HAARLEM'S DAGBLAD
DE GROOTEN DER HISTORIE..
Haarlemmer* Halletjes.
ZATERDAG 11 JUNI 1927DERDE BLAD
George Stephenson, 17811848.
Voornaamste uitvinder der spoorwegen.
groote energie, en zulke jongens wor
den altijd opgemerkt. Stephenson kwam
er door eigen kracht. Hij klom in den
technischen dienst van de mijnen tot
een ingenieursfunctie op en trok toen
sterk de aandacht van de mijneige
naars door een verbetering van de
„vuurmachine" van Newcomen en een
dito aan de mijnpomp. Dat waren prac-
tisch zeer bruikbare dingen, en toen
Stephenson enkele jaren later begon te
experimenteeren met een locomotief
voor het kolenvervoer van de mijn wer
den zijn proeven door de directie fi-
nanciëel gesteund.
Er waren al veel eerder locomotieven
gebouwd, althans door stoom gedreven
voertuigen. Reeds in 1770 bouwde de
Fransche genie-officier Nicolas Cugnot
zijn „stoomwagen", maar hij beëindig
de zijn proeven toen hij er een tuin
muur mee omver had gereden en een
belangrijke schadevergoeding moest be
talen. Hem volgden: in 1785 William
Murdock met een dergelijk vehikel, in
1786 George en William Symington met
hun „stoomkoets", waarvan een tijdlang
groote verwachtingen gekoesterd wer
den, en in 1804 Richard Trevithik, die
de eerste stoomwagen-op-rails, bedoeld
als trekkracht voor andere wagens,
bouwde. Dat was dus, strikt beschouwd,
de eerste locomotief. Zij trok een trein
met beladen wagens, die 200 centenaars
woog, met een snelheid van 7 K.M. per
uur. Maar de practische gebreken wa
ren talloos. Als de locomotief zwaar ge
noeg was -braken de rails, als de loco
motief te licht was kon zij niet van de
plaats komen en draaiden haar wielen
maar wat door. Blenkinsop overwon dit
bezwaar door de uitvinding van de
tandrail, waarin dus een tandwiel liep.
William Hedley slaagde er in 1813 in
om vast te stellen dat bij voldoende be
lasting van het voertuig de wrijving
tusschen gladde wielen en gladde rails
voldoende was om voortbeweging mo
gelijk te maken, en hij slaagde er in
'om bij een overeenkomstig gevecht van
het voertuig gladde wielen op gladde
rails toe te passen. Hedley behaalde dit
succes in 1813, en ook hij werkte te
Wylam, waar hij inspecteur in dezelfde
kolenmijnen was Hij ontdekte eveneens
dat men het breken van de rails kon
voorkomen door vier inplaats van twee
assen te construeeren en daarmee over
matige asbelasting te vermijden. Hij
vond dus de achtwielige locomotief uit,
die tot 1862 werd gebruikt.
George Stephenson kwam in 1814 met
zijn eerste locomotief op het tooneel
GEORGE STEPHENSON.
Deze ondertitel bij den vermaarden
haam van een van Engeland's grootste
zonen eischt eerst een toelichting.
Stephenson kan beschouwd worden als
-de voornaamste uitvinder (of grondleg
ger) van de spoorwegen, omdat de be
langrijkste ontwikkelingsphase van de
locomotief op zijn naam komt. Hij was
hïet „de uitvinder van de locomotief"
ofschoon men hem vaak, ten onrechte,
zoo betitelt. Een dergelijke gecompliceer
de uitvinding wordt nimmer door éen
man gedaan. Zij is het gevolg van de
samenwerking van velen. Bovendien
was de locomotief op zichzelf weer een
verdere toepassing van de stoommachi
ne. Maar als wij het over deze toepas
sing hebben wordt Stephenson's naam
er het eerst aan verbonden omdat hij
er in slaagde om de technische con
structie cn daarmee de capaciteit en
het rendement van de locomotief zoo
hoog op te voeren, dat zy practisch
bruikbaar werd en voordeelen oplever
de. Daardoor legde hij den grondslag
voor het spoorwegwezen, dat in korten
tijd een geweldige -ontwikkeling zou
gaan doormaken.
George Stephenson werd den acht
sten Juni 1781 dat was dus deze
week precies 146 jaar geleden: al bijna
anderhalve eeuw! te Wylam bij
Newcastle geboren Hij was de zoon van
een mijnwerker, kreeg heel weinig on
derwijs en moest zelf al heel jong in de
mijn aan 't werk. Eerst was hij er paar
dendrijver! Maar hij onderscheidde zich
door bijzondere intelligentie en door
en reed er voor 't eerst mee op 25 Juli.
op het spoorbaantje van de mijn Kil-
lingworth. De machine heette eerst
„Mylord" maar werd in 1815, na den
slag bij Waterloo, ter eere van den
Pruisischen opperbevelhebber in „Blü-
cher" herdoopt. In verscheidene techni
sche détails vertoonde deze locomotief
van 7 P.K., die 30 ton trok met een
snelheid van 7 KM. per uur, wel nieu-
digheden. maar het succes was gering.
De bedrijfskosten bleken hooger dan
die bij paardentractle, en de belangstel
ling van de mijneigenaars zakte be
denkelijk toen dit feit was vastgesteld.
Maar Stephenson hield taai vol, en bleef
proeven nemen, verbeteringen aanbren
gen, nieuwe locomotieven bouwen.
In 1815 verving hij de tandraderen in
het drijfwerk door drijf- en stuurstan
gen en schiep daarmee in principe het
drijfwerk dat nog steeds bij locomotie
ven wordt toegepast. Hij nam patent op
deze uitvinding, die van zeer groot be
lang was want door verminderde wrij
ving en minder verlies van nuttig ef
fect namen ook het stoom- en kolen-
verbruik naar rato af en daalden dus
de bedrijfskosten. Bij zijn tweede loco
motief. die Stephenson in 1815 bouwde,
kwamen deze voordeelen tegelijk met de
grootere snelheid duidelijk aan den dag.
Verder paste Stephenson het eerst
vêeren toe om het schokken te neutrali
seeren dat zelfs op een gladde baan niet
vermeden kon worden, en hij leidde den
afgewcrkten stoom door een schoorsteen
en slaagde er in (door toepassing van
sterken luchttrek) om met cokes inplaats
van kolen te stoken, hetgeen de rook
ontwikkeling zeer verminderde. Populair
heetten die locomotieven, die bij de En-
gelsche mijnen in toepassing werden
gebracht, ..iron horses" ijzeren paar
den. In 1820 legde Stephenson een ko-
-lentransportbaan aan voor de Hettoner-
mijnen en bouwde er vijf locomotieven
voor met een trekkracht van 64 ton elk.
Nu was de groote kwestie om de lo
comotief geschikt te maken voor het al-
gemeene transport, dus ook voor perso
nenvervoer. Stephenson werkte ruste
loos aan de verwezenlijking van dit
ideaal, en kreeg zijn kans toen hij in
1823 ingenieur werd bij de kolentrans-
portlijn Stockton—Darlington. Dit was
een spoorlijn waarop de wagens door
paarden getrokken werden. De eige
naars, Edward Peasse en Thomas Ri
chardson. wilden het wel eens met lo
comotieven probeeren en gaven Stephen
son een opdracht waarop zij hem hon
derd pond sterling voorschoten. Toen
begon hij, in 't klein, zijn fabriek
Newcastle, die later wereldberoemd zou
worden. Dat was in 1824, en op 27 Sep
tember 1825 reed de eerste stoomtrein
die niet alleen goederen maar ook per-
sonen vervoerde over het traject Stock
ton-Darlington. De eerste spoorreis met
passagiersDe trein bestond uit ^een lo
comotief, zes kolenwagens, 22 personen
wagens (uiterst primitief) en nog eens
zes kolenwagens. Het heele geval w;
volgepakt met menschen; er zaten ook
passagiers op de kolen en zelfs op de
buffers. Duizenden toeschouwers wa
ren toegestroomd, en onder geweldig ge
juich reed de trein het traject heen en
weer met een snelheid van niet minder
dan 25 K.M. per uur!
Het volgende jaar deed Seguln. direc
teur van den Franschen kolenspoorweg
Saint Etienne-Lyon, een zeer belangrijke
uitvinding. Hü ontdekte dat men het
stookvlak en dientengevolge de stoom-
productie van den ketel zou kunnen op
voeren door er buizen in aan te bren
gen. Hij vond dus den pijpketel uit. die
verder altud in gebruik bleef en groote
opvoering van snelheid en trekkracht
der locomotief mogelijk maakte.
Geholpen door deze uitvinding slaag
de Stephenson er in om het plan voor
de spoorlijn LiverpoolManchester
door te drijven. Acht eischen waren
omschreven in een prijsvraag voor de
beste locomotief, die niet meer dan 550
pond (.6600) mocht kosten. Als prijs
was 6000 uitgeloofd.
Er namen vier constructeurs aan de
prijsvraag deel. en op 7 October 1
verschenen zij met hun locomotieven
oor een wedstrijd op de 3 KM. lange
spoorlijn te Rainhill bij Liverpool. De
vier deelnemende locomotieven waren
de „Novelty", de „Sanspareil", de „Per
severance" en de „Rocket". Deze laat
ste was door Stephenson en zijn zoon
Robert gebouwd. Een reusachtige men-
ROBERT STEPHENSON.
schenmassa woonde den wedstrijd bij.
Weldra gaven de Perseverance en de
Sanspareil op, en een tijdlang scheen
het alsof de Novelty (van Braitwaite en
John Ericsson) die een snelheid van
43 K.M. bereikte, zou winnen. Maar
tenslotte kreeg ook die een defect en
alleen Stephenson's Rocket slaagde er
in om met de voorgeschreven belasting
een snelheid van 35 K.M. en zonder die
een snelheid van 48 K.M. te bereiken.
Stephenson had weer verscheidene zelf-
gevonden technische verbeteringen aan
gebracht.
Deze historische wedstrijd bekend als
„de locomotievenslag" was een groot
moment in de historie der spoorwegen.
Op 15 September 1830 werd de nieuwe
spoorweg Liverpool—Manchester, waar
voor Stephenson acht locomotieven ge
bouwd had, plechtig geopend. De eerste
trein vervoerde zeshonderd reizigers, en
in hetzelfde jaar begon reeds^ het post
vervoer op den spoorweg.
DE „ROCKET" VAN STBPüENSON.
Daarna ontwikkelden de Stephensons,
vader en zoon. hun locomotief technisch
zóo snel dat dc Rocket in 1837 al ver
ouderd was. en een jaar later maar net
op 't nippertje aan den slooper ontrukt
werd. Het historische exemplaar werd
door de Engelsche regeering gekocht en
is tot op den huidigen dag te zien in
het Kensington Museum te Londen.
Stephenson speelde verder een leiden
de rol bij den aanleg van de voornaam
ste spoorwegen in Engeland. Hij verza
melde een groot fortuin, werd eigenaar
van verscheidene steenkolenmijnen en
vond een voortreffelijk medewerker en
opvolger in zijn zoon Robert (1803—
1859) die hem als ingenieur en uitvin
der evenaarde.
George Stephenson overleed den 12en
Augustus 1843 in Tauton House nabij
Chesterfield. Te Newcastle verrijst zijn
standbeeld op de naar hem genoemde
Stephenson-brug.
R. P.
WAT CHAMBERLIN
VERDER VERTELDE.
Levine's avontuur.
MEVROUW DOL VAN
SCHRIK.
Na gCstercn ccn vvo-gC-1 vlucht"
van den Occaan-toc-hit te hebben gic-
geven, beschrijft Chamberun in zijn
relaas van heden in dó Amerikaansche
bladen, volgens d-e Tel., het verder
verloop van dc eerste etappe.
Het was zegt (hij, al een- heel din/g.
Levine clandestien mede te nemen..
Want -helaas, nauwcl.jks waren, "ze ops
gestegen., of het toes'tcl begon door
het overmatig gewicht a-oh-ter in de
■kajuit te schommelen-. Bang in. dc mem
schenmassa terecht tc komen., keer ik
naar het uitganigspimt terug. Dc list
om stalletjes Levine mee tc nemen- -s
nu echter omtdekt en daar roept zo.o-
waar onze mccaniicicn: Wat doet u
daar. meneer Levine? Uw vrouw is dol:
va,n don schrik! Zc verbeeldt zi-chi, dat
u mee wii'lt oversteken!" We konden-
■toen al nichs anders doen, dan zoo
gauw mogelijk wegvliegen-.
De o-cis was dus -begonnen.. Bij
New London hadden wc s! eer. afwjj»
ing van vijf mij! en bi; Newport r.og
meer. Wij cor.statccrcr. dan cat ons
kompas met aardin-duct.c niet over»
een komt met ons hnagnctisch kompas
Als met dit laat?)to o rozen koers roict
te regelen viel» dan verdwaalden wc en
jan wachtte ons ccn wi>sc dood.
Maar liever ailes, dan tcrugkccrenl
Na twee en een- half uur moest
Nieuw=Schotilan'd verschijnen. m3ar
na drie en een .half uur was nog niets
-in. zicht. Eindelijk: da-ar zien we de
aarde. Wij willen, dol van blijdschap
een missive boven Halifax laten neer»
vallen, maar ontdekken dat vre geen
snipper pa-pier aan boord hebben.
Dc wind steekt dan weer op. Ahs
dit zoo' doorging. zouden, wc nooit
aankomen. Gelukkig vermindert ulo
wind weer na Halifax. Dit gedeelte
va,n onze reis is c-cni droom van
schoonheid: can diepgroene zeo met
wijtte go-'fkuiven strekt zich daar on»
der en voor ons uit. Het zicht is uit»
nemend: van vijftig tot honderd mijl.
Op ons magnetisch kompas vliegert
we naar Kaap Race. Wij kijken uit
naar Nungcsser cn Co'.:. in de richting
van Groenland helaas hot onher*
bergzaamst-e land van dc wereld!
Toen we een oogcnblik daiarna af»
scheid -namen van Amerika, niepen we
uit: ,.üe teerling is -geworpen! Hert
volgend station is Europa!"
Dan ging dc zon onder, cn de nacht
sloot zich boven ons....
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Er 1® ön den- laats ten -tijd dm onze
(krans weinig 'belangrijks voorgevallen.
We hebben ons gewone -babbeltje ge;
inaakt d-e dames over het huisibou;
den, de mode. d:e vrienden en ken»
missen cn de mannen over zaken,
over A. die zo oh stom geluk heeft,
en B., -die finan-ciecl op zijn laatste
beenen loopt; vervolgens hebben wij
geklaagd over -de belas ting-en., -gelijk
onze voorvaderen deden- en over poli;
itrek gesproken-. Ik heb me er wel
honderd maal over verwondend» dat
terwijl wij h de krans precies weten
hoe het in ons vaderland behoort te
gaan, de zaken maar altijd op dezelf;
de verkeerde manier worden voort;
igezct, net alsof wij -niets gezegd had;
den. De beste, ja ik mag zeggen de
geniaalste plannen- wonde,n -doo-r ons
op touw gezet en hier en daar, bij-
den kapper bijvoorbeeld en op de
tram. ook wél aan anderen meege»
-dee-ld. Natuurlijk 'belet bescheiden';
heid ons om meer te doen. maar.
moest Minister Kan. die Nederland
toch bereist van het Noorden- naar
het Zuiden en wegens familiezaken
ook wel te 'Heemstede komt. niet van
onze .voortreffelijke beraadslagingen
gehoord -hebben? Ik zou zeggen, het
ka-n niet anders. Ma-ar waarom stuurt
dan op een goeien morgen Zijne
Excellentie niet een Regceringsauto
met een leeuw op ieder portier en
een lakei achterop (vcor dei» indruk
bij de -buren) «naar Haarlem om een
paar leden van de krans te -halen»
die met hem in 's land® belang kun;
men -o v e rl eggen?
He-laas, hot 'is 'tot nu -toe inliet ge
beurd. On-z-c krans betreurt -dat niet
zoozeer voo-r zichzelf (wij zijn er al
jaren aangewend, om ons inkomen
aan den fiscus te brengen en van het
beetje dat overschiet, karig te leven)-
maar het spijt ons om onze mede-
burge'is. Een uurtje praten met het
Kabinet, liefst voltallig, zou t-o-ch zulke
voortreffelijke -resultaten hebben. Den
laats-ten keer nog zijn wij tof -de con;
clus-ic ge-komeni, dat wij een goed. een
rijp cn bezonken oordeel -hadden- over
a! de afdcelhgen van ons Staatsbe;
stuur cn dat is, zou ik -mcen-en» geen
kleinigheid.
Het onschatbare voordeel van onze
d enk-beeld en is niet alleen dat ze
nieuw zijn., maar ook belangeloos. -Dat
kan een Minister van- zijn andere
raadgevers natuurlijk niet zeggen.
Neem' bijv oorbeeld' den Minister van
oorlog. Als die -d'c.n jongsten. klerk iaat
komen cn tot hem zegt: „Willcmse jij
bent nog fr-isch cn onbevangen, vertel
jij me eens wat jou idee is over den
diensttijd van de infanterie cn over
de vraag of de cavalerie moet
worden uitgebreid of afgeschaft?"
denkt iemand dan heiusch, dat Wil;
lemse zeggen zal: „Excellentie» als ik
het dan ronduit zeggen mag ze
moeten allebei worden opgebost cn
hoe ieder hoe -lifcvcr!".
Natuurlijk zegt WiEemse dat niet
iVoor geen goud van. -dé wereld. Die
Jieeft al heel wat levenswijsheid op;
gedaan, al is hij pas achttien jaar.
Toen hij pas van school kwam, is hij
eerst bij vader in -het limonadcfa;
briekje geweest en moest de heele
we-e'k de kleine ca f ét je s af-loopen. om
orders op -te halen- -da-t -de kerels
dikwijls niet betaalden w-as het ergste
nog -niet, maar dat je overal een con
sumptie moest nemen al was het maar
een kop slechte koffie of (wat nog
enger was) een. .glas van- je eigen
limonade en jc weet zoo precies wat
er ingaat, dat houdt op -den duur de
sterkste -maag niet uit.
Willemsc heeft dus zijn vader, de
limonade en dé (klanten den. rug toe;
gedraaid' en zich in d'cn. bote-rihaindei
begeven. Een. vet vak. heel wat anders
dan die schrale liiTDOna'de, waar
je mond soms krom van trok.
maar hij zelf is er niet vetter
van geworden» Voor een loon van, zes
gulden in de week (drie en zestig
sollicitanten er» er waren er, die 't
voor vijf gulden, wilden doen), moest
hij de heelic- administratie ami orde
houden, -de slechte, 'betalers achterna
loop'cn en als die baas ongesteld' was,
de küaniten bezoeken. Nou ja, dat heet;
te ongesteld-, -maar de hecf.e buunt
wist, dat de baas veel te vaak iro het
kroegje op den hoek zat en soms wel
eens vergat Om thuis te komen, al
wachtte moeder hem op met een stc;
viige tot of misschien wel daarom
Dan moest Willemsc altijd den vol
genden dag de klanten afloopen en
ccn prettig baantje was dat niet Ah
tijd klachten over de quaïiteit en in
den zomer smolt de waar van zelf
„die boter van jullie verdampt van
zelf", zeiden de kton-tcn, ,,'t is net
zuiver water". Een was er. die noem
de hem „meneer Margarine" en, in
formeerde belang®tellend: „hoe gaat
het met oom Wagensmeer cn werkt
tante Kokosnoot nog altijd zoo flink
in. d'e zaak mee?" Nee, z-oo'in baantje
paste Willemsc op den duur niet en
toen hij gevraagd had om twee gul»
den opslag en ten antwoord gekregen
had. „dat hij daar de, eerste tien. jaar
maar niet op rekenen moest", t-oen
schudde 'hij het st-of van d'enou ja,
boter van zijn voeten en bracht zelf de
■advertentie voor zijn opvolger naar
dc krant en zag den volgeraden moT;
gen een rij van- sollicitanten voor *t
kantoor staan, tot ver om den hoek
van <to volgende straat. Zoo cn- de
gauwigheid telde hij er zeven en tacb
tig. Hem een zorg!
Maar ja, je moet toch eten en vader
had gezegd: „zie dat je gauw een
ander baantje krijgt, want d-e cen-iige
van mijn klantje® -die geregeld be;
taalde, ss dood cm zijn café is .door
een neef ove-rgeraomen. die een neef
heeft die ook in limonade doet. Kon
jc maar 'n baantje op ccn van c d'e
parlementen krijgen, dat is vast cn
vc'lig en tegen dat je cr genoeg van>
hebt krijg je pensioen; daarna loef je.
nog makkelijk twintig jaar, want bij
het Rijk slijt je zoo gauw niietl"
Dat fo-rtuintje had hij zoowaar te
pakken gekregen, hij begreep zelf nog
niet hoe. Een ouwe schoolkameraad,
dien hij cens uit het water had
haalj fp>ak cr met zijn vader over cn-
die vader had een kennis in dc Witte,
deize hó£r ujj de; W'itte had kennis.
aan andere Lecren uit de Witte en
daaronder was een hooggeplaatst-
ambtenaar van het dopartcmen" van-
Oorlog en zoo was Willem als jonig»
ste klerk aan dat departement be
noemd.
Toen- hij de ben'Oe'ming thuis had,
was Willemsc te groot voor de
straat, te groot voor het Jimonadefaa
briekje in het achterhuis, waar moe»
der zelf d-c wa-sch 'deed. te groot voor
zijn tobiberigen vader, die al dadelijk
tegen hem opzag, te groot ook voor
zijm goeie jnoedor zelf.
Maar dat is tot daaraan toe: ik Woef
bier niet te m-oraliseeren over Wik
lem.se; alleen heb ijk met dc stukken,
willen aantooncn, dat van Willemsc
geen openhartig advies aan den Mk
n-ister te wachten is: „doek voor mijn
part de heele zaak maar op, Excels
lentieP Lang niet. Willemsc wil voor;
uit, die moet zijn heele leven tong van
den oorlog leven. Hij -kijkt al 'met een
scheef oog naar den ad'junict^com-
mies, die zoo bleek om zijn neus ziet
en zoo raar kan kuchen, als het oos
tenwind is. Je kunt raooit weten!
Nu moet ik weer tot het punt van
uitgang terugkomen, a.ndcns zouden
we haast vergeten, dat het heele ver;
haai over Willemsc diende om aan te
toonen, dat dc krans een onpartijdig
en belangeloos advies aan den Mini®;
ter g-even kan. Ma-ar al hebben we
het meermalen hardop aan, den tram=
conducteur gezegd of in den scheer;
salon, het lijkt wei of niemand er op
iet^
Kent u de geschiedenis van Jozef
II, keizer van Oostenrijk? Die had dc
gewoonte, als een echte 1-an-dsvader in;
cogroito door Wee non tc zwerven en
daarbij zijn ooren open tc zetten, zoo
dat hij h-eicl wat h-oor.de dat andie.rs
nooit tot hem doorgedrongen zou
zijn. Op een morgen was de Sh-oBbar-
bier zwaar verkouden en had dus af
laten weten, zoodat d-e keizer niet
geschoren was, omdat hij een ander
niet aan zijn kin kon velen, daar hij
een beetje gevoelig was. Toch
stapte hij op de wandeling een bar=
biersrwinkel 'binnen en ging n-et als de
eerste de beste burger in een- stoel
zitten. Er kwam een jongmaatje om
hem te helpen: „Kan dc n-atroon mij
zelf niet hejpcn?" vroeg de keizer.
„Hij is bezig", zei de jongen en keek
benauwd in de richting van zijn pa
troon.
.Dan zal ik even wachten", zei de
keizer.
„Mag ik u raiet 'scheren?" vroeg dc
jongen met een smcckend-c stem.
„Ik ben nogal'gevoelig, zie je. maa
als je erg jc ibcs't doet cn heel graaj
wilt.
„U doet mij cr een bijzonder groot
genoegen mee", zei dc jongen.
Keizer Jozef keek hem eens aan,
denkende: de jongen heeft mij her;
kend en wil er op bluffen, dat hij
den keizer geschoren heeft, maar
de knaap deed volstrekt «tót
.erlegcn en sloeg hem dien doek
al om de» hals. ..Ziet u". zei
dc knaap onder het inzeepen, „dc
vrouw van den patroon mag mij niet
lijden, omdat ik niet met haar lastige
kinderen y.il wandelen cn daarom za
nikt zij altijd haar man aan de ooren,
dat ik nooit een goeie kapper word.
Maar zegt u nou zelf: kan ik het vak
goed leeren, als ik iedcrcn dag voor
kindermeisje spelen moet?"
„Daar heb je igclijk in", zei dc keizer.
Juist op dat oogcnblik ging de deur
open en kwaim een groote vrouw bin;
nen, die met een schelle stem tegen
den jongen riep: „denk cr om, Franz.
je moet vanmiddag met Paulientje uit
in den kinderwagen, Hoor jc niet, ben;
gel? Waarom geef je geen antwoord?
Man, denk er om, dat je hem naar mij
toe stuurt, als hij klaar is met zijn
werk!**
„Ja, vrouw",. zei dc barbier onder»
danig.
„Hoort u wel?" vroeg de arme jon;
■gen zachtjes.
„Maak je maar niet ongerust", zei
de keizer even zacht. „Ik heb al den
tijd, het eerste uur ben ik nog niet
klaar".
De jongen begon tc scheren, zoo
langzaam als hij kon. Ieder baardhaar»
tje van zijn klant werd afzonderlijk
behandeld cn dc jongen had zoo'n
zachte hand, dat de keizer er niets yan
voelde. Toen hij geschoten was. wou
hij ook nog geknipt worden, ofschoon
dat pas dc vorige week gebeurd was
cn daarna moest dc jongen pommade
op zijn haar doen cn met ccn krulijzer
branden, want dat was in die dagen
('t is allemaal al lang geleden) zoo de
mode. Tóen verlangde hij nog een
wassching met welriekend water en
weet ik wat nog al meer cn als het
manicuren bestaan had. zou de keizer
dat zeker ook hebben laten doen, om»
dat je daar gemakkelijk den heelen
middag mee doorbrengen kunt. Maar
dat was toen nog niet uitgevonden. Dc
jongen deed zijn best en hij deed zijn
werk goed, maar dc patroon begreep
er niets van, dat dc nieuwe klant zoo;
veel ^iscfhen had cn was al bang, dat
hij zijn geld niet krijgen zou, maar de
keizer rammelde centpaar keer met de
thalcrs in zijn zak, hetgeen den man
geruststelde. Een paar maal kwam dc
vrouw eens op den drempel kijken, of
hij haast klaar was cn ging dan brom;
mend naar binnen.
Eindelijk was dc keizer klaar, betaal;
de en gaf ook ccn flinke fooi aan den
jongen, die verrukt was. Zijn voetstap;
pen waren nog niet koud, of de boozc
vrouw kwam voor den derden keer
kijken cn snauwde: „ben je eindelijk
klaar? Zet je pet op en ga met Pau;
lientje rijden in den kinderwagen!"
Zuchtend maakte de jongen* zich
klaar, toen een groote lakei van het
hof binnenstapte (cn zei: „Dc keizer
verwacht Madame onmiddellijk aan
het hof. Hij wil haar spreken cn zij
moet Paulientje meebrengen".
Verrukt over dc eer die haar tc
beurt viel, maar meteen ook benauwd,
want zij wist niet waarom zij komen
moest, ging de vrouw haar Zondagschc
klecrcn aantrekken cn Paulientje zoo
mooi mogelijk uitüossen: toen ze klaar
was, zei ze tot Franz: „dat treft goed,
want nu kun jij den wagen voor mij
duwen, het past niet, dat een dame,
die aan 't hof moet komen, zelf ach
ter dc;i wagen loopt."
Maar dc lakei kwam tusschenbeidc-
„Mijn orders zijn. dat Madame zelf
komt met Paulientje in den wagen. De
leerling Franz moet alleen komen, op
honderd pas afstand achter haar aan."
Dat verwonderde dc vrouw, maar
wat zou zij doen! Dc stoet ging op
weg en ik zeg u, dat die bekijks had.
Voorop de groote lakei, op een paar
pas afstands dc barbiersvrouw met
Paulientje in den wagen cn o-n hon»
derd pas daarachter tje jongen, in de
Zondagschc jas van zijn patroon, die
hem veel tc groot was. Zoo kwamen
ze aan 't palcis en werden bij den kei;
zcr toegelaten, die zei: „Laat Mada;
me binnenkomen met Paulientje, de
jongen moet even wachten".
Daarop zei Jozef tot de barbiers»
vrouw: „de leerling van uw man is een
voortreffelijke kapper; ik wil niet, dat
hij met Paulientje uitgaat in den kin»
derwagen. Dat is geen werk voor een
aanstaanden hofkapper, begrepen?"
.Majesteit...."' stamelde de vrouw,
die er niemendal van begreep.
„Stil en laat den jongen binnenko;
men". Toen dc knaap binnenkwam en
meteen in zijn verlegenheid struikel;
de over dc panden van dc fepstklccdij
van zijn patroon, lachte dc vrouw,
maar de keizer zei: „Knaap, jc hebt
mij zoo goed geschoren ,en geknipt,
dat ik jc benoem tot tweeden hofkap»
per, op een traktement van 300 tha;
Iers per jaar wat in die dagen een
groote som was. Toen stuurde hij den
overgelukki'gen jongen met het eerste
kwartaal van zijn tractoment naar
huis en gaf aan de vrouw ook nog 25
thalers, tot vergoeding van tijdverlies
en oponthoud. Paulientje, die nog geen
jaar oud was, dus te jong om alles tc
begrijpen, zetje een keel op van be;
lang. Maar de barbier zelf, een slim»
mcrik zooals de meeste barbiers, schil»
derde dadelijk op zijn ruiten: HOF;
LEVERANCIER VAN DEN KEI
ZER en daar had hij toch ook geen
ongelijk in.
Dit is dc geschiedenis van Keizer
Jozef II en wanneer .die werkelijk ge-'
beurd is (wat ik stellig geloof, omdat
ze staat te lezen in een gedrukt boekje
van echt Hollandsch papier met een
prachtig omslag cr om) dan is zc ge
beurd in het jaar 1788.
Maar Minister Kan loopt maar zoo
niet bij een kapper binnen (als die uit,
gaat heeft hij zichzelf al keurig gescho
ren) en zelfs wanneer hij tc Heemstede
komt om familie te bezoeken, kun jc
hem niet op straat aanhouden, in de
eerste plaats omdat het niet hoort cn
bovendien niet, omdat hij altijd op de
fiets zit cn rrrang voorbij is voordat je
het weet. Anders zou hij voor al die
bezoeken geen tijd hebben.
De vraag blijft dus: hoe kan ik de
plannen van onze krans aan hem voor-
dragen? Zoo maar naar zijn huis in den
Haag gaan cn daar aanbellen cn zeg
gen: „mag ik meneer Kan even spre
ken?" durf ik niet. Het meisje zou toch
waarschijnlijk zeggen: „Morgenochtend
om tien uur aan het departement van
binnenlandschc zaken" cn als ik daar
naar toe ga, bereik ik den Minister ze»
kcr niet. want dan krijgen de boden
de lucht van onze plannen en toten mij
niet toe, omdat als die goedgekeurd en
uitgevoerd worden, de helft van dc bo
den gedaan zullen krijgen, dus een van
de twee zeker en anderhalf als cr drie
zijn. Ja, hoe zou ik zelf wezen, wan
neer iemand kwam om mijn ontslag te
bewerken als Zaterdagayondpraatjes»
schrijver? Ik zou hem te vuur en tc
zwaard tegengaan, om zoo'n voordcc»
Iige betrekking (u moet weten: ik krijg
duizend gulden per praatje) tot mijn
laatsten snik te houden.
Want ik weet, ik ben er van over»
tuigd: als Minister Kan onze plannen
onder de oogen krijgt, voert hij die da»
delijk uit, zóó eenvoudig zijn zc. Het cl
van Columbus is daarbij vergeleken
een ingewikkelde zaak.
Eén ding blijft mij over: een krijgs-
list. Stuur ik den Minister ons voor»
stel toe, dan denkt hij dat het weer
zoo'n vervelend rapport is en leest het
zeker niet. Dus heb ik er wat op gevon
den, Ik stuur hem ons denkbeeld in
een mooien omslag, waarop met groote
letters door den heer Luitingh gecal»
Iigrafcerd is:
MODERNE METHODE OM IEDE.
RF.N TENNISWEDSTRIJD ONFEIL»
BAAR TE WINNEN.
Dat zal hij willen lezen, hij slaat het
boekje open cn is verloren.
Want ik zal aan de lezers van Haar»
Icm's Dagblad in strikt, vertrouwen
vertellen wat ons plan is. Eenvoudig
dit: op alle ministcriccle departemen»
{cn in den Haag wordt dc helft van dc
ambtenaren naar huis gestuurd. Daar»
door worden meteen de Staatsuitgaven
gehalveerd, want duizend man kunnen
maar de helft uitgeven als tweeduizend
man.
IJ zegt misschien: dc duizend moeten
gepensioneerd worden of op wachtgeld
gesteld en wat zal dat een geld kosten!
Volstrekt niet. Er is in .de laatste
jaren zooveel gesproken over emigra»
tic, welnu die duizend ambtenaren wor»
den met hun gezinnen als zc die heb»
ben gclandvcrhuisd naar Canada. Wij
zijn ze kwijt en als zij over den eersten
schrik heen zijn, is het veel gezonder
landbouwer tc wezen in Canada, dan
gebukt te zitten over ccn schrijftafel.
Misschien wordt cr wat tcgengesput»
terd. Het kan zelfs wezen,, dat er een
interpellatie gchoudciv- wordt in dc
Tweede Kamer, aldus:
Ten eerste: Is het den Minister bc»
kend dat.
Ten tweede: Meent dc Minister niet,
dat dit een verkeerde maatregel is, die
ten spoedigste teniet gedaan moet wor»
den?
Dan kan Minister Kan antwoorden:
Op vraag I: „natuurlijk weet ik cr
alles van. laat dc Kamer toch niet zu!k©
domme dingen vragen:
Op vraag II: „even natuurlijk trek
ik den maatregel niet in; inregcndccl,
als dc Kamer niet gauw zwijgt, stuur
ik de helft van dc leden ook mee naar
Canada, dc boot ligt cr nog."
Want dit is van mijn betoog do
waarachtige conclusie: Kamerleden cn
departementsambicnaren maken samen
dc duurte. Halveer ze cn dc belastin
gen worden gehalveerd. .Schaf ze heele»
maal af cn. maar dat zou al tc
mooi wezen en er moet in de wereld
iets te mopperen overblijven. Hoe zou
anders het mannengesprek in onze
krans kunnen bestaan