HAARLEM'S DAGBLAD DE GROOTEN DER HISTORIE.. Haarlemmer* Halletjes. ZATERDAG 11 JUNI 1927DERDE BLAD George Stephenson, 17811848. Voornaamste uitvinder der spoorwegen. groote energie, en zulke jongens wor den altijd opgemerkt. Stephenson kwam er door eigen kracht. Hij klom in den technischen dienst van de mijnen tot een ingenieursfunctie op en trok toen sterk de aandacht van de mijneige naars door een verbetering van de „vuurmachine" van Newcomen en een dito aan de mijnpomp. Dat waren prac- tisch zeer bruikbare dingen, en toen Stephenson enkele jaren later begon te experimenteeren met een locomotief voor het kolenvervoer van de mijn wer den zijn proeven door de directie fi- nanciëel gesteund. Er waren al veel eerder locomotieven gebouwd, althans door stoom gedreven voertuigen. Reeds in 1770 bouwde de Fransche genie-officier Nicolas Cugnot zijn „stoomwagen", maar hij beëindig de zijn proeven toen hij er een tuin muur mee omver had gereden en een belangrijke schadevergoeding moest be talen. Hem volgden: in 1785 William Murdock met een dergelijk vehikel, in 1786 George en William Symington met hun „stoomkoets", waarvan een tijdlang groote verwachtingen gekoesterd wer den, en in 1804 Richard Trevithik, die de eerste stoomwagen-op-rails, bedoeld als trekkracht voor andere wagens, bouwde. Dat was dus, strikt beschouwd, de eerste locomotief. Zij trok een trein met beladen wagens, die 200 centenaars woog, met een snelheid van 7 K.M. per uur. Maar de practische gebreken wa ren talloos. Als de locomotief zwaar ge noeg was -braken de rails, als de loco motief te licht was kon zij niet van de plaats komen en draaiden haar wielen maar wat door. Blenkinsop overwon dit bezwaar door de uitvinding van de tandrail, waarin dus een tandwiel liep. William Hedley slaagde er in 1813 in om vast te stellen dat bij voldoende be lasting van het voertuig de wrijving tusschen gladde wielen en gladde rails voldoende was om voortbeweging mo gelijk te maken, en hij slaagde er in 'om bij een overeenkomstig gevecht van het voertuig gladde wielen op gladde rails toe te passen. Hedley behaalde dit succes in 1813, en ook hij werkte te Wylam, waar hij inspecteur in dezelfde kolenmijnen was Hij ontdekte eveneens dat men het breken van de rails kon voorkomen door vier inplaats van twee assen te construeeren en daarmee over matige asbelasting te vermijden. Hij vond dus de achtwielige locomotief uit, die tot 1862 werd gebruikt. George Stephenson kwam in 1814 met zijn eerste locomotief op het tooneel GEORGE STEPHENSON. Deze ondertitel bij den vermaarden haam van een van Engeland's grootste zonen eischt eerst een toelichting. Stephenson kan beschouwd worden als -de voornaamste uitvinder (of grondleg ger) van de spoorwegen, omdat de be langrijkste ontwikkelingsphase van de locomotief op zijn naam komt. Hij was hïet „de uitvinder van de locomotief" ofschoon men hem vaak, ten onrechte, zoo betitelt. Een dergelijke gecompliceer de uitvinding wordt nimmer door éen man gedaan. Zij is het gevolg van de samenwerking van velen. Bovendien was de locomotief op zichzelf weer een verdere toepassing van de stoommachi ne. Maar als wij het over deze toepas sing hebben wordt Stephenson's naam er het eerst aan verbonden omdat hij er in slaagde om de technische con structie cn daarmee de capaciteit en het rendement van de locomotief zoo hoog op te voeren, dat zy practisch bruikbaar werd en voordeelen oplever de. Daardoor legde hij den grondslag voor het spoorwegwezen, dat in korten tijd een geweldige -ontwikkeling zou gaan doormaken. George Stephenson werd den acht sten Juni 1781 dat was dus deze week precies 146 jaar geleden: al bijna anderhalve eeuw! te Wylam bij Newcastle geboren Hij was de zoon van een mijnwerker, kreeg heel weinig on derwijs en moest zelf al heel jong in de mijn aan 't werk. Eerst was hij er paar dendrijver! Maar hij onderscheidde zich door bijzondere intelligentie en door en reed er voor 't eerst mee op 25 Juli. op het spoorbaantje van de mijn Kil- lingworth. De machine heette eerst „Mylord" maar werd in 1815, na den slag bij Waterloo, ter eere van den Pruisischen opperbevelhebber in „Blü- cher" herdoopt. In verscheidene techni sche détails vertoonde deze locomotief van 7 P.K., die 30 ton trok met een snelheid van 7 KM. per uur, wel nieu- digheden. maar het succes was gering. De bedrijfskosten bleken hooger dan die bij paardentractle, en de belangstel ling van de mijneigenaars zakte be denkelijk toen dit feit was vastgesteld. Maar Stephenson hield taai vol, en bleef proeven nemen, verbeteringen aanbren gen, nieuwe locomotieven bouwen. In 1815 verving hij de tandraderen in het drijfwerk door drijf- en stuurstan gen en schiep daarmee in principe het drijfwerk dat nog steeds bij locomotie ven wordt toegepast. Hij nam patent op deze uitvinding, die van zeer groot be lang was want door verminderde wrij ving en minder verlies van nuttig ef fect namen ook het stoom- en kolen- verbruik naar rato af en daalden dus de bedrijfskosten. Bij zijn tweede loco motief. die Stephenson in 1815 bouwde, kwamen deze voordeelen tegelijk met de grootere snelheid duidelijk aan den dag. Verder paste Stephenson het eerst vêeren toe om het schokken te neutrali seeren dat zelfs op een gladde baan niet vermeden kon worden, en hij leidde den afgewcrkten stoom door een schoorsteen en slaagde er in (door toepassing van sterken luchttrek) om met cokes inplaats van kolen te stoken, hetgeen de rook ontwikkeling zeer verminderde. Populair heetten die locomotieven, die bij de En- gelsche mijnen in toepassing werden gebracht, ..iron horses" ijzeren paar den. In 1820 legde Stephenson een ko- -lentransportbaan aan voor de Hettoner- mijnen en bouwde er vijf locomotieven voor met een trekkracht van 64 ton elk. Nu was de groote kwestie om de lo comotief geschikt te maken voor het al- gemeene transport, dus ook voor perso nenvervoer. Stephenson werkte ruste loos aan de verwezenlijking van dit ideaal, en kreeg zijn kans toen hij in 1823 ingenieur werd bij de kolentrans- portlijn Stockton—Darlington. Dit was een spoorlijn waarop de wagens door paarden getrokken werden. De eige naars, Edward Peasse en Thomas Ri chardson. wilden het wel eens met lo comotieven probeeren en gaven Stephen son een opdracht waarop zij hem hon derd pond sterling voorschoten. Toen begon hij, in 't klein, zijn fabriek Newcastle, die later wereldberoemd zou worden. Dat was in 1824, en op 27 Sep tember 1825 reed de eerste stoomtrein die niet alleen goederen maar ook per- sonen vervoerde over het traject Stock ton-Darlington. De eerste spoorreis met passagiersDe trein bestond uit ^een lo comotief, zes kolenwagens, 22 personen wagens (uiterst primitief) en nog eens zes kolenwagens. Het heele geval w; volgepakt met menschen; er zaten ook passagiers op de kolen en zelfs op de buffers. Duizenden toeschouwers wa ren toegestroomd, en onder geweldig ge juich reed de trein het traject heen en weer met een snelheid van niet minder dan 25 K.M. per uur! Het volgende jaar deed Seguln. direc teur van den Franschen kolenspoorweg Saint Etienne-Lyon, een zeer belangrijke uitvinding. Hü ontdekte dat men het stookvlak en dientengevolge de stoom- productie van den ketel zou kunnen op voeren door er buizen in aan te bren gen. Hij vond dus den pijpketel uit. die verder altud in gebruik bleef en groote opvoering van snelheid en trekkracht der locomotief mogelijk maakte. Geholpen door deze uitvinding slaag de Stephenson er in om het plan voor de spoorlijn LiverpoolManchester door te drijven. Acht eischen waren omschreven in een prijsvraag voor de beste locomotief, die niet meer dan 550 pond (.6600) mocht kosten. Als prijs was 6000 uitgeloofd. Er namen vier constructeurs aan de prijsvraag deel. en op 7 October 1 verschenen zij met hun locomotieven oor een wedstrijd op de 3 KM. lange spoorlijn te Rainhill bij Liverpool. De vier deelnemende locomotieven waren de „Novelty", de „Sanspareil", de „Per severance" en de „Rocket". Deze laat ste was door Stephenson en zijn zoon Robert gebouwd. Een reusachtige men- ROBERT STEPHENSON. schenmassa woonde den wedstrijd bij. Weldra gaven de Perseverance en de Sanspareil op, en een tijdlang scheen het alsof de Novelty (van Braitwaite en John Ericsson) die een snelheid van 43 K.M. bereikte, zou winnen. Maar tenslotte kreeg ook die een defect en alleen Stephenson's Rocket slaagde er in om met de voorgeschreven belasting een snelheid van 35 K.M. en zonder die een snelheid van 48 K.M. te bereiken. Stephenson had weer verscheidene zelf- gevonden technische verbeteringen aan gebracht. Deze historische wedstrijd bekend als „de locomotievenslag" was een groot moment in de historie der spoorwegen. Op 15 September 1830 werd de nieuwe spoorweg Liverpool—Manchester, waar voor Stephenson acht locomotieven ge bouwd had, plechtig geopend. De eerste trein vervoerde zeshonderd reizigers, en in hetzelfde jaar begon reeds^ het post vervoer op den spoorweg. DE „ROCKET" VAN STBPüENSON. Daarna ontwikkelden de Stephensons, vader en zoon. hun locomotief technisch zóo snel dat dc Rocket in 1837 al ver ouderd was. en een jaar later maar net op 't nippertje aan den slooper ontrukt werd. Het historische exemplaar werd door de Engelsche regeering gekocht en is tot op den huidigen dag te zien in het Kensington Museum te Londen. Stephenson speelde verder een leiden de rol bij den aanleg van de voornaam ste spoorwegen in Engeland. Hij verza melde een groot fortuin, werd eigenaar van verscheidene steenkolenmijnen en vond een voortreffelijk medewerker en opvolger in zijn zoon Robert (1803— 1859) die hem als ingenieur en uitvin der evenaarde. George Stephenson overleed den 12en Augustus 1843 in Tauton House nabij Chesterfield. Te Newcastle verrijst zijn standbeeld op de naar hem genoemde Stephenson-brug. R. P. WAT CHAMBERLIN VERDER VERTELDE. Levine's avontuur. MEVROUW DOL VAN SCHRIK. Na gCstercn ccn vvo-gC-1 vlucht" van den Occaan-toc-hit te hebben gic- geven, beschrijft Chamberun in zijn relaas van heden in dó Amerikaansche bladen, volgens d-e Tel., het verder verloop van dc eerste etappe. Het was zegt (hij, al een- heel din/g. Levine clandestien mede te nemen.. Want -helaas, nauwcl.jks waren, "ze ops gestegen., of het toes'tcl begon door het overmatig gewicht a-oh-ter in de ■kajuit te schommelen-. Bang in. dc mem schenmassa terecht tc komen., keer ik naar het uitganigspimt terug. Dc list om stalletjes Levine mee tc nemen- -s nu echter omtdekt en daar roept zo.o- waar onze mccaniicicn: Wat doet u daar. meneer Levine? Uw vrouw is dol: va,n don schrik! Zc verbeeldt zi-chi, dat u mee wii'lt oversteken!" We konden- ■toen al nichs anders doen, dan zoo gauw mogelijk wegvliegen-. De o-cis was dus -begonnen.. Bij New London hadden wc s! eer. afwjj» ing van vijf mij! en bi; Newport r.og meer. Wij cor.statccrcr. dan cat ons kompas met aardin-duct.c niet over» een komt met ons hnagnctisch kompas Als met dit laat?)to o rozen koers roict te regelen viel» dan verdwaalden wc en jan wachtte ons ccn wi>sc dood. Maar liever ailes, dan tcrugkccrenl Na twee en een- half uur moest Nieuw=Schotilan'd verschijnen. m3ar na drie en een .half uur was nog niets -in. zicht. Eindelijk: da-ar zien we de aarde. Wij willen, dol van blijdschap een missive boven Halifax laten neer» vallen, maar ontdekken dat vre geen snipper pa-pier aan boord hebben. Dc wind steekt dan weer op. Ahs dit zoo' doorging. zouden, wc nooit aankomen. Gelukkig vermindert ulo wind weer na Halifax. Dit gedeelte va,n onze reis is c-cni droom van schoonheid: can diepgroene zeo met wijtte go-'fkuiven strekt zich daar on» der en voor ons uit. Het zicht is uit» nemend: van vijftig tot honderd mijl. Op ons magnetisch kompas vliegert we naar Kaap Race. Wij kijken uit naar Nungcsser cn Co'.:. in de richting van Groenland helaas hot onher* bergzaamst-e land van dc wereld! Toen we een oogcnblik daiarna af» scheid -namen van Amerika, niepen we uit: ,.üe teerling is -geworpen! Hert volgend station is Europa!" Dan ging dc zon onder, cn de nacht sloot zich boven ons.... INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Er 1® ön den- laats ten -tijd dm onze (krans weinig 'belangrijks voorgevallen. We hebben ons gewone -babbeltje ge; inaakt d-e dames over het huisibou; den, de mode. d:e vrienden en ken» missen cn de mannen over zaken, over A. die zo oh stom geluk heeft, en B., -die finan-ciecl op zijn laatste beenen loopt; vervolgens hebben wij geklaagd over -de belas ting-en., -gelijk onze voorvaderen deden- en over poli; itrek gesproken-. Ik heb me er wel honderd maal over verwondend» dat terwijl wij h de krans precies weten hoe het in ons vaderland behoort te gaan, de zaken maar altijd op dezelf; de verkeerde manier worden voort; igezct, net alsof wij -niets gezegd had; den. De beste, ja ik mag zeggen de geniaalste plannen- wonde,n -doo-r ons op touw gezet en hier en daar, bij- den kapper bijvoorbeeld en op de tram. ook wél aan anderen meege» -dee-ld. Natuurlijk 'belet bescheiden'; heid ons om meer te doen. maar. moest Minister Kan. die Nederland toch bereist van het Noorden- naar het Zuiden en wegens familiezaken ook wel te 'Heemstede komt. niet van onze .voortreffelijke beraadslagingen gehoord -hebben? Ik zou zeggen, het ka-n niet anders. Ma-ar waarom stuurt dan op een goeien morgen Zijne Excellentie niet een Regceringsauto met een leeuw op ieder portier en een lakei achterop (vcor dei» indruk bij de -buren) «naar Haarlem om een paar leden van de krans te -halen» die met hem in 's land® belang kun; men -o v e rl eggen? He-laas, hot 'is 'tot nu -toe inliet ge beurd. On-z-c krans betreurt -dat niet zoozeer voo-r zichzelf (wij zijn er al jaren aangewend, om ons inkomen aan den fiscus te brengen en van het beetje dat overschiet, karig te leven)- maar het spijt ons om onze mede- burge'is. Een uurtje praten met het Kabinet, liefst voltallig, zou t-o-ch zulke voortreffelijke -resultaten hebben. Den laats-ten keer nog zijn wij tof -de con; clus-ic ge-komeni, dat wij een goed. een rijp cn bezonken oordeel -hadden- over a! de afdcelhgen van ons Staatsbe; stuur cn dat is, zou ik -mcen-en» geen kleinigheid. Het onschatbare voordeel van onze d enk-beeld en is niet alleen dat ze nieuw zijn., maar ook belangeloos. -Dat kan een Minister van- zijn andere raadgevers natuurlijk niet zeggen. Neem' bijv oorbeeld' den Minister van oorlog. Als die -d'c.n jongsten. klerk iaat komen cn tot hem zegt: „Willcmse jij bent nog fr-isch cn onbevangen, vertel jij me eens wat jou idee is over den diensttijd van de infanterie cn over de vraag of de cavalerie moet worden uitgebreid of afgeschaft?" denkt iemand dan heiusch, dat Wil; lemse zeggen zal: „Excellentie» als ik het dan ronduit zeggen mag ze moeten allebei worden opgebost cn hoe ieder hoe -lifcvcr!". Natuurlijk zegt WiEemse dat niet iVoor geen goud van. -dé wereld. Die Jieeft al heel wat levenswijsheid op; gedaan, al is hij pas achttien jaar. Toen hij pas van school kwam, is hij eerst bij vader in -het limonadcfa; briekje geweest en moest de heele we-e'k de kleine ca f ét je s af-loopen. om orders op -te halen- -da-t -de kerels dikwijls niet betaalden w-as het ergste nog -niet, maar dat je overal een con sumptie moest nemen al was het maar een kop slechte koffie of (wat nog enger was) een. .glas van- je eigen limonade en jc weet zoo precies wat er ingaat, dat houdt op -den duur de sterkste -maag niet uit. Willemsc heeft dus zijn vader, de limonade en dé (klanten den. rug toe; gedraaid' en zich in d'cn. bote-rihaindei begeven. Een. vet vak. heel wat anders dan die schrale liiTDOna'de, waar je mond soms krom van trok. maar hij zelf is er niet vetter van geworden» Voor een loon van, zes gulden in de week (drie en zestig sollicitanten er» er waren er, die 't voor vijf gulden, wilden doen), moest hij de heelic- administratie ami orde houden, -de slechte, 'betalers achterna loop'cn en als die baas ongesteld' was, de küaniten bezoeken. Nou ja, dat heet; te ongesteld-, -maar de hecf.e buunt wist, dat de baas veel te vaak iro het kroegje op den hoek zat en soms wel eens vergat Om thuis te komen, al wachtte moeder hem op met een stc; viige tot of misschien wel daarom Dan moest Willemsc altijd den vol genden dag de klanten afloopen en ccn prettig baantje was dat niet Ah tijd klachten over de quaïiteit en in den zomer smolt de waar van zelf „die boter van jullie verdampt van zelf", zeiden de kton-tcn, ,,'t is net zuiver water". Een was er. die noem de hem „meneer Margarine" en, in formeerde belang®tellend: „hoe gaat het met oom Wagensmeer cn werkt tante Kokosnoot nog altijd zoo flink in. d'e zaak mee?" Nee, z-oo'in baantje paste Willemsc op den duur niet en toen hij gevraagd had om twee gul» den opslag en ten antwoord gekregen had. „dat hij daar de, eerste tien. jaar maar niet op rekenen moest", t-oen schudde 'hij het st-of van d'enou ja, boter van zijn voeten en bracht zelf de ■advertentie voor zijn opvolger naar dc krant en zag den volgeraden moT; gen een rij van- sollicitanten voor *t kantoor staan, tot ver om den hoek van <to volgende straat. Zoo cn- de gauwigheid telde hij er zeven en tacb tig. Hem een zorg! Maar ja, je moet toch eten en vader had gezegd: „zie dat je gauw een ander baantje krijgt, want d-e cen-iige van mijn klantje® -die geregeld be; taalde, ss dood cm zijn café is .door een neef ove-rgeraomen. die een neef heeft die ook in limonade doet. Kon jc maar 'n baantje op ccn van c d'e parlementen krijgen, dat is vast cn vc'lig en tegen dat je cr genoeg van> hebt krijg je pensioen; daarna loef je. nog makkelijk twintig jaar, want bij het Rijk slijt je zoo gauw niietl" Dat fo-rtuintje had hij zoowaar te pakken gekregen, hij begreep zelf nog niet hoe. Een ouwe schoolkameraad, dien hij cens uit het water had haalj fp>ak cr met zijn vader over cn- die vader had een kennis in dc Witte, deize hó£r ujj de; W'itte had kennis. aan andere Lecren uit de Witte en daaronder was een hooggeplaatst- ambtenaar van het dopartcmen" van- Oorlog en zoo was Willem als jonig» ste klerk aan dat departement be noemd. Toen- hij de ben'Oe'ming thuis had, was Willemsc te groot voor de straat, te groot voor het Jimonadefaa briekje in het achterhuis, waar moe» der zelf d-c wa-sch 'deed. te groot voor zijn tobiberigen vader, die al dadelijk tegen hem opzag, te groot ook voor zijm goeie jnoedor zelf. Maar dat is tot daaraan toe: ik Woef bier niet te m-oraliseeren over Wik lem.se; alleen heb ijk met dc stukken, willen aantooncn, dat van Willemsc geen openhartig advies aan den Mk n-ister te wachten is: „doek voor mijn part de heele zaak maar op, Excels lentieP Lang niet. Willemsc wil voor; uit, die moet zijn heele leven tong van den oorlog leven. Hij -kijkt al 'met een scheef oog naar den ad'junict^com- mies, die zoo bleek om zijn neus ziet en zoo raar kan kuchen, als het oos tenwind is. Je kunt raooit weten! Nu moet ik weer tot het punt van uitgang terugkomen, a.ndcns zouden we haast vergeten, dat het heele ver; haai over Willemsc diende om aan te toonen, dat dc krans een onpartijdig en belangeloos advies aan den Mini®; ter g-even kan. Ma-ar al hebben we het meermalen hardop aan, den tram= conducteur gezegd of in den scheer; salon, het lijkt wei of niemand er op iet^ Kent u de geschiedenis van Jozef II, keizer van Oostenrijk? Die had dc gewoonte, als een echte 1-an-dsvader in; cogroito door Wee non tc zwerven en daarbij zijn ooren open tc zetten, zoo dat hij h-eicl wat h-oor.de dat andie.rs nooit tot hem doorgedrongen zou zijn. Op een morgen was de Sh-oBbar- bier zwaar verkouden en had dus af laten weten, zoodat d-e keizer niet geschoren was, omdat hij een ander niet aan zijn kin kon velen, daar hij een beetje gevoelig was. Toch stapte hij op de wandeling een bar= biersrwinkel 'binnen en ging n-et als de eerste de beste burger in een- stoel zitten. Er kwam een jongmaatje om hem te helpen: „Kan dc n-atroon mij zelf niet hejpcn?" vroeg de keizer. „Hij is bezig", zei de jongen en keek benauwd in de richting van zijn pa troon. .Dan zal ik even wachten", zei de keizer. „Mag ik u raiet 'scheren?" vroeg dc jongen met een smcckend-c stem. „Ik ben nogal'gevoelig, zie je. maa als je erg jc ibcs't doet cn heel graaj wilt. „U doet mij cr een bijzonder groot genoegen mee", zei dc jongen. Keizer Jozef keek hem eens aan, denkende: de jongen heeft mij her; kend en wil er op bluffen, dat hij den keizer geschoren heeft, maar de knaap deed volstrekt «tót .erlegcn en sloeg hem dien doek al om de» hals. ..Ziet u". zei dc knaap onder het inzeepen, „dc vrouw van den patroon mag mij niet lijden, omdat ik niet met haar lastige kinderen y.il wandelen cn daarom za nikt zij altijd haar man aan de ooren, dat ik nooit een goeie kapper word. Maar zegt u nou zelf: kan ik het vak goed leeren, als ik iedcrcn dag voor kindermeisje spelen moet?" „Daar heb je igclijk in", zei dc keizer. Juist op dat oogcnblik ging de deur open en kwaim een groote vrouw bin; nen, die met een schelle stem tegen den jongen riep: „denk cr om, Franz. je moet vanmiddag met Paulientje uit in den kinderwagen, Hoor jc niet, ben; gel? Waarom geef je geen antwoord? Man, denk er om, dat je hem naar mij toe stuurt, als hij klaar is met zijn werk!** „Ja, vrouw",. zei dc barbier onder» danig. „Hoort u wel?" vroeg de arme jon; ■gen zachtjes. „Maak je maar niet ongerust", zei de keizer even zacht. „Ik heb al den tijd, het eerste uur ben ik nog niet klaar". De jongen begon tc scheren, zoo langzaam als hij kon. Ieder baardhaar» tje van zijn klant werd afzonderlijk behandeld cn dc jongen had zoo'n zachte hand, dat de keizer er niets yan voelde. Toen hij geschoten was. wou hij ook nog geknipt worden, ofschoon dat pas dc vorige week gebeurd was cn daarna moest dc jongen pommade op zijn haar doen cn met ccn krulijzer branden, want dat was in die dagen ('t is allemaal al lang geleden) zoo de mode. Tóen verlangde hij nog een wassching met welriekend water en weet ik wat nog al meer cn als het manicuren bestaan had. zou de keizer dat zeker ook hebben laten doen, om» dat je daar gemakkelijk den heelen middag mee doorbrengen kunt. Maar dat was toen nog niet uitgevonden. Dc jongen deed zijn best en hij deed zijn werk goed, maar dc patroon begreep er niets van, dat dc nieuwe klant zoo; veel ^iscfhen had cn was al bang, dat hij zijn geld niet krijgen zou, maar de keizer rammelde centpaar keer met de thalcrs in zijn zak, hetgeen den man geruststelde. Een paar maal kwam dc vrouw eens op den drempel kijken, of hij haast klaar was cn ging dan brom; mend naar binnen. Eindelijk was dc keizer klaar, betaal; de en gaf ook ccn flinke fooi aan den jongen, die verrukt was. Zijn voetstap; pen waren nog niet koud, of de boozc vrouw kwam voor den derden keer kijken cn snauwde: „ben je eindelijk klaar? Zet je pet op en ga met Pau; lientje rijden in den kinderwagen!" Zuchtend maakte de jongen* zich klaar, toen een groote lakei van het hof binnenstapte (cn zei: „Dc keizer verwacht Madame onmiddellijk aan het hof. Hij wil haar spreken cn zij moet Paulientje meebrengen". Verrukt over dc eer die haar tc beurt viel, maar meteen ook benauwd, want zij wist niet waarom zij komen moest, ging de vrouw haar Zondagschc klecrcn aantrekken cn Paulientje zoo mooi mogelijk uitüossen: toen ze klaar was, zei ze tot Franz: „dat treft goed, want nu kun jij den wagen voor mij duwen, het past niet, dat een dame, die aan 't hof moet komen, zelf ach ter dc;i wagen loopt." Maar dc lakei kwam tusschenbeidc- „Mijn orders zijn. dat Madame zelf komt met Paulientje in den wagen. De leerling Franz moet alleen komen, op honderd pas afstand achter haar aan." Dat verwonderde dc vrouw, maar wat zou zij doen! Dc stoet ging op weg en ik zeg u, dat die bekijks had. Voorop de groote lakei, op een paar pas afstands dc barbiersvrouw met Paulientje in den wagen cn o-n hon» derd pas daarachter tje jongen, in de Zondagschc jas van zijn patroon, die hem veel tc groot was. Zoo kwamen ze aan 't palcis en werden bij den kei; zcr toegelaten, die zei: „Laat Mada; me binnenkomen met Paulientje, de jongen moet even wachten". Daarop zei Jozef tot de barbiers» vrouw: „de leerling van uw man is een voortreffelijke kapper; ik wil niet, dat hij met Paulientje uitgaat in den kin» derwagen. Dat is geen werk voor een aanstaanden hofkapper, begrepen?" .Majesteit...."' stamelde de vrouw, die er niemendal van begreep. „Stil en laat den jongen binnenko; men". Toen dc knaap binnenkwam en meteen in zijn verlegenheid struikel; de over dc panden van dc fepstklccdij van zijn patroon, lachte dc vrouw, maar de keizer zei: „Knaap, jc hebt mij zoo goed geschoren ,en geknipt, dat ik jc benoem tot tweeden hofkap» per, op een traktement van 300 tha; Iers per jaar wat in die dagen een groote som was. Toen stuurde hij den overgelukki'gen jongen met het eerste kwartaal van zijn tractoment naar huis en gaf aan de vrouw ook nog 25 thalers, tot vergoeding van tijdverlies en oponthoud. Paulientje, die nog geen jaar oud was, dus te jong om alles tc begrijpen, zetje een keel op van be; lang. Maar de barbier zelf, een slim» mcrik zooals de meeste barbiers, schil» derde dadelijk op zijn ruiten: HOF; LEVERANCIER VAN DEN KEI ZER en daar had hij toch ook geen ongelijk in. Dit is dc geschiedenis van Keizer Jozef II en wanneer .die werkelijk ge-' beurd is (wat ik stellig geloof, omdat ze staat te lezen in een gedrukt boekje van echt Hollandsch papier met een prachtig omslag cr om) dan is zc ge beurd in het jaar 1788. Maar Minister Kan loopt maar zoo niet bij een kapper binnen (als die uit, gaat heeft hij zichzelf al keurig gescho ren) en zelfs wanneer hij tc Heemstede komt om familie te bezoeken, kun jc hem niet op straat aanhouden, in de eerste plaats omdat het niet hoort cn bovendien niet, omdat hij altijd op de fiets zit cn rrrang voorbij is voordat je het weet. Anders zou hij voor al die bezoeken geen tijd hebben. De vraag blijft dus: hoe kan ik de plannen van onze krans aan hem voor- dragen? Zoo maar naar zijn huis in den Haag gaan cn daar aanbellen cn zeg gen: „mag ik meneer Kan even spre ken?" durf ik niet. Het meisje zou toch waarschijnlijk zeggen: „Morgenochtend om tien uur aan het departement van binnenlandschc zaken" cn als ik daar naar toe ga, bereik ik den Minister ze» kcr niet. want dan krijgen de boden de lucht van onze plannen en toten mij niet toe, omdat als die goedgekeurd en uitgevoerd worden, de helft van dc bo den gedaan zullen krijgen, dus een van de twee zeker en anderhalf als cr drie zijn. Ja, hoe zou ik zelf wezen, wan neer iemand kwam om mijn ontslag te bewerken als Zaterdagayondpraatjes» schrijver? Ik zou hem te vuur en tc zwaard tegengaan, om zoo'n voordcc» Iige betrekking (u moet weten: ik krijg duizend gulden per praatje) tot mijn laatsten snik te houden. Want ik weet, ik ben er van over» tuigd: als Minister Kan onze plannen onder de oogen krijgt, voert hij die da» delijk uit, zóó eenvoudig zijn zc. Het cl van Columbus is daarbij vergeleken een ingewikkelde zaak. Eén ding blijft mij over: een krijgs- list. Stuur ik den Minister ons voor» stel toe, dan denkt hij dat het weer zoo'n vervelend rapport is en leest het zeker niet. Dus heb ik er wat op gevon den, Ik stuur hem ons denkbeeld in een mooien omslag, waarop met groote letters door den heer Luitingh gecal» Iigrafcerd is: MODERNE METHODE OM IEDE. RF.N TENNISWEDSTRIJD ONFEIL» BAAR TE WINNEN. Dat zal hij willen lezen, hij slaat het boekje open cn is verloren. Want ik zal aan de lezers van Haar» Icm's Dagblad in strikt, vertrouwen vertellen wat ons plan is. Eenvoudig dit: op alle ministcriccle departemen» {cn in den Haag wordt dc helft van dc ambtenaren naar huis gestuurd. Daar» door worden meteen de Staatsuitgaven gehalveerd, want duizend man kunnen maar de helft uitgeven als tweeduizend man. IJ zegt misschien: dc duizend moeten gepensioneerd worden of op wachtgeld gesteld en wat zal dat een geld kosten! Volstrekt niet. Er is in .de laatste jaren zooveel gesproken over emigra» tic, welnu die duizend ambtenaren wor» den met hun gezinnen als zc die heb» ben gclandvcrhuisd naar Canada. Wij zijn ze kwijt en als zij over den eersten schrik heen zijn, is het veel gezonder landbouwer tc wezen in Canada, dan gebukt te zitten over ccn schrijftafel. Misschien wordt cr wat tcgengesput» terd. Het kan zelfs wezen,, dat er een interpellatie gchoudciv- wordt in dc Tweede Kamer, aldus: Ten eerste: Is het den Minister bc» kend dat. Ten tweede: Meent dc Minister niet, dat dit een verkeerde maatregel is, die ten spoedigste teniet gedaan moet wor» den? Dan kan Minister Kan antwoorden: Op vraag I: „natuurlijk weet ik cr alles van. laat dc Kamer toch niet zu!k© domme dingen vragen: Op vraag II: „even natuurlijk trek ik den maatregel niet in; inregcndccl, als dc Kamer niet gauw zwijgt, stuur ik de helft van dc leden ook mee naar Canada, dc boot ligt cr nog." Want dit is van mijn betoog do waarachtige conclusie: Kamerleden cn departementsambicnaren maken samen dc duurte. Halveer ze cn dc belastin gen worden gehalveerd. .Schaf ze heele» maal af cn. maar dat zou al tc mooi wezen en er moet in de wereld iets te mopperen overblijven. Hoe zou anders het mannengesprek in onze krans kunnen bestaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9