HUISVLIJT DE IJVERIGE KABOUTERS, Twee man gaan nu den voet af/agci), En daarmee is de stam dan klaar. Nu hangen wc hem aan den wagen. En gaat hij naar den molenaar. Die zaagt ei dan de planken van. En die gaan naar den timmerman. EEN GEZELLIGE PAASCHVACANTIE. (lste prijs). Voor 't eerst zouden. Jan en Go sa* men reizen en wel heel naar Arnhem, 't Kwam zoo: Oom Dolf en tante Lize hadden gevraagd, of ze met vader en moeder de Paaschdagcn in het schoone Arnhem kwamen doorbrengen. Vader vond het te kostbaar om zoo met zijn viertjes voor een paar dagen uit te gaan. Vader had een zaak, dus kon niet langer van huis. „Hè, mogen wij dan gaan?" vroeg Jan „Hè ja, ik ben toch zeker al twaalf, 'k Zal wel op Jan passen." ,.Jc bent mal. 'k Kan nest op me; «elf passen," riep ticnjj.-ig Jantje. Waarschijnlijk zou cr een ruzietje begonnen zijn, als moeder geen heerlijk plan aan de hand had gedaan. „Go moet maar dadelijk een briefje naar oom en tante schrijven, hoe ver; bazend aardig we dc uitnoodiging den, maar hoe moeilijk we met zijn vieren zoo'n kostbare reis kunnen on; dernemen. Vraag dan maar of jullie dc hcele weck mogen blijven." Dicnzclfden dag werd de brief gepost en twee dagen later kwam er bericht, flat dc jongelui van harte welkom wa» ren. Vader gaf hun allerlei nuttige wen? ken cn hij zou ze zelf naar Amstcrdim brengen, dan konden ze verder blijven zitten. Jn Arnhem zou oom Dolf hen af; halen. Zaterdag voor Paasch gingen zc weg. Ieder droeg een handkoffertje, hoewel zc veel liever een reu:a-;koffer vol boe; ken, speelgoed, enz. hadden willen mee; nemen. Maar daar had moeder een stokje voor gestoken. ,.Ken paar boeken voor dc verveling," had moeder gezegd. „Als 't mooi weer is, gaan jullie erop uit en als t lcelijk weer is, schrijven jul; lie maar grootc brieven naar huis." zei vader. En. toen gingen zc weg. .Moeder z©u tot *t station mode gaan. Daar gekomen namen Jan c,n Go een, ha-; tcldjk afscheed van moeder en, toen stapten iui dom trein. Voor Ibij weig* reed, zeiden zo moeder nog eens goe? dendiag. want vader góng tot Aimsóor; dam mee. Vader had vooral vonboidem u;t dc raampjes te han.gon. Zc mochten er wel voomzittcn,. dan konden, zc alles net zoo goed zien. had vader gezegd. Amsterdam hadden ze al ga uw bereikt ofschoon Jan cn Go vonden, dat het *mm> la mg duurde. „Wil jullie zoo graag bij ons vandaan", vroeg vader. „WeJineem", zed Jantje. Eóindcilijik daar kwam de trein, die ze naar Arnhem zou brengen. Vad'cr gaf hum nog eeimige we nik cm, en hielp ze even instappen.. Zc wuifden, vaide-r nog eens vriendelijk toe, en toen ver; trok dc trein. „Wat heerlijk zoo met z'r tweetjes reizen, hè Go, ze.i Jan,. Zoo babbelend! reden ze ai verder en, verder, totdat ze over Oesterbede, Arnhem naderden. De trein, stopte en Jan em Go stapten uit. AH gauw zagen zc oom Dolf cm snekleci. op hem toe, em begroetten hem hartelijk. Oom cm tante woonden niet ver van- het sta; tion af. Tam te stond aan de deur cm heette ben hartelijk welkom. Den voSiglendcn morgen gingen zij heel vroeg d: stad bezichtigen. Ooim en tante hadden, hun beloofd e.m, der laatste dagen maar de beroemde Be- dr6egcmtij.es te gaan. Jan vmoeg al wait dat waren, maar dat vertelde oom niet, want dan was het leuke er af. Go en haar broertje waren -doC mi'.euws* gfierig. 's Morgens om acht uur giim* gen zij «1 weg Na een uurtje waren zij in, Rozcndaal. Het was een. pmach; tfig groot pack. Ze moestem ook de bet» timgtbruig over, wat zij erg leuk vonden. De Schelpengalerij was ook praehtug om te aieni, cin dam de Bedriegertjes,, daar hebben zij zoo gieüücfion, toen zij bespoten werden. Oom zei teg,cm hen: Nu\ mu weet je voor altijd, wat de bedriegertjes zijm.". 's Middags zouden zc ,gaam thee; drinken in Somsbeek Ook daar was het prachtig. Oom wandelde neg' met ze naar den groojem waterval „Sonrn beek", die dicht bij de theeschenkerij was. Toen die beznohtigdl was gr.nigem zij naar huis. Dein laats ten dag gingen zij nog even de stad in om voor vader em moeder een souvemirtje te koop c>n. Dem volgenden, morgen, vertrokken zij wc» der naar huis. Wat haddemi zij thuis veel tc. vertellen ©ver a! het geen zij genoten hadden in die heerlijke Paaschvacanfic. BRUINOOGJE, oud 13 jaar. ROMPELSTEELTJE. (Vervolg.) Het mannetje stak het halssnoer in z.ijn zak, zette zich aan het spinnewiel en spon den geheelcn nacht door. En nauwelijks schoot de ochtendzon haar eerste stralen door het luchtruim of al het stroo was omgesponnen in goud de wensch van den koning was dus vervuld. En toen dt> koning dan ook, bij het aanbreken van den dag verscheen, kun je je voorstellen, hoe hij in zijn nopjes was! Door het spinnen van het meisje (hij dacht immers, dat het meisje het gedaan had) was hij veel en veel rijker geworden. Al het stroo was nu goudl (Wordt vervolgd.) RUBRIEKERTJES-LIJST. (Vervolg.) 320 GRACE GLENDENMNC, oud 13 j. Kocdiflaan 28, Heemstede. Grace mag Woensdag bij mij een verrassing komen halen. 321 JOS1N LUCAS. 11 jaar. Saenrc; damstraat 84 z. (Wordt vcrydgd.) KINDERTUINTJES Goudsbloem (Calendula offici; nalis) (Zie fig. 1. a. plant, b. vrucht) familie Sa men ge* steJdbloemigcn (Compositcn). Een algemeen beken* de plant, afkom* stig uit Zuid;Euro; oa. Ze is zeer sterk :n bccl gemakkelijk c kweeken. Ze wordt 30 a 40 c.M. hoog cn zaait zich gewoonlijk vanzelf. Gewoonlijk staan de goudsbloemen te dicht opeen. Ze geven dan kleine bloemen, doch uit* gedund tot op een onderlinge afstand van ongeveer 30 c.M. worden de plan ten zeer krachtig en geven groote bloe» men. Dc planten bloeien langen tijd door, als je geregeld dc uitgebloeide bloemstengels afsnijdt. De mooiste soorten zijn: Prins van Oranje (oranje* geel) en Meteor (oranjegeel met witte strepen). Zonnebloem (Helianthus an; nuus) familie Composite». Een sierplant, afkomstig uit Ameri; ka, die verbazend veel gekweekt wordl cn heel snel groeit. In weinige maan* den ontwikkelt zc zich tot een plant van 2 a 3 M. Willen jullie den snellen groei nagaan, plaats dan naast de plant een stok cn teckcn daarop dc hoogte aan, telkens na verloop van ecnigc da* gen; bij zacht groeizaam weer doe je 't 24 uur later. De stok kan tevens voor steun dienen. Niet dat dc stengel dc plant niet overeind kan houden, doch door den wind gaat zc vaak overzij. Dc bloemen (evenals bij alle composi* ten eigenlijk bloemhooidjcs) kunnen zeer groot worden. Een kleinere soort is Helianthus cu» cumcrifolius, die ongeveer 1 M. hoog wordt. Deze plant vertakt zich sterk en geeft mooie heldergele bloemen met een zwart hartje en spitse blocmblaud* jcs. Het is een uitstekende snijbloem, "c dagenlang in water goed blijft. Zonnebloemen verlangen zeer voed* z.imen grond. De zaden worden graag daar pluimvee gegeten, doch als jc ze niet tijdig oogst, beschouwen vele vo* gels zc als een lekkernij. DE ZORGELOOZE EGELS. Het gebeurde eens, dat Woehoe, de Witte uil 'n elfenkindje In zijn nest vond „Toc;wict!" kraste hij ten zeerste ver* baasd. „Wie ben jij?" Het elfenkindje staarde hem echter sondcr iets te zeggen aan. Woehoe ging daarom maar eens op 'den rand van zijn nest zitten om tc ©verleggen, wat hij met het kleine schepsel zou doen. „Ik zal maar eens naar mijn vriend Prikkel gaan," dacht hij ten laatste, „die is nogal verstandig en weet mis» schicn wel raad." Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij vloog Weg en vond Prikkel, de egel, vlak .voor zijn huis in het gras zitten. „Goedenavond" zei Woehoe beleefd. „Goedenavond," antwoordde Prikkel, „wat kom je zoo laat in den middag Jog bij mij doen." In mijn nest ligt een klein elfenkind» je dat geen woord wil spreken. Wat zal ik daarmee aanvangen? Weet jij soms iets?" „Een kilein elfenkindje?" vroeg Prik; kei verbaasd van zijn zitplaats opsprin; gend, „weet je dat wel zeker? Hoe «iet het er uit?" „Het is een heel klein elfje met gele vleugeltjes!" antwoordde Woehoe. „Heb jc dc aankondiging van den ko* ning van Sprookjesland ook gelezen? Overal in het land kun je haar zien," vroeg Prikkel nieuwsgierig. „Neen," zei de ui!, „ik heb niets ge; lezen!" „Ga mede," zei Prikkel, „dan zal ik je hot ding laten zien." Woehoe vloog mede en spoedig kwa; men zij bij een jasmijn waaraan een groot, wit papier hing. Woehoe las nieuwsgierig wat er op stond: .VERLOREN IN SPROOKJESLAND Het Elfenkindje van de koningin van Sprookjesland. Die het terugbrengt ontvangt een grootc BELOONING! Berichten te zenden aan: DE KONING VAN SPROOKJES; LAND. „Zie," lachte Prikkel, „jij hebt ria; tuurlijk dat kindje gevonden." „Maar hoe ter wereld kan het in mijn nest gekomen zijn," vroeg Woehoe. „Dat doet cr niet toe," merkte Prik; kei gevat op, „ga maar liever dadelijk naar den koning om het hem te zeggen." „Wil jij op het kindje passen, ter; wijl ik weg ben," vroeg Woehoe. „Welzeker," zc: Prikkel, „ik zal al dc egels die ik ken bijeen roepen om haar te bewaken." En dus baalde Woehoe het kindje uit zijn nest cn bracht het hij de egels. „Nu Prikkel, ik hoop dat jullie goed op haar passen zullen, terwijl ik weg ben," zei hij nog cn daarna vloog hij zoo snel hij kon naar het koninklijk paleis. Al dc egels gingen nu in een wijden kring zitten en keken naar het kindje, dat in het midden lag en. niets anders deed dan lachen cn knikken. ..Ik denk wel," zei Prikkel, „dat de kabouters het kindje gestolen hebben. Zij zijn echter vijanden van dc elfen." Dc egels pasten goed op. Telkens als zij een verdacht geluid in het gras hoor; den, staken zij hun stekels op en lieten «en woest geknor hooten. Opeens hoorden zij Woehoe terngko* men. Dc uil was blij en hij schreeuwde al van uit de lucht: „Het is werkelijk het verloren kindje en de koning komt morgen hier om het te halen. Dc koning heeft gezegd, dat jullie het kindje goed hewnken moeten en dat jc het als eten honing moet geven en dauw om te drinken." „O. best, wij zullen er voor zorgen," antwoordde Prikkel. ..En," riep Woehoe nog terwijl hij al weg vloog, „jc moet bijzonder goed op de kabouters letten, anders stelen ze het kind weer!" En zoo bewaakten dc egels het kind den geheelen dag. Prikkel haalde honing bij de bijen en dauw van het gras. Ook den geheelcn volgenden nacht bewaakten de egels het kindje maar toen de dag aanbrak, zei Prikkel: „lk ga nu even weg om een heerlijk soort dauw van dc bessenstruiken te halen. Letten jullie dus maar even al; Jen goed op!" Maar toen hij weg was, rekte een van de andere egels zich eens goed uit; „Jongens jongens", zei hij, „wat ben ik stijf van al dat waken. Ik ga eens even een klein eindje loopen!" Hij liep weg door het hoogc gras maar binnen een minuut was hij al weer terug. „Jongens," liep hij zoo hard hij kon, „kom gauw mede. Er is een groot bal van de feeën en als wij snel loopen kunnen we nog juist wat zien." Dc andere egels hadden daar wel ooren naar en dachten dat zij wel stil* letjes even konden gaan. Wij waren dan wel weer op hun plaats voordat Prikkel terug kwam. En dus liepen zij. zoo snel zij konden weg van hun plaat; sen. Het eJfemkindjc merkte weldra dat zij niet meer bewaakt werd cn stilletjes kroop* zij daarom weg onder ccn groote paddestoel om eens een heerlijk dutje te doen. Maar o, wee, juist was zij ingeslui* merd of daar klonk een groot geraas van kleppende vleugels door de lucht en kwam de koning van Sprookjes-land met de koningin en zijn geheele hofhouding aangevlogen. De groote elfen daalden neeT om het kindje te komen halen, maar groot was hun verbazing toen zij de plaats zoo verlaten vonden. Op het; zelfde oogenblik echter kwam Prikkel terug met de dauw van dc bessenstrui; ken cn dadelijk vroeg hem de koning: „Waar is ons kind?" „Ik weet het niet, majesteit," ant* woordde de verschrikte Prikkel bevend terwijl hij verbaasd in het rond keek, „Het kind was nog hier toen ik weg ging.^bcwaakt door een groep van mijn vrienden. Maar nu zijn zij allemaal ver» dwenen Op dat oogenblik kwamen echter cok dc andere egels terug en natuurlijk schrokken zij geducht toen zij den ko* ning zagen „Hoe durven jullie tegen mijn wil tc handelen," sprak de koning'kwaad. „Nu is mijn kind weer weg cn misschien heb; ben de kabouters haar medegenomen, juist omdat jullie van jc post bent weg; gcloopen." „O, koning, het spijt ons zoo!" waag- dc een van de egels tc zeggen. „Dat helpt ons niets verder. Ik zal jullie eens goed straffen. Jullie zijn geen goede egels geweest cn daarom ben je misschien beter als ik jc in iets anders verander." Na dit gezegd tc hebben wuifde de koning een keer met zijn hand en dadelijk merkten de egels dat zij bezig waren in een kastanjeboom tc klimmen. Toen zij in dc takken zaten veranderden zij plotseling in kleine, groene ballen, Zij konden zich niet meer bewegen cn zelfs hun stekels moesten zij recht omhoog laten staan. „Zoo," sprak dc koning, „nu worden jullie aangewezen om de jonge kastan; jes tc beschermen tegen de koude en aangezien jullie aan de takken vast zit; ten kun jc niet mee: wcgloopen." Prikkel had intusschen naar het cl; fenkindje gezocht en haar gelukkig spoedig onder den paddestoel gevon; den. De koning was blij en Prikkel werd dan ook niet gestraft, alhoewel hij zich voortaan zeer eenzaam gevoel; de. En als jullie nu wi-llcn weten wkarin de andere egels veranderd waren, moet je in 't najaar maar eens naar den kas; tanjehoom gaan kijken. BENNIE. door W. B.—Z. (Vervolg.) In minder dan geen tijd zat Bram achter het stuurrad. En op een toon van gezag zei hij tegen Ben: „Nou moet je goed kijken, wat ik doe. Je doet zoo en zoo en daar gaan we." Ben was stom van verbazing over den gcweldi; den durf van zijn vriend. „Een reuze;karretje, hij gaat of tie gesmeerd is," vervolgde Bram, "terwijl hij van plan was den weg op te rijBcn. „Als je oom het merkt, dan zit er wat op," waarschuwde Ben, die zich toch niet rustig aan Bram durfde over; geven. „Alleen even dat weilandje rond," zei Bram. „Ben je niet bang straks voor een standje?" vroeg Ben, zijn best doend niets van eigen angst te laten merken. „Bang staat niet in mijn woorden; boek," pochte Bram. „Nou, vooruit dan maar," zei Ben. 't Was ook maar om een paar minuten te doen, Dc wagen gleed werkelijk keurig langs den weg. Ben was weer rustig en als zijn vriend hem vroeg: „Wil jij even?" knikte Ben toestemmend. „Is er nou wat nn?" vroeg Bram, als hij bij de draaiing weer zijn plaats in» neemt. ,,'t Gaat fijn," zei Ben, hoewel de zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd pa; reien. „Nou zal ik eens eventjes met de versnelling gaan werken," schuttejde Bram. Ben zei wel, dat het hem hcusch gauw genoeg ging. Ze waren cr im; mers dadelijk. Maar Bram was niet ge» wend zich aan een ander te storen. Ze vlogen langs den weg. „Langzamer, langzamer," gilde Ben, die in een stofwolk gehuld was. Bram schaterde van pret. Dat die Ben toch zoo'n bangerd was. Daar liep een koppeltje kippen over den weg. En een boer, die bij het hek stond, schreeuwde hun iets toe. Dan zou Bram dc versnelling maar omzetten. Hij draaide en sjorde, maar dc machine weigerde. In razende vaart gingen ze voort. „Draai den zijweg op," gilde Ben. Voor 't eerst van zijn leven voelde Bram, wat angst was. Achter hem klonk nu een schel getoeter. Ook dat nog. Een andere auto wou passecrcn. Met alle kracht remde hij nu cn toen: ge» kraak, gegil. Het ongeluk was geschied. De mooie citroen van Ilollcma»Statc was gekanteld. Wonder boven won» der was Bram in dc sloot terecht geko; men, waar hij spoedig zonder hulp uit» krabbelde. Ben was cr Icclijker aan toe. Dc passcerende auto, die eigenlijk directe oorzaak van het ongeluk was, had gestopt. De inzittenden stapten uit. De chauffeur vroeg op scherpen toon aan den druipenden BramT „Was jij die knappe chauffeur?" De man wachtte niet op 't antwoord. Verschrikt keek ]iij naar Ben, die lee; lijk in de knel zat cn jammerlijk kreunde. Het verdere gezelschap be; stond slechts uit een oude en een jonge dame. Maar gelukkig kwam nu van alle kanten hulp opdagen. Na ccn paar minuten, die Ben uren toeschenen was hij uit zijn benarden toestand ver; fost. Loopen kon hij niet, staan evenmin. Alles deed hem ondragelijk zeer. „Leg hem in den auto," beval dc oude dame aan den ohauffeur. Bram moest inlichtingen geven omtrent naam en woonplaats. ,,'t Is het zoontje van Hollcma;State", klonk het van mond tot mond. Daar kwam Bolscr aan. Hij had in het logement wat staan praten met den eigenaar. Het praatje was juist gccin; digd cn nu stapte hij naar buiten om eens tc zien, waar de jongens zaten. Maar wat bcteekende die oploop daar op den weg? Daar zou het tweetal na» tuurlijk bijstaan. „Een ongeluk met ccn auto" hoorde hij zeggen. Hé, was dat zijn auto? Met knikken; de knieën naderde Bolser den plek des onheils. Daar stond zijn lieve neefje, terwtjl het water hem uit dc klecrcn sijpelde. „Wat bctcekcnt dat?" schreeuwde hij den bibberenden Bram toe. „Zc. ben j j do G,kwant ccri agent tussehenhciocKolovf Kreeg een geduchte» uitbrander, dien hijj eigenlijk maar half verdiend had. „Ik zal.den jongen wel thuis bren* gen," zei de oude dame. „Laten we dien bibberenden stak* kerd ook meenemen," verzocht dc jon» gere dame, terwijl ze Bram reeds met de oogen wenkte. „Die deugniet, die de oorzaak van alles is, laat u die maar aan mij over," riep Bolser, doodsbleek van woede en schrik. Dc jonge dame voelde medelijden met Bram. Zc begreep maar al tc goed, dat hij er lang niet gemakkelijk af zou komen, als zc hem bij dien woedenden chauffeur achterliet. Bram voelde zich werkelijk heel cl# Jendig, niet alleen door zijn natte pak, maar vooral door de vreeselijke gevol# gen van zijn ongehoorzaamheid. De hcclc wereld was nu tegen hem. Hij was heel dankbaar, dat hij mee mocht in den auto, want hij was doods» bang geweest voor die politic. Als ze hem eens meepakten! Hij keek cens naar Ben. Wat zag die er ook akelig uit. Hij lag met dichte oogen cn alle kleur was van zijn wan* gen geweken. Af en toe kreunde hij zoo naar. Dc demes informeerden waar Bram woonde. Of hij nu in huls kon1 komen? Ja, Bram wist we], waar oom den huissleutel had geborgen. De oude dame raadde hem toch voor» al dadelijk droog goed aan tc trekken en dan maar gauw onder dc wol tc krui# pen. Bram was blij, dat oom niet in huis was. Oom Bolscr was ongetrouwd. Des xMorgens was gr een meisje voor 't huis» werk. (Wordt vervolgd.) RAADSELS (Deze raadsels zijn alle ingezonden door jongens en meisjes die „Voor onze Jeugd" lezen.) Iedere maand worden onder dc bcsto oplossers drie boeken in prachtband verloot. Raadsclprijzen voor dc maand April zijn bij loting ten deel gevallen aan: KNUTSELAARTJE, BERLINER BOL en AMICO. Woensdag 11 Mei mogen de prijzci bij mij gehaald worden. 1. (Ingcz. door Micp.) Wat voor beroep oefent deze dame uit: ELSA ANNET HEGD? 2. (Ingcz. door Eschdoorntje.) Ik ben ccn plaats op Celebes cn besta uit 6 letters. 1 2 5 4 is een vaartuig. 3 6 is ccn voegwoord. 3. (Ingcz. door Old Shatterhand). Ik ben ccn spreekwoord van 30 let», ters. 16 17 18 is een verkorte jongensnaam, 24 23 26 29 30 is ccn kleur. 5 6 21 22 is een ander woord voor slim. 22 8 27 9 10 11 i» een verscheuren dj dier. 1 22 14 25 7 23 11 is ccn vogel. 13 10 15 is een hulpwerkwoord. 26 5 28 28 8 20 19 is dc schuilnaam van een rubriekertje. 1 2 3 4 is het tegenovergestelde van druk. 13 14 12 is een ander woord voor, kiel. 4. (Ingcz. door Plagelijntjc.) Ik ben een eiland van onze Overzee* schc bezittingen cn besta uit 7 letters. 6 7 5 5 is een beest. 3 4 5 is ccn bedekking. 6 2 is een verkorte jongensnaam 1 4 6 7 is ccn meisjesnaam. 5. (Ingez. door Condor).. Mijn geheel behoort bij „Onze Jeugd'* en bestaat uit 16 letters, 1 2 3 4 5 6 7 8 9 zit meestal op een brief. 10 11 12 13 14 15 16 is ccn onderaf» deeling van een courant. 6. (Ingcz. door Margrietje.) Ik ben dc schuilnaam van een Ru* briekertje en besta uit 10 letters. 1 6 7 5 is efen vlijtig dier. 7 6 is versterkend. 4 7 5 3 6 8 is een jongensnaam. 2 3 is een voertuig. 9 10 8 is een meisjesnaam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 20