HAARLEM'S DAGBLAD
NEDERLAND'S VRIJE STUDENTENLEVEN.
ZATERDAG 21 MEI 1927 j iERDE BLAD
Is een ander stelsel gewenscht?
EEN ENQUêTE.
I.
Onze lezers zullen zich herinneren dat
wi1 in ons nummer van 4 Mei een artikel
plaatsten van Dr. G. H. Mulder, onder
de titels .Engelsch en Hollandsch Stu
dentenleven. Vervult de Alma Mater
haar taak goed? Een vergelijking".
Dr. Mulder hield daarin een beschou
wing over het speciaal in de oudere En-
gelsche universiteiten (Oxford en Cam
bridge) gevolgde strenge discipline-stel
sel. De studenten wonen daar in de Uni
versiteitsgebouwen en zijn aan zeer
strenge regels gebonden, ook in het open
baar. Na een bepaald uur mogen zy zich
b.v. alleen nog maar in 't openbaar ver-
toonen als zij in „cap and gown" (baret
en toga) zijn. Overtreders worden ge
snapt door de z.g. „proctors" of hun as
sistenten, en bestraft, y
Tegenover het Engelsche stelsel van
zeer strengen tucht en toezicht op den
student staat het Hollandsche van vrij
wel volkomen vrijheid. Deze twee ver
gelijkend, meende Dr. Mulder dat aan
onze universiteiten „vele van de beste
bodems" schipbreuk lijden doordat niet
voldoende op hen gelet wordt, doordat
zij geen steun vinden als zij daaraan de
behoefte gevoelen, en maar aan hun lot
worden overgelaten. Hy opperde daarom
de wenschelykheid van de invoering van
studentenhuizen, na de vraag te hebben
gesteld of de Alma Mater wel voldoen
de lieve moeder was, of zy wel voldoende
haar taak vervulde.
Na de publicatie van het bewuste ar
tikel zonden wij d.d. 9 Mei een schrij
ven van den volgenden inhoud aan een
aantal bekende stadgenooten:
„Wij meenen dat dit onderwerp,
en de wijze waarop Dr. Mulder het
behandeld heeft, van dusdanige in
teresse zijn dat de openbare zaak ge
diend zou worden als er een en
quête over gehouden werd. Daarom
richten wij ons In dit schrijven,
waarbij wij een afdruk van het arti
kel van Dr. G. H. Mulder insluiten,
tot u, een aantal bekende Haarlem
mers die uw wetenschappelijke stu
dies aan een onzer Universiteiten vol
bracht hebt, en verzoeken u vrien
delijk om in 't kort de volgende vra
gen te willen beantwoorden:
le. Bent u van meening dat het
in ons land aan de Universiteiten
heerschende stelsel, dat schier on
beperkte vrijheid voor den stu
dent inhoudt, herziening behoeft?
2e. Zoo ja, gelooft u dan dat ver
betering bereikt zou kunnen worden
door geheele of gedeeltelijke navol
ging van de te Oxford en Cambridge
heerschende stelsels van discipline,
of door de invoering van „studenten
huizen", zooals Dr. Mulder die op
pert?
3e. Welke toelichting van uw stand
punt wenscht u te geven?
Onze bedoeling is om uw ant
woord op deze vragen te publiceeren.
Wy stellen ons voor dat het resultaat
van deze enquête belangrijk zal zyn
omdat het een duideïijken indruk
zal geven van hetgeen in de tot oor-
deelen best-bevoegde kringen óver
f dit interessante vraagstuk wordt ge
dacht.
Bij voorbaat danken wij u voor uw
welwillende medewerking in deze
aangelegenheid
Het spreekt vanzelf dat het ons onmo
gelijk was om deze enquête uit te brei
den tot alle gestudeerde Haarlemmers,
of zelfs maar tot allen die naar onze
meening zich voor dit onderwerp zouden
interesseeren. De lyst zou veel te lang
worden en het zou onmogelijk zijn om
alle antwoorden te publiceeren. Zoo
hebben w'j ons, wat het onderwijs be
treft, moeten bepalen tot de directeuren
van de Middelbare Onderwys-instellin-
gen en enkele hoogleeraren, en verder
advies gevraagd aan een beperkt aantal,
leden van verschillende studieberoepen
medici, predikanten, advocaten, inge
nieurs, apothekers. Op volledigheid ten
aanzien van diegenen, die in de stad
Haarlem bevoegd zijn om over ditt on
derwerp hun oordeel uit te spreken, kan
onze enquête dus niet bogen. Maar d(
antwoorden, die wij van een groot aan
tal vooraanstaande Haarlemmers hebben
ontvangen, geven een zeer belangwek
kend overzicht en bevatten veel dat de
overdenking ten volle waard is.
Het is niet mogelijk om alle ontvan
gen antwoorden ineens op te nemen.
Wij zullen er eenige vervolgartikelen aan
moeten wijden.
De serie der tot dusver ontvangen
tientallen antwoorden zij geopend met
de brieven van een drietal te Haarlem
wonende professoren. Wij zullen z<
daarna in willekeurige volgorde geven.
VAN PROF. DR. EüG. DUBOIS.
Tn antwoord op uw schrijven d.d. 10
dezer moge ik u mededeelen:
lo. dat, naar mijne meening, het in
ons land aan de Universiteiten heer
schende stelsel, dat groote vrijheid voor
den student inhoudt, geen herziening
behoeft.
2o. dat derhalve geheele of gedeeltelij
ke navolging van de te Oxford en Cam
bridge heerschende stelsels van disci
pline of invoering van „studentenhui
zen" door mij onnoodig worden geacht.
3o. Zulk een navolging acht ik ook on-
gewenscht, omdat die Engelsche stelsels
en „studentenhuizen" in stryd zün met
onzen volksaard. De ervaring heeft ge
leerd, dat de door onze Universiteiten
afgeleverde geneeskundigen, rechtsge
leerden, wis- en natuurkundigen, letter
kundigen over het geheel, in geen enkel
opzicht voor hun onder de Engelsche
stelsels opgeleide vakgenooten behoeven
onder te doen.
EUG. DUBOIS.
VAN PROF. DR. G. C. VAN WALSEM.
Uw gewaardeerde uitnoodiging om
mijn meening te zeggen over de vragen,
die gij naar aanleiding van het artikel
van myn voortreffelijken vriend Dr. G.
H. Mulder hij weet. hoe hoog ik hem
acht opgesteld hebt, beantwoord ik
per omgaande, omdat, al dacht ik er lan
ger over, ik niet verder zou komen. Men
zoude over dat onderwerp een grondige
studie moeten maken en dan zoude men
vermoedelijk nog tot zeer vage besluiten
komen. Ik denk, dat de verschillen in de
inrichtingen voor het Engelsche en het
Hollandsche studentenleven zoo nauw
met den aard van de betrokken volken
verbonden zijn, dat de historische nood
zakelijkheid voor mU duidelijk voelbaar
schijnt. Daarom geen enting van Engel
sche loten op onzen stam. De controle
gesteld al, dat zij nuttig was is bij
enze moderne vervoermiddelen, wat het
dagebjksch leven betreft, uitgesloten. In
Leiden woont de helft en in den Haag en
in Delft twee derden of zoo iets. Er gaan
heel wat menschen „verloren" (juister
gezegd, bereiken het doel niet. waarvoor
zy aan de Universiteit kwamen), maar
dat dit „vele van de beste bodems" zijn,
moet ik betwijfelen. En wordt aan de
Engelsche Universiteiten meer bereikt
dan hier? Zijn de Engelsche afgestu
deerden beter dan de onzen? Ik geloof
er geen steek van. Een oud familielid
van mij, die al tientallen jaren in En
geland woont, spaart steeds haar kwalen
en gebreken op om die, als ze eens over
komt, door Hollandsche geneeskundigen
te laten opknappen. En wie doen meer
voor de hygiëne (om maar één punt te
noemen), wij in Indonesië of de Engel-
schen in Voor-Indië? Wij, onvergelijke
lijk. Zoolang onze vrijheid deze vruchten
oolevert, houden wij het daarmede, ook
ftl zag ik die vrijheid gaarne wat meer
geleid door „heilige banden". Ik heb aan
verschillende gymnasia en in de laatste
jaren aan de eerste H. B. S. te Haarlem
voor de jongens, kort voor hun eindexa
men. een voordracht gehouden in „le
venshouding". Daar hebben wy elkander
eens goed in de oogen gekeken. Maar
verder moet de leidende kracht, ook voor
den student, blijven uitgaan van het ge
zin. aDt is 't zeewater, waarin de parel,
zelfs als zij troebel geworden is, d(
gians en helderheid verzekerd is.
Mij zyn in herinnering twee voorbeel
den van een of andere controle in den
;eest> als hier bedoeld wordt. Vroeger
werden de aanstaande militaire artsen,
toen de opleiding nog uitsluitend in Am
sterdam geschiedde, door officieren van
gezondheid gecontroleerd, en aan de
veeartsenijschool -- nu veterinaire facul
teit waren de leerlingen gedeeltelijk
„intern". Dat is alles komen te vervallen
en ik weet niet, dat iemand dit ooit op
goede gronden beklaagd heeft. De lei
ding blijve aan het gezin en aan de stu
denten zeiven. En we zien toch, dat ver
schillende vereenigingen, meestal met
een godsdienstig cachet, daarbij nuttig
werkzaam zijn.
G. C. VAN WALSEM.
VAX Prof. Dr. ANNE ANEMA, LID VAN-
DE EERSTE KAMER.
In antwoord op uw schrijven van den
lOden dezer gaarne het volgende:
In het algemeen en in beginsel ben ik
geneigd, in te stemmen met de hoofd
strekking van het betoog van Dr. Mulder
en uw eerste vraag In bevestigenden zin
te beantwoorden.
Op uw beide andere vragen een eenigs-
zins concreet en toch kort antwoord te
geven, 6chfjnt my zeer moeilijk. Over het
Engelsche 6telsel durf ik uit. gebrek aan
konnis van de bijzonderheden geen oor
deel uit te spreken. Wat de zaak zelf als
zoodanig betreft zal men eerst nauw
keurig moeten onderscheiden tusschen
de inteEectueele zijde en de moreel-so-
ciale zijde der kwestie. Wat de eerste be
treft zal men moeten rekenen met het
principieel onderscheid tusschen het ka
rakter van het universitair onderwijs cn
dat. van het voorbereidend en lager on
derwijs; het eerste moet geworden tot in-
tellectueele zelfstandigheid, het andere
niet, het heeft alleen kennis bij te bren
gen. Daardoor is voor de studenten een
groote mate van vrijheid onmisbaar.
Maar daarmede is nog geen onbegrensde
vrijheid gerechtvaardigd. Waar hier de
juiste grenzen liggen en hoe deze te ver
wezenlijken is een zeer moeilijke vraag
van academische paedagogiek.
En wat de moreel-sociale opvoeding
of, als men liever wil, leiding der stu
denten betreft, komt men dadelijk voor
de principieele vraag tc staa.il óf cn zoo
ja. in hoeverre, de Universiteit als zoo
danig in dit opzicht een roeping heeft.
Repressieve tucht is onmisbaar, maar
hoever moet zU gaan? Moet er ook pre
ventieve tucht zyn? Zoo ja, door welke
middelen, op welken grondslag? Welke
universitaire organen zouden haar moe
ten beoefenen? En zoo zijn er tal van an
dere vragen, op welke ik geen kans zie
te antwoorden zonder te vervallen in
uitvoerige beschouwingen, die mij veel
te ver zouden leiden.
Hei onderwerp is zeker waard, dat er
meer aandacht aan worde besteed, dan
thans veelal geschiedt. Maar het zit vol
met theoretische en practische moeilijk
heden, die men alleen door een metho
disch onderzoek zou kunnen te boven
komen.
ANEMA.
VAN JHR. Mr. J. W. G. BOREEL VAN
HOGELAXDEN. OUD-BURGE
MEESTER VAN HAARLEM.
Naar aanleiding van de in uw schrij
ven d.d. 10 dezer aan mij gerichte vra
gen in verband met het artikel van Dr.
G. H. Mulder in Haarlem's Dagblad over
Engelsch en Hollandsch Studentenleven
heb ik de eer u daarop het volgende te
antwoorden:
ad lo. Overtuigd van de wenschelijk
heid van herziening der onbeperkte vrij
heid in het studentenleven, acht ik het
een gelukkig verschijnsel, dat de ban
deloosheid uit myn studententijd (1870
T7niet meer bestaat;
ad. 2o. voor een groot deel is dit mede
te danken aan het werk der N. C. S. V
(Nederlandsche Christen Studenten Ver-
eeniging;
ad 3o. Aangezien de N- C. s. v. na mijn
studententijd is opgericht, kan ik niet
beoordeelen, of zij in alle opzichten vol
doet Over het algemeen geloof ik, dat
men uiterst voorzichtig meet zyn met
het overbrengen van vreemde planten op
onzen bodem, in dit geval met het in
toepassing brengen van elders tot ont
wikkeling gekomen stelsels.
BOREEL VAN HOGELANDEN.
VAN Ir. W. C. G. H. VAN MOURIK
BROEKMAN, DIRECTEUR VAN HET
GEMEENTELIJK LYCEUM.
Naar het mij voorkomt, behoort by de
beantwoording der eerste vraag, gesteld
in uw schrijven van 10 dezer, onder
scheid gemaakt te worden tusschen de
regeling der studie en de levenswijze der
studenten. Mijn meening in hoofd
zaak steunende op ervaring omtrent de
studie aan de Technische Hoogeschool te
Delft is:
Vraag 1. De regeling van de studie is
m.i. te vrij; er is geen voldoende band
tusschen Universiteit en student. Dez-
wordt niet genoeg geprikkeld tot het re
gelmatig verdeelen van zijn studie en tot
plichtmatig werken. Meer controle op
college- en laboratoriumbezoek, en voor
zooverre mogeiyk, ook op de vorderin
gen in de verschillende vakken, schijnt
mij voor het mecrendeel onzer studenten
gewenscht.
De thans bestaande vrijheid van levens
wijze buiten de college-uren behoort m.i.
gehandhaafd te worden. Het is niet te
ontkennen, dat de gemiddelde student,
van die vrijheid een minder goed,, ge
bruik maakt. Dit zal m.i. echter véran
deren als de Universiteit den weg weet
te vinden, de studie m bovenbedoelden
zin te regelen. Wat het verkeerde ge
bruik van den vrijen tyd betreft, dient
onderscheid gemaakt te worden tusschen
corpsleden en niet-corpsleden. In het
corpsleven dat onschatbare voordee-
len kan bieden en ten deele ook biedt
staat verstrooiing en genieting m.i.
zeer op den voorgrond, en wordt de
eigenlijke studie te zeer als bijzaak be
schouwd.
Vraag 2. Een stelsel van opvoeding en
discipline als o.a. in Oxford en Cam
bridge bestaat, schynt mij niet overeen
komstig onzen volksaard en voor onze
jeugd niet opvoedkundig. Een groot deel
der Engelsche studenten heeft de mid
delbare school jaren op een kostschool
doorgebracht. Het verblijf in een studen
ten-tehuis sluit hierby min of meer aan.
Onze jongelui, die in de middelbare
school jaren een groote mate van vrij
heid hebben genoten, zouden zich in
;tudenten-huizen als in Engeland be
staan. niet op hun plaats gevoelen.
Mag ik tot slot nog de opmerking ma
ken, dat onze Universiteiten bezocht
worden door vele jongelui, die er, noch
door capaciteiten, noch door ambitie en
werklust, thuis behooren en dat daarin
een gedeeltelijke verklaring ligt van het
groot aantal mislukkingen. Indien aan
ónze Universiteiten uitsluitend jongelui
studeerden, die er behoorden, zoü wijzi
ging van het thans geldende systeem
m.i. noch noodig, noch wenschelijk zyn.
H. v. MOURIK BROEKMAN.
VAN Mr. J. D. PASTEUR. RECHTER
IN DE ARRONDISSEMENTS
RECHTBANK.
Vooropstellende dat hetgeen hierna
volgt niet is een vrucht van langdurige
studie, doch meer her, resultaat van een
korte overdenking, wil ik gaarne voldoen
uw verzoek om nujne gedachten te
geven over het door den schrijver van
het onderwerp ..Engelsch en Hollandsch
Studentenleven" te berde gebrachte.
Vraag 1: De ervaring heeft m.i. niet
geleerd dat een beperking van wat in de
vraag genoemd wordt „schier onbeperk
te vrijheid" noodig is.
Vraag 2: Een stelsel van discipline, als
men daaronder verstaat een toezicht op
en regelen van het persooniyk leven van
den student, acht ik uit den booze.
Toelichting:
Ad 1. De student is niet alleen aan de
Universiteit om zich te bekwamen voor
zyn toekomstige betrekking, doch ook,
en dit niet in de laatste plaats om het
leven in zijn vollen omvang te zien en
mede te leven. Denk aan den man die
door zyn betrekking geroepen is in de
tropen „in de rimboe" te leven; aan den
man die als geneesheer op een klein af
gelegen dorp onder wellicht minder in
tellectueel ontwikkelden zUn leven zal
hebben te slijten; aan den man die aan
het hoofd van een departement staande
regelingen heeft te ontwerpen van maat-
schappelyken aard, en aan zijn opge
dane ervaring niet het allerlaatst heeft
waarvan die regeling heeft te «Benen, van
eigen zien kan beoordeelen; aan den
man die als hoogleeraar geroepen zal
zijn studenten te leiden, en daarvoor in
de eerste plaats noodig zal hebben de
gevaren waarvoor hij zal meenen te moe
ten waarschuwen, van naby te kennen.
Voor hen allen zal een tyd van „onge
breidelde vrijheid" niet alleen een duur
zame herinnering zyn waarop zij lang te
ren. tevens zal die genoten vrijheid hen
in staat stellen met ruimer blik en meer
kennis van het leven datgene te beoor
deelen dat te hunner beoordeeling wordt
gegeven.
Ad 2: Het moge waar zyn dat eenigen
op hun studentenleven niet zonder leed
terugzien als op een tyd van mislukking,
daartegenover staan zoo velen die juist
door het medeleven in het volle leven in
staat zyn gesteld in de maatschappij "de
vele ondeugden te bestrijden die z j heb
ben leeren kennen.
Komt niet het groote kwaad waarop
de schrijver doelt, voor in alle grootere
plaatsen? Vindt men dat niet evengoed
onder jongelui die b.v. als volontair op
groote kantoren werkzaam zUn? Altyd
zullen er gevonden worden die hun voor
keur geven aan buurten als „de Pyp"
doch dat zijn niet alleen studenten, maar
evengoed anderen. Waarom dan voor
studenten een disciplinestelsel in te voe
ren. en voor die anderen niet? Het licha
melijk en geestelijk welzijn van een stu
dent is toch niet een meer kostbaar goed
dan dat van een bank-volontair!
Studentenhuizen kunnen wellicht eenig
voordeel opleveren, doch de vraag is ge
wettigd of er niet een gevaar steekt in
het byeen brengen van vele uit den aard
der zaak gelijk gezinden: juist de jonge
impressionabele leeftyd is zoo geneigd
te vervallen tot „admiration mutuelie"
waartoe dit samenwonen aanleiding ge
ven kan.
Die wil kan genoeg families vinden die
hem veroorloven zullen in hun kring dien
omgang te zoeken die van zelf sprekend
op hun studentenkamers ontbreekt.
Ten slotte: Het zyn niet de minste on
der de broederen die niettegenstaande de
vele verleidingen die bedoelde onbeperk
te vrijheid oplevert, door eigen kracht
tot nuttige leden van de maatschappij
zyn geworden.
J. D. PASTEUR.
VAN Ir. Cl' Cr. CFAMF.R, TO y.\N DE
TWEEDE KAMER.
Vraag 1. Ja. eenige beperking van de
thans genoten vrijheid acht ik van be
lang.
Vraag 2. Een geheel of gedeeltelyke
navolging van de te Oxford en Cam-
brige heerschende stelsels van discipline
acht ik minder gewenscht, omdat n-mm.
het karakter van het Nederlandsche volk
zich tegen dergeiyke stelsels zal verzet
ten. Door de invoering van „studenten
huizen" zullen misschien goede resulta
ten kunnen worden bereikt. Als ik my
niet vergis, heeft reeds of te Delft, of te
Leiden een plan bestaan tot het oprich
ten van studentenhuizen. Deze studen
tenhuizen zouden echter m.i. door de
studenten zelf moeten worden beheerd.
Korte toelichting van mijn standpunt:
Tengevolge van de gToote vryheid, die
de studenten genieten, mislukt een vrij
groot deel en met het oog hierop acht ik
het van belang die vryheid eenigszins te
beperken. In hoeverre dat mogelyk
is niet in enkele woorden te zeg
gen-
Het Engelsche systeem is n.m.m. hier
aan de universiteiten niet door te voe-
m.
Meerdere bemoeienis van de zyde de:
hoogleeraren met de studie der studen
ten acht ik van belang. Tengevolge van
het groot aantal studenten is het con
tact tusschen hoogleeraren en studen
ten verloren gegaan, wat te betreuren is
Getracht zal moeten worden dit contact
op een of andere wijze te herstellen.
Van meer belang is, dat de studenten
zelf leeren inzien, dat zy van de hun
gegeven vryheid een goed gebruik die
nen te maken. In de studentenwereld
zelf zal zich een krachtige stroom moe
ten vormen, die zich keert tegen allerlei
uitspattingen en tegen het misbruik ma
ken van de vrijheid, die in de studenten
maatschappij in zoo'n hooge mate be
staat.. De studenten zullen moeten in-
7,;en, dat in hun maatschappij ook geen
onbeperkte vryheid mogelyk is.
Ik geloof, dat meer zal worden bereikt,
door op de studenten zelf in bovenge-
noemden zin invloed uit te oefenen, dan
door het nemen van allerlei min of meer
strenge disciplinaire maatregelen.
ten sneuvelen zullen het dan meer doen
om der studie wille, dan om redenen
welke elders te zoeken zyn, hetgeen my
een juistere selectie toeschijnt. Vryheid
buiten de collegezaal komt raU voor een
natuurlijke ultgroeiing te zijn van de.
vooral in den tegenv/oordigcu tyd reeds
groote vryheid van den Burgerscholier en
Gymnasiast; de thans bestaande stuciie-
vrUbeld aan de universiteiten is voor ve
len een te plotselinge verlossing uit het
keurslijf van het schoolsche huiswerk.
Wat mer contact van profesoren en
studenten, wat meer controle op de stu
die der studenten zal een geleidelijker
overgang helpen vormen tot het zelf
standige en zelfzoekende werken van
den lateren man.
In de studentencorpsen zelve worden
speciale avonden in den groentijd gege-
vn waar de „fceten" op de gevaren van
Let studentenleven wordt gewezen en
ouderen staan steeds gereed de juniores
een weg te wyzen. alles teekenen van
een goeden geest.
En nu de klacht over de „Jan Studen
ten". Zeker er z'Jn nog wel ..schreeuwers"
naar zy zyn niet langer de baas, trou
wens In myn tyd ook reeds niet.
Toen keek men reeds op naar men
schen (en do toekomst bewees terecht)
als Vissering, den president der Ncder-
l'.ndsche Bank. Herman Coster (die in
Transvaal voor de zaak der Boeren ge
sneuveld is) en Zimmerman, die den
I augiasstal in Weenen gereinigd heeft.
Dat dit meerdere contact ock eo:i I De druktemakers op „de Kroeg" die op
gunstigen invloed op de wyze van ge- 'een avond het hoogste woord voerden,
bruikmaking van de levensvrijheid zaljladden op een moment succes, maar
Ir. Ch. G. CRAMER.
VAN Ir. F. GRAAF VAN RAXDWIJCK,
DIRECTEUR VAN DE GEMEEN
TELIJKE DUINWATERLEIDING.
Gaarne geef ik hieronder gevolg aan
uw verzoek van 10 dezer.
De jongeling zal na beperkte vryheid
tydens de schooljaren, tot en met die
doorgebracht op H. B. S., Gymnasium en
wat daarmee geiyk is gesteld, eenmaal
onbeperkte vryheid moeten genieten.
Voor de karaktervorming komt het my
oor, dat deze vryheid in tegenstel
ling met discipline moet worden ge
noten tijdens de studiejaren aan de Uni
versiteit.^ opdat de academisch gevormden
vrijheid gewend zyn, tot mensch ge
vormd zyn, alvorens In de maatschappy
te treden.
Uw eerste vraag wordt dus ontkennend
door mU beantwoord.
Ir. F. v. RANDWIJCK.
VAN Ir. W. J. BURGERSDtJK
DIRECTEUR VAN DE N.Z.II.T.M.
In antwoord op uw vragen het volgen
de:
lo. Ja ik geloof dat eenige wyziging
wel wenschelijk is. Of deze echter in Stu
dentenhuizen gezocht moet worden, be
twijfel ik. De samenbrenging van velen
van een zelfde kunne verhoogt in 't al
gemeen niet het peil.
Wyziging is m.i. eerder te zoeken tn
een inniger contact tusschen professoren
studenten, als men wil dus tn een
soort studiecontroV, waardoor een regel-
uitoefenen en tegen excessen zal meehel
pen tc waken, kan de waarde dezer vrij
heid niet anders dan verhoogen.
W. J. BURGERSDIJK.
VAN Ir. W. VAN DORP. RECTOR VAN
HET CHRISTELIJK LYCEUM.
In antwoord op uw brief d.d. 10 dezer
diene het volgende;. z
Een van de belangrykste dingen, die
de studententyd geven kan. is het goed
leeren gebruiken van de vrijheid.
Evenmin als op den oceaan zijn het
de beste bodems", die den strijd met de
moeilijkheden nier. kunnen volbrengen.
De academische vrijheid veroorzaakt een
selectie van de in algemeen opzicht meer
waardigen. Meer bescherming van de
zyde der Universiteit zal het peil der af-
sl.udeerenden verlagen.
Wellicht moet men de schuld voor
sommiger mislukking zoeken, niet aan
d? Universiteit, maar by voorbereidende
school, die „tot hun eindexamen de leer-
Tcgen teugel en zweep (doet) voelen" en
hen dus niet behoorlijk toerust voor, op-
\cedt tot de taak, die hen wacht.
Eet Engelsche opvoedingsstelsel ver
schilt zoo volkomen met het onze dat
het irrationeel zou zyn, het voor een
deel van het onze te willen navolgen.
Ziehier eenige redenen, waarom ik geen
herziening wenschelijk acht van onze
i niversitaire opvoeding.
Dc stichting van Studentenhuizen, in
den geest van het hospitum der Vrije
Universiteit te Amsterdam, van die van
de Doetinchemsche stichtingen en nog
andere, die in Nederland reeds bestaan,
zou, by handhaving van groote persoon-
1 !ke vryheid der bewoners, zeker aanbe
veling verdienen.
VAN DORP.
en had hen spoedig „door" en bijzon-
deren Invloed hadden zij niet en zoo is
Let nu nog!
Er is tusschen Engeland en Nederland
nog een verschil en wel dit dat over zee
alle studeerenden uit één maatschappe
lijke klasse komen. waartegenover de
studenten hier te lande gcrecruteerd
worden uit verschlilende lagen der maat
schappij.
Gevolg van de invoering van studen
tenhuizen zou dus onvermUdelyk zyn een
entstaan van verschillende soorten hui
zen waar de studiosi naar de kracht van
hun beurzen ondergebracht worden. Men
zou dus krUgen een scherpe groepeering
en geprovoceerde wrijving onder elkaar
van verschillende groepen, veel sterker
dan tegenwoordig, nu de enkelingen
naast elkander leven en elkaar met rust
laten. Er zou dus veel meer versnippe
ring ontstaan dan nu.
Een greot bezwaar van Dr. Mulder's
stelsel is dat men alleen de sprong tot
een volgende heg uitstelt en dat de over
gang van gebondenheid tot vryheid een
voudig eenige jaren verplaatst wordt met
het groote bezwaar dat dan uit dc stu
dentenwereld op de maatschappy losge
laten wordt een jonge man die geen vry
heid heeft gekend, zijn karakter minder
heeft leeren vormen, minder menschen -
kennis heeft opgedaan, die dus ln die
maatschappy veel weerloozer en onhan
diger staat, dan de student, die reeds
eenige jaren op eigen beenen heeft lee
ren staan.
MUn conclusie is dus: geen studenten
huizen en geen toezicht, wat oyd-gewor-
den schooljongens kweekt, geen remming
maar mie ontplooiing, geen knellend
studentenhuis maar de vrije levensschool
daarbuiten.
Dan komen tiit de studentenwereld ka
rakters, mannen met een breeden kyk,
waaraan juist onze maatschappij thans
zoo'n groote behoefte heeft!
Mr. H. Ph. VISSER 'T HOOFT.
VAN DS. A. BINXERTS Sz.
VAN Mr. n. PH. VISSER 'T HOOFT.
Met genoegen wil ik aan uw verzoek
Aan de uitnoodiging van uwen hoofd- voldoen en een paar kantteekeningen
redacteur om myn meening te zeggen schrijven by het sympathieke stuk van
over de quaestie, aangesneden in het Dr. G. H Mulder over „Engelsch en Hol-
stuk van Dr. G. H. Mulder betreffende 1 r-dsch Studentcleven".
het Hollandsche en Engelsche studen'en- Over zyn uitgangspunt: het bedenke-
lcven, vcldoe ik gaarne. Ik ken het Hol- 3 :ke van de absolute vryheid van„ den
landsche academieleven in twee fases Nederlandse hen student, zal onder der
de eerste uit eigen ondervinding nu vyf /':e kundigen wel geen verschil van ge
en dertig jaar geleden en de tweede, de
tegenwoordige tijd door drie zoons, die
in Leiden en Delft studeerden respectie-
vely'k studeeren.
Al dadelyk dient vooropgesteld dat het
studentenleven in den kaatsten tyd ge
heel van aard veranderd is.
De voor-oorlogsche student was een an
dere dan de tegenwoordige en de men
taliteit heeft zoo'n wyziging ondergaan
voelen bestaan. De overgang van gym
nasium of II. B. S. naar de universiteit
is verbluffend. Wie, zooals ik, van een
1 vovlnciestad plotseling als student te
Amsterdam komt, waar hy niemand kent,
heeft het gevoel van een kat in een
vreemd pakhuis, dat helaas voor menig
een een gevaariyk pakhuis blijkt te zijn.
In het algemeen bekommeren de profes
soren zich om hunne studenten niet. Een
dat de „Flanor" van Klikspaan en zyn mijner vrienden vergeleek eens onze
vrienden geheel verdwenen is en een jon
ge wereldburger daarvoor in de plaats is
gekomen.
De student van voorheen stond (met
zyn vrienden) „auf einsamer Höhe" en
keek van uit die hoogte min of meer ge-
i ngsehattend en mede'ijdend op liet
overige deel der menschheid „het ploer
tendom" neer. De student van tegen
woordig is veranderd in een meer maat
schappelijk meevoelende wereldburger,
een jonge man met meer verantwoorde-
lUkheïdsgevoel dan vroeger, waarvan hy
zich in de laatste schooljaren reeds be
wust wordt.
De student van nu is meer filosoof, en
ernstiger, door het beleven van de ellen
de van den wereldoorlog, dan zyn vroe
gere standgenoot, die meer onbezorgd
daarheen leefde.
De tegenwoordige student heeft aller
minst noodig een studentenhuis en een
stelsel van tutors, proctors en bulldogs,
dat aldra aanleiding tot ernstige wrijving
zou geven.
Dwang is hier absoluut onnoodig en
onpractisch, ja zelfs gevaariyk. en een
dergelijk systeem met mannelyke kinder
juffrouwen zou het tegenovergestelde
uitwerken, en de jongelui uit den band
doen springen, alleen al uit protest te
gen het aanranden van de vrijheid.
Geen kazerne met discipline, maar een
leven met zelftucht daarbuiten!
Neen, de kunst om ethisch goede
menschen te maken zit niet in de dwang
van buiten, maar in de drang van bin
nen uit, uit de studentenmaatschappij
zelve.
Geen broeikas maakt stevige planten,
maar zet de bloemen ln de buitenlucht
en ge krijgt winterharde exemplaren, in
casu jonge mannen met karakter.
Geen uniforme scholieren van één ty
pe, maar onderscheidene persoonlijkhe
den. die zich vry kunnen ontolooien naar
eigen aard en aanleg, waartoe hun juist
ln dit ty'dperk ran hun leven alle rnoge-
ly'kheden geboden worden.
Is er een tyd geweest waarin de pyp
te Amsterdam en de Kamp te Leiden een
belangrijke rol in 't studentenleven al
thans van velen) speelde, een tijd dat
niet alleen „het koffievrouwtje" achter
de Haarlemmerstraat te Leiden bezocht
werd. die tyd is nu voorby en de mora
liteit onder de studenten staat thans
;ekcr niet op lager peil dan die van hun
jeargenooten in de K. M. (kille maat
schappij). Uit de studentenwereld zelve
zyn allerlei bewegingen gegroeid als de
N. C. S. V en V. C. S B.. die een uit-
ncmenden invloed op het leven der stu
diosi hebben. Er is zelfs een internatio
nale beweging die studenten van alle
landen vereenigt en voor behoeftige stu-
•genocts:: buiten do landspalen cdd en
kleeren bycenbrengt, zoo ook steentjes
matiger collegebozoek en een bete:
te danken dat liy zoo eel van de maat- sultaat der studie verkregen zullen kun- bijbrengende tot 't gebouw van der. alge-
schappelijke kwalen ter voorziening nen worden. Zy die aan de Universitei- meenen wereldvrede
hoogleeraren met walvisschen, die op
rangegeven uren hunne geleerdheid op-
spot: wij kwamen dan om een petje
vol op te vangen. Maar of wy kwamen,
daarop werd. vooral in de faculteiten
met vele studenten, niet gelet. En buiten
de college-uren was het als in den tUd
der Rlchteren: ieder deed wat goed was
in 7.yne oogen. Dat deze absolute vrij
heid groote gevaren met zich brengt en
dat menig jong leven aan de academie
is te gronde gegaan, is van droevige be
kendheid.
Wat te doen om die gevaren te be
zweren?
Studentenhuizen? Discipline?
In een stad als Amsterdam Is discipline
wel onmogelyk. En in de kleinere univer
siteitssteden zal dc discipline wel op
mateloos verzet stuiten. Bovendien be
reikt de controle niet veel. In myn stu
dententyd werd het verhaal overgeleverd
dat een Doopsgezind professor Am
sterdam was teen nog een provinciestad
bij tyd en wijle des avonds er op uit
ging om te controlceren of zyne stu
denten wel op hunne kamers waren. Het
gevolg was verrassend: wanneer zy uit
gingen, lieten zU het licht branden, ter
geruststelling van den professor!
Maar studentenhuizen.
Is het mogelyk, daarvan het kostschool
achtige ver te houden? Kan daar de
.gulden vryheid" en die zijde is toch
ook aan de vryheid tot h«ar recht
komen? Kan daar een Jong mensch
"'.elf' worden?
Voordat ik gerustgesteld ben omtrent
de gevaren aan studentenhuizen verbon
den. zou ik de gevaren van het vrye stu
dentenleven niet ran buiten af, maar van
binnen uit willen bezweren.
Ik zal wel niet de eenige vadèr zyn,
die een uur rustig en ernstig met zijn
zoons heeft gesproken over het student-
zyn. voordtt hy '-•en liet heengaan.
We'k een voorrecht, als de jonge stu
dent Zaterdags en Zondags „thuis" kan
komen. „Men leeft als student feitoiyk
van de lucht, die men thuis heeft inge
ademd". zeide mU eens een student.
Het lidmaatschap van een studenten-
vereeniging, acht ik van groote bcteeke-
nis. Ook omdat men daar licht enkele
„vrienden" vindt, die vrienden biyven
voor het leven.
En dat last not least de levens
beschouwing, die men medeneemt raar
de academie, van groote, van fundamen-
tee'e beteeken is is. behoeft geen betoog.
Men kan het gunstig of minder gun
stig treffen. Men kan een hoogde--ar
vinden, van wlen bezieling u'tsraat. ;Tftn
kan ook ongelukkig zün in het corps of
het dispuut dat men vindt.
Maar wie naar vermogen zijn zoon of
dochter !nner!i.i); wapent togen de geva
ren der vrijheid, mag m.i. gemoedigd
hem of haar laten gaan, op hoop van
A. BINNERTE Sr.