HAARLEM'S DAGBLAD HET TOONEEL EEN KLEIN STUKJE GESCHIEDENIS ZATERDAG 7 MEI 1927 DERDE BLAD LETTEREN EN KUNST KRITIEK EN HET DILETTANTEN-TOONEEL. De provinciale pers en het dilettanten-tooneel Waarom in kritieken geen zelfde maatstaf voor beroeps- en dilettanten-tooneel. Hoe de criticus tegenover het dilettanten-tooneel staat. De criticus geen schoolmeester. Hoe het publiek tegenover de kritiek moet staan. Al zijn "wij met de annexatie de 100.000 gepasseerd, toch behoor en wij op velerlei terrein nog tot de provincie. Ook op het tooneelgebied! Het is niet iets speciaal Haarlemsch, dat de pers in onze stad aan de verrichtingen van het dilett'antenstooncel betrekkelijk veel aandacht wijdt. Hot is iets provinciaals. Men ziet het evenzeer te Utrecht on Groningen als tc. Haarlem om van de kleinere, provinciesteden nu maar niet to spreken. De „groote pers" bemoeit zich weinig of niet met het dilettanten* toonecl, en. dat is begrijpelijk, omdat haar lezerskring zich niet tot dc stad of de provincie beperkt1. Bovendien zijn cr in de groote steden zooveel dilet# tan ten*vereeni gingen, dat het orabegon* nen werk zou zijn om verslagen over al die vereenigingen te geven. Met de provinciale pers is het heel anders gesteld. Zij heeft ook haar aan* dacht te wijden aan het dilettantisme zoowel op muziek*, als tooneelgebied omdat velen har er lezers erbij betrok*, ken zijn en er dus belang in stellen. Men moge misschien in artistieke krin* gen van meening zijn, dat er tc' veel aandacht aan dc verrichtingen der di* lettanton wordt besteed, het feit, dat bijna alle provinciale bladen er hun ko* lommen voor open zetten, is voldoende' bewijs, dat die verslagen door een groot deel der lezers verlangd worden. Moet in een stad als Haarlem dus rekening worden gehouden met de dilet* tanten, dan rijst de vraag, hoe de critS* cus zich heeft te stellen tegenover het di!ettanten*toonecl- Moet hij hen den* zelfden maai'staf aanleggen als het be* roepstooneel? En is hij onrechtvaardig tegenover het beroepstoonecl, indien hij zulks niet doet? Een jarenlange practlijk heeft mij geleerd, dat een zelfden maatstaf aan* leggen practisch voor een recensent vrijwel onmogelijk is. De prestaties van het dilettanten*tooncel zijn van een heel ander gehalte dan die van het groote toonccl. Ik las onlangs in een artikel over hetzelfde onderwerp: ,.goed is goed en slecht is slecht!" Het wa® dus vol* gens dien schrijver zoo eenvoudig als wat. Maar met ce-n kleine variatie op een der ideecn van Multatuü zou ik van die uitspraak kunnen zeggen: „Niets is geheel waar; ook dit niet!". Want het! begrip van goed en slecht is tenslotte maar betrekkelijk. Wat wij van een acteur vam dc kracht van een La Roche of .Tan Musch gocd noe* men, is volstrekt niet hetzelfde als wat wij van een talentvol dilettant zeg* gen wij een Henk Bakker goed prijzen. Wanneer een dilettant ons ver* rast door zijn voor zijn krachten krant* gc creatie dan zal ons oordeel over die prestatie bijna zeker in warmer, enthou* si aster woorden zich uiten dan wanneer een Jan Musch of Hubert Ia Roche ons in de zelfde rol niet meer en niet min* der gaven. Van d'e laatsten zouden wij immers wat wij van de dilettanten als b ij z o n d.c r goed roemden - waarschijnlijk slechts heel g e w 0.0 vinden. Wij verwachten van hen iets heet anders. En zoo is het precies het* zelfde met ons oordeel over de pres'ta* ties van zeer talentvolle en heel middel* matige dilettanten. Wanneer een criti= cus steeds enkel als norm het v o 1= ma.akte - of althans, wat voor hem het volmaakte bcteckent Wilde stel* len, dan zou hij voor recensent niet deugen! En werkelijk niet alleen voor recensent van het dilet tantcn*tooncel.^ Ia een artikel over Dilettantisme in de eerste aflevering van het orgaan der Maatschappij tot Bevordering var Woordkunst schrijft de heer P.(oort): Wie dc zaak zuiver beschouwt, zal zich niet kunnen vereenigen -met de ge> woonte om bij dc bespreking van b.v. liefhebberij=voordracht te oordeelen volgens een anderen maatstaf dan bij beroepsvoordragers. Bovendien is deze spoedige tevredenheid een gevaarlijk spelletje voor den criticus zelf, omdat ze hem noodzaakt tot een onwaarachtig compromis". En Frits Lapidoth Iaat hieronder m een artikel over „Het Dilettanten* Tooneel" in De Nieuwe Courant vol* gen: „Juist! en zelfs tot een zeer oom* promitteerend compromis!" Op het eerste gezicht ben je geneigd te zeggen: precies mijn idee! En toch toch durf ik beweren, dat Herman Poort en Frits Lapidoth cn J. B. Schuil en alle tooneelrecensentcn eiken dag tot een zelfde compromis gedwon* gc'n worden. En ik zal het hier bewij* zen. Zij. die het voorrecht hadden de Rus* sen 'in stukken als „Armoede is geen Schande" en „NaéhtsAsyl" te z>ien spe= len, zullen eenig begrip van het vol* maakte hebben gekregen. Dat vol* maakte is dushet goede, en nietwaar? goed is goed en slecht is slecht! Dc criticus heeft in de kunst slechts volgens één maatstaf te oordee* len: het volmaakte! Dat moet de norm zijn voor zijn beoordeeling! Ach, reeds den eersten den besten dag on* dervond hij, dat dit onmogelijk .is- Want zoodra hij bij een gewone Hollandsche voorstelling ter recenseering wordt uit* genoodigd. zal hem het verschil tus* schen dc Russen en de Hollanders op* vallen. Alle recensenten. Herman Poort, zoo goed als Frits Lapidoth en ik weten bij ondervinding hoe moei* lijk het is dadelijk na zoo'n vol* maakte voorstellingen weer een g.e* w.otn c opvoering tc moeten „ver* slaan" en dan niet onrechtvaardig te zijn. Want de herinnering aan het sublieme hangt nog in ons hoofd cn wij zien sterker dan ooit, wat er aan de gewone voorstollingen, die wij toch ook goed noemden, ontbreekt. Maar wij weten, dat wij van de Hollanders, die onder zoo heel andere omstandig* heden werken dan de leden van het „Moskauer Kunsttheater" niet het* zelfde mogen ei schen en verwachten en wij komen om redenen van billijkheid en menschelijkhei d tot een compro* mis, een compromis, even „onwaarach* tig cn compromitteer end", als waartoe dc tooncelreceosent komt. die bij zijn verslag over een dilettantenvoorstelling er rekening mee houdt, dat' dilettanten geen beroepsartistcn zijn en die daar* om hun spel een gansch anderen maat* staf aanlegt. En het is in wezen een* zelfde soort compromis, dat hem uit een billijkheidsoogpunt er toe brengt een voorstelling van een arbci-derstoo* neelvereeniging naar een. anderen maal* staf te beoordeelen dan een opvoering van laten wij zeggen een verceniging als dc Haarlemsche Tooneelclub. Het is voor een criticus, die met het beroepstoonecl ook het dilettanten* tooneel. voor zijn rekening krijgt, niet altijd gemakkelijk de grenzen voor zijn oordeel te bepalen. Eigenlijk leert hij dit pas door een jarenlange ondervin* ding. Het zou bijzonder gemakkelijk voor hem wezen om alles naar een uiterst strengen maatstaf te beoordee* len en dc helft, misschien wel drie kwart „neer tc sabelen", maar dat kan doel van dit soort kritiek nooit zijn. Dc dilettanten en waarschijnlijk aller* eerst zij, die het hardste roepen weil tegen kritiek te kunnen zouden zeer zeker spoedig voor een dergelijke af* maak*kritiek passen. En de kritiek zou •met zulk een systeem ook heel weinig be* reiken. Maar nog verkeerder, ja een 'root gevaar voor dilettanten kan schui* en in een al te goedgunstig oordeel, een overdreven lof iai de pers. Zijn on* der vinding zal den criticus hier den juisten weg moeten wijzen. Hij kan door het goede in de voorstellingen op kalme wijze zonder uitbundige ex* clamaities naar voren te brengen, als .crit'icus bij het dilettanten*tooncel op* bouwend werk verriohten, omdat hij met zijn lof de meest vooraanstaande krachten in hun staven, om het beste te geven, wat in hen is, aanmoedigt. En het slechte in de voorstellingen? Natuurlijk kan het nooit de" bedoeling zijn dat te verzwijgen, maar men kan het slechte op honderd verschillende manieren signaleercn, zonder daarbij te kwetsen. Wijlen Róssing was daar een meester in. Kritiek schrijven kan gelukkig voor den criticus niet ieder, maar er zijn duizenden, die het. ook nooit zoo ver zullen brengen kritieken goed te kunnen lezen. Rössing's knapste kri* tieken waren dikwijls die, waarin de eigenlijke kritiek in het blanke wit,tus* schen de zwarte regels te vinden was. Ik erken, dat zulk een kritiek „tusschen de regels" eischen stelt aan criticus en lezers. De criticus, die Rössing's voor* beeld op de fijnste manier navolgen kan, verdient een extra brevet voor re* censent over het dilettantenstooneel. Hoe beter een voorstelling is, hoe ge* makkelijker het voor den criticus zal zijn een ernstige kritiek tc leveren. Hij zal dan dikwijls en dat zal misschien onbillijk schijnen meer op* en aan* merkingen maken dan bij een voorstel* ling, welke als geheel op lager peil staat. AVarmeer een criticus van het spel niet -- -- ,e anders zegt dan ,,dat de.leden allen naar voorstelling en van „Thuiskomst het spel moer dat vsm !>erocpsarfistcn na**' dert. Sommige dilettanten hebben de dwa* ze opvatting, dat de kritiek voor hen een les moet zijn. Een criticus is geen schoolmeester. Hij heeft er steeds reke* Tïing mede te houden, dat hij zijn kri* tieken niet alleen schrijft voor dc dilet* tantcn, die gespeeld hebben of voor het publick, dat bij de voorstelling in dc zaal zat, maar ook voor de lezers, die dc voorstelling niet hebben bijgewoond Het grootste deel van zijn lezers zal zeer waarschijnlijk uit dc laatsten bc* staan. Hij zal zijn kritiek daarom zoo veel mogelijk in een frisschen. leesbaren vorm hebben te gieten, die haar voor een ieder genietbaar doet zijn. Een journalist cn dus ook de criticus heeft allereerst te zorgen nooit verve* lend tc zijn. En het is wel zeker, dat zijn rubriek voor het gros van zijn lezers ongenietbaar zou wezen, wanneer hij van zijn kritieken als een jury bijvoorbeeld louter critische verslagen ging maken. Ik heb in dit artikel enkel gesproken over dc verhouding van den criticus tot het di left an t en to on e c!zooals ik die door een jarenlange practijk heb leeren zien. Hoe de dilettanten tegen* over dc kritiek staan, is een vraag, waarvan ik de beantwoording aan de dilettanten zelve overlaat, De ondervin* ding heeft mij geleerd, dat cr velen zijn. die absoluut niet tegen kritiek goede noch slechte kunnen. Meermalen heb ik dc klacht gehoord dat ik een dilet* tant im den grond bedorven heb door over hem of haar gunstig te schrijven en deze di'e weelde niet bleek te kunnen dragen. Natuurlijk kan de crit'icus daarmee geen rekening houden. „Verschwarzte" dilettanten zullen er altijd wel blijven, met of zonder kritiek. Het is altijd dom om te veel aan kritiek te hecht'en. Wanneer men ziet, hoe cri* tici elkander dagelijks tegenspreken, kan ieder daaruit zijn conclusies trek* ken- ,,Le journal c'est un monsieur!" zeggen dc Franschcn terecht. De criti* cus is tenslotte maar.een zekere „mijnheer". Het' hangt er in de waardee* ring van de kritiek dus alleen maar van af, hoe hoog of hoe laag men den critischen aanleg van dien mijnheer aanslaat. Het is steeds min of meer on* no o zei een criticus na te praten en er geen eigen oordeel op na te houden. Is men het mot den criticus eens, dan zal hem dit natuurlijk aangenaam zijn, maar hij zal er geen minuut minder om slapen, wanneer hem blijkt, dat dit niet het geval is. Hij zal, wanneer hij zijn taak ernstig opvat, zijn kritieken schrij* ven naar zijn eigen opvatting cn zich daarbij alleen de vraag hebben t'c stel* len of hij billijk cn rechtvaardig is te* genover hen, die hij beoordeelt. En de rest zal hem totaal onverschillig kun* nen laten. J. B. SCHUIL. NIEUW LEVEN. EINDELIJK VRIJ! CHAÏNE ANGLAISE. Op jlc laatste voorstelling van Nieuw Leiven, 'heelt Adolf Bouwlmeester een ted'ecl'be van het programma gevuld. cn voorbeeld, d'a't navolging ver* dient, al kunnen wij de 'keuze van „Eindelijk Vrij!" dan, ook niet zoo eJig gelukkieg roemen. Maar dc comibina* tic beroepsspelers en dilettanten zou* den wij' gaarne bestendigd zien. Wanneer allo dalef tamterwvc r e en>i,gi n* gen eens één. avond in. het seizoen voor de beroepsar felsten reserveerden ik denk hder biijtvooribceild aan, het viertal van, het Cor RuysdEnsetmMe, dat dezen winter in 'het Noorden vele hun beste krachten medewerkten" of ,dat hei! bij het publiek blijkbaar zeer in den smaak viel" zonder eenig ver* der commentaar, dan is het wel zeker, dat hij daarmee op een beleefde manier te kennen wil geven, dat hij persoon* lijk het allesbehalve fraai heeft gevon* den en het zelfs onbegonnen werk acht om er een meer uitgebreide ernstige kritiek aan te wijden. Zoodra een voor* stelling eohter de moeite van critisee* ren waard is, zal een recensent, die zijn !<aak serieus opvat, zich daarvoor ook zetten en hij zal bijna zeker dieper op het spel in gaan, al naar dat de voor* stelling meer t'c waardeeren gaf. En het is wel zeker, dat hij een strengeren maatstaf zal aanleggen, al naar dat het zoo fijne tooniee.lspel van J. J. "Ber* mand heeft gegeven dan zonden zij •daarmee èn de kunst èn hot beroeps* toeeed een dienst bewijzen. A'dolf 'Bouwmeester had voor de* •zen avond „Eindelijk -vrij*!'" uibgeko* zen, een transformatiesohets«die „vrij ■bewerkt" heet naar •Heyeramamsf wrangen en tragischen éenwaoter F e c s r. De bewerking is wel heel erg vr ij. -om niiet te sproken, van vrijpos* tig. Sommige- gedeelten zijm woonde* lijk met hier cn daar een kleine wijlziginig in den tekst overgeno* men, terwijl antdcro gedeelten eigen maaksel van den bewerker zijn. De •heer Adolf Bouwmeester 'deelde mij mode. daï iHeyenman® nog persoon* lijk zijn toestemming can zelfs aanwój* zingen voor deze ja, hoe moot ik het noemen verhamscling van zijn stuk heeft gegeven. Dat is wel jaim* mer. want van het zoo zuiver 'latte* raire, nwxwo Feest is in doze grove 'bewerking eigenlijk maar heel weinig overgebleven. Jiet 'is aangevuLd! onct laag bij de gronidsche grappigheid. cn Joodsche ghijn, welke Adolf Bouw* meester weliswaar gelegenheid geeft •tot typeering van enkele komische figuren, maar het stukje op eeai hcol •wat lager plan brengt. Trouwens Adolf Bouwmeester be* reikte zijn effecten ook niet bepaald met fijne middelen. Zoo was dc uit* bccldimg van den door lange celstraf versuften gevangene louter uiterlijk. Voor wie zich dc aangrijpende crca* tie van Van Warmclo van -deze figuur onkel nog maar de afschaduwing van een men.soh herinnert, moet deze nummer 9 van, Adolf Bouwimecs* ter wel een teleurstelling zijn ge* weest. En ook enkele komisohc figu* ren zouden bij .fijnier typecrimg ten zeerste winnen. Zoo was die naar dc genoegens van, ,de vaile lumicrc hun* kerende gevangenen louter charge. Het best was Adolf Bouwmeester op dreef in de rol van Komkommerman. Dit bewegelijke joodje was een kolfje naar zijn hand. En in de uitbeelding van den oud*ko!oniaal wist! hij nu cn dan accenten te treffen, die ons Feest van Hcyermans in herinnering brachten. Dc heer C. Vosshard secondeerde hem als de gevangenisdirecteur lang niet on* verdienstelijk, al stel ik mij dezen be* ambte vooral in zijn houding tegen* over den versuften nummer 9 nog milder en humaner voor. Na de pauze ging mijn cénacter Chaine anglaisc. Men heeft" in dit stukje aan ecnigc jonge krachten eens een kans willen geven, wat op zich zelf voor dc ontwikkeling van de spelkwali* teiten der nieuwelingen niet onverstan* dig is, maar aan de opvoering van .Chaine anglaise natuurlijk niet ten goc* dc kwam. Toch moet ik zeggen, dat de nieuwelingen vooral de tSvce dames het er niet slecht Hebben afgebracht en het deed mij persoonlijk genoegen op te merken, dat ook in deze bezetting mijn éénacter het nog bij het publiek bleek te „doen". Voor een groot! deel heb ik dat zeker te danken gehad aan het zeer aardige en levendige spel van dc twee kellncrs vooral de heer ITaga was als de „ober" uitstekend op dreef en aan de regie, die de aan haar toevertrouwde krachten, in goede richting had geleid. Er bleek begrip te zijn, er werd beschaafd gespeeld cn het liep alle-s al had hel! nu en dan wat vlugger gekund naar behooren. Al* leen bij de ruzie aan het slot was dc speelkracht niet voldoende, zoodat het stukje min of meer als een. nachtkaars uitging, terwijl een knetterende vuur* pijl was bedoeld. En ook was het moei* lijk in deze jeugdige menschen tVce echtparen met zooveel huwelijksjaren in dubbele verbinding nog wel! te zien. Maar nog eens, voor jonge krach* ten was het een lang niet onaardige op* voering en ik ben de dames en hecren erkentelijk voor den ernst, waarmee zij zich van hun taak hebben gekweten en het resultaat, dat' zij hebben bereikt. Het is voor een auteur altijd prettig te zien. dat zijn werk succes heeft. „Ever Fun", onder leiding van den heer Engelenburg zorgde voor muziek vóór en na „Eindelijk Vrij!", hetgeen door het publiek dankbaar werd aan* vaard. J. B. SCHUIL. DE POTEMKINFILM. Het Gerechtshof te 's-Gravenhagc heeft arrest gewezen in de zaak tegen vijf bestuursleden van de te Vlissingen opgerichte vereeniging „Art. 188 der Gemeentewet*', welke vereeniging op-* gericht was met het doel de film „Po* temkin", waarvan dc openbare vertoo* ning door den burgemeester van Vlis singen was verboden, in besloten kring te doen vertoonen. Bevestigd is het vonnis der rechtbank te Middelburg, waarbij ieder der bc* stuursleden is veroordeeld tot ƒ30 boete Naar gemeld wordt zal Mr. J. E. W. Duys, verdediger der bestuursleden, van deze bevestiging bij den Iioogen Raad der Nederlanden in cassatie Jaren, vele j'aren geleden begonnen wij otnre RUBRIEK VOOR VRAGEN ten dienste van onze geabonneerden, waarvan dezen al spoedig veel gebruik maakten. Het kwam soms voor, dat abonnés die vragen hadden gedaan, het antwoord in ons blad over het hoofd zagenderhalve besloten wij ons de belangrijke kosten te getroosten van toezending der antwoorden-aan ieder die een vraag inzond, aan huis per Jjuto, en de rubriek dus niet meer in ons blad op te nemen. Het bleek evenwel al spoedig, dat deze wijziging vele lezers teleurstelde, omdat zij belang stelden in vele vragen, die door anderen werden inge zonden; om ook hen te gerieven namen wij de geheele "Rubriek weder eenmaal per week. namelijk op WOEiNSDAG in HAARLEM'S DAGBLAD op, wat door de groote ruimte die de Vragen cn Antwoorden innemen, een kost bare maatregel was. Het is dus nu zooiedere Abonnc die een vraag inzendt, krijgt het antwoord zoo spoedig mogelijk per auto in gesloten enveloppe thuis. De gezamenlijke Vragen en Antwoorden worden op Woensdag in Haarlem's Dagblad afgedrukt. Wij' zijn er van overtuigd, dat hierdoor het ideaal bereikt en het publiek het best gediend is. Dit is altijd ons streven en zal het voortaan meer dan ooit blijven. HAARLEM'S DAGBLAD is er voor zijn talrijke lezers opnieuw interessanter door geworden. iim- DE BEROOVING VAN HET MUSEUM TE MOSKOU. HET MUSEUM ONVOLDOENDE BEWAAKT. De „Isüwesria", het sovjet*stïaatsblsd vraagt zich aif: Hoe konden, de roo* vers an. het centrum van Moskou m het museum vijf 'kostbare en zeldlza* irne schilderijen too ven zonder dat iemand' er iets van gemerkt heeft? Het vraagt terecht: Wat wordt er ge* daan voor de bewaking van de bezit* tóngen vam den staat'? Het blad ant* woord't zelf het volgende: De bewa* king van het Museum van Sdhoone Kunsten, waar zeldzame cn kostbare kunstvoorwerpen uit vorige tijdtper* ken hewaiard Worden, is slecht geor* ganiseerd. Do administratie van. het museum heeft reeds herhaaldelijk •de regeeri.pg gewezen oip de owno* gelijikheid, om met een personeel van slechts vier wakers het museum goed' te bewaken, vooral wijl het ge* bouw aan vier straten grenst. Uit 'zuinigheid wilden do autoriteiten niiet toestemmen in het aanstellen van nog e enige nach twakers (die direetic van, 'heit museum wensohte als minimum negen nachtwakers). De autoriteiten verzetten zidh ook Pit zuinigheids* overwegingen tegen het Ikten bran? den van eenige electrisdhe lampjes om het toezicht tc vergemakkelijken. De* •ze ^zuinigheid" heeft den 'dieven het werk zeer vergemakkelijkt. Zou het mogelijk zijn d'e schilde* rijen, inddein zij gevonden worden, in hun ouden toestand 'terug te bren* gejn? De leider van de afdeeling „restauratie" van het museum van Alexander 'III te Petersburg, Ofooio* VAN KUNST EN KUNSTENAARS DE LEIDSCHE No. 159. VERSTER-HERDENKING. In de Lakenhal te Leiden blijft nog tot Zondag 1'5 dezer de helft van het levenswerk van Floras Verster te bezichtigen:: het is niet waarschijnlijk, dat men ooit weer zooveel bijeen zal kunnen zien en wie van kunstwerken houdt en tot nu toe een bezoek aan Leiden verzuimde, zij daarom hier aan deze tentoonstelling herinnerd. Hoewel veel van Verster's werk mij jbekend was en ik nog onlangs in Utrecht de he r denking s *e xpo si tie in het Centraal Museum daar bezocht, he:b ik toch nog een groot uur in de Leidsche verzameling met onverslapte belangstelling doorgebracht. Er is misschien iets 'te veel voor den g-ewo* nen bc-zoeker: een tweehonderdtal werkstukken laten zich niet zoo gc* makkelijk met gelijkblijvende aan* dacht bezichtigen. Doch er kwam uit de handen van dezen man, die ook, zooals Verwey het nog eens in de inleiding ter tentoonstelling gezegd heeft, zulk een fijne geest was, niets dat niet om een of andere reden dc beschouwing waard zou zijn. Verstor heeft .als mcnsch cn als kunstenaar een gelukkig leven gehad. Men voelt dat 'in zijn werk, zooals het hier bij el* kaar 'hangt. Hij heeft kunnen experi* memteeren en zich kunnen laten gaan al naar zijn innerlijk leven hem het een of het andere oplei: met mate* rieele zorg had hij niet behoeven te kampen, en hoe het werk werd opge* nomen kon hem 'betrekkelijk omver* schil lig laten. Men weef dat „men" het werk pas in de laatste tien, vijf* tien jaar van zijn leven is gaan begee* ren. Zooheeft dan ook alles van Verster dat geheel hem eigene gehouden. Ieder ding? tot dc enkele etsjes toe die 'hij maakte, zijn documenten die hij als het ware slechts voor zichzelf schiep om er zijn momenteele gemoedstoe* standen in vast tc leggen. Van. buiten* gewoon belang lijken mij in het to* taakwerk Verster's portretten. En die zal men uit den aard der zaak niet zoo gemakkelijk meer tc zien krijgen» Er zijjn daar dingen onder, die geen der moderne jongeren hier te lande zóó hebben durven aanvatten en tot iets van belang opvoeren. Ik denk dan moig niet eens aan de portretten van mevrouw Vers ter of mevrouw Kröllcr, of dat van den, ingenieur Van Hcukelom, maar meer speciaal aan dat groote portret dat Vers-ter van zijn vriend Bremtmcr schilderde, cn dat mij voorkomt een gecultiveerder vorm tc wezen van wat een Ko* koschka in meer elementairen vonm gaf. E'en groote mate van omafhanke* iij.kbeid steekt m den steeds rijper wordenden kunstenaar maar ook een innige gevoeligheid voor tijdstroomin* gen, die hij geestelijk misschien al waarnam vóór dat hij cr resultaten bij anderen van gezien, had. Men kan bij hem niet spreken van invloeden die dc een, -of ander op hem hadjhoogstens van lichte beroeringen die in dc lucht ham* gende bestrovinigen hem kondien aan* doen. Hij leefde sterk naar binnen ge* keerd en werkte niet om tc produoee* ren alleen, doch slechts wanneer de geest vaardig was om een stuk van dat innerlijke leven een vorm te ge* ven door middel van zijn kunst. Daar hij die. als simipel métic-r beschouwd, volkomen beheerschte, is het niet daaraan tc wijten dat zijn levenswerk nog geen. vierhonderd schilderstukken omvat Voor oer» veertigjarige kunstenaars* is dat geem ovenweldi* gond aantak Doch laten wij voor het oogerïblik ons indét verder verdiepen in die inner* lijke motieven die Verster bij zijm ar* beid geleid hebben, cn tevreden zijn met wat en üooals hij het ons maliet. Men komt, met het "eerste doorgaand cr zoo gemakkelijk toe om zwaarwich* tigheden te zeggen, die toch per silot van rekening naast het werk komen tc staan en interpretaties gaan geven, waar ons oog dat mee wil voelen en genieten, geen behoefte aan heeft. Schilderkunst geeft voor den ont* vankelijken beschouwer een* louter visueel genot. Wie er meer uit wil le* zen vinidt meestaL zichzelf belangrijker dan het kunstwerk of verstaat de kunst van genieten slechts ten (halve. Nu geeft Verster's werk zooveel ge* not aan wie er zich tegenover plaatst en er zich aan geeft zonder eigenwijze kanbteekeninig of tekstverklaring. Ook de eenvoudigste geest kan opgaan in zijn kleur festijnen, als hij oloemcn en bladeren uitbundig laat juichen en dezelfde beschouwer kan genieten van de voornaamheid waarmee de schilder zich in/bindt, als hij een paar eieren in een mapje, een. thedbusje, een tinnen kan tot vertolkers maakt van wat die voorwerpen hem. onder een zekeren stand en een bepaalde belichting hebben aangedaan. De juiste en de groote waarde van Verster's werk zou die eenvoudige misschien pas zion. zoo hij er werken van anderen, met gelijksoortige voor* stelling naast kon stellen. En die niet immer voodhanden mogelijkheid, toont meteen de ijdeLheid veler woor* den aan, waaraan wij ons vaak bezon* digen als wij over kunstwerken spre* ken, zonder zc op z'n minst in dcn geest - te 'zien. Dan passen, vooral voor den leek, zoo vaak dezelfde ont* boezemingen, zoowel op den Delft* schen Vermeer als op onzen tijdgc* noot Zoo*en*Zoo, die meestal de nval* Hghcid van dc overeenstemmende frasen nog bovendien voor zoete koek op eet. Daarom, altijd maar weer: als wij met ons schrijven dc mensohen kunnen opwekken tot het gaan. zien van- wat ons die moeite waard dunkt... is het nut onzer bezigheid onbetwist* baar. Dat daadbij ook wel eens geiwe* zen zal worden op zaken die die moeite door hun tekortkomingen niet waard zijn, is klaar. Daar kunnen honderd brochures van bunstenaarsvereenigin* gen, die alle krittok tot onbetaalde ad* vertentóes voor hun leden wcnschen te maken, niets aan veranderen. Maar laten wij niet afdwalen en dat chapi* ter een volgend maal gezamenlijk doornemen. Dus: hdbt u de Leadsche tentoon* stelling nog niet gezien, stel het dan niét tot na 15 Mei uit, als de kosten van reis, tij'd en entree, u niet weer* houden» Die zijn echter gering, naar het mij lijkt, oor wat er geboden wordt. Er is van deze tentoonstelling een met zorg samengestelde catalogus gemaakt, waarvoor Albert Verwey een inleiding schreef. Daarin wordt heel fijnzinnig de f 1 guur*aIs*mcnsch van; Venster omlijnd. Maar ik zou over dat boekje zeker niets verder ge* noteend hebben als cr niet nog iets aan vast zat.Dat zijn de twaalf kleine afbeeldingen die er in werden opgc* nomen en die (het boekjt komt van de persen van Sijthoff) werden uitgevoerd in rotogravure op koper* diepdruk. Genoemde firma is verzot op dat procédé en. past het met sue* ces in haar periodieken toe. Het komt en kwam mij steeds voor dat het voor xeproduceeren van schilderijen absoluut verwerpelijk is en. ik bewaar nu dat boekje om die mcenimg tc sta* ven. 't Zijn lieve plaatjes maar alle toon verhoudin g n het origineel gaat kapoet. J. H. DF. BOTS. 4 Moi. 1927. witisj, heeft op déze vraag het vol# gende geantwoord: „Alles hangt er van af. hoe de geroofde gedeelten van dc doeken, door de dieven zijn behan* de ld. I ii'dden de misdladigcrs de 'uit* gesicdem doeken voorzichtig hebben opgerold met de verf naar burton, dan 'is dc mogelijkheid, dat de schH.de» rijen betrekkelijk wenig geleden heib* ben. tamel'ijlk groot. Dan zouden, die gedeelten zonder veel moeite aan de overgebleven, 'fragmenten gehecht kun nen worden. Hebben dc dieven, echter de doeken opgerold met de verflaag naar binnen dan, is het vrijwel zeker, dat de dunne verflaag gebarsten is en dat de verf h'ier en, 'daar zelfs 'is afe gevallen. De mogelijkheids dat de schilderijen zeer sterk hebben gele» den, is 'dan zeer groot. Dc diefstal in het museum van Sohoone Kunsten te Moskou heeft dc moodteak clijkhedd aangetoond, dé bc# waking van de musea te versterkten. Uit Petersburg komen nu berichten over dc versterking van de bewaking. Er wordt bij de 'Enmitagc een ïjvgewib« kcl'd stelsel van- naohttbewakinig uitge» werkt. Naast d'e bewaking op straat, wordt- er een (bónnen het gebouw in* gevoerd. NEDERLANDSCH-ÏNDISCHE KUNST TE PARIJS De tentoonstelling van Nedcrlandsch. Indische kunst, in het Pavilion óe Marsan te Parijs, zal Maandag 9 dezer des namiddags om half drie, worden geopend. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL HANDELSHUIS HET CENTRUM NIEUWE GRACHT 78 HAARLEM BETALING OOK IN OVERLEG INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. -Hét Licht" blijft bdanigwökk'einde lectuur bevatten. In nummer 27 een bijdrage over hot oefenen van het go* heugen, een. over Noorderlicht on duisternis en een over bestuiVing door insecten. Hot jvunrme-r beslui't met een* anti* kei over vliegtuigen en vKegtoohbeai. In dit artikel wordt nagegaan -hoe reeds sedert eeuwen „vliegen" hot hoogste ideaal van den mensch was. Vertier wordt dc ontwikkeling der luchtvaart geschetst. Alle vernuft is er op gespitst, eindigt de schrijver - raai het artikel, de heer L. v. d. Kal* lep, hot vliegen steeds voillgier, steeds gemakkelijker te maken, steeds lange* re afstanden te ovedbruggen, ous s'teéds nader te brengen tot het ideaal:, dat 'vliegen een voorrecht zsSl worden, dat on-dcr icdcirs bereik is waarbij, naar* mate dc afstanden krimpenonwe blik zóch zal vemui-men, cm oms nador zal brengen tot 'de groote vredes* ideecn die den oorlog dc eigenlijke oorzaak va.n dén. smellem groei der vliegtechniek, onmogelijk zal makc.n. Verscheidene afbeeldingen vcrüXichfen •het artikel. In ..Caeaüliia" venschHUénde he/v in neringen uit (het lev cm- em de loop* baan van Catfharina vam Re,rin.es. In Volksomtw^ukk ©li ng." oer» be* schouwing ove,r de vraag: Hbe ham de School en Werkfuin dienstbaar ge» maakt wordem aan hét onderwijs dc l.aglcrc School, van A. Bijke.nk. Schrijver ziet in den sahoolweriktuin vooral ecu instituut van bete eke* nis om aan dé schooljeugd de .kennks der matuur bij tc brengen op prraétóschc wijze. M. J. LangevcHd geeft zijm erva-riogen weer aamgaarydc het onderwas jn ibandteaatibcy,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9