankrijk.
Hoe kunnen we grootmoedig zijn,
als ons niets wordt overgelaten?
Het kanaal door Limburg zou 'de
heer, Brautigam niet willen weigeren.
Maar dan had ook voor aansluiting bij
Loozen moeten gezorgd worden. Bo»
vendien echter nog een kanaal hij Moer*
dijk dat staat gelijk met zelfmoord!
De minister is vóór 1924 gewaar»
schuwd!
Dit kanaal zal het Rijnverkeer voor
Antwerpen doen toenemen. En dat
tr*ft Rotterdam in het hart.
Rotterdam is een groot Nederlandsch
beHng.
Voor het Kanaal Antwerpen—Moer»
dijk mag geen spade in den grond ge»
stoken worden.
Noch de regeering, noch de Kamer
is gebonden aan de onderhandelingen
voor 1925. De regecrir-g niet, omdat
België de onderhandelingen afbrak, dc
Kamer niet, allereerst om de Grondwet,
daarna omdat zij geen conclusies trek»
ken kan uit de heel korte mededeelin»
gen des ministers in 1919 en 1920.
De redevoering van den he.r BR AU»
TIGAM wel de beste van den mid*
dag werd in groote stilte aange»
hoord Na afloop daarvan werd hij van
meer dan één zijde gecomplimenteerd.
De volgende week meer sprekers.
Mochten zij het niet zoo lang maken
als de heeren Knottenbelt en Krijger.
Het is toch ook niet noodig.
INTIMUS
Nog ©en belang*tellende: oud-minister
DE NOBELPRIJS VOOR
GENEESKUNDE.
Het geneeskundig instituut te Stock»
holm heeft besloten den Nobelprijs
voor geneeskunde dit jaar niet toe te
kennen en hem tot een volgend jaar te
rcscrvecren.
DE KONING VAN ROEMENIè
NIET ZIEK.
Uit Berlijn wordi! gemeld:
Het Roemeensche gezantschap heeft
aan de Taglichc Rundschau verklaard,
dat het bericht over een ziekte van
den Koning van Roemenië onjuist is.
De Koning heeft" dezer dagen nog aan
een jacht deelgenomen.
DRIE ZEELIEDEN GEDOOD.
Boven op een der spoorwagens van
den trein die uii! Nice te Marseille
aankwam werden de lichamen van twee
zeelieden met ingeslagen schedel ont»
dekt Een van hen was dood. de andere
overleed in het ziekenhuis, waarheen
men hem vervoerde. Er moet nog een
derde matroos zijn geweest en men
vermoedt dat hij onderweg van den
wagen is gerold. De mannen reisden zon
der kaartje en hadden zich verdekt
boven op den trein ongesteld. Toen de
tïcin eenmaal goed in beweging was
moeten ze rechtop zijn gaan zitten
met den rug naar de locomotief. Men
vermoedt dat hun schedels zijn verplet!*
terd bij het binnenrijden van een tun*
nel.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regeL
Twee foto's uit Parüs. Links: dc verkeerskiok op den Boulevard des Italians. Hen rood licht wijst aan, welk verkeer moet stoppen. Door middel van een bel
wordt geseind welke richting van het verkeer weer door kan gaan. Rechts: een gericht op de Rue Royale van de; trappen van de kerk de Madeleine af