HUISVLIJT
DE IJVERIGE KABOUTERS,
Twee man gaan nu den voet af/agci),
En daarmee is de stam dan klaar.
Nu hangen wc hem aan den wagen.
En gaat hij naar den molenaar.
Die zaagt ei dan de planken van.
En die gaan naar den timmerman.
EEN GEZELLIGE
PAASCHVACANTIE.
(lste prijs).
Voor 't eerst zouden. Jan en Go sa*
men reizen en wel heel naar Arnhem,
't Kwam zoo: Oom Dolf en tante Lize
hadden gevraagd, of ze met vader en
moeder de Paaschdagcn in het schoone
Arnhem kwamen doorbrengen. Vader
vond het te kostbaar om zoo met zijn
viertjes voor een paar dagen uit te
gaan. Vader had een zaak, dus kon niet
langer van huis.
„Hè, mogen wij dan gaan?" vroeg Jan
„Hè ja, ik ben toch zeker al twaalf,
'k Zal wel op Jan passen."
,.Jc bent mal. 'k Kan nest op me;
«elf passen," riep ticnjj.-ig Jantje.
Waarschijnlijk zou cr een ruzietje
begonnen zijn, als moeder geen heerlijk
plan aan de hand had gedaan.
„Go moet maar dadelijk een briefje
naar oom en tante schrijven, hoe ver;
bazend aardig we dc uitnoodiging
den, maar hoe moeilijk we met zijn
vieren zoo'n kostbare reis kunnen on;
dernemen. Vraag dan maar of jullie
dc hcele weck mogen blijven."
Dicnzclfden dag werd de brief gepost
en twee dagen later kwam er bericht,
flat dc jongelui van harte welkom wa»
ren. Vader gaf hun allerlei nuttige wen?
ken cn hij zou ze zelf naar Amstcrdim
brengen, dan konden ze verder blijven
zitten. Jn Arnhem zou oom Dolf hen af;
halen.
Zaterdag voor Paasch gingen zc weg.
Ieder droeg een handkoffertje, hoewel
zc veel liever een reu:a-;koffer vol boe;
ken, speelgoed, enz. hadden willen mee;
nemen. Maar daar had moeder een
stokje voor gestoken.
,.Ken paar boeken voor dc verveling,"
had moeder gezegd.
„Als 't mooi weer is, gaan jullie erop
uit en als t lcelijk weer is, schrijven jul;
lie maar grootc brieven naar huis." zei
vader. En. toen gingen zc weg. .Moeder
z©u tot *t station mode gaan. Daar
gekomen namen Jan c,n Go een, ha-;
tcldjk afscheed van moeder en, toen
stapten iui dom trein. Voor Ibij weig*
reed, zeiden zo moeder nog eens goe?
dendiag. want vader góng tot Aimsóor;
dam mee. Vader had vooral vonboidem
u;t dc raampjes te han.gon. Zc mochten
er wel voomzittcn,. dan konden, zc alles
net zoo goed zien. had vader gezegd.
Amsterdam hadden ze al ga uw bereikt
ofschoon Jan cn Go vonden, dat het
*mm> la mg duurde. „Wil jullie zoo graag
bij ons vandaan", vroeg vader.
„WeJineem", zed Jantje.
Eóindcilijik daar kwam de trein, die
ze naar Arnhem zou brengen. Vad'cr
gaf hum nog eeimige we nik cm, en hielp
ze even instappen.. Zc wuifden, vaide-r
nog eens vriendelijk toe, en toen ver;
trok dc trein.
„Wat heerlijk zoo met z'r tweetjes
reizen, hè Go, ze.i Jan,.
Zoo babbelend! reden ze ai verder
en, verder, totdat ze over Oesterbede,
Arnhem naderden. De trein, stopte en
Jan em Go stapten uit. AH gauw zagen
zc oom Dolf cm snekleci. op hem toe,
em begroetten hem hartelijk. Oom cm
tante woonden niet ver van- het sta;
tion af. Tam te stond aan de deur cm
heette ben hartelijk welkom.
Den voSiglendcn morgen gingen zij
heel vroeg d: stad bezichtigen. Ooim
en tante hadden, hun beloofd e.m, der
laatste dagen maar de beroemde Be-
dr6egcmtij.es te gaan. Jan vmoeg al wait
dat waren, maar dat vertelde oom
niet, want dan was het leuke er af.
Go en haar broertje waren -doC mi'.euws*
gfierig. 's Morgens om acht uur giim*
gen zij «1 weg Na een uurtje waren
zij in, Rozcndaal. Het was een. pmach;
tfig groot pack. Ze moestem ook de bet»
timgtbruig over, wat zij erg leuk vonden.
De Schelpengalerij was ook praehtug
om te aieni, cin dam de Bedriegertjes,,
daar hebben zij zoo gieüücfion, toen zij
bespoten werden. Oom zei teg,cm
hen: Nu\ mu weet je voor altijd, wat
de bedriegertjes zijm.".
's Middags zouden zc ,gaam thee;
drinken in Somsbeek Ook daar was
het prachtig. Oom wandelde neg' met
ze naar den groojem waterval „Sonrn
beek", die dicht bij de theeschenkerij
was. Toen die beznohtigdl was gr.nigem
zij naar huis.
Dein laats ten dag gingen zij nog
even de stad in om voor vader em
moeder een souvemirtje te koop c>n. Dem
volgenden, morgen, vertrokken zij wc»
der naar huis. Wat haddemi zij thuis
veel tc. vertellen ©ver a! het geen zij
genoten hadden in die heerlijke
Paaschvacanfic.
BRUINOOGJE,
oud 13 jaar.
ROMPELSTEELTJE.
(Vervolg.)
Het mannetje stak het halssnoer in
z.ijn zak, zette zich aan het spinnewiel
en spon den geheelcn nacht door.
En nauwelijks schoot de ochtendzon
haar eerste stralen door het luchtruim
of al het stroo was omgesponnen in
goud de wensch van den koning was
dus vervuld.
En toen dt> koning dan ook, bij het
aanbreken van den dag verscheen, kun
je je voorstellen, hoe hij in zijn nopjes
was! Door het spinnen van het meisje
(hij dacht immers, dat het meisje het
gedaan had) was hij veel en veel rijker
geworden. Al het stroo was nu goudl
(Wordt vervolgd.)
RUBRIEKERTJES-LIJST.
(Vervolg.)
320 GRACE GLENDENMNC, oud
13 j. Kocdiflaan 28, Heemstede. Grace
mag Woensdag bij mij een verrassing
komen halen.
321 JOS1N LUCAS. 11 jaar. Saenrc;
damstraat 84 z.
(Wordt vcrydgd.)
KINDERTUINTJES
Goudsbloem
(Calendula offici;
nalis) (Zie fig. 1.
a. plant, b. vrucht)
familie Sa men ge*
steJdbloemigcn
(Compositcn). Een
algemeen beken*
de plant, afkom*
stig uit Zuid;Euro;
oa. Ze is zeer sterk
:n bccl gemakkelijk
c kweeken. Ze
wordt 30 a 40 c.M.
hoog cn zaait zich
gewoonlijk vanzelf.
Gewoonlijk staan
de goudsbloemen
te dicht opeen. Ze
geven dan kleine
bloemen, doch uit*
gedund tot op een
onderlinge afstand
van ongeveer 30
c.M. worden de plan
ten zeer krachtig en
geven groote bloe»
men. Dc planten bloeien langen tijd
door, als je geregeld dc uitgebloeide
bloemstengels afsnijdt. De mooiste
soorten zijn: Prins van Oranje (oranje*
geel) en Meteor (oranjegeel met witte
strepen).
Zonnebloem (Helianthus an;
nuus) familie Composite».
Een sierplant, afkomstig uit Ameri;
ka, die verbazend veel gekweekt wordl
cn heel snel groeit. In weinige maan*
den ontwikkelt zc zich tot een plant
van 2 a 3 M. Willen jullie den snellen
groei nagaan, plaats dan naast de plant
een stok cn teckcn daarop dc hoogte
aan, telkens na verloop van ecnigc da*
gen; bij zacht groeizaam weer doe je
't 24 uur later. De stok kan tevens voor
steun dienen. Niet dat dc stengel dc
plant niet overeind kan houden, doch
door den wind gaat zc vaak overzij.
Dc bloemen (evenals bij alle composi*
ten eigenlijk bloemhooidjcs) kunnen
zeer groot worden.
Een kleinere soort is Helianthus cu»
cumcrifolius, die ongeveer 1 M. hoog
wordt. Deze plant vertakt zich sterk
en geeft mooie heldergele bloemen met
een zwart hartje en spitse blocmblaud*
jcs. Het is een uitstekende snijbloem,
"c dagenlang in water goed blijft.
Zonnebloemen verlangen zeer voed*
z.imen grond. De zaden worden graag
daar pluimvee gegeten, doch als jc ze
niet tijdig oogst, beschouwen vele vo*
gels zc als een lekkernij.
DE ZORGELOOZE EGELS.
Het gebeurde eens, dat Woehoe, de
Witte uil 'n elfenkindje In zijn nest vond
„Toc;wict!" kraste hij ten zeerste ver*
baasd. „Wie ben jij?"
Het elfenkindje staarde hem echter
sondcr iets te zeggen aan.
Woehoe ging daarom maar eens op
'den rand van zijn nest zitten om tc
©verleggen, wat hij met het kleine
schepsel zou doen.
„Ik zal maar eens naar mijn vriend
Prikkel gaan," dacht hij ten laatste,
„die is nogal verstandig en weet mis»
schicn wel raad."
Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij vloog
Weg en vond Prikkel, de egel, vlak
.voor zijn huis in het gras zitten.
„Goedenavond" zei Woehoe beleefd.
„Goedenavond," antwoordde Prikkel,
„wat kom je zoo laat in den middag
Jog bij mij doen."
In mijn nest ligt een klein elfenkind»
je dat geen woord wil spreken. Wat zal
ik daarmee aanvangen? Weet jij soms
iets?"
„Een kilein elfenkindje?" vroeg Prik;
kei verbaasd van zijn zitplaats opsprin;
gend, „weet je dat wel zeker? Hoe
«iet het er uit?"
„Het is een heel klein elfje met gele
vleugeltjes!" antwoordde Woehoe.
„Heb jc dc aankondiging van den ko*
ning van Sprookjesland ook gelezen?
Overal in het land kun je haar zien,"
vroeg Prikkel nieuwsgierig.
„Neen," zei de ui!, „ik heb niets ge;
lezen!"
„Ga mede," zei Prikkel, „dan zal ik
je hot ding laten zien."
Woehoe vloog mede en spoedig kwa;
men zij bij een jasmijn waaraan een
groot, wit papier hing. Woehoe las
nieuwsgierig wat er op stond:
.VERLOREN IN SPROOKJESLAND
Het Elfenkindje van de koningin
van Sprookjesland.
Die het terugbrengt ontvangt een grootc
BELOONING!
Berichten te zenden aan:
DE KONING VAN SPROOKJES;
LAND.
„Zie," lachte Prikkel, „jij hebt ria;
tuurlijk dat kindje gevonden."
„Maar hoe ter wereld kan het in mijn
nest gekomen zijn," vroeg Woehoe.
„Dat doet cr niet toe," merkte Prik;
kei gevat op, „ga maar liever dadelijk
naar den koning om het hem te zeggen."
„Wil jij op het kindje passen, ter;
wijl ik weg ben," vroeg Woehoe.
„Welzeker," zc: Prikkel, „ik zal al
dc egels die ik ken bijeen roepen om
haar te bewaken."
En dus baalde Woehoe het kindje uit
zijn nest cn bracht het hij de egels.
„Nu Prikkel, ik hoop dat jullie goed
op haar passen zullen, terwijl ik weg
ben," zei hij nog cn daarna vloog hij
zoo snel hij kon naar het koninklijk
paleis.
Al dc egels gingen nu in een wijden
kring zitten en keken naar het kindje,
dat in het midden lag en. niets anders
deed dan lachen cn knikken.
..Ik denk wel," zei Prikkel, „dat de
kabouters het kindje gestolen hebben.
Zij zijn echter vijanden van dc elfen."
Dc egels pasten goed op. Telkens als
zij een verdacht geluid in het gras hoor;
den, staken zij hun stekels op en lieten
«en woest geknor hooten.
Opeens hoorden zij Woehoe terngko*
men. Dc uil was blij en hij schreeuwde
al van uit de lucht: „Het is werkelijk
het verloren kindje en de koning komt
morgen hier om het te halen. Dc koning
heeft gezegd, dat jullie het kindje goed
hewnken moeten en dat jc het als eten
honing moet geven en dauw om te
drinken."
„O. best, wij zullen er voor zorgen,"
antwoordde Prikkel.
..En," riep Woehoe nog terwijl hij al
weg vloog, „jc moet bijzonder goed op
de kabouters letten, anders stelen ze het
kind weer!"
En zoo bewaakten dc egels het kind
den geheelen dag. Prikkel haalde honing
bij de bijen en dauw van het gras.
Ook den geheelcn volgenden nacht
bewaakten de egels het kindje maar
toen de dag aanbrak, zei Prikkel:
„lk ga nu even weg om een heerlijk
soort dauw van dc bessenstruiken te
halen. Letten jullie dus maar even al;
Jen goed op!"
Maar toen hij weg was, rekte een van
de andere egels zich eens goed uit;
„Jongens jongens", zei hij, „wat ben
ik stijf van al dat waken. Ik ga eens
even een klein eindje loopen!"
Hij liep weg door het hoogc gras maar
binnen een minuut was hij al weer
terug.
„Jongens," liep hij zoo hard hij kon,
„kom gauw mede. Er is een groot bal
van de feeën en als wij snel loopen
kunnen we nog juist wat zien."
Dc andere egels hadden daar wel
ooren naar en dachten dat zij wel stil*
letjes even konden gaan. Wij waren
dan wel weer op hun plaats voordat
Prikkel terug kwam. En dus liepen zij.
zoo snel zij konden weg van hun plaat;
sen.
Het eJfemkindjc merkte weldra dat
zij niet meer bewaakt werd cn stilletjes
kroop* zij daarom weg onder ccn groote
paddestoel om eens een heerlijk dutje
te doen.
Maar o, wee, juist was zij ingeslui*
merd of daar klonk een groot geraas
van kleppende vleugels door de lucht en
kwam de koning van Sprookjes-land met
de koningin en zijn geheele hofhouding
aangevlogen. De groote elfen daalden
neeT om het kindje te komen halen,
maar groot was hun verbazing toen zij
de plaats zoo verlaten vonden. Op het;
zelfde oogenblik echter kwam Prikkel
terug met de dauw van dc bessenstrui;
ken cn dadelijk vroeg hem de koning:
„Waar is ons kind?"
„Ik weet het niet, majesteit," ant*
woordde de verschrikte Prikkel bevend
terwijl hij verbaasd in het rond keek,
„Het kind was nog hier toen ik weg
ging.^bcwaakt door een groep van mijn
vrienden. Maar nu zijn zij allemaal ver»
dwenen
Op dat oogenblik kwamen echter cok
dc andere egels terug en natuurlijk
schrokken zij geducht toen zij den ko*
ning zagen
„Hoe durven jullie tegen mijn wil tc
handelen," sprak de koning'kwaad. „Nu
is mijn kind weer weg cn misschien heb;
ben de kabouters haar medegenomen,
juist omdat jullie van jc post bent weg;
gcloopen."
„O, koning, het spijt ons zoo!" waag-
dc een van de egels tc zeggen.
„Dat helpt ons niets verder. Ik zal
jullie eens goed straffen. Jullie zijn geen
goede egels geweest cn daarom ben je
misschien beter als ik jc in iets anders
verander." Na dit gezegd tc hebben
wuifde de koning een keer met zijn
hand en dadelijk merkten de egels dat
zij bezig waren in een kastanjeboom tc
klimmen. Toen zij in dc takken zaten
veranderden zij plotseling in kleine,
groene ballen, Zij konden zich niet
meer bewegen cn zelfs hun stekels
moesten zij recht omhoog laten staan.
„Zoo," sprak dc koning, „nu worden
jullie aangewezen om de jonge kastan;
jes tc beschermen tegen de koude en
aangezien jullie aan de takken vast zit;
ten kun jc niet mee: wcgloopen."
Prikkel had intusschen naar het cl;
fenkindje gezocht en haar gelukkig
spoedig onder den paddestoel gevon;
den. De koning was blij en Prikkel
werd dan ook niet gestraft, alhoewel
hij zich voortaan zeer eenzaam gevoel;
de. En als jullie nu wi-llcn weten wkarin
de andere egels veranderd waren, moet
je in 't najaar maar eens naar den kas;
tanjehoom gaan kijken.
BENNIE.
door
W. B.—Z.
(Vervolg.)
In minder dan geen tijd zat Bram
achter het stuurrad. En op een toon
van gezag zei hij tegen Ben: „Nou moet
je goed kijken, wat ik doe. Je doet zoo
en zoo en daar gaan we." Ben was
stom van verbazing over den gcweldi;
den durf van zijn vriend.
„Een reuze;karretje, hij gaat of tie
gesmeerd is," vervolgde Bram, "terwijl
hij van plan was den weg op te rijBcn.
„Als je oom het merkt, dan zit er
wat op," waarschuwde Ben, die zich
toch niet rustig aan Bram durfde over;
geven.
„Alleen even dat weilandje rond," zei
Bram.
„Ben je niet bang straks voor een
standje?" vroeg Ben, zijn best doend
niets van eigen angst te laten merken.
„Bang staat niet in mijn woorden;
boek," pochte Bram.
„Nou, vooruit dan maar," zei Ben.
't Was ook maar om een paar minuten
te doen,
Dc wagen gleed werkelijk keurig
langs den weg. Ben was weer rustig en
als zijn vriend hem vroeg: „Wil jij
even?" knikte Ben toestemmend.
„Is er nou wat nn?" vroeg Bram, als
hij bij de draaiing weer zijn plaats in»
neemt.
,,'t Gaat fijn," zei Ben, hoewel de
zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd pa;
reien.
„Nou zal ik eens eventjes met de
versnelling gaan werken," schuttejde
Bram. Ben zei wel, dat het hem hcusch
gauw genoeg ging. Ze waren cr im;
mers dadelijk. Maar Bram was niet ge»
wend zich aan een ander te storen. Ze
vlogen langs den weg.
„Langzamer, langzamer," gilde Ben,
die in een stofwolk gehuld was.
Bram schaterde van pret. Dat die Ben
toch zoo'n bangerd was.
Daar liep een koppeltje kippen over
den weg. En een boer, die bij het hek
stond, schreeuwde hun iets toe. Dan
zou Bram dc versnelling maar omzetten.
Hij draaide en sjorde, maar dc machine
weigerde. In razende vaart gingen ze
voort.
„Draai den zijweg op," gilde Ben.
Voor 't eerst van zijn leven voelde
Bram, wat angst was. Achter hem klonk
nu een schel getoeter. Ook dat nog.
Een andere auto wou passecrcn. Met
alle kracht remde hij nu cn toen: ge»
kraak, gegil. Het ongeluk was geschied.
De mooie citroen van Ilollcma»Statc
was gekanteld. Wonder boven won»
der was Bram in dc sloot terecht geko;
men, waar hij spoedig zonder hulp uit»
krabbelde. Ben was cr Icclijker aan
toe. Dc passcerende auto, die eigenlijk
directe oorzaak van het ongeluk was,
had gestopt. De inzittenden stapten uit.
De chauffeur vroeg op scherpen toon
aan den druipenden BramT „Was jij die
knappe chauffeur?"
De man wachtte niet op 't antwoord.
Verschrikt keek ]iij naar Ben, die lee;
lijk in de knel zat cn jammerlijk
kreunde. Het verdere gezelschap be;
stond slechts uit een oude en een
jonge dame. Maar gelukkig kwam nu
van alle kanten hulp opdagen. Na ccn
paar minuten, die Ben uren toeschenen
was hij uit zijn benarden toestand ver;
fost. Loopen kon hij niet, staan evenmin.
Alles deed hem ondragelijk zeer.
„Leg hem in den auto," beval dc
oude dame aan den ohauffeur. Bram
moest inlichtingen geven omtrent naam
en woonplaats.
,,'t Is het zoontje van Hollcma;State",
klonk het van mond tot mond.
Daar kwam Bolscr aan. Hij had in het
logement wat staan praten met den
eigenaar. Het praatje was juist gccin;
digd cn nu stapte hij naar buiten om
eens tc zien, waar de jongens zaten.
Maar wat bcteekende die oploop daar
op den weg? Daar zou het tweetal na»
tuurlijk bijstaan.
„Een ongeluk met ccn auto" hoorde
hij zeggen.
Hé, was dat zijn auto? Met knikken;
de knieën naderde Bolser den plek des
onheils. Daar stond zijn lieve neefje,
terwtjl het water hem uit dc klecrcn
sijpelde.
„Wat bctcekcnt dat?" schreeuwde hij
den bibberenden Bram toe.
„Zc. ben j j do G,kwant
ccri agent tussehenhciocKolovf Kreeg
een geduchte» uitbrander, dien hijj
eigenlijk maar half verdiend had.
„Ik zal.den jongen wel thuis bren*
gen," zei de oude dame.
„Laten we dien bibberenden stak*
kerd ook meenemen," verzocht dc jon»
gere dame, terwijl ze Bram reeds met
de oogen wenkte.
„Die deugniet, die de oorzaak van
alles is, laat u die maar aan mij over,"
riep Bolser, doodsbleek van woede en
schrik.
Dc jonge dame voelde medelijden
met Bram. Zc begreep maar al tc goed,
dat hij er lang niet gemakkelijk af zou
komen, als zc hem bij dien woedenden
chauffeur achterliet.
Bram voelde zich werkelijk heel cl#
Jendig, niet alleen door zijn natte pak,
maar vooral door de vreeselijke gevol#
gen van zijn ongehoorzaamheid. De
hcclc wereld was nu tegen hem.
Hij was heel dankbaar, dat hij mee
mocht in den auto, want hij was doods»
bang geweest voor die politic. Als ze
hem eens meepakten!
Hij keek cens naar Ben. Wat zag die
er ook akelig uit. Hij lag met dichte
oogen cn alle kleur was van zijn wan*
gen geweken. Af en toe kreunde hij zoo
naar. Dc demes informeerden waar
Bram woonde. Of hij nu in huls kon1
komen? Ja, Bram wist we], waar oom
den huissleutel had geborgen.
De oude dame raadde hem toch voor»
al dadelijk droog goed aan tc trekken
en dan maar gauw onder dc wol tc krui#
pen.
Bram was blij, dat oom niet in huis
was. Oom Bolscr was ongetrouwd. Des
xMorgens was gr een meisje voor 't huis»
werk.
(Wordt vervolgd.)
RAADSELS
(Deze raadsels zijn alle ingezonden
door jongens en meisjes die „Voor
onze Jeugd" lezen.)
Iedere maand worden onder dc bcsto
oplossers drie boeken in prachtband
verloot.
Raadsclprijzen voor dc maand April
zijn bij loting ten deel gevallen aan:
KNUTSELAARTJE, BERLINER
BOL en AMICO.
Woensdag 11 Mei mogen de prijzci
bij mij gehaald worden.
1. (Ingcz. door Micp.)
Wat voor beroep oefent deze dame
uit: ELSA ANNET HEGD?
2. (Ingcz. door Eschdoorntje.)
Ik ben ccn plaats op Celebes cn besta
uit 6 letters.
1 2 5 4 is een vaartuig.
3 6 is ccn voegwoord.
3. (Ingcz. door Old Shatterhand).
Ik ben ccn spreekwoord van 30 let»,
ters.
16 17 18 is een verkorte jongensnaam,
24 23 26 29 30 is ccn kleur.
5 6 21 22 is een ander woord voor
slim.
22 8 27 9 10 11 i» een verscheuren dj
dier.
1 22 14 25 7 23 11 is ccn vogel.
13 10 15 is een hulpwerkwoord.
26 5 28 28 8 20 19 is dc schuilnaam
van een rubriekertje.
1 2 3 4 is het tegenovergestelde van
druk.
13 14 12 is een ander woord voor,
kiel.
4. (Ingcz. door Plagelijntjc.)
Ik ben een eiland van onze Overzee*
schc bezittingen cn besta uit 7 letters.
6 7 5 5 is een beest.
3 4 5 is ccn bedekking.
6 2 is een verkorte jongensnaam
1 4 6 7 is ccn meisjesnaam.
5. (Ingez. door Condor)..
Mijn geheel behoort bij „Onze Jeugd'*
en bestaat uit 16 letters,
1 2 3 4 5 6 7 8 9 zit meestal op een
brief.
10 11 12 13 14 15 16 is ccn onderaf»
deeling van een courant.
6. (Ingcz. door Margrietje.)
Ik ben dc schuilnaam van een Ru*
briekertje en besta uit 10 letters.
1 6 7 5 is efen vlijtig dier.
7 6 is versterkend.
4 7 5 3 6 8 is een jongensnaam.
2 3 is een voertuig.
9 10 8 is een meisjesnaam.